Deel twee
Verslag over de toepassing van de mededingingsregels in de Europese Unie
(Verslag samengesteld onder de verantwoordelijkheid van DG IV, in samenhang met het XXVIe Verslag van de Commissie over het Mededingingsbeleid 1996)
INHOUD I-
Mededingingsbeperkende afspraken : Artikelen 85 en 86 EG-Verdrag - Artikelen 65 en 66 EGKS-Verdrag
A - Samenvatting van zaken 1. Verboden 1.1. Horizontale overeenkomsten 1.2. Verticale overeenkomsten 2. Goedkeuringen 2.1. Horizontale overeenkomsten a) Strategische allianties b) Gemeenschappelijke ondernemingen en andere samenwerkingsvormen c) Andere horizontale overeenkomsten d) Uitwisseling van informatie e) Overeenkomsten inzake betalingssystemen f) Overeenkomsten in de verzekeringssector 2.2. Verticale overeenkomsten a) Alleenverkoop b) Andere verticale overeenkomsten 3. Afwijzing van klachten 4. Minnelijke schikking
133 133 133 133 134 137 137 137 140 144 145 146 149 151 151 155 157 158
B - Nieuwe regelgevende teksten en bekendmakingen die door de Commissie zijn vastgesteld of ingediend
170
C - Formele beschikkingen op grond van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag
171
1. Gepubliceerde beschikkingen 2. Andere formele besluiten 2.1. Beschikkingen waarin geen bezwaar wordt gemaakt op grond van Verordening (EG) nr. 870/95 (lijnvaartondernemingen) 2.2. Beschikkingen waarbij de Commissie een individuele vrijstelling verleent door middel van de verzetprocedure (Artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 betreffende het zeevervoer) 2.3. Beschikkingen houdende afwijzing van klachten
171 172 172
172 172
D - Bij administratieve brief in 1996 beëindigde zaken
173
E - Bekendmakingen in het kader van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag
177
1. Bekendmakingen overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 van de Raad MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
177
128 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
2. Bekendmakingen overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad en artikel 12, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad 3. Bekendmakingen waarin belanghebbenden worden verzocht hun opmerkingen betreffende de voorgenomen maatregelen kenbaar te maken
177 178
F - Perscommuniqués
179
G - Arresten en beschikkingen van de communautaire rechtscolleges
180
1. Gerecht van eerste aanleg 2. Hof van Justitie
180 182
II - Overheidsmonopolies en monopolierechten: artikelen 37 en 90 van het EG-Verdrag
185
A - Samenvatting van zaken
185
B - Nieuwe wetvoorschriften en mededelingen welke door de Commissie zijn goedgekeurd of voorgesteld
187
C - Beschikkingen van de Commissie
187
D - Persberichten
188
E - Arresten van de communautaire rechtscolleges
189
1. Het Gerecht van eerste aanleg
189
III - Concentratiecontrole: Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad en artikel 66 van het EGKS-Verdrag
191
A - Inleiding
191
B - Samenvattingen van zaken
192
1. Toepassing van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen 1.1. Samenvattingen van de belangrijkste of meest interessante beschikkingen krachtens artikel 6, lid 1, onder a) en b), van de concentratieverordening 1.2. Samenvattingen van de beschikkingen krachtens artikel 8 van de concentratieverordening 2. Concentraties die onder toepassing van artikel 66 van het EGKS-Verdrag vallen
192
192 206 214
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE 129
C - Beschikkingen van de Commissie 1. Beschikkingen op grond van de artikelen 6 en 8 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad 1.1. Beschikkingen op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 1.2. Beschikkingen op grond van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 2. Beschikkingen op grond van artikel 66 van het EGKS-Verdrag D - Perscommuniqués 1. Beschikkingen op grond van de artikelen 6 en 8 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad 1.1. Beschikkingen op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 1.2. Beschikkingen op grond van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 E - Beslissingen van de rechterlijke instanties van de Gemeenschap
215
215 215 221 221 222
222 222 230 230
1. Gerecht van eerste aanleg 2. Hof van Justitie
230 230
IV - Steunmaatregelen van de Staten
231
A - Samenvatting van zaken
231
1. Regionale steun 2. Sectoriële steun 2.1. Staalindustrie 2.2. Niet onder het EGKS-Verdrag vallende staalprodukten 2.3. Scheepsbouw 2.4. Automobielsector 2.5. Synthetische vezels 2.6. Financiële sector 2.7. Vervoersector 2.8. Landbouw- en visserijsector 2.9. Overige sectoren 3. Horizontale steun 3.1. Steun voor het milieu 3.2. Steun voor onderzoek en ontwikkeling 3.3. Steun voor internationalisering 3.4. Reddings- en herstructureringssteun 3.5. Steun voor werkgelegenheid en opleiding
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
231 237 237 243 243 247 252 253 256 261 265 276 276 277 282 284 285
130 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
B - Nieuwe regelgevende teksten en bekendmakingen die door de Commissie zijn vastgesteld of ingediend
285
C - Lijst van steunmaatregelen van de Staten in andere sectoren dan de landbouw, de visserij, het vervoer en de steenkoolindustrie
286
1. Gevallen ten aanzien waarvan de Commissie geen bezwaar heeft gemaakt, zonder de onderzoeksprocedure in te leiden 2. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag heeft ingeleid of een reeds bestaande procedure heeft voortgezet 3. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4, van Beschikking 3855/91/EGKS heeft ingeleid of een reeds bestaande procedure heeft voortgezet 4. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag heeft beëindigd 5. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4, van Beschikking 3855/91/EGKS heeft beëindigd 6. Gevallen waarin de Commissie een voorwaardelijke beslissing heeft genomen in de zin van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag 7. Gevallen waarin de Commissie een negatieve of gedeeltelijk negatieve eindbeslissing heeft genomen in de zin van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag 8. Gevallen waarin de Commissie een negatieve of gedeeltelijk negatieve eindbeslissing heeft genomen op grond van artikel 6, lid 4, van Beschikking 3855/91/EGKS 9. Gevallen waarin de Commissie dienstige maatregelen heeft voorgesteld in de zin van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag 10. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag heeft beëindigd 11. Gevallen waarin de Commissie een beslissing heeft genomen na het bij eenstemmigheid bepaalde advies van de Raad krachtens artikel 95 van het EGKS-Verdrag 12. Overige beschikkingen van de Commissie D - Lijst van steunmaatregelen van de Staten in andere sectoren 1. In de landbouwsector 1.1. Gevallen waarin de Commissie geen bezwaar maakt 1.2. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag heeft ingeleid 1.3. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag heeft beëindigd met een positieve eindbeschikking 1.4. Gevallen waarin de Commissie een negatieve eindbeschikking heeft gegeven op grond van artikel 93, lid 2, eerste alinea, van het EG-Verdrag
286
307
310 311 312 312
313
314 315 315
316 316 317 317 317 325 326
326
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE 131
2. In de visserijsector 2.1. Gevallen waarin de Commissie geen bezwaar heeft aangetekend zonder de onderzoeksprocedure in te leiden (1995) 2.2. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag heeft ingeleid, dan wel een reeds ingeleide procedure heeft voortgezet (1995) 2.3. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag heeft beëindigd 2.4. Gevallen waarin de Commissie een negatieve of gedeeltelijk negatieve eindbeslissing heeft genomen in de zin van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag 2.5. Beschikkingen van de Commissie - ontwikkeling 3. In de transportsector 3.1. Gevallen waarin de Commissie geen bezwaar heeft aangetekend 3.2. Gevallen waarin de Commissie een voorwaardelijke positieve beschikking heeft gegeven 3.3. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag heeft ingeleid, dan wel een reeds ingeleide procedure heeft voortgezet 3.4. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag heeft beëindigd 3.5. Gevallen waarin de Commissie een negatieve eindbeschikking heeft gegeven E - Arresten van de rechterlijke instanties van de Gemeenschap 1. Gerecht van eerste aanleg 2. Hof van Justitie
V - Internationale activiteiten Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Regering van de Verenigde Staten betreffende de toepassing van hun mededingingsregels (10 april 1995 tot en met 30 juni 1996) (1 juli 1996 tot en met 31 december 1996)
327 327
330 330
330 330 331 331 332
333 333 334 334 334 334
337
337 351
VI - De toepassing van de mededingingsregels in de lidstaten
359
A - Ontwikkelingen inzake wetgeving
359
B - Toepassing van de communautaire mededingingsvoorschriften door de nationale autoriteiten
364
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
132 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
C - Toepassing van de communautaire mededingingsvoorschriften door de nationale rechterlijke instanties
378
D - Toepassing van de Mededeling van 1993 inzake de samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties
381
VII - Statistieken
385
A - Artikelen 85 en 86
385
B - Concentratieverordening
387
C - Steunmaatregelen van de Staten
389
VIII - Studies
393
IX - Reacties op het XXVe Verslag
405
A - Europees Parlement 1. Resolutie over het XXVe Verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid (PB C 362 van 2.12.1996, blz. 135) 2. Antwoord op de ontwerp-resolutie van het Parlement over het XXVe Verslag over het mededingingsbeleid
405
B - Economisch en Sociaal Comité 1. Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het XXVe Verslag over het mededingingsbeleid (PB C 75 van 10.3.1997, blz. 22) 2. Antwoord van de Commissie op het advies van het Economisch en Sociaal Comité over het XXVe Verslag over het mededingingsbeleid
429
405 412
429 441
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 133
I - Mededingingsbeperkende afspraken : Artikelen 85 en 86 EG-Verdrag Artikelen 65 en 66 EGKS-Verdrag A - Samenvatting van zaken 1. Verboden 1.1. Horizontale overeenkomsten
Fenex De Commissie heeft een beschikking ten aanzien van de Nederlandse vereniging van expediteurs "Fenex" gegeven wegens de verspreiding van aanbevolen tarieven. Gedurende vele jaren heeft Fenex namelijk aanbevolen tarieven vastgesteld en onder haar leden verspreid met betrekking tot de in de zeehavens en aan de landgrenzen verleende expeditiediensten. Deze tarieven waren uitgedrukt in guldens of in percenten, soms met een minimumniveau, en werden door Fenex opgesteld en jaarlijks bijgewerkt voordat zij aan alle leden werden toegezonden. Zij werden op uniforme wijze vastgesteld zonder rekening te houden met de verschillen in kostprijsstructuur bij de betrokken ondernemingen. Aanbevolen tarieven die door een beroepsorganisatie worden verspreid, kunnen de ondernemingen er echter toe aanzetten hun tarieven hieraan aan te passen, ongeacht hun eigen kostprijs. Door een dergelijke handelwijze worden ondernemingen die de laagste kostprijzen hebben, ontmoedigd om hun prijzen te verlagen, hetgeen een kunstmatig voordeel biedt aan ondernemingen die hun productiekosten het minst beheersen. De Commissie was derhalve van oordeel dat een beschikking behoorde te worden gegeven waarin de inbreuk wordt geconstateerd ten einde het onwettige karakter van de door de beroepsorganisaties verspreide tarieflijsten duidelijk vast te stellen1. De Commissie maakt in haar beschikking echter wel een onderscheid tussen de verspreiding van dergelijke aanbevolen tarieven door een beroepsorganisatie enerzijds en het verspreiden van inlichtingen die het voor ondernemingen eenvoudiger maken de eigen kostprijsstructuur te berekenen en aldus zelfstandig de verkoopprijzen vast te stellen anderzijds. Aanbevolen tarieven kunnen de ondernemingen er toe aanzetten hun tarieven hieraan aan te passen, ongeacht hun eigen kostprijs. Dit gevaar bestaat echter niet bij een prijsberekeningssysteem. Bijgevolg heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan het prijsberekeningssysteem dat voortaan door Fenex wordt verspreid en iedere onderneming in staat stelt haar verkoopprijzen aan de hand van de eigen kosten te bepalen. Het betreft een rechtmatige vorm van bijstand van de beroepsorganisaties aan hun leden, welke met name van belang is wanneer deze een beperkte omvang hebben.
1
Deze benadering is in overeenkomst met de rechtspraak van het Hof van Justitie: Zaak 8/72 Cementhandelaren tegen Commissie, Jurispr. 1972, 977; Zaak 45/85 Verband der Sachversicherer tegen Commissie, Jurispr. 1987, 405; zie ook gevoegde zaken 209 tot 215 en 218/78 Heintz van Landewyck tegen Commissie, Jurispr. 1980, 3125 en gevoegde zaken 96-102, 104, 105, 108 en 110/82 NV IAZ International Belgium tegen Commissie, Jurispr. 1983, 3369.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
134 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Ferrymaatschappijen De Commissie heeft geldboeten ten belope van 645.000 ecu opgelegd aan vijf exploitanten van ferrydiensten tussen het Verenigd Koninkrijk en het continent, met name P&O European Ferries, Stena Line, Sea France, Brittany Ferries en North Sea Ferries, wegens een inbreuk op artikel 85 van het EGVerdrag. De betrokken ondernemingen hadden onderlinge afspraken gemaakt over het bedrag en de datum van invoering van een valutatoeslag op vrachtvervoer, ten gevolge van de devaluatie van het Britse pond in september 1992. De Commissie had toendertijd een klacht ontvangen waarin werd aangevoerd dat een aantal ferrymaatschappijen hadden aangekondigd dat gelijke toeslagen zouden worden aangerekend voor het vrachtvervoer op de routes tussen het Verenigd Koninkrijk en het continent. De toeslagen werden op dezelfde datum ingevoerd en volgens dezelfde methode berekend, en bovendien hadden bepaalde maatschappijen hun klanten quasi identieke brieven toegestuurd. De Commissie heeft in 1993 in de kantoren van een aantal ferrymaatschappijen verificaties zonder voorafgaande waarschuwing verricht, die het bewijs hebben opgeleverd dat een aantal van de betrokken ondernemingen onderlinge afspraken hadden gemaakt over een valutatoeslag. De onderling afgestemde feitelijke gedraging heeft niet echt het verwachte effect gehad en was van korte duur (de toeslag werd op 1 november 1992 ingevoerd en op 31 december 1992 opgeheven), grotendeels omdat de ondernemingen deze niet ten volle konden toepassen en wegens het verzet van de klanten. Hoewel de Commissie, gezien de korte duur van de inbreuk, niet van oordeel was dat zeer aanzienlijke geldboeten moesten worden opgelegd, meende zij evenwel dat louter symbolische geldboeten niet dienstig waren gezien de flagrante aard van de inbreuk. Derhalve werden de onderstaande geldboeten opgelegd: P&O European Ferries - 400.000 ecu Stena Sealink - 100.000 ecu Sea France - 60.000 ecu Brittany Ferries - 60.000 ecu North Sea Ferries - 25.000 ecu De partijen dienen de geldboeten binnen drie maanden te betalen. 1.2. Verticale overeenkomsten
Adalat De Commissie heeft in een beschikking vastgesteld dat de Duitse producent van farmaceutische producten Bayer AG inbreuk heeft gepleegd op artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en aan dit bedrijf een geldboete ten belope van 3.000.000 ecu opgelegd. Blijkens de documenten die bij verificaties in verscheidene bedrijven van het concern werden meegenomen, beschouwt het Bayer-concern zeker sinds eind jaren '80 de parallelexport van het MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 135
geneesmiddel Adalat (in Frankrijk Adalate) naar het Verenigd Koninkrijk als een probleem. Dit geneesmiddel voor hart- en vaatziekten is één van de belangrijkste specialiteiten die door het concern op de markt worden gebracht. De prijs van dit geneesmiddel varieert sterk naar gelang van de landen van de Unie waar het op de markt komt. In het Verenigd Koninkrijk vertoont Adalat qua marktaandeel de beste resultaten. In het Verenigd Koninkrijk wordt Adalat voorts tegen een aanzienlijk hogere prijs verkocht dan in de andere Lid-Staten, met name Frankrijk en Spanje. Vóór 1989 in Spanje en vóór 1991 in Frankrijk hadden de voornaamste klanten van de Spaanse respectievelijk de Franse dochteronderneming van Bayer, de groothandelaren in farmaceutische producten van deze Lid-Staten, de gewoonte grotere hoeveelheden Adalat te bestellen dan zij nodig hadden om de binnenlandse markt te bevoorraden. De overschotten werden naar andere Lid-Staten uitgevoerd, vooral naar het Verenigd Koninkrijk. Vanaf september 1991 constateerden de Franse groothandelaren dat Bayer Frankrijk hun niet langer de totale hoeveelheid leverde van de door hun gedane bestellingen van Adalate. Hetzelfde gebeurt in Spanje sinds begin 1989. Bayer Spanje had een gecomputeriseerd systeem opgezet om erachter te komen welke de exporterende groothandelaren waren. De groothandelaren in Frankrijk en in Spanje zetten hun zakelijke betrekkingen met Bayer voort om Adalat geleverd te krijgen. Zij trachtten op verschillende manieren grotere hoeveelheden dan de voor de dekking van de binnenlandse behoeften vereiste hoeveelheden geleverd te krijgen om naar het Verenigd Koninkrijk te blijven exporteren. De groothandelaren pasten hierbij met name een systeem toe waarbij zij voor de export bestemde bestellingen over hun verschillende vestigingen verdeelden en een systeem waarbij bestellingen werden doorgegeven aan andere, kleine, "niet-gecontroleerde" groothandelaren. Zo hebben zij zich in de wijze van bestellen aangepast aan de eis van Bayer, namelijk dat het product niet geëxporteerd mocht worden. Bayer Frankrijk en Bayer Spanje hebben de geleverde hoeveelheden in opeenvolgende fasen bij wijze van sanctie verminderd toen van één van de groothandelaren was ontdekt dat deze tevens exporteerde. Uit al deze elementen van het gedrag van Bayer Frankrijk en Bayer Spanje blijkt dat deze bedrijven hun groothandelaren voortdurend bedreigden met vermindering van de geleverde hoeveelheden, een dreigement dat herhaaldelijk tot uitvoering werd gebracht wanneer zij zich niet aan het exportverbod hielden. Dit exportverbod maakt deel uit van de voortdurende zakelijke betrekkingen tussen Bayer Frankrijk en Bayer Spanje en hun respectieve groothandelaren. De groothandelaren, zowel in Frankrijk als in Spanje, hebben namelijk door hun gedrag laten blijken dat zij het exportverbod aanvaardden. Men kan dus stellen dat er tussen de partijen (Bayer Frankrijk en zijn groothandelaren, enerzijds, en Bayer Spanje en zijn groothandelaren anderzijds) een overeenkomst inzake een exportverbod bestaat die onder artikel 85, lid 1, valt. Bij de vaststelling van het bedrag van de boete heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat het hier een ernstige inbreuk op het Gemeenschapsrecht betreft. Voorts heeft zij rekening gehouden
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
136 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
met het feit dat geneesmiddelenprijzen niet op autonome wijze door de ondernemingen worden vastgesteld maar, integendeel, afhankelijk zijn van de diverse nationale voorschriften ter zake.
Novalliance/Systemform Op 4 december 1996 heeft de Commissie Systemform GmbH, een Duitse producent van apparatuur voor het verwerken van omvangrijke computeruitdraaien, een geldboete van 100.000 ecu opgelegd. De Commissie meende dat Systemform een distributiesysteem hanteerde dat de Europese markt voor haar producten volgens nationale lijnen opdeelde en Systemform in staat stelde invloed uit te oefenen op de verkoopprijs van haar distributeuren. Dit zijn beide duidelijke inbreuken op de communautaire mededingingsregels, in het bijzonder op artikel 85 van het EG-Verdrag. De Commissie stelde vast dat Systemform distributieovereenkomsten had gesloten die Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg, Zweden, Denemarken, Spanje, Oostenrijk, Griekenland en Nederland bestreken. Sommige van deze overeenkomsten waren reeds in 1984 gesloten. In al deze overeenkomsten werd het de distributeur uitdrukkelijk verboden om Systemformproducten buiten het aan hem toegewezen nationale grondgebied te exporteren. In bepaalde overeenkomsten werd het de distributeur zelfs verboden producten te verkopen aan ondernemingen in zijn eigen grondgebied waarvan bekend was dat deze de bedoeling hadden de goederen buiten het grondgebied te exporteren. Al deze verbodsbepalingen gaan verder dan de uitvoerbeperkingen die zijn toegelaten krachtens de groepsvrijstelling voor alleenverkoopovereenkomsten van de Commissie. Bovendien bevatten al deze overeenkomsten de verplichting dat de verkoopprijzen gezamenlijk worden vastgesteld door Systemform en de distributeur, of dat Systemforms ten minste op de hoogte wordt gehouden van de verkoopprijzen. De geldboete weerspiegelt de strikte houding van de Commissie ten aanzien van elke distributievorm die belemmeringen van het handelsverkeer tussen Lid-Staten veroorzaakt of de concurrentie tussen verschillende verkopers van hetzelfde merk van goederen beperkt. Bij de vaststelling van het bedrag van de boete heeft de Commissie ook rekening gehouden met het feit dat Systemforms de in de formele mededeling van punten van bezwaar uiteengezette opmerkingen van de Commissie niet heeft aangevochten en een aanvang heeft gemaakt met de wijziging van haar overeenkomsten voordat haar een mededeling van punten van bezwaar was toegezonden. In de oorspronkelijke klacht van Novalliance SA, een Franse distributeur van kantooruitrusting, werd beweerd dat Systemforms territoriale beperkingen oplegde omdat zij had geweigerd haar alleenverkoper voor Griekenland, Novapost, te bevoorraden, nadat deze een niet uitgelokte bestelling van Novalliance had voldaan. Bij het onderzoek van deze bewering stelde de Commissie vast dat: (i) er geen sprake was van een uitdrukkelijke weigering tot levering door Systemform; (ii) er tussen Novapost en Novalliance een distributieovereenkomst gold, zodat elke verkoop van Novapost aan Novalliance eerder "actief" als "passief" van aard was; (iii) naar het bleek Novapost en Novalliance gezamenlijk werden gecontroleerd door een derde onderneming. Deze groep van ondernemingen vormt één enkele economische entiteit en elke poging van die economische entiteit om via een van haar samenstellende eenheden goederen te koop aan te bieden buiten het toegewezen gebied, zou een actieve poging tot uitvoer zijn. Elke
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 137
verkoop van Novalliance in Frankrijk zou een actieve verkoop vormen buiten het haar door deze groep van ondernemingen toegewezen gebied. Dit onderdeel van de klacht werd derhalve niet weerhouden.
2. Goedkeuringen 2.1. Horizontale overeenkomsten a) Strategische allianties
Lufthansa/SAS Op 16 januari 1996 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de op 11 mei 1995 gesloten samenwerkingsovereenkomst tussen Lufthansa en SAS. Met deze overeenkomst wordt beoogd een duurzame alliantie tot stand te brengen door de oprichting van een geïntegreerd luchtvervoersysteem op operationeel en commercieel gebied. De overeenkomst omvat de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die door de twee luchtvaartmaatschappijen zal worden belast met de exclusieve aanbieding van lijndiensten voor het vervoer van passagiers en vracht tussen Duitsland en Scandinavië. Voor de rest van de wereld willen de partijen hun dienstverlening integreren, met name wat betreft de netwerkplanning, het tariefbeleid en de harmonisatie van de diensten, zonder echter een gemeenschappelijke eenheid op te richten. Volgens de partijen heeft de samenwerking een tweevoudige doelstelling: de oprichting van een ruimer Europees en wereldnetwerk en de tenuitvoerlegging van een kostenbesparingsplan voor de twee ondernemingen. Het economisch belang van de operatie dient te worden benadrukt. Met betrekking tot het aantal in Europa vervoerde passagiers/kilometer zijn Lufthansa en SAS namelijk respectievelijk de tweede en de derde Europese luchtvaartmaatschappij. Hun samenwerkingsovereenkomst zal er dan ook toe leiden dat de mededinging, in het bijzonder op de routes tussen Scandinavië en Duitsland, aanzienlijk wordt beperkt. De overeenkomst heeft ook positieve aspecten, die in het licht van de herstructurering van de Europese luchtvervoersector moeten worden onderzocht. De twee luchtvaartmaatschappijen zullen de beschikking hebben over een veel efficiënter wereldnet, waardoor zij de concurrentie met andere, inzonderheid niet-Europese, luchtvaartmaatschappijen beter zullen aankunnen. Voorts vormt het kostenbesparingsplan, dat samenhangt met de overeenkomst tussen Lufthansa en SAS, een belangrijke factor waarmee rekening gehouden moet worden. Daarenboven zou deze overeenkomst voor de gebruikers voordelen bieden aangezien zij de beschikking krijgen over een uitgebreidere dienstverlening, onder meer dank zij het grotere netwerk, betere aansluitingsmogelijkheden en het gebruik van een gemeenschappelijk MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
138 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
klantenbindingsprogramma. Daarenboven zullen zij indirect ook baat vinden bij de kostenbesparingen van de ondernemingen. Derhalve was de Commissie van mening dat deze samenwerking voor een periode van tien jaar kon worden toegestaan, mits voorwaarden worden opgelegd die andere luchtvaartmaatschappijen in staat moeten stellen diensten te exploiteren op de routes tussen Scandinavië en Duitsland, in concurrentie met Lufthansa en SAS. Deze voorwaarden betreffen voornamelijk het ter beschikking stellen van slots op verzadigde luchthavens, de bevriezing van het aantal door Lufthansa en SAS verzorgde vluchten, de sluiting van een interlining-overeenkomst met nieuwe marktdeelnemers, de deelneming door de laatstgenoemden aan de klantenbindingsprogramma's van Lufthansa en SAS en de beëindiging door de betrokken partijen van sommige van hun samenwerkingsovereenkomsten met andere luchtvaartmaatschappijen.
Atlas/Global One Op 17 juli 1996 heeft de Commissie haar toestemmming gegeven voor Atlas, een gemeenschappelijke onderneming tussen Deutsche Telekom AG (DT) en France Télécom (FT) met het oog op de levering van telecommunicatiediensten aan de grote gebruikers in Europa. De ATLAS-diensten omvatten onder meer netwerkdiensten, outsourcing en diensten via VSAT-satellieten. De Commissie heeft ook toestemming gegeven voor de gemeenschappelijke onderneming GlobalOne, met het oog op de samenwerking tussen Atlas en Sprint Corporation (Sprint) voor de levering van deze diensten op wereldschaal. GlobalOne biedt dezelfde diensten aan als Atlas, alsook diensten voor reizigers en telecommunicatiediensten ten behoeve van andere telecommunicatiebedrijven (TO's). Van de betrokken productmarkten roept de dienstverlening aan bedrijven ernstige vragen op met betrekking tot de mededinging in de EER, met name de markt voor datatransmissie via aardse netwerken. DT en FT hebben er marktaandelen van meer dan 70%, resp. in Duitsland en Frankrijk, die zijn geconsolideerd door een wettelijk monopolie voor de levering van infrastructuur. Bovendien zou met het Atlas-project een concurrent van DT in Duitsland, met name de lokale dochter van FT, Info AG, worden afgestoten. In de loop van de procedure hebben Frankrijk en Duitsland er zich allereerst toe verbonden de alternatieve infrastructuur te liberaliseren door de totstandbrenging van een stelsel van licenties voor alle exploitanten die voldoen aan bepaalde technische voorwaarden, opdat de concurrenten minder afhankelijk zouden zijn van de netten van FT en DT. De Commissie heeft de goedkeuring van Atlas/GlobalOne afhankelijk gesteld van de concessie van de eerste twee vergunningen in Frankrijk en Duitsland voor nieuwe infrastructuur. Voorts hebben DT en FT de samenvoeging van hun nationale netten voor datatransmissie in de gemeenschappelijke onderneming uitgesteld totdat de telecommunicatiemarkten in Duitsland en in Frankrijk volledig zullen zijn geliberaliseerd. Tenslotte heeft FT zich ertoe moeten verbinden Info AG te verkopen. Deze gewijzigde overeenkomst, alsmede de strikte voorwaarden en verplichtingen, garanderen dat de twee projecten aan een steeds grotere vraag zullen voldoen en dat zij zullen concurreren met verschillende reeds actieve leveranciers van telecommunicatiediensten op wereldvlak zonder te leiden tot een uitschakeling van de mededinging.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 139
Iridium De Commissie heeft bij een formele beschikking het licht op groen gezet voor de oprichting van Iridium, een onderneming die wordt geleid door het Amerikaanse bedrijf Motorola Inc., om met ingang van het laatste kwartaal van 1998, met gebruik van een constellatie van satellieten in lage omloopbanen (low earth orbit, "LEO2") mondiale digitale draadloze communicatiediensten te kunnen aanbieden. Hiertoe moeten de komende twee jaar 66 satellieten worden gelanceerd en in een baan om de aarde gebracht. De diensten omvatten mobiele spraak-, paging- en basis-datadiensten (waaronder fax), die worden aangeboden via zakapparatuur (dual- of single-mode), autotelefoons, semafoons en andere abonnee-apparatuur. Eigenaar van Iridium zijn naast Motorola 16 strategische investeerders, waaronder aanbieders van telecommunicatiediensten en producenten van apparatuur uit de hele wereld. Ook twee Europese ondernemingen hebben een strategisch belang in Iridium, te weten STET (Italië; een belang van 3,8%) en Vebacom (Duitsland; een belang van 10%). Ieder van hen heeft een eigen territorium voor gatewaydiensten, dat verschillende delen van Europa bestrijkt en heeft het daaraan verbonden exclusieve recht om op het betrokken territorium een gateway te installeren en exploiteren. In de beschikking werd vastgesteld dat de oprichting van Iridium buiten het toepassingsgebied van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst valt. In dit verband werd geconcludeerd dat van geen enkele van de strategische investeerders redelijkerwijze kon worden verwacht dat hij alleen de enorme investeringen (bijna 5 miljard USD) zou doen die noodzakelijk zijn en het uitzonderlijk hoge risico zou dragen van een technische of commerciële mislukking, die inherent is aan een dergelijk nieuw systeem. Bovendien bezit geen enkele investeerder over alle noodzakelijke licenties om zulk een systeem te exploiteren. Satellietsystemen zoals Iridium (algemeen bekend als S-PCS-systemen3) zullen naar verwachting een aanvulling vormen op de draadloze terrestrische mobiele technologie (zoals GSM) in gebieden waar het cellulaire netwerk niet is doorgedrongen (zoals plattelandsgebieden in de ontwikkelde landen en zowel stedelijke als plattelandsgebieden in lage-inkomenslanden), of daar waar door incompatibele technologie terrestrische roaming niet mogelijk is. Voorts wordt verwacht dat S-PCS-systemen een aanvulling op en zelfs een substituut voor het vaste openbare geschakelde telefoonnetwerk zullen worden, waarmee in afgelegen gebieden met lage bevolkingsdichtheid en/of daar waar de terrestrische infrastructuur zeer slecht ontwikkeld is, het bereik van de diensten kan worden uitgebreid. Ook in verband met verschillende bijkomende beperkingen werd geconcludeerd dat de medediningingsregels van het EG-Verdrag en de EER-Overeenkomst niet van toepassing waren; met name wat de distributie van Iridium-diensten betreft en het prijsbeleid dat Iridium als richtsnoeren aan de gateway-exploitanten zou kunnen voorstellen. De distributie van Iridium-diensten wordt georganiseerd rond enerzijds de gateway-exploitanten - de strategische investeerders in Iridium -, die binnen hun respectieve territoria exclusieve rechten
2
780 km boven het aardoppervlak.
3
De Commissie heeft het geval Inmarsat-P/ICO S-BCS goedgekeurd. Voor nadere gegevens omtrent het Inmarsat-P-systeem, zie de bekendmaking overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17, die in PB C 304 van 15 november 1995, blz. 6, gepubliceerd is.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
140 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
hebben om de gateways te installeren en te exploiteren, en te fungeren als, of anderen aan te wijzen om te fungeren als dienstverrichters binnen het territorium, en anderzijds de dienstverrichters die door de gateway-exploitanten worden aangewezen, hetgeen over het algemeen op niet-exclusieve basis geschiedt, en verantwoordelijk zijn voor de relatie met de klanten, en tenslotte Iridium, die als "producent" van de diensten een aantal centrale functies vervult, zodat de coherentie in het systeem gewaarborgd is. Rekening houdend met de zeer hoge risico's van het Iridium-systeem en de noodzaak gatewayexploitanten voor alle delen van de wereld aan te trekken, kunnen de aan de gateway-exploitanten verleende exclusieve rechten worden gezien als een prikkel voor investeerders om deze risico's op zich te nemen. Desalniettemin heeft de Commissie, gezien de zeer sterke positie van STET in Italië op het gebied van het aanbieden van satellietdiensten, een bijkomende bescherming geëist met betrekking tot Italië. Zo hebben de partijen bevestigd dat de Iridium-overeenkomsten de toegang van andere ondernemingen of personen tot de telecommunicatie-infrastructuur van STET niet belemmeren, met uitzondering van de STET-faciliteiten die specifiek voor het Iridium-systeem ontwikkeld worden. Bovendien heeft de Commissie er in de beschikking uitdrukkelijk op gewezen dat het tijdelijke karakter van de exclusieve rechten die aan de als gateway-exploitanten optredende investeerders verleend worden, kan worden herzien, als substantiële wijzigingen optreden in de aan deze zaak eigen omstandigheden, met name als Iridium met betrekking tot het feitelijke aanbod van S-PCS-diensten een machtspositie zou verwerven. - Iridium kan voorstellen inzake prijsbeleid doen in de vorm van richtsnoeren voor haar gatewayexploitanten. De inhoud van deze richtsnoeren werd de Commissie medegedeeld. In de richtsnoeren wordt verwezen naar regels voor de verdeling van de kosten over de gateways bij gesprekken waarvoor van meerdere gateways gebruik wordt gemaakt, alsmede naar bepalingen inzake valuta's en wisselkoersen. Elke gateway-exploitant wordt geacht deze richtsnoeren op te volgen, voor zover de toepasselijke wet- en regelgeving zulks toelaat, maar is verder vrij zelf zijn prijzen te bepalen. De richtsnoeren beogen hoofdzakelijk het behoud van de samenhang en integriteit van de wereldwijde dienst die Iridium levert. Met name voor de potentiële gebruikers van het systeem is die samenhang van belang. Meestentijds zullen zij zich namelijk van het ene naar het andere deel van de wereld verplaatsen, maar willen zij toch één factuur in één valuta ontvangen. In de beschikking heeft de Commissie erkend, zoals ook in de IPSP-beschikking4 aanvaard is, dat het uitgangspunt van uniforme prijzen in verschillende territoria, in combinatie met gedecentraliseerde verkoop, geschikt lijkt om tegemoet te gekomen aan de behoeften van cliënten. b) Gemeenschappelijke ondernemingen en andere samenwerkingsvormen
BNP/Dresdner Bank Op 24 juni 1996 heeft de Commissie een beschikking gegeven met het oog op de vrijstelling, uit hoofde van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, van
4
PB L 354 van 31.12.1994, blz. 75 e.v., overweging 55. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 141
een overeenkomst die voorziet in een algemene en in beginsel exclusieve mondiale samenwerking tussen de Banque Nationale de Paris (BNP; neemt op basis van het balanstotaal de vierde plaats in in Frankrijk, de zevende in Europa en de negentiende wereldwijd) en de Dresdner Bank (DB; neemt op basis van het balanstotaal de tweede plaats in in Duitsland, de twaalfde in Europa en de zesentwintigste wereldwijd). De vrijstelling werd voor 10 jaar verleend. Op intern niveau betreft de samenwerking zo goed als alle organisatorische gebieden, zoals informaticatoepassingen, beheermethoden, en de ontwikkeling van nieuwe technieken en bankproducten. Op extern niveau voorziet de overeenkomst in een nauwe samenwerking, vooral op internationaal gebied (internationale financieringen, merchant banking, beleggingen van effecten). De samenwerkingsvorm hangt af van het specifieke producttype en kan een gezamenlijk overeengekomen marketing van effecten behelzen, of ook de verplichting inhouden om de andere partner te verzoeken deel te nemen aan een internationale operatie (bij voorbeeld een internationale financiering), waarbij deze partner slechts op redelijke gronden kan weigeren deel te nemen. De samenwerking in de landen waar beide banken hun thuismarkt hebben (Duitsland en Frankrijk) zal onder een andere vorm gebeuren dan de samenwerking in de "derde landen" (alle andere landen). Wat de twee thuismarkten betreft, is de samenwerking erop gericht dat beide banken hun producten aan hun partner ter beschikking stellen voor distributie via diens netwerk. De oorspronkelijk aangemelde samenwerkingsovereenkomst deed een probleem rijzen op het gebied van de samenwerking op de bankmarkten in Duitsland en Frankrijk. Zij bevatte een zogenaamde exclusiviteitsclausule waardoor een van beide banken haar veto kon uitspreken tegen een samenwerkingsovereenkomst van de andere bank met een nationale concurrent van de eerste. Door deze clausule kon de BNP bij voorbeeld verhinderen dat DB een samenwerkingsovereenkomst zou sluiten met een andere Franse bank. Deze clausule zou elk van beide banken zo het algemene en absolute recht hebben gegeven om de minst dure toegangsweg tot de binnenlandse markt van de andere te blokkeren. Een dergelijke bescherming van de binnenlandse markten tegen de mededinging van een andere grote bank op nationaal en Europees vlak kan niet worden aanvaard in de Europese Unie, waar de concurrentie nog zal vergroten door de opkomst van nieuwe marktdeelnemers op de nationale markten. Nadat de diensten van de Commissie bezwaar hadden gemaakt tegen deze clausule, hebben beide banken ermee ingestemd dit absolute weigeringsrecht te beperken tot de gevallen waarin de samenwerkingsovereenkomst met de derde partij het gebruik van know-how5 of zakengeheimen behelst, die voortvloeien uit de samenwerking of welke afkomstig zijn van de bank die het vetorecht bezit. Deze wijziging van de samenwerking werd verduidelijkt in een bijlage bij de samenwerkingsovereenkomst die eveneens bij de Commissie werd aangemeld. In de derde landen zullen beide banken hun bestaande activiteiten hergroeperen om hun efficiëntie en rentabiliteit te verbeteren. Nieuwe activiteiten in derde landen zullen gezamenlijk worden ondernomen.
5
In de zin van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 240/96 van de Commissie van 31 januari 1996 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten betreffende technologieoverdracht, PB L 31 van 9.2.1996, blz. 2.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
142 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Te zijner tijd zullen de activiteiten in derde landen kunnen worden ondergebracht in een holdingmaatschappij waarvan elk van beide banken de helft van de aandelen zal bezitten. In haar beschikking splitst de Commisie de bankwerkzaamheden op in drie grote categorieën: - bankdiensten voor particuliere klanten ("retail banking") worden verleend aan particuliere klanten en kleine ondernemingen; deze activiteiten hebben een nationale dimensie; - bankdiensten voor ondernemingen en overheidsorganen ("wholesale banking") hebben meestal een nationale dimensie, met uitzondering van de internationale financieringen die een internationale dimensie hebben; - activiteiten die verband houden met de financiële markten hebben voornamelijk een internationale dimensie. Wat de bankdiensten voor particuliere klanten en voor ondernemingen en overheidsorganen met een nationale dimensie in Duitsland en Frankrijk betreft, wordt in de beschikking een beperking van de potentiële concurrentie vastgesteld. De gewijzigde exclusiviteitsclausule leidt eveneens tot een eventuele beperking van de mededinging tussen beide banken op de thuismarkten. Niettemin komt de overeenkomst krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst in aanmerking voor een ontheffing. Dank zij de samenwerking zal de productie van bankdiensten die aan cliënten in deze landen worden aangeboden, immers verbeteren (totstandbrenging van schaalvoordelen, verkoop van nieuwe bankproducten). Tevens zal de distributie van producten van elk van de overeenkomstsluitende partijen in het andere land worden verbeterd. Zo wordt het bij voorbeeld mogelijk in een kantoor van één van de partners een transactie de doen op de rekening bij de andere partner. De gewijzigde exclusiviteitsclausule komt ook in aanmerking voor de ontheffing omdat zij noodzakelijk is voor de samenwerking. Wat de bankactiviteiten voor particuliere klanten en voor ondernemingen en overheidsorganen in derde landen (d.w.z. alle andere landen behalve Duitsland en Frankrijk) betreft, wordt in het voorontwerp van de beschikking vastgesteld dat de overeenkomst de concurrentie niet merkbaar beperkt. Ook op het gebied van de internationale financiële markten dient niet te worden gevreesd voor een aanzienlijke concurrentiebeperking. Op dit gebied zullen de twee banken beter kunnen concurreren met de grote internationale banken, met name uit Amerika en Azië.
Channel Five Broadcasting Op 27 oktober 1995 heeft de Britse regulerende instantie voor commerciële televisie, de Independent Television Commission, het concessierecht voor de exploitatie van 's lands vijfde aardse televisiezender met vrije toegang voor tien jaar toegekend aan Channel Five Broadcasting Limited (C5B), een nieuwe gemeenschappelijke onderneming die werd opgericht door MAI plc, Pearson Television Ltd, Compagnie Luxembourgeoise de Télédiffusion S.A. en Warburg, Pincus Ventures LP. De oprichting van de gemeenschappelijke onderneming was oorspronkelijk op 21 november 1995 bij de Commissie aangemeld uit hoofde van Verordening nr. 4064/89 van de Raad. Op 22 december 1995 besloot de Commissie dat de gemeenschappelijke onderneming niet binnen de werkingssfeer van de Concentratieverordening viel, maar veeleer onderzocht moest worden op grond van Verordening nr. 17/62 van de Raad. In de loop van het onderzoek vond de Commissie geen aanwijzingen die de redelijke verwachting teniet doen dat de oprichting van een vijfde televisiezender met vrije toegang de concurrentie op de MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 143
Britse markt zal vergroten, in het bijzonder wat het programma-aanbod en de reclamezendtijd betreft. Van de moedermaatschappijen is alleen MAI momenteel werkzaam in de relevante productmarkt, met name aardse televisie met vrije toegang, via participaties die zij heeft in 2 van de 15 regionale licentiehouders van Channel 3. Een coördinatie van de programmering tussen C5B en de dochters van MAI is vrijwel uitgesloten, rekening houdend met de manier waarop de programmering van Channel 3 wordt georganiseerd via het onafhankelijke Independent Television Association’s Network Centre. De enige markt waarop meer dan één van de moedermaatschappijen aanwezig is, is de hogerop liggende markt voor televisieprogrammering. Het gezamenlijk aandeel van de partijen bij de gemeenschappelijke onderneming in de markt van het onafhankelijke televisieprogramma-aanbod is echter klein. Tenslotte leidde de overeenkomst tussen de aandeelhouders tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming niet tot een merkbare beperking van de mededinging. De Commissie heeft de partijen bij de gemeenschappelijke onderneming C5B derhalve op 12 maart 1996 een administratieve brief toegestuurd houdende een negatieve verklaring.
BFGoodrich (USA) / Messier-Bugatti (F) De Commissie heeft bij administratieve brief een samenwerkingsovereenkomst goedgekeurd tussen de ondernemingen BF Goodrich in de Verenigde Staten en Messier-Bugatti in Frankrijk op het gebied van onderstellen en remmen voor passagiersvliegtuigen, onder andere voor de Airbus A-330/340 en A-321. BF Goodrich en haar Frans filiaal BFG Aerospace zijn actief in de luchtvaartindustrie en vervaardigen vliegtuigonderdelen. Andere ondernemingen van de groep produceren elektronische instrumenten en uitrusting of zijn werkzaam in de chemie. Messier-Bugatti is een filiaal van de Franse vliegtuigmotorfabrikant Snecma. Zij vervaardigt onder meer verschillende soorten vliegtuigonderdelen zoals onderstellen en remmen. Met het oog op de deelname aan een aanbesteding voor onderstellen en remmen voor de vliegtuigen Airbus A-330/340 en A-321 en om de financiële risico's van een dergelijke operatie te spreiden, hebben beide partijen een gemeenschappelijke dochteronderneming in het leven geroepen die de activiteiten van de moederonderneming met betrekking tot producten voor de desbetreffende Airbusvliegtuigen zal coördineren. Het gaat om de gezamenlijke ontwikkeling van de producten, het presenteren van aanbiedingen aan de vliegtuigconstructeur, het zoeken naar afnemers bij de luchtvaartlijnen, het organiseren van de productie van de onderdelen door de moedermaatschappijen en het verlenen van klantenservice. Deze markt heeft als kenmerk dat zij zich wereldwijd uitstrekt en een beperkt aantal marktdeelnemers telt, vooral wat de vliegtuigconstructeurs betreft. Om een maximaal concurrentiepeil in stand te houden op deze soort markt is het van wezenlijk belang dat de marktdeelnemers aan concrete samenwerkingsprogramma's kunnen deelnemen zonder dat zij evenwel verhinderd worden mee te werken aan andere programma's met andere deelnemers. De Commissie heeft er zorgvuldig over gewaakt dat op het gebied van de klantenservice, waar een groot aantal onafhankelijke marktdeelnemers actief zijn, de door de luchtvaartautoriteiten erkende ondernemingen gegarandeerd kunnen beschikken over de onderdelen en handleidingen die nodig zijn voor een adequaat onderhoud en de reparatie van de onderstellen en remmen van de desbetreffende vliegtuigen. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
144 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
c) Andere horizontale overeenkomsten
Fins hout In december 1996 heeft de Commissie een vrijstelling voor een periode van 5 jaar verleend voor de tussen de Finse bosbouwfederatie en de Centrale Unie van Landbouw- en bosbouwproducenten in Finland gesloten overeenkomst inzake rondhout. De overeenkomst betreft stamstukken en vezelhout dat in Finland wordt verkocht door particuliere boseigenaars aan de houtverwerkende industrie. De overeenkomst was erop gericht een lange-termijnbasis te leggen voor concurrentie in de handel op de markt voor rondhout, waardoor een gezonde ontwikkeling van de nationale economie zou worden gewaarborgd door een optimale aanwending van de natuurlijke hulpbronnen, en een toereikend aanbod van rondhout voor de industrie zou worden gehandhaafd. De Finse rondhoutmarkt heeft een zeer bijzondere structuur, met een zeer grote ongelijkheid in de onderhandelingsmacht van verkopers en kopers en in de informatie waarover zij beschikken. Aan de aanbodzijde zijn er honderdduizenden kleine boseigenaars die zeer onregelmatig verkopen (doorgaans om de drie tot vijf jaar), en voor de meesten van hen zijn dit slechts neveninkomsten. Aan de vraagzijde is er een klein aantal grote bosbouwondernemingen met professionele inkooporganisaties. De recente fusies in Finland hebben het aantal werkelijk grote kopers op de markt nog verkleind. Vanwege deze bijzondere situatie in de Finse bosbouwsector, en met het oog op het creëren en handhaven van vertrouwen onder de boseigenaars zodat het aanbod van de grondstof veilig wordt gesteld, is een mechanisme uitgewerkt, waarbij een vorm van samenwerking tussen boseigenaars wordt toegestaan. De vrijstelling werd slechts verleend nadat de partijen belangrijke wijzigingen in hun overeenkomst hadden aangebracht. Volgens de originele overeenkomst werd een systeem opgezet waarbij vertegenwoordigers van de afnemers en de aanbieders gezamenlijk het marktprijsniveau in vier regio's in Finland vaststellen. Nadat de Commissie hiertegen bezwaar had aangetekend, hebben de partijen het systeem vervangen door overeenkomsten waarbij elke bosbouwonderneming afzonderlijk onderhandelt met de vertegenwoordigers van de boseigenaars in het werkgebied van die onderneming. De onderhandelingen hebben niet langer tot doel richtprijzen of referentieprijzen te geven, doch enkel overeenstemming te bereiken over de marktsituatie en de prijsverwachtingen. Deze prijsvoorspellingen zullen niet bindend zijn in de eigenlijke handel en de prijzen zullen bij elke transactie vrijelijk tussen de partijen worden overeengekomen. Anders dan bij de vroegere handelsregelingen betreffende rondhout in Finland het geval was, werken de bosbouwondernemingen niet samen ten aanzien van de prijsstelling en treden zij bij onderhandelingen met verkopers evenmin op in groepsverband of in enige andere collectieve hoedanigheid. De boseigenaars zijn, hunnerzijds, bij de onderhandelingen vertegenwoordigd door adhoc comité's, die telkens gemachtigd worden door het nationale besluitvormingslichaam van de particuliere boseigenaars. De ad-hoc comités kunnen onafhankelijk onderhandelingen voeren en zijn hierbij niet ondergeschikt aan of onderworpen aan controle van de Centrale Unie. Nadat de partijen belangrijke wijzigingen hadden aangebracht, heeft de Commissie een vrijstelling verleend. Zij zal de zaak evenwel over vijf jaar opnieuw onderzoeken.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 145
d) Uitwisseling van informatie
CEPI-karton De Commissie heeft bij administratieve brief groen licht gegeven voor de tenuitvoerlegging van een systeem voor de uitwisseling van statistische gegevens voor de bedrijfstak karton. Dit systeem, dat in december 1993 werd aangemeld door de internationale vereniging van Europese kartonproducenten, CEPI-Cartonboard, is een gewijzigde versie van het Fides-systeem waartegen de Commissie eerder bezwaar maakte in artikel 2 van haar beschikking van 13 juli 1994 betreffende de zaak Cartonboard6. Ten einde door te kunnen gaan met het vergaren, collationeren en verspreiden van belangrijke statistische gegevens aan zijn leden, zonder een inbreuk te plegen op de mededingingsregels van de EG, heeft CEPI-Cartonboard het systeem voor de uitwisseling van statistieken herzien en een aantal waarborgen opgenomen om te voorkomen dat dergelijke statistieken worden gebruikt op een manier die nadelig is voor de concurrentie: -
gegarandeerd wordt dat geen individuele gegevens zullen worden verspreid; tijdens bijeenkomsten van concurrenten zullen deze statistieken niet besproken worden; de verspreide informatie zal niet vergezeld gaan van commentaar, analyses, opmerkingen of aanbevelingen; de statistieken zullen geen betrekking hebben op prijzen, productievoorspellingen of voorspellingen van de benuttingsgraden van de capaciteit.
De aanmelding betreft vier soorten informatie-uitwisseling: 1.
De statistieken met betrekking tot het verbruik, die in geaggregeerde vorm de maandelijkse afzet weergeven van alle leden per land, respectievelijk, in enkele gevallen, per landengroep. Op verzoek van de Commissie werd het systeem zodanig gewijzigd dat de leden van CEPICartonboard er niet het gedrag van individuele producenten uit kunnen afleiden.
2.
De statistieken inzake de productie per gewichtscategorie, die op jaarbasis productiecijfers voor 5 kartonkwaliteiten weergeven, uitgesplitst naar zeven groepen van G/m2-categorieën. Er worden geen tonnages vermeld, maar slechts het procentuele aandeel van elk van de zeven subcategorieën in het totale geproduceerde tonnage in een bepaalde kartonkwaliteit. Het betreft geaggregeerde cijfers voor de gehele Westeuropese bedrijfstak.
3.
Het capaciteitsverslag, waarin op jaarbasis en op geaggregeerde wijze voor alle leden van CEPI-Cartonboard, de productie en de benuttingsgraad van de capaciteit voor het voorgaande jaar wordt weergegeven, uitgesplitst naar vier categorieën kartonproducten.
4.
Een laatste soort statistieken geven de binnenkomende orders (geaggregeerd voor alle leden van CEPI-Cartonboard, met aanduiding van de orders voor de hele wereld en voor WestEuropa) weer, evenals het gemiddelde voor de capaciteit, onverkochte/verkochte voorraad en de orders in portefeuille. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de statistieken op wekelijkse basis zouden worden verstrekt voor de vier kartonkwaliteiten (SBS, FBB, WLC en overige).
6
PB L 243 van 19.9.1994, blz. 1.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
146 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Na uitvoerige besprekingen met de Commissie, waarbij in het bijzonder rekening werd gehouden met de bewoordingen van artikel 2 van de beschikking inzake Cartonboard, heeft CEPI-Cartonboard besloten de oorspronkelijke aanmelding zodanig te wijzigen dat: -
de cijfers slechts worden uitgesplitst naar twee productgroepen, waarvan de ene SBS en FBB en de andere WLC en "overige" omvat. deze cijfers om de twee weken te verstrekken, waarbij de cijfers telkens slechts betrekking hebben op een gemiddelde van de voorafgaande vier weken.
Deze statistieken zijn nu geaggregeerd voor geheel Europa en hebben betrekking op tien of meer producenten van beide kartonkwaliteitgroepen. Gelet op de nieuwe wijze van uitsplitsen naar categorieën (d.w.z. combinatie van SBS met FBB), de gewijzigde frequentie van verstrekking en de inhoud van de cijfers (gemiddelde van ten minste vier weken), kan ervan worden uitgegaan dat deze uitwisseling van informatie geen middel vormt dat dient ter vergemakkelijking van het onderling afstemmen door de kartonproducenten van hun commerciële gedragingen en van het bepalen van een gezamenlijke handelwijze van de bedrijfstak in reactie op marktindicatoren. Het directoraat-generaal concurrentie meent dat, gezien de belangrijke wijzigingen die in het oorspronkelijk aangemelde systeem werden aangebracht, de nieuwe aangemelde regelingen de concurrentie niet op gevoelige wijze beperken, en dat het systeem voor informatie-uitwisseling derhalve niet onverenigbaar is met artikel 85 van het EG-Verdrag. Na de publicatie van een mededeling ingevolge artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17, werd CEPI-Cardboard een administrieve brief toegestuurd waarin dit standpunt werd uiteengezet. e) Overeenkomsten inzake betalingssystemen In de loop van 1996 heeft het Directoraat-generaal concurrentie in drie aangemelde gevallen betreffende betaalsystemen bij administratieve brief laten weten dat het onderzoek van deze gevallen geen grond voor verdere maatregelen van de Commissie aan het licht heeft gebracht. Deze gevallen werden beoordeeld aan de hand van de bekendmaking over de toepassing van de communautaire mededingingsregels op grensoverschrijdende creditoverschrijvingen7.
Ibos Het eerste geval was het IBOS-geval8. Het EESV IBOS Association telt acht banken uit acht verschillende Lid-Staten. De leden van de Association gebruiken IBOS (Inter-Bank On-line System) voor de verbinding tussen computersystemen en databanken. Daardoor beschikken zij over het equivalent van een internationaal kantorennet aan een fractie van de kost van een materiële inplanting in andere Europese landen. Door de elektronische real-time-verbindingen kunnen de leden gemakkelijk een groot aantal kernproducten aanbieden, waaronder betalingsverrichtingen en rekeningbeheer. De lijst van producten kan eventueel in de toekomst worden uitgebreid om te voldoen aan andere behoeften. Het systeem kan ook worden
7
PB C 251, van 27.9.1995, blz. 3.
8
Zie kennisgeving krachtens artikel 19, lid 3, van Verordening n° 17 van de Raad (PB C 213 van 23.7.1996, blz. 11.) MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 147
gebruikt voor overschrijvingen op rekeningen bij banken die geen lid zijn, aangezien ieder lid in eigen land fungeert als toegangspost voor het nationale clearingsysteem. Ieder lid heeft het recht om IBOS te gebruiken krachtens een technologielicentie van Interbank On-line System Ltd (de "eigenaar"). Lidmaatschap Ieder lid heeft het recht de IBOS-technologie over de gehele wereld te gebruiken en het exclusieve recht zich in eigen land als voornaamste aanbieder van IBOS-diensten te profileren. Het lidmaatschap is derhalve beperkt tot één lid per land. Ook andere banken kunnen IBOS gebruiken, door associatie met de leden, mits verlening van een technologielicentie door de eigenaar en toelating van het lid dat in hetzelfde land werkzaam is. Tot dusver werden nog geen dergelijke andere banken aangewezen. Nieuwe leden kunnen alleen worden toegelaten met algemene instemming van de bestaande leden. De beperking van het lidmaatschap kan in dit geval niet als een beperking van de mededinging worden beschouwd. De concurrentie binnen het systeem zal de leden ervan weerhouden hun diensten te begrenzen en de prijzen te verhogen. Bovendien bestaat binnen IBOS geen "absolute" territoriale exclusiviteit: alle leden hebben het recht de IBOS-technologie in om het even welk land te gebruiken, en verschillende leden maken gebruik van dit recht. Tarieven De tarifering van IBOS-diensten is gebaseerd op de grondbeginselen van doorzichtigheid voor de klant die opdracht geeft voor de transactie en de vrijheid van elk lid om zijn prijs onafhankelijk te bepalen. De leden moeten elkaar mededelen welke de kosten zij hun klanten aanrekenen. De aangemelde overeenkomsten bevatten geen bepalingen inzake gezamenlijk overeengekomen interbancaire kosten. Het bekendmaken van de kosten kan in dit geval niet als een beperking van de mededinging worden beschouwd. Uit het oogpunt van de mededinging geeft een overeenkomst voor informatie-uitwisseling meestal aanleiding tot bezorgdheid wanneer het een instrument zou kunnen vormen voor de partijen om onderlinge afspraken te maken over de prijzen die de klanten worden aangerekend. In dit geval wedijveren de leden echter niet met elkaar om klanten te werven, maar gaan zij de concurrentie aan met andere banken en andere systemen. Zonder deze bekendmaking van de kosten zouden de leden de opdrachtgevende klant niet kunnen informeren over de totale transactieprijs.
Eurogiro Het tweede geval is Eurogiro. Eurogiro werd opgericht door de European Post/Giro Directors Group, die de bestaande samenwerking een formele vorm heeft gegeven door de oprichting van Eurogiro Netwerk A/S, een onderneming naar Deens recht. De originele aandeelhouders waren veertien Europese post-/girobanken, waarbij zich later nog een aantal aandeelhouders hebben gevoegd. De twee standaardproducten die Eurogiro verstrekt zijn de normale overschrijving en de dringende overschrijving. Daarnaast worden bepaalde andere diensten en mogelijkheden aangeboden. Niet alle deelnemers bieden alle diensten aan. Eurogiro is gespecialiseerd in het in grote hoeveelheden verwerken van kleine overschrijvingen.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
148 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Lidmaatschap Alleen post-/girobanken kunnen aandeelhouder worden, op voorwaarde dat zij meteen, of in de onmiddellijke toekomst, de mogelijkheid hebben om het Eurogiro-systeem te gebruiken en aan de vereiste criteria voldoen. Alleen post-/girobanken kunnen productlicenties krijgen (d.w.z. een licentie om Eurogiro-producten aan te bieden en het netwerk te gebruiken). De deelnemers zijn vrij om zich bij andere grensoverschrijdende betaalsystemen aan te sluiten. Traditionele zakenbanken kunnen geen aandeelhouder van Eurogiro of productlicentiehouder worden. Tarieven Elk lid stelt afzonderlijk het niveau vast van de kosten die het de klanten aanrekent. De klanten zullen worden geïnformeerd over de kosten, met inbegrip van de toegepaste valutadata en wisselkoersen. Ten tijde van de aanmelding waren de leden onderling een minimaal interbancair tarief van 5 ecu overeengekomen voor dringende overschrijvingen, dat door de opdrachtgevende bank moest worden betaald aan de ontvangende bank. Sindsdien werd dit systeem afgeschaft en vervangen door een systeem van bilaterale overeenkomsten waarin de prijs voor dringende overschrijvingen werd vastgesteld.
Finansrådet (Deense Bankenvereniging) - grensoverschrijdende overschrijvingen Dit geval onderscheidt zich van het IBOS- en het Eurogiro-geval in die zin dat het gaat om het tweede (nationale) gedeelte van een internationale overschrijving, d.w.z. de transactie tussen de correspondent (de intermediaire bank) en de begunstigde bank binnen het land van bestemming. In de eerste twee gevallen hadden de overeenkomsten specifiek betrekking op het grensoverschrijdende gedeelte van de creditoverschrijving (d.w.z. de link tussen de bank van de opdrachtgever in de ene Lid-Staat en de correspondent in een andere Lid-Staat, waar de begunstigde zich bevindt). De Deense overeenkomst voorzag in een multilateraal interbancair tarief (MIT) van 100 Dkr, door de intermediaire bank aan te rekenen aan de begunstigde bank, wanneer een overschrijving in een vreemde valuta wordt uitbetaald in de vreemde valuta. Zoals is uiteengezet in de voornoemde bekendmaking, vormt een MIT geen inbreuk op artikel 85, lid 1, wanneer dit de mededinging niet aanzienlijk beperkt. Dit argument geldt voor het betrokken geval: het overgrote deel van de internationale overschrijvingen naar Denemarken (95%) verloopt immers rechtstreeks van de bank van de opdrachtgever naar de bank van de begunstigde. Bovendien wordt van de overige 5% waar de diensten van een intermediaire bank zijn vereist, slechts een klein deel in vreemde valuta uitgevoerd en uitbetaald. Deze overschrijvingen, waarop het MIT van toepassing is, vertegenwoordigen minder dan 1% van het aantal en de waarde van alle internationale overschrijvingen.
f) Overeenkomsten in de verzekeringssector In de loop van 1996 zijn de diensten van de Commissie begonnen met het onderzoek van een aanzienlijk aantal gevallen die behoren tot de categorie van overeenkomsten die vallen onder titel IV MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 149
van de groepsvrijstellingsverordening (gemeenschappelijke verzekering van risico's). Deze gevallen betreffen medeverzekerings- en medeherverzekeringsgroepen. De Commissie heeft een aantal gevallen per administratieve brief gesloten, omdat hun economisch belang zo verwaarloosbaar was dat een diepgaande analyse betreffende de marktpositie van de deelnememende ondernemingen van de groep, of van de groep zelf, niet nodig was. Er zij aan herinnerd dat artikel 11 van de verordening voorziet in maximaal marktaandeel van 10% (medeverzekering) en 15% (medeherverzekering) als voorwaarde voor een automatische vrijstelling. In de loop van het volgende jaar zal nog meer onderzoek worden gedaan in verband met groepen waarvan het economisch belang onbetwist is. In 1996 heeft de Commissie overigens ook, per administratieve brief, haar goedkeuring gehecht aan verschillende overeenkomsten voor de schadeafwikkeling op verzekeringsgebied. Het gaat om de volgende overeenkomsten: -
De CIDE (Spaanse directe schadevergoedingsovereenkomst) en ASCIDE (Aanvullende overeenkomst bij de Spaanse directe schedevergoedingsovereenkomst), die werden gesloten binnen de UNESPA (Spaanse Unie van verzekeraars). Deze betreffen de autoverzekering.
-
De IDS, gesloten binnen de APS (Portugese Unie van verzekeraars), die eveneens de autoverzekering betreft.
-
De overeenkomst van Rotterdam, die werd gesloten tussen verzekeraars van Europa en derde landen, inzake de verzekering van schepen voor de binnenvaart.
-
Verschillende overeenkomsten die werden gesloten tussen de autoverzekeraars van Nederland, binnen de NVAA (Nederlandse Vereniging van Artsen-Automobilisten).
-
Een overeenkomst inzake lichamelijk letsel die in Nederland werd gesloten tussen NORA (Nederlandse Organisatie voor Rechtsbijstand-Assuradeuren), AVV (Organisatie van verzekeraars voor algemene aansprakelijkheid) en NVAA.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de Raad de Commissie in 1991 opdracht had gegeven de overeenkomsten inzake schadeafwikkeling op te nemen in een groepsvrijstellingsverordening9. De Commissie was echter van oordeel dat zij deze overeenkomsten niet in het toepassingsgebied van de betrokken verordening kon opnemen omdat zij niet over genoeg gegevens beschikte om een volledige juridische beoordeling van de overeenkomsten te maken10. Al deze vrijgestelde overeenkomsten hebben tot doel de schadeafwikkeling tussen verzekeraars te vereenvoudigen. Dit gebeurt hoofdzakelijk op twee manieren. Bepaalde overeenkomsten bevatten regels voor de verdeling van de schadeclaim tussen de betrokken verzekeraars. Krachtens de Rotterdam-overeenkomst bij voorbeeld worden de uitkeringen in verband met schadeclaims als gevolg van een botsing in Nederland tussen twee schepen die onder een verschillende vlag varen, en die een bepaald bedrag niet overschrijden, gelijk verdeeld tussen de twee overeenkomstsluitende verzekeraars. Andere overeenkomsten bevatten clausules betreffende de directe schadeloosstelling, volgens dewelke
9
Zie artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1534/91 van de Raad van 31 mei 1991, betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, op de verzekeringssector.
10
Zie tweede overweging van Verordening (EEG) nr. 3932/92 van de Commissie van 21 december 1992.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
150 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
de verzekerde die betrokken raakt bij een ongeval direct en volledig wordt vergoed door zijn eigen verzekeraar. In deze overeenkomsten worden de omstandigheden beschreven waarin een dergelijke directe schadeloosstelling kan plaatsvinden, bij voorbeeld, op het gebied van de motorrijtuigenverzekering, wanneer een een minnelijke schikking werd voorgesteld. Voorts worden de voorwaarden genoemd waaronder de verzekeraar van de aansprakelijke persoon op zijn beurt de uitbetalende verzekeraar vergoedt. Sommige aangemelde overeenkomsten, waaronder die van CIDE en ASCIDE in Spanje of die van APS in Portugal, combineren deze twee vereenvoudigingsmethoden. Overeenkomsten betreffende de schadeafwikkeling kunnen de concurrentie beperken in de zin van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag. Zij hebben immers ten doel de voorwaarden voor de vergoeding van schadeclaims te standaardiseren en zo de voordelen te beperken die een verzekeraar zou kunnen winnen door de uitkering van schadeclaims van zijn cliënten beter te beheren. Deze overeenkomsten kunnen echter worden vrijgesteld. De overeenkomsten dragen namelijk bij aan de economische vooruitgang, daar zij de administratieve behandeling van de schadeafwikkeling vereenvoudigen (bij de overeenkomsten voor gedeelde schadevergoeding, bij voorbeeld, is het niet meer nodig vast te stellen wie de schuld draagt voor het schadegeval), waardoor de verzekeraars hun kosten kunnen drukken. De verzekerden profiteren op een billijke wijze mee van deze voordelen, hetzij in de vorm van lagere premies of door de vereenvoudiging van de terugbetalingprocedures. Deze voordelen kunnen slechts verkregen worden wanneer alle ondernemingen in de sector overeenkomsten sluiten. Zonder voorafgaande verbintenissen van hen zou de gedeelde schadevergoeding, noch de directe schadeloosstelling mogelijk zijn. In dit laatste geval zou de onderneming die beslist haar verzekerden eenzijdig te vergoeden, aanzienlijke financiële risico's nemen, indien de andere verzekeraar de mogelijkheid behoudt om het uitgekeerde bedrag niet te vergoeden. Ten slotte hebben de overeenkomsten geen aanzienlijk concurrentiebeperkend effect op de markt, aangezien zij de mededinging tussen verzekeraars grotendeels intact laten voor wat de voornaamste concurrentieparameters betreft, met name premies en polisvoorwaarden. Er zij echter op gewezen dat alle in 1996 aangemelde en vrijgestelde overeenkomsten gevallen van schadeafwikkeling betreffen waarvan het schadebedrag zeer laag is. Het is vooral in deze gevallen dat de kostenbesparing als gevolg van de vereenvoudigde procedures zwaarder wegen dan de standaardisering van de vergoedingsvoorwaarden en de daaruit voortvloeiende beperking van de concurrentie.
2.2. Verticale overeenkomsten a) Alleenverkoop
Distributie van motorvoertuigen MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 151
De Commissie heeft over verschillende aanmeldingen van modelcontracten betreffende de distributie van motorrijwielen haar standpunt bepaald en het betrokken rechtskader, waarop reeds werd gewezen in haar mededeling van 3 juli 199211, bevestigd en nader omschreven. In deze modelcontracten worden bepaalde kenmerken van selectieve distributiesystemen gecombineerd met die van alleenverkoopsystemen. Volgens de vaste praktijk van de Commissie is de gelijktijdige toepassing van deze twee distributievormen echter onaanvaardbaar, omdat de concurrentievervalsende effecten aanzienlijk zwaarder wegen dan de voordelen voor de distributie van de betrokken producten. Een dergelijk systeem leidt immers tot een compartimentering en afscherming van de markten die niet in verhouding staat tot de voordelen die beide distributievormen afzonderlijk kunnen bieden. Verordening (EG) nr. 1475/9512 betreffende de distributie van motorvoertuigen (die Verordening nr. 129/85 vervangt) betreft alleen voertuigen met drie of meer wielen en is derhalve niet van toepassing op motorrijwielen. De fabrikanten van motorrijwielen moeten dus kiezen voor een van de andere distributiesystemen die uitdrukkelijk door de Commissie zijn toegelaten. a)
Zij kunnen zich daarbij beroepen op Verordening nr. 1983/83 inzake de generieke vrijstelling voor alleenverkoopovereenkomsten. In dat geval kunnen zij een net opbouwen van alleenverkopers, waarbij de fabrikant de contractproducten alleen aan deze personen mag verkopen. Volgens deze verordening moeten de verkopers het recht hebben de contractproducten aan andere, niet contractgebonden distributeurs binnen en buiten het contractgebied te verkopen. De Commissie aanvaardt echter wel dat de fabrikant objectieve criteria voorschrijft waaraan deze distributeurs moeten voldoen om zich bij de alleenverkopers te kunnen bevoorraden13.
b)
Zij kunnen ook kiezen voor een selectief distributiesysteem en de wederverkoop door contractgebonden distributeurs aan niet bij het net aangesloten afnemers verbieden. Bij dit systeem kan de betrokken distributeurs geen exclusief grondgebied worden toegewezen. De Commissie aanvaardt echter in beginsel wel het idee dat elke distributeur de verantwoordelijkheid heeft voor een gebied. Dit houdt in dat de fabrikant het recht behoudt voor een bepaald gebied een andere distributeur aan te stellen indien dat gebied onvoldoende vertegenwoordigd is, maar alle distributeurs moeten onafhankelijk van hun respectievelijke afzetgebieden aan alle afnemers kunnen wederverkopen.
Isab Energy In september 1995 ontving de Commissie een aanmelding van een overeenkomst betreffende de levering aan ENEL van elektriciteit uit een centrale met een geïntegreerde en gecombineerde cyclus en overeenkomsten betreffende de levering van zuurstof en brandstoffen. De centrale die elektriciteit
11
Persbericht IP/92/544, 3.7.1992, in de zaak Honda.
12
Verordening (EG) nr. 1475/95 van de Commissie van 28.6.1995 (PB L 145, 29.6.1995, blz. 25).
13
Punt 20 van de bekendmaking van de Commissie (84/C 101/02) inzake de Verordeningen (EEG) nr. 1983/83 en (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie (PB C 101 van 13.4.1984).
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
152 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
zal opwekken door middel van vergassing van residuen van een olieraffinaderij, zal gebouwd worden op Sicilië. Zij zal een geïnstalleerd vermogen hebben van 507 MW. Dit project wordt uitgevoerd in het kader van het door de regering in 1990 opgezette ontwikkelingsplan voor onafhankelijke elektriciteitsproductie in Italië, om het hoofd te bieden aan het tekort aan elektriciteit, door de bevordering van hernieuwbare energiebronnen of productietechnieken die gunstig zijn voor het milieu (gebruik van residuen, enz.). Krachtens de tussen Isab en ENEL gesloten overeenkomst moet de elektriciteitsproducent al zijn elektriciteit verkopen aan ENEL en is ENEL de exclusieve afnemer van elektriciteit voor een periode van twintig jaar vanaf het begin van de commerciële exploitatie. De aankoopprijs is door het Ministerie van Industrie vastgesteld. Bijgevolg is de elektriciteitsproducent, krachtens deze overeenkomst, verplicht gedurende twintig jaar al zijn capaciteit en elektriciteit te leveren aan ENEL en kan zodoende geen elektriciteit leveren aan andere afnemers dan ENEL. Daartegenover staat dat ENEL zich ertoe verbindt de totale productie af te nemen. De Commissie heeft de partijen medegedeeld dat zij geen gunstig advies kan uitbrengen inzake de aankoop van elektriciteit voor een periode van meer dan 15 jaar. Zij heeft de partijen derhalve een administratieve brief gestuurd houdende een ontheffing voor een duur van 15 jaar. De overeenkomsten voor de levering van zuurstof en van brandstoffen voor een periode van twintig jaar leverde geen problemen op voor het Directoraat-generaal concurrentie. Drie andere zaken werden op dezelfde manier behandeld, met name de projecten Rosen, Api Energia en Sarlux. Het Rosen-project betreft een gecombineerde warmtekrachtcentrale op basis van gas (gasen stoomturbines) met een capaciteit van 352 MW, in Toscanië. De centrales van Api Energia en Sarlux lijken op die van Isab. Het zijn gecombineerde warmtekrachtcentrales die als brandsof raffinageresiduen gebruiken. Api Energia zal gebouwd worden in midden-Italië, in de streek van Le Marche en zal een capaciteit van 276 MW hebben. De Sarlux-centrale, met een capaciteit van 550 MW, wordt in Sardinië gebouwd. In de drie gevallen had de overeenkomst voor de levering van elektriciteit aan ENEL een looptijd van twintig jaar. Het Directoraat-generaal concurrentie heeft elk van de partijen bij administratieve brief laten weten dat de zaak wordt gesloten voor een duur van vijftien jaar. Bij het vaststellen van de periode waarvoor de overeenkomsten kunnen worden goedgekeurd heeft de Commissie rekening gehouden met de in de huidige stand van de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit beschikbare produtietechnieken of primaire energiebronnen die een gunstig effect hebben op het milieu, alsook met het gedeelte van de vraag dat wordt gedekt door alle langlopende contracten die ENEL heeft gesloten met onafhankelijke producenten.
REN/Turbogás In maart 1995 heeft de Commissie een aanmelding ontvangen in verband met een overeenkomst voor de levering aan REN, manager van het Portugese elektriciteitsnet, van elektriciteit uit een warmte/krachtcentrale op basis van aardgas in Tapada do Outeiro (Noord-Portugal). MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 153
De elektriciteitscentrale in Tapada, die door de onderneming Turbogás zal worden geëxploiteerd, zal een geïnstalleerde capaciteit hebben van 990 MW en ongeveer 12% van de totale productiecapaciteit in Portugal voor haar rekening nemen. Het zal de belangrijkste centrale van het land worden. Het is de bedoeling dat zij in 1998 in bedrijf wordt gesteld. Het Tapada-project is opgezet vanuit een oogpunt van brandstofdiversificatie, ten einde de afhankelijkheid van Portugal van olie-invoer te verminderen. De nieuwe elektriciteitscentrale zal aardgas gebruiken, maar ook, indien nodig, op basis van stookolie functioneren. REN en Turbogás hebben een overeenkomst voor de levering/afzet van in Tapada geproduceerde elektriciteit gesloten voor een duur van 20 jaar. Oorspronkelijk werd in de overeenkomst bepaald dat REN gedurende de eerste 15 jaar van deze periode alle stroom zou afnemen die door Tapada werd geproduceerd. Na 15 jaar zou Turbogás stroom mogen leveren aan derden, op voorwaarde dat REN geen voorkeurrecht uitoefende. Na besprekingen met de Commissie stemden de partijen ermee in dit voorkeurrecht te schrappen, ten einde de elektriciteitsproducent na 15 jaar de mogelijkheid te geven capaciteit en elektriciteit aan derden te verkopen. De overeenkomst bevat een clausule volgens dewelke de inkomsten van de elektriciteitscentrale te Tapada bestaan uit betalingen voor de capaciteit ("capaciteitsvergoeding") en betalingen voor daadwerkelijk aan REN geleverde stroom ("energievergoeding"). De capaciteitsvergoeding weerspiegelt de investeringskosten van de elektriciteitscentrale en haar beschikbaarheid voor REN. Zij wordt zodanig berekend dat de vaste kosten van de elektriciteitsproducent worden gedekt. Deze vergoeding moet worden betaald ongeacht of de elektriciteitscentrale functioneert of niet, op voorwaarde dat de centrale beschikbaar is voor het opwekken van stroom. De energievergoeding weerspiegelt de variabele brandstofkosten van de centrale wanneer zij functioneert; zij wordt zodanig berekend dat de kosten van het in de centrale verbrande aardgas worden gedekt. Indien de elektriciteitsproducent na 15 jaar besluit om aan derden te verkopen, dan voorziet de overeenkomst in een mechanisme om de afnemer te compenseren voor het verlies van de goedkopere stroomleveringen die, op grond van de financieringsstructuur van het project, voor de laatste jaren van de overeenkomst in het vooruitzicht waren gesteld, omdat hij de eerste jaren het grootste deel van de financieringskosten heeft gedragen. In dat geval dient REN na 15 jaar de elektriciteitsproducent toe te staan om onder niet-discriminerende voorwaarden haar transportleidingen te gebruiken voor de verkoop van elektriciteit aan derden. De Commissie heeft bij administratieve brief aan de partijen medegedeeld dat de zaak gesloten is.
Transgás/Turbogás Parrallel aan de zaak REN/Turbogás heeft de Commissie de zaak Tansgás/Turbogás onderzocht. Deze laatste betreft een in april 1995 aangemelde overeenkomst voor de levering van aardgas uit Algerije aan de electriciteitscentrale van Tapada.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
154 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Transgás heeft met de Algerijnse onderneming Sonatrach een afnameverplichtingsovereenkomst op lange termijn gesloten. Het aardgas zal worden getransporteerd door een recent gebouwde pijplijn door Algerije, Marokko, de Straat van Gibraltar, Spanje, tot Portugal. Het Turbogás-project is een belangrijk element in het proces van de invoering van aardgas in Portugal. Er zullen grote hoeveelheden aan de centrale worden geleverd, wat aanzienlijke afzetmogelijkheden oplevert op deze markt, die nog in een embryonisch stadium verkeert. Dit project moet worden onderzocht in het licht van de enorme investeringen, die ten dele met de steun van de Europese Investeringsbank worden uitgevoerd, om de noodzakelijke infrastructuur voor de aardgasvoorziening in het land tot stand te brengen. Volgens de contractbepalingen verbindt Turbogás er zich toe het gas te kopen en verbindt Transgás er zich toe het gas te leveren dat Turbogás nodig heeft om in de centrale stroom te produceren voor het netwerk, d.w.z. voor REN, voor een periode van 25 jaar. Wanneer de drie eenheden van de centrale normaal zullen functioneren, zal volgens het contract de gaslevering aan de elektriciteitsproducent in 1997 aanvangen en zal zij ongeveer 68% van de Portugese gasmarkt in 1999 en 36% in 2012 vertegenwoordigen. Na besprekingen met de Commissie stemden de partijen ermee in bepaalde contractclausules te wijzigen. Enerzijds werd de verplichting van de elektriciteitsproducent om de voorafgaande toestemming van Transgás te vragen vooraleer hij elektriciteit aan derden kon verkopen, geschorst. Anderzijds werd de duur verminderd van de contractclausule volgens dewelke het gas alleen geleverd zou worden voor electriciteitsproductiedoeleinden. Nadat de overeenkomst was gewijzigd, richtte de Commissie een administratieve brief tot de partijen ter sluiting van de zaak.
Europay + ETCI + Thomas Cook Europay International (Europay) verworf op 13 juni 1995 Euro Travellers Cheque International (ETCI), een houder van een licentie voor de exploitatie van merken van reischeques. De Commissie ontving een aanmelding van deze aankoopovereenkomst, alsmede van een later gesloten samenwerkingsovereenkomst tussen Europay, ETCI en de Thomas Cook-groep (TC) op het gebied van de reischeques. Europay maakte tevens van de gelegenheid gebruik om een aantal overeenkomsten aan te melden tussen ETCI, en/of TC en/of MasterCard International (MasterCard), in verband met de ontwikkeling en distributie van reischeques die onder de merken MasterCard, TC en ETCI zouden worden verkocht. In deze overeenkomsten waren alleenverkoopclausules opgenomen, onder meer inzake exclusieve distributie en niet-mededinging. Wegens de hierna genoemde redenen en na een grondig onderzoek van deze sector, richtte de Commissie bij administratieve brief een negatieve verklaring tot de partijen, waarmee de zaak werd gesloten. De diensten van de Commissie waren van mening dat de alleenverkoopregelingen een concurrentiebevorderend, of minstens neutraal effect sorteerden. Ten eerste bestaan er voor elke nieuwe uitgever van reischeques aanzienlijke belemmeringen om tot de markt toe te treden, waardoor elke nieuwe toetreding tot de markt onwaarschijnlijk is en de marktafschermende effecten van de alleenverkoopregelingen beperkt blijven. Met andere woorden, indien de markt wordt afgeschermd, dan is dit een probleem van structurele aard. De bestaande contractuele regelingen vergroten dit MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 155
probleem niet of nauwelijks. Ten tweede, wat het effect op de bestaande uitgevers betreft, zijn, gezien de marktstructuur, de zeer sterke banden tussen de uitgevers van cheques en de merkeigenaars economisch plausibel en voordelig voor de consument. Het is dus uiterst onwaarschijnlijk dat een uitgever van cheques zou veranderen van merk. Ten derde, zelfs indien de genoemde mogelijke beperkingen een negatief effect op de concurrentie zouden hebben, zouden de potentiële voordelen door de verkoopagenten worden geneutraliseerd, omdat zij over beduidende macht op de markt lijken te beschikken. b) Andere verticale overeenkomsten
British Gas Network Code Op 18 oktober 1995 meldde TransCo, een divisie van British Gas, bij de Commissie de Network Code ("de code") inzake het transport van gas aan. TransCo beheert een landelijk gastransportnet met hogedrukleidingen (het National Transmission System), alsmede lokale distributienetten. Dit net strekt zich uit over het grootste deel van het Britse grondgebied en wordt gebruikt voor het transport van gas naar huishoudelijke en industriële verbruikers. De code werd opgesteld in het kader van de liberalisering van de sector voor huishoudelijk verbruik (de industriële sector was reeds opengesteld voor concurrentie) die in Groot-Brittannië een aanvang nam met de Gaswet van 1995. Deze wet voorziet in het geleidelijk open stellen voor concurrentie van de volledige gasmarkt voor huishoudelijk verbruik en in de invoering van een concessieregeling voor drie onderscheiden marktdeelnemers in de sector: -
de "gasleveranciers" (gas shippers) die het gas in het vervoersnet pompen; de gastransporteurs die eigenaar zijn van de pijpleidingen; de distributeurs die leveringscontracten sluiten met de particuliere eindverbruikers.
Volgens de wet dienen de activiteiten op het vlak van het gasvervoer gescheiden te blijven van de andere activiteiten in de sector, zodat een evenwichtige concurrentie kan worden gecreëerd en bevorderd. De "gasleveranciers", die hun activiteiten kunnen cumuleren met die van distributeur, of met distributeurs contracten kunnen sluiten voor de afzet van het door hen geleverde gas, worden verzocht een contract te sluiten met de transporteur. De Network Code omvat de rechten en verantwoordelijkheden van de contractsluitende deelnemers, alsmede de voorwaarden waaronder TransCo voor haar afnemers gas vervoert en opslaat. De code moet bovendien een efficiënte en veilige werking van het netwerk garanderen. De voornaamste bepalingen van de code houden onder andere verband met de toelating van nieuwe gebruikers, de dagelijkse werking en het evenwicht van het net, de facturering van diensten en de procedures voor het verhalen van de daaruit voortvloeiende kosten. Met de code wordt niet beoogd tarieven voor de door TransCo geleverde diensten vast te stellen. Deze worden geregeld door de bevoegde regelende instantie voor de sector in Groot-Brittannië.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
156 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 van de Raad heeft de Commssie een mededeling gepubliceerd waarin zij de belanghebbenden uitnodigt hun opmerkingen kenbaar te maken. Zij heeft geen enkele opmerking ontvangen. De Commissie was van mening dat de Network Code op eenvormige wijze op alle netwerkgebruikers van toepassing was en dat de uitvoering ervan niet leidde tot een belemmering, beperking of vervalsing van de vrije mededinging in de gassector in Groot-Brittannië. Zij heeft British Gas TransCo derhalve bij administratieve brief laten weten dat zij ten aanzien van de code geen acties zal ondernemen op grond van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag.
British Nuclear Fuels plc / Nuclear Electric Op 22 december 1995 meldden NEP en BNFL bij de Europese Commissie een reeks overeenkomsten aan betreffende de levering en het beheer van splijtstof voor geavanceerde gasgekoelde reactoren (AGR, Advanced Gas Cooled Reactors). De partijen verzochtten tevens om een negatieve verklaring op grond van het feit dat de overeenkomsten niet onder de kaderregeling vallen. NEP is voornamelijk actief in de electriciteitsproductie in het Verenigd Koninkrijk. BNFL levert splijtstof en verleent bijbehorende diensten. De partijen meldden twee hoofdovereenkomsten aan. De eerste was een overeenkomst voor de levering van splijtstof voor geavanceerde gasgekoelde reactoren. Hierin stemt BNFL er in toe splijtstof te produceren en aan NEP te leveren voor de AGR-centrales van NEP, waar door NEP geleverd uranium wordt gebruikt. De overeenkomst betreft alle kosten voor de levering van splijtstof, met inbegrip van de uit de ontmanteling voortvloeiende kosten. Ook de historische kosten die NEP voor de ontmanteling betaalt in verband met in het verleden gekochte splijtstof vallen onder de overeenkomst. In de overeenkomst is in een levering van splijtstof tot 31 maart 2000 voorzien. Met de twee overeenkomst, inzake de opslag en opwerking van bestraalde oxyde brandstof, stemt BFNL er in toe een precieze hoeveelheid AGR-splijtstofelementen op te slaan, te ontmantelen en op te werken, en tevens de producten en het afval welke uit dit proces voortkomen voor een bepaalde termijn op te slaan. De einddatum voor de levering van deze splijtstof is 31 maart 2006, waarbij NEP de mogelijkheid heeft de levering tot 31 maart 2009 te laten voortduren. De markt voor de levering van splijtstof voor AGR-centrales en de dienstverlening op het vlak van verbruikte splijtstof is beperkt. De enige AGR-centrales en ondernemingen die AGR-splijtstoffen produceren en ontmantelingsdiensten verlenen zijn in het Verenigd Koninkrijk gevestigd. Naar mag worden aangenomen, is het onwaarschijnlijk dat nieuwe AGR-centrales zullen worden gebouwd of dat niet in het Verenigd Koninkrijk gevestigde ondernemingen deze inkrimpende markt zullen binnentreden. Na een beoordeling van de markt was de Commissie van mening dat de overeenkomsten niet van dien aard zijn dat zij het handelsverkeer tussen de Lid-Staten zullen beïnvloeden. Wat het EEG-Verdrag betreft, heeft het onderzoek derhalve geen redenen in de zin van artikel 85, lid 1, aan het licht gebracht voor de Commissie om verdere maatregelen te nemen in verband met de aangemelde overeenkomsten. Wat het Euratom-Verdrag betreft, blijven de relevante bepalingen van hoofdstuk VI van dit Verdrag van toepassing op de overeenkomsten.
British Nuclear Fuels plc / Scottish Nuclear
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 157
Op 22 december 1995 meldden SN en BNFL bij de Europese Commissie een reeks overeenkomsten aan betreffende de levering en het beheer van splijtstof voor geavanceerde gasgekoelde reactoren (AGR, Advanced Gas Cooled Reactors). De partijen verzochtten tevens om een negatieve verklaring op grond van het feit dat de overeenkomsten niet onder de kaderregeling vallen. SN is voornamelijk actief in de electriciteitsproductie in het Verenigd Koninkrijk. BNFL levert splijtstof en verleent bijbehorende diensten. De partijen meldden twee hoofdovereenkomsten aan. De eerste was een overeenkomst voor de productie en levering van splijtstof voor geavanceerde gasgekoelde reactoren, waarbij BNFL er in toestemt splijtstof aan SN te leveren voor de AGR-centrales van SN. De overeenkomst loopt af op 31 maart 2006, maar SN heeft de mogelijkheid deze te verlengen. Met de twee overeenkomst, inzake de opslag en opwerking van bestraalde oxyde brandstof en de opslag van bestraalde oxyde brandstof op lange termijn, stemt BFNL er in toe een specifieke hoeveelheid door SN geleverde AGR-splijtstofelementen op te slaan, te ontmantelen en op te werken. Vervolgens zal BNFL de producten en het afval welke uit dit proces voortkomen voor een bepaalde termijn opslaan. De einddatum voor de levering van deze splijtstof is 31 maart 2006, waarbij SN de mogelijkheid heeft de levering tot 31 maart 2009 te laten voortduren. Tijdens de levensduur van de AGR-centrales van SNL kan splijtstof voor opslag worden geleverd. De markt voor de levering van splijtstof voor AGR-centrales en de dienstverlening op het vlak van verbruikte splijtstof is beperkt. De enige AGR-centrales en ondernemingen die AGR-splijtstoffen produceren en ontmantelingsdiensten verlenen zijn in het Verenigd Koninkrijk gevestigd. Naar mag worden aangenomen, is het onwaarschijnlijk dat nieuwe AGR-centrales zullen worden gebouwd of dat niet in het Verenigd Koninkrijk gevestigde ondernemingen deze inkrimpende markt zullen binnentreden. Na een beoordeling van de markt was de Commissie van mening dat de overeenkomsten niet van dien aard zijn dat zij het handelsverkeer tussen de Lid-Staten zullen beïnvloeden. Wat het EEG-Verdrag betreft, heeft het onderzoek derhalve geen redenen in de zin van artikel 85, lid 1, aan het licht gebracht voor de Commissie om verdere maatregelen te nemen in verband met de aangemelde overeenkomsten. Wat het Euratom-Verdrag betreft, blijven de relevante bepalingen van hoofdstuk VI van dit Verdrag van toepassing op de overeenkomsten.
3. Afwijzing van klachten Industrie des Poudres Sphériques/Péchiney Electrométallurgie Dit geval betreft een klacht van Industrie des Poudres Sphériques (IPS), een middelgrote Franse onderneming die gespecialiseerd is in de productie van poeders van hoogreactieve metalen, tegen Péchiney Electrométallurgie (PEM), een dochternonderneming van de Péchiney-groep. Volgens de klaagster zou PEM haar machtspositie op de markt voor primair calcium misbruiken. Péchiney Electrométallurgie is de enige producent van primair calcium in de Europese Gemeenschap, maar beconcurreert IPS op de verder in de productieketen gelegen markt van calciumpoeders die gebruikt worden voor het frissen van staal en de thermische behandeling met calcium. De voornaamste bevoorradingsbronnen van primair calcium voor IPS zijn China en Rusland. De door PEM geleverde calcium bleek niet geschikt te zijn voor gebruik door IPS wegens het hoge zuurstofgehalte, en volgens IPS konden de Noord-Amerikaanse producenten de continuïteit van de bevoorrading niet voldoende garanderen. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
158 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Volgens de klacht had PEM geprobeerd haar machtspositie te versterken en de bevoorradingsbronnen van IPS af te snijden door te verzoeken om een anti-dumping-enquête over de invoer van Russische en Chinese calcium. Er werd beweerd dat PEM met opzet onjuiste en misleidende informatie had verstrekt in het kader van deze enquête, waardoor zware anti-dumpingrechten werden geheven op calcium uit deze landen14. Voorts verklaarde IPS dat PEM weigerde haar een geschikt product te leveren, onder voorwendsel van zogezegde technische moeilijkheden. Bovendien klaagde IPS over dumpprijzen op de verder in de productieketen gelegen markt voor calciumpoeders en misbruik van een machtspositie bij de prijsstelling op de markt voor primair calcium. De klager verzette zich tegelijkertijd tegen de anti-dumpingmaatregelen bij het Gerecht van eerste aanleg. Een van de gronden voor het verzoek tot nietigverklaring van de beslissing was dat de Raad het belang van de Gemeenschap niet correct had beoordeeld en, in het bijzonder, geen rekening had gehouden met het effect van de anti-dumpingrechten op de concurrentie in de gemeenschappelijke markt. Ter staving van haar verzoek vermeldde IPS het onderzoek dat DG IV uitvoerde als gevolg van haar klacht. In haar beschikking van 8 november 1996, waarin de klacht van IPS werd verworpen, was de Commissie van oordeel dat het een beroep doen op een wettelijk instrument van het Gemeenschapsrecht zoals de anti-dumpingprocedure op zichzelf geen misbruik vormde, zelfs indien het bestaan van een machtspositie kon worden bewezen. Zij merkte voorts op dat de antidumpingprocedure haar de noodzakelijke bevoegdheden verleent om de feitelijke gegevens te controleren waarop de corrigerende maatregelen zijn gebaseerd, en dat een onderneming die meent dat een besluit tot het opleggen van anti-dumpingrechten op verkeerde feiten berust, zich veeleer tot de rechtbank moet wenden dan de procedures voor de toepassing van de mededingingsregels in vraag te stellen. De Commissie stelde ook vast dat Péchiney in het gamma van calcium van handelskwaliteit waarvoor zij reclame maakt, niet beschikte over een product dat voldeet aan de uitzonderlijke en ongebruikelijke technische vereisten van IPS, maar wel over een geschikt gespecialiseerd product, dat zij aan IPS wilde leveren. Bovendien had PEM een op maat gemaakt product ontwikkeld voor IPS. Beide producten werden verworpen door IPS, die weigerde een hogere prijs te betalen dan die van het product van handelskwaliteit, dat volgens haar gemakkelijk kon worden gewijzigd om aan haar behoeften te voldoen. De Commissie, zonder een standpunt in te nemen over het bestaan van een machtspositie in dit bepaald geval, oordeelde dat wettelijk gezien, niets een onderneming die een machtspositie bekleedt ertoe verplicht een product uit het bestaande gamma te wijzigen om te voldoen aan de specifieke behoeften van een enkele klant. Wanneer een producent die een zogezegde machtspositie bekleedt, er bovendien bij wijze van uitzondering mee instemt een op maat gemaakt product te vervaardigen, heeft hij geen enkele verplichting om dit product aan dezelfde prijs te verkopen als een minder efficiënt standaardproduct. Een grondig onderzoek heeft geen bewijs opgeleverd van dumpprijzen of misbruiken bij de prijsstelling, of van enige andere gedraging die onder de toepassing van artikel 86 van het Verdrag valt.
14
Verordening (EG) nr. 2557/94 van de Raad van 19 oktober 1994, PB L 270 van 21.10.1994, blz. 27.. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 159
4. Minnelijke schikking Interbrew De Belgische brouwer Interbrew heeft bij de Commissie een interne circulaire aangemeld betreffende het door haar Europese dochterondernemingen te volgen afzetbeleid voor de producten van het concern. Krachtens de circulaire werd de verantwoordelijkheid voor elk betrokken land toegewezen aan één specifieke dochteronderneming, die onderworpen werd aan de volgende regels: -
-
verbod om producten te verkopen in een ander gebied; doorzending van elke bestelling uit een ander gebied naar de voor het betrokken land verantwoordelijke dochteronderneming; doorzending naar de verantwoordelijke dochteronderneming van elke bestelling die bestemd is voor een ander land maar afkomstig is van een binnenlandse afnemer die geen lokale commerciële activiteiten uitoefent; dezelfde doorzending voor binnenlandse afnemers die in het verleden aan (parallel)uitvoer deden, tenzij zij kunnen bewijzen dat de bestelling bestemd is voor een binnenlandse klant; dezelfde behandeling als hierboven voor een binnenlandse afnemer waarvan de bestellingen in verhouding tot de lokale markt onevenredig hoog zijn; en flankerende maatregelen met betrekking tot het terugnemen van lege flessen uit andere landen.
In de aanmelding heeft Interbrew de Commissie verzocht zich uit te spreken over de niet-toepassing van artikel 85 op deze "interne" circulaire (binnen de groep). Overeenkomstig het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 12 januari 1995 in de zaak T-102/92 Viho Europe tegen de Commissie heeft het Directoraat-generaal concurrentie vooreerst vastgesteld dat de circulaire geen mededingingsbeperkende overeenkomst vormt in de zin van artikel 85, lid 1, wat de relaties tussen de ondernemingen van het Interbrew-concern betreft. Dit gaat echter niet op voor de verplichting van elke dochter van het concern om bestellingen van bepaalde, op hun gebied gevestigde afnemers - die van uitvoer worden verdacht - aan een bestemmingsclausule te onderwerpen (wat neerkomt op een expliciet of impliciet uitvoerverbod). Deze verplichting zou leiden tot een mededingingsbeperkende overeenkomst in de zin van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag, zodra een dergelijke overeenkomst werkelijk tussen een dochteronderneming en haar distributeur wordt gesloten. In de Viho-zaak heeft het Gerecht zich niet uitgesproken over de vraag of het distrubutiebeleid van Parker, bestaande in het toewijzen van de productafzet in een bepaalde Lid-Staat aan een dochteronderneming en het verplichten van klanten om zich uitsluitend bij een bepaalde dochteronderneming te bevoorraden, tot misbruik van een machtspositie leidt. Het Gerecht was immers van mening dat er niet genoeg elementen voorhanden waren om te besluiten dat Parker op de betrokken markt een machtspositie inneemt. In dit geval was de Commissie van oordeel dat Interbrew een machtspositie bekleedt op de Belgische biermarkt. De tenuitvoerlegging van de in de circulaire opgenomen bepalingen zou een misbruik van deze positie door Interbrew betekenen. Dat de misbruiken plaatsvinden op een andere relevante geografische markt dan die waarop Interbrew een machtspositie bekleedt, sluit de toepassing van artikel 86 niet uit, voor zover deze gedragingen leiden tot de instandhouding en/of afscherming van de onderscheiden nationale markten, waardoor Interbrew nog meer voordeel kan putten uit haar machtspositie op de Belgische markt. In het bijzonder zou de tenuitvoerlegging van het in de circulaire MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
160 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
uiteengezette distributiebeleid Interbrew de mogelijkheid verlenen de Belgische markt te beschermen tegen de concurrentie "intramerk" van eigen biersoorten uit andere Lid-Staten. De Belgische parallelinvoerders, en daardoor ook de Belgische consumenten, zouden immers aanzienlijk beperkt worden in hun mogelijkheden om Interbrew-bier in Frankrijk te kopen, waar bepaalde producten van het concern goedkoper zijn dan in België. Om die redenen heeft DG IV Interbrew een waarschuwingsbrief gestuurd. In antwoord daarop heeft Interbrew laten weten dat de instructies van de circulaire niet werden uitgevoerd en dat zij een nieuwe interne circulaire betreffende het afzetbeleid van de Europese dochters bekend heeft gemaakt. In deze circulaire werden de punten 2 tot en met 5 van het oorspronkelijke document weggelaten. Met dit optreden bevestigt DG IV haar beleid om iedere belemmering voor de parallelhandel als gevolg van een overeenkomst tussen ondernemingen of misbruik van een machtspositie uit de weg te ruimen. In een interne markt moet de consument immers de mogelijkheid hebben een product te kopen daar waar de prijs het laagste is, waarbij de parallelhandel een arbitragefunctie heeft.
Amex en Dean Witter/Visa De Commissie heeft klachten ontvangen van American Express (Amex) en Dean Witter, Discover (DWD) tegen een door Visa voorgenomen regel die de leden zou hebben verboden om bepaalde concurrerende kaarten in Europa uit te geven. Deze regel was gebaseerd op een bestaande regel van Visa-USA die het een aangesloten bank verbiedt Discover-kaarten, American Express-kaarten of "enige ander kaart die concurrerend wordt geacht" uit te geven, maar de uitgifte van de kaarten MasterCard, Diners Club en JCB toelaat. American Express geeft de American Express-kaart uit, een betaalkaart die traditioneel gericht is op de reis- en vrijetijdssectoren en op de bedrijfswereld. In sommige landen geeft zij ook kredietkaarten uit. Amex was tot dusver een "gesloten" of "exclusief" systeem, d.w.z. dat zij zowel de uitgifte van de kaart als de aansluiting en de administratie van de handelaren controleert. Dean Witter, Discover (DWD) is de eigenaar van het in de VS gevestigde exclusieve NOVUS-systeem. Dit bedrijf geeft onder meer de Discover-kaart uit, die oorspronkelijk in 1985 door Sears Roebuck op de markt was gebracht. Visa is (net zoals Eurocard-MasterCard) een "netwerk"-systeem: de aangesloten banken geven kaarten uit en onderhandelen met handelaren over aansluiting op grond van de statutaire regels van Visa. Het Directoraat-generaal concurrentie van de Commissie oordeelde dat de voorgenomen regel, indien hij zou worden aangenomen, onder de toepassing van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag zou vallen, aangezien de concurrentie zowel tussen betaalkaartensystemen als tussen banken die internationale kaarten voor algemeen gebruik uitgeven, zou worden beperkt. Op de eerste plaats zou de voorgenomen regel de mededinging tussen de wereldwijde systemen van kaarten voor algemeen gebruik inderdaad aanzienlijk hebben beperkt, aangezien de grote meerderheid van de Europese banken geen andere kaartensystemen dan Visa zouden hebben kunnen uitgeven. Daardoor wordt de toegang tot de markt van nieuwe systemen en de uitbreiding van de bestaande systemen verhinderd. Het merendeel van de grote Europese banken zijn lid van Visa. Indien de regel was aangenomen, zouden deze banken geen uitsluiting van het Visa-lidmaatschap hebben geriskeerd, omdat dit systeem hun belangrijke inkomsten oplevert, en zij grote reële en potentiële bedragen zouden verliezen indien zij het lidmaatschap zouden opgeven. De marktafscherming zou vergelijkbaar zijn MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 161
geweest met die welke optreedt bij alleenverkoopovereenkomsten tussen een belangrijke marktdeelnemer en zijn distributeurs (zie bij voorbeeld Unilever/Mars15). Ten tweede zou de regel de mededinging tussen banken hebben belemmerd, omdat de ruime waaier van producten die zij hun klanten kunnen aanbieden, werd beperkt. Voor zover de tendens in de verschillende nationale markten kan worden veralgemeend, zal het de klanten naar alle waarschijnlijkheid interesseren om twee of meer kaarten voor algemeen gebruik te bezitten. Dit creëert belangrijke concurrentiemogelijkheden voor banken, daar zij door het aanbieden van verschillende kaarten hun diensten aan klanten kunnen uitbreiden en zich beter op specifieke marktsegmenten kunnen toeleggen. De voorgenomen regel zou de banken echter hebben verhinderd naast de Visa-kaart ook American Express-kaarten of Discover-kaarten aan te bieden, waardoor de concurrentie voor de bankklanten wordt beperkt en de consument wordt benadeeld. Op 4 juni 1996 besloot de Raad van beheer van Visa International voor de Europese Unie af te zien van het plan. Vóór de vergadering van deze raad had Commissaris Van Miert openbaar verklaard dat het voornemen van Visa niet kon worden aanvaard. Visa USA had overigens ook bevestigd dat haar regels niet uitsluiten dat dochter- of moederondernemingen of filialen in de EU concurrerende kaarten uitgeven. Als gevolg daarvan werden de klachten ingetrokken en werd het onderzoek van deze zaak gesloten zonder dat de Commissie een formele maatregel trof.
Finse markt van speelautomaten Het Finse overheidsbedrijf, Pelika RAY, dat speelautomaten exploiteert in meer dan 2.000 lokalen welke in handen zijn van zelfstandige eigenaars in Finland, heeft vrijwillig de voorwaarden van de met deze eigenaars gesloten contracten gewijzigd. Deze kunnen thans ongehinderd speelautomaten van concurrenten van Pelika RAY verwerven, zodat sprake kan zijn van een daadwerkelijke mededinging tussen Pelika RAY en andere exploitanten en van meer keuzemogelijkheden voor de afnemers. Tot begin 1995 vormde de exploitatie van speelautomaten een staatsmonopolie in Finland. Een wetswijziging maakte daar op 17 februari 1995 een einde aan, waardoor nieuwe exploitanten van speelautomaten theoretisch tot de markt konden toetreden. De eigenaars van de meer dan 2.000 bars, lunaparken, enz., werden echter door hun contracten met Pelika RAY verhinderd speelautomaten af te nemen van de concurrenten. Een concurrent van Pelika RAY diende bij de Commissie een klacht in op grond van het mededingingsrecht van de EU. Ingevolge deze klacht onderzocht het Directoraatgeneraal concurrentie deze contracten en ging besprekingen aan met Pelika RAY, waarna de onderneming deze beperking vrijwillig opgaf. Dit optreden is een duidelijk voorbeeld van het streven van de Commissie om concurrentie tot stand te brengen in een voormalige monopoliesector, dit ten voordele van de consumenten.
Aéroports de Paris (ADP) De Commissie heeft in het eerste halfjaar van 1996 klachten behandeld betreffende de discriminerende wijze waarop de passagiersterminals van de luchthaven van Orly (Parijs) worden beheerd.
15
Zie XXVe Verslag over het mededingingsbeleid, punt 41.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
162 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
ADP werd ervan beschuldigd het verkeer tussen de terminals op zodanige wijze te herverdelen dat Air France werd bevoordeeld. Volgens deze herverdeling zou de nationale luchtvaartmaatschappij het exclusieve gebruik krijgen van de westelijke terminal, die modern was uitgerust en waar overcapaciteit heerste. De concurrenten van Air France, daarentegen, zouden samen worden ondergebracht in de zuidelijke terminal, een ouder gebouw dat niet over de nodige capaciteit beschikte om al dit verkeer op te vangen. Nog vóór de formele procedure werd ingeleid, heeft de Commisie van ADP gedaan gekregen dat het overschot van het verkeer van de zuidelijke naar de westelijke terminal werd geleid, zodat de infrastructuur op evenwichtige wijze werd gebruikt, en dat de renoveringswerkzaamheden in Orly-zuid in een versneld tempo werden aangevat of uitgevoerd. Voorts heeft ADP er zich toe verbonden regelmatig de indicatoren bekend te maken aan de hand waarvan de kwaliteit van de dienstverlening voor elke luchtvaartvaatschappij in elk van de terminals wordt gemeten.
Novo Nordisk De Commissie heeft de verbintenissen aanvaard van Novo Nordisk, de Deense farmaceutische onderneming, om te zorgen voor mededinging op de markt van onderdelen voor de methode van Novo Nordisk om zelf insuline in te spuiten. Novo Nordisk, Europa's belangrijkste insulineproducent, heeft in 1985 een nieuwe methode ingevoerd om zelf insuline in te spuiten, het zogenaamde "insulin pen"systeem. Voor veel diabetici bleek dit systeem praktischer te zijn dan de traditionele methoden zoals de klassieke injectiespuit. Ongeveer een derde van alle diabetici in Europa gebruiken reeds het pensysteem, en de tendens zet zich door. Het systeem bestaat uit een injectie-apparaat (de "pen"), wegwerpvullingen die de dosis insuline bevatten, en wegwerpnaalden. Andere ondernemingen produceren momenteel vergelijkbare pensystemen of onderdelen ervan waarvan sommige compatibel zijn met het Novo Nordisk-systeem. Compatibele onderdelen in deze context zijn onderdelen die efficiënt en in alle veiligheid in combinatie met de Novo Nordisk-producten kunnen gebruikt worden zonder dat dit leidt tot een ernstig defect van het systeem. Ingevolge een klacht van een Amerikaanse fabrikant van medische apparatuur, Becton Dickinson, voerde het Directoraat-generaal concurrentie van de Commissie een onderzoek uit en kwam daarbij tot de voorlopige conclusie dat Novo Nordisk in de meeste Lid-Staten een machtspositie bekleedt op de insulinemarkt, alsook op de markten van de onderdelen van het pensysteem. De Commissie stelde voorts vast dat de onderneming, in strijd met de mededingingsregels van de Gemeenschap, misbruik maakt van haar machtspositie door in bepaalde gevallen haar aansprakelijkheid voor het slechte functioneren van haar penproducten af te wijzen of te weigeren een garantie te verlenen ten aanzien van dergelijke producten zodra zij werden gebruikt met compatibele onderdelen van andere fabrikanten. Novo Nordisk werd niet alleen verweten dat zij in deze gevallen de aansprakelijk afwees, doch ook dat zij deze afwijzing in dergelijke termen formuleerde dat bij de gebuikers ongegronde twijfels of verwarring werd gecreëerd in verband met de veiligheid of efficiëntie bij het gebruik van niet van Novo Nordisk afkomstige onderdelen in het pensysteem. DG IV maakte tevens bezwaar tegen het argument van Novo Nordisk dat sommige onderdelen niet compatibel waren met haar systeem omdat deze het niet mogelijk maakten een bijkomende en niet verplichte "functionele controle" uit te voeren, die bedoeld was om de dosis te controleren. Deze controle werd niet van wezenlijk belang geacht voor de beoordeling van de compatibiliteit. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 163
Hoewel Novo Nordisk de in de klacht geformuleerde beweringen en de voorlopige conclusies van de Commissie uitdrukkelijk verwerpt, heeft zij er zich thans toe verbonden maatregelen te nemen om de twijfels van de Commissie weg te nemen: de onderneming zal in de toekomst niet langer de aansprakelijkheid afwijzen, zij het mondeling of schriftelijk, in gevallen waar insulinepennen van Novo Nordisk worden gebruikt met compatibele onderdelen van andere fabrikanten. Voorts zal Novo Nordisk onderdelen van andere fabrikanten niet meer onverenigbaar met haar pensystemen beschouwen, louter op grond van het feit dat de bijkomende "functionele controle" ontbreekt. De formulering van veiligheidsvoorschriften voor patiënten op alle verpakkingen, promotiemateriaal en productdocumentatie zal in de gehele EER in overeenstemming met deze verbintenissen worden gebracht. Deze wijzigingen, met inbegrip van de aanpassing van de bestaande voorraad, zullen per land worden uitgevoerd zodra de vereiste administratieve toestemming werd verkregen. Tevens zal het verkoops- en marketingpersoneel van Novo Nordisk in alle EER-landen duidelijke instructies ontvangen omtrent dit nieuw beleid.
CSK/GIST-BROCADES CSK (Coöperatieve Stremsel- en Kleurselfabriek), een Nederlandse coöperatie die dierlijk stremsel vervaardigt en verkoopt, en Gist-brocades, die eveneens stremsel produceert, maar dan van biotechnologische oorsprong, hadden een wederkerige alleenverkoopovereenkomst gesloten, die ze vervolgens bij de Commissie hebben aangemeld. Dierlijk en biotechnologisch stremsel zijn, wat hun kenmerken betreft, onderling verwisselbaar voor de vervaardiging van kaas. Het gebruik van biotechnologisch stremsel is nog niet in alle Lid-Staten toegelaten. In Nederland is het gebruik van biotechnologisch stremsel voor de kaasproductie nog niet algemeen aanvaard, maar de minister kan wel individuele toestemming geven. Dierlijk en biotechnologisch stremsel zijn dus concurrerende producten. In de overeenkomst was gestipuleerd dat CSK in Nederland de alleenverkoper zou worden van het door Gist-Brocades geproduceerde stremsel. Buiten Nederland daarentegen werd Gist-Brocades formeel aangewezen als niet-exclusieve verkoper van het door CSK vervaardigde stremsel. Gist-Brocades werd echter de facto beschouwd als alleenverkoper. In de ondereenkomst was onder meer bepaald dat CSK stremsel mocht verkopen, doch slechts na overleg met Gist-Brocades, aan andere herverkopers in het aan deze laatste toegewezen grondgebied, indien CSK meende dat Gist-Brocades daar niet genoeg verkocht. Deze bepaling werd nooit toegepast. Bovendien beschouwde CSK dat de verkoop van producten die bestemd waren voor de uitvoer, niet onder de overeenkomst viel, en vond deze verkoop derhalve slechts plaats na overleg met Gist-Brocades. De diensten van de Commissie hebben de betrokken ondernemingen laten weten dat deze overeenkomst moet worden aangemerkt als een wederkerige alleenverkoopovereenkomst tussen producenten van concurrerende producten, wat geografisch gezien in feite neerkomt op een horizontale afspraak ter onderlinge verdeling van de markt. Een dergelijke overeenkomst kan niet worden vrijgesteld. Bovendien werd CSK medegedeeld dat zij, gezien haar belangrijk marktaandeel in Nederland, met deze overeenkomst riskeert misbruik te maken van haar machtspositie, omdat zij de mogelijkheid krijgt de distributie in Nederland van een concurrerend product te controleren en zo haar marktpositie te beschermen.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
164 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
CSK en Gist-Brocades hebben medegedeeld dat zij niet akkoord gingen met de in deze waarschuwingsbrief gegeven interpretatie en dat zij hun verkoopovereenkomst hebben beëindigd wegens commerciële redenen.
Kaartverkoop - Olympische Spelen van Atlanta De Olympische Spelen van Atlanta vormden voor de Commissie een aanleiding om de verenigbaarheid van het systeem voor de distributie van toegangskaarten voor de Olympische Spelen met de communautaire concurrentieregels te onderzoeken. Het normale distributiesysteem bestond erin voor elke Lid-Staat een enkele agent aan te stellen die verantwoordelijk was voor de promotie en de verkoop van kaarten en reispakketten. Het systeem voor de aanwijzing van de distributeurs in de Europese Gemeenschap is altijd gebaseerd geweest op het exclusiviteitsbeginsel. De distributeur bezat een monopolie voor de kaartverkoop in het betrokken gebied. Dit alleenverkoopsysteem is in strijd met de communautaire concurrentieregels. Het leidt immers tot een rigoreuze afscherming van de nationale markten van de EG-Lid-Staten, aangezien het voor een in een bepaalde Lid-Staat gevestigde consument of reisbureau onmogelijk was kaarten in een andere Lid-Staat te kopen, en de voor een bepaalde LidStaat verantwoordelijke distributeur zich ertoe verbond geen kaarten te verkopen buiten deze Lid-Staat. Door het optreden van de Commissie kon een oplossing worden gevonden die verenigbaar was met de concurrentieregels. Zo beschikten de kaartverkopers niet langer over de territoriale exclusiviteit, waardoor de markt werd afgeschermd, en diende de kaartverkoop te gebeuren volgens bepaalde nietdiscriminerende regels die waren opgenomen in het standaardcontract tussen de nationale olympische comités en de organisator van de Spelen van Atlanta. Deze regels bepaalden onder meer dat wie het eerst komt, het eerst maalt en dat de kaartverkoop niet afhankelijk mag worden gesteld van de verkoop van vervoerbewijzen of hotelaccomodatie. Tenslotte, wat de doorzichtigheid betreft van de voorwaarden voor aanstelling van de distributeurs door de nationale olympische comités van de LidStaten, heeft het merendeel van de verschillende comités aanbestedingen georganiseerd om de distributeurs te selecteren, teneinde objectieve en niet discriminerende selectiecriteria te garanderen.
IRI/Nielsen In september 1994 startte de Commissie een onderzoek naar de contractuele praktijken van AC Nielsen Company ("Nielsen"), na een klacht van Information Resources Inc. ("IRI"), die beweerde dat Nielsen misbruik maakte van haar machtspositie op de Europese markt van detaillistenpanels (retail tracking), teneinde te voorkomen dat IRI daar een concurrerende positie verwerft. Bij detaillistenpanelonderzoek (ook "sales" of "market trackingservices" genoemd) worden gegevens over de werkelijke productverkoop, prijzen, promoties en andere marktgegevens vergaard en verwerkt, teneinde de prestaties van een specifiek product over een bepaalde periode te analyseren. Vroeger werden deze marktgegevens handmatig verzameld: de auditors van de detaillistenpanelbeheerder brachten een bezoek aan de detaillisten en telden het aantal goederen. De invoering van scanningsapparatuur (elektronische toestellen om de aangekochte producten te scannen aan de kassa's van vele verkooppunten) betekenden een belangrijke technologische omwenteling voor de panelonderzoeksector. Met deze scanners kunnen de meeste gegevens nu elektronisch worden verzameld. Nielsen, een in de VS gevestigde onderneming, is de grootste beheerder van detaillistenpanels ter wereld. Zij is aanwezig in meer dan 80 landen en realiseerde in 1995 een wereldomzet van 1,3 miljard MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 165
US $. IRI, die eveneens in de VS is gevestigd, is wereldwijd de tweede grootste beheerder van detaillistenpanels en zette in 1986 haar eerste panelonderzoekdienst met behulp van scanningapparatuur op. Daardoor kon zij een aanzienlijk deel van de Amerikaanse markt op Nielsen veroveren en aanvangen met uitbreiding naar verschillende andere landen, waaronder de voornaamste Europese landen. Op 7 mei 1996 leidde de Commissie een formele procedure in tegen Nielsen, en stuurde zij de onderneming een mededeling van punten van bezwaar wegens inbreuk op artikel 86 van het Verdrag toe. In de mededeling van punten van bezwaar werd gesteld dat de relevante productmarkt in dit geval de markt was van detaillistenpanels voor consumentengoederen met hoge aankoopfrequentie, en dat deze markt nationaal van aard was. De conclusie luidde dat Nielsen een machtspositie bekleedde op de meeste nationale markten voor detaillistenpanels in Europa. De voornaamste bezwaren tegen Nielsen betroffen de volgende praktijken: -
-
Met betrekking tot de contracten inzake de aankoop van gegevens bij detaillisten, had Nielsen exclusieve contracten gesloten in Oostenrijk, waardoor alle andere concurrenten verhinderd werden in dat land relevante gegevens te verzamelen en derhalve toe te treden tot de markt. Zij had ook in andere landen contracten gesloten waarin was gestipuleerd dat gegevens niet aan derden mochten worden verkocht aan gunstiger prijzen dan die welke aan Nielsen werden betaald. Daardoor kon Nielsen de toegang tot bepaalde markten afschermen door de prijs te verhogen die aan de detaillist moest worden betaald. In verband met de verkoop van diensten aan de multinationale klanten, had Nielsen contracten gesloten waarin een aanzienlijke korting werd aangeboden in ruil voor verbintenissen van klanten om in een groot aantal landen een beroep te doen op de diensten van Nielsen. Daardoor werd prijsbinding gecreëerd tussen landen waar Nielsen een monopoliepositie bekleedde en landen waar IRI probeerde te penetreren, waardoor IRI verplicht werd aanzienlijk lagere prijzen te hanteren om haar aanwezigheid in deze landen te handhaven. Rekening houdend met de specifieke omstandigheden van dit geval, luidde de conclusie dat deze praktijk kon worden gelijkgesteld met misbruik van een machtspositie. Bepaalde contracten voorzagen ook in kortingen (zoals korting voor trouwe klanten of doelgerichte korting) die het Hof van Justitie vroeger had veroordeeld omdat zij tot misbruik van een machtspositie leidden.
Kort nadat AC Nielsen de mededeling van punten van bezwaar had ontvangen, liet zij de Commissie weten dat zij bereid was een minnelijke schikking te treffen. AC Nielsen ging onderhandelingen aan met de ambtenaren van de Commissie teneinde de meest geschikte oplossing te vinden, wat leidde tot de ondertekening door Nielsen, op 28 november 1996, van een verbintenis (zie verder). Deze verbintenis kon de Commissie ervan overtuigen dat de praktijken van Nielsen in de toekomst niet langer in strijd zouden zijn met artikel 86 van het Verdrag. De verbintenis bevatte immers garanties met betrekking tot alle meegedeelde punten van bezwaar en zorgde voor evenwichtige spelregels op de Europese markten voor detaillistenpanels: -
In verband met de detaillisten verbindt Nielsen er zich toe geen exclusieve contracten te sluiten, noch contracten die de vrijheid van de detaillist beperken om gegevens te verstrekken aan een andere beheerder van detaillistenpanels.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
166 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
-
Wat de multinationale klanten betreft, worden de contracten die meer dan één land bestrijken, ontbonden. Nielsen verbindt zich ertoe alle multinationale klanten toestemming te geven in een bepaald land een beroep te doen op een concurrent, zonder verlies van de in een ander land toegekende voorwaarden. Bovendien worden bepaalde soorten kortingen verboden.
Gezien het dynamisch en wisselend karakter van deze markt, geldt de huidige verbintenis slechts voor drie jaar. Nielsen zal de Commissie regelmatig rapporten voorleggen zodat deze de naleving van de verbintenis kan controleren. Er zij op gewezen dat de antitrust-afdeling van het Amerikaanse Ministerie van Justitie ook een onderzoek voerde naar de contractuele praktijken van Nielsen. Aangezien de meeste van de vermeende misbruiken in Europa plaatsvonden, heeft de Commissie de leiding van dit onderzoek op zich genomen. Dit gebeurde in nauwe samenwerking met het Ministerie van Justitie, waarbij met de toestemming van de partijen vertrouwelijke informatie werd uitgewisseld. Gezien de resultaten van het in Europa gevoerde onderzoek heeft het Ministerie van Justitie eveneens besloten zijn onderzoek te staken. Verbintenis van AC Nielsen 1. Inleiding AC Nielsen verplicht zich ertoe de in deze verbintenis vervatte verplichtingen te goeder trouw uit te voeren. Deze verbintenis, die van toepassing is op een gedraging waarbij ten minste één land van de Europese Economische Ruimte (hierna "de EER" genoemd) is betrokken, heeft ten doel de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna "de Commissie" genoemd) te helpen zich ervan te vergewissen dat geen inbreuk wordt gepleegd op artikel 86 van het EG-Verdrag en artikel 54 van de EER-Overeenkomst. 2. Definities 2.1. Met "panelgegevens" wordt bedoeld gegevens over de beweging van producten, met inbegrip van informatie over de verkoop, de prijs en de productbeschrijving, alsmede daarmee samenhangende causale gegevens in verband met de beweging of de verkoop op detailhandelniveau van consumptiegoederen met hoge aankoopfrequentie, die verzameld worden door middel van scanningapparatuur op de verkooppunten, voorraadcontrole, gegevens over verkochte voorraden, observatie op het verkooppunt of enige soortgelijke methode. 2.2. Met "detaillistenpanelbeheer" wordt bedoeld een dienst die kan worden gebruikt voor de controle, de analyse of de planning van de vooruitgang, de concurrentiepositie en de marketingstrategie van een product of een groep producten over een bepaalde periode en die volledig of grotendeels gebaseerd is op panelgegevens. 2.3. Met "klant" wordt bedoeld elke persoon of onderneming, met inbegrip van haar dochterondernemingen, bijkantoren en soortgelijke lichamen, die om detaillistenpanelonderzoek verzoeken of aan wie deze diensten worden verleend. 2.4. Met "multinationale klant" wordt bedoeld elke persoon of onderneming, met inbegrip van haar dochterondernemingen, bijkantoren en soortgelijke lichamen, die om detaillistenpanelonderzoek verzoeken of aan wie deze diensten worden verleend in meer dan één land.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 167
2.5. Met "detaillist" wordt bedoeld elke persoon of onderneming, of een agent of filiaal daarvan, die consumptiegoederen met hoge aankoopfrequentie verkoopt aan verbruikers.
3. Toepasbaarheid Deze verbintenis werd aangegaan door AC Nielsen Company, 150 North Martingale Road, Schaumburg, Illinois, 60173, VSA, door elk van haar dochterondernemingen, bijkantoren of rechthebbenden, en de auditors, directeuren, agenten en werknemers van deze ondernemingen. 4. Overeengekomen gedrag Contracten met detaillisten 4.1 AC Nielsen sluit met een detaillist geen contracten: a. waarin is bepaald dat de detaillist uitsluitend aan AC Nielsen panelgegevens zal verstrekken; b. waarin is bepaald dat de detaillist AC Nielsen panelgegevens moet verstrekken aan soortgelijke of betere voorwaarden dan die welke die voor andere ondernemingen gelden; c. waarin is bepaald dat de detaillist geen panelgegevens aan derden mag verstrekken aan soortgelijke of betere voorwaarden dan die welke voor AC Nielsen gelden; d. die op enige andere wijze de mogelijkheden van een detaillist beperken om panelgegevens aan een detaillistenpanelbeheerder te verstrekken. 4.2 AC Nielsen schrapt alle in punt 4.1. bedoelde clausules uit de reeds bestaande contracten met detaillisten. Deze wijzigingen worden uiterlijk één maand na de inwerkingtreding van de onderhavige verbintenis aangebracht. AC Nielsen stelt de Commissie onverwijld in kennis van het feit dat deze clausules werden geschrapt. Contracten met klanten 4.3 In alle door AC Nielsen aangeboden contracten of met klanten gesloten contracten waarin onder meer, doch niet uitsluitend, voorwaarden zijn opgenomen betreffende voor meerdere landen geldende prijzen of kortingen, worden deze voorwaarden voor elk land afzonderlijk gespecifieerd. 4.4 Indien AC Nielsen een klant een contract aanbiedt dat meer dan één land bestrijkt, kan de klant de voorwaarden die gelden voor één of meer landen afwijzen zonder dat dit een effect heeft op de in andere landen toegekende voorwaarden. Alle multinationale klanten kunnen een eind stellen aan hun handelsrelatie met AC Nielsen in een land waarvoor het gemeenschappelijk aanbod geldt (onafhankelijk van het feit of dit aanbod al dan niet in een enkel contract is opgenomen), mits een opzeggingstermijn van 3 maanden. Een dergelijke opzegging door een klant van een handelsrelatie met AC Nielsen in één of meer landen heeft geen effect op de door AC Nielsen aan deze klant voor andere landen toegekende voorwaarden, met inbegrip, doch niet uitsluitend, van prijzen en kortingen. 4.5 AC Nielsen biedt geen contracten aan of sluit geen contracten voor het verstrekken van detaillistenpaneldiensten die een of meer landen bestrijken, waarin is bepaald: a. dat enige contractuele voorwaarde, met inbegrip van, doch niet beperkt tot prijzen of kortingen, verbonden is met of afhankelijk wordt gesteld van de aankoop door de klant van detaillistenpaneldiensten van AC Nielsen in een of meerdere andere landen; b. dat enige contractuele voorwaarde, met inbegrip van, doch niet beperkt tot prijzen of kortingen, verbonden is met of afhankelijk wordt gesteld van de aankoop door de klant van een minimaal aantal detaillistenpaneldiensten van AC Nielsen in meer dan één land;
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
168 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
4.6 AC Nielsen biedt multinationale klanten geen contracten aan of sluit met hen geen contracten voor het verstrekken van detaillistenpaneldiensten die een of meer landen bestrijken, waarin is bepaald: a. dat enige contractuele voorwaarde, met inbegrip van, doch niet beperkt tot prijzen of kortingen, verbonden is met of afhankelijk wordt gesteld van de exclusieve aankoop door de multinationale klant van detaillistenpaneldiensten van AC Nielsen in een of meerdere andere landen; b. dat enige contractuele voorwaarde, met inbegrip van, doch niet beperkt tot prijzen of kortingen, verbonden is met of afhankelijk wordt gesteld van de aankoop door de klant van een minimaal aantal detaillistenpanelonderzoeken van AC Nielsen dat gelijk of hoger is dan 80% van het totaal aantal detaillistenpanelonderzoeken dat deze klant het voorgaande jaar in een bepaald land heeft gekocht; c. dat enige contractuele voorwaarde, met inbegrip van, doch niet beperkt tot prijzen of kortingen, verbonden is met of afhankelijk wordt gesteld van het feit dat de door de klant van AC Nielsen gekochte detailpaneldiensten in het verleden van een concurrent van AC Nielsen waren gekocht; d. dat de minimumduur van het contract meer dan 3 jaar bedraagt; e. dat de klant de voorkeur moet geven aan de diensten van AC Nielsen in plaats van de diensten van een concurrent indien beide vergelijkbare kwaliteit of prijzen bieden, of dat AC Nielsen het recht van het laatste bod heeft voor het leveren van detaillistenpaneldiensten aan de klant. 4.7 AC Nielsen wijzigt alle contracten met haar klanten in overeenstemming met de punten 4.3 tot en met 4.6. Deze wijzigingen worden uiterlijk één maand na de inwerkingtreding van de onderhavige verplichting aangebracht. AC Nielsen stelt de Commissie onverwijld in kennis van de wijziging van deze contracten. Informatie 4.8 Binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verbintenis verstrekt AC Nielsen een afschrift van deze verbintenis aan alle multinationale klanten en detaillisten waarmee zij reeds een contract heeft gesloten, alsook aan alle aanbieders van detaillistenpaneldiensten, met inbegrip van IRI, die hun activiteiten uitoefenen in de EER. Voorts verstrekt zij een afschrift aan alle detaillisten en multinatinale klanten waarmee zij onderhandelt over de sluiting van een nieuw contract. Vroegere gegevens 4.9 Gedurende een periode van één jaar, te beginnen vanaf de inwerkingtreding van deze verbintenis, verleent AC Nielsen aan alle aanbieders of mogelijke aanbieders van detaillistenpaneldiensten, met inbegrip van IRI, op verzoek alle panelgegevens die AC Nielsen van Oostenrijkse detaillisten heeft verkregen en die betrekking hebben op de twee jaar die het verzoek voorafgaan, voor zover de betrokken Oostenrijkse detaillisten toestemming verlenen om deze informatie vrij te geven. AC Nielsen is niet verplicht aan het verzoek te voldoen indien de aanbieder of mogelijke aanbieder van detaillistenpaneldiensten niet akkoord gaat met de betaling van : a. 50% van de redelijke en met bewijsstukken gestaafde kosten, of het overeenkomstige percentage indien meer dan één verzoek werd geformuleerd, voor het omzetten van de panelgegevens door AC Nielsen indien deze gegevens niet meer in hun oorspronkelijke vorm beschikbaar zijn;
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 169
b.
100% van de redelijke kosten die AC Nielsen moet maken om de panelgegevens aan de aanbieder of mogelijke aanbieder van detaillistenpaneldiensten te verstrekken, met inbegrip van alle redelijke en met bewijsstukken gestaafde kosten voor het behandelen of herformuleren van vroegere panelgegevens door AC Nielsen teneinde haar steekproefplan te verhullen voordat zij deze gegevens aan de betrokken aanbieders verstrekt.
5. Bestuursrechtelijke bepalingen 5.1 AC Nielsen erkent dat de Commissie moet kunnen controleren in hoeverre deze verbintenis wordt nageleeft. Te dien einde legt AC Nielsen de Commissie op de datum van de inwerkingtreding van deze verbintenis, en vervolgens om de zes maanden, een volledige lijst voor van al haar multinationale klanten in de zin van punt 2.4, alsmede van de contracten die deze klanten met AC Nielsen hebben gesloten of voornemens zijn te sluiten. De Commissie kan tevens verzoeken om overlegging van alle aanvullende informatie die zij relevant acht voor dit doel. 5.2 Deze verbintenis geldt voor een periode van drie jaar, of tot de inwerkingtreding van een beschikking van de Commissie betreffende het onderwerp van deze verbintenis, indien deze beschikking vóór het eind van deze periode wordt gegeven. 5.3
Deze verbintenis gaat onmiddellijk in.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
170 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
B-
Nieuwe regelgevende teksten en bekendmakingen die door de Commissie zijn vastgesteld of ingediend
1.
Verordening (EG) nr. 240/96 van de Commissie van 31 januari 1996 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten betreffende technologieoverdracht (PB L 31, 9.2.1996, blz. 2)
2.
Verordening (EG) nr. 1523/96 betreffende de uitsluiting van het overleg vrachtvervoertarieven van het toepassingsgebied van Verordening nr. 1617/93 (PB L 190 van 31.7.1996, blz. 11)
3.
Mededeling van de Commissie betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen (PB C 207 van 18.7.1996, blz. 4)
4.
Voorontwerp voor een mededeling betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de nationale autoriteiten bij de behandeling van zaken die onder de artikelen 85 en 86 vallen (PB C 262 van 10.9.1996, blz. 5)
5.
Bekendmaking van de Commissie betreffende de herziening van haar bekendmaking van 3 september 1986 inzake overeenkomsten van geringe betekenis die niet onder artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag vallen (PB C 29 van 30.1.1997, blz. 3)
6.
Mededeling van de Commissie inzake de interne procedureregels voor de behandeling van verzoeken om toegang tot een dossier bij de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EGVerdrag, de artikelen 65 en 66 van het EGKS-Verdrag en van Verordening nr. 4064/89 van de Raad (PB C 23 van 23.1.1997, blz. 3)
7.
Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de mededingingsregels op overeenkomsten inzake toegang tot de telecommunicatiesector (PB C 76 van 11.3.1997, blz. 9)
over
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 171
C-
Formele beschikkingen op grond van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag
1. Gepubliceerde beschikkingen Gepubliceerde beschikkingen
Beschikking van de Commissie van 10 januari 1996 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag (IV/34.279- Adalat) Beschikking van de Commissie inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EEROvereenkomst (IV/35.545 -Lufthansa/SAS) Beschikking van de Commissie inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag (IV/34.983 - Fenex) Beschikking van de Commissie inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EEROvereenkomst (IV/34.607 - Banque Nationale de Paris/Dresdner Bank) Beschikking van de Commissie inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EEROvereenkomst (IV/35.337 - Atlas) Beschikking van de Commissie inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EEROvereenkomst (IV/35.617 - Phoenix/Global One) Beschikking van de Commissie inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag (IV/34.503 - Veerdiensten) Beschikking van de Commissie inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EEROvereenkomst (IV/35.679 Novalliance/Systemform) Beschikking van de Commissie inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EEROvereenkomst (IV/35.518 - Iridium)
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
datum van de beschikking 10.1.1996
publicatie
16.1.1996
PB L 54, 5.3.1996, blz. 28
5.6.1996
PB L 181, 20.7.1996, blz. 28
24.6.1996
PB L 188, 27.7.1996, blz. 37
17.7.1996
PB L 239, 19.9.1996, blz. 23
17.7.1996
PB L 239, 19.9.1996, blz. 57
30.10.1996
PB L 26, 29.1.1997, p. 23
4.12.1996
PB L 47, 18.2.1997, blz. 11
18.12.1996
PB L 16, 18.1.1997, blz. 87
PB L 201 van 9.8.1996, blz. 1
172 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
2. Andere formele besluiten16 2.1.
Beschikkingen waarin geen bezwaar wordt gemaakt op grond van Verordening (EG) nr. 870/95 (lijnvaartondernemingen)
Zaak nr. IV/
Naam
Datum van de beschikking
35.754
EACS
27.3.1996
35.750
SLCS
27.3.1996
35.768
A. Weir Shipping + Euro Africa Shipping Line
1.4.1996
35.762
JMCS
2.4.1996
2.2.
Beschikkingen waarbij de Commissie een individuele vrijstelling verleent door middel van de verzetprocedure (Artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 betreffende het zeevervoer)
Zaak nr. IV/
Naam
Datum van de beschikking
35.680
Baltic Liner Conference
8.4.1996
35.448
Hansa Ferry
1.7.1996
35.841
Stena Tor Line
15.10.1996
2.3. Beschikkingen houdende afwijzing van klachten
16
Zaak nr. IV/
Naam
Datum van de beschikking
34.193
KISH Glas
28.3.1996
35.151
IPS Pechiney
8.11.1996
33.714
VAG France
23.9.1996
35.133
PSA (1)
5.6.1996
35.171
PSA (2)
9.10.1996
Niet gepubliceerd in het Publikatieblad MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 173
D - Bij administratieve brief in 1996 beëindigde zaken Zaak nr.
17
Titel
Datum van beëindiging
Soort van administratieve brief17
35604 Schwarz-Pharma+Vetter+1
9/01/96
1
35735 Co-operative Bank+Unisys+1
10/01/96
1
35019 EXCO + Telerate
16/01/96
1
35702 HFC Bank + Vauxhall Motors
16/01/96
1
35305 Marshall + Telerate
16/01/96
1
35673 Elac + J&P
16/01/96
1
33821 ASLK+BANCA CRT
16/01/96
1
35709 Hyspeed + 2
18/01/96
1
35699 Perkins + Massey Ferguson
24/01/96
1
34431 THAMESPORT + 5
30/01/96
1
35196 Pharmacia + Huhtamäki + Leiras
6/02/96
1
33798 CREDIT INSURANCE BUSINESS+16
13/02/96
1
35460 Erste Allgemeine +Volkswagen Versicherungsdienst (ESA 13/02/96 0021
1
35671 Courtaulds+Eybl+1
15/02/96
1
35636 Skechers+Manhattan Footwear
7/03/96
1
35881 SmithKline+Symphar
14/03/96
1
35282 Johnson Matthey + Sandoz Pharma
18/03/96
1
35621 Viking Fruit+3
20/03/96
1
35431 OIAG-Pensionskasse
22/03/96
1
35687 Cott Corporation+Virgin Enterprises+The Virgin Trading+Virgi
3/04/96
1
35575 Sungard+Capital Financial
16/04/96
1
35466 Seaforth Corn Mills + 6
13/05/96
1
35805 Lloyd Triestino di Navigazione + Contship
23/05/96
1
34949 LUFTHANSA+FINNAIR
24/05/96
1
35200 Zeneca + CRCT
3/06/96
1
35929 Stena Bilfragmentering + Gotthard Nilsson + Skrotfrag
4/06/96
1
35351 Bcbsa+bcs
7/06/96
1
35330 Toyota Eurocare
7/06/96
1
35668 Eckes+Freixenet
11/06/96
1
35942 Kongsberg+Swedish Space
19/06/96
1
1 = Negatieve verklaring art.85, lid 1 of 86 2 = Individuele vrijstelling art. 85, lid 3 3 = Verenigbaar met groepsvrijstelling
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
174 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
35967 FX+MS+1
25/06/96
1
35966 FX+EDL+11
25/06/96
1
35964 Laura Ashley+CV Home+1
26/06/96
1
35731 Radisson - Edwardian II
28/06/96
1
35884 CAMR+Speywood+1
28/06/96
1
35981 Hanson Brick + MDI Group + 2
1/07/96
1
35950 Sonoco+Demolli+4
5/07/96
1
35417 DLG+KEMIRA
12/07/96
1
36003 TransFair
31/07/96
1
35331 Glaxo + Warner-Lambert
1/08/96
1
36123 Stibat
9/08/96
1
35815 Fercher+Obernosterer
14/08/96
1
34899 GKP
19/08/96
1
35792 Iveco + Renault
20/08/96
1
36127 Pasteur Mérieux+Behringwerke
10/09/96
1
35670 ATP Tour
26/09/96
1
35983 Publicitas
26/09/96
1
35892 Channel Five+7
2/10/96
1
35461 MAN B&W Diesel + Ssangyong
3/10/96
1
35374 Man B&W+Uljanik
3/10/96
1
36037 British Gas TransCO+23
28/10/96
1
35924 PBI+Gemplus+1
5/11/96
1
36251 Neville+dealers
14/11/96
1
36250 Toyota+Neville
14/11/96
1
36249 Toyota+Dealers
14/11/96
1
36108 Armstrong+Hunter Douglas+1
18/11/96
1
35757 British Gas+1
19/11/96
1
35851 Schreuder Laboratoria
21/11/96
1
35686 James Hall & Co.
26/11/96
1
35840 ESB+National Power+2
11/12/96
1
36079 Graham Packaging France S.A.
23/12/96
1
35734 Bayer+Monsanto
12/01/96
1
33697 Procter & Gamble - Finaf SpA
29/01/96
1
35645 Warner-Ishi Europe+2
28/02/96
1
35296 Inmarsat
26/04/96
1
35876 Scottish Nuclear+British Nuclear
5/06/96
1
35875 Nuclear Electric+British Nuclear
5/06/96
1
36054 CGI+Lombard+2
11/09/96
1
32749 GB-INNO-BM + PARIDOC
1/10/96
1
35957 Mölnlycke+Tambrands
31/10/96
1
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 175
34936 CEPI CARTONBOARD
17/12/96
1
35354 Amerada+Chevron+6
23/12/96
1
34024 ARVIN+KAYABA+APA
3/01/96
2
35480 Honda+Rover+1
15/01/96
2
35464 Honda+Rover+1
15/01/96
2
35362 Nordion+Ire+1
16/01/96
2
35335 Assicurazioni Generali + 36
18/01/96
2
33907 MAGNETI MARELLI+NIPPONDENSO+2
19/01/96
2
35609 Saudi Aramco+MoH (partie de IV/M.574)
22/01/96
2
35367 Puma+Estudio 2000
5/02/96
2
35434 Carlsberg + Falcon
5/02/96
2
34667 ELAN PHARMA
6/02/96
2
35432 Air Products+Aga
12/02/96
2
35744 Texas Instruments+Allflex
15/02/96
2
35507 OMNITEL - PRONTO ITALIA
16/02/96
2
35535 Codemasters+Lewis Galoob
19/02/96
2
35701 Convatec + Focus Polymers
20/02/96
2
35346 Montblanc
4/03/96
2
35874 McDermott+Halliburton+1
11/03/96
2
35257 Komatsu + Ecomat
9/04/96
2
35641 Newforge+Hormel Foods
10/04/96
2
35448 Cartier (alle producten)
11/04/96
2
35546 Hewlett-Packard+Ohmeda
25/04/96
2
34418 LOCSA + 6
26/04/96
2
35364 Pillsbury+Europate+1
29/04/96
2
35745 Bass Brewers+Grolsch+3
6/05/96
2
35269 MGI Pharma + E. Merck + Chiron
8/05/96
2
35953 Holsten-Brauerei + Inntrepreneur + United Breweries
10/05/96
2
35680 Finncarriers Oy+Poseidon Schiffahrt AG
23/05/96
2
35768 Gezamenlijke groepsovereenkomst
23/05/96
2
35762 Canmar+DSEN
23/05/96
2
35754 EACS +7
23/05/96
2
35750 SLCS Canada Maritime+Orient Overseas
23/05/96
2
35931 Metsä-Serla+Myllykoski+3
7/06/96
2
35401 Avon Rubber+Avon Inflatables+4
17/06/96
2
35913 Paguag+Contitech+1
26/06/96
2
34848 WHITBREAD + INTERBREW (HOEGAARDEN WIT BIER)
1/07/96
2
34895 LOWENBRAU + CARLSBERG-TETLEY
4/07/96
2
34359 COURAGE+HOLSTEN
11/07/96
2
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
176 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
36102 Reesink
11/07/96
2
35941 Folined + 11
31/07/96
2
35987 CTA + 2
9/08/96
2
35911 UCC+BP
9/09/96
2
36009 House of Prince+BAT
10/09/96
2
35501 L'AMY SA+L'AMY FRANCE
17/09/96
2
36080 KHD+Andritz
17/09/96
2
35662 Falcon+Sinebrychoff
1/10/96
2
35857 Man B&W+Samsung
3/10/96
2
35837 MAN B&W Diesel+Bremer Vulkan
3/10/96
2
35375 Man B&W+Brodosplit
3/10/96
2
35910 Deere+Krone
17/10/96
2
35917 Deere+Matbro
17/10/96
2
35799 Norweb + Group 4 Total Security
24/10/96
2
35028 NSAA
30/10/96
2
36098 Sony Music Entert.+Michael Jackson+Sony/ATV Music Publishing
11/11/96
2
36200 IATA intercarrier agreement on passenger liability
27/11/96
2
36157 Enator + Unibit
23/12/96
2
34839 WESTINGHOUSE + ROLLS-ROYCE
11/03/96
2
35958 ATR + BAe (ex MTF 551)
20/03/96
2
35883 Nisso BASF
18/04/96
2
34331 BFGOODRICH+MESSIER BUGATTI+1
29/04/96
2
35933 Fleming + 4
26/06/96
2
35500 Joachim Habighorst/Deutsche Post
12/11/96
2
35139 Prenatal
22/01/96
3
35802 Nippon Yusen Kaisha+Hapag Llyod Aktiengesellschaft
26/02/96
3
34384 YUTAKA+UNIPART
28/03/96
3
35476 British Airways Franchise system
26/04/96
3
35812 Grimaldi+Cobelfret+G & C Lines
23/05/96
3
35809 P. & O. Containers+Maersk Line
23/05/96
3
35808 Italia di Navigazione+CIA Sudamericana de Vapores+CIA 23/05/96 Transa
3
35804 MEDIPAG: Lloyd Triestino di Navigazione Spa+Croatia Line
30/05/96
3
35807 Costa Container Lines+Italia di Navigazione+Ybarra CGM 11/06/96 Sud A
3
35806 MEDWAY - Lloyd Triestino + Evergreen Marine Corporation
11/06/96
3
35749 Skandinavisk Motor
6/09/96
3
35080 PictureTel
19/12/96
3
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 177
E-
Bekendmakingen in het kader van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag
1. Bekendmakingen overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 van de Raad Zaak nr. IV/ 35.875 35.876 35.757 35.813 35.485 33.815/35.842 35.698 33.055 35.293 35.518 35.522 34.774 35.354 34.936 35.467/35.468/ 35.509-512/ 35.527-530/ 36.094
Naam van de zaak Nuclear Electric + British Nuclear Fuels Scottish Nuclear + British Nuclear Fuels British Gas-Network Code BP Chemicals/Erdölchemie REN-Turbogás EUDIM Isab Energy Deense tennisfederatie IBOS Association Iridium Michelin/Continental Potacan Britannia Gas Condensate Field CEPI-karton Fins hout
Publicatie PB C 89, 26.3.1996, blz. 4 PB C 89, 26.3.1996, blz. 6 PB C 93, 29.3.1996, blz. 5 PB C 113, 18.4.1996, blz. 10 PB C 118, 23.4.1996, blz. 7 PB C 111, 17.4.1996, blz. 8 PB C 138, 9.5.1996, blz. 3 PB C 138 du 9.5.1996, blz. 6 PB C 213, 23.7.1996, blz. 11 PB C 255, 3.9.1996, blz. 2 PB C 236, 14.8.1996, blz. 9 PB C 316, 25.10.1996, blz. 7 PB C 291, 4.10.1996, blz. 10 PB C 310, 19.10.1996, blz. 3 PB C 317, 26.10.1996, blz. 34
2. Bekendmakingen overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad en artikel 12, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad Zaak nr. IV/
Naam van de zaak
Publicatie
35.448
Hansa Ferry
PB C 118, 23.4.1996, p.5
35.841
Stena Tor Line
PB C 209, 20.7.1996, blz. 5
35.680
Baltic Liner Conference
PB C 44, 16.2.1996, blz. 3
35.681
North Sea Liner Conference Agreement
PB C 310, 19.10.1996, blz. 7
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
178 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3. Bekendmakingen waarin belanghebbenden worden verzocht hun opmerkingen betreffende de voorgenomen maatregelen kenbaar te maken18
18
Zaak nr. IV/
Naam van de zaak
Publicatie
35.883
Nisso - BASF
PB C 36, 9.2.1996, blz. 2
35.869
Banque Bruxelles Lambert
PB C 41, 13.2.1996, blz. 5
35.849
Reims
PB C 42, 14.2.1996, blz.
34.657
Sammelrevers
PB C 54, 23.2.1996, blz. 2
35.895
Mercedes-Benz, MTV, Detroit Diesel Corporation
PB C 63, 2.3.1996, blz. 4
35.931
Metsä-Serla + Myllykoski
PB C 94, 30.3.1996, blz. 6
35.933
Fleming
PB C 76, 16.03.1996, blz. 15
35.830
Unisource/Telefónica
PB C 94, 30.3.1996, blz. 5
35.832
Cominco + Anvil
PB C 99, 2.4.1996, blz. 9
35.939
Automotive Products & Kongsberg
PB C 105, 11.4.1996, blz. 5
35.816
Freudenberg + Phoenix
PB C 184, 25.6.1996, blz. 12
36.054
CGI + Lombard
PB C 191, 2.7.1996, p.4
36.061
ECU Banking Association
PB C 194, 5.7.1996, blz. 4
36.101
Ford (Service Outlet)
PB C 227, 6.8.1996, blz. 11
36.033
KNVB/Sport 7
PB C 228, 7.8.1996, blz. 4
35.906
MC Micro Compact
PB C 230, 9.8.1996, blz. 2
35.957
Mölnlycke/Tombrands
PB C 232, 10.8.1996, blz. 8
36.183
Coca-Cola
PB C 241, 20.8.1996, blz. 5
36.176
Thomson + Siemens + Philips Electronics
PB C 259, 6.9.1996, blz. 5
36.059
Isabel
PB C 260, 7.9.1996, blz. 5
36.089
BA + AA
PB C 289, 2.10.1996, blz. 4
36.077 35.836
Delta + Sabena + Swissair + Austrian Airlines
PB C 289, 2.10.1996, blz. 6
Met inbegrip van, maar niet beperkt tot structurele samenwerkings-GO's (zie Verordening (EG) nr. 3385/94 van de Commissie van 21 december 1994 betreffende vorm, inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken en aanmeldingen uit hoofde van Verordening nr. 17 van de Raad (PB L 377 van 31.12.1994) Formulier A/B - Operationeel deel hoofdstuk 1 - afdeling 5. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 179
36.201 36.202 36.078 35.972 36.076 36.091
United Airlines/SAS/Lufthansa
PB C 289, 2.10.1996, blz. 8
36.203
Cygnus + Becton Dickinson
PB C 308, 17.10.1996, blz. 5
36.208
Belgacom-Scitor
PB C 314, 24.10.1996, blz. 10
36.213
GEAE - P & W
PB C 332, 7.11.1996, blz. 5
36.266
Mannesmann/DB
PB C 357, 26.11.1996, blz. 12
36.299
Banksys + Belgacom
PB C 378, 13.12.1996, blz. 14
36.277
Orbcomm
PB C 379, 14.12.1996, blz. 12
F - Perscommuniqués Referentie
Datum
Onderwerp
IP/96/19
96.01.10
De Commissie legt Bayer AG een boete op wegens belemmering van de export van het geneesmiddel Adalat binnen de Europese Unie
IP/96/49
96.01.16
De Commissie onderwerpt de samenwerkingsovereenkomst tussen Lufthansa en SAS aan voorwaarden
IP/96/62
96.01.19
Beroepsvoetbal: waarschuwingsbrief van de Commissie aan de UEFA
IP/96/400
96.05.08
Groen licht van de Commissie voor vijf consortiumovereenkomsten
IP/96/462
96.05.31
De Commissie zet het licht op groen voor de door British Gas opgestelde code voor het beheer van het netwerk
IP/96/567
96.06.28
Groen licht van de Commissie voor de samenwerking tussen de Banque nationale de Paris en de Dresdner Bank
IP/96/585
96.07.03
Commissielid Van Miert is ermee tevreden dat Visa afziet van haar voorgenomen regel
IP/96/651
96.07.17
Atlas-Global One : Commissie zet het licht op groen voor een wereldwijde telecommunicatie-alliantie mits het regelgevend kader wordt geliberaliseerd
IP/96/722
96.07.29
Prijzen van auto's per 1 mei 1996
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
180 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
IP/96/971
96.10.30
De Commissie legt vijf exploitanten van ferrydiensten over het kanaal een boete op van in totaal 645.000 ecu wegens het oprichten van een prijskartel in 1992
IP/96/1095
96.11.28
Klachten van gebruikers in de automobielsector: de Commissie stuurt een verklaring van punten van bezwaar naar Volkswagen en Audi
IP/96/1096
96.11.28
De Commissie heft de immuniteit van de Taca-partijen voor geldboetes in verband met binnenlandse prijsafspraken op
IP/96/1117
96.12.04
Ingevolge de verbintenis van AC Nielsen om haar contractuele praktijken te veranderen, beslist de Europese Gemeenschap de procedure wegens inbreuk op de mededingingsregels op te schorten
IP/96/1124
96.12.04
De Commissie legt Systemform GmbH een boete van 100 000 ecu op
IP/96/1183
96.12.17
The Commissie verleent een vrijstelling van vijf jaar voor de gewijzigde Finse handelsovereenkomsten betreffende rondhout
IP/96/1214
96.12.19
De Commissie verleent goedkeuring voor een aangemelde overeenkomst betreffende het Britannia-gasveld
IP/96/1215
96.12.19
Iridium - verstrekker van wereldwijde persoonlijke communicatiediensten per satelliet
G - Arresten en beschikkingen van de communautaire rechtscolleges 1. Gerecht van eerste aanleg Zaak
Partijen
Datum
Publicatie
Arrest T-575/93
Casper Koelman tegen Commissie
9.1.1996
PB C 46, 17.2.1996, p.13 Jurispr. 1996, blz. II-1
Beschikking T-5/95
Amicale des résidents du square d'Auvergne tegen Commissie
15.2.1996
PB C 108, 13.4.1996, p.10
Beschikking T-235/95 R
Anthony Goldstein tegen Commissie
27.2.1996
PB C 108, 13.4.1996, p.10
Beschikking T-41/96R
Bayer AG tegen Commissie
3.6.1996
PB C 210, 20.7.1996, p.17 Jurispr. 1996, blz. II-380
Beschikking T-18/96 R
Stichting Certificatie Kraanverhuurbedrijf en Federatie Nederlandse Kraanverhuurbedrijven tegen Commissie
4.6.1996
PB C 210, 20.7.1996, p.17 Jurispr. 1996, blz. II-407
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 181
Beschikking T-134, 136, 137, 138, 141, 145, 147, 148, 151, 156, 157/94
NMH Stahlwerke Gmbh, Eurofer ASBL, Arbed SA, CockerillSambre SA, Thyssen Stahl AG, Unimetal - Société français des aciers longs SA en Krupp Hoesch Stahl AG, Preussag Stahl AG, British Steel plc, Siderurgica Aristrain Madrid SL, Empresa Nacional Siderurgica SA tegen Commissie
19.6.1996
PB C 161, 11.6.1994, blz. 8 Jurispr. 1996, blz. II-537
Arrest T-528-542543-546/93
Métropole Télévision SA, Reti Televisive Italiane SpA, Gestevisión Telecino SA tegen Commissie
11.7.1996
PB C 24, 24.8.1996, blz. 12 Jurispr. 1996, blz. II-649
Arrest T-387/94
Asia Motor France SA, JeanMichel Cesbron, Monin Automobiles SA, Europe Auto Service (EAS) SA, SA Somaco SARL tegen Commissie
18.9.1996
Jurispr. 1996, blz. II-961
Arrest T-353/94
Postbank NV tegen Commissie
18.9.1996
PB C 336, 9.11.1996, blz. 24 Jurispr. 1996, blz. II-921
Arrest T-57/91
National Association of Licensed Opencast Operators tegen Commissie
24.9.1996
PB C 318, 26.10.1966, blz. 9 Jurispr. 1996, blz. II-1019
Arrest T-24-25-2628/93
Compagnie Maritime Belge Transports S.A., Dafra-Lines, Deutsche Afrika-Linien, Nedloyd Lijnien tegen Commissie
8.10.1996
PB C 336, 9.11.1996, blz. 27
Arrest T-79-80/95
Société Nationale des Chemins de Fer Français, British Railways Board tegen Commissie.
22.10.1996
PB C 370, 7.12.1996, blz. 11
Arrest T-49/95
Van Megen Sports Group BV tegen Commissie
11.12.1996
PB C 40, 8.2.1997, blz. 16
Beschikking T-235/95RII
Goldstein tegen Commissie
11.12.1996
Arrest T-87/95
BVBA Kruidvat tegen Commissie
12.12.1996
PB C 40, 8.2.1997, blz. 17
Arrest T-19/92
Groupement d'achat Edouard Leclerc tegen Commissie
12.12.1996
PB C 40, 8.2.1997, blz. 17
Arrest T-88/92
Groupement d'achat Edouard Leclerc tegen Commissie
12.12.1996
PB C 40, 8.2.1997, blz. 18
Arrest T-16/91
Rendo tegen Commissie
12.12.1996
PB C 40, 8.2.1997, blz. 16
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
182 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
2. Hof van Justitie Zaak
Partijen
Datum
Publicatie
Arrest C-480/93P
Zunis Holding SA. e.a. tegen Commissie
11.1.1996
PB C 77, 16.3.1996, p.3 Jurispr. 1996, blz. I-1
Arrest C-226/94
Grand garage albigeois SA., Etablissements Marlaud SA, Rossi Automobiles SA, Albi Automobiles SA, Garage Maurel & Fils SA, Sud Auto SA, Grands garages de Castres, Garage Pirola SA, Grand garage de la gare, Maxametaine automobile SA, Etablissements Capmartin SA en Graulhet Automobiles SA tegen Garage Massol SARL
15.2.1996
PB C 133, 4.5.1996, p.5 Jurispr. 1996, blz. I-677
Arrest C-309/94
Nissan France S.A., Serda SA, Lyon Vaise Auto SARL, Garage Gambetta SA, Lyon Automobiles SA, tegen Jean Luc Dupasquier van Garage Sport Auto, Star Terre SARL en Aqueducs Automobiles SARL
15.2.1996
PB C 133, 4.5.1996, p.5 Jurispr. 1996, blz. I-677
Beschikking C-2/96
Strafrechtelijke procedure tegen Carlo Sunino en Giancarlo Data
20.3.1996
PB C 180, 22.6.1996, p.18 Jurispr. 1996, blz. I-1545
Beschikking C-137/95P
Vereniging van samenwerkende Prijsregelende Organisaties in de Bouwnijverheid en andere tegen Commissie
25.3.1996
PB C 180, 22.6.1996, p.17 Jurispr. 1996, blz. I-1613
Beschikking C-19/93P
Rendo NV, Centraal Overijsselse Nutsbedrijven NV en Regionaal Energiebedrijf Salland NV tegen Commissie
24.4.1996
PB C 315, 25.11.1996, blz. 7 Jurispr. 1996, blz. I-1997
Arrest C-18/94
Barbara Hopkins en andere tegen National Power plc en Powergen plc.
2.5.1996
PB C 180, 22.6.1996, p.14 Jurispr. 1996, blz. I-2281
Beschikking C148/96P(R)
Anthony Goldstein tegen Commissie
11.7.1996
Jurispr. 1996, blz. I-3885
Beschikking C268/96P(R)
Stichting Certificatie Kraanverhuurbedrijf tegen Commissie
14.10.1996
Jurispr. 1996, blz. I-4971
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN 183
Arrest C-91/95
Tremblay en anderen tegen Commissie
24.10.1996
PB C 9, 11.1.1997, blz. 7 Jurispr. 1996, blz. I-5547
Arrest C-73/95
Viho Europe BV tegen Commissie
24.10.1996
PB C 9, 11.1.1997, blz. 6 Jurispr. 1996, blz. I-5457
Arrest C-333/94
Tetra Pak International tegen Commissie
14.11.1996
PB C 26, 25.1.1997, blz. 5 Jurispr. 1996, blz. I-5951
Arrest C-302/94
The Queen, Secretary of State for Trade and Industry, British Telecommunications plc.
12.12.1996
PB C 154, 22.2.1997, blz. 1
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
OVERHEIDSMONOPOLIES EN MONOPOLIERECHTEN 185
II -
Overheidsmonopolies en monopolierechten: artikelen 37 en 90 van het EG-Verdrag
A - Samenvatting van zaken Airtel Mobil Op 18 december heeft de Commissie een formele beschikking op grond van artikel 90, lid 3, goedgekeurd welke was gericht aan Spanje wegens discriminatie van Airtel Mobil ten faveure van Telefónica de España (het overheidsbedrijf). De discriminatie zou Telefónica de España noodzakelijkerwijs ertoe aanzetten (i) haar machtspositie uit te breiden of te versterken dan wel (ii) de productie, de afzet of de technische ontwikkeling te beperken in de zin van artikel 86, punt b van het EGVerdrag. De discriminatie bestond erin dat Airtel Mobil een vergoeding zou betalen voor een GSM-licentie terwijl van Telefónica de España geen vergelijkbare vergoeding werd geëist en er geen sprake was van enige vorm van compensatie voor Airtel Mobil. In de beschikking is bepaald dat de Spaanse regering de aan Airtel Mobil aangerekende vergoeding moet terugbetalen of met de toestemming van de Commissie economisch gelijkwaardige corrigerende maatregelen moet vaststellen. Bovendien mogen de vastgestelde maatregelen de concurrentie welke is ingevoerd bij de toelating van een tweede GSMexploitant, niet ondermijnen.
Ierland - Overgangsregelingen Op 27 november stelde de Commissie een formele beschikking vast krachtens de richtlijnen volledige mededinging en mobiele communicatie19 ter goedkeuring van een regeling voor de volledige liberalisering van de telecommunicatie in Ierland. Krachtens de richtlijnen volledige mededinging en mobiele communicatie was Ierland (samen met Spanje, Portugal en Griekenland) ertoe gerechtigd bijkomende tenuitvoerleggingstermijnen van hoogstens vijf jaar te vragen voor sommige bepalingen van deze richtlijnen op grond van het feit dat het over een minder ontwikkeld telecommunicatienetwerk beschikt. Een dergelijke bijkomende tenuitvoerleggingsperiode kon slechts worden toegestaan door de Commissie voor zover een dergelijke bijkomende termijn was gerechtvaardigd wegens noodzakelijke structurele aanpassingen en slechts voor zover deze termijn noodzakelijk was voor deze aanpassingen. Ierland verzocht om bijkomende tenuitvoerleggingstermijnen (i) tot 1 januari 2000 voor de afschaffing van de uitsluitende rechten, welke momenteel zijn toegekend aan Telecom Eireann (het overheidsbedrijf) met betrekking tot de voorziening van spraaktelefonie en de onderliggende netwerkinfrastructuur in de plaats van tot 1 januari 1998 zoals is bepaald in de richtlijn volledige mededinging, (ii) tot 1 juli 1999 voor het opheffen van de beperkingen inzake de levering van reeds geliberaliseerde telecommunicatiediensten op eigen of alternatieve infrastructuur in de plaats van tot 1 juli 1996 zoals is bepaald in de richtlijn volledige mededinging, en (iii) tot 1 januari 2000 voor de rechtstreekse koppeling van mobiele telecommunicatienetwerken in de plaats van de onverwijlde tenuitvoerlegging welke is vastgesteld in de richtlijn mobiele communicatie. In de beschikking werden bijkomende tenuitvoerleggingstermijnen toegekend (i) tot 1 januari 2000 voor de afschaffing van de uitsluitende rechten inzake de voorziening van spraaktelefonie en het onderliggende
19
Richtlijn 96/19/EG van de Commissie van 13 maart 1996 tot wijziging van de Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot de invoering van volledige mededinging op de markten voor telecommunicatie (PB L 74, 22.3.1996, blz. 13) en Richtlijn 96/2/EG van de Commissie van 16 januari 1996 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele en persoonlijke communicatie (PB L 20 van 26.1.1996, blz. 59).
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
186 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
netwerk, (ii) tot 1 juli 1997 voor de opheffing van beperkingen inzake de voorziening van reeds geliberaliseerde telecommunicatiediensten op eigen of alternatieve infrastructuur, en (iii) tot 1 januari 1999 voor de rechtstreekse koppeling van mobiele telecommunicatienetwerken. Bij de vaststelling van de beschikking onderzocht de Commissie de opmerking van de Ierse regering volgens dewelke Ierland zijn telecommunicatienetwerken grondig aan het ontwikkelen is. Dit vergt een aanzienlijke kapitaalinvestering die hoge schulden met zich meebrengt en Telecom Eireann is beperkt geworden in haar mogelijkheid om de noodzakelijke structurele aanpassingen te verwezenlijken, inzonderheid de tariefaanpassing, wegens de hoge kosten op verschillende gebieden onder meer de schuldpositie, de levering van telecommunicatiediensten in Ierland en Telecom Eireann's hoge kostenstructuur.
Kortingenstelsel inzake de landingsrechten op Zaventem Op 28 juni 1995 keurde de Commissie een beschikking goed op grond van artikel 90, lid 320, van het EG-Verdrag waarin de Belgische autoriteiten werd verzocht een einde te stellen aan het kortingenstelsel inzake de landingsrechten op Zaventem ingevolge een klacht van British Midland, een Britse luchtvaartmaatschappij die klacht had ingediend tegen dit stelsel dat bij koninklijk besluit van 22 december 1989 was ingevoerd op de luchthaven van Brussel. Bij artikel 2 van dit besluit was immers een kortingenstelsel ingevoerd volgens hetwelk vanaf maandelijkse landingsrechten ten bedrage van 5 miljoen BEF kortingen mogelijk waren van 7,5 tot 30% van het maandelijks verschuldigde bedrag dat hoger lag dan 5 miljoen BEF. De laatste jaren kwamen drie luchtvaartmaatschappijen in aanmerking voor die kortingen, Sabena voor een jaarlijks bedrag van 74 miljoen BEF, Sobelair, dochtermaatschappij van Sabena, voor een bedrag van 1,3 BEF en British Airways voor 4.000 BEF. In haar beschikking stelde de Commissie vast dat dit stelsel een overheidsmaatregel vormde in de zin van artikel 90, lid l, van het EG-Verdrag die tot gevolg had dat ten opzichte van de luchtvaartmaatschappijen ongelijke voorwaarden werden toegepast voor gelijkwaardige prestaties in verband met het landen en opstijgen waardoor de luchtvaartmaatschappijen een nadeel ondervinden in de mededinging. Dit stelsel schond bijgevolg artikel 90, lid 1 van het EG-Verdrag juncto artikel 86. De drempel van 5 miljoen BEF is zo hoog dat de betrokken korting enkel ten goede kan komen aan een te Brussel gevestigde transporteur en dit ten nadele van andere communautaire transporteurs. Er zijn immers dagelijks zes tot zeven vluchten (eenmaal landen en eenmaal opstijgen) nodig om die drempel te bereiken. Sabena geniet een korting in de laatste tranche (30 %) die gelijk is aan een globale verlaging van haar landingsrechten met 18%. Op de verbinding Brussel-Londen waar Sabena en British Midland concurreren, ontvangt Sabena een korting van 18 % op haar luchthaventaksen (4 à 6 % van de exploitatiekosten), en dit voor een gelijkwaardige dienstverlening door de Regie der Luchtwegen, die de luchthaven uitbaat.
20
PB L 216 van 12.9.1995. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
OVERHEIDSMONOPOLIES EN MONOPOLIERECHTEN 187
De Commissie was van oordeel dat een dergelijk stelsel niet kan worden gerechtvaardigd door de schaalvoordelen die de exploitant van de luchthaven zou realiseren. Bijgevolg beoogt het stelsel de Belgische nationale luchtvaartmaatschappij te begunstigen. Op 5 september 1995 heeft het Koninkrijk België beroep ingesteld bij het Hof van Justitie met het oog op de vernietiging van de beschikking. Krachtens artikel 185 van het Verdrag heeft dit beroep evenwel geen schorsende werking. Om die reden heeft de Commissie bij brief van 29 mei 1996 de Belgische autoriteiten een aanmaningsbrief krachtens artikel 169 doen toekomen wegens niet-nakoming van de beschikking. Bij ontstentenis van een afdoend antwoord heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies in de zin van artikel 169 van het EG-Verdrag uit te brengen dat op 10 december 1996 ter kennis van de Belgische autoriteiten is gebracht.
B-
Nieuwe wetvoorschriften en mededelingen welke door de Commissie zijn goedgekeurd of voorgesteld Datum
Publicatie
Richtlijn 96/2/EG van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele en persoonlijke communicatie
16.01.1996
PB L 20, 26.01.1996, blz. 59
Richtlijn 96/19/EG van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot de invoering van volledige mededinging op de markten voor telecommunicatie
13.03.1996
PB L 74, 22.03.1996, blz. 13
datum
referentie
Beschikking nr. 97/114/EG van de Commissie betreffende de door Ierland gevraagde bijkomende termijnen voor de uitvoering van de Richtlijnen 90/388/EEG en 96/2/EG met betrekking tot de volledige mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten
27.11.1996
PB L 41, 12.2.1997, blz. 8
Beschikking nr. 97/181/EG van de Commissie betreffende de aan de tweede exploitant van GSMradiotelefonie in Spanje opgelegde voorwaarden
18.12.1996
PB L 76, 18.3.1997, blz. 19
C-
Beschikkingen van de Commissie
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
188 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
D-
Persberichten
Referentie
Datum
Onderwerp
IP/96/51
96/01/16
De Commissie geeft een formele beschikking om de mededinging in de EU op de markt voor mobiele en persoonlijke communicatie te bespoedigen
IP/96/183
96/02/29
De Commissie zet vaart achter de liberalisering van de telecommunicatiesector en legt de nadruk op het belang van de universele dienstverlening
IP/96/205
96/03/06
De Commissie aanvaardt het voorstel van de Deense regering om het mededingingsprobleem in de haven van Helsingør op te lossen
IP/96/218
96/03/13
Mededeling betreffende de toekomstige ontwikkeling van de universele dienstverlening in de Europese Unie
IP/96/456
96/05/30
Haven van Helsingør geopend voor nieuwe concurrerende ferry-dienst
IP/96/543
96/06/25
De Commissie bereikt een akkoord met de Duitse autoriteiten betreffende voorwaarden voor nieuwe tarieven van Deutsche Telekom voor klanten uit de zakenwereld
IP/96/651
96/07/17
Atals-GolbalOne : De Commissie zet het licht op groen voor een wereldwijde telecommunicatie-alliantie mits het regelgevend kader wordt geliberaliseerd
IP/96/791
96/08/08
Maatregelen van de Commissie tegen concurrentievervalsende praktijken in de GSM-sector
IP/96/824
96/09/11
De Commissie wenst diensten van algemeen belang op te nemen in het Verdrag
IP/96/826
96/09/11
Garanderen van betaalbare toegang tot telefoondiensten in een geliberaliseerde omgeving
IP/96/883
96/10/03
Internationaal forum inzake overheidsdiensten (Rome, 4-5 oktober 1996): De Commissie rekent op de burger als gebruiker om de liberalisering te bespoedigen
IP/96/950
96/10/24
Uit studie van de Commissie blijkt dat de Europese vrije markt op het gebied van het luchtvervoer geleid heeft tot goedkopere tarieven, nieuwe luchtvaartmaatschappijen en een ruimere keuze van vluchtroutes, maar dat er nog ruimte is voor verbetering
IP/96/958
96/10/24
Liberalisering van de telecommunicatiesector: de Commissie blijft bij haar standpunt
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
OVERHEIDSMONOPOLIES EN MONOPOLIERECHTEN 189
IP/96/975
96/10/31
Commissaris Van Miert koppelt de nieuwe tarieven van Deutsche Telekom voor gebruikers uit de zakenwereld aan een vergaande toegang tot het netwerk
IP/96/1089
96/11/27
De Commissie gaat akkoord met het tijdschema voor de volledige liberalisering van de telecommunicatie in Ierland
IP/96/1175
96/12/18
Tweede GSM-exploitant in Spanje: De Commissie verzoekt de Spaanse autoriteiten om verduidelijking
E - Arresten van de communautaire rechtscolleges 1. Het Gerecht van eerste aanleg Zaak
Partijen
Datum
Publicatie
T-528/93, T-542/93, T-543/93 en T-546/93
Métropole télévision en anderen tegen Europese Commissie
11.07.1996
Jurispr. 1996, blz. II-652
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 191
III -
Concentratiecontrole: Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad en artikel 66 van het EGKS-Verdrag
A-
Inleiding
De Commissie heeft zich bij de beoordeling van zaken ook nu weer over een aantal belangrijke vragen moeten buigen, niet alleen in haar beschikkingen maar ook tijdens voorafgaande besprekingen met de partijen. Verschillende aspecten hiervan verdienen in het bijzonder te worden vermeld. De Commissie heeft in paragraaf 23 van haar Mededeling betreffende het begrip "betrokken onderneming" uiteengezet dat, wanneer een of meer nieuwe aandeelhouders medezeggenschap verkrijgen over een bestaande onderneming die vóór de operatie onder de uitsluitende zeggenschap van één onderneming stond, maar de oorspronkelijke moedermaatschappij blijft, de betrokken ondernemingen alle ondernemingen zijn die gezamenlijk zeggenschap hebben, en de onderneming die het doelwit van de operatie is. Dit vergt verduidelijking uit een oogpunt van praktische toepassing. Het kan niet gelden, wanneer de oorspronkelijke moedermaatschappij en haar dochteronderneming op zodanige wijze verbonden waren dat aan de criteria van artikel 5, lid 4, van de concentratieverordening was voldaan. Het zou in een dergelijk geval met de economische realiteit in tegenspraak zijn om ondernemingen die in de zin van artikel 5, lid 4, tot eenzelfde concern behoren, als twee onafhankelijke betrokken ondernemingen te beschouwen. Wanneer een onderneming medezeggenschap verwerft over een dochteronderneming van een concern en de oorspronkelijke moedermaatschappij medezeggenschap behoudt, zijn er bijgevolg slechts twee betrokken ondernemingen in de zin van artikel 1, lid 2: de twee moedermaatschappijen. De dochteronderneming moet worden beschouwd als een deel van het concern waartoe zij vóór de operatie behoorde. Met deze uitlegging wordt ook de zonderlinge situatie vermeden dat in gevallen waarin de onderneming die als nieuwe aandeelhouder medezeggenschap verkrijgt, een communautaire omzet van minder dan 250 miljoen ECU heeft, de verwerving van een dochteronderneming van een concern een communautaire dimensie zou hebben, indien de dochteronderneming een omzet van meer dan 250 miljoen ECU heeft en aan de andere voorwaarden is voldaan, terwijl de verwerving van de moedermaatschappij in elk geval geen communautaire dimensie zou hebben. In de zaak British Airways/TAT heeft de Commissie verduidelijkt dat in geval van overgang van gezamenlijke zeggenschap naar uitsluitende zeggenschap de onderneming die het doelwit van de operatie is, als een onafhankelijke onderneming moet worden beschouwd, zelfs indien de onderneming die alleenzeggenschap verkrijgt, voorheen medezeggenschap over die onderneming had. In dit geval moet bij de berekening van de omzet van de voormalige gemeenschappelijke onderneming noch de omzet van de verkopende onderneming, noch die van de overnemende onderneming worden meegeteld. Werd de omzet van de onderneming die tot dan toe medezeggenschap had en nu alleenzeggenschap verkrijgt, overeenkomstig artikel 5, leden 4 en 5, van de concentratieverordening bij de omzet van de overgenomen onderneming opgeteld, zou dit tot gevolg hebben dat de omzet van deze laatste twee keer wordt meegeteld. Ook mag bij de berekening van de omzet van de voormalige gemeenschappelijke onderneming de omzet die deze met een toenmalige moedermaatschappij heeft behaald, niet overeenkomstig artikel 5 worden afgetrokken. Voor het berekenen van de omzet overeenkomstig de artikelen 1 en 5 wordt de voormalige gemeenschappelijke onderneming als een onafhankelijke onderneming beschouwd.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
192 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Bij de beoordeling uit een oogpunt van concurrentie van de verkrijging van alleenzeggenschap door een onderneming die voorheen medezeggenschap had, moet echter rekening worden gehouden met de reeds bestaande banden tussen de ondernemingen. Daarom hebben zich in het verleden in dergelijke gevallen doorgaans geen problemen op het vlak van de concurrentie voorgedaan. Het kan evenwel ook anders zijn. De overgang van gezamenlijke zeggenschap naar uitsluitende zeggenschap kan problematische veranderingen in de marktstructuur veroorzaken, inzonderheid wanneer de overnemende onderneming een machtspositie verwerft. In de zaak Coca-Cola Enterprises/Amalgamated Beverages Great Britain leidde de Commissie de tweede fase van het onderzoek in om in bijzonderheden te kunnen nagaan welke gevolgen de overgang van gezamenlijke zeggenschap naar uitsluitende zeggenschap voor de concurrentie zou hebben.
B - Samenvattingen van zaken 1. Toepassing van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen 1.1.
Samenvattingen van de belangrijkste of meest interessante beschikkingen krachtens artikel 6, lid 1, onder a) en b), van de concentratieverordening
1.1.1. Zaden
Zeneca/VanderHave (9.4.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de oprichting door Zeneca en Coöperatieve Suiker Unie van een gemeenschappelijke onderneming waarin zij het geheel van hun bedrijfsactiviteiten op het gebied van zaden onderbrengen (Zeneca Seeds en Koninklijke VanderHave Groep). Beide partijen zijn werkzaam als teler en producent van zaadrassen. Met de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voegen zij hun middelen op het gebied van teelt, biowetenschap en commerciële productie samen en bundelen zij hun krachten op het gebied van belangrijke landbouwgewassen zoals suikerbieten, maïs, oliehoudende zaden, grassen, granen en groenten. De Commissie kwam tot de conclusie dat de partijen door de joint venture geen machtspositie zouden verwerven op enige betrokken markt voor de teelt en commerciële productie van zaadrassen, noch op communautair niveau, noch in afzonderlijke Lid-Staten. De partijen ondervinden op de betrokken markten concurrentie van andere grote ondernemingen die over aanzienlijke financiële en technologische middelen beschikken en zich met teeltprogramma's en productie bezighouden. 1.1.2.
Productie van vervoersuitrusting
Siemens/Lagardère (Matra Transport) (8.2.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan een joint venture van Siemens en Lagardère, die voornamelijk betrekking heeft op de bestaande bedrijfsactiviteiten van Matra Transport International, een dochteronderneming van Lagardère, op het gebied van AGT-systemen ("Automated Guideway Transit") en ATC-systemen ("Automatic Train Control").
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 193
AGT-systemen zijn automatisch bestuurde lokale vervoersystemen, onder meer voor metro's en luchthavens. Matra is de grootste producent van AGT-systemen in Europa. De concentratie leidt echter niet tot een noemenswaardige overlapping met de huidige bedrijfsactiviteiten van Siemens. De Commissie kwam voorts tot de conclusie dat de concentratie geen marktafschermend effect zal hebben, omdat ook alle andere grote Europese producenten van systemen toegang tot de betrokken technologie hebben. ATC-systemen zijn automatische treincontrolesystemen, gaande van complete AGT-systemen tot automatische stopsystemen voor treinen. Siemens verkrijgt door de concentratie toegang tot de technologie van Lagardère, maar dit werd op zich niet geacht tot het in het leven roepen of versterken van een machtspositie te leiden.
Cardo/Thyssen (2.12.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming door het Zweedse Cardo AB en het Duitse Thyssen Industrie, dat toebehoort aan Thyssen AG. Beide partijen wilden hun bedrijfsactiviteiten op het gebied van spoorwegmaterieel in de gemeenschappelijke onderneming onderbrengen. Zij produceerden voornamelijk remsystemen voor spoorvoertuigen, ook voor de vervangingsmarkt, en treinwielen. De Commissie onderzocht in het bijzonder de impact van de operatie op de concurrentie op de markten voor treinremmen. Omdat de bedrijfsactiviteiten van de twee partijen in zekere mate complementair waren, leidde de operatie ertoe dat de gemeenschappelijke onderneming beter zou kunnen concurreren met de marktleider op dit gebied, het Duitse Knorr Bremse, dat een volledig gamma produceert. Het moest voorts blijkens het onderzoek van de Commissie, gezien de kenmerken van de markt, uitgesloten worden geacht dat het tot het in het leven roepen of versterken van een collectieve machtspositie van Knorr Bremse enerzijds en de nieuwe gemeenschappelijke onderneming anderzijds zou komen. De markt wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van afnemers met voldoende marktmacht en deskundigheid om een tegenwicht voor de twee ondernemingen te vormen. 1.1.3. Producenten van autocomponenten
Bosch/Allied Signal (9.4.96) en Lucas/Varity (11.7.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de overname door Robert Bosch GmbH van alle bedrijfsactiviteiten van Allied Signal over de gehele wereld op het gebied van hydraulische remmen, met inbegrip van antiblokkeersystemen (ABS-systemen) voor hydraulische remmen. Bosch produceert geen hydraulische remmen en componenten daarvan, maar Allied Signal heeft een marktaandeel van ruim 30% op de markt voor zg. "actuation systems" (na de marktleider ITT en vóór Lucas) en een marktaandeel van iets minder dan 20% op de markt voor zg. "foundation systems" (na Lucas en ITT). De Commissie onderzocht in het bijzonder de markt voor ABS-systemen voor hydraulische remmen, waar Bosch een marktaandeel van ongeveer 50% op de EER-markt (en van ongeveer 30% op de wereldmarkt) heeft, dat echter voortdurend kleiner is geworden. Allied Signal heeft slechts lage marktaandelen, zowel op wereldniveau als in de EER. Behalve ITT heeft geen van de concurrenten van Bosch op de EER-markt (Kelsey-Hayes, Nissin Kogyo en Lucas) een marktaandeel van meer dan MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
194 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
5%. De Commissie kwam tot de conclusie dat de concentratie niet tot het in het leven roepen of versterken van een machtspositie van Bosch zou leiden, gezien het belangrijke en groeiende marktaandeel van ITT, en dat ze evenmin een voor de concurrentie schadelijk oligopolie van Bosch en ITT zou doen ontstaan. De Commissie beschouwde de vraagzijde op de ABS-markt als zeer machtig. Bovendien gaat het bij ABS-systemen om een niet homogeen, uiterst complex technisch product, dat aan voortdurende vernieuwing onderhevig is en in de productie waarvan de speciale eisen van de autofabrikanten een belangrijke rol spelen. Een grote onzekerheid omtrent toekomstige trends is karakteristiek voor de betrokken markt, zodat te verwachten valt dat de concurrentie feller zal worden. Deze marktanalyse van de Commissie werd tot op zekere hoogte bevestigd door het besluit van Lucas en Varity om volledig te fuseren, dat door de Commissie op 15 juli 1996 werd goedgekeurd. Hoewel Varity via haar dochteronderneming Kelsey-Hayes de grootste producent van ABS-systemen ter wereld is, ligt zijn huidig marktaandeel in Europa net onder 5%, terwijl dat van Lucas zelfs nog lager is. Het valt bijgevolg te verwachten dat de fusie de nieuwe onderneming in staat zal stellen daadwerkelijk te concurreren met de leidende geïntegreerde producenten van remmen en in het bijzonder met Bosch en ITT. 1.1.4. Automobielindustrie
Ford/Mazda (24.5.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de verkrijging door Ford van zeggenschap over het Japanse Mazda. Beide ondernemingen produceren en distribueren personenauto's en bedrijfsvoertuigen. Ford is op het ogenblik in de Europese Unie zowel in de productie als in de verkoop werkzaam, terwijl Mazda al haar voertuigen in de Europese Unie invoert, overwegend uit Japan. Ford staat op de tweede plaats op de wereldranglijst van autofabrikanten, Mazda op de elfde plaats. Beide ondernemingen verkopen in de Europese Unie personenauto's en lichte en middelzware bedrijfsvoertuigen. De Commissie kwam tot de conclusie dat de operatie slechts beperkte gevolgen zou hebben uit een oogpunt van industriële concentratie. Wat personenauto's betreft, zullen Ford en Mazda in de Europese Unie een gecombineerd marktaandeel van minder dan 15% hebben en ze zullen ongetwijfeld concurrentie blijven ondervinden van sterke ondernemingen zoals General Motors, Renault, Volkswagen AG, Fiat en andere. Deze concurrenten zullen bij machte zijn het effect van de concentratie te beperken, zelfs in de enkele gevallen waarin Ford en Mazda in bepaalde segmenten van de automarkt in sommige Lid-Staten (bv. middenklassers in het Verenigd Koninkrijk) een gecombineerd marktaandeel van meer dan 25% zullen hebben. Ook op de markt voor lichte bedrijfsvoertuigen in de Europese Unie zullen de Europese en Japanse concurrenten grenzen stellen aan het gecombineerde marktaandeel van Ford en Mazda, zelfs in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, waar hun gecombineerd marktaandeel het hoogste in Europa is. 1.1.5.
Staal
Krupp II (2.5.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de verkrijging door Fried. Krupp AG HoeschKrupp (Krupp) van alleenzeggenschap over de van de holdings FAR en KAI afhangende onderneming Acciai Speciali Terni SpA (AST) door de aankoop van aandelen van FAR en een wijziging van de statuten van KAI. De Commissie had in 1994 de eerdere verkrijging van gezamenlijke zeggenschap MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 195
over AST door Krupp en een groep van Italiaanse staalproducenten en -handelaren onderzocht en goedgekeurd (zaak nr. IV/M.484 - Krupp/Thyssen/Riva/Falck/Tadfin/AST). De Commissie kwam tot de conclusie dat de concentratie geen noemenswaardige verandering zou brengen in de concurrentiestructuur op de betrokken markten voor staalproducten. De marktaandelen van de betrokken ondernemingen op deze markten in Europa zijn sinds 1993 over de gehele lijn achteruitgegaan door de uitbreiding van de Europese Unie en de toetreding van nieuwe concurrenten zoals het Finse Outokumpu tot de markt. Het marktaandeel van de partijen op de wereldmarkt voor elektroplaat met gerichte korrels is laag (minder dan 15%). Het marktaandeel van de marktleider Nippon Steel bedraagt ongeveer het dubbele van dat van de partijen. De toename van de invoer in Europa wijst op een verdere verheviging van de concurrentie. 1.1.6.
Verzekeringen
Generali/Unicredito (25.3.96) Van oordeel dat de operatie waardoor een dochteronderneming van de "lokale" Italiaanse bank Unicredito een gemeenschappelijke onderneming van deze bank en het leidende Italiaanse verzekeringsconcern Generali werd, geen concentratie was, heeft de Commissie in deze zaak een beschikking krachtens artikel 6, lid 1, onder a), van de concentratieverordening gegeven. De gemeenschappelijke onderneming bezat blijkbaar niet alle kenmerken van een onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult (volwaardige onderneming), met name omdat de moedermaatschappijen zich zeer intensief met de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming zouden bemoeien, de joint venture niet voor een bepaalde duur werd aangegaan en de door de gemeenschappelijke onderneming te distribueren verzekeringsproducten gewoon de producten van een van de moedermaatschappijen waren. Het bleek in feite om niet meer dan een distributieovereenkomst tussen een verzekeraar en een bank te gaan. Bovendien zou de joint venture worden ingepast in een breed samenwerkingskader tussen Generali en Unicredito. De partijen, die de beoordeling door de Commissie betwisten, hebben op 5 juni 1996 beroep tegen haar beschikking ingesteld bij het Gerecht van eerste aanleg (zaak T-87/96). De voornaamste redenen waarom de beschikking van de Commissie volgens hen nietig moet worden verklaard, zijn de volgende: ten eerste zou ze in strijd zijn met de criteria die zijn vastgelegd in de concentratieverordening en de Mededeling van de Commissie inzake het onderscheid tussen gemeenschappelijke ondernemingen met het karakter van een concentratie of een samenwerkingsverband; ten tweede zou ze zijn gebaseerd op de overweging dat de joint venture een middel tot samenwerking tussen de moedermaatschappijen kan vormen, zijnde in dit geval verticale samenwerking, terwijl volgens de partijen in de concentratieverordening en de genoemde mededeling enkel horizontale samenwerking als relevant wordt beschouwd. Het Gerecht zal in deze zaak voor het eerst de gelegenheid hebben zich uit te spreken over de inhoud van het begrip "volwaardige onderneming" en over verticale en horizontale samenwerking.
Allianz/Vereinte (11.11.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de verkrijging door Allianz AG Holding van alleenzeggenschap over de Duitse verzekeringsonderneming Vereinte Holding AG. Aan de overname van Vereinte ging een reorganisatie van de participaties tussen Allianz en Münchner RückversicherungMEDEDINGINGSVERSLAG 1996
196 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Gesellschaft AG vooraf, die volgens Allianz uit een oogpunt van concurrentierecht de noodzakelijke voorwaarden voor deze overname moest creëren. In verband met de overname werd ook uit een oogpunt van concentratiecontrole een onderzoek ingesteld naar de banden tussen Allianz en Münchner Rück. De vraag of de marktaandelen van de twee ondernemingen op sommige betrokken markten moesten worden samengeteld, kon echter uiteindelijk door de Commissie worden opengelaten, omdat zelfs in dat geval geen machtspositie zou ontstaan. Vereinte bestuurt een groep van verzekeringsondernemingen die in de meeste segmenten van de markt voor particuliere verzekeringen werkzaam zijn. Op alle markten waar Vereinte werkzaam is, bekleedt Allianz reeds een leidende marktpositie. Op de meeste markten wordt de bestaande marktpositie van Allianz echter slechts in betrekkelijk geringe mate versterkt door de toevoeging van het marktaandeel van Vereinte. Bovendien is op de Duitse verzekeringsmarkten een groot aantal concurrenten aanwezig. De verhoudingsgewijs sterkste marktpositie van Vereinte was die op de markt voor ziekteverzekeringen, waar ook de Duitse verzekeringsonderneming DKV een leidende marktpositie bekleedde. Omdat er aanwijzingen waren dat door de concurrentie op deze markt gedurende de voorbije jaren met name de twee marktleiders een stuk van hun marktaandeel hadden verloren, en rekening gehouden met de verkoop van DKV door Allianz aan Münchner Rück, viel zelfs in de veronderstelling van een combinatie van de marktposities van de twee ondernemingen niet te verwachten dat de concentratie tot het ontstaan van een machtspositie zou leiden.
AXA/UAP (20.12.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de overname van AXA door Union des Assurances de Paris (UAP). De nieuwe Franse groep zal werkzaam zijn op de markten voor levensverzekeringen en schadeverzekeringen, herverzekering en financiële diensten, en zal, uitgedrukt in premie-inkomsten, een leidende Europese verzekeraar worden naast andere grote groepen zoals Allianz en Generali. De nieuwe groep zal in het bijzonder een sterke positie verwerven op twee nationale markten, Frankrijk en België, waar zijn marktaandeel in de verzekeringssector in zijn geheel (levensverzekeringen en schadeverzekeringen) tot ongeveer 15% zal toenemen. In de branches wettelijke aansprakelijkheid, reisverzekering/autopechverzekering en bedrijfsongevallen zal AXA/UAP marktaandelen in de orde van grootte van 30% bereiken. De Commissie was van oordeel dat de samenvoeging van marktaandelen van een dergelijke omvang door ondernemingen die op hun eigen nationale markten reeds marktleiders zijn, op een ogenblik waarop de marktaandelen van hun directe concurrenten waarschijnlijk betrekkelijk klein zullen blijven, onder bepaalde omstandigheden het risico van het ontstaan van een machtspositie met zich zou kunnen brengen. Omdat in casu de operatie voornamelijk gevolgen heeft voor de op zakelijke klanten gerichte verzekeringsmarkt, ging de Commissie er echter van uit dat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat onder invloed van de vraag de concurrentie tussen de verzekeringsondernemingen wordt gestimuleerd. Er zullen talrijke concurrenten op de markt aanwezig blijven, waaronder een aantal die zeer wel in staat zullen zijn de marktmacht van de nieuwe groep aan banden te leggen. Hiertoe behoren de onderlinge maatschappijen in Frankrijk, waarvan het marktaandeel de laatste jaren ten nadele van dat van de verzekeringsondernemingen is gegroeid. Bovendien zal de marktpenetratie door groepen van vergelijkbare sterkte, zoals Allianz, Generali en Zürich, concurrentiedruk veroorzaken, die, gezien de reeds aan de gang zijnde liberalisatie in de sector, alleen maar kan toenemen. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 197
1.1.7. Elektrische uitrusting
GEC Alsthom/AEG (3.9.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de overname door GEC Alsthom van de wereldwijde bedrijfsactiviteiten van AEG op het gebied van energietransmissie en -distributie. De overgenomen bedrijfsactiviteiten omvatten de productie en verkoop van uitrusting die wordt gebruikt als component van energietransmissie- en distributienetten (zoals schakelinrichtingen voor hoog- en middenspanning, transformatoren, beveiligings- en controleapparatuur en bedrijfsklare systemen). De belangrijkste afnemers op deze markten zijn elektriciteitsmaatschappijen zoals Electricité de France, ENEL, National Grid plc en VEAG, en grote industrieondernemingen zoals Shell, Ferrovie dello Stato en BASF. De Commissie was van oordeel dat de relevante geografische markten voor de betrokken producten als van EER-omvang kunnen worden beschouwd, hoewel in sommige Lid-Staten de nationale producenten nog steeds een betrekkelijk sterke positie bekleden. Dit heeft vooral te maken met een historisch gegroeide specialisatie en met het feit dat de elektriciteitsmaatschappijen in het verleden overwegend in eigen land plachten aan te kopen. Hierin is de laatste jaren echter een aanzienlijke verandering gekomen onder invloed van een combinatie van factoren waaronder de harmonisatie van de nationale technische normen, het feit dat de afnemers (mede ingevolge de regelgeving van de Europese Unie inzake overheidsopdrachten) een gespreid en niet-discriminatoir aankoopbeleid zijn gaan voeren, en de centralisatie van de productie in grote centra vanwaar de producten over de gehele EER worden gedistribueerd. Een en ander heeft tot het ontstaan van belangrijke handelsstromen tussen Lid-Staten geleid. De Commissie kwam op grond hiervan tot de conclusie dat de hoge marktaandelen van GEC Alsthom in sommige Lid-Staten geen ernstige bedreiging voor een werkzame concurrentie zouden vormen. Op het niveau van de EER waren de marktaandelen van GEC Alsthom hoe dan ook kleiner. 1.1.8. Media
Bertelsmann/CLT (7.10.96) De Commissie heeft besloten de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming CLT-UFA verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. CLT is de holding van het CLT-concern, met uitgebreide activiteiten in de sector van de radio- en televisie-uitzendingen in geheel Europa. UFA, een dochteronderneming van het mediaconcern Bertelsmann, is de holding waarin de activiteiten van Bertelsmann op het gebied van radio en televisie en film zijn ondergebracht. De operatie bestaat in een fusie van CLT en UFA tot een gemeenschappelijke onderneming onder de gezamenlijke zeggenschap van Bertelsmann en de holding Audiofina. Er verschijnt door deze fusie een machtige speler op het audiovisuele toneel in Europa, voornamelijk op het terrein van de open-nettelevisie. Hoewel er in bepaalde niches reeds programma's bestaan die over geheel Europa worden uitgezonden, zijn televisie-uitzendingen in de Europese Unie over het algemeen nog steeds op nationale markten gericht. Dit is vooral een kwestie van verschillen in regelgeving, taalbarrières en culturele factoren.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
198 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Er bestaat in Duitsland een betrekkelijk groot aantal open televisiekanalen. Ze kunnen grofweg in drie groepen worden ingedeeld: de kanalen van de openbare omroepen ARD en ZDF; de met CLT en UFA gelieerde kanalen; en de met het Kirch-concern gelieerde kanalen. In 1995 waren de kijkersaandelen als volgt: 39% voor de openbare omroepen; 26% voor de met CLT en UFA gelieerde kanalen (RTL, RTL 2, Super RTL en VOX); 16% voor SAT 1 en DSF, waarin het Kirch-concern een belang heeft; en 13% voor PRO 7 en Kabel 1. Een aantal kleinere kanalen was goed voor de resterende 6%. De marktaandelen op de markt voor televisiereclame in Duitsland waren als volgt: 38% voor de met CLT en UFA gelieerde kanalen (31% voor RTL alleen); 27% voor SAT 1 en DSF (26% voor SAT 1 alleen); en 23% voor PRO 7 en Kabel 1 (21% voor PRO 7 alleen). Wat betreft de geografische markten waar CLT en UFA werkzaam zijn, werd de concentratie als grotendeels complementair beschouwd. Buiten Duitsland had CLT op het gebied van televisiekanalen voornamelijk belangen in M6 en RTL 9 in Frankrijk, in HMG in Nederland met de kanalen RTL 4, RTL 5 en Veronica, en in RTL TVI in België. UFA had in geen enkel van deze landen noemenswaardige belangen. Het enige land waar er van een overlapping van een zekere betekenis sprake was, was Duitsland zelf, waar CLT en UFA reeds samenwerkten via RTL, het grootste Duitse televisiekanaal, en aanzienlijke belangen hadden in andere kanalen (CLT in RTL 2 en Super RTL; UFA in VOX). CLT-UFA kreeg echter met felle concurrentie te maken, inzonderheid van de met het Kirch-concern gelieerde commerciële televisiekanalen. UFA controleerde, samen met Canal+ en Kirch, Premiere, dat ten tijde van de aanmelding van het concentratievoornemen het enige Duitse betaaltelevisiekanaal was. Kirch had in juli een digitaal betaaltelevisiekanaal, DF 1, gelanceerd, maar CLT en UFA hadden tegen die tijd hun plannen opgegeven om het digitale betaaltelevisiekanaal Club RTL te lanceren. De Commissie was van oordeel dat de concentratie tussen CLT en UFA geen noemenswaardige impact op de positie van Premiere op de betaaltelevisiemarkt in Duitsland zou hebben, omdat CLT niet op die markt werkzaam was.
Bell Cablemedia/Cable & Wireless/Videotron (11.12.96) Cable & Wireless/Nynex/Bell Canada (11.12.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan een fusie waardoor de huidige belangen van Videotron, Cable & Wireless, Nynex en BCE op het gebied van de kabeltelevisie in het Verenigd Koninkrijk zullen worden samengevoegd met die van Mercury Communications, om zo een nieuwe kabeltelevisie- en telecommunicatiegroep tot stand te brengen. De nieuwe onderneming zal de naam Cable & Wireless Communications dragen. De operatie zal in twee grote stappen worden verwezenlijkt. Als eerste stap zal Bell Cablemedia Videotron overnemen en zullen Cable & Wireless en BCE gezamenlijk zeggenschap over Bell Cablemedia verkrijgen. Als tweede stap zullen de belangen van BCM, Nynex CableComms Inc. en Nynex CableComms plc in de nieuwe onderneming Cable & Wireless Communications worden samengebracht. De nieuwe onderneming zal werkzaam zijn op het gebied van de betaaltelevisie, kabeltelevisienetten en telecommunicatiediensten en -netten. In het Verenigd Koninkrijk bekleedt op het ogenblik BSkyB de leidende positie op het gebied van de betaaltelevisie. British Telecom bekleedt de leidende positie op het gebied van telecommunicatiediensten en -netten. De nieuwe groep zal toegang hebben tot het bestaande hoofdnet van Mercury en de lokale netten van de kabelmaatschappijen. De ontwikkeling van concurrentie op deze gebieden zal hierdoor verder worden gestimuleerd.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 199
1.1.9. Telecommunicatie
ADSB/Belgacom (29.2.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan een strategische investering van Ameritech International, Tele Danmark en Singapore Telecom in Belgacom. Het belang werd verkocht door de Belgische Staat, die 50% plus één van de aandelen van Belgacom behoudt. Ameritech, Tele Danmark en Singapore Telecom zullen via het speciaal met dat doel opgerichte ADSB Telecommunications eigenaar van 50% min één van de aandelen van Belgacom zijn en het samen met de Belgische Staat controleren. Belgacom bezit monopolierechten op een aantal basistelecommunicatiediensten in België en heeft hoge marktaandelen (soms boven 90%) voor andere diensten. Ingevolge deze monopolierechten kan er op de betrokken markten geen sprake zijn van een samenvoeging van marktaandelen totdat de markt wordt geliberaliseerd, hetgeen volgens het tijdschema van de Commissie vóór begin 1998 zou moeten gebeuren. Er bestaat in België reeds wetgeving inzake telecommunicatie en er zullen verdere wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen worden vastgesteld om in dit land de vereiste concurrentievoorwaarden te creëren. Er is sprake van een zekere overlapping in België van de activiteiten van Belgacom en die van Ameritech op het gebied van niet-voorbehouden diensten (de uitgave van jaarboeken voor de industrie en bepaalde elektronische diensten ten behoeve van de handel), maar deze overlapping is onbeduidend en/of indirect. De operatie doet bijgevolg geen noemenswaardig risico ontstaan dat een machtspositie in het leven wordt geroepen of wordt versterkt. Het is mogelijk dat de drie moedermaatschappijen en Belgacom zelf in de toekomst zullen concurreren op de Europese markten die na de liberalisatie tot stand moeten komen. Dit zal echter geen grote problemen op het vlak van de concurrentie doen rijzen, omdat zij op die markten te maken zullen krijgen met talrijke sterke concurrenten zoals BT, France Télécom, Deutsche Telekom en Unisource.
Hermes Europe Railtel (5.3.96) DBKom (23.10.96) BT/NS-Telfort (20.12.96) De Commissie heeft drie zaken te behandelen gekregen waarin de voorheen interne telecommunicatienetten van sommige nationale spoorwegmaatschappijen werden ondergebracht in joint ventures met telecommunicatie-exploitanten, met als doel de aanleg van alternatieve telecommunicatie-infrastructuur. Zo heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming, Hermes Europe Railtel BV, door GTS Hermes Inc., een dochteronderneming van Global TeleSystems Group Inc., tien Europese nationale spoorwegmaatschappijen (die van alle Lid-Staten van de Europese Unie behalve Portugal, Ierland, Luxemburg, Griekenland en Finland, plus de Zwitserse spoorwegmaatschappij) en Racal-BR Telecommuniations Ltd., behorende tot de groep Racal Electronics. De spoorwegmaatschappijen en Racal-BRT participeren in Hermes via hun bestaande gemeenschappelijke onderneming HIT Rail BV. Global TeleSystems levert telecommunicatiediensten met toegevoegde waarde. Sommige van de spoorwegmaatschappijen vervoeren niet alleen vracht en reizigers, maar leveren ook telecommunicatie-infrastructuur of -diensten in hun land. Racal-BRT, MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
200 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
vroeger een deel van British Railways, levert zakelijke en operationele telecommunicatiediensten aan de British Railways Board. Door de joint venture worden de deskundigheid en ervaring van GTS op telecommunicatiegebied en de infrastructuur van de spoorwegmaatschappijen en Racal-BRT gecombineerd, om zo het net tot stand te brengen. Het ligt in de bedoeling dat Hermes een pan-Europees telecommunicatienet opricht voor het grensoverschrijdend vervoer van telecommunicatieverkeer, voornamelijk met gebruikmaking van de rechten van overpad van de spoorwegmaatschappijen. Het net zal worden gebruikt door exploitanten van openbare netten, consortia van carriers, bedrijven voor mobiele telefonie en andere toegelaten telecommunicatie-exploitanten. De Commissie kwam tot de conclusie dat de operatie kon worden geacht betrekking te hebben op twee afzonderlijke productmarkten. In de startfase zal Hermes basiscapaciteit voor grensoverschrijdend vervoer (punt-tot-punt) aanbieden, in concurrentie met het alternatieve, traditionele systeem van de nationale TO's. Op deze markt zal Hermes een onbeduidend marktaandeel hebben. De oprichting van haar pan-Europees net zal samenvallen met de in 1996 begonnen liberalisatie van de markt voor telecommunicatie-infrastructuur in de Europese Unie. De Commissie beschouwde deze markt als enger dan die voor de terbeschikkingstelling van pan-Europese vervoersnetten. Het is weliswaar mogelijk dat Hermes aanvankelijk een hoog marktaandeel op deze markt zal hebben, maar haar potentiële concurrenten zijn even sterk of zelfs sterker. Hiertoe behoren de nationale TO's, bestaande telecommunicatieconsortia en potentiële allianties tussen telecommunicatie-exploitanten en infrastructuureigenaren zoals nationale elektriciteits- en waterleidingmaatschappijen. De nationale regulering op telecommunicatiegebied, die de belangrijkste toetredingsdrempel vormt, zal de komende jaren afnemen. De klanten van Hermes zullen sterke, goed geïnformeerde ondernemingen zijn, die in staat zullen zijn haar marktmacht aan banden te leggen. De Commissie heeft ook haar goedkeuring gehecht aan het voornemen van het Duitse Mannesmann AG en Deutsche Bahn AG om DBKom Gesellschaft für Telekommunikation mbH & Co. KG onder hun gezamenlijke zeggenschap te brengen. DBKom is op het ogenblik eigendom van Deutsche Bahn, die haar telecommunicatie-infrastructuur in deze onderneming heeft ondergebracht. Mannesmann zal een participatie van 49,8% in DBKom nemen. DBKom zal vervolgens fuseren met CNI Communications Network International GmbH, een telecommunicatiebedrijf dat op het ogenblik eigendom is van Mannesmann en Deutsche Bank. DBKom zal een waaier van telecommunicatiediensten aanbieden en onder meer een vast spraaktelefonienet voor het grote publiek oprichten. DBKom zal concurreren met Deutsche Telekom AG en een aantal andere belangrijke concurrenten. De totstandbrenging van DBKom zal bijgevolg geen machtspositie doen ontstaan. De Commissie heeft tenslotte haar goedkeuring gehecht aan de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming, Telfort, door British Telecommunications en Nederlandse Spoorwegen. Het is de bedoeling van de partijen dat met Telfort een nieuwe belangrijke telecommunicatie-exploitant zijn intrede op de Nederlandse markt doet. Telfort zal binnenlandse en grensoverschrijdende telecommunicatiediensten verrichten en eigen vaste telecommunicatie-infrastructuur bezitten en exploiteren. BT en NS zijn op het ogenblik slechts in beperkte mate op de Nederlandse markt werkzaam. Met de nieuwe onderneming, die over een nationale infrastructuurvergunning beschikt, zal er echter een concurrent voor de Nederlandse PTT bij komen.
Telecom Eireann (18.12.96) De Commissie heeft besloten haar goedkeuring te hechten aan het voornemen van PTT Telecom BV en Telia AB publ, samen handelend via een gemeenschappelijke onderneming met de naam Comsource, en de Ierse Staat om Telecom Eireann onder hun gezamenlijke zeggenschap te brengen. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 201
Telecom Eireann is de Ierse nationale TO en eigendom van de Ierse Staat. Telecom Eireann is met een belang van 75% in Cablelink Ltd. ook werkzaam op de kabeltelevisiemarkt in Ierland. PTT Telecom is een volle dochter van Koninklijke PTT Nederland NV, en Telia is een Zweeds overheidsbedrijf. Zij zijn de belangrijkste telecommunicatie-exploitant in Nederland respectievelijk Zweden. De concentratie houdt in dat PTT Telecom en Telia een consortium met de naam Comsource oprichten, dat vervolgens een participatie van 20% in Telecom Eireann neemt. Comsource zal een zuivere holding zijn, met als enige functie die van aandeelhouder van Telecom Eireann. Door deze participatie van 20% in Telecom Eireann zal Comsource samen met de Ierse Staat Telecom Eireann controleren. De operatie heeft betrekking op telecommunicatie-infrastructuur, telecommunicatiediensten en kabeltelevisie. De telecommunicatiediensten met toegevoegde waarde zijn geliberaliseerd en onderworpen aan een vergunningsstelsel. Op het ogenblik zijn 38 dienstverrichters met een vergunning in Ierland aanwezig, waaronder een aantal grote Europese bedrijven. Binnenkort gaat een tweede GSM-operator van start. Ten tijde van de aanmelding waren noch PTT Telecom noch Telia op de Ierse markt werkzaam, en de concentratie had geen direct effect op de marktaandelen. Wat de niet-geliberaliseerde diensten betreft, ging de Commissie ervan uit dat, gezien het in Ierland aan de gang zijnde liberalisatieproces, Telecom Eireann haar marktpositie niet versterkte. De Commissie hield in dit verband rekening met het goedgekeurde tijdschema voor het verwezenlijken van een volledige liberalisatie in Ierland: de alternatieve infrastructuur zal worden geliberaliseerd tegen juli 1997, de internationale GSM-interconnectie tegen januari 1999, en de spraaktelefonie tegen januari 2000. Ierland had het recht om uitstel te vragen tot 2003 voor het uitvoeren van de liberalisatierichtlijnen. Bovendien zullen ook concurrenten op niet-discriminatoire basis gebruik kunnen maken van het kabeltelevisienet van Cablelink voor telecommunicatiedoeleinden. 1.1.10. Brandstoffen en smeermiddelen
BP/Mobil (7.8.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan het voornemen van BP en Mobil om hun bedrijfsactiviteiten op het gebied van de raffinage en verhandeling van brandstoffen en smeermiddelen in Europa onder te brengen in een joint venture. BP en Mobil zullen hun bedrijfsactiviteiten in de sector brandstoffen en smeermiddelen in geheel Europa samenvoegen door in elk land partnerships (of het plaatselijke equivalent ervan) tot stand te brengen. Hun participaties in de partnerships zullen verschillend zijn voor brandstoffen en voor smeermiddelen. Voor brandstoffen zal BP 70% van de aandelen bezitten en Mobil 30%, voor smeermiddelen zal dit 51% zijn voor Mobil en 49% voor BP. Voor brandstoffen zullen de zaken worden geleid door BP als "Fuels Operator" en voor smeermiddelen door Mobil als "Lubricants Operator". Beide operators zullen worden gecontroleerd door een gezamenlijk bestuurd toezichthoudend comité. De joint venture zal zowel werkzaam zijn op het gebied van de raffinage van ruwe olie als op een groot aantal downstream markets. Op de Europese markt voor motorbrandstoffen voor de detailhandel zal zij een globaal marktaandeel van ongeveer 10% hebben, waarmee zij op de derde plaats komt, na Exxon en Shell. Voor smeermiddelen zal haar globaal marktaandeel in Europa rond 18% liggen. De Commissie hield er bij haar beoordeling rekening mee dat alle markten waarop de operatie betrekking heeft, een aantal gemeenschappelijke kenmerken vertonen: de joint venture zal moeten concurreren met de andere grote oliemultinationals die eveneens overal in Europa aanwezig zijn; op nationaal niveau zal zij vaak concurrentie ondervinden van een sterk bedrijf dat uitsluitend of MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
202 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
overwegend in eigen land opereert; en er zijn gespecialiseerde bedrijven die slechts in één marktsegment of enkele marktsegmenten werkzaam zijn, zoals bedrijven die alleen smeermiddelen produceren. Hierbij komt nog dat ook supermarkten en hypermarkten zich met de detailverkoop van brandstoffen gaan bezighouden. Een andere gemeenschappelijke factor is dat er in de sector van de olieproducten over de gehele lijn een aanzienlijke overcapaciteit bestaat. De Commissie stelde een grondig onderzoek in naar een aantal markten waar de marktaandelen hoog waren. Gelet op de hierboven beschreven gemeenschappelijke marktkenmerken, de aanzienlijke concurrentie van nationaal opererende bedrijven (bv. op de markt voor motorbrandstoffen voor de detailhandel in Griekenland) of het hoge percentage van de invoer en de mogelijkheden inzake toetreding tot de markt (bv. de markt voor smeermiddelen in Oostenrijk), achtte zij het onwaarschijnlijk dat de concentratie tot het in het leven roepen of versterken van een machtspositie zou leiden. De Commissie ging ook na welke gevolgen het zou kunnen hebben dat Mobil aandeelhouder van Aral blijft, en meer bepaald of dit feit en het feit dat Mobil deelneemt aan de joint venture, die op sommige markten met Aral zal concurreren, tot een belangenconflict zou kunnen leiden. De Commissie kwam op dit punt tot de conclusie dat, terwijl de participatie van Mobil in Aral wellicht geen risico met zich brengt dat BP en Mobil hun concurrentiegedrag gaan coördineren, de leveringsafspraken tussen de joint venture, Mobil en Aral en de informatiestroom van Aral naar Mobil na de deelneming van Mobil aan de joint venture vragen kunnen doen rijzen uit het oogpunt van artikel 85 van het EG-Verdrag. Daarom heeft de Commissie in haar beschikking de genoemde leveringsafspraken en de genoemde informatiestroom buiten beschouwing gelaten. 1.1.11. Detailhandel
Rewe/Billa (27.8.96) De Commissie heeft besloten de overname van BillaGruppe door ReweGruppe verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Billa is de grootste keten van detailhandelszaken voor levensmiddelen in Oostenrijk. Rewe is een van de leidende groepen in deze sector in Duitsland. De concentratie leidt echter niet tot een samenvoeging van marktaandelen, omdat Billa niet werkzaam is in Duitsland en Rewe tot nog toe niet werkzaam is geweest in Oostenrijk. De vastgoedmaatschappij Billareal Immobilieninvest AG en de boekhandelsketen Libro, die tot de Billa-groep behoren, waren niet begrepen in de overname door Rewe, zoals deze bij de Commissie werd aangemeld. De concentratie heeft voornamelijk gevolgen voor de concurrentiepositie van Billa op de markt van de detailhandel in levensmiddelen in Oostenrijk, waar Billa met een marktaandeel van ongeveer 25% de marktleider is. Omdat de markten van de detailhandel in levensmiddelen nationale markten zijn en Rewe tot nog toe niet werkzaam is geweest in Oostenrijk, leidt de concentratie niet tot een samenvoeging van marktaandelen. De concurrentiepositie van Billa wordt echter sterker, omdat Billa nu samen met Rewe kan inkopen. De mogelijkheid voor Billa om samen met Rewe en hierdoor tegen voordeliger condities in te kopen is evenwel beperkt, omdat Billa bij het bepalen van haar inkoopbeleid rekening moet houden met de gewoonten van de consument en met de voorkeur voor op de Oostenrijkse markt ingeburgerde merken. In zoverre de mogelijkheid van gezamenlijke inkoop voor Duitsland en Oostenrijk bestaat, geldt dit ook voor Hofer, de Oostenrijkse dochteronderneming van Aldi, en voor Löwa, een dochteronderneming van Tengelmann. Om deze reden en omdat bovendien de Spar-groep, de op een na grootste keten van detailhandelszaken voor levensmiddelen in MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 203
Oostenrijk, een andere sterke concurrent is, verwerft Billa door de concentratie geen machtspositie op de Oostenrijkse markt van de detailhandel in levensmiddelen. Ook uit het oogpunt van een toename van de macht van Rewe als afnemer ten opzichte van de producenten van levensmiddelen voor de detailhandel rijzen in verband met de concentratie geen ernstige problemen op het vlak van de concurrentie. In zoverre Rewe en Billa hun inkoop kunnen combineren, leidt dit voor de betrokken producten slechts tot een geringe toename van de macht van Rewe als afnemer. Er moet in dit verband rekening mee worden gehouden dat het inkoopvolume van Rewe wordt bepaald door een markt met een bevolking van rond 80 miljoen, terwijl het inkoopvolume van Billa is gerelateerd aan een markt met een bevolking van slechts een goede 8 miljoen. Bovendien is gezamenlijke inkoop voor Duitsland en Oostenrijk het gemakkelijkst te realiseren voor die productgroepen waarvoor tegenover de detailhandelsketens grote multinationals aan de aanbodzijde staan. Om al deze redenen had de Commissie in deze zaak geen ernstige bezwaren tegen de concentratie. Zij zal echter nauwlettend blijven toezien op de verdere ontwikkeling van de concentratie in de detailhandel en daarbij onder meer ook aandacht besteden aan de machtsverhouding tussen de detailhandelsketens en de producenten. 1.1.12. Farmaceutische producten
Schering/Gehe-Jenapharm (13.9.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan een operatie waardoor Schering zeggenschap verkrijgt over Jenapharm (een farmaceutisch concern uit de voormalige DDR), samen met Gehe, voorheen de enige aandeelhouder van Jenapharm. De drie ondernemingen zijn werkzaam in de farmaceutische sector. Schering en Jenapharm zijn gespecialiseerd in hormonen, en Gehe is de leidende groothandelaar in farmaceutische producten in Europa. De operatie heeft voornamelijk gevolgen voor de concurrentiepositie van Schering en Jenapharm op de markt voor orale contraceptiva en de markt voor hormoonbehandelingen in Duitsland. Voor hormonale contraceptiva zullen de partijen een gecombineerd marktaandeel van bijna 40% hebben, omdat hun activiteiten elkaar in aanzienlijke mate overlappen. Op de kleine markt voor hormoonbehandelingen (androgenen en combinaties) is Schering/Jenapharm de marktleider met een marktaandeel van meer dan 60%. Ondanks deze hoge marktaandelen werd het onwaarschijnlijk geacht dat de operatie tot het in het leven roepen of versterken van een machtspositie zou leiden. Er bestaan op de betrokken markten sterke ten dele potentiële - concurrenten, o.a. Akzo, Johnson + Johnson, American Home/Wyeth, Hoechst, Roche, Pharmacia/Upjohn en Besins/Iscovesco. De marktaandelen op dit gebied schommelen aanzienlijk door de introductie van nieuwe producten en de beweeglijkheid van de vraag. Sinds 1994 werden vijf nieuwe hormonale contraceptiva in de handel gebracht, en verschillende O & O-projecten bevinden zich reeds in de derde klinische fase, hetgeen op actieve concurrentie wijst. Op de markt voor hormoonbehandelingen zullen in Duitsland nieuwe middelen voor transcutane applicatie in de handel komen. De bewegingsruimte van de partijen wordt ook beperkt door neveninvoer, die in een land met hoge prijzen zoals Duitsland een belangrijke rol speelt.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
204 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Baxter/Immuno (9.10.96) In de sector van de farmaceutische producten heeft de Commissie ook haar goedkeuring gehecht aan de overname van het Zwitserse Immuno door het Amerikaanse Baxter. Beide ondernemingen zijn werkzaam op het gebied van de van plasma afgeleide producten. De operatie heeft voornamelijk gevolgen voor de concurrentiepositie van Baxter en Immuno voor vijf van deze producten: menselijk albumine, intraveneus toegediend immunoglobuline, factor VIII, factor IX en producten voor de behandeling met remmers van bloedingen bij hemofiliepatiënten. Terwijl in de meeste EER-landen de gecombineerde marktaandelen van de partijen lager dan 30% zijn, hebben zij in sommige Lid-Staten hogere marktaandelen, namelijk voor factor VIII, intraveneus toegediend immunoglobuline en producten voor de behandeling met remmers van bloedingen bij haemofiliepatiënten. De belangrijkste concurrenten op dit gebied zijn Centeon, een grote producent van deze producten in de EER die tot stand is gekomen als gevolg van een door de Commissie in 1995 goedgekeurde joint venture van Armour en Behringwerke, en voorts Alpha Therapeutics, Bayer, Pharmacia/Upjohn, een aantal kleinere gespecialiseerde bedrijven en de in elke Lid-Staat bestaande non-profitorganisaties die plasma inzamelen en fractioneren. De Commissie hield bij haar toetsing aan de concurrentieregels niet alleen rekening met de snelheid van de productinnovatie die karakteristiek voor de betrokken markten is, en meer bepaald met de voortdurende ingrijpende structurele veranderingen die het gevolg zijn van de introductie van recombinant-technieken, maar ook met het feit dat grote in de behandeling van hemofilie gespecialiseerde ziekenhuizen de belangrijkste afnemers zijn en wellicht in staat zijn pogingen tot concurrentieverstorend gedrag van de nieuwe groep te dwarsbomen. De Commissie boog zich ook over het vraagstuk van een mogelijke oligopolistische dominantie, omdat met deze tweede concentratie de concentratiegraad op de markten voor plasmaderivaten betrekkelijk hoog wordt. Gelet op de zeer specifieke behoeften van de patiënten en hun grote productbewustheid, de basiskenmerken van de vraag, die uitgaat van een beperkt aantal ziekenhuizen, en het belang van de productinnovatie, in het bijzonder de ontwikkeling van recombinant-technieken, leek het echter onwaarschijnlijk dat de concentratie tot het in het leven roepen of versterken van een collectieve machtspositie op de betrokken markten zou leiden. 1.1.13. Consumptiegoederen
Gillette/Duracell (8.11.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de overname van Duracell International Inc. door The Gillette Company. Gillette is een op de internationale markt gericht Amerikaans concern in de sector van de consumptiegoederen, dat over de gehele wereld voornamelijk werkzaam is op het gebied van de productie en distributie van verzorgingsproducten, schrijfgerief (merken Waterman, Parker en Paper Mate) en kleine elektrische en elektronische apparaten (via zijn dochteronderneming Braun). Duracell is een Amerikaans bedrijf dat over de gehele wereld concurreert op het gebied van de productie en distributie van batterijen in allerlei vormen en maten voor de consument. Omdat Gillette en Duracell op onderscheiden terreinen opereerden, leidde de concentratie niet tot een horizontale of verticale overlapping van hun bedrijfsactiviteiten. Omdat Gillette en Duracell elk op hun terrein reeds een sterke marktpositie in de EER bekleedden en omdat hun producten over het algemeen aan dezelfde afnemers (overwegend grote detailhandelsketens) worden verkocht, onderzocht de Commissie evenwel of de concentratie tot een zodanige versterking van de onderhandelingspositie van Gillette en Duracell MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 205
zou leiden dat dit aanleiding zou geven tot ernstige bezwaren uit een oogpunt van concurrentie. De Commissie kwam echter tot de conclusie dat niet te verwachten viel dat de concentratie in noemenswaardige mate afbreuk zou doen aan de mogelijkheid voor de afnemers om concurrerende merken te verkopen. 1.1.14. Postdiensten
PTT Post/TNT - GD Net (22.7.96) PTT Post/TNT/GD Express Worldwide (8.11.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan twee operaties waarbij PTT Post NV (Nederland), TNT Ltd. (Australië) en GD Express Worldwide NV (Nederland) betrokken waren. De eerste operatie hield in dat PTT Post en TNT gezamenlijk zeggenschap verkregen over GD Express. Deze operatie kwam in zekere zin neer op een omkering van de concentratie TNT/GD Net, die de Commissie in 1991 had goedgekeurd. Vijf nationale openbare postbedrijven (die van Canada, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zweden) enerzijds en TNT Ltd. anderzijds hadden toen GD Express opgericht, dat werkzaam zou zijn op de markten voor internationale spoedbestellingen, internationaal snelvervoer van vracht en remailing. De vijf postbedrijven coördineerden hun participatie in GD Express via het speciaal met dat doel opgerichte GD Net, zodat GD Express gezamenlijk werd gecontroleerd door deze vijf postbedrijven (via GD Net) en door TNT. In juli 1996 verkochten Canada Post, Deutsche Post en La Poste (F) hun aandelen in GD Net aan PTT Post en de Zweedse posterijen. De eerste nu goedgekeurde operatie bracht dus een overgang mee van een vorm van gezamenlijke zeggenschap over GD Express naar een andere vorm van gezamenlijke zeggenschap. Ze leidde dus tot een ingrijpende verandering in de structuur van de zeggenschap over GD Express en vormde bijgevolg een concentratie in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening. In oktober 1996 bracht PTT Post een openbaar bod uit op het volledige kapitaal van TNT. Door deze tweede operatie zou PTT Post alleenzeggenschap verkrijgen over TNT en derhalve over GD Express. De relevante markten waren die voor binnenlandse en internationale spoedbestellingen, internationaal snelvervoer van vracht, logistiek en remailing. Het ging telkens om een nationale markt. De eerste operatie bracht geen verandering in de bestaande marktstructuur. Omdat het een operatie betrof waardoor drie partijen uit de joint venture uittraden, kon ze in geen geval tot een vergroting van het marktaandeel van GD Express op enige markt leiden. De mogelijke gevolgen van de operatie konden alleen maar bevorderlijk voor de concurrentie zijn. Met name waren Deutsche Post en La Poste (F) in staat opnieuw toe te treden tot de markten waar GD Express werkzaam was, meer bepaald de markten voor internationale spoedbestellingen in Duitsland en Frankrijk. In verband met de tweede operatie deden zich evenmin problemen op het vlak van de concurrentie voor. Tijdens het onderzoek dat de Commissie verrichtte maakten concurrenten en klanten evenwel de bedenking dat PTT Post bij machte zou zijn om aan kruissubsidiëring te doen tussen de aan de post in concessie gegeven activiteiten (verzending van brieven met een gewicht van minder dan 500 g) en de voorbehouden telecommunicatieactiviteiten van PTT Telecom BV (dat net zoals PTT Post eigendom van Koninklijke PTT Nederland NV is) enerzijds en de activiteiten van TNT en GD Express anderzijds, en om concurrenten van deze bedrijven die van hun netwerken gebruik zouden willen maken, te discrimineren. De vigerende en toekomstige communautaire en Nederlandse regelgeving maakt dit echter grotendeels onmogelijk. Bovendien verbond PTT Post zich er tegenover de MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
206 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Commissie vrijwillig toe zich van kruissubsidiëring tussen voorbehouden en niet-voorbehouden activiteiten en van discriminatie van concurrenten te onthouden. 1.2.
Samenvattingen van de concentratieverordening
beschikkingen
krachtens
artikel
8
van
de
Kimberly-Clark/Scott Paper (16.1.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de fusie van Kimberly-Clark Corporation (VS) en Scott Paper Company (VS), zij het eerst nadat de partijen ermee hadden ingestemd ingrijpende wijzigingen aan hun fusie aan te brengen wat Ierland en het Verenigd Koninkrijk betreft. Het resultaat van deze wijzigingen is dat Kimberly-Clark in Ierland en het Verenigd Koninkrijk haar eigen merk van tissueproducten Kleenex niet zal kunnen combineren met het merk Andrex van Scott. Kimberly-Clark en Scott zijn belangrijke, over de gehele wereld werkzame producenten van tissueproducten en aanverwante producten, zowel voor de particulier consument als voor de institutionele markt (de zg. "away from home"-markt). Kimberly-Clark wordt door de fusie de grootste producent van tissueproducten ter wereld en ook de grootste in Europa. De concentratiegraad op de Europese markten voor tissueproducten is betrekkelijk laag, en de Commissie kwam tot de conclusie dat Kimberly-Clark na de fusie in West-Europa over minder dan 20% van de capaciteit in de eerste productiefase (moederrollen van tissuepapier) zou beschikken. Niettemin kleefden aan de operatie bezwaren wat betreft de Ierse en Britse markten voor de volgende tissueproducten voor de particulier consument: toiletpapier, keukenpapier en gezichtstissues/zakdoekjes. Omdat het vervoer van tissueproducten voor de particuliere consument vanwege hun groot volume en lage waarde duur is en omdat er verschillen bestaan tussen merken en op het vlak van de voorkeur van de consument, werden Ierland en het Verenigd Koninkrijk als afzonderlijke geografische referentiemarkten beschouwd. De concentratie zou hebben geleid tot de combinatie in handen van Kimberly-Clark van de twee leidende merken in Ierland en het Verenigd Koninkrijk, namelijk het merk Kleenex van Kimberly-Clark en het merk Andrex van Scott. De gecombineerde marktaandelen van de partijen op de totale markt (producentenmerken, ook P-merken genoemd, plus huismerken) liggen voor de drie genoemde relevante producten tussen 40 en 60%. Voor P-merkartikelen voor de particuliere consument zijn de gecombineerde marktaandelen van de partijen lager, tussen 20 en 45%. Huismerkartikelen (artikelen die onder de handelsnaam van de detailhandelaar worden verkocht) spelen een belangrijke rol op de Ierse en Britse markten en zijn op het ogenblik goed voor meer dan de helft van de vraag. Het feit dat de partijen de twee leidende merken, essentieel in het assortiment van de detailhandel, controleerden, maakte het in combinatie met hun positie als grootste leverancier van huismerkartikelen en hun globale marktsterkte waarschijnlijk dat een machtspositie zou ontstaan. De Commissie vreesde meer bepaald dat, indien de fusie ongewijzigd doorging, er niet langer voldoende interbrand-concurrentie (concurrentie tussen verschillende merken) zou bestaan. De partijen hebben ermee ingestemd de merken Double Velvet, Quilted en Recycled van Kimberly-Clark (toiletpapier voor de particuliere consument en submerken van Kleenex) in Ierland en het Verenigd Koninkrijk te verkopen en de daarmee verband houdende bedrijfsonderdelen af te stoten. Opdat de overnemer voldoende tijd zou hebben om met deze merken voet aan de grond te krijgen op de Ierse en Britse markten, zal hij gedurende ten hoogste tien jaar gebruik mogen maken van het overkoepelende merk Kleenex en heeft Kimberly-Clark zich ertoe verbonden gedurende ten minste 15 MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 207
jaar in de genoemde landen niet opnieuw met het merk Kleenex op de markt te komen. Een gelijkaardige regeling geldt voor het merk keukenpapier voor de particulier consument van KimberlyClark. De partijen hebben er ook mee ingestemd het merk Scotties (gezichtstissues) en het merk Handy Andies (zakdoekjes) in Ierland en het Verenigd Koninkrijk te verkopen. Voorts hebben zij zich ertoe verbonden gedurende onbepaalde tijd in de genoemde landen geen gebruik te maken van het merk Andrex (gezichtstissues en zakdoekjes voor de particuliere consument). De partijen hebben voorts ingestemd met de afstoting van de volgende onderdelen van de productievestiging van Kimberly-Clark te Prudhoe in Engeland, met een capaciteit van 80.000 ton per jaar: de tissuepapierfabriek, de verwerkingsfabriek, de ondersteunende uitrusting voor de verwerking van tissuepapier tot tissueproducten voor de particuliere consument, de opslagplaatsen, de kantoren en het aangrenzende regionale distributiecentrum. Door de afstoting van de fabriek te Prudhoe zal de overblijvende capaciteit van Kimberly-Clark voor de productie van tissuepapier minder dan 40% van de totale capaciteit in Ierland en het Verenigd Koninkrijk bedragen. De fabriek te Prudhoe is een moderne fabriek, waar op het ogenblik alle merktoiletpapier en merkkeukenpapier van Kimberly-Clark wordt geproduceerd. Het is de enige fabriek in het Verenigd Koninkrijk waar tissuepapier wordt geproduceerd met toepassing van de TAD-technologie ("through air dried" of doorblaasdroging), waarmee een eindproduct van zeer hoge kwaliteit (uitzonderlijk zacht toiletpapier) wordt verkregen.
Gencor/Lonrho (24.4.96) De Commissie heeft besloten de voorgenomen fusie in de platinasector van Impala Platinum, gecontroleerd door het Zuid-Afrikaanse Gencor Ltd., en de Zuid-Afrikaanse dochterondernemingen van het Britse Lonrho plc, die haar platinadivisie vormen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Gencor en Lonrho zijn beide in ruime mate werkzaam in de Europese Unie. De Commissie was van oordeel dat de geplande fusie zou hebben geleid tot het ontstaan van een duopolie dat de wereldmarkt voor platina en rodium zou hebben beheerst, waardoor een daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt op significante wijze zou zijn belemmerd in de zin van artikel 2, lid 3, van de concentratieverordening. De partijen voerden aan dat een betrekkelijk klein gedeelte van hun productie op de gemeenschappelijke markt wordt afgezet en dat de operatie bijgevolg slechts een geringe impact op de gemeenschappelijke markt zou hebben. De platinamarkt is echter een wereldmarkt en de prijsvorming vindt plaats op het niveau van die wereldmarkt. De concurrentieverstorende effecten van de voorgenomen operatie op de platinamarkt zouden derhalve voelbaar zijn geweest in de Europese Gemeenschap, bijvoorbeeld door prijsstijgingen voor al het in Europa verkochte platina. De geplande fusie van Gencor en Lonrho zou hen in staat hebben gesteld nagenoeg gelijke marktaandelen op de platinamarkt te verwerven als de andere Zuid-Afrikaanse groep Amplats (Anglo American Platinum Corporation), namelijk elk ongeveer 35%. De andere grote leverancier is Rusland, met een marktaandeel rond 25%. De Russische leveringen zijn voor de helft uit voorraden afkomstig.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
208 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Behalve met deze verhouding tussen de marktaandelen moest ook rekening worden gehouden met een aantal bijzondere kenmerken van de platinamarkt, die het ontstaan van een duopolie met een machtspositie in de hand konden werken: -
-
-
Slechts 20% van al het platina wordt verhandeld op de beurzen van Londen, New York en Tokyo. Het gros (80%) van de handel geschiedt op basis van langlopende contracten. De vraag naar platina op de drie belangrijkste toepassingsgebieden is bij de huidige prijzen inelastisch, omdat er vrijwel geen substituten voor platina bestaan. De drie belangrijkste toepassingsgebieden van platina zijn de vervaardiging van juwelen (38%), de productie van autokatalysatoren (32%), en algemene industriële katalytische toepassingen (20%), onder meer in de chemische industrie, bij de glasproductie en bij de productie van vloeibare kristallen voor televisie- en computerschermen. De afnemers beschikken over zeer weinig onderhandelingsruimte en wegen duidelijk niet op tegen de aanbieders. Aan de aanbodzijde vormt het ontbreken van echte alternatieven een belangrijke factor, inzonderheid gelet op de verdeling van de wereldreserves. De Zuid-Afrikaanse groepen controleren 90% van de wereldreserves, de overige 10% bevindt zich in Rusland. Rusland is in 1990 begonnen met het afbouwen van zijn voorraden en deze zullen tegen het einde van de eeuw wellicht tot bijna nul zijn gereduceerd. De laatste jaren hebben vooral twee elementen tot de relatieve daling van de platinaprijzen bijgedragen: de liquidatie van de Russische voorraden en de betrekkelijk lage productiekosten van Lonrho. Het opgaan van Lonrho in de geplande fusie zou bijgevolg tot een vermindering van de concurrentie hebben geleid.
Vermeldenswaard is dat de Zuid-Afrikaanse autoriteiten vanaf het begin van de procedure door de Commissie van de ontwikkelingen in deze zaak op de hoogte zijn gehouden en aan de hoorzittingen in Brussel hebben deelgenomen.
Shell/Montecatini (24.4.96) De Commissie heeft besloten haar beschikking van 8 juni 1994 (94/811/EG), waarbij zij de oprichting door Shell en Montedison van een gemeenschappelijke onderneming in de sector van de polyolefinen, Montell, met oplegging van een aantal voorwaarden en verplichtingen overeenkomstig de door de partijen gedane toezeggingen had goedgekeurd, te wijzigen. De Commissie overwoog in haar oorsponkelijke beschikking dat door de oprichting van Montell twee volle dochterondernemingen van de Koninklijke/Shell-groep een band zouden hebben met de twee leidende technologieën voor de productie van polypropyleen (PP), namelijk de Spheripol-technologie van Montedison en de Unipol-technologie, ontwikkeld door Union Carbide Corporation (UCC) en Shell Oil, een Amerikaanse dochteronderneming van Koninklijke/Shell. Met name zou Shell de bedrijfsleiding voeren over Montell, dat Spheripol zou ontwikkelen en in de handel brengen, terwijl Shell Oil door de levering van katalysatoren een belangrijke bijdrage aan het Unipol-technologiepakket zou leveren. De Commissie was van oordeel dat de zeggenschap van Koninklijke/Shell over het concurrentiegedrag van zijn twee dochterondernemingen afbreuk zou doen aan de rivaliteit tussen Spheripol en Unipol, die de belangrijkste concurrentierelatie op de markt voor het licentiëren van PP-technologie en aanverwante diensten vormde. Zij achtte het onwaarschijnlijk dat de andere reeds op de markt aanwezige aanbieders van PP-technologie of potentiële nieuwkomers op die markt op korte tot middellange termijn in staat zouden zijn een remmende invloed van enige betekenis uit te oefenen op MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 209
de aanwending door de partijen van hun marktmacht. De Commissie kwam om deze redenen tot de conclusie dat de concentratie tot het ontstaan van een machtspositie op de markt van de PP-technologie zou leiden, tenzij de activiteiten van Montedison op het gebied van de PP-technologie van Montell gescheiden zouden worden gehouden. Daarom werd in de oorspronkelijke beschikking de voorwaarde opgenomen dat de activiteiten van Montedison op het gebied van de PP-technologie buiten Montell zouden worden gehouden en in een afzonderlijke onderneming, Technipol, zouden worden ondergebracht. Nadat de Commissie haar oorspronkelijke beschikking had gegeven, verkocht Shell Oil echter al haar belangen en activa op het gebied van de PP-technologie aan UCC, ook haar belangen en activa die verband hielden met de Unipol-technologie. De partijen verzochten de Commissie haar oorspronkelijke beschikking in het licht van deze ontwikkelingen te herzien, ten einde na te gaan of het nog steeds noodzakelijk was de activiteiten van Montedison op het gebied van de PP-technologie van Montell gescheiden te houden. Het onderzoek van de Commissie wees uit dat na de afstoting Unipol buiten de invloedssfeer van Koninklijke/Shell zou vallen en UCC over alle noodzakelijke activa en middelen zou beschikken om Technipol daadwerkelijk te blijven beconcurreren. De afstoting van de genoemde activiteiten door Shell Oil vormde bijgevolg een voldoende garantie dat de oprichting van Montell niet tot het ontstaan van een machtspositie op de markt voor het licentiëren van PP-technologie zou leiden. Het was bijgevolg uit het oogpunt van het communautaire mededingingsrecht niet langer een noodzakelijke voorwaarde dat de activiteiten van Montedison op het gebied van de PP-technologie van Montell gescheiden werden gehouden. De Commissie wijzigde op deze grond haar oorspronkelijke beschikking door de voorwaarden en verplichtingen in verband met de activiteiten van Montedison op het gebied van de PP-technologie in te trekken. In de oorspronkelijke beschikking was overigens uitdrukkelijk in de mogelijkheid van een dergelijke herziening voorzien.
RTL/Veronica/Endemol (17.7.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de oprichting in de televisiesector in Nederland van de gemeenschappelijke onderneming Holland Media Groep SA (HMG) in een gewijzigde vorm. HMG was oorspronkelijk opgezet als een joint venture van RTL4 SA (RTL), Vereniging Veronica Omroeporganisatie (Veronica) en Endemol Entertainment Holding BV (Endemol), die de drie op een breed publiek gerichte Nederlandse kanalen RTL4, RTL5 en Veronica zou exploiteren. Na een grondig onderzoek had de Commissie deze operatie - die reeds tot stand was gebracht - onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard. De Commissie was met een onderzoek in deze zaak begonnen nadat de Nederlandse regering haar overeenkomstig artikel 22 van de concentratieverordening daarom had verzocht. De Commissie was in haar eerdere beschikking tot de conclusie gekomen dat de joint venture tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Nederlandse markt voor televisiereclame en tot het versterken van de machtspositie van Endemol op de Nederlandse markt voor televisieproducties zou leiden. Als reactie op de beschikking van de Commissie krachtens artikel 8, lid 3, van de concentratieverordening heeft Endemol zich volledig uit HMG teruggetrokken. Voorts heeft HMG zich er jegens de Commissie toe verbonden RTL5 van een op een breed publiek gericht kanaal tot een nieuwskanaal om te vormen. Door de terugtrekking van Endemol uit HMG is de structurele band MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
210 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
tussen de grootste televisieproducent in Nederland en de grootste commerciële televisiezender in Nederland, die tot het versterken van de machtspositie van Endemol leidde, verbroken. Na de terugtrekking zal HMG niet langer een voorkeursrecht op de producties van Endemol hebben. Voorts heeft zijn terugtrekking uit HMG Endemol de mogelijkheid gegeven om met andere partners een nieuw sportkanaal in Nederland op te richten. Bovendien zal HMG na de omvorming van RTL5 tot een nieuwskanaal nog slechts twee op een breed publiek gerichte kanalen met een gecoördineerde programmering exploiteren, waardoor er meer ruimte komt voor concurrerende kanalen van dit type. Tenslotte zal waarschijnlijk het grootste stuk van het huidige marktaandeel van RTL5 op het gebied van de televisiereclame vrijkomen voor concurrentie. Mede door de komst van het nieuwe sportkanaal mag worden verwacht dat het marktaandeel van HMG op het gebied van de televisiereclame zal dalen tot een niveau dat in de buurt komt van de positie van RTL4 en RTL5 vóór de oprichting van HMG, namelijk rond 50%. Gelet op de wijzigingen van de joint venture en op grond van de verbintenis van HMG jegens de Commissie in verband met RTL5, kon de Commissie de concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaren en een beschikking krachtens artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening geven.
Ciba-Geigy/Sandoz (17.7.96) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de fusie van Ciba-Geigy en Sandoz tot de nieuwe onderneming Novartis. De goedkeuring werd verleend onder de voorwaarde dat de partijen een verbintenis nakomen die zij hebben aangegaan op het gebied van producten voor de diergezondheid. De bedrijfsactiviteiten van Ciba-Geigy en Sandoz overlapten elkaar op vier gebieden: producten voor de gezondheidszorg (waar Novartis de op één na grootste producent wordt na Glaxo Wellcome), producten voor de diergezondheid (nummer twee na Pfizer), gewasbeschermingsmiddelen (nummer één) en zaaizaad (nummer twee na Pioneer). De Commissie besloot een procedure in te leiden, omdat er ernstige twijfel bestond over de verenigbaarheid van de fusie met de gemeenschappelijke markt. Op dat ogenblik kon niet worden uitgesloten dat de fusie tot het ontstaan van een machtspositie op een aantal markten zou leiden, niet in de laatste plaats vanwege de complexiteit van de operatie en het feit dat Ciba-Geigy en Sandoz hun enorm O&O-potentieel zouden samenvoegen. Een grondiger onderzoek nam al die bezwaren weg, behalve één. De fusie heeft immers wel gevolgen voor meer dan 100 markten, maar is toch overwegend complementair van aard. Zelfs op markten waar de bedrijfsactiviteiten van de partijen elkaar overlapten bleek hun gecombineerd marktaandeel niet zeer hoog te zijn, en waar dit wel het geval is leidt de fusie desondanks niet tot het ontstaan van een machtspositie. Novartis zal op alle betrokken gebieden concurrentie blijven ondervinden van een aantal sterke ondernemingen zoals Glaxo Wellcome, Pharmacia/Upjohn, Bayer, BASF, Agrevo, RhônePoulenc en vele andere. De aanwezigheid van deze concurrenten, de reële mogelijkheid van toetreding tot de markt en het prijsdrukkende effect van generieke producten (zowel op het gebied van de gezondheidszorg als op dat van de gewasbescherming) zullen ervoor zorgen dat de markten dynamisch blijven.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 211
De Commissie onderzocht ook van zeer nabij de O&O-werkzaamheden van de fuserende ondernemingen. Hoewel door de fusie een aanzienlijk gecombineerd O&O-potentieel tot stand komt - zo zal Novartis twee keer zoveel middelen aan O&O op het gebied van gewasbescherming kunnen besteden als haar naaste concurrent - werd ervan uitgegaan dat voldoende andere ondernemingen over de vereiste "kritische massa" beschikken om mogelijke bezwaren in dit verband weg te nemen. De Commissie spitste haar onderzoek op het gebied van O&O toe op de ontwikkelingen op het terrein van de gentechnologie en de gentherapie, waar de partijen een bijzonder sterke positie bekleedden. De Commissie stelde tijdens haar onderzoek vast dat de twee ondernemingen dankzij participaties in Amerikaanse bedrijven de exclusieve beschikking zouden kunnen krijgen over een combinatie van mogelijke toekomstige octrooien op het terrein van bepaalde gentherapieën voor hersen- en andere tumoren, hetgeen een marktafschermend effect zou kunnen hebben. Omdat de situatie op octrooigebied onzeker is (de bedoelde octrooien zijn nog niet verleend) en omdat er twijfel bestaat omtrent het succes van de nieuwe behandelingsmethoden en de technische mogelijkheden voor concurrenten van de nieuwe onderneming om zonder inbreuk op haar octrooien gelijkaardige methoden te ontwikkelen, kwam de Commissie echter tot de conclusie dat niet met toereikende waarschijnlijkheid viel vast te stellen dat de concentratie tot het in het leven roepen of versterken van een machtspositie op enige toekomstige markt zou leiden. De Commissie heeft er evenwel kennis van genomen dat de fuserende ondernemingen zich bereid hebben verklaard hun invloed aan te wenden om te bewerkstelligen dat, mochten in de toekomst octrooien worden verleend die een marktafschermend effect zouden kunnen hebben, concurrenten niet-exclusieve licenties zullen kunnen verkrijgen. Het enige overblijvende bezwaar uit een oogpunt van concurrentie betrof de markt voor ectoparasiticiden voor kleine huisdieren (EKH's), voornamelijk middelen ter bestrijding van vlooien en teken bij honden en katten. Deze markt kan op twee wijzen worden ingedeeld: volgens de plaats waar het product wordt toegepast (op het dier zelf of in de omgeving) en volgens de aard van het product ("adulticiden", die voornamelijk volwassen parasieten doden, en "insectengroeiregulatoren" of IGR's, die de voortplantingscyclus van de parasiet afbreken). Adulticiden en IGR's kunnen niet als perfecte substituten worden beschouwd. Aangenomen werd dat de fuserende ondernemingen een bijzonder sterke positie bekleedden in het belangrijke IGR-marktsegment. Ciba-Geigy en Sandoz controleerden drie van de vijf over de gehele wereld verkrijgbare werkzame stoffen voor IGR's. Het is met het oog op de ontwikkeling van de EKH-markt van cruciaal belang voor concurrenten die IGR's willen produceren, dat zij over de daartoe benodigde werkzame stoffen kunnen beschikken. Vooral het kunnen beschikken over één werkzame stof van Sandoz (methoprene) is voor de concurrenten belangrijk. Om het in dit verband gerezen concurrentieprobleem uit de weg te ruimen, hebben de partijen zich ertoe verbonden niet-exclusieve licenties voor methoprene te verlenen en de licentiehouders met deze werkzame stof te blijven bevoorraden totdat zij ze zelf beginnen te produceren, maar gedurende ten hoogte twee jaar.
Kesko/Tuko (20.11.96) De Commissie heeft de overname van Tuko door Kesko, twee Finse ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen in Finland, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard. Het onderzoek van de Commissie in deze zaak kwam er na een verzoek van de Finse Dienst voor vrije mededinging overeenkomstig artikel 22 van de concentratieverordening. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
212 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Door de operatie, zo is na grondig onderzoek gebleken, zou een machtspositie in het leven zijn geroepen waardoor een daadwerkelijke mededinging op de detailhandelsmarkt en de cash-and-carrymarkt voor dagelijkse consumptiegoederen in Finland op significante wijze zou zijn belemmerd. De operatie zou ook de handel tussen Lid-Staten ongunstig hebben beïnvloed doordat ze een negatief effect zou hebben gehad op de invoer van dagelijkse consumptiegoederen in Finland en de toegang tot de Finse markt zou hebben bemoeilijkt voor potentiële concurrenten uit andere Lid-Staten. De Kesko-groep bestaat uit een aantal centrale organen (Kesko Oy en de daarmee gelieerde vennootschappen) en de zogenoemde K-detailhandelaren. De K-detailhandelaren verschillen sterk in grootte en zijn in bedrijfsrechtelijk opzicht zelfstandige ondernemers. De Commissie hield rekening met bepaalde kenmerken van de Kesko-groep, waaronder de overeenkomsten tussen de K-detailhandelaren en de centrale organen, de inrichting van de groep op het gebied van inkoop en marketing, het gebruik van gemeenschappelijke logo's, het bezit van bedrijfsruimten door de centrale organen en de financiële verbintenissen van de K-detailhandelaren jegens de centrale organen, en leidde hieruit af dat de Kesko-groep moet worden beschouwd als een centraal geplande detailhandelsorganisatie, waarin de detailhandelaren van Tuko door de operatie zouden zijn opgenomen. Dagelijkse consumptiegoederen omvatten verse en "droge" levensmiddelen en non-foodproducten (zoals toiletartikelen en schoonmaakartikelen). De dienst die de detailhandelaren van Kesko en Tuko aan de consument aanbieden, is het zogenoemde "one-stop shopping": de consument kan op één plaats, in een zaak van het supermarkt-type, voor zijn huishoudelijke aankopen zijn keuze maken uit een assortisment of "korf" van producten. Kesko en Tuko hebben in de detailhandel samen een marktaandeel van ten minste 55%, zowel bij een beoordeling op lokaal, regionaal als nationaal niveau. Hun marktpositie wordt nog versterkt door hun belangrijke rol op het gebied van grote detailhandelszaken, hun controle over bedrijfsruimten, hun getrouwheidsregelingen, hun huismerkartikelen en hun distributiesystemen en niet in de laatste plaats ook door de aanzienlijke macht van hun centrale organen als afnemers van dagelijkse consumptiegoederen van de producenten van deze goederen. Wat betreft de cash-and-carrymarkt, waar de klanten kleinere bedrijven zoals restaurants zijn, die normaal geen gebruik kunnen maken van de distributienetten van de traditionele groothandel, zou door de operatie op grote delen van de Finse markt een monopolistische aanbodstructuur zijn ontstaan, met naargelang van de regio gecombineerde marktaandelen tussen 50% en 100%. Ook hier zou de macht van Kesko in de inkoopfase deze positie nog hebben versterkt. Omdat, zoals hierboven uiteengezet, de operatie tot het ontstaan van een machtspositie op de detailhandelsmarkt en de cash-and-carrymarkt zou hebben geleid en omdat Kesko ondanks de maatregelen die zij voorstelde om de bezwaren van de Commissie weg te nemen, toch nog een marktaandeel van bijna 50% op de detailhandelsmarkt zou hebben verworven, heeft de Commissie de operatie onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard.
Saint-Gobain/Wacker-Chemie/NOM (4.12.96) De Commissie heeft besloten geen goedkeuring te verlenen voor de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de productie, bewerking en verkoop van siliciumcarbide (SiC) door Société Européenne des Produits Réfractaires (SEPR), een onderneming van het concern MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 213
Saint-Gobain, Elektroschmelzwerk Kempten (ESK), een onderneming van het concern Wacker-Chemie, en N.V. Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij, een investerings- en ontwikkelingsmaatschappij voor de noordelijke provincies van Nederland die eigendom van de Nederlandse Staat is. SEPR was reeds werkzaam op het gebied van SiC via haar dochterondernemingen Norton in Noorwegen en Intermat in België. De afdeling SiC van ESK bestond uit haar Nederlandse dochteronderneming Elektroschmelzwerk Delfzijl en haar bewerkingsfabriek te Grefrath in Duitsland. De Commissie trok uit haar onderzoek de conclusie dat in de betrokken sector vijf relevante productmarkten moesten worden onderscheiden: - markten van mundiale omvang voor SiC van metallurgische kwaliteit en voor ruw SiC; - markten van EER-omvang voor SiC voor slijptoepassingen en voor vuurvaste toepassingen; en - een markt voor SiC voor andere industriële toepassingen, waarvan de geografische omvang niet behoefde te worden vastgesteld omdat zich hier geen problemen op het vlak van de concurrentie voordeden. De voorgenomen operatie zou hebben geleid tot het samengaan van de twee grootste producenten van SiC in de EER en zou hen in staat hebben gesteld marktaandelen van meer dan 60% te verwerven op de EER-markten voor SiC voor slijptoepassingen en voor vuurvaste toepassingen. Hun drie overblijvende concurrenten in Europa zouden marktaandelen van minder dan 10% hebben gehad. Deze drie concurrenten (Navarro in Spanje, MWK in Duitsland en Orkla-Exolon in Noorwegen) zijn betrekkelijk klein. Bovendien zijn de drie ondernemingen die bij de geplande joint venture betrokken waren, de leidende ondernemingen op technologisch vlak en de enige die een volledig gamma van SiC-kwaliteiten voor slijptoepassingen en voor vuurvaste toepassingen kunnen produceren. Saint-Gobain produceert ook SiC in verschillende andere delen van de wereld (China en Noord- en Zuid-Amerika). De Commissie onderzocht de situatie van potentiële concurrenten en meer bepaald van de ondernemingen in Oost-Europese landen (Rusland en Oekraïne) en in China. Het bleek echter dat deze ondernemingen niet over voldoende capaciteit beschikken om het volledige gamma van SiC-kwaliteiten te kunnen produceren waaraan de gebruikers in Europa behoefte hebben. Bovendien waren deze ondernemingen blijkbaar niet in staat hun productie de komende twee à drie jaar zodanig uit te breiden dat zij voor een toereikende concurrentie op de markten voor SiC voor slijptoepassingen en voor vuurvaste toepassingen zouden kunnen zorgen. Wacker-Chemie had reeds eerder getracht een oplossing voor haar activiteiten op het gebied van SiC te vinden. Zij meldde in 1995 bij het Duitse Bundeskartellamt een operatie aan die erin bestond dat zij al haar activiteiten op het gebied van SiC zou verkopen aan Saint-Gobain. Zij trok deze aanmelding echter in nadat haar een verbod in het vooruitzicht was gesteld. De Commissie hield bij haar beoordeling rekening met de financiële moeilijkheden van ESK in verband met haar activiteiten op het gebied van SiC. Zij was echter van oordeel dat deze moeilijkheden er niet onvermijdelijk toe behoefden te leiden dat Wacker-Chemie die activiteiten in de nabije toekomst zou stopzetten. De fabriek te Delfzijl in Nederland kampt weliswaar met hoge productiekosten, maar de fabriek te Grefrath in Duitsland is een van de modernste ter wereld. De Commissie meende dan ook dat Wacker-Chemie een alternatieve oplossing kon vinden waardoor de concurrentie op de markten voor SiC voor slijptoepassingen en voor vuurvaste toepassingen zou kunnen worden gehandhaafd. De Commissie was tenslotte de opvatting toegedaan dat zelfs in geval MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
214 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
van een volledige of gedeeltelijke stopzetting door Wacker-Chemie van haar activiteiten op het gebied van SiC de concurrentiesituatie beter zou zijn voor de afnemers in de EER dan indien de voorgenomen operatie werd goedgekeurd. De partijen stelden voor zich ertoe te verbinden de antidumpingmaatregelen, die tot april 1999 van kracht blijven, niet langer te ondersteunen. Deze antidumpingmaatregelen beïnvloeden de invoer van SiC uit Rusland, Oekraïne en China. De Commissie kon echter niet op dit voorstel ingaan, omdat het niets structureels aan de voorgenomen operatie zou hebben veranderd: enerzijds kon de oplegging of intrekking van antidumpingrechten niet uitsluitend van de wil van de partijen bij de voorgenomen operatie afhangen, en anderzijds zou een eventuele opheffing van de antidumpingrechten er niet in noemenswaardige mate toe hebben bijgedragen de bezwaren weg te nemen die uit een oogpunt van concurrentie aan de voorgenomen operatie verbonden waren. Op grond van al deze elementen, en gelet op het feit dat de voorgenomen operatie tot het ontstaan van een machtspositie op de markten voor SiC voor slijptoepassingen en voor vuurvaste toepassingen zou hebben geleid, besloot de Commissie de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-Overeenkomst te verklaren.
2. Concentraties die onder toepassing van artikel 66 van het EGKS-Verdrag vallen Ruhrkohle/Raab Karcher Kohle (28.2.1996) De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de aankoop door Ruhrkohle Handel GmbH van alle aandelen van Raab Karcher Kohle GmbH. Ruhrkohle Handel GmbH, een dochteronderneming van Ruhrkohle AG, is voornamelijk werkzaam op het gebied van de handel in vaste brandstoffen (steenkool, steenkoolbriketten, steenkoolcokes en bruinkool). Ruhrkohle AG is met een aandeel van meer dan 80% in de binnenlandse steenkoolwinning veruit de grootste Duitse mijnbouwonderneming. In Raab Karcher Kohle GmbH zijn de activiteiten op het gebied van de kolenhandel van Raab Karcher AG ondergebracht, die tot de VEBA-groep behoort. De relevante markt was die voor de verkoop van steenkool aan elektriciteitsproducenten, staalondernemingen en andere industriële afnemers, voornamelijk in de cement-, krijt- en papierindustrie. De Duitse markt voor de verkoop van steenkool werd in het verleden ten aanzien van de twee belangrijkste afnemersgroepen - elektriciteitsproducenten en staalondernemingen - gekenmerkt door strikte prijsregulering en afnameverbintenissen in het kader van het "Jahrhundertvertrag" en het "Hüttenvertrag". Vanaf 1996 waren elektriciteitsproducenten niet langer verplicht bepaalde minimumhoeveelheden Duitse steenkool af te nemen, maar mochten zij in de plaats daarvan ingevoerde steenkool kopen. Niettemin werd ervan uitgegaan dat de markt de komende jaren slechts in beperkte mate zou openstaan voor ingevoerde steenkool. Na de overname zal het totale marktaandeel van Ruhrkohle op de markt voor de verkoop van steenkool aan de elektriciteitsindustrie tot ongeveer 73% toenemen. Dit hoge marktaandeel heeft grotendeels betrekking op onder de prijsregulering van het "Jahrhundertvertrag" vallende directe leveringen. Omdat Ruhrkohle hier niet echt ruimte heeft om zelf prijzen vast te stellen, is dit marktaandeel geen teken van werkelijke marktmacht.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 215
Wat de verkoop van steenkool aan de staalindustrie betreft, heeft Ruhrkohle een marktaandeel van ongeveer 78%, en dit zal na de overname slechts lichtjes toenemen. Dit hoge marktaandeel heeft vrijwel uitsluitend betrekking op onder de prijsregulering van het "Hüttenvertrag" vallende directe leveringen en is andermaal geen teken van werkelijke marktmacht. Wat de verkoop van steenkool aan andere industriële afnemers betreft, heeft Ruhrkohle een marktaandeel van ongeveer 38%. De belangrijkste concurrenten op deze markt zijn VEBA/Stinnes en RWE/Rheinbraun. Door hun brede geografische spreiding en hun betrekkelijk gering inkoopvolume zijn deze gebruikers aangewezen op in Duitsland werkzame kolenhandelaren. Er blijven met Stinnes, RTE, Rheinbraun en een aantal kleinere handelaren echter voldoende alternatieve voorzieningsbronnen beschikbaar.
C - Beschikkingen van de Commissie 1. Beschikkingen op grond van de artikelen 6 en 8 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad 1.1. Beschikkingen op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 Zaak nr.
Naam
Datum van de beschikking
Verschenen in
IV/M.0677
Skanska Fastigheter/Securum Förvaltning
08.01.1996
PB C 54 van 23.02.1996
IV/M.0661
Strabag/Bank Austria/Stuag
15.01.1996
PB C 38 van 10.02.1996
IV/M.0681
Royal Bank of Scotland/Bank of Ireland
05.02.1996
PB C 57 van 27.02.1996
IV/M.0686
Nokia/Autoliv
05.02.1996
PB C 69 van 07.03.1996
IV/M.0651
AT&T/Philips
05.02.1996
PB C 99 van 02.04.1996
IV/M.0685
Siemens/Lagardère (Matra Transport)
08.02.1996
PB C 86 van 23.03.1996
IV/M.0692
Elektrowatt/Landis & Gyr
12.02.1996
PB C 69 van 07.03.1996
IV/M.0672
BP/Sonatrach
12.02.1996
PB C 72 van 12.03.1996
IV/M.0694
SKF/INA/WPB
19.02.1996
PB C 76 van 16.03.1996
IV/M.0663
Dow/Dupont
21.02.1996
PB C 104 van 10.04.1996
IV/M.0698
NAW/Saltano/Contrac
26.02.1996
PB C 102 van 04.04.1996
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
216 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
IV/M.0689
ADSB/Belgacom
29.02.1996
PB C 194 van 05.07.1996
IV/M.0702
Starck/Wienerberger
01.03.1996
PB C 102 van 04.04.1996
IV/M.0699
Tomkins/Gates
04.03.1996
PB C 124 van 27.04.1996
IV/M.0707
Toro Assicurazioni/Banca di Roma
05.03.1996
PB C 76 van 16.03.1996
IV/M.0683
Hermes Europe Railtel
05.03.1996
PB C 157 van 01.06.1996
IV/M.0714
Preussag/ELCO Looser
14.03.1996
PB C 130 van 03.05.1996
IV/M.0718
Phoenix/Comifar
20.03.1996
PB C 101 van 03.04.1996
IV/M.0704
Unilever/Diversey
20.03.1996
PB C 113 van 18.04.1996
IV/M.0721
Textron/Valois
20.03.1996
PB C 186 van 26.06.1996
IV/M.0711
Generali/Unicredito
25.03.1996
PB C 132 van 04.05.1996
IV/M.0717
Viacom/Bear Stearns
25.03.1996
PB C 132 van 04.05.1996
IV/M.0697
Lockheed Martin/Loral
27.03.1996
PB C 314 van 24.10.1996
IV/M.0705
Deutsche Telekom/SAP Solutions
29.03.1996
PB C 271 van 17.09.1996
IV/M.0556
Zeneca Seeds/VanderHave
09.04.1996
PB C 188 van 28.06.1996
IV/M.0726
Bosch/Allied Signal
09.04.1996
PB C 155 van 30.05.1996
IV/M.0722
Teneo/Merill Lynch/Bankers Trust
15.04.1996
PB C 159 van 04.06.1996
IV/M.0731
Kvaerner/Trafalgar House
15.04.1996
PB C 135 van 07.05.1996
IV/M.0729
GEC Alsthom/Tarmac/Central IMU
18.04.1996
PB C 226 van 03.08.1996
IV/M.0732
Nordic Capital/Euroc Bygghandel
18.04.1996
PB C 159 van 04.06.1996
IV/M.0738
Natwest/Schroder/Sheffield
24.04.1996
PB C 199 van 09.07.1996
IV/M.0710
BHF-Bank/Crédit Commercial de France
02.05.1996
PB C 154 van 29.05.1996
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 217
IV/M.0740
Krupp (II)
02.05.1996
PB C 144 van 16.05.1996
IV/M.0737
Ciba-Geigy/Sandoz
02.05.1996
PB C 140 van 11.05.1996
IV/M.0733
Frantschach/B+K/Volfin
08.05.1996
PB C 157 van 01.06.1996
IV/M.0724
GEC/Thomson-CSF (II)
15.05.1996
PB C 186 van 26.06.1996
IV/M.0744
Thomson/Daimler-Benz
21.05.1996
PB C 179 van 22.06.1996
IV/M.0748
CGEA/NSC
21.05.1996
PB C 191 van 02.07.1996
IV/M.0742
Toro Assicurazioni/Nuova Tirrena
22.05.1996
PB C 191 van 02.07.1996
IV/M.0605
Hoechst/Klöckner-Werke/Hartfolien
23.05.1996
PB C 266 van 13.09.1996
IV/M.0741
Ford/Mazda
24.05.1996
PB C 179 van 22.06.1996
IV/M.0700
Emerson/Caterpillar
31.05.1996
PB C 195 van 06.07.1996
IV/M.0720
Cereol/Aceprosa
07.06.1996
PB C 266 van 13.09.1996
IV/M.0708
Exxon/DSM
13.06.1996
PB C 306 van 15.10.1996
IV/M.0759
Sun Alliance/Royal Insurance
18.06.1996
PB C 225 van 02.08.1996
IV/M.0755
Creditanstalt/Koramic/Wienerberger
18.06.1996
PB C 317 van 26.10.1996
IV/M.0765
Adia/ECCO
24.06.1996
PB C 226 van 03.08.1996
IV/M.0758
Sara Lee/Aoste Holding
25.06.1996
PB C 266 van 13.09.1996
IV/M.0719
Röhm/Rohm and Haas
28.06.1996
PB C 226 van 03.08.1996
IV/M.0756
Crédit Agricole/Banque Indosuez
28.06.1996
PB C 227 van 06.08.1996
IV/M.0775
Hong Kong Aero Engine Services (HAESL)
01.07.1996
PB C 226 van 03.08.1996
IV/M.0745
Bayernwerk/Gaz de France
01.07.1996
PB C 266 van 13.09.1996
IV/M.0735
BPB/Isover
03.07.1996
PB C 226 van 03.08.1996
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
218 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
IV/M.0751
Bayer/Hüls
03.07.1996
PB C 271 van 17.09.1996
IV/M.0764
Saint-Gobain/Poliet
04.07.1996
PB C 225 van 02.08.1996
IV/M.0730
IP/Reuters
05.07.1996
PB C 273 van 19.09.1996
IV/M.0771
AMB/Rodutch
11.07.1996
PB C 266 van 13.09.1996
IV/M.0768
Lucas/Varity
11.07.1996
PB C 266 van 13.09.1996
IV/M.0789
Enderly/SBE
15.07.1996
PB C 266 van 13.09.1996
IV/M.0782
Swissair/Allders International
17.07.1996
PB C 268 van 14.09.1996
IV/M.0757
Hoechst/3M
18.07.1996
PB C 266 van 13.09.1996
IV/M.0709
Telefónica/Sogecable/Cablevisión
19.07.1996
PB C 228, 07.08.1996
IV/M.0787
PTT Post/TNT - GD Net
22.07.1996
PB C 360, 29.11.1996
IV/M.0750
IFIL Worms/Saint-Louis
25.07.1996
PB C 266, 13.09.1996
IV/M.0734
Melitta/Dow
25.07.1996
PB C 266, 13.09.1996
IV/M.0747
Chevron/British Gas/Nova/NGC
25.07.1996
PB C 360 van 29.11.1996
IV/M.0784
Kesko/Tuko
26.07.1996
PB C 230 van 09.08.1996
IV/M.0767
Thomson-CSF/Finmeccanica/Elettronica
29.07.1996
PB C 310 van 19.10.1996
IV/M.0769
Norsk Hydro/Arnyca (Enichem Agricoltura)
29.07.1996
PB C 266 van 13.09.1996
IV/M.0774
Saint-Gobain/Wacker-Chemie/NOM
31.07.1996
PB C 230 van 09.08.1996
IV/M.0785
Thomas Cook/Sunworld
07.08.1996
PB C 279 van 25.09.1996
IV/M.0727
BP/Mobil
07.08.1996
PB C 381 van 17.12.1996
IV/M.0736
Gemeentekrediet van België/CLF
08.08.1996
PB C 308 van 17.10.1996
IV/M.0800
Siemens/Sommer Allibert
14.08.1996
PB C 363 van 03.12.1996
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 219
IV/M.0798
General Electric/CompuNet
19.08.1996
PB C 324 van 30.10.1996
IV/M.0760
Klöckner/ARUS
20.08.1996
PB C 47 van 15.02.1997
IV/M.0797
GrantRail
22.08.1996
PB C 361 van 30.11.1996
IV/M.0796
InfraLeuna
23.08.1996
PB C 307 van 16.10.1996
IV/M.0806
British Airways/TAT (II)
26.08.1996
PB C 316 van 25.10.1996
IV/M.0804
Auchan/Pão de Açúcar
27.08.1996
PB C 308 van 17.10.1996
IV/M.0803
Rewe/Billa
27.08.1996
PB C 306 van 15.10.1996
IV/M.0777
AGF/Camat
27.08.1996
PB C 307 van 16.10.1996
IV/M.0811
Creditanstalt-Bankverein/Treibacher
30.08.1996
PB C 8 van 11.01.1997
IV/M.0762
CEGELEC/AEG (II)
03.09.1996
PB C 308 van 17.10.1996
IV/M.0706
GEC Alsthom/AEG
03.09.1996
PB C 308 van 17.10.1996
IV/M.0788
Agrevo/Marubeni
03.09.1996
IV/M.0781
Schering/Gehe - Jenapharm
13.09.1996
IV/M.0794
Coca-Cola Enterprises/Amalgamated Beverages Great Britain
13.09.1996
IV/M.0810
n-tv
16.09.1996
PB C 366 van 05.12.1996
IV/M.0820
British Aerospace/Lagardère
23.09.1996
PB C 22 van 22.01.1997
IV/M.0813
Allianz/Hermes
27.09.1996
PB C 384 van 19.12.1996
IV/M.0792
Temic/Leica - ADC
30.09.1996
PB C 328 van 01.11.1996
IV/M.0816
CGEA/SET
07.10.1996
PB C 353 van 23.11.1996
IV/M.0791
British Gas Trading/Group 4 Utility Services
07.10.1996
PB C 374 van 11.12.1996
IV/M.0823
John Deere Capital/Lombard
07.10.1996
PB C 359 van 28.11.1996
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 306 van 15.10.1996
220 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
IV/M.0779
Bertelsmann/CLT
07.10.1996
PB C 364 van 04.12.1996
IV/M.0821
Baxter/Immuno
09.10.1996
PB C 386 van 20.12.1996
IV/M.0829
Thyssen/Böhler Uddeholm
14.10.1996
PB C 351 van 22.11.1996
IV/M.0827
DBKom
23.10.1996
PB C 168 van 03.06.1997
IV/M.0832
Norsk Hydro/Terni (Enichem Agricoltura II)
25.10.1996
PB C 366 van 05.12.1996
IV/M.0828
Schweizer Rück/M&G Reinsurance
30.10.1996
PB C 390 van 24.12.1996
IV/M.0836
Gillette/Duracell
08.11.1996
PB C 364 van 04.12.1996
IV/M.0843
PTT Post/TNT/GD Express Worldwide
08.11.1996
PB C 19 van 18.01.1997
IV/M.0812
Allianz/Vereinte
11.11.1996
PB C 114 van 12.04.1997
IV/M.0826
ESPN/Star
11.11.1996
PB C 368 van 06.12.1996
IV/M.0834
Metallgesellschaft/Safic-Alcan (II)
21.11.1996
PB C 384 van 19.12.1996
IV/M.0849
ELG Haniel/Rewometaal
25.11.1996
PB C 201 van 01.07.1997
IV/M.0848
Ahold/CSC
02.12.1996
PB C 18 van 17.01.1997
IV/M.0818
Cardo/Thyssen
02.12.1996
PB C 18 van 17.01.1997
IV/M.0865
Cable & Wireless/Nynex/Bell Canada
11.12.1996
PB C 24 van 24.01.1997
IV/M.0853
Bell Cablemedia/Cable & Wireless/Videotron
11.12.1996
PB C 24 van 24.01.1997
IV/M.0839
Promodès/Garosci
16.12.1996
PB C 16 van 16.01.1997
IV/M.0754
Anglo American Corporation/Lonrho
16.12.1996
PB C 8 van 11.01.1997
IV/M.0861
Textron/Kautex
18.12.1996
PB C 110 van 09.04.1997
IV/M.0773
Westinghouse/Equipos Nucleares
18.12.1996
PB C 121 van 19.04.1997
IV/M.0859
Generali/Prime
18.12.1996
PB C 76 van 11.03.1997
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 221
IV/M.0802
Telecom Eireann
18.12.1996
PB C 35 van 04.02.1997
IV/M.0831
P&O/Royal Nedlloyd
19.12.1996
PB C 110 van 09.04.1997
IV/M.0868
GKN/Brambles/MABEG
20.12.1996
PB C 103 van 02.04.1997
IV/M.0862
AXA/UAP
20.12.1996
PB C 38 van 07.02.1997
IV/M.0855
BT/NS - Telfort
20.12.1996
PB C 103 van 02.04.1997
1.2. Beschikkingen op grond van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 Zaak nr.
Naam
IV/M.0623
Kimberly-Clark/Scott Paper
Datum van de beschikking 16.01.1996
IV/M.0619
Gencor/Lonrho
24.04.1996
IV/M.0269
Shell/Montecatini
24.04.1996
IV/M.0553
RTL/Veronica/Endemol
17.07.1996
IV/M.0737 IV/M.0784
Ciba-Geigy/Sandoz Kesko/Tuko
17.07.1996 20.11.1996
IV/M.0774
Saint-Gobain/Wacker-Chemie/NOM
04.12.1996
Verschenen in
PB L 183 van 23.07.1996 PB L 11 van 15.01.1997 PB L 294 van 19.11.1996 PB L 294 van 19.11.1996 PB L 110 van 26.04.1997
2. Beschikkingen op grond van artikel 66 van het EGKS-Verdrag Zaak nr.
Naam
Datum van de beschikking
Verschenen in
1147
Ruhrkohle/Raab Karcher Kohle
28.02.1996
PB L 193 van 03.08.1996
1198
Fire/IBL
02.04.1996
1201
Unimetal/Scholz
02.07.1996
1202
Sidmar/Hoogovens
19.09.1996
1203
Sidmar/Flachform Stahl
24.10.1996
1207
Klöckner/ARUS
23.10.1996
1213
Stinnes/Krupp Hoesch
11.11.1996
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
222 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
D - Perscommuniqués 1. Beschikkingen op grond van de artikelen 6 en 8 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad 1.1. Beschikkingen op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 Referentie
Datum
Onderwerp
IP/96/40
12.01.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN SKANSKA FASTIGHETER EN SECURUM FÖRVALTNING IN ZWEEDSE HOTELSECTOR GOED
IP/96/110
06.02.1996
COMMISSIE HECHT GOEDKEURING AAN OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR NOKIA EN AUTOLIV
IP/96/129
07.02.1996
COMMISSIE MAAKT WEG VRIJ VOOR OVERNAME DOOR AT&T VAN BEPAALDE BEDRIJFSONDERDELEN VAN PHILIPS IN SECTOR TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR
IP/96/133
09.02.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN SIEMEN EN LAGARDERE OP GEBIED VAN SPOORTECHNOLOGIE GOED
IP/96/138
13.02.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN LANDIS & GYR DOOR ELEKTROWATT GOED
IP/96/139
13.02.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR BP EN SONATRACH GOED
IP/96/152
20.02.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR SKF EN INA GOED
IP/96/163
22.02.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN DOW EN DUPONT IN SECTOR ELASTOMEREN GOED
IP/96/192
29.02.1996
COMMISSIE KEURT STRATEGISCHE INVESTERING IN BELGACOM GOED
IP/96/199
05.03.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR STARCK EN WIENERBERGER GOED
IP/96/211
08.03.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN PANEUROPEES TELECOMMUNICATIENET GOED
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 223
IP/96/236
19.03.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN ELCO LOOSER DOOR PREUSSAG GOED
IP/96/251
22.03.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN COMIFAR DOOR PHOENIX GOED
IP/96/253
22.03.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN DEEL VAN DIVERSEY DOOR UNILEVER GOED
IP/96/252
22.03.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN VALOIS DOOR TEXTRON GOED
IP/96/276
28.03.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN VIACOM EN BEAR STEARNS GOED
IP/96/277
28.03.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR LOCKHEED MARTIN VAN ALLEENZEGGENSCHAP OVER LORAL GOED
IP/96/283
02.04.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR DEUTSCHE TELEKOM VAN MEDEZEGGENSCHAP OVER SAP SOLUTIONS GOED
IP/96/303
10.04.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN ZENECA SEEDS EN VANDERHAVE GOED
IP/96/304
10.04.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME DOOR BOSCH VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN VAN ALLIED SIGNAL OP GEBIED VAN HYDRAULISCHE REMMEN GOED
IP/96/320
18.04.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAMEBOD VAN KVAERNER OP TRAFALGAR HOUSE GOED
IP/96/335
19.04.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN GEC ALSTHOM EN TARMAC GOED
IP/96/323
19.04.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING VAN GEZAMENLIJKE ZEGGENSCHAP OVER ZWEEDSE ONDERNEMING VOOR BOUWMATERIALEN EUROC BYGGHANDEL GOED
IP/96/334
25.04.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR NATWEST VENTURES EN SCHRODER VENTURE MANAGERS (GUERNSEY) VAN GEZAMENLIJKE ZEGGENSCHAP OVER SHEFFIELD FORGEMASTERS GOED
IP/96/386
03.05.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR BHFBANK EN CREDIT COMMERCIAL DE FRANCE GOED
IP/96/385
03.05.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN ACCIAI SPECIALI TERNI (AST) DOOR KRUPP GOED
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
224 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
IP/96/382
03.05.1996
COMMISSIE STELT GRONDIG ONDERZOEK IN NAAR FUSIE VAN CIBA-GEIGY EN SANDOZ
IP/96/427
20.05.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE OP GEBIED VAN SOEPELE VERPAKKINGEN GOED
IP/96/426
20.05.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN GEC EN THOMSON OP GEBIED VAN NIET-MILITAIRE SONARS GOED
IP/96/434
22.05.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN THOMSON EN DAIMLER-BENZ GOED
IP/96/435
22.05.1996
COMMISSIE KEURT CONCENTRATIE IN BRITSE SPOORWEGSECTOR GOED
IP/96/437
23.05.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN NUOVA TIRRENA DOOR TORO ASSICURAZIONI GOED
IP/96/438
24.05.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR HOECHST EN KLÖCKNER-WERKE GOED
IP/96/439
24.05.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR FORD MOTOR COMPANY VAN ZEGGENSCHAP OVER MAZDA MOTOR CORPORATION GOED
IP/96/471
04.06.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR EMERSON EN CATERPILLAR IN SECTOR DIESELGENERATORGROEPEN GOED
IP/96/483
10.06.1996
COMMISSIE KEURT CONCENTRATIE IN SPAANSE ZAADOLIESECTOR GOED
IP/96/516
14.06.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING DOOR EXXON EN DSM VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING IN METALLOCEENPLASTOMEER- EN POLYETHYLEENSECTOR GOED
IP/96/531
19.06.1996
COMMISSIE KEURT FUSIE VAN SUN ALLIANCE EN ROYAL INSURANCE GOED
IP/96/527
18.06.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE IN BAKSTEENINDUSTRIE GOED
IP/96/542
25.06.1996
COMMISSIE KEURT CONCENTRATIE IN SECTOR UITZENDARBEID GOED
IP/96/565
27.06.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN AOSTE HOLDING EN AL PONTE PROSCIUTTI DOOR SARA LEE GOED
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 225
IP/96/574
02.07.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE IN SECTOR ADDITIEVEN VOOR SMEERMIDDELEN GOED
IP/96/573
02.07.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR COMPAGNIE DE SUEZ EN CAISSE NATIONAL DU CREDIT AGRICOLE VAN GEZAMENLIJKE ZEGGENSCHAP OVER BANQUE INDOSUEZ GOED
IP/96/572
02.07.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR BAYERNWERK EN GAZ DE FRANCE GOED
IP/96/603
04.07.1996
COMMISSIE BESLUIT DAT VERKRIJGING DOOR ISOVER SAINT-GOBAIN VAN MEDEZEGGENSCHAP OVER BRITSE EN IERSE DOCHTERONDERNEMINGEN VAN BPB IN SECTOR ISOLATIEPRODUCTEN NIET ONDER CONCENTRATIEVERORDENING VALT
IP/96/602
04.07.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN BAYER EN HÜLS IN LATEXSECTOR GOED
IP/96/601
04.07.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN POLIET DOOR SAINT-GOBAIN GOED
IP/96/613
09.07.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR IP EN REUTERS GOED
IP/96/640
12.07.1996
COMMISSIE KEURT CONCENTRATIE OP NEDERLANDSE VERZEKERINGSMARKT GOED
IP/96/643
15.07.1996
COMMISSIE KEURT FUSIE VAN LUCAS EN VARITY GOED
IP/96/678
22.07.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN GROEP ONDERNEMINGEN SAIA-BURGESS ELECTRONICS (SBE) DOOR ENDERLY HOLDINGS GOED
IP/96/679
22.07.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN ALLDERS INTERNATIONAL DOOR SWISSAIR GOED
IP/96/680
22.07.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR HOECHST EN 3M GOED
IP/96/677
19.07.1996
COMMISSIE STELT GRONDIG ONDERZOEK IN NAAR CABLEVISIÓN
IP/96/699
24.07.1996
COMMISSIE KEURT CONCENTRATIE IN SECTOR INTERNATIONALE SPOEDBESTELLINGEN GOED
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
226 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
IP/96/705
25.07.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING VAN GEZAMENLIJKE ZEGGENSCHAP OVER GROEP SAINT-LOUIS GOED
IP/96/717
26.07.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE IN SECTOR HUISHOUDELIJKE VERPAKKINGSPRODUCTEN GOED
IP/96/725
29.07.1996
COMMISSIE HECHT GOEDKEURING AAN OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING OP GEBIED VAN MIDDENFASEACTIVITEITEN IN AARDGASSECTOR
IP/96/718
26.07.1996
COMMISSIE STELT GRONDIG ONDERZOEK IN IN ZAAK VAN FINSE SUPERMARKTEN
IP/96/775
05.08.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR THOMSON VAN MEDEZEGGENSCHAP OVER ELETTRONICA GOED
IP/96/771
02.08.1996
COMMISSIE BESLUIT GRONDIG ONDERZOEK IN TE STELLEN NAAR CONCENTRATIE IN SILICIUMCARBIDESECTOR
IP/96/792
09.08.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR THOMAS COOK VAN ALLEENZEGGENSCHAP OVER SUNWORLD GOED
IP/96/790
07.08.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN BP EN MOBIL GOED
IP/96/797
20.08.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN SIEMENS EN SOMMER ALLIBERT OP GEBIED VAN BESTUURDERSRUIMTEN VOOR AUTO'S GOED
IP/96/798
20.08.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN COMPUNET DOOR GENERAL ELECTRIC GOED
IP/96/799
20.08.1996
COMMISSIE KEURT PARTICIPATIE VAN 62% VAN KLÖCKNER STAHL- UND METALLHANDEL IN ARUS DISTRIBUTION INDUSTRIELLE GOED
IP/96/801
23.08.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GRANTRAIL, GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING VAN BRITISH STEEL EN VOLKER STEVIN VOOR AANLEG EN ONDERHOUD VAN SPOORWEGEN, GOED
IP/96/802
23.08.1996
COMMISSIE KEURT GEZAMENLIJKE OVERNAME VAN INFRALEUNA DOOR LINDE EN DOMO GOED
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 227
IP/96/803
27.08.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR BRITISH AIRWAYS VAN ALLEENZEGGENSCHAP OVER TAT EUROPEAN AIRLINES GOED
IP/96/804
28.08.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN PÃO DE AÇÚCAR DOOR AUCHAN GOED
IP/96/806
28.08.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN BILLA DOOR REWE GOED
IP/96/805
28.08.1996
COMMISSIE BESLUIT DAT OVERNAME VAN CAMAT DOOR AGF IART NIET ONDER CONCENTRATIEVERORDENING VALT
IP/96/821
06.09.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME DOOR TREIBACHER EN CREDITANSTALT-BANKVEREIN VAN BEDRIJFSACTIVITIETEN VAN H.C. STARCK OP GEBIED VAN KORUND GOED
IP/96/830
12.09.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR CEGELEC VAN ALLEENZEGGENSCHAP OVER AEG AAT GOED
IP/96/828
12.09.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME DOOR GEC ALSTHOM VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN VAN AEG T&D OP GEBIED VAN UITRUSTING VOOR ELEKTRICITEITSDISTRIBUTIE GOED
IP/96/829
12.09.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR HOECHST SCHERING AGREVO EN MARUBENI CORPORATION GOED
IP/96/838
18.09.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR SCHERING EN GEHE VAN GEZAMENLIJKE ZEGGENSCHAP OVER JENAPHARM GOED
IP/96/832
13.09.1996
COMMISSIE STELT GRONDIG ONDERZOEK IN NAAR OVERNAME VAN AMALGAMATED BEVERAGES GREAT BRITAIN DOOR COCA-COLA ENTERPRISES
IP/96/837
18.09.1996
COMMISSIE KEURT DEELNEMING VAN VERLAGSGRUPPE HANDELSBLATT AAN N-TV GOED
IP/96/851
24.09.1996
COMMISSIE HECHT GOEDKEURING AAN JOINT VENTURE VAN BRITISH AEROSPACE EN LAGARDERE WAT NIET-MILITAIRE ASPECTEN BETREFT
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
228 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
IP/96/866
30.09.1996
COMMISSIE ZET LICHT OP GROEN VOOR VERKRIJGING DOOR ALLIANZ HOLDING, MÜNCHEN, VAN ZEGGENSCHAP OVER DUITSE VERZEKERINGSONDERNEMING HERMES KREDITVERSICHERUNG
IP/96/871
01.10.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING DOOR TEMIC EN LEICA VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING OP GEBIED VAN KRUISSNELHEIDSREGELAARS VOOR AUTO'S GOED
IP/96/902
08.10.1996
COMMISSIE KEURT CONCENTRATIE IN BRITSE SPOORWEGSECTOR GOED
IP/96/901
08.10.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING VOOR DIENSTEN OP GEBIED VAN METEROPNEMING IN GROOT-BRITTANNIË GOED
IP/96/900
08.10.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING VOOR FINANCIËLE DIENSTEN IN LANDBOUWSECTOR GOED
IP/96/897
07.10.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING CLT-UFA GOED
IP/96/917
10.10.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN IMMUNO DOOR BAXTER GOED
IP/96/924
15.10.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR THYSSEN EN BÖHLER UDDEHOLM GOED
IP/96/957
24.10.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN MANNESMANN EN DEUTSCHE BAHN GOED
IP/96/964
28.10.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME DOOR NORSK HYDRO VAN OVERBLIJVEND DEEL VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN VAN ENICHEM AGRICOLTURA IN KUNSTMESTSECTOR GOED
IP/96/976
04.11.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN MERCANTILE & GENERAL REINSURANCE COMPANY DOOR SCHWEIZER RÜCKVERSICHERUNGSGESELLSCHAFT GOED
IP/96/1006
11.11.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN DURACELL DOOR GILLETTE GOED
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
CONCENTRATIECONTROLE 229
IP/96/1005
08.11.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN TNT DOOR PTT POST GOED
IP/96/1013
12.11.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR ALLIANZ VAN ALLEENZEGGENSCHAP OVER VEREINTE GOED
IP/96/1012
12.11.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR ESPN EN STAR GOED
IP/96/1066
22.11.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN SAFIC-ALCAN DOOR METALLGESELLSCHAFT GOED
IP/96/1091
27.11.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN REWOMETAAL DOOR ELG HANIEL GOED
IP/96/1111
03.12.1996
COMMISSIE KEURT VERKRIJGING DOOR AHOLD EN CENTRAL DE SERVEIS CIENCIES VAN GEZAMENLIJKE ZEGGENSCHAP OVER STORE 2000 GOED
IP/96/1112
03.12.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN CARDO EN THYSSEN GOED
IP/96/1169
12.12.1996
COMMISSIE KEURT CONCENTRATIE IN BRITSE KABELTELEVISIE- EN TELECOMMUNICATIESECTOR GOED
IP/96/1182
16.12.1996
COMMISSIE STELT GRONDIG ONDERZOEK IN NAAR PARTICIPATIE VAN ANGLO AMERICAN CORPORATION IN LONRHO
IP/96/1233
20.12.1996
COMMISSIE ZET LICHT OP GROEN VOOR OVERNAME VAN KAUTEX-ONDERNEMINGEN DOOR TEXTRON
IP/96/1232
20.12.1996
COMMISSIE KEURT HERSTRUCTURERING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN VAN WESTINGHOUSE EN EQUIPOS NUCLEARES GOED
IP/96/1235
20.12.1996
COMMISSIE ZET LICHT OP GROEN VOOR OVERNAMEPROJECT VAN GENERALI EN PRIME (FIAT)
IP/96/1237
20.12.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE IN IERSE TELECOMMUNICATIESECTOR GOED
IP/96/1236
20.12.1996
COMMISSIE KEURT JOINT VENTURE VAN P&O EN NEDLLOYD GOED
IP/96/1234
20.12.1996
COMMISSIE KEURT GEZAMENLIJKE OVERNAME DOOR GKN EN BRAMBLES VAN MABEG GOED
IP/96/1241
20.12.1996
COMMISSIE KEURT OVERNAME VAN UNION DES ASSURANCES DE PARIS (UAP) DOOR AXA GOED
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
230 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
1.2. Beschikkingen op grond van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 Referentie
Datum
Onderwerp
IP/96/48
16.01.1996
NA INGRIJPENDE WIJZIGINGEN ZET COMMISSIE EINDELIJK LICHT OP GROEN VOOR FUSIE VAN KIMBERLY-CLARK EN SCOTT PAPER
IP/96/346
24.04.1996
COMMISSIE MAAKT BEZWAAR TEGEN FUSIE VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN VAN GENCOR EN LONRHO IN PLATINASECTOR
IP/96/347
24.04.1996
COMMISSIE HECHT GOEDKEURING AAN ONDERBRENGING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN VAN MONTEDISON OP GEBIED VAN POLYPROPYLEENTECHNOLOGIE IN JOINT VENTURE MET SHELL
IP/96/652
17.07.1996
COMMISSIE KEURT FUSIE VAN CIBA-GEIGY EN SANDOZ GOED NA VERBINTENIS VAN PARTIJEN
IP/96/653
17.07.1996
COMMISSIE KEURT OPRICHTING VAN HOLLAND MEDIA GROEP IN GEWIJZIGDE VORM GOED
IP/96/1044
20.11.1996
COMMISSIE MAAKT BEZWAAR TEGEN OVERNAME VAN TUKO DOOR KESKO
IP/96/1120
04.12.1996
COMMISSIE MAAKT BEZWAAR TEGEN OPRICHTING VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING DOOR SAINT-GOBAIN, WACKERCHEMIE EN NOM
E - Beslissingen van de rechterlijke instanties van de Gemeenschap 1. Gerecht van eerste aanleg Zaak
Partijen
Datum
Publicatie
T-52/96 R
Sogecable/Commissie
12.07.1996
Jurispr. 1996, blz. II-799
2. Hof van Justitie Zaak
Partijen
Datum
Publicatie
C-480/93 P
Zunis Holding e.a./ Commissie
11.01.1996
Jurispr. 1996, blz. I-1
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 231
IV - Steunmaatregelen van de Staten A - Samenvatting van zaken 1. Regionale steun Duitsland
a) Belangrijkste regeling voor regionale steun In april 1996 heeft de Commissie het 24e kaderplan van de Gemeinschaftaufgabe "Verbetering van regionale economische structuren"21 goedgekeurd voor de periode 1995-1998. Deze gemeenschappelijke regeling is de belangrijkste Duitse regeling voor regionale steun. De uitvoeringsmodaliteiten en de begroting ervan worden in een jaarlijks kaderplan vastgelegd. Het 24e kaderplan voorziet in middelen ten bedrage van 11,4 miljard DM voor 1995. 840 miljoen DM daarvan zijn bestemd voor de Westduitse gesteunde regio's en 10,5 miljard DM voor de nieuwe deelstaten, met het oog op de financiering van produktieve investeringen van ondernemingen en voor infrastructuurinvesteringen. 92,6% van de middelen vloeien bijgevolg naar de nieuwe deelstaten. Dit 24e kaderplan houdt een vereenvoudiging en versoepeling in van de tot dusver geldende steunmaatregelen, in het bijzonder omdat werd afgezien van het beginsel van de zogenaamde prioritaire gebieden (onderscheid tussen gemeenten volgens prioriteitstype). Voorts kan volgens het plan aan grote ondernemingen in de Westduitse steungebieden steun worden verleend voor produktieve investeringen met een maximale steunintensiteit van 18% bruto; voor ondernemingen in de nieuwe deelstaten is dit 35% bruto. Volgens de gangbare praktijk van de Commissie kan de steunintensiteit voor de kleine en middelgrote ondernemingen hoger liggen: 28% in de Westduitse steungebieden en 50% in de nieuwe deelstaten. b) Overheidsgarantieregelingen voor de herstructurering van in moeilijkheden verkerende grote ondernemingen in de deelstaten Saksen-Anhalt, Neder-Saksen, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts, Beieren, Bremen, Mecklenburg-Voorpommeren, Sleeswijk-Holstein en Saksen22 In maart heeft de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de bovengenoemde steunregelingen beëindigd met een negatieve eindbeschikking, waarbij zij de toekenning van garanties voor de herstructurering van in moeilijkheden verkerende grote ondernemingen zonder individuele aanmelding verbood. De Commissie was immers de mening toegedaan dat het voorstel van de Duitse regering om garanties van maximaal 25 miljoen ecu (50 miljoen DM) vrij te stellen van aanmeldingsplicht, onverenigbaar was met de communautaire voorschriften betreffende reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, aangezien in deze laatste geen drempelwaarde voor aanmelding is opgenomen. Afgezien van deze onverenigbaarheid met de bestaande voorschriften, leek de voorgestelde drempelwaarde volgens de Commissie weinig zinvol, omdat een grote onderneming in moeilijkheden normaal aanzienlijke steun nodig heeft - wat in ieder geval een diepgaand onderzoek vereist - en een gering steunbedrag meestal
21
Zaak N 531/95, PB C 291 van 4.10.96.
22
Zaak C 19/95, PB L 194 van 6.8.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
232 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
niet volstaat om de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming te herstellen. Deze steun beantwoordt dus niet aan de doelstellingen van de genoemde voorschriften. c)
Verhoging van de steunpercentages van de gemeenschappelijke regeling "Verbetering van regionale economische structuren" voor West-Berlijn23
In juni 1996 heeft de Commissie besloten haar goedkeuring te hechten aan een verhoging van de steunpercentages met betrekking tot de steungebieden van West-Berlijn in het kader van de regeling "Gemeinschaftsaufgabengesetz-Verbetering van regionale economische structuren". Daardoor bedraagt de steunintensiteit voor produktieve investeringen van ondernemingen in West-Berlijn voortaan 35% bruto (in plaats van 18% bruto) voor grote ondernemingen en 45% bruto (maximaal 30% netto) voor de kleine en middelgrote ondernemingen (in plaats van 28% bruto). De goedkeuring geldt met terugwerkende kracht vanaf 4 mei 1995 en is geldig tot 31 december 1996. De Commissie heeft dit besluit genomen op basis van een zeer gedetailleerde studie van de sociaaleconomische situatie van Berlijn en de deelstaat Brandenburg, waaruit bleek dat Berlijn sinds de hereniging te kampen heeft met een hoge werkloosheid en structurele-aanpassingsmoeilijkheden (einde van het "insulaire" karakter van West-Berlijn, afbouw van de specifieke steunmaatregelen voor Berlijn, delokalisatie van talrijke ondernemingen naar Oost-Berlijn en de omgeving van Berlijn, transformatie tot hoofdstad). Deze ontwikkelingen leidden tot een daling van het BBP met 2,5%, tezamen met een vermindering van de werkgelegenheid in de industrie (- 23,5%), en een opzienbarende stijging van het aantal werklozen (+ 39,6%) en de werkloosheid (van 9,4% in 1991 tot meer dan 14% in 1995). De Commissie was van oordeel dat de verhoging van de steunintensiteit de sociale gevolgen van de Westberlijnse structurele aanpassingen kon verzachten. Zij wees er echter op dat de toegestane intensiteiten slechts voor een korte overgangsperiode verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden geacht. d) 25e kaderplan van de Gemeinschaftsaufgabe "Verbetering van de regionale economische structuren"24 In juli 1996 heeft de Commissie een besluit genomen betreffende het 25e kaderplan van de Gemeinschaftsaufgabe "Verbetering van de regionale economische structuren" voor de periode 19961999 (2000). Dit kaderplan voorziet enerzijds in een wijziging van het deel "Regels betreffende voorwaarden, vormen en intensiteit van de steun", van het op 30 april 1996 door de Commissie goedgekeurde 24e kaderplan van de Gemeinschaftsaufgabe (aangaande de subsidieerbaarheid van immateriële investeringen, andere wijzigingen en verduidelijkingen van technische aard), en anderzijds de voor de periode 1996/1999 (2000) beschikbare middelen, met inbegrip van de budgettaire aanvullingen van sommige Länder op de steun die op basis van de Gemeinschafstaufgabe op hun grondgebied wordt verleend. De Commissie besloot voor 1996 middelen voor een totaal bedrag van 7,9 miljard DM (waarvan 7,2 miljard DM voor de nieuwe Länder), alsmede de technische wijzigingen en verduidelijkingen van het kaderplan goed te keuren.
23
Zaak N 530/95, PB C 291 van 4.10.96..
24
Zaak C 37/96 (ex N 186/96), PB C 35 van 4.2.1997. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 233
Zij besloot daarentegen de procedure in te leiden ten aanzien van de voorgestelde wijziging inzake de subsidieerbaarheid van immateriële investeringen van grote ondernemingen. De Duitse autoriteiten hadden immers de afschaffing voorgesteld van de voorwaarde dat de in aanmerking komende immateriële investeringen maximaal 25% van de totale investeringskosten mogen vormen. Momenteel komen echter alleen de immateriële investeringen van de kleine en middelgrote ondernemingen duidelijk in aanmerking voor steun volgens de praktijk van de Commissie, die steunt op de kaderregelingen. Bovendien heeft de voorgestelde wijziging tot gevolg dat de steunintensiteit ten opzichte van de op basis van de standaardgrondslag berekende intensiteit groter wordt. De inleiding van de procedure stelt de Lid-Staten en de overige belanghebbenden in de gelegenheid hun opmerkingen betreffende de subsidieerbaarheid van immateriële investeringen van grote ondernemingen kenbaar te maken en geeft de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken of eventueel een gunstiger regeling voor de steungebieden kan worden vastgesteld. e)
Verlenging van de bijzondere afschrijvingsregeling en van de fiscale investeringspremieregeling voor West-Berlijn25
De Commissie heeft in juli 1996 besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden met betrekking tot de verlenging van de bijzondere afschrijvingsregeling en van de fiscale investeringspremieregeling van 10% voor West-Berlijn. Deze verlenging is op 1 januari 1996 van kracht geworden zonder dat deze door de Commissie was goedgekeurd. Tot dusver kwamen alleen de nieuwe deelstaten en Oost-Berlijn in aanmerking voor de bijzondere afschrijvingsregeling en de fiscale investeringspremieregeling. De Commissie maakte voorbehoud tegen de verlenging van deze twee regelingen voor West-Berlijn, omdat in dat geval steun kan worden verleend voor vervangingsinvesteringen. De Commissie aanvaardt daarentegen steun voor vervangingsinvesteringen alleen voor uiterst benadeelde regio's in de Europese Unie, die gekenmerkt worden door een BBP/KKS (koopkracht-standaard) per hoofd van 75% of minder van het communautaire gemiddelde. West-Berlijn voldoet evenwel niet aan dit criterium. De Commissie maakt daarenboven voorbehoud tegen het feit dat grote Westberlijnse ondernemingen ook kunnen worden gesubsidieerd buiten de voor steun in aanmerking komende gedeelten van de stad. De Commissie is in de regel tegen steun voor produktieve investeringen van grote ondernemingen buiten steungebieden. Bovendien zou, in het geval dat beide steunregelingen worden gecumuleerd, de steunintensiteit voor middelgrote bedrijven in niet voor steun in aanmerking komende gebieden het plafond van de kaderregeling inzake steun voor KMO's overschrijden. f) Wijziging van de fiscale investeringspremie van 8%26 In juli 1996 heeft de Commissie besloten de procedure in te leiden ten aanzien van bepaalde wijzigingen in de regeling betreffende de fiscale investeringspremie van 8% in de nieuwe deelstaten. In oktober 1992 had de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een premie van 8% ten behoeve van subsidieerbare investeringen in de nieuwe deelstaten die vóór 1 juli 1994 waren begonnen en vóór eind 1996 zouden zijn beëindigd. In december 1995 meldde de Duitse regering een wijziging van deze regeling, die op 1 januari 1996 in werking trad, laattijdig aan. Ingevolge deze wijziging zou de premie
25
Zaken 205/95 en NN 206/95, PB C 293 van 5.10.96.
26
Zaak C 28/96 (ex NN 6/96, ex N 1049/96), PB C 290 van 3.10.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
234 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
nog steeds verstrekt worden voor investeringen die vóór 1 juli 1994 waren begonnen, maar hoefden deze investeringen slechts eind 1998 te zijn beëindigd. De Commissie heeft twijfels geuit omtrent de verenigbaarheid van deze nieuwe regeling met de interne markt, omdat deze volgens haar niet tot extra investeringen zullen leiden. Bovendien maken de voorwaarden waaronder de nieuwe regeling werd ingesteld, het mogelijk voor ondernemingen om steun te ontvangen terwijl zij daarvoor normaal niet in aanmerking zouden komen. Aangezien volgens de Commissie hier geen enkele afwijking van het EG-Verdrag van toepassing is, heeft zij besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden. g) Garantieprogramma van de bondsstaat ten behoeve van particuliere ondernemingen die projecten uitvoeren in de vijf nieuwe deelstaten en in Oost-Berlijn27 In april 1996 heeft de Commissie uit hoofde van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag, dienstige maatregelen geformuleerd ten aanzien van het programma van de bondsstaat voor het verlenen van garanties aan particuliere ondernemingen die projecten uitvoeren in de vijf nieuwe deelstaten en in Oost-Berlijn. Aangezien deze regeling niet meer overeenkomt met de praktijk van de Commissie werden aan de Duitse autoriteiten dienstige maatregelen voorgesteld. Daarbij lag de nadruk onder meer op de aanpassing van het programma aan de communautaire richtsnoeren inzake overheidssteun voor de redding en herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden28, en in het bijzonder op het uitsluiten van steun ten gunste van grote ondernemingen van het toepassingsgebied van het programma. h) Speciaal programma voor garanties van de deelstaat Saksen-Anhalt voor ondernemingen in moeilijkheden29 In oktober 1996 heeft de Commissie besloten de procedure in te leiden ten aanzien van het speciaal programma 1994-1995 voor garanties van de deelstaat Saksen-Anhalt voor ondernemingen in moeilijkheden. De Commissie heeft kennis genomen van dit programma zonder dat dit was aangemeld. De deelstaat Saksen-Anhalt voorziet in een begrotingspost van 16 miljoen DM voor een contragarantie ten gunste van de bank voor garanties van de deelstaat Saksen-Anhalt in het kader van een speciaal programma voor garanties van de deelstaat voor bedrijven in moeilijkheden. Deze contragarantie dekt 90% van de garanties die de bank verleent aan begunstigden van het bovengenoemde programma. De Commissie is van oordeel dat dit programma niet verenigbaar is met de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor de redding en herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden. In het programma van de bank voor garanties worden bedrijven die werkzaam zijn in sectoren waarvoor bijzondere voorschriften inzake staatssteun gelden, immers niet uitdrukkelijk uitgesloten van steun en worden ook grote bedrijven niet uitdrukkelijk uitgesloten. Tevens is individuele aanmelding van steun ten gunste van grote bedrijven of gevoelige sectoren niet verplicht. Voorts zijn geen bepalingen opgenomen inzake de cumulatie van de steun met steunregelingen voor dezelfde doeleinden en wordt het meermaals toekennen van garanties of een verlenging ervan niet
27
Zaak E 24/95, nog niet gepubliceerd in het PB.
28
PB C 368 van 23.12.94.
29
Zaak NN 10/96, PB C 35 van 4.2.1997. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 235
uitgesloten. Tenslotte wordt het voorleggen van een volledig herstructureringsplan niet verlangd en wordt de steun niet uitdrukkelijk beperkt tot het strikt noodzakelijke bedrag. Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat de regeling niet valt onder de uitzondering voor bedrijven in moeilijkheden waarin artikel 92, lid 3, sub c, van het EG-Verdrag voorziet. Bovendien lijkt het programma van de bank voor garanties niet verenigbaar met het Gemeenschapsrecht, aangezien voor de steun slechts bedrijven in aanmerking komen die in de deelstaat Saksen-Anhalt gevestigd zijn (een vorm van discriminatie die strijdig is met de bepalingen van artikel 52 en volgende van het EGVerdrag). Op grond van deze aspecten heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden. Luxemburg
Herziening van de kaart voor regionale steunverlening30 In mei heeft de Commissie in het kader van artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag de nieuwe kaart voor Luxemburgse regionale steunverlening goedgekeurd. De nieuwe kaart wordt gekenmerkt door een aanzienlijke vermindering van het bevolkingspercentage dat in aanmerking komt voor regionale steun (van 78,97% naar 42,5%), en van het in aanmerking komende grondgebied (van 58% naar 45%) en aantal gemeenten (van 53% naar 38%). De steunintensiteiten zijn dezelfde gebleven: 20% brutosubsidie-equivalent voor het zuiden, 17,5% voor het noordoosten en 25% voor de voormalige industriële zones in het zuiden. Met deze beschikking werd de herziening van de kaarten van ontwikkelingsgebieden in alle Lid-Staten afgesloten (hoewel onder andere in Italië, Denemarken en Duitsland ondertussen reeds nieuwe herzieningen werden gepland of uitgevoerd). Daarmee werd het algemene beleid van de Commissie betreffende de beperking van het deel van de bevolking dat van de maatregelen profiteert en van de maximale steunintensiteiten bevestigd, en wordt gezorgd voor een grotere geografische samenhang tussen de maatregelen met betrekking tot de regionale doelstellingen van de Structuurfondsen en die van de nationale overheden. Finland
a) Vervoerssteun voor de noordelijke regio's31 In december heeft de Commissie de steunregeling voor het vervoer in de noordelijke regio's van Finland goedgekeurd. Deze regeling voorziet in de terugbetaling door de overheid van een gedeelte van de vervoerskosten die normaal ten laste van de ondernemingen zijn. Subsidieerbaar zijn kleine en middelgrote ondernemingen, zoals gedefinieerd in het Gemeenschapsrecht, die gevestigd zijn in de noordelijke en oostelijke gebieden van Finland (Lappi, Pohjois-Pohjanmaa, Kainuu, Pohjois-Karjala, Etelä-Savo). Alleen uitgaven voor het vervoer binnen de nationale grenzen van Finland kunnen worden terugbetaald.
30
Zaak N 70/96, nog niet gepubliceerd.
31
Zaak N 496/96, nog niet gepubliceerd in het PB.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
236 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
De steun wordt betaald volgens een van de afstand afhankelijk tarief. Het terugbetaalde bedrag schommelt tussen 7% voor een afstand tussen 266 en 300 km en 29% voor afstanden van meer dan 1001 km. De steun komt hoofdzakelijk ten goede aan het spoor- en wegverkeer, maar er gelden speciale bepalingen in geval van een verbinding met de zee- of binnenvaart. De Commissie heeft deze regeling onderzocht op basis van haar mededeling betreffende de steun voor de noordelijke regio's van de Unie32. Zij heeft vooral geverifieerd of de betrokken steun: - beperkt is tot de noordelijke regio's met een zeer lage bevolkingsdichtheid; - slechts dient voor een gedeeltelijke compensatie van de door de afgelegen ligging veroorzaakte meerkosten op transportgebied, zonder tot overcompensatie te leiden; - niet ten goede komt aan industriesectoren waarvoor specifieke communautaire regels gelden, noch aan ondernemingen waarvoor de noordelijke regio's een natuurlijke lokalisatie vormen. Rekening houdend met deze elementen en met de specifieke situatie van de betrokken regio's heeft de Commissie de betrokken regeling op grond van de uitzonderingsbepaling van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard. Deze beschikking is interessant omdat Finland als eerste profiteert van de in de mededeling van de Commissie betreffende steun ten gunste van de noordelijke regio's van de Europese Unie vervatte bepalingen. Frankrijk
a) Steunregeling "Pacte de relance pour la ville"33 In maart heeft de Commissie, enerzijds op grond van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag (voor de steun aan nieuwe ondernemingen), anderzijds op grond van het niet bestaan van staatssteun in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag (voor de steun aan bestaande ondernemingen) besloten een steunregeling goed te keuren ten behoeve van kleine ondernemingen, teneinde in bepaalde, op basis van sociaal-economische criteria gekozen benadeelde stedelijke zones de in het kader van de "Loi d'Orientation et d'Aménagement van Territoire" (LOAT) bestaande steunregeling te versterken. De regeling is bestemd voor de oprichting of het behoud van kleine handelszaken, ambachtelijke bedrijven en bedrijven die buurtdiensten verlenen in een dertigtal probleemwijken, "stedelijke vrije zones" (ZFU) genoemd. Het totale inwonersaantal in deze zones bedraagt ongeveer 600.000 mensen, of 1% van de nationale bevolking. De in deze zones gevestigde bedrijven kunnen steun ontvangen in de vorm van een vrijstelling van winstbelasting (binnen de grenzen van de "de minimis-regel"), van bedrijfsbelasting en van grondbelasting (ten belope van 6% netto van de investeringen voor 5 vrijgestelde jaren), alsook een vrijstelling van werkgeversbijdrage (100.000 ecu per gecreëerde arbeidsplaats). De maximale steunintensiteit van alle steunmaatregelen samen voor nieuwe bedrijven is beperkt tot 26% netto van de investeringen. Bij bestaande bedrijven wordt ervan uitgegaan dat de steunmaatregelen het handelsverkeer tussen de Lid-staten niet zullen beïnvloeden, omdat zij tot de kleine bedrijven met lokale activiteiten (in de zin van de NACE-code) beperkt blijven. De regeling heeft een looptijd van vijf jaar; de begrotingsmiddelen bedragen 21 miljoen ecu voor het eerste jaar.
32
PB C 364 van 20.12.1994.
33
Zaak N 159/96, PB C 215 van 25.7.96. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 237
Deze beschikking is interessant in die zin dat zij geleid heeft tot de goedkeuring door de Commissie van een kaderregeling inzake steun aan de kleine en middelgrote ondernemingen in benadeelde stadswijken34. b) Vrije zone Corsica35 In oktober heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen een project voor een vrije zone voor Corsica, waardoor aan ondernemingen op het eiland belastingvrijstellingen kunnen worden verleend. De maatregel heeft een looptijd van vijf jaar en voorziet in een vrijstelling van bedrijfsbelasting, winstbelasting en werkgeversbijdragen, alsook in specifieke maatregelen ten behoeve van ondernemingen in moeilijkheden. De Commissie heeft deze maatregelen onderzocht, waarbij zij een onderscheid heeft gemaakt tussen bestaande ondernemingen, nieuw opgerichte of uitgebreide ondernemingen en ondernemingen in moeilijkheden. Voor de bestaande ondernemingen werd de steun hetzij beperkt tot het "de minimis"bedrag, hetzij tot kleine bedrijven die op de lokale markt werkzaam zijn. Voor de steun ten behoeve van nieuw opgericht of uitgebreide bedrijven geldt een plafond van 30% van de in Corsica uitgevoerde investeringen, wat overeenkomt met het toegelaten steunniveau voor deze regio op grond van de afwijking van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag. De steunmaatregelen voor bedrijven in moeilijkheden, tenslotte, betreffen alleen de kleine en middelgrote ondernemingen die bepaalde criteria inzake tekorten en schuldenlast vervullen. Deze maatregelen zullen vergezeld gaan van een herstructureringsplan, waarin zo nodig is voorzien in een definitieve vermindering of sluiting van de produktiecapaciteit van het bedrijf.
2. Sectoriële steun 2.1. Staalindustrie Ierland
a) Irish Steel36 In februari besloot de Commissie, na de unanieme goedkeuring van de Raad "Industrie" op 20 december 1995, bij wijze van uitzondering steun ten bedrage van 38.298 Iers £ goed te keuren uit hoofde van artikel 95 van het EGKS-Verdrag, in verband met de verkoop van de overheidsonderneming Irish Steel, de enige Ierse staalproducent, aan de in particuliere handen zijnde onderneming Inspat International. Aan de goedkeuring van de steun waren verscheidene voorwaarden verbonden, met name: netto financiële lasten die bij de start van de nieuwe onderneming ten minste 3,5% van de omzet bedragen; gedurende 5 jaar geen uitbreiding van de bestaande capaciteit (500.000 ton vloeibaar staal en 343.000 ton warmgewalste eindprodukten); en, aangezien een capaciteitsvermindering technisch onmogelijk was, een beperking gedurende vijf jaar met betrekking tot het gamma en het produktieniveau van de eindprodukten, alsook van de niveaus van de afzet van tussen- en eindprodukten, teneinde eventuele
34
PB C 146 van 14.05.1997.
35
Zaak N 630/96, PB C 19 van 18.01.97.
36
Beschikking 96/315/EGKS, PB L 121 van 21.5.1996, blz. 16.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
238 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
marktverstorende effecten tot een minimum te beperken. Zoals bij voorgaande gevallen op grond van artikel 95 van het EGKS-Verdrag werden strikte toezichtsmaatregelen opgelegd om ervoor te zorgen dat de voorwaarden worden nageleefd. Italië
a) Ferdofin Siderurgica37 In maart heeft de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4, van Beschikking nr. 3855/91/EGKS ingeleid met betrekking tot een overheidsgarantie, overeenkomstig artikel 2bis van de Italiaanse wet nr. 95/1979, voor een financiering voor een totaal bedrag van ongeveer 22 miljoen ecu (45 miljard lire) die door de banken zou zijn verleend. De Commissie heeft de Italiaanse overheid om bijkomende inlichtingen verzocht in verband met de borgstelling zoals voorzien in voornoemde wet, met name: i)
of de steunontvangende onderneming een premie, tegen economische voorwaarden, aan de Italiaanse Staat heeft betaald;
ii) of Ferdofin, gegeven haar financiële toestand, dezelfde borgstelling zou kunnen verkrijgen van particuliere verzekerings- of financiële instellingen. Rekening houdend met de toepassingscriteria van de desbetreffende wet en de financiële situatie van de onderneming heeft de Commissie redenen te geloven dat de toepassing van deze wet en de toekenning van de garantie door het Ministerie van Financiën ten gunste van Ferdofin staatssteun kan vormen in de zin van het Gemeenschapsrecht. b) Alti Forni e Ferriere di Servola38 In maart besloot de Commissie een negatieve eindbeschikking te geven, waarbij zij de Italiaanse autoriteiten gelastte de steun terug te vorderen die de Italiaanse regering onrechtmatig aan Alti Forni e Ferriere di Servola (AFS), een staalonderneming in Trieste, had verstrekt, en die onverenigbaar met het Gemeenschapsrecht was. De Italiaanse regering erkende dat zij in het kader van de Prodi-wet een staatsgarantie aan AFS had verstrekt, hoewel die niet geactiveerd was, met betrekking tot kredieten die door enkele Italiaanse banken ter beschikking waren gesteld. Volgens de vaste praktijk van de Commissie en de rechtspraak van het Hof van Justitie vormde de voornoemde overheidsinterventie staatssteun, onafhankelijk van het feit of al dan niet een beroep werd gedaan op de staatsgarantie; daarom had de steun moeten worden aangemeld bij de Commissie en door haar worden goedgekeurd alvorens hij werd toegekend. In het licht van de verzamelde informatie kwam de Commissie tot de slotsom dat, in bovenstaand geval, het verstrekken van een dergelijke staatsgarantie zonder betaling van enige premie, staatssteun vormde, aangezien AFS in een markteconomie een dergelijke garantie niet onder dezelfde voorwaarden had kunnen krijgen. De Commissie, rekening houdend met de beschikbare informatie en in het bijzonder met de financiële voorwaarden waartegen een particuliere garantie werd verstrekt aan AFS eenmaal de overheidsgarantie was verstreken, concludeerde dat in dat geval de overheidsgarantie op zich geen steun vormt, aangezien dezelfde garantie door particuliere banken werd verstrekt tegen normale marktvoorwaarden.
37
Zaak C 8/96 (ex N 537/94), PB C 151 van 25.5.1996.
38
Zaak C 54/94 (ex NN 105/94). MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 239
Bijgevolg is de steun gelijk aan de premie die AFS in normale marktomstandigheden had moeten betalen voor een soortgelijke garantie zoals die welke door de Staat werd verstrekt. c) Servola SpA39 In juni besloot de Commissie enerzijds geen bezwaar te maken tegen het voornemen van de overheid een minderheidsbelang in Servola SpA te verwerven, en anderzijds de procedure in te leiden ten aanzien van de overheidssteun voor het aanpassen van de installaties van Servola SpA aan de nieuwe Italiaanse milieuwetgeving. De Italiaanse regering heeft bij de Commissie aangemeld dat zij voornemens is - via Friulia en GEPI, twee overheidsholdings die door de Autonome Regio Friuli Venezia Giulia resp. door het Italiaanse Ministerie van Financiën worden gecontroleerd - een minderheidsbelang (35%) te verwerven in het aandelenkapitaal van de onlangs opgerichte staalonderneming Servola SpA. In artikel 6, lid 2, van Beschikking nr. 3855/91/EGKS van de Commissie wordt de Lid-Staten de verplichting opgelegd de Commissie tijdig, om haar opmerkingen te kunnen maken, in kennis te stellen van ieder voornemen tot het treffen van financiële maatregelen (in de vorm van deelnemingen) van de Lid-Staten, regionale of lokale overheden of lichamen ten gunste van staalondernemingen. Het Hof van Justitie heeft in een hele reeks zaken vastgesteld dat een deelneming door de overheid in het kapitaal van een bedrijf op zich geen overheidssteun vormt indien, in vergelijkbare omstandigheden, een particuliere investeerder bereid zou zijn geweest een vergelijkbaar bedrag in te brengen. Gezien de gezonde economische, financiële en industriële toestand van de onderneming, haar gunstige vooruitzichten en de wettelijke voorwaarden waaronder de overheid een minderheidsbelang in het vermogen van Servola SpA verwerft, is de Commissie van oordeel dat de betrokken overheidsparticipatie lijkt te hebben plaats gevonden op basis van dezelfde criteria als die welke een particuliere investeerder voor een dergelijke investering zou hebben gehanteerd. De Commissie besluit derhalve geen bezwaar te maken tegen het voornemen van de overheid een minderheidsbelang te nemen in Servola SpA, omdat er geen sprake is van steunelementen. Terzelfder tijd heeft de Commissie van de Italiaanse regering de aanmelding ontvangen van de regionale wet nr. 166 van de Autonome Regio Friuli Venezia Giulia waarbij steun wordt verleend aan Servola SpA. De voorgenomen steun zou tot doel hebben de onderneming te helpen bij de aanpassing van de fabriek aan de Italiaanse wetgeving voor milieubescherming. De toegestane overheidssteun ten behoeve van investeringen ter bescherming van het milieu moet worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 3855/91/EGKS van de Commissie (de Staalsteuncode). In dit artikel is bepaald dat steun ter vergemakkelijking van de aanpassing aan nieuwe wettelijke normen van milieubescherming van installaties die ten minste twee jaar vóór de invoering van deze normen in bedrijf waren, met de gemeenschappelijke markt verenigbaar kan worden geacht. De Commissie moet in deze echter opmerken dat op grond van de informatie waarover zij beschikt, een groot deel van de voorgenomen investeringen, vooral de investeringen ter vermindering van de stofemissies, verband houden met installaties die in 1991/1992 in gebruik zijn genomen. Aangezien de betrokken milieunormen in juli 1990 van kracht werden, dient te worden geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat steun kan worden goedgekeurd mits de installaties ten minste twee jaar vóór de invoering van de nieuwe wettelijke normen in dienst zijn genomen.
39
Zaak N 702/95 : milieusteun - artikel 3 van de Staalsteuncode en N 175/96 : verwerving door de Staat van een minderheidsbelang in Servola SpA.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
240 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Bovendien is een belangrijk deel van de overige investeringen (4 miljard LIT) bestemd voor de reductie van stof- en geluidsemissie door het opnieuw aanleggen van wegen en pleinen op het terrein van de fabriek. De Commissie is van oordeel dat dit soort activiteiten niet kan worden beschouwd als voor steun in aanmerking komend op grond van artikel 3 van de Staalsteuncode, aangezien wegen en pleinen op het terrein van een bedrijf niet lijken te vallen onder het begrip "installaties" in de zin van artikel 3, lid 1, van de Staalsteuncode. Gelet op het voorgaande was de Commissie van oordeel dat de voorgenomen steun ten behoeve van het milieu niet met de goede werking van de gemeenschappelijke markt verenigbaar kan worden geacht en besloot zij bijgevolg de procedure in te leiden. d) Ontmanteling van de particuliere ijzer- en staalindustrie in het kader van de "Bresciani-wet" De Commissie werd in kennis gesteld van 44 aangemelde gevallen in het kader van de toepassing van de "Wet inzake de ontmanteling van de particuliere ijzer- en staalindustrie" in Italië. Zij heeft totnogtoe besloten 33 gevallen van steun wel en 10 gevallen niet goed te keuren, omdat het beginsel van de regelmatige produktie, te weten een produktie van ten minste 8 uur per dag, 5 dagen per week, niet werd gerespecteerd. Bij de goedgekeurde gevallen zal de capaciteit met ongeveer 5,5 miljoen ton staal en 5,1 miljoen ton warmgewalste produkten verminderen. In verband met de regelmatigheid van de produktie, en met name de definitie daarvan, moet eraan worden herinnerd dat de Staalsteuncode weliswaar, opdat een onderneming in aanmerking zou komen voor steun, als voorwaarde stelt dat deze geregeld produkten vervaardigt tot op het tijdstip van de sluiting, maar geen duidelijke definitie geeft van het begrip regelmatige produktie. Daarom heeft de Commissie, bij de goedkeuring van de Italiaanse wet nr. 481 van 3 augustus 1994, beslist dat dit criterium zou zijn vervuld indien de gemiddelde produktie van de steunontvangende onderneming ten minste gelijk is aan een produktie van 8 uur per dag, 5 dagen per week, en dit tijdens het hele jaar 1993 en tot 28 februari 1994, de datum waarop het wetsdecreet nr. 103 - dat door het Italiaanse parlement werd omgezet in Wet nr. 481/94 - bij de Commissie werd aangemeld. De Commissie heeft geconstateerd dat in 10 gevallen dit regelmatigheidscriterium niet was vervuld, en zag zich bijgevolg verplicht een negatieve beschikking te geven. e) Acciaierie di Bolzano In juli 1996 heeft de Commissie door het geven van een negatieve beschikking de procedure beëindigd van artikel 6, lid 4, van Beschikking nr. 3855/91/EGKS40, met betrekking tot staatssteun ten gunste van Acciaierie di Bolzano (ACB). Nadat de Commissie had vastgesteld dat de steunmaatregelen ten gunste van ACB staatssteun vormden, heeft zij onderzocht of deze steun, ofschoon deze onrechtmatig was toegekend omdat hij nooit bij de Commissie werd aangemeld, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kon worden geacht. De Commissie heeft moeten constateren dat de betrokken steunmaatregelen niet voor onderzoek en ontwikkeling, noch voor milieubescherming bestemd waren. Bijgevolg dient de betrokken steun, daar geen enkele afwijking op het verbod van artikel 4 van de Staalsteuncode kan worden gerechtvaardigd, onverenigbaar te worden verklaard met de gemeenschappelijke markt.
40
Zaak C 39/95 (ex NN 47/95), PB L 274 van 26.10.96 MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 241
Dientengevolge heeft de Commissie de Italiaanse overheid gelast de sedert 1 januari 1986 betaalde bedragen terug te vorderen en de Commissie binnen twee maanden na de aanmelding van de steun mede te delen welke maatregelen zij daartoe heeft getroffen. Teneinde de gevolgen van de steun ongedaan te maken, heeft de Commissie beslist de bedragen te vermeerderen met rente te berekenen vanaf de datum van uitkering tot die van terugbetaling. Duitsland
a) Neue Maxhütte Stahlwerke GmbH, Sulzbach-Rosenberg41 De Commissie besliste op 13 maart 1996 dat door Beieren verstrekte leningen, tussen augustus 1994 en maart 1995, voor een totaal bedrag van 24,1125 miljoen DM, om Neue Maxhütte Stahlwerke GmbH (NMH) draaiende te houden, staatssteun vormde die onverenigbaar was met de Staalsteuncode. De Commissie gelastte de terugvordering van de steun. De beschikking is de laatste van een reeks van drie beschikkingen die de Commissie heeft gegeven ten aanzien van NMH. Op 4 april 1995 gaf zij een negatieve beschikking met betrekking tot de voorgenomen financiële bijdrage van de Staat Beieren ter hoogte van in totaal 200 miljoen DM ten gunste van Neue Maxhütte GmbH en Lech-Stahlwerke GmbH in het kader van de privatisering van haar aandelen in deze twee ondernemingen. De Commissie was van oordeel dat de financiële bijdragen steun zouden vormen die onverenigbaar is met de Staalsteuncode. Op 18 oktober 1995 besliste de Commissie dat leningen voor een totaal bedrag van 49,895 miljoen DM, die Beieren tussen maart 1993 en augustus 1994 heeft verleend om de onderneming draaiende te houden, steun vormde die onverenigbaar is met de Staalsteuncode. De Commissie gelastte de terugvordering van de steun. De drie gevallen werden door de Duitse regering voor het Hof van Justitie en door NMH voor het Gerecht van eerste aanleg gebracht. In februari 1996 verzocht de Duitse regering om een tussentijdse uitspraak door het Hof, krachtens artikel 39 II van het EGKS-Verdrag, teneinde de uitvoering van de beschikking uit te stellen tot na de definitieve beslissing van het Hof. Op 3 mei 1996 verwierp het Hof dit verzoek42. België
Forges de Clabecq43 In september 1996 besloot de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4, van de Staalsteuncode in te leiden ten aanzien van de maatregelen van België ten gunste van de onderneming Forges de Clabecq teneinde aanvullende inlichtingen in te winnen en de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun opmerkingen kenbaar te maken, omdat zij, na een onderzoek prima facie, geen eindbeslissing over dit dossier kon nemen. In 1996 hebben de Belgische autoriteiten, in het kader van artikel 6, lid 4, van Beschikking 3855/91/EGKS van 27 november 1991, bij de Commissie de maatregelen van het Waals Gewest ten gunste van de onderneming Forges de Clabecq aangemeld. België was van mening dat deze maatregelen geen steunelementen bevatten. Het gaat meer bepaald om een kapitaalinbreng van 1,5 miljard BEF, een
41
Zaak C 41/95, PB L 198 van 8.8.96.
42
Zaak C 399/95 R.
43
PB C 301 van 11.10.1996, blz. 4.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
242 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
overbruggingskrediet van 200 miljoen BEF en de kwijtschelding van schulden van bestaande leningen. Forges de Clabecq is werkzaam in een sector (warmgewalste plaat en breedbandstaal) die een aanzienlijke structurele overcapaciteit kent (met een bezettingsgraad van 65% in 1995). Niet alleen geschiedt de kapitaalinbreng zonder vergelijkbare inbreng van de particuliere aandeelhouders, maar trekt de voornaamste particuliere aandeelhouder zich daarentegen volledig uit de onderneming terug. De kwijtschelding van schulden houdt in dat wordt erkend dat deze onmogelijk kunnen worden terugbetaald gezien de moeilijke situatie waarin de onderneming verkeert, en het gewicht van de passiva van de onderneming. Wat het overbruggingskrediet betreft, kan moeilijk worden aangenomen dat een particuliere bank een vergelijkbaar krediet zou hebben toegekend zonder een garantie van 100%. De BIBOR+0,5-rentevoet kan zeker niet voldoende worden geacht om de risico's van een dergelijke lening te dekken, gezien de situatie van de onderneming en de toestand van de staalmarkt waarin zij werkzaam is. In december heeft de Commissie door het geven van een negatieve eindbeschikking de procedure beëindigd die zij had geopend uit hoofde van artikel 6, lid 4, van de Staalsteuncode, met betrekking tot de steun ten behoeve van de staalonderneming Forges de Clabecq. De Commissie heeft vastgesteld dat de steun niet kon worden goedgekeurd op grond van de bepalingen van de Staalsteuncode en dat deze onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt, aangezien hij onder het verbod van artikel 4, onder c), van het EGKS-Verdrag viel. Zij heeft derhalve de terugvordering van de reeds betaalde steun gelast, vermeerderd met rente te berekenen vanaf de datum van uitkering. Spanje
Tubacex44 In juli besloot de Commissie een gedeeltelijk negatieve beschikking te geven ten aanzien van verscheidene maatregelen voor een financiële herstructurering van de Spaanse producent van naadloze stalen buizen, Tubacex, om de onderneming de mogelijkheid te geven de betaling van schulden op te schorten. De Commissie meende dat de prijs van aan de Baskische regering verkochte fabrieksterreinen onder de marktwaarde lag, maar geen elementen van staatssteun bevatte. Zij concludeerde voorts dat de deelname van openbare instanties aan het akkoord met de crediteuren, dat leidde tot de opschorting van de betaling van schulden, geen steun inhield aangezien de overheidscrediteuren in de minderheid waren en overeenkomstig de algemeen geldende wetgeving hadden gehandeld. De Commissie was echter van oordeel dat leningen die door het loongarantiefonds (FOGASA) waren verstrekt, en een herschikking van de schulden aan de Sociale Zekerheid na de opschorting van betaling, die de Sociale Zekerheid ten gunste van de onderneming toekende door gebruikmaking van zijn discretionaire recht op grond van de algemeen geldende wetgeving, ontoelaatbare steun inhield voor zover de in beide gevallen aangerekende rente niet gelijk was aan de marktrente. De Commissie gelastte de terugvordering van de steun, met inbegrip van de rente. Italië
a) Breda Fucine Meridionali (BFM)45 In mei heeft de Commissie de procedure van artikel 92, lid 2, van het EG-verdrag beëindigd met een negatieve beschikking, waarbij zij de door de Staat aan de onderneming BFM verleende steun onrechtmatig en onverenigbaar verklaart, aangezien deze steun niet kon worden gerechtvaardigd door een van de afwijkingen uit hoofde van artikel 92, leden 2 en 3. De Commissie was immers van mening dat de door
44
Zaak C 9/95 (ex NN 121/94), PB L 8 van 11.1.1997.
45
Zaak C 13/95 (ex NN 9/95). MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 243
de Italiaanse overheid verstrekte specifieke steun slechts bedoeld was om de industriële overleving van de onderneming mogelijk te maken, zonder enige gerechtvaardigde compensatie. De zaak is een voorbeeld van controle op staatssteun bij de relaties tussen de Staat en de overheidsondernemingen. De Commissie was van oordeel dat de overheidsondernemingen voordeel kunnen halen uit het feit dat zij door de Staat worden gecontroleerd indien deze laatste verder gaat dan zijn eenvoudige rol van economisch aandeelhouder en eigenaar van de onderneming. Zo kwam de Commissie, na de toetsing aan het criterium van de particuliere investeerder, mutatis mutandis tot de slotsom dat de herhaalde verlening van leningen, de kapitaalinjecties en de kwijtschelding van schulden niet zouden gebeurd zijn indien de onderneming in particuliere handen zou zijn geweest.
2.2. Niet onder het EGKS-Verdrag vallende staalprodukten Frankrijk
a) ECOPIPE (Ile de la Réunion)46 In april heeft de Commissie, ingevolge een formele klacht ingediend door een communautaire concurrent, besloten de procedure in te leiden ten aanzien van steunmaatregelen voor investeringen en werkgelegenheid die de Franse autoriteiten voornemens zijn te verlenen in het kader van de oprichting van een onderneming, Ecopipe. Dit bedrijf zou dikke stalen buizen produceren in Ile de la Réunion en in 1998 in bedrijf worden gesteld. Gezien de aanzienlijke overcapaciteit op communautair niveau in de sector van stalen buizen, vooral van dikke stalen buizen, waar de bezettingsgraad slechts 47% bedraagt, dient de Commissie, alvorens de steun goed te keuren en gezien de ingediende klacht, zich ervan te vergewissen dat de nieuwe voorgenomen capaciteit op middellange termijn geen negatief effect zal hebben op de afzet van de produkten. In december heeft de Commissie door het geven van een positieve eindbeslissing de procedure ten aanzien van de onderneming Ecopipe beëindigd, waarbij zij aanvoerde dat de eventuele invloed van de gesubsidieerde produktie op het intracommunautaire handelsverkeer verwaarloosbaar was, omdat de produktie voornamelijk is bestemd voor de markten van Zuidelijk Afrika en de Indische Oceaan.
2.3. Scheepsbouw Duitsland
a) Bremer Vulkan47 In februari 1996 leidde de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, in met betrekking tot de spill-over van herstructureringssteun voor twee scheepswerven van voormalig Oost-Duitsland aan andere ondernemingen van de Bremer Vulkan-groep en de onwettig toegekende lening van 112,4 miljoen DM door het Duitse privatiseringsagentschap Treuhandanstalt/BvS aan MTW-Schiffswerft. De herstructureringssteun voor de scheepswerven van de vroegere DDR was goedgekeurd op grond van een uitzonderingsbepaling in de Zevende richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw (92/68/EEG) die als voorwaarde stelt dat de steun alleen scheepswerven uit de vroegere DDR ten goede mag komen. Voorts had de Commissie geëist
46
Zaak N 205/96, PB C 199 van 9.7.96.
47
Zaak NN 31/96 en N 806/95, PB C 150 van 24.5.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
244 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
dat de steun in tranches zou worden betaald. Niettegenstaande in spill-over-verslagen werd bevestigd dat aan deze voorwaarden was voldaan, ontstond eind 1995 een vermoeden van onwettig gebruik van de steun toen Bremer Vulkan in enorme financiële problemen kwam. Omdat herhaaldelijke verzoeken om verduidelijking van het eigenlijke gebruik van de steun niet werden beantwoord, leidde de Commissie de procedure in op basis van onvolledige gegevens. Uit daaropvolgende onderzoeken van een nieuwe, door de Duitse regering aangestelde accountant bleek dat de vorige spill-over-verslagen onjuist waren en dat kon worden aangenomen dat 788 miljoen DM goedgekeurde en niet-goedgekeurde steun, plus de rente daarop, was gebruikt voor andere ondernemingen van de Bremer Vulkan-groep, hoofdzakelijk voor steun aan zieke dochterondernemingen van de groep. In mei 1996 gingen de holding Bremer Vulkan Verbund en een aantal van haar dochterondernemingen echter failliet, waardoor de terugvordering van de onwettige steun moeilijk zal zijn. In afwachting van een eventuele beschikking om de onwettig toegekende steun terug te vorderen van de effectieve steunontvangende ondernemingen van Bremer Vulkan, moet de Commissie aannemen dat op verschillende punten niet volledig werd voldaan aan de voorwaarden voor de steunverlening door de uitvoerende organen van de Duitse overheid. Parallel aan het onderzoek uit hoofde van artikel 93, lid 2, hebben de Duitse autoriteiten krachtens het Duitse strafrechtelijk en burgerrechtelijk recht een onderzoek gestart tegen leden van de voormalige bestuursraad van Bremer Vulkan en de vorige accountants. Voorts is de zaak in behandeling bij het Duitse Rekenhof (Bundesrechnungshof) en sinds kort houden parlementaire onderzoekscommissies van het Federale Parlement (Bundestag), de Senaat van Bremen (Bremer Bürgerschaft) en het Parlement van MecklenburgVorpommern zich met de zaak bezig. Hoewel het te vroeg is om reeds eindconclusies te trekken, is het duidelijk dat deze zaak belangrijke kwesties aansnijdt inzake de controle op het correcte gebruik van steun. Voor de verdere exploitatie en herstructurering van de twee Oostduitse scheepswerven MTW-Schiffswerft en Volkswerft Stralsund, die te lijden hadden onder het verkeerde gebruik van een groot gedeelte van hun herstructureringssteun, werden door de Duitse overheid in september 1996 nieuwe steunmaatregelen aangemeld. Op de sluitingsdatum van dit verslag waren deze aanmeldingen nog in behandeling omdat aanvullende informatie was vereist. In december besloot de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden ten aanzien van het gedeelte van de nieuwe steun dat reeds was toegekend in de vorm van leningen van de Bundesanstalt für vereinigungsbedingte Sonderaufgaben (BvS) voordat de Commissie een standpunt had ingenomen over de verenigbaarheid van deze steun met het Verdrag. Voorts besloot de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, te openen ten aanzien van contractgebonden steun ten behoeve van Bremer Vulkan Werft GmbH48 voor de bouw van twee containerschepen. Scheepsbouwsteun valt onder de bepalingen van de Zevende richtlijn betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw (Richtlijn 90/684/EEG van de Raad). Normaliter keurt de Commissie de programma's goed, waarbij contractgebonden steun door de Lid-Staten wordt verleend, en niet ieder individueel geval. Zij besloot echter voor de werven van het Bremer Vulkan Verbund49, die destijds een verzoek om een akkoord over de schulden hadden ingediend, dat bij faillissement iedere nieuwe garantie door de Commissie moet worden getoetst op individuele basis. De voorgenomen garanties dekken 100% van de aan- en tussentijdse betalingen van de reder voor de bouw van het schip. De Commissie besloot in het bovengenoemde steungeval dat een bouwtijdfinancieringsgarantie maximaal 80% van het bedrag van de af te dekken lening mag dekken. Een garantie ter afdekking van de betalingen van de reder moet op dezelfde wijze worden behandeld, daar de bedoeling van deze regeling is, te vermijden dat het totale risico aan de Staat wordt overgedragen. Bovendien dekken de opbrengsten van de schepen nog niet eens de produktiekosten, doch moeten de hoge
48
Zaak N 557/96, PB C 290 van 3.10.96.
49
Zaak N 108/96, PB C 168 van 12.6.1996. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 245
daarbij opgelopen verliezen uit de failliete boedel worden opgebracht. Aangezien de garanties de werf in staat stellen twee uiterst verlieslatende contracten uit te voeren, kunnen deze een ernstige verstoring teweeg brengen en twijfelde de Commissie er bijgevolg aan of deze verenigbaar waren met de Zevende richtlijn of het EG-verdrag. Finland
a) Beschikking van de Commissie in verband met twee steunregelingen ten behoeve van de scheepsbouw50 In april besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen de toepassing van een steunregeling voor de scheepsbouw ten gunste van de Finse scheepswerven. Zij heeft eveneens een steunregeling goedgekeurd ten behoeve van de rederijen waarbij belastingverlaging wordt verleend bij de aankoop van een ijsbreker die nodig is om zich in de winter een weg te banen in de wateren rond Finland. De Commissie heeft deze steun goedgekeurd nadat zij had vastgesteld dat het niveau en de wijze van toekenning ervan voldeden aan de voorschriften van de Zevende richtlijn betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw. De steun kan worden verleend tot de OESO-overeenkomst in werking treedt en uiterlijk tot 1 oktober 1996. De Finse autoriteiten hebben zich ertoe verbonden de maxima van de Zevende richtlijn niet te overschrijden in geval van een eventuele cumulatie van beide regelingen. Met deze regeling voegt Finland zich naar het door de andere Lid-Staten gevoerde beleid. Denemarken
a) Financiering van schepen in Denemarken tussen 1987 en 199351 In juli besloot de Commissie de procedure in te leiden op grond van informatie in een door Coopers & Lybrand opgesteld verslag waaruit bleek dat door het gebruik van een dochteronderneming-constructie voor de verkoop van schepen de mogelijkheid bestond dat de financiering van de schepen gedurende de bovenvermelde periode is gebeurd op basis van opgedreven prijzen. De Commissie besloot derhalve de procedure in te leiden om op basis van volledige informatie over alle contracten waar de dochteronderneming werd gebruikt, te kunnen vaststellen of het steunplafond in die periode is gerespecteerd. Frankrijk en Italië
In juli heeft de Commissie in Frankrijk en Italië herstructureringssteun voor scheepswerven goedgekeurd voor een bedrag van 150,5 miljoen ecu voor de Franse en 128,6 miljoen ecu voor de Italiaanse werven. In beide gevallen werden deze bedragen opgesplitst in steun voor de dekking van sociale kosten als gevolg van de personeelsinkrimping in beide betrokken werven tussen 1992 en 1995, steun voor onderzoek en ontwikkeling, en regionale investeringssteun. In beide landen werd de industrie op het eind van de jaren 1980 ingrijpend geherstructureerd, met aanzienlijke capaciteitsverminderingen als gevolg. Om sociale conflicten te vermijden, vonden echter geen massale afdankingen plaats, maar werd uitsluitend gebruik gemaakt van vervroegde pensionering, meestal vanaf 55 jaar. In het licht van de herstructurering van de werven kon de Commissie de steun ter dekking van sociale maatregelen dus goedkeuren op grond van artikel 7 van de Zevende richtlijn.
50
Zaak N 125/96, PB C 227 van 6.8.96.
51
C 32/96 (ex. NN 66/96) PB C 232, blz. 7, 10.8.1996.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
246 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
De steun voor onderzoek en ontwikkeling was in beide gevallen reeds goedgekeurd in het kader van de steunregelingen voor de scheepsbouw. Gezien de relatief belangrijke budgetsverhogingen wilde de Commissie echter elk programma in detail onderzoeken teneinde de relevantie ervan te controleren. De investeringssteun in Frankrijk bestond uit regionale steun van algemene aard waarvan de intensiteit schommelde volgens de regio's waar de scheepswerven zich bevonden. Voor de vier betrokken werven bedroeg de steunintensiteit in één geval 25% en in de drie andere gevallen 17%. In Italië werd steun met een intensiteit van 25% voor de scheepsreparatiewerf van Palermo toegekend in het kader van de recente herstructurering van het Fincantieri-concern, dat haar capaciteit met 70% verminderd zag. Spanje
Astilleros Zamacona, Spanje - verlenging van de leveringstermijn van drie jaar In november besloot de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden teneinde een verzoek te onderzoeken van de Spaanse autoriteiten om de Zamacona-werf een steunplafond van 9% toe te kennen per contract voor vijf sleepboten in plaats van 4,5%, wat normaal van toepassing zou zijn wegens vertraging bij de oplevering van de schepen. De desbetreffende contracten waren oorspronkelijk ondertekend in december 1991 (toen het geldende steunplafond 9% bedroeg), maar de boten werden uiteindelijk slechts in de tweede helft van 1995/begin 1996 opgeleverd. Volgens artikel 4, lid 3, van de richtlijn betreffende steunverlening aan de scheepsbouw is het voor een contract geldende steunplafond het op de datum van ondertekening van het definitieve contract geldende plafond. Deze regel geldt echter niet voor schepen die meer dan drie jaar na de datum van ondertekening van het definitieve contract worden opgeleverd. In die gevallen geldt het plafond dat drie jaar vóór de opleveringsdatum van het schip van toepassing was. In dit geval zou dit dus 4,5% zijn. De Commissie zou echter een verlenging van de leveringstermijn van drie jaar kunnen toestaan indien dit gerechtvaardigd is wegens het technisch ingewikkelde karakter van het betrokken scheepsbouwproject of wegens vertragingen als gevolg van onverwachte, aanzienlijke en aantoonbare verstoringen van het werkprogramma van een scheepswerf. Het Spaanse verzoek is gegrond op laatstgenoemde reden en zal, indien het ingewilligd wordt, een precedent scheppen. Frankrijk
Belastingmaatregelen voor investeringen in de overzeese departementen en gebiedsdelen (DOM-TOM) In december heeft de Commissie een gedeeltelijk negatieve beschikking52 gegeven met betrekking tot belastingmaatregelen ten voordele van de DOM-regio's die gebruikt werden voor investeringen in cruiseschepen. Sinds 1981 had de Franse regering een reeks belastingmaatregelen ingevoerd om investeringen in de DOM-TOM-regio's te begunstigen (deze maatregelen zijn algemeen bekend onder de naam Pons-wet). Eén daarvan is een fiscale stimuleringsmaatregel voor investeringen in de overzeese gebieden in de vorm van belastingaftrek op inkomsten en winst, waarvan de intensiteit van het subsidieequivalent tussen 18,8% en 31% schommelt.
52
Zaak C 8/95, nog niet gepubliceerd in het PB. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 247
In juni 199553 heeft de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag ingeleid ten aanzien van deze belastingmaatregel, omdat deze werd gebruikt ten behoeve van investeringen voor de scheepsbouw. Zij was namelijk van mening dat deze soort maatregelen onder de bepalingen van artikel 3 van de richtlijn betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw (of aan reders) vielen, en dat het subsidieequivalent ervan dus onderworpen was aan het door de Commissie vastgestelde plafond, dat sinds 1992 op 9% van de contractprijs is vastgesteld. Bij het onderzoek naar de toepassingsgevallen tussen 1986 en 1992, ten aanzien waarvan de Commissie eveneens de procedure had ingeleid, heeft de Commissie geconstateerd dat twee motorzeilschepen wel degelijk in overzeese gebieden zijn geregistreerd, dat een schoener en een onderzeeër voor toeristisch gebruik niet onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen en tenslotte dat de steun voor een motorzeilschip bestemd voor de Franse Antillen, die door de Franse regering in 1986 was goedgekeurd, beoordeeld kon worden in het licht van de toenmalige richtlijn. Volgens deze richtlijn is steunverlening aan reders toegelaten op voorwaarde dat deze niet zou leiden tot discriminatie tussen communautaire werven. De Commissie heeft bijgevolg de procedure beëindigd ten aanzien van de gevallen die onder de toepassing van de belastingmaatregelen vielen en deze gevallen verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard. Wat daarentegen de voor de overzeese departementen bestemde schepen betreft, die onder de regels van het Verdrag vallen, heeft de Commissie besloten, zoals zij dat voorheen reeds had gedaan bij de goedkeuring van alle belastingmaatregelen ten gunste van de DOM-regio's, dat de toepassing van deze maatregelen onderworpen moet zijn aan het Gemeenschapsrecht. Aangezien de steunintensiteit in ieder geval groter is dan het huidige, door de Commissie vastgestelde plafond voor steun aan de scheepsbouw, wordt deze maatregel voor de DOM-regio's onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt geacht. 2.4. Automobielsector Duitsland
a) Mercedes Benz Marienfeld (Berlijn) In juni heeft de Commissie besloten54 om geen bezwaar te maken tegen staatssteun van Duitsland, in het kader van de toepassing van de door de Commissie goedgekeurde regionale steunregeling "Gemeinschaftsaufgabengesetz", ten belope van 5,38 miljoen ecu (10,3 miljoen DM), ten gunste van de onderneming Mercedes-Benz voor de bouw van een produktielijn van motoren voor een nieuw model van "minicar", "Smart" genoemd. De produktie van deze laatste zou in Frankrijk plaatsvinden vanaf 1998. De investering, die gepland is voor 1996 en 1997, beloopt in totaal 49,1 miljoen ecu (94 miljoen DM), waarvan 38,7 miljoen ecu (74 miljoen DM) volgens de regeling in aanmerking komt voor steun. De Commissie heeft de steun goedgekeurd na zich ervan vergewist te hebben dat deze niet indruist tegen de Duitse regeling voor regionale steun en de kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie, met name de daarin vervatte bepalingen betreffende regionale steun.
53
Zie XXVe Verslag over het mededingingsbeleid, blz. 230.
54
Zaak N 1025/95, PB C 324 van 30.10.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
248 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
b) Mercedes Benz, Ludwigsfelde (Brandenburg)55 In juni gaf de Commissie een gedeeltelijk negatieve beschikking, waardoor zij de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag van het EG-Verdrag beëindigde, welke zij had ingeleid ten aanzien van steun ten behoeve van Mercedes-Benz voor de herstructurering van haar produktie-installaties voor vrachtwagens te Ludwigsfelde (Brandenburg). In 1992 had Mercedes-Benz een minderheidsparticipatie van 25% verworven in de onderneming, die in 1990 door de Treuhandanstalt was overgenomen en van 1991 tot 1995 was geherstructureerd. Op 1 januari 1994 heeft Mercedes-Benz de resterende 75% van de aandelen overgekocht. Na een toetsing van de financiële maatregelen, ten bedrage van in totaal 69,4 miljoen ecu (132,8 miljoen DM), aan de kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie en de richtsnoeren inzake reddingsen herstructureringssteun voor ondernemingen in moeilijkheden, kwam de Commissie tot de conclusie dat een steunbedrag van 65 miljoen ecu (124,2 miljoen DM), of 51,8% van de herstructureringskosten beschouwd kon worden als verenigbaar met de bovengenoemde communautaire bepalingen, met name op grond van de aanzienlijke produktiecapaciteitsvermindering, en dat dit steunbedrag kon worden goedgekeurd. Zij heeft daarentegen een negatieve beschikking gegeven ten aanzien van het resterende steunbedrag, te weten 4,5 miljoen ecu (8,6 miljoen DM), dat het verschil vormt tussen de reële marktwaarde van de onderneming en de vastgestelde prijs voor de overname door Mercedes-Benz. De Commissie heeft de terugvordering van deze steun gelast, vermeerderd met de rente, berekend vanaf de overnamedatum, te weten 1 januari 1994. c) Volkswagen Saksen56 In juni heeft de Commissie een gedeeltelijk negatieve eindbeschikking gegeven voor dit geval. Het gaat om een bedrag van 407,5 miljoen ecu (779,8 miljoen DM) dat de Duitse autoriteiten voornemens waren te verlenen aan Volkswagen in het kader van regionale steunmaatregelen (de regio's Mosel en Chemnitz komen in aanmerking voor steun uit hoofde van artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag), in de vorm van directe subsidies, speciale afschrijvingen en terugbetalingen van winstbelasting. De intensiteit van de voorgenomen steun beliep 30,5% voor Mosel en 27,3% voor Chemnitz. Op grond van een vergelijkende kosten-batenanalyse, die ten doel had de proportionaliteit te berekenen tussen de voorgestelde steun en de regionale problemen, kwam de Commissie tot de conclusie dat de intensiteit van de regionale handicap 22,3% bedroeg voor Mosel en 20,8% voor Chemnitz. Investeringssteun voor een sector die te kampen heeft met structurele overcapaciteit dient echter beperkt te blijven tot het strikt noodzakelijke om de regionale handicap van de gebieden te compenseren. Bijgevolg heeft de Commissie uiteindelijk besloten 281,7 miljoen ecu (539,1 miljoen DM) goed te keuren en het resterende steunbedrag, of 125,8 miljoen ecu (240,7 miljoen DM), te verwerpen omdat dit onverenigbaar is met artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag wegens het niet naleven van het proportionaliteitscriterium. Met deze zaak kon het begrip greenfield project in de kosten-batenanalyse nader worden omschreven: het gaat om een project op een onontsloten terrein, maar in de nabijheid van bestaande infrastructuur van dezelfde groep. Een lokatie waar reeds een organisatorische logistiek, geschoolde arbeidskrachten en een net van toeleveranciers bestaan, moet als een uitbreiding worden beschouwd. Voor de berekening van de exploitatiehandicaps is de Commissie voor projecten op ononontsloten terrein uitgegaan van een periode van vijf jaar, en voor uitbreidingen van een periode van drie jaar. De Commissie meent nu dat de markt van gewone personenwagens te kampen heeft met structurele overcapaciteit. De staatssteun kan derhalve slechts worden goedgekeurd in verhouding tot de in de kosten-batenanalyse berekende regionale handicap.
55
Zaak C 61/91 (ex NN 74, 80/91).
56
Zaak C 62/91 (ex NN 75, 77, 78, 79/91). MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 249
d)Thüringer Motorenwerke GmbH (TMW)57 In december heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden met betrekking tot herhaaldelijke reddingssteun, in de vorm van leningen van in totaal 2,5 miljoen ecu (4,8 miljoen DM), die in 1995 en 1996 werd verleend aan Thüringer Motorenwerke GmbH (TMW), een onderneming welke is gespecialiseerd in de ontwikkeling, de bouw en de verkoop van dieselmotoren voor vrachtwagens en bedrijfswagens. De onderneming werd in 1993 geprivatiseerd en kende sindsdien aanhoudende financiële problemen die in 1996 tot een procedure van uitstel van betaling hebben geleid. De Commissie heeft ernstige twijfels omtrent de verenigbaarheid van deze herhaaldelijke steunmaatregelen met de communautaire voorschriften inzake staatssteun voor de redding en herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden. De reddingssteun moet immers beperkt zijn tot de periode die nodig is om de saneringsmogelijkheden voor de betrokken onderneming te onderzoeken. Spanje
a) Santana Motor SA (Santana), Linares (Andalousië) In juli heeft de Commissie, na onderzoek van het in april 1995 opgestelde herstructureringsplan met het oog op het herstel van de rentabiliteit van de onderneming, besloten de procedure58 te beëindigen die zij in januari 1995 had ingeleid ten aanzien van voorgenomen steun, welke reeds ten dele was toegekend, van de Spaanse overheid ten gunste van de onderneming Santana Motor SA. Zij heeft twee leningen goedgekeurd voor een totaal bedrag van 84,5 miljoen ecu (13.600 miljoen PTA) en steun voor sociale maatregelen ten belope van 52,3 miljoen ecu (8 412 miljoen PTA) voor ontslagen werknemers. Zij deed dit na te hebben vastgesteld dat deze steunmaatregelen voldoen aan de criteria van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden en van de kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie. Daarbij waren het herstel van de levensvatbaarheid, de steunintensiteit (36,3% van de totale kosten) en de bijdrage van de onderneming met het oog op de vermindering van de structurele overcapaciteit door de onomkeerbare sluiting van een eenheid van 21.000 voertuigen/jaar van doorslaggevend belang. Voorts heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat de onderneming zich bevindt in een regio die in aanmerking komt voor regionale steun krachtens artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, waar de steunintensiteit tot 60% van de netto-investeringen mag bedragen. b) Mercedes Benz España, Vitoria In juni besloot59 de Commissie geen bezwaar te maken tegen het toekennen door de Spaanse overheid van regionale steun voor een bedrag van 28 miljoen ecu (4 555 miljoen PTA) aan Mercedes-Benz España voor investeringen ten behoeve van haar vestiging van Vitoria in Baskenland. De gesteunde investeringen betreffen de bouw van een nieuw eenvolume-personenvoertuig ("VIANO") en een nieuw licht bedrijfsvoertuig ("VITO"). De produktie van een oud model van bestelwagens zal worden stopgezet. De onderneming, die reeds 1.687 werknemers tewerkstelt, zal 636 nieuwe banen creëren in het kader van dit investeringsproject, dat in tranches zal worden uitgevoerd tot in 1998. In haar beslissing tot het verenigbaar verklaren van de steun met de kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie, heeft de
57
Zaak NN 99/96, nog niet gepubliceerd in het PB.
58
Zaak 1/95, PB L 6 van 10.1.1997.
59
Zaak N 851/95, PB C 276 van 21.9.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
250 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Commissie rekening gehouden met de bijdrage die het project levert aan de verbetering van de situatie in een regio die economische moeilijkheden ondervindt en met de hoge werkloosheid. c) Nissan Motor Iberica (NMI) In juli heeft de Commissie besloten60 geen bezwaar te maken tegen de toekenning van regionale steun aan de onderneming Nissan Motor Iberica, Spaanse dochteronderneming van de multinationale groep Nissan Motor Corporation met het oog op de herstructurering van haar technisch centrum in Zona Franca (Barcelona). De steun, in de vorm van een subsidie van 6 miljoen ecu (975 miljoen PTA), vertegenwoordigt 6% van de totale herstructureringskosten, welke 16.016 miljoen PTA bedragen, en wordt over een periode van vier jaar verdeeld. De Commissie was van oordeel dat de steun voldoet aan de criteria van de communautaire richtsnoeren inzake herstructureringssteun en van de kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie. Frankrijk
a) Micro Compact Car France, Hambach-Sarreguemines (Moselle) In juli heeft de Commissie besloten61 geen bezwaar te maken tegen de verlening van investeringssteun aan de onderneming Micro Compact Car-France (MCC-France), dochteronderneming van MCC-AG, ten belope van ongeveer 767 miljoen ecu (5 000 miljoen FF) met het oog op de bouw van een personenwagen, "Smart" genoemd, die beantwoordt aan een nieuw technisch concept, met name de "micro-stadswagen". Van de totale steun van 74,4 miljoen ecu (485 miljoen FF) wordt 455 miljoen FF besteed aan investeringen met een innovatief karakter die worden gedaan in een steunontvangende regio, en 30 miljoen FF aan milieubescherming. De Commissie heeft rekening gehouden met het innovatief karakter van het project en met het feit dat de voorgenomen investeringen voor milieubescherming ruimschoots voldoen aan de voorschriften op dit gebied. De resterende steun, met een intensiteit van 6,6%, is verenigbaar met de bepalingen inzake regionale steun van de kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie. Deze beschikking is interessant omdat de Commissie voor de eerste maal in het kader van steunverlening aan de automobielsector het innovatief karakter op Europese schaal van een volledig project heeft erkend, waardoor een steunintensiteit van 10% kon worden goedgekeurd. Bovendien heeft zij aanvaard dat de wagen die het onderwerp is van het huidige project, tot een verschillend marktsegment behoort dan de bestaande marktsegmenten, en dat de verwachte invloed op de sector dus beperkt zal blijven. b) Euro Automobiles Heuliez, Cérizay (Poitou-Charentes) In juli heeft de Commissie besloten62 geen bezwaar te maken tegen de verlening van regionale investeringssteun aan de onderneming Euro Automobiles Heuliez ten behoeve van een nieuwe produktielijn voor een nieuwe stationcar. De steun ten bedrage van 22 miljoen FF heeft een intensiteit van 9,8%, wat in verhouding is tot de economische nadelen die verbonden zijn aan de inplanting en werking van deze produktielokatie in een steunontvangende regio. Bovendien heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat deze steun de werkgelegenheid in de regio helpt in stand houden en dat zij niet zal leiden tot een verhoging van de produktiecapaciteit.
60
Zaak N 513/95, PB C 391 van 28.12.96.
61
Zaak N 933/95, PB C 391 van 28.12.96.
62
Zaak NN 55/96 en N 512/95, PB C 391 van 28.12.96. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 251
Portugal
a) GM/OPEL Portugal SA, Azambuja In juli heeft de Commissie besloten63 geen bezwaar te maken tegen de toekenning van regionale steun en steun voor opleidingsmaatregelen ten gunste van de onderneming GM/OPEL Portugal SA voor een investering in de produktie van twee nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, met name de bestelwagen "Corsa" en de "Combo". De regionale steun, in de vorm van een subsidie, een renteloze lening en belastingvrijstellingen, beloopt in totaal 17,2 miljoen ecu (3.358 miljoen ESC), of 11,6% van de investering; de steun voor opleiding omvat een subsidie ten bedrage van 0,6 miljoen ecu (112 miljoen ESC). De Commissie was van oordeel dat de steun voldeed aan de voor regionale steun geldende coördinatiebeginselen en aan de criteria die zijn neergelegd in de kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie. Verenigd Koninkrijk
a) Jaguar en Ford Motor, Birmingham (West Midlands) In maart heeft de Commissie goedkeuring verleend64 aan steun voor Jaguar cars, dochteronderneming van Ford Motor Company, voor investeringen ten bedrage van 366 miljoen UKL, met het oog op de bouw van een nieuw model luxewagen in haar fabriek te Birmingham. Het totale steunbedrag beloopt 45,8 miljoen UKL en zal worden toegekend in de vorm van regionale steun (40 miljoen UKL), steun voor de bescherming van het milieu (1,5 miljoen UKL) en opleidingssteun (4,3 miljoen UKL). Als resultaat hiervan zal de produktiecapaciteit van Jaguar met ongeveer 35.000 eenheden worden vermeerderd, wat gecompenseerd zal worden door capaciteitsverlagingen van andere luxemodellen van de Ford-groep. Dank zij deze nieuwe produktielijn kunnen 1.360 banen gecreëerd en 3.182 banen gered worden. De Commissie heeft besloten deze steun goed te keuren nadat zij had vastgesteld dat deze in overeenstemming was met de voorschriften van de kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie, de voor regionale steun geldende coördinatiebeginselen en de kaderregeling voor steun ten behoeve van het milieu. Anderzijds zullen subsidies worden verleend voor de sanering van oude industrieterreinen en bepaalde opleidingsmaatregelen, voor een bedrag van respectievelijk 13,95 miljoen UKL en 3,63 miljoen UKL, die volgens de Commissie niet onder de toepassing van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag vallen. b) Ford Motor, Bridgend, (South Wales)65 In december heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de toekenning van steun ten gunste van Ford Motor Company voor de bouw, in haar fabriek te Bridgend, van een nieuwe produktieketen van "Zetec-SE"-motoren voor het nieuwe "Escort"-model dat in 1999 op de markt zal worden gebracht. Dank zij het project zullen 580 banen worden geschapen in een regio die in aanmerking komt voor regionale steun ten belope van 20% van de in aanmerking komende investeringen. De steun, die zal worden verleend in het kader van een door de Commissie goedgekeurde regionale regeling, omvat een subsidie van 13,5 miljoen ecu (10 miljoen UKL) , of 2,94% van de in aanmerking komende investeringen die 376,4 miljoen ecu (278,5 miljoen UKL) bedragen. De Commissie kwam tot dit besluit nadat zij had vastgesteld dat de steun
63
Zaak N 126/96, PB C 343 van 15.11.96.
64
Zaak N 511/95, PB C 311 van 22.10.96.
65
Zaak N 781/96, nog niet gepubliceerd in het PB.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
252 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
verenigbaar is met de bepalingen van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de automobielsector. Oostenrijk
a) Steyr-Daimler Puch Fahrzeugtechnik (SFT), Graz In februari heeft de Commissie besloten66 dat de onderneming Steyr-Daimler Puch Fahrzeugtechnik (SFT) in aanmerking kwam voor steun ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling (O&O) en van milieubeschermingsmaatregelen voor de ontwikkeling en uitvoering van de "Jeep Chrysler Grand Cherokee" in haar fabriek te Graz/Steiermark. De O&O-steun, in de vorm van een gesubsidieerde lening ten belope van 7,6 miljoen ecu (100 miljoen OS), komt neer op 4,36% bruto van de in aanmerking komende projectkosten en wordt verstrekt in het kader van het ERP-technologieprogramma. De milieusteun wordt toegekend in het kader van de milieuwet van 1993 en bedraagt 2,35 miljoen ecu (31,3 miljoen OS), of 22,1% van de in aanmerking komende investering. De Commissie kwam tot dit besluit nadat zij had vastgesteld dat deze subsidies in overeenstemming zijn met de kaderregelingen inzake de steun voor de automobielsector, voor onderzoek en ontwikkeling en voor milieubescherming. 2.5. Synthetische vezels a) La Seda de Barcelona67 In april heeft de Commissie een voorwaardelijke eindbeschikking gegeven ten aanzien van niet-aangemelde steun die door de Spaanse overheid was toegekend aan de producent van synthetische vezels La Seda de Barcelona. De goedkeuring was hoofdzakelijk gebaseerd op drie elementen. Ten eerste heeft de onderneming, in de loop van de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag, een herstructureringsplan voorgelegd die het mogelijk moet maken de levensvatbaarheid van de onderneming binnen een redelijke termijn te herstellen. Vervolgens zou de totale produktiecapaciteit - voor de produkten die onder het toepassingsgebied vallen van de kaderregeling voor steunmaatregelen in de sector synthetische vezels68 - verminderd worden met 25%, wat door de Commissie "significant" werd geacht. Deze beoordeling was gebaseerd op de verwachte levensvatbaarheid van de onderneming op lange termijn, de vestiging van het bedrijf in een ontwikkelingsregio en de aanzienlijke vermindering, als gevolg van de veranderingen, van de produktiecapaciteit in de Europese Economische Ruimte ten belope van 1%, waardoor de gemiddelde bezettingsgraad voor de betrokken produkten verbetert. Tenslotte is de steun beperkt tot het minimum dat nodig is om de herstructurering tot een goed einde te brengen, waardoor ook het noodzakelijkheidscriterium is vervuld. De goedkeuring van de steun werd niettemin afhankelijk gesteld van het indienen van een jaarverslag door de Spaanse overheid waaruit de volledige uitvoering van het herstructureringsplan blijkt. Dit geval bevestigt dat het in het kader van de sector synthetische vezels gebruikte begrip "significant" per geval moet worden geïnterpreteerd, op basis van de eigen verdiensten van het project, en dat grondige economische analyses door de Commissie nodig zijn, in voorkomend geval met de hulp van onafhankelijke deskundigen.
66
Zaak N 136/95 en N 137/95, PB C 201 van 11.7.96.
67
Zaak C 56/94, PB L 298 van 22.11.96.
68
PB C 346 van 30.12.1992, verlengd door PB C 224 van 12.8.1994. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 253
b) Beaulieu-groep69 In maart beëindigde de Commissie de in april 1995 geopende procedure van artikel 93, lid 2, van het EGVerdrag met betrekking tot het voorstel van de Franse regering steun toe te kennen aan de Beaulieu-groep ten behoeve van investeringen in twee nieuwe fabrieken voor tapijt en tapijtvlies te Maubeuge, Nord-Pas-deCalais, die bleek niet in overeenstemming te zijn met de steuncode inzake de synthetische-vezelsector. De Commissie zag zich verplicht de procedure te beëindigen nadat de Franse regering had laten weten niet langer voornemens te zijn steun te verlenen aan de Beaulieu-groep omdat de onderneming besloten had af te zien van de geplande investeringen. De onderneming had ook bevestigd dat het project niet meer zou worden uitgevoerd. Duitsland
a) AlliedSignal Polymers GmbH, Thüringen70 In februari heeft de Commissie besloten goedkeuring te verlenen voor de toekenning aan de onderneming AlliedSignal Polymers GmbH, dochter van de Amerikaanse onderneming AlliedSignal Inc, van investeringssteun ten belope van 59,98 miljoen ecu (113,386 miljoen DM) in het kader van de overname door de onderneming van de activa die voorheen aan de onderneming Thüringische Faser AG (TFAG) toebehoorden en laatstelijk in handen waren van de deelstaat Thüringen. Tevens heeft zij ingestemd met de toekenning van steun voor opleiding ten bedrage van 0,69 miljoen ecu (1,3 miljoen DM). De investeringssteun bedraagt 171,36 miljoen ecu (323,961 miljoen DM), terwijl de overeenkomstige opleidingskosten op minimaal 2 miljoen ecu (3,76 miljoen DM) zullen komen. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de steunmaatregelen in overeenstemming zijn met de kaderregeling voor steun in de sector synthetische vezels en de richtsnoeren betreffende werkgelegenheidssteun. Zij heeft daarbij onder andere rekening gehouden met het feit dat de produktiecapaciteit voor garen merkbaar is verminderd, dat de onderneming is gevestigd in de deelstaat Thüringen, welke regio krachtens artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag in aanmerking komt voor steunmaatregelen met regionale strekking, en dat de totale investerings- en opleidingssteun beneden het voor deze deelstaat toegestane plafond van 35% blijft. 2.6. Financiële sector Financierings-/vastgoedsector Frankrijk
a) Le Comptoir des Entrepreneurs (CDE) (Frankrijk)71 In januari heeft de Commissie besloten een reeks steunmaatregelen voor de redding van CDE goed te keuren. CDE is een financieringsmaatschappij die gespecialiseerd is in vastgoed. Enerzijds houdt zij zich bezig met sociale-woningfinanciering en neemt zij deel aan het beheer van door de Staat gesubsidieerde leningen voor woningbouw. Anderzijds is zij in de particuliere sector actief op het gebied van
69
Zaak C 27/95, PB C 124 van 27.4.96.
70
Zaak N 1011/95, PB C 113 van 18.4.96.
71
Zaak NN 193/95, PB C 70 van 8.3.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
254 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
vastgoedfinanciering. CDE verkeert sedert 1992 in ernstige moeilijkheden wegens de inzakking van de vastgoedmarkt en heeft in de periode 1992-1995 ongeveer 154,2 miljoen ecu verlies geleden. De kosten van deze operaties voor de Franse Staat worden op 15,2 miljard FF geraamd. De ondersteunende maatregelen, welke twee operaties omvatten die het mogelijk maken de in gevaar gebrachte activa uit de balans te lichten (zgn. "défaisance"-operaties), alsmede kapitaalverhogingen en verschillende leningen van de Staat of door deze gegarandeerd, beogen de zware verliezen te dekken, die door CDE zijn geleden in de concurrerende sector. De Commissie heeft besloten haar goedkeuring te hechten aan het voornemen van de Franse Staat om reddingssteun te verlenen mits een drastisch herstructureringsplan ten uitvoer wordt gelegd dat in 1998 moet zijn voltooid. CDE zal al haar vestigingen in het buitenland (Italië, Duitsland, Portugal, Verenigd Koninkrijk) moeten sluiten en haar marktaandeel met 50% moeten verminderen. Zij zal zich terugtrekken uit de sociale-woningfinanciering en voor haar leningen niet meer in aanmerking komen voor een staatsgarantie. Voorts heeft de Staat besloten zich terug te trekken uit de Comptoir, waarvan zij de bestuurders niet meer benoemt. CDE zal tevens geen overheidstaken meer op zich nemen voor rekening van de Staat. Tenslotte zijn, in het kader van het herstructureringsplan, de Assurances Générales de France hoofdaandeelhouder van CDE geworden, waarna zij werden geprivatiseerd. b) Reddings- en herstructureringssteun voor Crédit Foncier de France72 In juli heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van staatssteun die aan de gespecialiseerde financiële instelling Crédit Foncier de France (CFF) is verleend. CFF is een financiële groep van middelgrote omvang (het balanstotaal in 1994 bedroeg 377 miljard FF), met vestigingen in Frankrijk en in het buitenland, en telt 3.600 werknemers. CFF is een onderneming met particulier kapitaal, maar staat onder de overheersende invloed van de Staat, doordat zij, naast de concurrerende activiteiten, verschillende taken van openbare dienstverlening uitvoert, zoals de verstrekking van gesubsidieerde leningen voor koopwoningen (PAP). Na de afschaffing van de PAP in oktober 1995, heeft CFF begin 1996 aanzienlijke verliezen geleden (ongeveer 11 miljard FF), waardoor het eigen vermogen zo goed als tot nul is herleid. De steun bestaat onder meer uit een kredietlijn van 20 tot 25 miljard FF, toegekend door de Caisse des Dépôts et Consignations en een staatsgarantie die thans door CFF opgenomen leningen voor een bedrag van ongeveer 260 miljard FF dekt. c) Herstructureringsmaatregelen voor de financiële instelling GAN73 In september heeft de Commissie beslist om geen bezwaar te maken tegen de steun die de Franse Staat heeft toegekend aan GAN, in de vorm van een kapitaalverhoging van 2,86 miljard FF. GAN is een financiële groep die wordt gecontroleerd door de Staat en werkzaam is in de verzekerings- en banksector. Ingevolge moeilijkheden in deze twee sectoren heeft GAN verlies geleden in 1993 (856 miljoen FF), 1994 (5,3 miljard FF) en 1995 (1,8 miljard FF). Als tegenprestatie voor de steun werd een belangrijk herstructureringsplan voorgelegd, waarin onder meer wordt voorzien in de vermindering van de schulden binnen de groep door de verkoop op korte termijn van het bankconcern CIC. Volgens dit plan zal de privatisering van GAN mogelijk zijn vanaf 1997.
72
C 30/96 ex NN 44/96, PB C 275 van 20.9.1996.
73
Zaak NN 43/96, PB C 334 van 8.11.96. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 255
d) Reddings- en herstructureringssteun ten gunste van Société Marseillaise de Crédit74 In september heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de steun die aan de Franse kredietinstelling Société Marseillaise de Crédit (SMC) is toegekend. SMC is een openbare bank van gemiddelde grootte (de totale omzet in 1994 bedroeg 27 miljard FF) die actief is in het zuiden van Frankrijk. Sinds 1991 heeft SMC verliezen geleden die, op geconsolideerde basis, thans in totaal bijna 3 miljard FF belopen. Sinds 1994 heeft de overheid meermaals kapitaal in de instelling gebracht, in totaal voor meer dan 2 miljard FF. e) Steun voor de onderneming SDBO en voor Crédit Lyonnais75 In september heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van staatssteun ten behoeve van de Société De Banque Occidentale (SDBO) en Crédit Lyonnais. Het steunbestanddeel kan betrekking hebben op verschillende elementen: de kapitaalverhoging van SDBO van 240,5 miljoen FF die was uitgekeerd door het Consortium de Réalisation, de gevolgde procedure bij de verkoop van deze laatste aan Crédit Lyonnais en de betalingsvoorwaarden waarvan Crédit Lyonnais kon profiteren bij de overname van SDBO. f) Financiële steunmaatregelen voor Crédit Lyonnais76 In september heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen urgent verleende steun ten bedrage van 3,94 miljard FF ten behoeve van Crédit Lyonnais en de procedure van artikel 93, lid 2, van het EGVerdrag in te leiden ten aanzien van toekomstige steun voor de herstructurering van deze bank. De urgent verleende steun bestaat uit wijzigingen van de financiële voorwaarden die zijn verbonden aan de lening van Crédit Lyonnais aan EPFR voor de jaren 1995 en 1996, alsmede een uitzondering voor het jaar 1996 ten aanzien van de inschrijving door EPFR op langlopende nulcouponobligaties ten bedrage van 10 miljard FF. De herstructureringssteun bestaat uit een verlenging van de bovengenoemde wijzigingen tot na 1996, alsmede uit een kapitaalverhoging die in 1997 moet plaatsvinden. De goedgekeurde maatregelen zijn uitsluitend als bewarende maatregelen genomen om het status quo in stand te houden tot de Commissie een formele beslissing neemt over de nieuwe herstructureringsmaatregelen voor de bank. Uit dit oogpunt loopt de goedkeuring van de urgente steun, welke overigens slechts een klein aandeel vormt van de totale benodigde steun, niet vooruit op de eindbeschikking betreffende de herstructureringssteun.
Italië
a) Maatregelen voor de sanering, de herstructurering en de privatisering van Banco di Napoli77 In juli heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden met betrekking tot overheidssteun ten behoeve van de kredietinstelling Banco di Napoli. Deze laatste is een belangrijk bankconcern, onder de controle van een stichting, dat aanwezig is op het hele Italiaanse grondgebied en in het buitenland. Als gevolg van de geleden verliezen in 1994 (1.147 miljard LIT) en 1995 (3.155 miljard LIT) heeft de Schatkist, minderheidsaandeelhoudster, in maart 1996 besloten op te treden
74
Zaak C 42/96 ex NN 194/95, PB C 49 van 19.2.1997.
75
Zaak C 44/96 ex NN 101/96, PB C 346 van 16.11.96.
76
N 692/96 en C 47/96 ex NN 113/96, PB C 390 van 24.12.96.
77
C 40/96 ex NN 69/96, PB C 328 van 1.11.1996.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
256 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
door middel van een wetsdecreet dat voorziet in verscheidene steunmaatregelen. Het gaat met name om de herkapitalisatie van de bank voor een bedrag van 2.000 miljard LIT door de Schatkist, voorschotten van de Banca d'Italia volgens de bepalingen van het ministerieel decreet van 27 september 1974, en belastingsverminderingen. Voor andere maatregelen ten gunste van de Banco heeft de Commissie daarentegen het licht op groen gezet, met name voor de verstrekking van een obligatielening van 2.365 miljard LIT door de Casa Depositi e Prestiti en andere overheids- en particuliere banken in januari 1996, de mogelijkheid het door de Banco als verplichte reserve bij de Banca d'Italia gedeponeerde bedrag vrij te geven, en een kapitaalinbreng overeenkomstig de wet-"Amato". 2.7. Vervoersector Luchtvervoer Op 31 januari 1996 besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen het plan van de overheidsholding Teneo om 87 miljard PTA te investeren in de nationale luchtvaartmaatschappij Iberia. De Commissie beschouwde deze investering als een normale commerciële transactie, die voldoet aan het beginsel van de investeerder in een markteconomie. Eind 1994 vroeg Spanje aan de Commissie toestemming om 130 miljard PTA aan staatssteun toe te kennen, voor de financiering van een herstructureringsplan. De Commissie besloot begin 1995 echter, aangezien Iberia in 1992 al 120 miljard PTA aan staatssteun ontving, dat een tweede toelating voor staatssteun alleen onder zeer strikte voorwaarden mogelijk was. Daarom besloot Iberia alternatieve financiële oplossingen voor haar problemen te zoeken en haar herstructureringsplan te wijzigen. Gezien de nieuwe financiële strategie van de bestuurders kon de Commissie de kapitaalinjectie als een normale commerciële transactie beschouwen, die voldoet aan het beginsel van de investeerder in een markteconomie. De redenering van de Commissie was gesteund op de volgende punten. Iberia verkocht een aanzienlijk deel van haar holdings in Latijns-Amerika aan een nieuw opgerichte onderneming, waarin particuliere Amerikaanse banken een meerderheidsbelang van 58 procent hebben. De verkoop van een aantal kernactiviteiten op het gebied van de luchtvaart verminderde de aan Iberia verbonden risico's. De onderneming heeft gedurende twee jaar de mogelijkheid haar Latijnsamerikaanse aandelen terug te kopen maar alleen onder de voorwaarden dat er aanzienlijke particuliere participatie is en dat het volume van de aankoop beperkt blijft tot hetgeen mogelijk is zonder de financiële structuur wezenlijk te beïnvloeden. Na twee jaar moeten de particuliere banken hun Latijnsamerikaanse aandelen onherroepelijk aan derden verkopen en de holding opheffen. Bij de beoordeling van het bedrag van de kapitaalinjectie legde de Commissie de verplichting op een rendementspercentage hoger dan 30 procent te halen, opdat aan het beginsel van de investeerder in een markteconomie zou zijn voldaan. Dit hoog percentage omvat een premie voor het specifieke risico dat verbonden is met een investering in Iberia (het herstructureringsplan is b.v. nog niet volledig uitgevoerd). De kapitaalinjectie wordt beperkt tot betalingen voor vervroegde uittreding en de vermindering van de buitensporige schulden. De middelen mogen in geen geval zo worden aangewend dat het kostenverminderingsplan van Iberia wordt belemmerd of de algemene tariefstrategie of de vlootcapaciteit aanzienlijk worden gewijzigd. De beslissing erkent hoe belangrijk het voor Teneo is om de waarde van haar aandelen in Iberia zoveel mogelijk te verhogen door aanzienlijke herstructureringen vóór onderhandelingen worden gestart over de participatie van particuliere partners in Iberia. Op 30 april 1996 heeft de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag opnieuw ingeleid ten aanzien van in schijven uit te keren herstructureringssteun ten behoeve van Olympic Airways. Griekenland moet de betaling van de tweede schijf uitstellen tot deze procedure is beëindigd. De steun werd in 1994 onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Hoewel Olympic Airways de doelstellingen van het herstructureringsprogramma grotendeels heeft bereikt, vreest de Commissie dat Griekenland een aantal voorwaarden niet volledig heeft nageleefd. In het bijzonder lijkt Griekenland Olympic aanvullende steun te hebben verleend en het beheer te hebben beïnvloed in een mate die zijn rol van aandeelhouder te boven gaat. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 257
Op 24 juli 1996 besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen de betaling van de derde en laatste schijf (5 miljard FF) van de 20 miljard FF bedragende staatssteun ten behoeve van Air France. De Commissie was van mening dat het herstructureringsproces vlot verliep en dat de door Air France bereikte resultaten bevredigend waren. AF neemt bijkomende herstructureringsmaatregelen om haar exploitatiekosten verder te drukken. De Commissie vond echter dat een bepaalde onzekerheid bleef bestaan, omdat de herstructureringsperiode op het moment dat zij de beschikking had gegeven nog niet afgelopen was en bepaalde onderdelen van één van de nieuwe herstructureringsmaatregelen ("Pact voor concurrentievermogen en groei"), die het akkoord van de vakbonden vereisten, nog niet definitief goedgekeurd waren. De Franse regering heeft er zich echter toe verbonden dat de Commissie op de ontwikkeling van de herstructurering van Air France zal kunnen toezien. Te dien einde zal 1 miljard van de 5 miljard FF van de derde schijf worden geblokkeerd. De Franse regering zal ten laatste op 1 maart 1997 een verslag indienen over de reële resultaten van Air France per 31 december 1996, en over de voortgang van de nieuwe herstructureringsmaatregelen van de bestuurders. De Commissie zal tegen 31 maart 1997 onderzoeken of deze informatie bevredigend is. Indien de Commissie geen bezwaren formuleert, zal de 1 miljard FF in het kapitaal van Air France worden opgenomen. Voorts ontdekte de Commissie dat niet werd voldaan aan twee in de oorspronkelijke beschikking opgenomen voorwaarden. Air France was als prijsleider opgetreden wat betreft haar vlucht Parijs-Amsterdam en enkele vluchten tussen Parijs en Scandinavië, en een verbintenis inzake de verdeling van het vliegverkeer tussen de twee terminals van de vlieghaven van Orly werd niet gerespecteerd. De Commissie hield er echter rekening mee dat deze inbreuken op de prijsleiderclausule zich slechts op een paar routes hadden voorgedaan, dat zij van beperkte duur waren en dat er ondertussen een einde aan was gemaakt. Bovendien waren de prijsverschillen tussen de tarieven van Air France en die van haar concurrenten zeer gering. In verband met de luchthaven van Orly was de Commissie van mening dat de toezeggingen van de vlieghavenautoriteiten van Parijs betreffende de extra overdracht van vluchten, de doorzichtigheid en de renovatiewerkzaamheden, voldoende zijn om aan te nemen dat thans aan de voorwaarde is voldaan. Op 27 maart 1996 heeft de Commissie het licht op groen gezet voor de betaling van de derde steunschijf aan TAP. De Commissie was van mening dat de luchtvaartmaatschappij haar herstructureringsplan tijdens de betrokken periode met succes had uitgevoerd en dat Portugal zich strikt aan de in de beschikking opgenomen voorwaarden had gehouden. Zij drong er echter op aan dat TAP haar inspanningen voor de verbetering van de efficiëntie zou vergroten om de door haar concurrenten bereikte produktiviteitswinst te evenaren. Op 29 mei 1996 besloot de Commissie dat het project voor de bouw en exploitatie van de Spata-luchthaven geen staatssteun inhield ten gunste van de luchthavenonderneming en Olympic Airways. Zij maakte echter voorbehoud tegen bepaalde maatregelen voor de financiering van het project. De beschikking van de Commissie van november 1995 betreffende een buitengewone afschrijvingsregeling voor de aankoop van vliegtuigen, die onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt werd beschouwd, werd ingetrokken omdat de Duitse versie verschillende fouten bevatte. In maart 1996 werd deze beschikking vervangen door een nieuwe beschikking met dezelfde inhoud. Zeevervoer Op 21 februari 1996 besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen een door het Verenigd Koninkrijk voorgenomen steunregeling voor een bijzondere belastingmaatregel ten behoeve van reders. Met deze regeling werd de periode waarin het toegelaten was overtollige subsidies te herinvesteren in MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
258 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
vervangingsschepen, verlengd van één tot zes jaar, waardoor de reders meer flexibileit kregen om te beslissen wanneer een schip werd aangekocht. Hierdoor werd bijgedragen tot de modernisatie en de verbetering van het concurrentievermogen van de communautaire vloot. Op 6 november 1996 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een maatregel voor de wijziging en uitbreiding van deze steunregeling waarbij de overdracht van overtollige subsidies tussen rederijen van dezelfde groep toegelaten werd. Op 20 maart 1996 heeft de Commissie verschillende door de Nederlandse overheid voorgenomen maatregelen goedgekeurd die ten doel hadden enerzijds de exploitatiekosten in verband met de tewerkstelling van zeelieden aan boord van Nederlandse schepen te beperken en anderzijds de belastingdruk te verminderen voor scheepvaartondernemingen die in Nederland zijn gevestigd en van daaruit opereren, door hun de mogelijkheid te geven te kiezen tussen twee belastingaanslagen, te weten een winstbelasting tegen een normale aanslagvoet of een belasting op basis van de tonnage. Deze maatregelen hebben ten doel het concurrentievermogen van de Nederlandse scheepvaartondernemingen te versterken, in het bijzonder ten opzichte van de vloot van derde landen. De Commissie zal tegen 31 maart 1997 het effect van deze maatregelen op de concurrentie evalueren en in voorkomend geval passende maatregelen nemen. Op 22 april 1996 heeft de Commissie door de Franse regering voorgenomen belastingmaatregelen goedgekeurd ter bevordering van de gezamenlijke eigendom van schepen en de inschrijving van schepen onder Franse vlag. Deze regeling, die voorziet in een belastingvermindering voor de aankoop van scheepsonderdelen, is beperkt tot investeringen die vóór 31 december 2000 zijn gerealiseerd. Voorts heeft de Commissie nota genomen van de verbintenis van de Franse autoriteiten om de in de Franse wetgeving opgenomen nationaliteitsvoorwaarden niet toe te passen. Door deze voorwaarden kan immers worden verhinderd dat ondernemingen uit andere Lid-Staten zich in Frankrijk vestigen en van de steunregeling profiteren. Op 12 juni 1996 zette de Commissie het licht op groen voor investeringssteun ten gunste van de Italiaanse onderneming Fratelli d'Amico, ondanks het feit dat het steunbedrag het plafond overschreed dat op grond van de in de richtsnoeren van 1989 vastgestelde berekeningsmethoden is toegelaten voor de sector van het zeevervoer. In dit geval meende de Commissie dat de aankoop van een uiterst gespecialiseerd schip het concurrentievermogen van de Italiaanse vloot en de werkgelegenheid van de communautaire zeelieden ten goede kwam en daarmee in de lijn lag van het communautaire zeevervoerbeleid. De Commissie heeft daarentegen dezelfde dag besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EGVerdrag in te leiden ten aanzien van de onlangs gewijzigde regionale steunregeling ten behoeve van in Sardinië gevestigde scheepvaartondernemingen, met het oog op de modernisatie van de vloot voor de lijnvaart tussen het Italiaans continent en Sardinië. De Commissie trok de verenigbaarheid van deze steunregeling met het Verdrag in twijfel. Op 17 juli 1996 heeft de Commissie de in 1995 ingeleide procedure ten aanzien van herstructureringssteun voor de Franse onderneming CGM met een gunstige eindbeschikking gesloten. Daarbij diende wel aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan tot de privatisering van de onderneming was afgerond, om zowel agressief marktgedrag als de ondersteuning van verlieslatende activiteiten te voorkomen. De Commissie was van mening dat de steun effectief bijdroeg tot de ingrijpende herstructurering en het herstel van de rentabiliteit van de onderneming. Op 30 juli 1996 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de bij de Italiaanse wet nr. 343 van 8 september 1995 ingestelde steunregeling ten gunste van rederijen, die de bevordering van de werkgelegenheid, de opleiding en de beroepskwalificaties van zeelieden ten doel had. In het kader van de MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 259
regeling werden belastingmaatregelen ingevoerd met het oog op de vermindering van de exploitatiekosten die verbonden zijn aan de tewerkstelling van zeelieden en beroepsopleidingsprogramma's georganiseerd. De Commissie heeft zich het recht voorbehouden passende maatregelen te treffen indien rederijen van andere Lid-Staten of de EER op grond van de Italiaanse wetgeving niet in aanmerking zouden kunnen komen voor deze steunregelingen. Op 2 oktober 1996 zette de Commissie het licht op groen voor een door de Duitse regering voorgenomen bijzondere afschrijvingsregeling voor schepen. Deze regeling was reeds verschillende jaren van kracht en was in 1995 door de Commissie goedgekeurd. De regeling, die werd uitgebreid tot gebruikte schepen en tot eind 1999 van kracht zal zijn, heeft tot doel de potentiële belastingdruk voor Duitse rederijen te drukken en hen te helpen op internationaal vlak te concurreren. Op 6 november 1996 besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen de toepassing in 1995 van een andere Duitse steunregeling voor rederijen. De basisregeling, die reeds verschillende jaren van kracht was, was reeds door de Commissie goedgekeurd. De regeling had ten doel om via de betaling van financiële bijdragen aan rederijen, reders te stimuleren hun schepen onder de Duitse vlag te houden en de opleiding te bevorderen. In de havensector heeft de Commissie op 12 juni 1996 besloten tot uitbreiding van de in juli 1993 ingeleide procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van maatregelen die de Italiaanse autoriteiten achteraf hadden genomen in het kader van de herstructurering van de havensector. De Commissie heeft de Italiaanse autoriteiten verzocht haar de gegevens met betrekking tot deze nieuwe maatregelen te doen toekomen, opdat zij de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt zou kunnen onderzoeken, rekening houdend met het risico dat deze steun gebruikt zou kunnen worden om de schulden van de havenautoriteiten aan te zuiveren en overheidsmonopolies in stand te houden. Wegvervoer Nadat de Commissie de herstructureringsmaatregelen voor de sector van het wegvervoer in Italië grondig had geanalyseerd en daarbij op tegenstrijdige gegevens was gestoten, heeft zij Italië op 30 april 1996 gelast haar alle documenten, informatie en gegevens voor te leggen die nodig zijn om de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt te onderzoeken, en de betaling van alle nieuwe steunbedragen onmiddellijk op te schorten in afwachting van de uitkomst van de procedure van artikel 93, lid 2. Ten gevolge van deze aanmaning hebben de Italiaanse autoriteiten de met artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag onverenigbare maatregelen ingetrokken, zodat op 20 november een definitieve eindbeschikking kon worden gegeven. Eveneens in Italië heeft de Commissie op 22 oktober 1996 een negatieve eindbeschikking gegeven wegens een regeling voor belastingtegoeden die de Italiaanse autoriteiten voor de aanslagjaren 1993 en 1994 ten gunste van de wegvervoerders hebben toegepast. Deze steun werd door de Commissie als exploitatiesteun beschouwd en zal moeten worden teruggevorderd. De beschikking ligt in de lijn van de in 1993 gegeven beschikking in verband met het aanslagjaar 1992, waarvoor in 1995 een procedure bij het Hof van Justitie werd ingeleid tegen Italië wegens niet uitvoering van de beschikking van de Commissie. Op 9 oktober 1996 heeft de Commissie daarentegen besloten met een positieve eindbeschikking de procedure te beëindigen ten aanzien van steun voor ondernemingen die uitsluitend het geregelde lokale vervoer van reizigers in Sicilië verzorgen. De maatregel was immers niet van dien aard dat hij de concurrentie kon vervalsen, daar het handelsverkeer tussen Lid-Staten niet werd beïnvloed.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
260 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Op 29 mei 1996 heeft de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag ingeleid met betrekking tot een door de Spaanse regering voorgenomen steunregeling voor de aankoop van bedrijfsvoertuigen, omdat zij twijfelde aan de verenigbaarheid van de maatregel met de gemeenschappelijke markt. Op 7 februari heeft zij daarentegen haar goedkeuring gehecht aan de verlenging van een reeks maatregelen voor de herstructurering van de Spaanse wegvervoersector, door een verbetering van het concurrentievermogen en de inkrimping van de bestaande overcapaciteit. De toepassingsvoorwaarden zijn dezelfde als die van de in 1992 door de Commissie goedgekeurde regeling. Spoorwegvervoer Op 30 maart 1996 besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen het door de Britse autoriteiten aangemelde steunproject voor de financiering van de bouw, het onderhoud en het beheer van CTRL, de spoorweginfrastructuur voor de hoge snelheidstrein tussen Londen en de Kanaaltunnel. De financiering hield verband met de privatisering van twee ondernemingen die met deze infrastructuur verwante activiteiten uitoefenden. De Britse regering heeft gekozen voor de inmenging van de particuliere sector in een dergelijk project via een doorzichtig en niet discriminerend systeem van aanbestedingen. De Commissie was derhalve van oordeel dat de overheidsfinanciering geen steun in de zin van artikel 92 van het Verdrag vormde. Nog op het gebied van de infrastructuur heeft de Commissie op 13 maart en 3 juli 1996 drie beschikkingen gegeven waarin goedkeuring werd verleend aan steun voor de bouw en de inrichting van spooraansluitingen in Oostenrijk, teneinde het gebruik van de spoorlijn voor het goederenvervoer te bevorderen, overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening 1107/70. Voorts heeft de Commissie op 17 juli 1996 besloten dat de algemene ondersteunende maatregelen voor de bouw van een openbare infrastructuur in Tyrol, geen staatssteun in de zin van het Verdrag vormden, aangezien deze infrastructuur vrij en zonder discriminatie toegankelijk was. Op 18 december 1996 heeft de Commissie het licht op groen gezet voor financieringsmaatregelen ten behoeve van investeringen die nodig zijn voor de bouw van de HST-infrastructuur op het Belgisch grondgebied. Deze maatregelen zijn bestemd voor de financiering van, enerzijds, de constructie van het Belgisch trajectgedeelte van de lijn Parijs-Brussel-Keulen-Amsterdam-Londen, dat één van de 14 prioritaire projecten is in het kader van de ontwikkeling van de transeuropese netwerken, en anderzijds, de aankoop van gespecialiseerd rollend materieel. Binnenscheepvaart Op 27 maart 1996 heeft de Commissie goedkeuring verleend voor herstructureringssteun ten gunste van een Duitse middelgrote binnenvaartonderneming die in 1993 door de Treuhandanstalt was geprivatiseerd en gevestigd is in de deelstaat Berlijn. Zij hield daarbij onder meer rekening met het belang van deze maatregel voor de ontwikkeling van de binnenscheepvaart in de vervoermarkt. Op 29 mei 1996 stemde de Commissie in met de voortzetting van een steunregeling voor de binnenscheepvaart in Frankrijk, teneinde de ambachtelijke ondernemingen in de sector de mogelijkheid te geven zich onder de best mogelijke voorwaarden aan te passen aan de liberalisering van de binnenvaartmarkt. Op 4 december 1996 gaf de Commissie toestemming voor een steunregeling ten gunste van de Waalse binnenscheepvaart die enerzijds ten doel had de bestaande structurele overcapaciteit te doen inkrimpen, en
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 261
anderzijds flankerende maatregelen te financieren, in het kader van een herstructureringsplan voor de sector van de binnenscheepvaart in de regio. Gecombineerd vervoer De Commissie heeft de Oostenrijkse regering op 27 maart 1996 toelating gegeven leningen tegen gunstige voorwaarden toe te kennen ten behoeve van infrastructuurinvesteringen voor gecombineerd vervoer, teneinde de overschakeling van het goederenvervoer over de weg naar het vervoer via het spoor of de binnenscheepvaart te bevorderen. 2.8. Landbouw- en visserijsector Evenals in de vorige jaren ontving de Commissie ook dit jaar een groot aantal aanmeldingen in verband met de landbouwsector (341 in totaal; het gemiddelde over de laatste drie jaar is 273). Daarvan kwam een aanzienlijk aandeel van de nieuwe Lid-Staten (Oostenrijk, Zweden en Finland), met name van de Oostenrijkse (25 aanmeldingen) en Finse autoriteiten (23 aanmeldingen). De aanmelding door de Oostenrijkse autoriteiten van een steunmaatregel voor de suikerbietsector leidde voor de eerste maal tot de toepassing van de "flexibiliteitsbepaling" die is opgenomen in Verklaring 31 bij de Toetredingsakte. De steun was hoofdzakelijk bedoeld om het mogelijk te maken dat de eigendom van verzamelpunten voor suikerbieten werd overgedragen van de fabrieken aan de landbouwers. Hoewel steun voor de eigendomsoverdacht van andere bestaande activa dan grond normaal niet door de Commissie wordt aanvaard, resulteerde de toepassing van bovengenoemde flexibiliteitsbepalingen in dit geval in een positieve beschikking. Met Finland werd uitvoerig onderhandeld over de toepassing van artikel 141 van de Toetredingsakte. Krachtens dit artikel kan buitengewone staatssteun worden toegekend indien, ondanks de steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of de overgangsmaatregelen in het kader van de toetreding, ernstige problemen blijven bestaan. Uiteindelijk stemde de Commissie in met de Finse maatregelen op grond van artikel 141, alsook met diverse andere maatregelen die bedoeld zijn als reactie op de nieuwe omstandigheden in het zuiden van Finland. Over het geheel genomen heeft de Commissie het merendeel van de aangemelde maatregelen goedgekeurd. In een aantal van deze maatregelen zijn na de aanmelding nog wijzigingen aangebracht om deze in overeenkomst te brengen met de communautaire bepalingen. De Commissie heeft evenwel de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag moeten inleiden ten aanzien van een aantal steunmaatregelen die werden beschouwd als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare exploitatiesteun. Steun die bij voorbeeld per produktie-eenheid of per hectare wordt verleend, voldoet gewoonlijk niet aan de bepalingen van de communautaire steunmechanismen en heeft als exploitatiesteun geen duurzaam effect op de betrokken sector. In het licht van het voorgaande gaf de Commissie een negatieve eindbeschikking ten aanzien van een Italiaanse steunregeling voor in bergachtige gebieden gevestigde zuivelcoöperaties, ter delging van schulden volgens hun boekhouding over 199278. Aangezien de steun niet voldeed aan de voorwaarden voor schuldaflossing, noch aan de communautaire richtsnoeren voor de redding en herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden79, kon de Commissie deze niet aanvaarden. Om dezelfde redenen verzette de Commissie zich tegen een Italiaanse steunregeling voor de schuldvereffening van coöperaties die
78
Zaak C/94.
79
PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
262 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
werkzaam waren op het gebied van de oogst, de verwerking en de afzet van bloementeeltprodukten80. Voorts werden de door de Italiaanse regio Friuli Venezia-Giulia verleende gesubsidieerde leningen voor de aankoop van melkquota die niet verbonden waren aan de aankoop van grond81 door de Commissie verboden wegens de onverenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke marktordening in de zuivelsector. De Commissie zette haar streng beleid ten aanzien van de terugvordering van onwettige steun voort. In haar negatieve eindbeschikking vraagt zij de Lid-Staten niet alleen de steun binnen de opgelegde termijn terug te vorderen, maar verlangt zij tevens het bewijs dat de steun werkelijk is terugbetaald82. In twee gevallen in de sector varkensvlees83 hebben de Franse autoriteiten de Commissie het bewijs van de terugvordering geleverd. Zolang een dergelijk bewijs niet wordt verstrekt blijft de Commissie in contact met de betrokken Lid-Staat. In enkele van haar negatieve eindbeschikkingen betreffende niet-aangemelde steun drong de Commissie echter niet aan op de volledige terugvordering van de verleende steun. In verband met een Siciliaanse steunmaatregel84, die voornamelijk in procedureel opzicht in strijd was met de staatssteunregels, stelde de Commissie de terugvordering niet verplicht voor het steungedeelte dat overeenkomstig het communautaire beleid een positieve invloed kon hebben op het milieu. De Commissie gaf eveneens een negatieve eindbeschikking ten aanzien van een Italiaanse steunregeling ten behoeve van twee slachthuizen in de regio Sardinië85. De steun dekte de exploitatiekosten van de twee ondernemingen en de herstructurering van hun installaties. De verleende steun was niet in overeenkomst met de regels inzake ondernemingen in moeilijkheden, noch met de geldende regels betreffende de verwerking en afzet van landbouwprodukten. De Commissie gelastte de Italiaanse autoriteiten de steun terug te vorderen en het bewijs van de terugbetaling ervan te leveren. De Commissie heeft de beginselen die waren uiteengezet in haar mededeling over kortlopend krediet met rentesubsidie in de landbouwsector86 voor de eerste keer toegepast op een Duitse steunregeling87. Deze regeling voorzag in steun voor landbouwbedrijven in een van de nieuwe Duitse deelstaten om hen te helpen een lening te verkrijgen. In vergelijking met andere sectoren was het in de landbouw veel moeilijker voor de bedrijven om aan kapitaal te komen wegens het geringe rendement ervan in het produktieproces. Dit probleem werd nog verergerd door het lage percentage eigen vermogen en de beperkte hoeveelheid eigen kapitaalgoederen van de betrokken bedrijven. De Commissie aanvaardde de maatregelen aangezien deze, overeenkomstig de bovengenoemde mededeling, zonder discriminatie open stonden voor alle landbouwsectoren, de looptijd van de leningen niet meer dan één jaar bedroeg, en de rentesubsidie beperkt bleef tot het verschil tussen de rentevoet die de betrokken bedrijven normaal wordt aangerekend en die welke gold voor vergelijkbare leningen in andere sectoren. De Commissie besloot de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden tegen Duitsland, omdat dit land weigerde zich te voegen naar de mededeling van de Commissie betreffende investeringssteun voor de verbetering van de verwerking en afzet van landbouwprodukten88, voor zover het om regionale steunmaatregelen gaat. Deze mededeling was aan de Lid-Staten gericht bij wijze van dienstige maatregelen 80
Zaak C 16/94.
81
Zaak C 21/95.
82
Zaak C 31/94.
83
Zaken C 8/94 en C 9/94.
84
Zaak C 30/95.
85
Zaak C 31/94.
86
PB C 44 van 16.2.1996, blz. 2.
87
Zaak N 635/95.
88
PB C 29 van 2.2.1996, blz. 4. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 263
en richtsnoeren in de zin van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag. Volgens de erin opgenomen bepalingen moet alle investeringssteun voor de verwerking en afzet van landbouwprodukten binnen de sectoriële grenzen voor dergelijke investeringen blijven, zoals deze zijn gewijzigd in het licht van Beschikking 94/173/EG van 22 maart 1994 ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 866/90. Het Verenigd Koninkrijk heeft bij de Commissie een aantal steunmaatregelen aangemeld in verband met de problemen inzake boviene spongiforme encefalopathie (BSE). Bij de beoordeling van deze maatregelen heeft de Commissie rekening gehouden met de buitengewone marktsituatie voor rundvlees en daarmee samenhangende produkten in het Verenigd Koninkrijk als gevolg van de ontwikkelingen rond BSE. Die ontwikkelingen hielden onder meer de instelling in van een volledig verbod op de uitvoer uit het Verenigd Koninkrijk naar welke bestemming ook van levende runderen, van vlees van in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen en van andere van dergelijke runderen afkomstige produkten die in voeder- of levensmiddelen kunnen worden verwerkt. De steunmaatregelen betroffen onder meer steunverlening aan slachterijen89 om te voorkomen dat in korte tijd een groot aantal van deze bedrijven failliet zou gaan en om de betrokken sector in staat te stellen zich op adequate wijze aan de veranderde marktomstandigheden aan te passen. Voorts werd marktsteun90 aangemeld, waarbij het erom ging naast de bij Verordening (EG) nr. 716/96 vastgestelde steun nog extra middelen beschikbaar te stellen om het verlies aan afzetmogelijkheden te compenseren voor die categorieën van voor de slacht bestemde runderen waarnaar als gevolg van de BSE-noodmaatregelen van het VK en de EU niet langer vraag was. Ook werd tijdelijke steun aan destructiebedrijven91 aangemeld, waarbij het de bedoeling was te zorgen voor continuïteit in de ophaling van dierlijke afval- en bijprodukten bij de slachterijen en elders en in de verwerking en de veilige verwijdering van deze produkten. Tenslotte werden nog drie andere steunmaatregelen92 aangemeld. Een daarvan betrof steun voor een reclamecampagne om het vertrouwen van de consument in het Britse rundvlees te herstellen93. Met uitzondering van steunmaatregel nr. N 289/96 werden al deze maatregelen door de Commissie goedgekeurd op grond van het feit dat het ging om een buitengewone gebeurtenis in de zin van artikel 92, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag. Voor de marktsteun94 was de procedure van de artikelen 92 en 93 niet nodig, omdat deze steun viel onder Verordening (EG) nr. 774/96 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 716/96. Behalve door het Verenigd Koninkrijk werden ook door Nederland, Frankrijk en België steunmaatregelen in samenhang met BSE aangemeld. De Nederlandse steun95 had tot doel de inkomstenderving te compenseren van kalveropfokbedrijven die hun stallen leeg moesten maken en ook leeg houden om BSE uit te roeien. De Franse steun was gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1357/96, die voorzag in extra betalingen in 1996 bij wijze van onmiddellijke inkomenssteun aan de rundvleesproducenten om hen schadeloos te stellen voor de gevolgen van de verstoring van de rundvleesmarkt die werd veroorzaakt door de bezorgdheid bij de consumenten in verband met BSE. De Nederlandse steun is door de Commissie goedgekeurd in het kader van de voorschriften betreffende staatssteun, terwijl voor de Franse steunmaatregel een toetsing aan die voorschriften niet nodig was, omdat deze maatregel onder Verordening (EG)
89
Zaak N 278/96.
90
Case N 289/96.
91
Zaak N 290/96.
92
Zaken N 299/96, N 424/96 en N 430/96.
93
Zaak N 299/96.
94
Zaak N 289/96.
95
Zaak N 482/96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
264 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
nr. 1357/96 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 805/68 viel. De Belgische steunmaatregel96 is nog in onderzoek. In 1996 werden negen gevallen van steunverlening om agromonetaire redenen aangemeld. Daarvan waren er zeven gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1527/95 van de Raad, die voorziet in de mogelijkheid steun te verlenen om inkomensverliezen als gevolg van een verlaging van de landbouwomrekeningskoers te compenseren, en één op Verordening (EG) nr. 2990/95, die voor Finland en Zweden in dezelfde mogelijkheid voorziet. In deze verordeningen is het maximumbedrag aan steun vastgesteld dat door elke betrokken Lid-Staat kan worden toegekend. Van dat totaalbedrag kan de helft door de Gemeenschap worden gefinancierd, terwijl voor de rest een beroep op nationale bronnen moet worden gedaan. De Commissie dient na te gaan of de betrokken aangemelde steunverlening in overeenstemming is met de verschillende andere bepalingen van de genoemde verordeningen en met Verordening (EG) nr. 2921/95. In het kader van Verordening (EG) nr. 1527/95 heeft Luxemburg steun op basis van het aantal dieren en hectaren in een eerdere referentieperiode ingevoerd en heeft Duitsland sociaal-structurele maatregelen (voor alle landbouwers verkrijgbare subsidie voor een ongevallenverzekering) genomen. Deze twee Lid-Staten zijn van plan het maximumbedrag aan steun toe te kennen dat in het kader van die verordening mogelijk is. Nog andere LidStaten hebben steun in het kader van deze verordening aangemeld, namelijk Denemarken, Nederland, België, Oostenrijk en Zweden. Met uitzondering van België kennen deze Lid-Staten uitsluitend de financiële steun van de Gemeenschap toe. In de betrokken vier landen blijft de steun dus beperkt tot de helft van het totaalbedrag dat volgens de verordeningen mogelijk is. België heeft ook een steunmaatregel aangemeld in het kader van Verordening (EG) nr. 2611/95, die voorziet in de mogelijkheid nationale steun toe te kennen om verliezen aan agrarische inkomsten te compenseren die zijn veroorzaakt door monetaire ontwikkelingen in andere Lid-Staten. Deze steunmaatregel, die vergelijkbaar is met een in 1995 door Frankrijk aangemelde maatregel, is door de Commissie goedgekeurd. De termijn voor de aanmelding van dergelijke steunmaatregelen in het kader van Verordening (EG) nr. 2611/95 is inmiddels verstreken zonder dat verdere verzoeken zijn ontvangen; er kunnen derhalve geen dergelijke maatregelen meer worden goedgekeurd. Wat via parafiscale heffingen gefinancierde staatssteun betreft, heeft de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, ingeleid tegen Franse steun voor reclame en kwaliteitsverbetering in de sector groenten en fruit. De steun werd toegekend aan de organisatie INTERFEL, die de belangen van de hele bedrijfskolom behartigt. Voor de financiering ervan werden parafiscale heffingen toegepast op de Franse produkten en op de produkten uit andere Lid-Staten en derde landen. De op de jurisprudentie van het Hof van Justitie gebaseerde beleidslijn van de Commissie is dat steunmaatregelen niet mogen worden gefinancierd via parafiscale heffingen die ook op uit andere Lid-Staten ingevoerde produkten worden gelegd. Ook al worden volgens de letter van de regeling inlandse produkten en produkten uit andere Lid-Staten gelijk behandeld, dan nog zal in de praktijk voor inlandse produkten een voorkeursbehandeling gelden omdat de betrokken maatregel door nationale oogmerken is geïnspireerd. In de visserijsector heeft de Commissie op 29 mei 1996 een negatieve eindbeschikking97 gegeven ten aanzien van steun die de deelstaat Neder-Saksen in 1994 had toegekend in de vorm van een garantie voor kredieten die twee banken hadden verleend aan de Duitse onderneming Jadakost, producent van onder andere diepgevroren visprodukten. De onderneming ging in januari 1995 failliet. Volgens de Commissie hield deze garantie bedrijfssteun in die op grond van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt. Gezien de aard en de doelstellingen van de steun kon deze evenmin
96
Zaak N 795/96.
97
PB L 246 van 27.9.1996, blz. 43. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 265
op grond van artikel 92, lid 3, van het Verdrag en van punt 1.3. van de "Richtsnoeren over het onderzoek van de nationale steunmaatregelen in de visserij- en aquacultuursector", in de versie van 199298, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden geacht. De negatieve eindbeschikking van de Commissie, waarin de annulering en terugbetaling van de steun wordt gelast, is momenteel in behandeling bij het Hof van Justitie99. 2.9. Overige sectoren Raffinage, petrochemie en andere verwante industrieën a)
Parafiscale heffing op sommige olieprodukten ten behoeve van het Institut français du Pétrole (IFP) (Frankrijk)100
In mei heeft de Commissie besloten een positieve eindbeschikking te geven met betrekking tot de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag die zij had ingeleid ten aanzien van de steunregeling ten behoeve van de raffinage, petrochemie en andere verwante industrieën, welke werd gefinancierd door een parafiscale heffing op sommige olieprodukten ten behoeve van het IFP. De Commissie heeft geoordeeld dat deze maatregelen geen steun in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag vormen, nadat zij onder meer van de Franse autoriteiten de toezegging had gekregen dat de voorgenomen vrijstelling voor uitgevoerde produkten zou worden opgeheven. Deze beschikking is interessant omdat hierbij de bepalingen van de kaderregeling betreffende steun voor onderzoek en ontwikkeling101 over het al dan niet bestaan van staatssteun in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag worden toegepast en het standpunt van de Commissie betreffende met parafiscale middelen gefinancierde steun wordt verduidelijkt. In de beschikking wordt gesteld dat het mechanisme geen steun ten gunste van IFP inhoudt (omdat dit een openbare onderzoeksinstelling zonder winstoogmerk is), noch ten gunste van de ondernemingen die uiteindelijk profiteren van de door IFP geproduceerde onderzoeksresultaten (omdat de resultaten zonder discriminatie voor iedereen toegankelijk zijn). Bijgevolg was de Commissie van oordeel, op basis van feitelijke gegevens die aantonen dat de buitenlandse ondernemingen in termen van omzetcijfer belangrijker klanten zijn van IFP dan de Franse ondernemingen en omdat geen sprake is van steun in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag, dat in dit geval het vermoeden van discriminatie, volgens hetwelke een parafiscale heffing ter financiering van een steunregeling "uit de aard der zaak" voornamelijk ten goede komt aan de nationale bedrijven, niet kan worden bevestigd. Papierpulp a) Staatssteun ten behoeve van Cellulose van Rhône en Aquitaine (CDRA) (Frankrijk)102
In februari heeft de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag beëindigd met een gedeeltelijk negatieve beschikking met verzoek tot terugbetaling, ten aanzien van een deel van de subsidie die onrechtmatig aan CDRA werd toegekend en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt beschouwd.
98
PB C 152 van 17.6.1992, blz. 2.
99
Zaak C 288/96.
100
Zaak C 48/94, PB L 272 van 25.10.96.
101
PB C 45 van 17.2.1996.
102
Zaak C 19/94 (ex NN 127/93), PB L 144 van 18.6.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
266 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
De onderneming CDRA had verschillende soorten steun ontvangen in de vorm van leningen en directe subsidies. Naast het feit dat deze niet waren aangemeld, werd een gedeelte van deze steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt geacht, daar geen enkele afwijking van artikel 92, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag de goedkeuring ervan kon rechtvaardigen. Hoewel een deel van de subsidies (87,015 miljoen FF) gerechtvaardigd kon worden op grond van de kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu, kon de Commissie echter geen rechtvaardiging zien voor het overblijvende bedrag (9,385 miljoen FF) van de verleende subsidie. Zij heeft dan ook gelast dat dit saldo, verhoogd met rente (8,93%) te rekenen vanaf de datum van uitbetaling van de steun, binnen twee maanden door CDRA aan Frankrijk moest worden terugbetaald. De Commissie heeft daarentegen geconstateerd dat het steungedeelte dat in de vorm van diverse leningen werd toegekend, verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt, aangezien dit lager was de regionale steunplafonds die gelden in Tarascon en Saint-Gaudens, waar de betrokken fabrieken van CDRA zijn gevestigd. Textiel-, kleding-, leder- en schoenindustrie a) Experimentele maatregelen tot verlaging van de sociale lasten ("Plan Borotra")(Frankrijk)103
In mei heeft de Commissie besloten de procedure104 van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden met betrekking tot maatregelen om de werkgeversbijdrage voor het wettelijke minimumloon (SMIG) uitsluitend voor de textiel-, kleding-, leder- en schoenindustrie te verlichten. Aangezien de steunmaatregel specifiek is gericht op sectoren waar het intracommunautaire handelsverkeer omvangrijk is, heeft de Commissie twijfels omtrent de verenigbaarheid van deze maatregelen - onder meer met de communautaire voorschriften inzake werkgelegenheidssteun -, te meer daar de Franse overheid geen enkel argument heeft aangebracht om de economische rationaliteit en de objectieve noodzakelijkheid aan te tonen van deze behandeling die afwijkt van het algemene sociale-lastensysteem. De Commissie heeft in deze haar terughoudendheid bevestigd ten opzichte van maatregelen die een escalatie van de sectoriële steun tussen Lid-Staten kunnen veroorzaken en alleen een verhoging van de overheidsuitgaven tot gevolg hebben. De Commissie is zich echter bewust van de ernstige werkgelegenheidsproblemen in de Unie en onderzoekt mogelijkheden om hetzelfde doel met minder verstorende maatregelen te bereiken, bij voorbeeld door algemene werkgelegenheidssteun die specifiek is gericht op bepaalde categorieën werklozen. Vervolgens, in oktober, heeft de Commissie haar gewijzigd standpunt kenbaar gemaakt in een tweede beschikking105, nadat de Franse regering veranderingen had aangebracht in het oorspronkelijk aangemelde project. Volgens de aanmelding was het hoofddoel van de maatregelen tot verlichting van de sociale lasten immers het scheppen of instandhouden van werkgelegenheid en in het bijzonder de indienstneming van jongeren. Bij de beoordeling van de opmerkingen van de Franse regering bij de inleiding van de procedure bleek dat de voorgenomen lastenvermindering er in feite op gericht is de uit de sectoriële akkoorden voortvloeiende extra kosten van arbeidstijdverkorting en -herschikking, naar gelang van het geval geheel of gedeeltelijk, te compenseren. Volgens de Franse autoriteiten is de regeling nagenoeg neutraal in de sectoren kleding en textiel, d.w.z. dat de kleinste ondernemingen een voordeel halen dat beneden de "de minimis"drempel blijft en dat de grotere er geen voordeel uit halen. Er zijn echter geen gegevens voorhanden over de leder- en schoenindustrie. De Commissie meent dat de neutraliteit van de regeling niet duidelijk werd aangetoond. Enerzijds roepen bepaalde elementen bij de berekening van de steun en de meerkosten vragen op waardoor het eindresultaat
103
Zaak C 18/96 (ex N 246/96), PB C 206 van 17.7.96.
104
PB C 206 van 17.7.1996.
105
PB C 357 van 26.11.1996. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 267
zou kunnen worden beïnvloed, en anderzijds wordt bij de berekening van de impact van de regeling geen rekening gehouden met daaruit voortvloeiende andere effecten, zoals bij voorbeeld een verhoogde efficiëntie van de ondernemingen door een betere aanpassing van de arbeidstijd aan de behoeften van de sector, met name aan het seizoensgebonden karakter ervan. In dit geval lijkt het waarschijnlijk dat de verlichting van de sociale lasten de ondernemingen uit deze sector in een gunstiger positie plaatst dan hun concurrenten die de herschikking van de arbeidstijd of andere vergelijkbare maatregelen zonder enige overheidssteun zouden hebben uitgevoerd. b) Buitengewone maatregel ten faveure van de produktie en de werkgelegenheid (Italië)106
In april heeft de Commissie besloten een negatieve eindbeschikking te geven met betrekking tot steun in de vorm van een totale of gedeeltelijke verlichting van de werkgeversbijdragen voor de kleine en middelgrote ondernemingen in de betrokken sector, met het oog op het creëren van werkgelegenheid. Deze maatregel werd gefinancierd door de staatsbegroting. De kritiek van de Commissie had overigens geen betrekking op de door de Italiaanse autoriteiten nagestreefde doelstellingen op het gebied van het scheppen van werkgelegenheid, waarvan de aanpak trouwens vernieuwend was, omdat deze gericht was op categorieën achtergestelde werklozen, ten aanzien waarvan zij in het algemeen een gunstig standpunt inneemt, maar betreft de uitvoeringsvoorwaarden waarmee deze doelstellingen zouden worden bereikt, en de gevolgen ervan. Het negatieve standpunt van de Commissie was vooral ingegeven door de sectoriële aard van de steun, in een sector waarop Italië reeds een leidinggevende positie bekleed op Europees niveau en die gekenmerkt is door intens intracommunautair verkeer. De Commissie bevestigt hiermee nogmaals haar afwijzend beleid ten opzichte van specifieke sectoriële steun, hoewel zij in de nieuwe mededeling inzake de vermindering van de arbeidskosten onder bepaalde voorwaarden een bepaalde sectorialisering toelaat107. c) Mediterráneo Técnica Textil S.A.(ex- HYTASA)108
In september heeft de Commissie een negatieve eindbeschikking gegeven met betrekking tot het steunelement van 4,2 miljard PTA dat was begrepen in de kapitaalinbreng van Patrimonio del Estado in Hilaturas y Tejidos Andaluces S.A. (HYTASA), in het kader van de privatisering van deze laatste in 1990. De Spaanse autoriteiten werden verzocht de steun van de onderneming terug te vorderen, vermeerderd met de corresponderende interest wegens laattijdige betaling. De vorige negatieve eindbeschikking, door de Commissie op 25 maart 1992 gegeven in het kader van de in 1990 ingeleide procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag, werd in 1994 door het Hof van Justitie gedeeltelijk geannuleerd109. Volgens het Hof van Justitie sluit het feit dat steun is toegekend op basis van een ad hoc beslissing niet noodzakelijk uit dat deze als regionale steun in de zin van artikel 93, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag kan worden aangemerkt, zoals de Commissie had gesteld. Het Hof van Justitie was van oordeel dat de Commissie haar standpunt dat het tweede, door de Spaanse autoriteiten ingediende herstructureringsplan de levensvatbaarheid van HYTASA niet kon garanderen, onvoldoende had gemotiveerd. De Commissie had de invloed van het herziene plan op het herstel van de rentabiliteit van
106
Zaak C 23/95 (ex NN 59/94).
107
PB L 231 van 12.9.1996.
108
Zaak C 22/90, nog niet gepubliceerd in het PB.
109
Arrest van 14 september 1994, gevoegde zaken C 278/92, C 279/92 en C 280/92- Koninkrijk Spanje tegen Commissie, Jurispr. 1994, blz.4103.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
268 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
HYTASA niet geanalyseerd, doch het Hof achtte een dergelijke analyse noodzakelijk in dit geval, omdat het plan voorzag in een radicale heroriëntering van de produktie. Het Hof oordeelde derhalve dat de analyse van de Commissie betreffende de verenigbaarheid van de steun met artikel 92, lid 3, onder a), niet voldeed aan de criteria die zij zelf had vastgesteld. De steun voor HYTASA, die reeds in de vorige beschikking van de Commissie onwettig werd beschouwd aangezien hij door de Spaanse regering was verleend zonder dat was voldaan aan de aanmeldingsverplichting, werd opnieuw onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt geacht, omdat hij aan geen enkele van de voorwaarden voldeed om in aanmerking te komen voor één van de in artikel 92, leden 2 en 3, genoemde afwijkingen. Ingevolge de uitspraak van het Hof heeft de Commissie het door de Spaanse autoriteiten ingediende herstructureringsplan voor de onderneming opnieuw onderzocht, maar volgens haar kon dit plan de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming niet garanderen. Zij meende dat, hoewel HYTASA in Sevilla is gevestigd, een gebied dat ingevolge artikel 93, lid 3, onder a), in aanmerking komt voor regionale steunmaatregelen, het herstructureringsproces slechts kan bijdragen tot de werkelijke ontwikkeling van de regio indien het de economische levensvatbaarheid van de onderneming kan garanderen zonder dat blijvende steun is vereist. Dit was niet het geval bij HYTASA. Om dezelfde reden kon de in artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag vervatte uitzondering volgens de Commissie ook niet van toepassing zijn. Het standpunt van de Commissie werd bevestigd door de moeilijke financiële situatie van de onderneming ten tijde van de beschikking, met schulden van zo'n 17 miljard PTA. De Spaanse autoriteiten hebben besloten de betalingen van de onderneming voor onbepaalde tijd op te schorten, met het oog op de liquidatie van de onderneming. Bouw van spoorwegmateriaal In december besloot de Commissie 110 bij een positieve eindbeschikking tot beëindiging van de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag, welke zij in 1992 had ingeleid ten aanzien van de steun die de Italiaanse autoriteiten hadden verleend aan het EFIM-concern, dat in 1992 in liquidatie ging, en aan enkele van haar dochters. Onder deze laatste bevond zich de producent van spoorwegmateriaal Aviofer/Breda Costruzioni Ferroviarie (BCF), die door de onderneming Finmeccanica werd overgekocht nadat herstructureringssteun ten belope van 483.000 miljoen LIT was toegekend. De Commissie heeft besloten deze steun goed te keuren nadat zij had vastgesteld dat deze voldoet aan de criteria van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun van de overheid. In juli 1993 had de Commissie steunmaatregelen ten gunste van de overheidsholding EFIM goedgekeurd. Aan deze goedkeuring waren voorwaarden verbonden, waarmee de Italiaanse autoriteiten hadden ingestemd en die ten doel hadden, onder meer door privatiseringen de schulden van het EFIM-concern tegen eind 1996 geleidelijk tot een aanvaardbaar niveau voor de particuliere marktdeelnemers te verminderen, waarna de overheidsparticipatie in het concern geringer zou worden. Politieke en economische problemen hebben deze sanering echter vertraagd, zodat zij niet binnen de vastgestelde termijn zal kunnen worden uitgevoerd. Na onderzoek van de door de Italiaanse autoriteiten naar voren gebrachte redenen, heeft de Commissie besloten de oorspronkelijke termijn met zes maanden, tot 30 juni 1997, te verlengen. De Italiaanse autoriteiten moeten tegen die datum de afgesproken schuldenvermindering en privatisering hebben gerealiseerd. Aangezien de liquidatie van het EFIM-concern door de overname van BCF door Finmeccanica wordt afgesloten, heeft de Commissie eveneens de procedure ten aanzien van het EFIM-concern beëindigd.
110
Zaak C 38/92, PB L 288 van 1.10.1996. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 269
Gereedschapswerktuig
a) Reddingssteun ten gunste van Dörries Scharmann AG (Duitsland)111
In mei gaf de Commissie een voorlopige beschikking overeenkomstig het "Boussac"-arrest. De Duitse regering had bij de Commissie een voornemen aangemeld om voor een bedrag van 36,59 miljoen ecu (70 miljoen DM) reddingssteun te verlenen ten behoeve van de onderneming Dörries Scharmann AG, dochteronderneming van het concern Bremer Vulkan dat onlangs failliet is verklaard. De Commissie had de Duitse regering verzocht om binnen een termijn van vijftien werkdagen verduidelijkingen te geven over de verenigbaarheid van die steun met de gemeenschappelijke markt. Gelet op de precaire economische situatie van de onderneming die nefaste gevolgen zou kunnen hebben voor de werkgelegenheid van haar personeel, heeft de Commissie met name inlichtingen gevraagd over de financiële banden tussen de moederonderneming en haar dochter en over de dekking van de verliezen van die dochter door de moederonderneming, alsmede over de herkomst van de middelen die haar werden overgedragen door Bremer Vulkan en het precieze bedrag dat zou kunnen afkomstig zijn uit de afleiding door Bremer Vulkan van steun die voordien werd goedgekeurd voor haar in het voormalige Oost-Duitsland gevestigde scheepswerven. De Commissie heeft ook gedetailleerde gegevens gevraagd over de toekenning van reddingssteun en met name de precieze elementen waaruit blijkt dat dit bedrag strikt beperkt is tot de lopende uitgaven die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de activiteit van de onderneming. In juli heeft de Duitse regering haar aanmelding betreffende reddingssteun ten gunste van Dörries Scharmann AG naar aanleiding van de liquidatie van de onderneming ingetrokken. Bijgevolg diende zij geen gevolg te geven aan de door de Commissie in mei gegeven beschikking. b) SKET Schwermachinenbau Magdeburg GmbH112
In juli besloot de Commissie tot uitbreiding van de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van steun die door de Bundesanstalt für vereinigungsbedingte Sonderaufgaben (BvS) werd verstrekt aan de producent van zware machines SKET in Magdeburg, Saksen-Anhalt, en haar dochters SKET Drahtziehmaschinenwerk Grüna GmbH (DZM) en SKET Entstaubungstechnik Magdeburg GmbH (ETM). De procedure was in maart 1995 ingeleid en betrof de privatisering van het voormalige "kombinaat". Na de mislukking van de privatisering, meldden de Duitse autoriteiten onafhankelijk van de privatisering een nieuw herstructureringsplan voor 1996-1998 aan, voor een bedrag van 352,1 miljoen DM (176 miljoen ecu). Een onafhankelijk deskundige werd ermee belast de uitvoerbaarheid van het aangemelde concept te beoordelen. De Commissie trok namelijk de praktische uitvoerbaarheid van de voorgenomen maatregelen en de levensvatbaarheid van de onderneming na 1998 zonder verdere steunverlening in twijfel. De Commissie is voornemens begin 1997 een eindbeschikking te geven, nadat de procedure tot een conclusie heeft geleid. In oktober 1996 heeft de moederonderneming SKET het faillissement aangevraagd. De Duitse autoriteiten zijn voornemens zes nieuwe ondernemingen op te richten en te financieren, waarvoor zij de rendabele delen van de voormalige ondernemingen uit het faillissement zullen gebruiken. De ondernemingen zullen circa 450 mensen tewerkstellen. Nieuwe maatregelen ten belope van 30 miljoen DM (15 miljoen ecu) werden
111
Zaak N 256/96.
112
Zaak C 16/95 (ex NN 46/93, NN 95/93, NN 50/94), PB C 215 van 19.8.1995, blz. 8, en PB C 298 van 9.10.1996, blz. 2.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
270 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
bij de Commissie aangemeld met het oog op deze operatie113. De Duitse autoriteiten leveren een aanhoudende inspanning om het destijds belangrijkste kombinaat van de voormalige DDR - genoemd naar de communistische leider Ernst Thälmann - dat eens 30.000 mensen tewerkstelde, te herstructureren. c) Fabricantes Vascos de Herramientas S.A. (FAVAHÉ S.A.)114
In oktober besloot de Commissie een onderzoek in te stellen naar steunmaatregelen voor Fabricantes Vascos de Herramientas S.A. (FAVAHÉ S.A.), een producent van handgereedschap, en haar rechtsopvolgers. De Baskische regionale autoriteiten hadden FAVAHÉ S.A. in 1992 herstructureringssteun verleend in het kader van een door de Commissie goedgekeurde steunregeling. De steun was onwettig, aangezien deze volgens de voorwaarden voor goedkeuring van de regeling bij de Commissie had moeten worden aangemeld. Het betrof een garantie voor de dekking van bankleningen tot een bedrag van 825 miljoen PTA, die zouden worden aangewend voor de uitvoering van het herstructureringsplan. In 1995 deed FAVAHÉ een faillissementsaanvraag. Volgens persberichten werden de activa van de onderneming in een nieuw opgerichte onderneming gebracht, Herramientas Eurotools, die werd overgenomen door de Amerikaanse multinational Snap-on. De Commissie ontving klachten over steun die tijdens de faillissementsprocedure zou zijn verleend. De Commissie achtte het noodzakelijk om een diepgaand onderzoek in te stellen naar de aan FAVAHÉ verleende garantie en eventuele nieuwe steunelementen bij navolgende gelegenheden, ten einde na te gaan of de steun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd. Postactiviteiten/Koeriersdiensten a) SFMI/Chronopost115
In februari heeft de Commissie, teneinde alle informatie in te winnen die zij nodig heeft om vast te stellen of eventueel steun bestaat en zich in voorkomend geval uit te spreken over de verenigbaarheid daarvan, de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag ingeleid ten aanzien van de activiteiten van de Franse post in de sector koeriersdiensten via de ondernemingen SFMI (Société française de messagerie internationale) en Chronopost. Laatstgenoemden zijn dochterondernemingen van de Franse post en opereren in de sector koeriersdiensten, waar zij met particuliere organisaties concurreren. Chronopost verleent koeriersdiensten in Frankrijk en in de Overzeese departementen, terwijl SFMI deze activiteit op internationaal vlak verricht, via de gemeenschappelijke onderneming waarvan zij deel uitmaakt samen met het Australische couriersbedrijf TNT en de Duitse, de Canadese, de Nederlandse en de Zweedse posterijen. De Commissie heeft besloten de procedure in te leiden om alle informatie te verkrijgen die nodig is om na te gaan of de ondernemingen SFMI en Chronopost geen steun ontvangen die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt in het kader van hun bevoorrechte betrekkingen met de Franse post. Het Syndicat français de l'express international (SFEI), waarin verscheidene concurrenten van de twee dochterondernemingen van de post zijn verenigd, heeft dienaangaande klacht ingediend. Daarenboven heeft de Rechtbank van koophandel te Parijs een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie voorgelegd in het kader van een geschil tussen SFEI en andere marktdeelnemers enerzijds en de twee dochterondernemingen van de post anderzijds. Zij heeft op 11 juli 1996 uitspraak gedaan.
113
Zaak N 838/96.
114
Zaak C 52/96 (ex NN 43/95 en NN 44/95), nog niet gepubliceerd.
115
Zaak NN 187/95, PB C 206 van 17.7.96. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 271
b) Beschikking van de Commissie betreffende door de Franse regering getroffen maatregelen ten gunste van de onderneming Sécuripost, dochteronderneming van de Franse post116
In juni heeft de Commissie besloten, naar aanleiding van het arrest-"Sytraval"117, de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden om na te gaan of de door de Franse regering getroffen maatregelen ten behoeve van de onderneming Sécuripost, dochteronderneming van de Franse La Poste, steunbestanddelen bevatten. Waterstofperoxyde a) Steun voor de bouw van een waterstofperoxyde-fabriek te Delfzijl118
In september heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden met betrekking tot een gedeelte van de steun die de Nederlandse autoriteiten hadden toegekend voor de bouw van een waterstofperoxyde-fabriek te Delfzijl (gebied dat in aanmerking komt voor regionale steun). De Commissie was geattendeerd op deze steunmaatregelen door een concurrent die erover verontrust was dat de Nederlandse autoriteiten de bouw van deze fabriek subsidieerden ondanks de structurele produktieovercapaciteit welke sinds jaren de Europese markt kenmerkt. Het project waarvan sprake behelsde een investering in gebouwen en installaties ten bedrage van 115 miljoen HFL voor de bouw van een fabriek die werkgelegenheid zou bieden aan een honderdtal personen en een jaarlijkse produktiecapaciteit van 35.000 ton zou hebben. De produktie werd opgestart eind 1995. De steun omvatte drie elementen: een subsidie, een gesubsidieerde lening en de verkoop van een terrein onder de verkoopwaarde. In totaal werd voor 29,88 miljoen HFL steun ontvangen, waardoor de door de Commissie toegelaten maximale steunintensiteit voor de regionale steunregeling voor de regio Delfzijl met 5% wordt overschreden119. Op grond van deze regeling kan de steunintensiteit immers maximaal 20% van de subsidieerbare kosten bedragen. De Commissie is van mening dat zij niet verder kan gaan dan de grenzen van de steun die zijn vastgesteld in de regionale regeling zonder deze uit te hollen, aangezien de regionale steunintensiteiten in verhouding staan tot de economische moeilijkheden van een regio. Iedere overschrijding van deze grenzen kan leiden tot vervalsing van de mededinging. Bijgevolg heeft de inleiding van de procedure alleen betrekking op het steungedeelte dat het toegelaten plafond overschrijdt. Meststoffen a) Steun ten behoeve van de Griekse meststoffenproducenten "PKT" en "NFI"120
Ingevolge een klacht besloot de Commissie in oktober de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden wegens het feit dat de Griekse regering meermaals steun heeft verleend aan twee Griekse overheidsbedrijven die
116
Zaak NN 48/96, PB C 311 van 22.10.96.
117
Arrest van het GEA van 28 september 1995 (G-95/94).
118
C 41/96 ( ex NN 182/95), nog niet gepubliceerd.
119
"Besluit subsidies regionale Investeringsprojecten" (IPR), door de Commissie op 27 december 1990 goedgekeurd - Zaak N 514/90.
120
C 48/96 (ex NN 51/96), nog niet gepubliceerd.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
272 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
meststoffen produceren: Protypos Ktimaki - Touristki S.A, ook bekend onder de naam Moretco, en Nitrogen Fertilizers Industry, ook bekend onder de naam Aeval. Het optreden van de Griekse overheid leek erop te zijn gericht twee bedrijven kunstmatig op de meststoffenmarkt te houden die het in normale marktomstandigheden nooit zouden halen. Volgens de beschikbare informatie was het totale vermogen van beide bedrijven in 1994 en 1995 negatief, waardoor de bestuursraad volgens de Griekse wet verplicht was binnen zes maanden na het einde van het boekjaar een algemene vergadering bijeen te roepen om te beslissen over ontbinding van de onderneming of het treffen van andere maatregelen. Dit alles bleek niet te zijn gebeurd. Ten gunste van Protypos Ktimaki Touristki S.A en haar dochter Lipasmata Drapetsonas werden verschillende steunmaatregelen getroffen: afschrijving van de schuld van 9 miljard DRA door de National Bank of Greece, betalingsuitstel voor onbepaalde tijd, tenminste voor de eerste aflossingstermijn van de door de National Bank betaalde aankoopprijs van 9 miljard DRA, een lening van 500 miljoen DRA tegen voordelige voorwaarden met een overheidsgarantie en/of een lening van 1,2 miljard DRA tegen dezelfde voorwaarden. Voorts werd nog een lening van 600 miljoen DRA tegen voordelige voorwaarden, met de gebruikelijke overheidsgarantie, verstrekt om de verliezen van het boekjaar 1995 te dekken. Het bedrijf Nitrogen Ferilizers Industry ontving een kapitaalinjectie van 1 miljard DRA. Bovendien laat het elektriciteitsbedrijf van Griekenland kennelijk na de afbetaling van een openstaande schuld van 4,5 miljard DRA af te dwingen. De toekenning door de Griekse regering van deze exploitatiesteun was onrechtmatig, daar de Commissie geen gelegenheid heeft gehad om haar standpunt ter zake bekend te maken en haar verzoeken om inlichtingen onbeantwoord zijn gebleven. Daarenboven hebben de Griekse autoriteiten in 1992, teneinde de Commissie ertoe te bewegen een andere procedure121 tegen steun voor de meststoffensector te beëindigen, niet alleen aangekondigd de markt van meststoffen volledig te liberaliseren, maar er zich bovendien uitdrukkelijk toe verbonden geen enkele steun meer te verlenen aan producenten van meststoffen. De aan beide bedrijven toegekende steun leek strijdig te zijn met deze verbintenissen. Audiovisuele sector a) Sociéte française de production (SFP)122
Op 2 oktober heeft de Commissie besloten de procedure met betrekking tot staatssteun van 1,11 miljard FF aan de Société française de production (SFP), producent in de audiovisuele sector in Frankrijk, te beëindigen en de terugbetaling van deze steun te vragen. De subsidies werden door de Franse overheid betaald in de periode 1993-1996 ter ondersteuning van de onderneming die sinds jaren aanzienlijke verliezen leed op een uiterst concurrerende markt, zonder ooit haar resultaten te verbeteren. De Commissie was op 16 november 1994 begonnen met een onderzoek om de verenigbaarheid van deze steun met de mededingingsregels te beoordelen. Zij had de Franse autoriteiten verzocht een herstructureringsplan voor de onderneming te verstrekken dat een oplossing kon bieden voor de problemen. Gedurende twee jaar na de inleiding van de procedure heeft de Commissie bij de Franse autoriteiten herhaaldelijk aangedrongen op indiening van een plan dat hun financiële steun zou kunnen rechtvaardigen. Desondanks waren de Franse autoriteiten hiertoe nooit in staat. Bovendien is de Franse regering, ondanks de belofte dat geen steun meer zou worden verleend, SFP financieel blijven ondersteunen. Bij gebrek aan een dergelijk plan moest de Commissie concluderen dat deze steun slechts diende als bedrijfssteun en niet werd gebruikt om de problemen van het bedrijf definitief weg te werken. De steun heeft geleid tot
121
Zaak C 46/91, PB C 266, blz. 6, 15.10.1992.
122
Zaak C 53/94 (ex NN 126/94), PB C 366 van 5.12.1996, blz. 7. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 273
vervalsing van de concurrentie met andere producenten, waarvan verschillende een klacht hadden ingediend bij de Commissie. Daar deze soort steunmaatregelen verboden zijn, zag de Commissie zich verplicht de terugbetaling ervan te gelasten. b) Financiering van de openbare omroep in Portugal (RTP)123
In oktober stelde de Commissie vast dat de financieringsregeling van de overheid ten gunste van de openbare Portugese omroepen geen staatssteun inhield. Aangezien deze omroepen, in tegenstelling tot de marktgerichte omroepen, gebonden zijn aan door de nationale overheid opgelegde verplichtingen (dekking van het volledige nationale grondgebied, exploitatie in de autonome gebieden Madeira en de Azoren, bijhouden van audiovisuele archieven, samenwerking met de landen die het Portugees als officiële taal hebben, afstaan van omroeprechten voor religieuze programma's, instandhouding van een internationale omroep, financiering van een openbaar theater en het sturen van delegaties en correspondenten naar plaatsen waar de particuliere omroepen niet aanwezig zijn), meende de Commissie dat deze overheidssteun slechts de meerkosten compenseert. Deze beschikking is interessant omdat dank zij het door de Portugese autoriteiten ingevoerde systeem voor analytisch boekhouden, kon worden vastgesteld dat de betrokken financiering de reële kosten van de bovengenoemde activiteiten niet heeft overschreden. Boeken Steun voor de Coopérative d'Exportation van Livre Français (CELF)124
In juli heeft de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag ingeleid ten aanzien van aan de Coopérative d'Exportation van Livre Français (CELF) toegekende steun, nadat haar beschikking tot goedkeuring van steunmaatregelen van de Franse regering ten gunste van exporteurs van boeken in de Franse taal, in september 1995 gedeeltelijk nietig werd verklaard door het Gerecht van eerste aanleg125. Deze steun was uitsluitend bestemd voor CELF, om de afhandeling van kleine bestellingen door buitenlandse boekhandels te ondersteunen. CELF heeft als taak lezers in niet-Franstalige landen in staat te stellen Franse boeken te verkrijgen. De aan CELF verleende steun is bedoeld als compensatie voor de extra kosten die de afhandeling van kleine bestellingen van in het buitenland gevestigde boekhandelaren met zich meebrengt. Hierdoor kan CELF in een vraag voorzien die door uitgevers of hun distributeurs wegens de hogere vervoerskosten en de geringe waarde van de bestelling niet als commercieel interessant wordt beschouwd. Derhalve draagt de steun ertoe bij dat de Franse taal wordt verspreid en de Franstalige literatuur meer bekendheid verwerft. De Commissie heeft echter bedenkingen bij de verenigbaarheid van deze steun met de gemeenschappelijke markt, omdat zij specifiek voor een enkele onderneming is bestemd.
123
Zaak NN 141/94, nog niet gepubliceerd in het PB.
124
C 39/96 (ex NN 127/92), PB C 366 van 5.12.1996.
125
Zaak T-49/93.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
274 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Vezelplaten a) Steun ten behoeve van Glunz AG, Germany (Neder-Saksen)126
In juli besloot de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag te beëindigen met betrekking tot steun die de deelstaat Neder-Saksen voornemens was te verstrekken aan Glunz AG voor de herstructurering van haar fabriek te Meppen. Glunz is de grootste producent van spaanderplaat en MDF(medium-density fibreboard)-platen in Europa. Het bedrijf te Meppen, dat gevestigd is in een steungebied in de zin van artikel 92, lid 3, onder c), produceert thans circa 112.000 m³ triplex per jaar, alsook 90.000 m³ MDF-platen. Om de rentabiliteit te herstellen was Glunz van plan de produktie van triplex te Meppen te staken en bijkomende installaties te bouwen om de produktie van MDF tot 320.000 m³ per jaar op te voeren. Neder-Saksen stelde voor een garantie voor een lening van 50 miljoen DM met een looptijd van 12 jaar voor deze herstructurering, alsook regionale investeringssteun ten belope van 9 miljoen DM te verstrekken. Daar de regionale investeringssteun wordt toegekend op grond van de reeds door de Commissie goedgekeurde Gemeinschaftsaufgabe, had de Commissie geen bezwaar tegen deze steun.
De garantie, daarentegen, diende ingevolge artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag bij de Commissie te worden aangemeld, wat ook gebeurde. De Commissie had aanvankelijk ernstige twijfels omtrent de verenigbaarheid van de garantie met de gemeenschappelijke markt. Zij stelde zich met name de vraag of Glunz in moeilijkheden verkeerde en of zij de garantie dienovereenkomstig diende te onderzoeken in het kader van de "communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden"127 of daarentegen Glunz een gezonde onderneming was en de steun kon worden beschouwd als investeringssteun voor een in een steungebied gevestigde onderneming in de zin van punt 18 van de bijlage bij de mededeling van de Commissie van 1979 betreffende regionale steun128. De Commissie besloot derhalve de procedure in te leiden. In de loop van de procedure werd het duidelijk dat de Meppen-vestiging een wettelijk en financieel afhankelijk onderdeel vormde van een grote, in verschillende Lid-Staten van de EU werkzame onderneming en dat bijgevolg de financiële situatie van de hele onderneming moest worden onderzocht, en niet alleen die van de Meppen-vestiging. Voorts bleek dat de onderneming als geheel in 1993 en 1994 verlies had geleden, maar dank zij succesvolle herstructureringsmaatregelen in al haar vestigingen opnieuw winst boekte. Bij Glunz kon dus zeker geen sprake zijn van een onderneming in moeilijkheden, aangezien zij in staat zou zijn geweest de herstructureringsmaatregelen voor Meppen op eigen kosten uit te voeren, zoals zij dat in de andere vestigingen had gedaan. Bijgevolg diende de steun te worden beschouwd als investeringssteun aan een gezonde onderneming die investeert in een benadeelde regio. Aangezien het voor deze regio geldende steunplafond voor nieuwe investeringen niet werd overschreden, heeft de Commissie de steun goedgekeurd en de procedure beëindigd. Dit geval is bijzonder interessant omdat het gaat om het verschil tussen steun aan ondernemingen in moeilijkheden, die vallen onder de toepassing van de communautaire voorschriften inzake reddings- en herstructureringssteun voor ondernemingen in moeilijkheden, en steun aan gezonde ondernemingen, die aan de voorschriften inzake regionale steun kunnen worden getoetst.
126
Zaak C 40/95.
127
PB C 368 van 3.12.1994.
128
PB C 31 van 3.2.1979. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 275
b) Steun ten gunste van de onderneming EF. Bestwood Kynder GmbH
Bij een negatieve beschikking heeft de Commissie in december129 de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag beëindigd met betrekking tot steun die was toegekend aan de in de deelstaat MecklenburgVoorpommeren gevestigde onderneming E.F. Bestwood Kynder GmbH, producent van spaanplaat en houtvezelplaat. De steun, die werd toegekend om de onderneming draaiende te houden, bestond uit een gesubsidieerde lening van 5 miljoen DM en een overheidsgarantie voor een lening van 25 miljoen DM. De Commissie was van oordeel dat deze steun niet voldeed aan de in de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor de redding en herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden opgenomen voorwaarden. Hoewel Bestwood ondertussen failliet is verklaard, heeft zij de terugvordering van de steun in het kader van de liquidatie van de onderneming bevolen.
Sportartikelen Kapitaalinjecties voor Head Tyrolia Mares130
In juli staakte de Commissie haar formeel onderzoek betreffende de kapitaalinjecties door Austria Tabak (AT) aan haar dochteronderneming Head Tyrolia Mares (HTM). Het Oostenrijkse staatsmonopolie voor tabak, AT, gaf in april 1995 een kapitaalinjectie van 400 miljoen OS aan zijn dochteronderneming voor sportartikelen, HTM. In september 1995 verkocht het de onderneming voor een symbolische prijs van 10 miljoen OS, waarbij tot 1998 extra kapitaal ten belope van 1.190 miljoen OS zou worden verstrekt. Bij de beoordeling van deze steun paste de Commissie eens te meer het beginsel van de particuliere investeerder in de markteconomie toe, en vergeleek de injecties in het bijzonder met de kosten van een faillissement. Zij kwam tot de conclusie dat de maatregelen van AT als staatssteun in de zin van artikel 92, lid 1, moeten worden aangemerkt, daar AT zich niet als een marktgerichte investeerder heeft gedragen. De Commissie heeft het herstructureringsplan van HTM grondig bestudeerd en oordeelde dat het de rentabiliteit en duurzame levensvatbaarheid van HTM zou helpen herstellen, terwijl de produktiecapaciteit aanzienlijk zou inkrimpen. De toekomstige kapitaalinjecties door de nieuwe eigenaar, die een beduidende bijdrage leveren tot de omschakeling, vormen één van de voorwaarden op grond waarvan de herstructureringssteun uiteindelijk krachtens artikel 92, lid 3, onder c), verenigbaar werd verklaard met de gemeenschappelijke markt.
Cement a) Halkis Cement131
Op 29 mei 1996 besloot de Commissie dat Griekenland had voldaan aan Beschikking 91/144/EEG van de Commissie betreffende de steun van de Griekse regering aan de derde grootste Griekse cementproducent Halkis Cement Company132. De genoemde beschikking betrof steun die aan Halkis Cement Company was verstrekt door openbare bedrijven en instanties, zoals banken en nutsbedrijven. De Griekse regering had deze laatste toegestaan hun vorderingen op het bedrijf niet te innen en de schulden hoger te laten oplopen dan
129
Zaak C 57/95, nog niet gepubliceerd in het PB.
130
Zaak C 60/95 (ex NN 169/95), PB L 25 van 28.1.1997.
131
Ex C 9/89.
132
PB L 73, 20.3.1991, blz. 27.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
276 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
wat normaal door openbare bedrijven en instanties wordt aanvaard van een bedrijf met de grootte en kredietwaardigheid van Halkis. De Commissie achtte de steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en gelastte dat deze ongedaan zou worden gemaakt. Om te voldoen aan de beschikking besloot de Griekse regering Halkis te verkopen aan de hoogste bieder en de opbrengst daarvan te gebruiken om een deel van de schulden van Halkis af te betalen. De crediteuren van Halkis zouden door een dergelijke schikking een groter deel van hun vorderingen terug krijgen dan wanneer zij het gehele bedrag zouden opeisen en zo Halkis het faillissement indrijven. De hoogste bieder bleek het Italiaanse Calcestruzzi-concern te zijn, die 41 miljard DRA bood. Deze som werd wegens interpretatieverschillen tussen Halkis en Calcestruzzi echter nooit betaald. Het geschil werd voorgelegd aan het Internationaal Arbitragehof, dat de zaak in augustus 1995 beslechtte door Calcestruzzi (intussen Concretum genoemd) te veroordelen tot de betaling van het iets lagere bedrag van 32 miljard DRA. In december 1995 werd met de crediteuren van Halkis een nieuwe overeenkomst gesloten, welke werd voorgelegd aan de Commissie. De overeenkomst, die nog door de bevoegde Griekse rechtbank moet worden bekrachtigd, bepaalt dat de crediteuren 32 miljard DRA onmiddellijk en nogmaals 4 miljard DRA in 7 jaarlijkse tranches zullen ontvangen. Als tegenprestatie zullen de grootste crediteuren van Halkis op nieuwe aandelen ten belope van 24% van het nieuwe aandelenkapitaal intekenen. De Commissie concludeerde bijgevolg dat de verkoop van Halkis aan Calcestruzzi/Concretum, in combinatie met de schikking die werd bereikt met de crediteuren van Halkis, de beste financiële oplossing was voor de crediteuren. De Commissie betreurt uiteraard dat het tot 1996 moest duren voordat gevolg werd gegeven aan Beschikking 91/144. Deze lange vertraging kan echter de Griekse regering niet worden verweten, maar is veeleer het gevolg van omslachtige procedures en het geschil tussen Halkis en Calcestruzzi, dat pas in 1995 door een rechterlijke uitspraak kon worden beslecht.
3. Horizontale steun 3.1. Steun voor het milieu Denemarken
Deens actieplan "Energie 2000"133
In mei heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de toepassing van de Deense regeling die is vervat in het actieplan "Energie 2000", dat beoogt de uitstoot van CO2 te verminderen door een verhoging van de elektriciteitsproduktie uit duurzame en nieuwe energiebronnen (met uitsluiting van de windenergie) en een vermindering van het gebruik van steenkool. Deze doelstelling zou worden bereikt door stimuli in de vorm van een aankoopgarantie en een gewaarborgde verkoopprijs, die staatssteun zouden kunnen opleveren voor de begunstigde elektriciteitsproducenten en -centrales. De Commissie is echter van mening dat de vermindering van de uitstoot van CO2 een van de prioriteiten vormt van de Europese Unie, dat het steunelement niet dusdanig is dat de intracommunautaire handel hierdoor zou kunnen worden gewijzigd op een wijze die strijdig is met het algemeen belang en dat in de huidige situatie van de Gemeenschap bovendien de onvolledige en onvolkomen toepassing van het principe "de vervuiler betaalt" ertoe leidt dat de alternatieve energiebronnen worden benadeeld ten opzichte van de traditionele energiebronnen.
133
Zaak N 1037/95, PB C 188 van 28.6.96. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 277
Afvalwaterbelasting
In december besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen de toepassing van een wet die voorziet in een afvalwaterbelasting in Denemarken van begin 1997 tot 31 december 1999. De bedoeling is de lozing van vervuilende stoffen terug te dringen door een belasting te heffen op afvalwater dat stikstof, fosfor en organische stoffen bevat. Er werd een belastingvermindering toegekend aan ondernemingen die, door de aard zelf van hun activiteiten (behandeling van visserijprodukten, cellulose, organische kleurstoffen, suikers, enz...) een dergelijk hoge belasting zouden moeten betalen, dat zij deze zonder een aanpassingsperiode niet zouden kunnen dragen. Nadat de Commissie had vastgesteld dat deze selectieve belastingvermindering staatssteun vormde en dat de maatregel een algemene verbetering van het milieu ten doel had, kwam zij tot de slotsom dat de steun voldeed aan de criteria van de kaderregeling inzake steun voor het milieu. Zweden
Wet betreffende accijnsbelasting op energie
In december besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen de toepassing van een nieuwe wet betreffende een accijnsbelasting op energie. Zweden is voornemens zijn wet inzake energiebelasting te wijzigen, door de belasting op koolstofdioxide in brandstof aanzienlijk te verhogen, van 25% naar 50%. Tegelijk wordt tot 1999 een tijdelijke vermindering van deze belasting toegekend aan bepaalde energieintensieve industrieën (verwerkende industrie en delfstofwinning) en voor de verwarming van serres, om deze sectoren in staat te stellen zich aan te passen aan de aanzienlijk hogere belasting. Nadat de Commissie had vastgesteld dat deze selectieve belastingvermindering staatssteun vormde en dat de maatregel een algemene verbetering van het milieu ten doel had, kwam zij tot de slotsom dat de steun voldeed aan de criteria van de kaderregeling inzake steun voor het milieu. 3.2. Steun voor onderzoek en ontwikkeling Oostenrijk
Fonds voor de bevordering van industrieel onderzoek134
In juli heeft de Commissie de Oostenrijkse autoriteiten dienstige maatregelen in de zin van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag voorgesteld met betrekking tot het Fonds voor de bevordering van industrieel onderzoek. Deze regeling voldeed niet aan de criteria van het communautair kader voor steun voor onderzoek en ontwikkeling135. Overeenkomstig dit kader heeft de Commissie onder meer voorgesteld details te verschaffen over de categorie onderzoek en de kosten die in aanmerking komen, het plafond van de steunintensiteit voor elke onderzoekscategorie en de verschillende soorten steun die worden toegekend en heeft zij herinnerd aan de in de aanbeveling van 3 april 1996136 opgenomen definitie van een KMO. De Oostenrijkse regering deelde in een brief van 19 juli mede dat zij de voorgestelde dienstige maatregelen zal uitvoeren en diende haar wijzigingen bij schrijven van 6 september in. Na onderzoek van deze laatste stelde de Commissie vast dat de nieuwe tekst conform de kaderregeling voor onderzoek en ontwikkeling is.
134
Zaak E 4/96, PB C 300 van 10.10.1996.
135
PB C 45 van 17.2.96.
136
Aanbeveling van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van een KMO, PB L 107 van 30.4.96, blz. 4.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
278 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Dientengevolge besloot de Commissie in oktober de procedure van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag te sluiten. Italië
a) Ontwikkeling van multimedia-pc's voor individueel en collectief gebruik137
In mei opende de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag wegens het voornemen steun te verlenen aan de onderneming Olivetti SpA voor de ontwikkeling van multimedia-pc's voor individueel en collectief gebruik. Het project betreft een sector waarin duidelijk intracommunautaire handel plaatsvindt en een aanzienlijke mededinging tussen de Europese marktdeelnemers heerst (Siemens-Nixdorf en Vobis in Duitsland, ICL in het Verenigd Koninkrijk, Bull in Frankrijk). De voorgenomen overheidssteun heeft de vorm van een zachte lening ten belope van 37 miljoen ecu in 1996 voor het totaal van de voor steun in aanmerking komende uitgaven, welke in 10 jaar moet worden terugbetaald. De rente die verschuldigd is over deze lening komt overeen met een geactualiseerde steunintensiteit van 20,75%. De Commissie had ernstige twijfels over de noodzakelijkheid van de operatie, daar het project blijkbaar een normale activiteit van de onderneming vormde die niet verder ging dan de normale inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O). Het stimulerend effect van de steun is dus nog niet aangetoond en het lijkt erop dat de onderneming dit project ook zonder steun zou kunnen uitvoeren, gezien de gunstige verkoopvooruitzichten op dit gebied. b) SGS-Thomson S.r.l138
In juli heeft de Commissie besloten een onderzoeksprocedure in te leiden met betrekking tot door de Italiaanse autoriteiten voorgenomen onderzoeks- en ontwikkelingssteun ten behoeve van SGS-Thomson, een zeer succesvolle, gediversifieerde en internationale fabrikant van halfgeleiders. De steun ten belope van 18 miljoen ecu vormt een bijdrage in de kosten van het ontwerpen en ontwikkelen van gespecialiseerde geïntegreerde circuits en siliciumbewerkingsmethoden voor onderzoek dat in 1993 is gestart. De geïntegreerde circuits zijn bestemd voor computer en stroomvoorziening, telecommunicatie, automobielen, en audio-/radiotoepassingen. Het project is begonnen in 1993, wegens de toekomstige verkoopmogelijkheden, en veel van de voorgestelde werkzaamheden waren reeds voltooid tegen de tijd dat de Italiaanse autoriteiten de steun in 1995 bij de Commissie aanmeldden, hetgeen twijfel doet ontstaan over de noodzaak van de steun. Bovendien lijkt het beschreven werk, dat moet uitmonden in een totaal van 58 nieuwe produkten op vijf toepassingsgebieden (computer en stroomvoorziening, telecommunicatie, automobielen, audio en radio en andere geavanceerde toepassingen) een kernactiviteit van SGS-Thomson te zijn, en essentieel voor het toekomstige welslagen van de onderneming. Het "stimulerend" effect van de voorgenomen steun - waardoor de onderneming ertoe wordt aangezet meer onderzoek te doen dan zij zonder deze steun zou hebben gedaan - moet nog worden bewezen. Eveneens kan er twijfel bestaan of het werk zoals dat beschreven is binnen de reikwijdte van de definitie van "pre-concurrentiële ontwikkeling" valt, waarbij de fabricage van een eerste prototype dat voor commerciële doeleinden kan worden aangewend, uitgesloten wordt. Het werk is immers overwegend gericht op toepassingen, waarbij in ruime mate wordt samengewerkt met eindgebruikers die belangstelling hebben voor concurrerende produkten voor onmiddellijke industriële produktie.
137
Zaak C 15/96 (ex N 812/95), PB C 306 van 15.10.96.
138
Zaak C 33/96 (ex N 811/95), PB C 358 van 27.11.1996. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 279
Duitsland
a) Transrapid139
In mei keurde de Commissie het Duitse programma voor de ontwikkeling van het magneettreinsysteem Transrapid goed. De totale overheidssteun van de Duitse regering bedraagt 560 miljoen DM tot 1999. Dit budget voor ontwikkelingswerkzaamheden vormt de voortzetting van een in de jaren '70 aangevangen onderzoekprogramma met het oog op het vervoer van passagiers en vracht aan een snelheid tussen 300 en 500 km/uur. De steun werd door de Commissie goedgekeurd omdat zij ervan overtuigd was dat het project niet alleen het belang van de Duitse industrie, doch dat van de hele Gemeenschap dient. De Duitse regering heeft immers de toegang tot de overheidsmiddelen opengesteld voor alle Europese ondernemingen die aan het ontwikkelingsproject willen deelnemen. Frankrijk
a) SAGEM, BULL SA, OCE, NIPSON en SIAB140
In februari heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de toekenning van steun aan de ondernemingen Sagem, Bull SA, Océ, Nipson en Siab voor de uitvoering van een Eureka-onderzoeksproject, "EU 944 - JEPP" (Joint European Project on Peripherals) genaamd, waarmee de gezamenlijke aanwending van O&O-middelen wordt beoogd door ondernemingen die de technologieën willen beheersen welke nodig zijn om nieuwe randapparatuur voor persoonlijke computers te ontwerpen. Het JEPP-project bestaat grotendeels uit toegepast onderzoek en ontwikkeling. De steun wordt in het kader van de steunregeling "Filière Electronique" verleend in de vorm van een voorschot van 8,67 miljoen ecu (56,2 miljoen FF) dat ingeval van welslagen moet worden terugbetaald. De Commissie achtte de steun in overeenstemming met de voorschriften van de kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling en heeft dan ook hiermee ingestemd. b) Renault en Sollac141
In februari heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de toekenning van steun aan de ondernemingen Renault en Sollac voor de uitvoering van een Eureka-onderzoeksproject, "EU 558-Mosaic" genaamd, dat gericht is op de ontwikkeling, door toepassing van nieuwe materialen, van een nieuwe structuur voor een middelgrote auto, die lichter, flexibeler en goedkoper is. De steun wordt verleend in het kader van de steunregelingen "Grands Projets Innovants" (GPI) en "Fonds de la Recherche et de la Technologie" (FRT) en bedraagt 4,5 miljoen ecu (29,5 miljoen FF) in de vorm van subsidies en 7,6 miljoen ecu (49,2 miljoen FF) in de vorm van een ingeval van succes terugvorderbaar voorschot. Het project, waarvan de voor steun in aanmerking komende kosten 29,7 miljoen ecu (192,3 miljoen FF) belopen, betreft voor een derde basisonderzoek en voor twee derde toegepast onderzoek en ontwikkeling. De Commissie heeft met de steun ingestemd omdat zij deze in overeenstemming achtte met de voorschriften van de kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling.
139
Zaak N 175b/94, PB C 300 van 10.10.96.
140
Zaak NN 136/95, PB C 114 van 19.4.96.
141
Zaak N 127/95, PB C 150 van 24.5.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
280 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Oostenrijk
a) Hoffmann La Roche142
In februari heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden wegens steun die de Oostenrijkse autoriteiten voornemens zijn te verlenen aan de onderneming Hoffmann La Roche voor de uitvoering van haar "Orlistat"-project, een nieuwe behandeling voor obesitas, waaraan zij sedert 1986 werkt. Met het oog op de bouw en het beheer van de installatie die nodig is voor de produktie van chemische stoffen welke bij de samenstelling van Orlistat worden gebruikt, heeft Hoffmann La Roche in 1992 met het Oostenrijkse chemisch bedrijf Chemie Linz een overeenkomst gesloten. De voorgenomen steunmaatregelen bestaan uit subsidies ten bedrage van 22,56 miljoen ecu (300 miljoen OS) voor onderzoek en ontwikkeling en 5,87 miljoen ecu (78 miljoen OS) voor milieubescherming. Daarenboven is het de bedoeling steun voor omscholing van de werknemers van Chemie Linz te verstrekken. De Commissie is van oordeel dat de door de Oostenrijkse autoriteiten verstrekte gegevens het in dit stadium niet mogelijk maken de verenigbaarheid van deze steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt en, inzonderheid, met het bepaalde in de communautaire kaderregelingen inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling en ten behoeve van het milieu te beoordelen. Nederland
a) Philips Semiconductors143
In juli besloot de Commissie een onderzoeksprocedure in te leiden ten aanzien van het voornemen van de Nederlandse autoriteiten om onderzoeks- en ontwikkelingssteun te verlenen aan Philips. Voor 1995 zou steun ten belope van 4 miljoen ecu worden toegekend voor een project dat ten doel heeft in te gaan op de belangrijkste vraagstukken in verband met de vervaardiging van halfgeleider-IC's en systeemoplossingen te zoeken die het mogelijk maken van personal digital assistants (PDA's) of personal intelligent communicators (PIC's) in hun diverse vormen werkelijk produkten voor het grote publiek te maken. Het project werd in 1995, vóór de aanmelding, gestart en zal tot 1999 lopen. Het werkprogramma werd zeer algemeen beschreven en bevat geen bijzonderheden over de specifieke doelstellingen, te behalen resultaten of aanpak. Het omvat digitale signaalverwerking (DSP), reduced instruction set computing (RISC), RF (radiofrequentie)-communicatie en aanraakscherm-oplossingen. De klemtoon ligt daarbij op RFhalfgeleidercomponenten voor gebruik in draagbare zenders en ontvangers die functioneren bij lagere spanning en hogere frequenties, systeemarchitecturen voor personal digital assistants (PDA's), personal intelligent communicators (PIC's) en schermtelefoon/fax met draadverbinding dan wel draadloos. De activiteiten zijn blijkbaar gericht op de integratie en verdere ontwikkeling van bestaande Philipstechnologieën met het oog op de toekomstige produktie van personal digital assistants (PDA's) of personal intelligent communicators (PIC's) als massaprodukten. Het valt te betwijfelen of de activiteiten onder de noemer 'pre-concurrentiële ontwikkeling' thuishoren, omdat dit niet kan slaan op routinematige of periodieke wijzigingen van bestaande produkten en andere courante werkzaamheden, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen inhouden. Voorts dient het 'stimulerend effect' - een prikkel voor de onderneming om onderzoek te verrichten dat zij anders niet zou doen - nog te worden bewezen.
142
Zaak N 853/95, PB C 168 van 12.6.96.
143
Zaak C 36/96 (ex N 963/F/95), PB C 393 van 31.12.96. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 281
b) Océ Nederland BV144
In november besloot de Commissie een onderzoek in te stellen naar staatssteun die in 1994 aan Océ Nederland BV verleend is voor de ontwikkeling van een digitaal hoog-volume-fotokopieerapparaat. In 1994 is Océ een voorschot van 12 miljoen ecu ter beschikking gesteld dat, nadat het produkt met succes op de markt zou zijn gebracht, moest worden terugbetaald. De aandacht in verband met deze in 1994 verleende steun is thans gericht op het kennelijk niet toepassen van de voorwaarden die de Commissie vooraf aan het verlenen van de steun verbonden had. Een nieuw voorstel van de Nederlandse autoriteiten om nogmaals steun in de vorm van een terug te betalen voorschot te verlenen - ook ditmaal tot een bedrag van 12 miljoen ecu - voor werk dat de onderneming in 1995 in verband met hetzelfde project uitgevoerd heeft, zal eveneens nader worden onderzocht. Océ Nederland brengt een scala geavanceerde kopieerapparaten/printers op de markt voor kantoor- en gespecialiseerd gebruik, waaronder fotokopieerapparaten, printers, plottersystemen en beeldvormingsmateriaal voor dergelijke systemen. Het project - waarvoor reeds in 1994 steun verleend is en met betrekking waartoe thans een voorstel voor aanvullende financiering is voorgelegd - beoogt de ontwikkeling van een digitaal hoog-volumefotokopieerapparaat als opvolger van een bestaand kopieerapparaat van Océ. Doel van het project waarvoor steun verleend wordt, is de zogenoemde "direct induction printing"-technologie, waarmee een beeldresolutie van 600 dpi kan worden verkregen. De goedkeuring die de Commissie aan de in 1994 aan Océ verleende steun hechtte, was mede gebaseerd op de veronderstelling dat het bedrag van 12 miljoen ecu in de vorm van een terug te betalen voorschot overeenkwam met ongeveer 10% van de subsidieerbare projectkosten; destijds werd ervan uitgegaan dat deze projectkosten 108 miljoen ecu bedroegen. Uit nadere, in 1996 verkregen informatie blijkt dat het bedrag van 108 miljoen ecu betrekking heeft op de totale projectkosten tot aan de introductie op de markt, die niet in hun geheel als onderzoeks- en ontwikkelingskosten voor steun in aanmerking komen. De verkregen nieuwe informatie wijst uit dat de in aanmerking komende kosten veel geringer zijn, hetgeen ertoe leidt dat de momenteel toelaatbare steunintensiteit van 40 procent (in de vorm van een terug te betalen voorschot) is overschreden. Ten aanzien van het voorstel voor nieuwe steun bestaat ernstige twijfel omtrent het stimulerend effect daarvan en omtrent de "pre-concurrentiële" aard van de te subsidiëren werkzaamheden, vooral omdat het kennelijk ook gaat om periodieke wijzigingen op produkten en andere lopende activiteiten. Bovendien ontwikkelt de markt zich zodanig dat het verschil tussen kopieerapparaten en printers vervaagt, zodat de voorgenomen steun eventueel tot gevolg kan hebben dat zowel de intracommunautaire handel in printers als die in kopieerapparaten wordt vervalst. De Commissie heeft derhalve in november besloten ten aanzien van deze steun een procedure in te leiden.
144
Zaak N 123/96 en NN 127/96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
282 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3.3. Steun voor internationalisering Duitsland
Besluit van de Commissie betreffende het voornemen van de deelstaat Brandenburg om steun te verlenen aan investeringsprojecten in Polen145
In juni heeft de Commissie besloten de procedure die zij krachtens artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag had ingeleid, te beëindigen en de toepassing door de deelstaat Brandenburg van een steunprogramma in de vorm van kredietgaranties voor in Polen uit te voeren investeringsprojecten betreffende de oprichting van ondernemingen of "joint ventures" toe te staan. De Commissie heeft ermee rekening gehouden dat de Duitse regering in het kader van de procedure heeft besloten het toepassingsgebied van de regeling te beperken tot de kleine en middelgrote ondernemingen, zoals omschreven in de aanbeveling van de Commissie betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen. De steunintensiteit zal niet meer dan 3,35% bruto subsidie-equivalent bedragen, terwijl de kredietgaranties zullen gelden voor maximaal 10,5 miljoen ecu (20 miljoen DM) per jaar. De Duitse regering zal ieder steunvoornemen waarvan het percentage hoger is dan de in de kaderregeling vastgestelde maxima afzonderlijk aanmelden overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag. Oostenrijk
a)
Besluiten van de Commissie inzake de steunmaatregelen die zijn vervat in de ERP-programma's voor d e internationalisering van Oostenrijkse ondernemingen (ERPInternationalisierungsprogramm)146 en ten behoeve van investeringen in Oost-Europa (ERP Osteuropa-Programm)147
In juni heeft de Commissie besloten tot beëindiging van de procedure die zij krachtens artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag had ingeleid ten aanzien van de steunmaatregelen in het kader van twee ERP-programma's die erop gericht zijn investeringen te ondersteunen enerzijds in Midden- en Oost-Europa (ERP OsteuropaProgramm) en anderzijds in de andere derde landen (ERP Internationalisierungsprogramm). Zij heeft de steunmaatregelen goedgekeurd die betrekking hebben op kleine en middelgrote ondernemingen zoals omschreven in de aanbeveling van de Commissie betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen, rekening houdend met de bijzondere moeilijkheden en risico's waarvoor deze zich geplaatst zien wanneer zij in het buitenland investeren. De Commissie heeft echter de Oostenrijkse regering de verplichting opgelegd om ieder steunvoornemen betreffende ondernemingen die niet deel uitmaken van de categorie kleine en middelgrote ondernemingen afzonderlijk aan te melden overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag. De steunmaatregelen in de vorm van leningen met rentevergoeding betreffen de verwerving van ondernemingen of de oprichting van dochterondernemingen of gemeenschappelijke ondernemingen. Voor de programma's is respectievelijk 26 miljoen ecu (350 miljoen OS) uitgetrokken voor Midden- en OostEuropa en 15 miljoen ecu (200 miljoen OS) voor de overige derde landen. Zij hebben een looptijd van vijf jaar.
145
Zaak C 49/95, nog niet gepubliceerd in het PB.
146
Zaak C 50/95, ex NN 317/95, nog niet gepubliceerd in het PB.
147
Zaak C 51/95, ex NN 320/95, nog niet gepubliceerd in het PB. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 283
Denemarken
a) Maatregelen voor het werkgelegenheidsbeleid148
In december besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen een wijziging van twee bestaande regelingen. De eerste regeling bevordert de aanwerving van langdurig werklozen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. De tweede regeling ondersteunt de schepping van arbeidsplaatsen voor personen die het bijzonder moeilijk hebben een vaste baan te vinden, zoals immigranten, vluchtelingen, ongeschoolden, enz... Beide regelingen werden verenigbaar verklaard met de nieuwe richtsnoeren betreffende steun voor werkgelegenheid, gezien de respectievelijke steunintensiteit van 42% en 69% en de looptijd van één jaar. België
a) "Operatie-Maribel bis/ter"149
In maart heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden met betrekking tot de Belgische steunregeling "operatie-Maribel bis/ter"150, op grond waarvan steun wordt verleend ten behoeve van ondernemingen die tot bepaalde sectoren behoren die het meest bloot staan aan internationale concurrentie. Deze regeling is ingesteld in het kader van een wijziging van de operatieMaribel, een maatregel die reeds sinds het begin van de jaren 80 bestond en die een vermindering inhield van de sociale-zekerheidspremies van de werkgevers, berekend op basis van het aantal handarbeiders die zij in dienst hadden. Maribel bis/ter bestaat in een aanzienlijke verdere verlichting van de sociale-zekerheidsbijdragen voor ondernemingen die hun activiteiten hoofdzakelijk uitoefenen in één van de sectoren die het meest kampen met internationale concurrentie. Het betreft derhalve specifieke bedrijfssteun voor exporterende ondernemingen of voor ondernemingen die concurreren met de invoer in België van produkten die met name uit andere Lid-Staten afkomstig zijn. Dergelijke steun dreigt rechtstreeks de situatie van concurrerende ondernemingen in andere Lid-Staten te veranderen en lijkt op het eerste gezicht in strijd te zijn met de gemeenschappelijke markt. Daarenboven kan dergelijke steun niet "door de aard en de economie van het systeem worden gerechtvaardigd".
Bijgevolg heeft de Commissie op 4 december een negatieve eindbeschikking gegeven ten aanzien van deze nieuwe maatregelen die door België werden ingevoerd, en gelastte zij de terugvordering van de onrechtmatig betaalde steun, met inbegrip van de interest.
148
Zaak N 357/96, PB C 67 van 4.3.1997.
149
Zaak C 14/96, nog niet gepubliceerd in het PB.
150
Zaak C 14/96, ex NN 18/94, inleiding van de procedure in PB C 227 van 6.8.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
284 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3.4. Reddings- en herstructureringssteun Frankrijk
a) Herkapitalisatie van Thomson
In december heeft de Commissie besloten151 de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van het door de Franse regering aangemelde voornemen van herkapitalisatie van Thomson SA en Thomson Multimédia. Met het oog op de sanering van de financiële situatie van Thomson SA en omdat herkapitalisatie van de multimedia-dochter noodzakelijk is, zijn de Franse autoriteiten voornemens de moederonderneming, Thomson SA, een kapitaalinjectie van ongeveer 1.676,2 miljoen ecu (11.000 miljoen FF) te verschaffen. Tot deze maatregelen dient volgens de Commissie ook gerekend te worden de terugkoop door de Staat van de Crédit Lyonnais-aandelen in het bezit van Thomson SA tegen een prijs die overgewaardeerd zou kunnen zijn. Gezien de deficitaire financiële situatie van Thomson Multimédia kunnen deze herkapitalisatiemaatregelen staatssteun vormen in de zin van artikel 92 van het EG-Verdrag. In het huidige stadium heeft de Commissie geen weet van een herstructureringsplan voor Thomson Multimédia dat reële vooruitzichten biedt op herstel van de levensvatbaarheid van het concern. Nederland
a) Reddingssteun voor de vliegtuigbouwer Fokker152
In maart heeft de Commissie haar goedkeuring gegeven aan de verlening van reddingssteun aan vier ondernemingen van de vliegtuigbouwer Fokker die zich thans in staking van betaling bevindt. De steun bestaat in de verlening, door de Nederlandse overheid, van een garantie van 155 miljoen HFL ten behoeve van een door twee banken toegekend overbruggingskrediet van in totaal 255 miljoen HFL. De Commissie was van oordeel dat deze steun voldeed aan de voorwaarden die door de kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun worden gesteld om te kunnen worden goedgekeurd, omdat hij werd verleend in de vorm van een kredietgarantie, beperkt was tot het noodzakelijke minimum en begrensd in de tijd. Tenslotte was de steun ook wegens ernstige sociale redenen gerechtvaardigd en niet van die aard dat nevenwerkingen in andere Lid-Staten zouden ontstaan. Italië
Terugbetaling van onverenigbaar verklaarde steun153
In maart heeft de Commissie besloten de procedure te beëindigen die zij had ingeleid uit hoofde van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag en de toepassing van de Italiaanse wet nr. 80/1993 te verbieden (toepassing van de wet-Prodi) volgens welke ondernemingen die, nadat zij onrechtmatig steun hadden ontvangen en vervolgens insolvent zouden worden door de verplichting deze steun terug te betalen, van deze verplichting kunnen worden ontslagen. De Commissie, die belast is met het toezicht op de naleving van het Gemeenschapsrecht, kan immers niet aanvaarden dat een Lid-Staat wettelijke of bestuursrechtelijke
151
Zaak N 829/96, nog niet gepubliceerd in het PB.
152
Zaak NN 19/96, PB C 157 van 1.6.96.
153
Zaak C 59/94, PB L 180 van 19.7.96. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 285
bepalingen vaststelt die tot gevolg hebben dat de toepassing van besluiten of arresten waarmee de naleving van de verdragen wordt beoogd, ernstig wordt aangetast. 3.5. Steun voor werkgelegenheid en opleiding Zweden
Besluiten van de Commissie betreffende twee regelingen voor werkgelegenheidssteun, "aanwervingssteun"154 en "werkgelegenheidssteun"155 genaamd.
In maart heeft de Commissie besloten de Zweedse autoriteiten dienstige maatregelen voor te stellen uit hoofde van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag, ten einde de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van twee steunregelingen ter bevordering van de werkgelegenheid te verzekeren. De regeling inzake aanwervingssteun, waarvoor een jaarlijks budget is uitgetrokken van circa 129 miljoen ecu, voorzag in steun voor het in dienst nemen van werknemers, ongeacht de omvang van de begunstigde onderneming en de regio waarin deze gevestigd is. Voortaan kunnen grote ondernemingen die niet in steungebieden zijn gevestigd slechts voor steun in aanmerking komen wanneer zij werknemers in dienst nemen van wie vaststaat dat zij bijzondere moeilijkheden ondervinden bij de integratie of herintegratie in het arbeidsproces. Voorts kan de steun, wanneer geen aanvullende arbeidsplaatsen worden geschapen, slechts worden toegekend voor arbeidsplaatsen die vrijkomen door vrijwillig vertrek. De regionale regeling inzake werkgelegenheidssteun, met een jaarlijks budget van circa 23,5 miljoen ecu, heeft uitsluitend betrekking op bedrijven die gevestigd zijn in regio's welke voor regionale steun in aanmerking komen. De regeling voorzag in steun voor uitbreiding van de werkgelegenheid, waarbij de uitbreiding werd berekend op basis van het totale aantal gewerkte uren ten opzichte van het voorgaande jaar, zonder dat de aanwerving van extra werknemers verzekerd was. Thans kan slechts steun worden toegekend voor de schepping van extra arbeidsplaatsen. Bovendien moeten, wat de beide regelingen betreft, maatregelen worden genomen om de stabiliteit van de desbetreffende arbeidsplaatsen te verzekeren, aangezien de werknemers in dienst zijn genomen op basis van een arbeidsovereenkomst met onbepaalde looptijd en zo nodig een opleiding kunnen krijgen. Indien de steun bepaalde bedrijven, bepaalde bedrijfstakken of bepaalde steuncategorieën betreft die onder specifieke communautaire regelingen vallen, dan moeten deze in acht worden genomen.
B-
Nieuwe regelgevende teksten en bekendmakingen die door de Commissie zijn vastgesteld of ingediend
Naam van het document
Datum
Publicatie
Mededeling van de Commissie inzake steunmaatregelen van de Staten in de vorm van kortlopend krediet met rentesubsidie in de landbouw ("beheerskredieten")
PB C 44, 16.2.96, blz. 2
Rectificatie van de communautaire richtlijnen inzake overheidssteun ten behoeve van het milieu
PB C 45, 17.2.96
154
Zaak E 22/95, PB C 225 van 2.8.96.
155
Zaak E 23/95, PB C 188 van 28.6.96.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
286 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Kaderregeling voor steunmaatregelen in de sector synthetische vezels
16.1.96
PB C 94, 30.3.96, blz. 11
Mededeling van de Commissie inzake de minimis-steun
24.1.96
PB C 68, 6.3.96, blz. 9
Aanbeveling van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen
3.4.96
PB L 107, 30.4.96, blz. 4
Communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen
16.7.96
PB C 213, 23.7.96, blz. 4
Controle op overheidssteun en vermindering van arbeidskosten
18.6.96
PB C 1, 3.1.97
Versnelde procedure voor de behandeling van aanmeldingen van werkgelegenheidssteun Standaardaanmeldingsformulier
19.7.96
PB C 218, 27.7.96, blz. 4
Methode voor de vaststelling van de referentiepercentages
PB C 232, 10.8.96, blz. 10
Verordening (EG) nr. 1904/96 van de Raad van 27 september 1996 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3094/95 betreffende steunverlening aan de scheepsbouw
27.9.96
PB L 251, 3.10.96
Kaderrregeling inzake steunmaatregelen in benadeelde stedelijke zones
2.10.96
PB C 146, 14.5.1997
Beschikking nr. 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie
18.12.96
PB L 338, 28.12.96, blz. 42
Steunelementen bij de verkoop van grond door overheidsinstanties
20.11.96
C-
Lijst van steunmaatregelen van de Staten in andere sectoren dan de landbouw, de visserij, het vervoer en de steenkoolindustrie
1.
Gevallen ten aanzien waarvan de Commissie geen bezwaar heeft gemaakt, zonder de onderzoeksprocedure in te leiden
Duitsland
N 1013/95 IP(96)249 N 711/95
09.01.96
N 1023/95
24.01.96
24.01.96
Steunverlening voor de subsidiëring van leerplaatsten in het MKB (Saksen-Anhalt) Richtlijn van de deelstaat Saksen betreffende participaties met middelen van het Sächsischer Beteiligungsfonds GmbH Ontwikkelingssteun voor Meyer Werft (artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw) ten behoeve van Indonesië
PB C 215 van 25.07.96 PB C 194 van 05.07.96
PB C 150 van 24.05.96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 287
NN 109/95
24.01.96
N 915/95
31.01.96
N 944/95
31.01.96
N 890/95
07.02.96
N 1011/95
21.02.96
N 107/96 IP(96)159 N 108/96
21.02.96
N 852/95 N 954/95
29.02.96 29.02.96
N 955/95
29.02.96
N 772/95
06.03.96
N 49/95
13.03.96
N 990/95
13.03.96
NN 207/95
13.03.96
NN 24/96
20.03.96
N 102/96
21.03.96
N 894/95
21.03.96
N 931/95
21.03.96
N 87/96
27.03.96
N 494a/95 N 710c/95
27.03.96
28.02.96
Steun in de automobielsector ten behoeve van Audi AG (Neckarsulm, Baden-Württemberg) Maatregelen ten gunste van het technologieprogramma (Noordrijnland-Westfalen) Toekenning van leningen ten behoeve van de filmindustrie (Brandenburg) Maatregelen voor de bevordering van de nieuwe deelstaten Steun in de synthetische-vezelsector ten behoeve van Allied Signal Polymers GmbH (Thüringen) Waarborgregeling in de sector van de scheepsbouw (Mecklenburg-Voorpommeren) Verlenging van zes subsidieregelingen voor de scheepsbouw Maatregelen ten behoeve van de regio Bonn ERP-programma: maatregelen ten gunste van informatie en technologie ERP-programma: maatregelen ten gunste van het rationeel gebruik van energie Richtsnoeren van de deelstaat Thüringen voor het technologisch innovatieprogramma Steun voor de privatisering van ondernemingen in de nieuwe deelstaten (Saksen-Anhalt, Thüringen, Saksen) Garantie ten behoeve van Zweirad Hübner, Cottbus-Gallinchen Verlenging/wijziging van de bijzondere afschrijvingsregeling voor de nieuwe Länder Programma van de Kreditanstalt für Wiederaufbau ter bevordering van investeringen in de nieuwe Länder Richtlijn van de deelstaat Thüringen betreffende het Fonds voor ondernemingen in moeilijkheden Steun ten behoeve van nieuwe technologieën in de sector zonne-energie (onderneming ASE GmbH) Richtsnoeren van het land Thüringen voor de sanering en herinrichting van bedrijfsterreinen Ontwikkelingshulp voor Lürssen Werft [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw] ten behoeve van Indonesië Verlenging/wijziging van de investeringsaftrekregeling ten gunste van de nieuwe deelstaten
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 70 van 08.03.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 85 van 22.03.96 PB C 74 van 14.03.96 PB C 113 van 18.04.96 PB C 150 van 24.05.96 PB C 168 van 12.06.96 PB C 85 van 22.03.96
PB C 86 van 23.03.96 PB C 168 van 12.06.96
PB C 215 van 25.07.96 PB C 150 van 24.05.96 PB C 150 van 24.05.96
PB C 113 van 18.04.96 PB C 225 van 02.08.96
PB C 113 van 18.04.96 PB C 215 van 25.07.96
PB C 194 van 05.07.96
288 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
N 132/96
02.04.96
N 46/96
02.04.96
N 207/96 IP(96)300 N 997/95
03.04.96
NN 23/96
30.04.96
N 531/95
30.04.96
N 1002/95 IP(96)370
30.04.96
N 1027/95
15.05.96
N 235/96
07.06.96
N 530/95 IP(96)499
12.06.96
NN 191/95
12.06.96
N 175b/94
12.06.96
N 1025/95 IP(96)500 N 743/95
12.06.96
N 758/95
24.06.96
N 626/95
24.06.96
18.04.96
12.06.96
Richtlijn van het Land Saksen betreffende steun voor adviesverlening en opleiding ten behoeve van het MKB Steun in de sector van de bouw van montagewoningen ten behoeve van Cosybau GmbH (Hennigsdorf, Brandenburg) Investeringssteun voor de herstructurering van de MTW-scheepswerf GmbH Verlenging/wijziging van de steunregeling van de deelstaat Brandenburg voor herstructureringsprojecten van ondernemingen in moeilijkheden Omzetting van de regionale programma's ten gunste van de regio's Westküste en Landesteil Schleswig van de deelstaat Sleeswijk-Holstein in een enkel programma voor benadeelde regio's 24e kaderregeling van de Gemeenschapsstaak “verbetering van de regionale economische structuur” in West-Berlijn Regionale investering ten behoeve van de bouw van een fabriek voor de productie van halfgeleiders in Dresden (Saksen) Richtlijnen van de deelstaat Thüringen ter bevordering van projecten voor energiebesparing en gebruik van hernieuwbare energie Beierse regionale programma's - wijziging van de richtsnoer inzake de sector industrie Verhoging van de intensiteit van de steun in het kader van de Gemeenschapsstaak “verbetering van de regionale economische structuur” in WestBerlijn Richtsnoeren van het Land Brandenburg met het oog op de beperking van de CO2-uitstoot in de energiesector Steun voor O&O in de vervoerssector voor 19941999: Transrapid Steun ten behoeve van een investeringsproject van Mercedes AG te Berlijn-Marienfelde Steun in de sector van de metaalgieterij ten gunste van het bedrijf Stahl und Hartguss Bösdorf GmbH (Saksen) Richtsnoeren van het Land Thüringen voor de tenuitvoerlegging van het communautair initiatief RETEX Bevordering van maatregelen inzake advisering op het gebied van buitenlandse handel
PB C 150 van 24.05.96
PB C 157 van 01.06.96
PB C 215 van 25.07.96 PB C 150 van 24.05.96
PB C 168 van 12.06.96
PB C 291 van 04.10.96
PB C 168 van 12.06.96
PB C 215 van 25.07.96
PB C 215 van 25.07.96 PB C 291 van 04.10.96
PB C 291 van 04.10.96
PB C 300 van 10.10.96 PB C 324 van 30.10.96 PB C 225 van 02.08.96
PB C 225 van 02.08.96
PB C 272 van 18.09.96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 289
N 226/96
01.07.96
N 329/96
01.07.96
N 127/96
01.07.96
N 146/96
03.07.96
N 1048/95
03.07.96
N 398/96
03.07.96
N 397/96
03.07.96
NN 128/95
03.07.96
N 396/96
03.07.96
N 352/96
09.07.96
NN 6/95 N 469/96
17.07.96 22.07.96
N 468/96
30.07.96
N 293/96 IP(96)749 N 426/96
30.07.96 30.07.96
Steun ter bevordering van de afzetvoorwaarden voor bosbouwproducten Steun in de sector van de machinebouw (ketels) ten gunste van Dampfkesselbau Hohenthurm GmbH Steun voor de automobielsector ten behoeve van Grundstücksverwaltungsgesellschaft mbH en KWW Grundstücksverwaltungsgesellschaft mbH & CO. Fahrzeugbau und Recycling KG (Land Brandenburg) Maatregelen van het Land Brandenburg met het oog op de beperking van de CO2-uitstoot [19961997] Steun aan de scheepsbouw voor de modernisering van de Flender Werft AG Steun voor de oprichting van een hotel ten behoeve van Europa Parkhotel GmbH (Trier, Rijnland-Palts) Steun ter bevordering van technologie- en ontwikkelingsprojecten op het gebied van innovatie van producten en procédés (Brandenburg) Steun in de papiersector ten gunste van Kübler & Niethammer AG Richtlijn van het Land Brandenburg ten gunste van het MKB voor de aanwerving van innovatieassistenten en de bevordering van kennisoverdracht Innovatiesteun ten behoeve van het MKB (Saarland) Garantieregeling van de deelstaat Brandenburg Programma van de deelstaat Brandenburg voor een rationeel energieverbruik en het gebruik van herwinbare energiebronnen Ontwikkelingshulp aan Neue Brand Werft, Husumer Schiffswerft, Peene-Werft, CassensWerft en Lindenau Werft [Artikel 4, lid 7 van de Zevende Richtlijn betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw] ten gunste van China Privatisering van de onderneming Halbmon Teppichwerke GmbH Steun voor de scheepsbouw: contractgebonden steun aan Schichau Seebeckwerft voor de bouw van twee veerboten voor COTUNAV
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 227 van 06.08.96
PB C 291 van 04.10.96
PB C 290 van 03.10.96 PB C 300 van 10.10.96
PB C 291 van 04.10.96
PB C 291 van 04.10.96
PB C 291 van 04.10.96 PB C 291 van 04.10.96 PB C 339 van 12.11.96
PB C 001 van 03.01.97
PB C 300 van 10.10.96 PB C 001 van 03.01.97
290 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
N 219/96
30.07.96
N 360/96
30.07.96
N 330/96
30.07.96
NN 6/95 N 476/96
30.07.96 30.07.96
N 411/96 N 145/96
30.07.96 04.09.96
N 991/95
04.09.96
N 587/95
04.09.96
N 284/96
04.09.96
N 298/96
04.09.96
N 531/96
04.09.96
N 520/96
05.09.96
N 572/96 N 521/96
05.09.96 05.09.96
N 272/96
05.09.96
N 819/95
05.09.96
N 1052/95
05.09.96
N 265/96
05.09.96
Richtsnoeren van de deelstaat Bremen ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen in moeilijkheden Onderzoek van de atmosfeer door de FFA: verbetering van de luchtkwaliteit door motoren met geringe emissie (Aken, Noordrijn-Westfalen) Privatisering van MKM Mansfelder Kupfer und Messing GmbH Garantieregeling van de deelstaat Brandenburg Richtsnoeren van de deelstaat Brandenburg ter bevordering van de informatie- en communicatietechnologie ten behoeve van het MKB ERP-programma ten gunste van de opleiding Steunregeling van het Land Brandenburg ten gunste van proefprojecten op het gebied van de milieubescherming (1996-1997) Steunregeling van het Land Saksen-Anhalt voor de tenuitvoerlegging van het programma van het communautair initiatief ten behoeve van het MKB Programma's RESIDER II, RECHAR II en RETEX (Saksen) Steunmaatregelen van de deelstaat Saksen-Anhalt voor de installatie van windturbines - wijziging en verlenging van een bestaande regeling Richtlijn van de deelstaat Saksen-Anhalt inzake het verlenen van consultancydiensten aan het MKB Steun voor het scheppen van beroepsopleidingen in het MKB (Saksen-Anhalt) Structuurbevorderingsprogramma van de deelstaat Hessen Maatregelen ten gunste van de regio Bonn Regeling ter bevordering van regionale innovatiecentra (Hessen) Steun voor proefprojecten op het gebied van voorkoming, vermindering en gebruik van schadelijke afvalstoffen (Baden-Wurttemberg) Steun ter voorkoming en vermindering van industrieafval (Hessen) Bevordering van maatregelen op het gebied van afvalstoffenbeheer (Nedersaksen) Steunregeling van de deelstaat Saksen-Anhalt voor onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van het MKB
PB C 25 van 25.01.97
PB C 300 van 10.10.96
PB C 342 van 14.11.96 PB C 291 van 4.10.96 PB C 339 van 12.11.96
PB C 290 van 03.10.96 PB C 334 van 08.11.96
PB C 334 van 08.11.96
PB C 334 van 08.11.96 PB C 334 van 08.11.96
PB C 334 van 08.11.96
PB C 334 van 08.11.96 PB C 58 van 25.2.97 PB C 378 van 13.12.96 PB C 58 van 25.2.97 PB C 58 van 25.2.97
PB C 378 van 13.12.96 PB C 378 van 13.12.96 PB C 25 van 25.01.97
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 291
N 863/95
09.09.96
N 524/96
09.09.96
N 110/96 N 596/96
09.09.96 02.10.96
N 633/96 N 654/96
10.10.96 10.10.96
N 618/96
17.10.96
N 619a/96
17.10.96
N 619b/96
17.10.96
N 326/96 IP(96)955 N 689/96
22.10.96
N 117/96
06.11.96
NN 25/95
06.11.96
N 586/96
06.11.96
N 576/96
06.11.96
N 783/96 IP(96)1047
20.11.96
24.10.96
Richtsnoer voor de toekenning van steun ter bevordering van technologie en innovatie in het kader van het programma voor regionale ontwikkeling in Mecklenburg-Voorpommeren Bevordering van de samenwerking met de Staten van de voormalige Sovjetunie op het gebied van de burgerluchtvaart Programma biotechnologie 2000 Steun in de sector van auto-onderdelen ten gunste van Blechformwerke Erzgebirge Bernsbach GmbH Beiers leningsprogramma voor het MKB Steun voor KMO's die van bijzondere betekenis zijn voor de economische politiek en het arbeidsmarktbeleid (Stad Hamburg) Richtsnoer van de deelstaat Saksen inzake deelnemingen uit middelen van het Sächsische Beteiligunsfonds GmbH Begrotingsmiddelen ter aanvulling van het programma inzake leningen met rentesubsidie van de Kreditanstalt für Wiederaufbau voor de toepassing van het Fonds voor de uitbreiding van het eigen vermogen van ondernemingen in de nieuwe deelstaten Begrotingsmiddelen ter aanvulling van het programma inzake leningen met rentesubsidie van de Deutsche Ausgleisbank voor de toepassing van het Fonds voor de uitbreiding van het eigen vermogen van ondernemingen in de nieuwe deelstaten Steun voor Schaftbau Norhausen GmbH
PB C 25 van 25.01.97
PB C 378 van 13.12.96
PB C 378 van 13.12.96 PB C 342 van 14.11.96
PB C 391 van 28.12.96 PB C 378 van 13.12.96
PB C 25 van 25.01.97
PB C 25 van 25.01.97
PB C 364 van 04.12.96
Bevordering van deelneming aan beurzen in het PB C 25 van 25.01.97 land door KMO's uit de nieuwe deelstaten Garantieregeling voor leningen van de deelstaat Thüringen voor de toekenning van leningen door de Thüringer Aufbaubank Garantieregeling voor leningen van de deelstaat Thüringen Investeringssteun ten gunste van Traberpark "Den Heyberg GmbH & Co KG" Maatregelen ten gunste van Peter Mandler GmbH PB C 5 van 09.01.97 & Co KG (Thüringen) Steun ten behoeve van ADDINOL Mineralol PB C 1 van 03.01.97 GmbH i.L. (Saksen-Anhalt)
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
292 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
N 198/96
21.11.96
N 236/96
21.11.96
N 992/95
26.11.96
N 760/96
26.11.96
N 743/96
26.11.96
N 193/96
26.11.96
N 269/96
29.11.96
N 729/96
04.12.96
N 738/96
04.12.96
N 643/96
05.12.96
N 40/96
11.12.96
N 41/96
11.12.96
N 792/96
18.12.96
N 697/96 NN 132/96 N 603/96 IP(96)1201
18.12.96 18.12.96
Richtsnoeren voor het verlenen van steun ter bevordering van het onderzoek op het gebied van natuurlijk milieu en milieukwaliteit en van de ontwikkeling van milieuvriendelijke producten, productieprocédés en technologieën Richtsnoeren voor het verlenen van steun ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een innovatieprogramma in de deelstaat Thüringen Steunprogramma voor fundamenteel onderzoek in de deelstaat Thüringen ten gunste van marktgerichte onderzoeksinstellingen Verlenging van de regeling voor de bevordering van deelneming aan beurzen door KMO's in de deelstaat Saksen-Anhalt Reddingssteun voor Clearo Coating Glass (Thüringen) Richtsnoeren voor steunverlening ter bevordering van investeringen voor de sanering van wijkverwarmingsinstallaties (Thüringen) Richtsnoeren voor steunverlening ter bevordering van investeringen voor de aanpassing van bestaande wijkverwarmingsinstallaties in de deelstaat Saksen-Anhalt, voor de periode 19961997 Privatisering van Dampfkessel Hohenthurm GmbH (Saksen-Anhalt) Steun voor de scheepsbouw: leningsgarantie ten gunste van Flender Werft AG (Lübeck, SleeswijkHolstein) Steun ten behoeve van BR Glas GmbH (Crock, Thüringen) Richtsnoeren voor steunverlening ter bevordering van gezamenlijke, innoverende technologiegeoriënteerde projecten op het gebied van toekomsttechnologieën in de deelstaat Thüringen Steunmaatregelen van de deelstaat Thüringen ten behoeve van gezamenlijke projecten op het gebied van O&O Verlenging van een steunregeling van de deelstaat Saksen-Anhalt voor de materiële en technische uitrusting van extra opleidingsplaatsen Privatisering van Bestahl Stahlbau GmbH (Berlijn) Steun ten gunste van ADIS Advanced Integral Structures GmbH (Beieren)
PB C 25 van 25.01.97
PB C 25 van 25.01.97
PB C 43 van 11.02.97
PB C 19 van 18.01.97 PB C 43 van 11.02.97
PB C 5 van 09.01.97
PB C 51 van 21.2.97
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 293
N 591/96
18.12.96
N 331/96 IP(96)1200
18.12.96
N 770/96
18.12.96
N 613/96 IP(96)1202 NN 122/96 E 4/94
18.12.96 18.12.96 18.12.96
N 312/96
20.12.96
Richtsnoeren inzake de bevordering en ondersteuning van de oprichting van ondernemingen die op technologie gericht zijn [FUTOUR] (nieuwe deelstaten en Oost-Berlijn) Bondsprogramma ter bevordering van O&O en van de innovatie in het MKB en de externe onderzoeksinstellingen van de nieuwe deelstaten Privatisering van Tollense Fahrzeug- und Anlagenbau GmbH (MecklenburgVoorpommeren) Nieuwe afbakening van de Duitse steungbieden voor de periode 1996-1999 Participatiefonds van de deelstaat Brandenburg Richtsnoer inzake het ERP-programma ter bevordering van de oprichting van nieuwe ondernemingen Regeling voor participatieleningen (WestDuitsland met inbegrip van West-Berlijn)
PB C 51 van 21.2.97
PB C 51 van 21.2.97
Oostenrijk
N 905/95
11.01.96
N 967/95
19.01.96
N 604/95
19.01.96
N 690/95
07.02.96
N 919/95 N 136/95 N 137/95
07.02.96 21.02.96
N 980/95
29.02.96
N 696/95
21.03.96
N 695/95
21.03.96
N 693/95
21.03.96
N 692/95
21.03.96
Richtsnoeren van het bondsland NederOostenrijk voor de tenuitvoerlegging van de communautaire initiatieven RETEX en RESIDER Investeringssteun ten gunste van het bondsland Neder-Oostenrijk Maatregelen ten gunste van innovatie en technologie Richtsnoeren van het Land Kärnten voor de economische ontwikkeling Verlenging van de regionale innovatiepremie Steun voor O&O en voor de milieubescherming in de automobielsector ten gunste van SteyrDaimler-Puch-Fahrzeugtechnic [SFT] Reddingssteun voor de onderneming KRESTA Anlagenbau GmbH Stimuleringsprogramma “Maatregelen tot behoud van ondernemingen” (Karinthië) Stimuleringsprogramma “Veiligheidsactie” (Karinthië) Stimuleringsprogramma “Accomodatie voor werknemers" (Karinthië) Stimuleringsprogramma “Toerisme” (Karinthië)
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 215 van 25.07.96
PB C 063 van 02.03.96 PB C 074 van 14.03.96 PB C 074 van 14.03.96 PB C 201 van 11.07.96
PB C 222 van 31.07.96 PB C 222 van 31.07.96 PB C 222 van 31.07.96 PB C 222 van 31.07.96
294 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
N 25/96
30.04.96
N 1038/95
08.05.96
N 9/96
15.05.96
N 10/96
15.05.96
N 13/96
15.05.96
N 1039/95
29.05.96
N 44/96 N 1005/95
29.05.96 29.05.96
N 16/96
03.06.96
N 264/96
07.06.96
N 985/95
13.06.96
N 15/96
13.06.96
N 643/95
01.07.96
N 548/95 N 157/96
03.07.96 03.07.96
N 83/96
17.07.96
N 74a/96
30.07.96
N 76/96
30.07.96
N 82/96 N 263/96
30.07.96 05.09.96
N 18/96
09.09.96
Steun voor de staalindustrie [niet-EGKS] ten gunste van de onderneming Voest Alpine Stahlrohr Kindberg GmbH Steun voor een betere zuivering van het industriële afvalwater met middelen van Steiermark Richtlijn van de deelstaat Steiermark voor de tenuitvoerlegging van het communautair initiatief RETEX Richtlijn van de deelstaat Steiermark voor de tenuitvoerlegging van het communautair initiatief RESIDER II Richtlijn van de deelstaat Steiermark voor de tenuitvoerlegging van het communautair initiatief RECHAR II Richtsnoeren van de stad Kapfenberg (Steiermark) voor steun aan ondernemingen Impulsprogramma voor Tirol Programma voor onderzoek en ontwikkeling door het MKB (Steiermark) Steun voor maatregelen in het kader van het communautair initiatief in Steiermark Maatregelen ten behoeve van technologische innovatie, onderzoek en ontwikkeling Onderzoek en ontwikkeling voor ondernemingen in Steiermark Steunprogramma in de sector toerisme (Steiermark) Richtsnoeren voor de bevordering van warmtedistributie-installaties op basis van biomassa (Tirol) Steunprogramma milieubescherming (Tirol) Programma “Toerisme 2001”: bevordering van investeringen in de sector toerisme (NederOostenrijk) Verbetering van het dienstenaanbod in de sector openbaar vervoer Ontwikkeling van commerciële en industriële zones (Tirol) Verplaatsing van bedrijven uit hoofde van regionale planning (Tirol) Steunmaatregelen in de energiesector (Tirol) Regeling ter bevordering van innovatie en technologie van de stad Wenen Programma ter bevordering van milieumaatregelen voor het MKB (Steiermark)
PB C 290 van 03.10.96
PB C 215 van 25.07.96
PB C 215 van 25.07.96
PB C 215 van 25.07.96
PB C 215 van 25.07.96
PB C 188 van 28.06.96 PB C 222 van 31.07.96 PB C 222 van 31.07.96 PB C 227 van 06.08.96 PB C 222 van 31.07.96 PB C 272 van 18.09.96 PB C 227 van 06.08.96 PB C 307 van 16.10.96
PB C 307 van 16.10.96 PB C 290 van 03.10.96
PB C 307 van 16.10.96 PB C 300 van 10.10.96 PB C 300 van 10.10.96 PB C 300 van 10.10.96 PB C 67 van 4.3.97 PB C 58 van 25.2.97
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 295
N 78/96 N 825/95 N 77/96
09.09.96 18.09.96 02.10.96
N 699/95
06.11.96
N 653/96
06.11.96
N 714/96
06.11.96
N 627/96
18.12.96
N 564/96
18.12.96
N 807/96
20.12.96
N 545/96
20.12.96
Garantie voor recreatiegebieden Milieusteun aan Voest Alpine Stahl Linz GmbH Aanleg van thermische centrales die met hernieuwbare energiebronnen werken Richtsnoeren voor maatregelen inzake afvalwaterbehandeling Europees programma ter bevordering vande economie (Opperoostenrijk) Richtsnoeren voor de bevordering van milieubescherming (Förderungsrichtlinien für die Umweltforderung im Inland) Prioritair programma voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten in de deelstaat Karinthië Herstructureringssteun ten gunste van Kresta Anlagenbau GmbH (Karinthië) Technologisch investeringsprogramma ten behoeve van het MKB in de stad Graz FGG-waarborgprogramma in het kader van het financieringsprogramma voor technologie
PB C 378 van 13.12.96 PB C 001 van 03.01.97 PB C 378 van 13.12.96 PB C 51 van 21.2.97 PB C 51 van 21.2.97 PB C 51 van 21.2.97
PB C 51 van 21.2.97 PB C 88 van 19.3.97 PB C 58 van 25.2.97 PB C 51 van 21.2.97
België
N 959/95
24.01.96
N 999/95
24.01.96
NN 52/93
30.04.96
N 254/96
03.05.96
N 267/96 N 958/95 IP(96)583 N 308/96
29.05.96 03.07.96
N 962/95 N 407/95 IP(96)880
30.07.96 02.10.96
03.07.96
Steun voor de scheepsbouw: steun bij sluiting van de Boelwerf Steun voor de staalindustrie [EGKS] ten gunste van NV Sidmar (Genk) Vlaams Fonds voor steunmaatregelen voor de scheepsbouw Door het Waals Gewest toegekende aanvullende begrotingsmiddelen voor de steunmaatregel "A.I.D.E." (uitbreiding van ondernemingen en oprichting van kleine bedrijven of nieuwe instellingen) Milieusteun ten behoeve van NV ALZ (Genk) Steun voor de scheepsbouw: steun bij sluiting voor VSM Technologieoverdracht in het kader van de regionale ontwikkeling, medegefinancierd door het EFRO (programma's doelstelling 2, Limburg en Turnhout) Ontwerpdecreet inzake het sociaal toerisme Steun voor de aanwerving van werklozen in het kader van projecten voor bijstand aan KMO's en ondernemingen in de coöperatieve sector (Waals Gewest)
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 86 van 23.03.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 215 van 25.07.96
PB C 227 van 06.08.96 PB C 290 van 03.10.96 PB C 290 van 03.10.96
296 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
10.10.96
Herfinanciering van de steunmaatregel "A.I.D.E." ten behoeve van ondernemingen in het stroomgebied van Maas en Vesder
PB C 25 van 25.01.97
N 134/95
21.02.96
PB C 168 van 12.06.96
N 856/95 N 1010/95 N 1037/95 IP(96)422 N 61/96 N 358/96 N 445/96
29.02.96 22.03.96 15.05.96
N 141/96
25.10.96
Steun aan de scheepsbouw: verlenging van drie steunregelingen voor 1996 Exportkredieten Maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid Maatregelen ten behoeve van de sector elektriciteitsvoorziening Steun in de energiesector Sociale maatregelen op arbeidsgebied Regeling betreffende een speciale inkomstenbelasting voor buitenlandse wetenschappers en kaderpersoneel Investeringssteun voor de exploitatie van duurzame energiebronnen Wet nr. 490 van 12 juni 1996 inzake de afvalwaterbelasting Steun aan de scheepsbouw: verlenging van drie steunregelingen voor 1997 [Rentesubsidie, staatsgaranties, garanties voor het laatste schip] Maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid
Steun voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden Steun voor technologische vernieuwing en ontwikkeling uit hoofde van het plan voor de herindustrialisering van de Balearen [PRIB] Steunmaatregelen tot bevordering van het toerisme ten behoeve van het MKB (Catalonië) Subsidies ten behoeve van projecten voor technologische innovatie Maatregelen ten gunste van slachthuizen (Catalonië) Maatregelen ten gunste van de verwerking van industrieel afval (Catalonië) Steun voor het programma FONNER II (Balearen) Regionale steun ten behoeve van OUTOKUMPU COPPER SA (Baskenland)
PB C 55 van 24.02.96
N 631/96
Denemarken
03.07.96 09.07.96 05.09.96
N 479/96 04.12.96 IP(96)1130 N 789/96 04.12.96
N 357/96
23.12.96
PB C 102 van 04.04.96 PB C 150 van 24.05.96 PB C 188 van 28.06.96 PB C 300 van 10.10.96 PB C 300 van 10.10.96 PB C 67 van 4.3.97
PB C 5 van 09.01.97
PB C 67 van 4.3.97
Spanje
N 965/95
09.01.96
N 1012/95 09.01.96
N 1026/95 11.01.96 N 847/95
19.01.96
N 840/95
31.01.96
N 862/95
31.01.96
N 479/95
07.02.96
NN 15/94 IP(96)125
07.02.96
PB C 63 van 02.03.96
PB C 70 van 08.03.96 PB C 114 van 19.04.96 PB C 188 van 28.06.96 PB C 114 van 19.04.96 B C 102 van 04.04.96 PB C 150 van 24.05.96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 297
N 930/95
21.02.96
N 725/95
29.02.96
N 97/96
06.03.96
N 93/96 N 8/96
06.03.96 13.03.96
N 426/94
20.03.96
N 94/96
21.03.96
N 956/95
21.03.96
N 953/95
02.04.96
N 859/95
17.04.96
N 96/96
18.04.96
N 482/95
30.04.96
N 426/95
30.04.96
N 185/96
30.04.96
N 109/96
08.05.96
N 11/96
15.05.96
Ontwikkelingshulp voor Factorias Volcano (Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw) ten gunste van de Filippijnen Steun aan bedrijven voor het uitvoeren van O&Oprojecten in samenwerking met universiteiten en onderzoekcentra Wijziging van de steunregeling voor de aardgassector: tweede fase van de uitbreiding van de gaspijpleiding Valencia-Orihuela Steun voor het toerisme (Baskenland) Ontwikkelingshulp, GONDAN (Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw) ten gunste van de Filippijnen Regionale steun ten gunste van SUZUKI Manufacturing SA (Castilië-la Mancha) Maatregelen ten gunste van het toerisme (Valencia) Steunmaatregelen ten gunste van het MKB (Aragon) Maatregelen voor de zuivering van afvalwater (Catalonië) Wijziging van de regionale steunregeling van het IFA: N 462/94 (Andalusië) Wijziging van de regionaleinvesteringssteunregeling N 72/95 (Autonome regio Valencia) Ontwikkelingshulp, Union Naval de Lavante SA [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] ten gunste van Marokko Programma's ter bevordering van de sociale economie en beroepsopleidingsprogramma's (Andalusië) Maatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van de toeristensector (Andalusië) Gezamenlijke projecten voor onderzoek en ontwikkeling Wijziging van de regeling voor regionale steun (N 264/94) ten behoeve van investeringen en ondernemingen in moeilijkheden en van de regionale investeringssteunregeling (N 267/94) voor de schepping en verbetering van economische uitrusting (Murcia)
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 168 van 12.06.96
PB C 102 van 04.04.96
PB C 102 van 04.04.96
PB C 222 van 31.07.96 PB C 168 van 12.06.96
PB C 150 van 24.05.96 PB C 222 van 31.07.96 PB C 157 van 01.06.96 PB C 157 van 01.06.96 PB C 150 van 24.05.96 PB C 150 van 24.05.96
PB C 227 van 06.08.96
PB C 168 van 12.06.96
PB C 168 van 12.06.96 PB C 194 van 05.07.96 PB C 188 van 28.06.96
298 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
N 281/96
15.05.96
N 252/96
29.05.96
N 851/95 IP(96)501 N 99/96
12.06.96
N 266/96
24.06.96
N 222/96
24.06.96
N 282/96
24.06.96
N 351/96
24.06.96
N 244/96
01.07.96
14.06.96
N 200a/96 03.07.96 N 230/96
03.07.96
NN 36/95
03.07.96
N 229/96 N 231/96 IP(96)584 N 374/96 IP(96)663 N 199/96
03.07.96 03.07.96 17.07.96 30.07.96
N 513/95 IP(96)742 N 406/96
30.07.96
N 458/96
18.09.96
18.09.96
Verlenging van Koninklijk Besluit 442/94, zoals gewijzigd, inzake premies en financiering voor scheepsbouw Stelsel van regionale steunmaatregelen voor opleiding (Castilië-León) Steun voor de sector motorvoertuigen ten gunste van Mercedes Benz Espana SA Wijziging van de regionale steunregeling voor energiebesparing en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen Steun voor de mijnbouwsector ten gunste van de mijnondernemingen in Extremadura Steun aan het MKB voor de uitvoering van O&Oprojecten (Madrid) Beroepsopleidingsprogramma (Aragon)
PB C 227 van 06.08.96
Stimulansen ter verbetering van de concurrentiepositie overeenkomstig het FUTURES-plan Overheidssteun in de sector auto-onderdelen ten gunste van Delphi Automotive System Espana SA Wijziging van de steunregeling ten behoeve van het MKB (Asturias) Steunregeling voor herfinanciering van ondernemingen (Asturias) Steun in de sector motorvoertuigen ten gunste van Terabusi SA (Baskenland) Investeringssteunregeling (Asturias) Steunregeling voor bedrijfsontwikkeling (Asturias)
PB C 230 van 09.08.96
Steunregeling voor het scheppen van vaste banen (Extremadura) Steunmaatregelen ten behoeve van de industriële ontwikkeling en de technologische modernisatie (Canarische Eilanden) Steun in de sector motorvoertuigen ten gunste van Nissan SA Ontwikkelingshulp, Astilleros Zamacona of Astilleros Armon [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] ten gunste van Vietnam Steunregeling ter bevordering van het scheppen van vaste arbeidsplaatsen door de omzetting van tijdelijke in vaste arbeidsplaatsen (Castilië-León)
PB C 188 van 28.06.96 PB C 276 van 21.09.96 PB C 225 van 02.08.96
PB C 227 van 06.08.96 PB C 300 van 10.10.96 PB C 227 van 06.08.96
PB C 235 van 13.08.96 PB C 230 van 09.08.96 PB C 291 van 04.10.96
PB C 291 van 04.10.96 PB C 291 van 04.10.96 PB C 291 van 04.10.96 PB C 291 van 04.10.96
PB C 391 van 28.12.96 PB C 1 van 03.01.97
PB C 25 van 25.01.97
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 299
N 456/96
18.09.96
N 457/96
18.09.96
N 459/96
18.09.96
N 206/96
09.10.96
NN 42/95
22.10.96
NN 118/95 IP(96)954 N 791/96
22.10.96
26.11.96
N 724/96
04.12.96
N 529/96
12.12.96
N 776/96
12.12.96
N 98/96
18.12.96
Steunregeling voor werkgelegenheid voor vrouwen door middel van het opzetten van eigen, zelfstandige activiteiten of de integratie in ondernemingen uit de sociale economie (Castilië-León) Steunregeling ten behoeve van het scheppen van werkgelegenheid (Castilië-León) Steunregeling ten behoeve van de tewerkstelling van werklozen door oprichting van naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen door de werklozen zelf of door opneming van hen in genoemde vennootschappen (Castilië-León) Steun in de luchtvaartsector ten gunste van Gamesa Aeronautica SA (Baskenland) Herstructureringssteun voor Danona Sociedad Cooperativa (Baskenland) Steun in de sector motorvoertuigen ten gunste van Opel Espana (Aragon) Verlenging van de Spaanse steunregeling voor O&O, milieubescherming en investeringen in andere sectoren dan energie Ontwikkelingshulp, Astilleros Zamacona (Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw) ten gunste van Tunisië Regeling voor regionale investeringssteun (Baskenland) Werkgelegenheidssteun ten behoeve van de onderneming Jesusmans SA (Autonome regio Canarische eilanden) Wijziging van de regionale steunmaatregel (N 92/95) ten gunste van het milieu (Autonome regio Valencia)
PB C 25 van 25.01.97
PB C 25 van 25.01.97 PB C 25 van 25.01.97
PB C 378 van 13.12.96 PB C 43 van 11.02.97 PB C 359 van 28.11.96
PB C 51 van 21.2.97
Finland
N 983/95
09.01.96
N 880 /95 N 1001/95
19.01.96 24.01.96
N 866/95
21.03.96
Steun in de milieusector ten gunste van Kemijoki voor de vestiging van een windmolenpark te Lammasoaivi Investeringssteun op het gebied van energie Wijziging van mutatiezones (Rakennemuutosalueet) Steun aan de ondernemingen in Äland
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 63 van 02.03.96
PB C 188 van 28.06.96 PB C 72 van 12.03.96 PB C 113 van 18.04.96
300 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
N 125/96 IP(96)327
17.04.96
N 1006/95
14.06.95
N 294/96
16.07.96
N 422/96
30.07.96
N 600/96
10.10.96
N 548/96
10.10.96
N 549/96
10.10.96
N 301/96 17.10.96 N 494/96 04.12.96 IP(96)1131 NN 100/96 04.12.96
Steun aan de scheepsbouw: contractgebonden productiesteun en belastingverlichting voor ijsbrekers Verbetering van de omstandigheden van ondernemingen Programma inzake milieuleningen voor het MKB van Kera Ltd Aansluiting van bepaalde eilanden op het elektriciteitsnet (archipelago) - steun voor werkgelegenheidsbevorderende investeringen - structurele werkgelegenheidssteun Steun voor opleiding en adviesverlening ten gunste van het MKB Programma ten gunste van regionale opleidingsprojecten Steun ter bevordering van de milieubescherming Wijziging van de vervoerssteunregeling in de noordelijke regio's Steun ten behoeve van de stroomlevering in het Äland archipelago (Äland eilanden)
PB C 227 van 06.08.96
Voortzetting van de financiering voor 1996 van het Fonds voor onderzoek en technologie [FRT] Reddings- en herstructureringssteun voor de financiële instelling Comptoir des Entrepreneurs Parafiscale vermakelijkheidsbelasting (1990-94) Steun voor de sector beroepsopleiding EUREKA EU 944: JEPP EUREKA EU 260: LABIMAP 2001, BERTIN et Cie EUREKA EU 558: Mosaic Renault en Sollac
PB C 114 van 19.04.96
EUREKA EU 625: VADIS "Pacte de relance pour la ville": maatregel 1 vrijstelling van bedrijfsbelasting voor bestaande ondernemingen; maatregel 2 - vrijstelling van grondbelasting; maatregel 3 - vrijstelling van werkgeversbijdragen (Stedelijke vrije zones) Wijziging van de steunregeling van SODIV ten gunste van het MKB
PB C 123 van 26.04.96 PB C 215 van 25.07.96
PB C 227 van 06.08.96 PB C 300 van 10.10.96 PB C 379 van 14.12.96 PB C 25 van 25.01.97
PB C 378 van 13.12.96
Frankrijk
N 1014/95
19.01.96
NN 193/95 24.01.96 IP(96)80 NN 18/95 24.01.96 NN 44/96 24.01.96 NN 136/95 07.02.96 NN 134/95 07.02.96 NN 127/95 21.02.96 IP(96)160 NN 132/95 13.03.96 N 159/96 27.03.96 IP(96)267
N 253/96
30.04.96
PB C 70 van 08.03.96 PB C 72 van 12.03.96 PB C 72 van 12.03.96 PB C 114 van 19.04.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 150 van 24.05.96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 301
NN 21/96
30.04.96
N 53/96 IP(96)665 NN 55/96 N 512/95
17.07.96
N 138/96 N 933/95 IP(96)740 N 771/94
30.07.96 30.07.96
N 104/96 IP(96)750 N 322/96
30.07.96
N 467/96
11.09.96
NN 43/96 IP(96)842 N 692/96
18.09.96
N 630/96 IP(96)933 N 388/96 IP(96)953
16.10.96
N 389/96
22.10.96
N 713/96
25.10.96
N 684/96
30.10.96
N 685/96
06.11.96
N 761/96
21.11.96
N 862/96
20.12.96
17.07.96
30.07.96
05.09.96
25.09.96
22.10.96
PB C 168 van 12.06.96 Steun in de vorm van een kapitaalinjectie in Entreprise minière et chimique [EMC] en Mines de potasse d'Alsace [MDPA] Steunregeling ten gunste van de luchtvaartsector PB C 291 van 04.10.96 Steun in de automobielsector ten behoeve van SA Euromobiles Heuliez voor haar Xantiaproject Renault EUREKA EU 797 - ELEGIE Steun ten gunste van Micro Compact Car France SA (Moselle) Globaal plan ten behoeve van de Franse scheepsbouwsector Onderzoek en innovatie op het gebied van vervoer over land Creëren, moderniseren en diversifiëren van toeristische producten op Martinique Steun ten gunste van Bureau National Interprofessionnel du Calvados, du Pommeau et des Eaux de vie [BNICE] Herstructureringsmaatregelen voor de financiële instelling GAN Maatregelen voor de financiële ondersteuning van Crédit Lyonnais Vrije zone Corsica
PB C 391 van 28.12.96
Onderzoeks- en ontwikkelingssteun voor de ijzer- en staalindustrie (EGKS) op het gebied van het continudunplakgietprocédé ten gunste van Usinor Sacilor Steun voor de ijzer- en staalindustrie [EGKS] ten behoeve van O&O voor schone staalgieterij ten gunste van Usinor Sacilor Uitbreiding van de steungebieden van het Fonds d'industrialisation des bassins miniers [FIBM] Investeringssteun op het gebied van milieubescherming ten gunste van Hydro-Agri France Investeringssteun op het gebied van milieubescherming ten gunste van de onderneming La Chapelle d'Arblay Verlenging van de conversieregeling voor het bekken van Belfort Kaderregeling voor regionale steun ten behoeve van het milieu
PB C 1 van 03.01.97
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 391 van 28.12.96
PB C 300 van 10.10.96 PB C 339 van 12.11.96
PB C 334 van 08.11.96 PB C 390 van 24.12.96 PB C 19 van 18.01.97
PB C 1 van 03.01.97
PB C 25 van 25.01.97 PB C 25 van 25.01.97
302 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Griekenland
N 412/96
27.08.96
Rationeel energiegebruik
PB C 339 van 12.11.96
N 971/95
24.01.96
PB C 102 van 04.04.96
N 972/95
24.01.96
N 973/95 N 974/95
24.01.96 24.01.96
N 975/95
24.01.96
N 976/95
24.01.96
NN 95/95
24.01.96
N 937/95
24.01.96
N 938/95
24.01.96
N 970/95
24.01.96
N 39/96
29.02.96
Steun bij sluiting van de onderneming Falk Nastri SRL Steun bij sluiting van de onderneming Falk Vittoria SpA Steun bij sluiting van de onderneming Alfer SpA Steun bij sluiting van de onderneming Acciaieria di Darfo SpA Steun bij sluiting van de onderneming Acciaierie Sarde SpA Steun bij sluiting van de onderneming Acciaierie e Ferriere Leali Luigi SpA Wet 57/76 inzake “maatregelen ten behoeve van het milieu” (Bolzano) Steun bij sluiting van de onderneming Siderurgica S. Stefano SpA Steun bij sluiting van de onderneming Cortenuova SpA Steun bij sluiting van de onderneming Falk Lamiere SRL DOCUP Doelstelling 5b voor de regio Toscanië (DOCument Unique de Programmmation) Maatregelen ten gunste van industriële KMO's: regionale wet nr. 28 van 29.07.90 Voortzetting van de financiering voor 1995 van maatregelen voor de schepping van vervangende werkgelegenheid in de mijnbouwgebieden DOCUP Doelstelling 5b voor de regio Lombardije (DOCument Unique de Programmation) Reddingssteun ten gunste van Societa Gruppo Fochi Maatregelen voor de ontwikkeling van wetenschaps- en technologieparken (Veneto) Steun ten behoeve van industriële investeringen (Friuli-Venezia Giulia) DOCUP Doelstelling 2 voor de regio Emilia Romagna (DOCument Unique de Programmation)
Italië
NN 114/93 13.03.96 NN 98/95
20.03.96
N 916/95
01.04.96
N 189/96 IP(96)328 N 753/95
17.04.96
N 684/95
26.04.96
N 54/96
26.04.96
18.04.96
PB C 102 van 04.04.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 85 van 22.03.96 PB C 150 van 24.05.96 PB C 150 van 24.05.96
PB C 150 van 24.05.96
PB C 157 van 01.06.96 PB C 150 van 24.05.96 PB C 150 van 24.05.96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 303
NN 69/95
30.04.96
N 176/96 N 179/96 N 860/95
29.05.96
N 111/96
03.06.96
N 175/96 IP(96)502
12.06.96
N 277/96 IP(96)486 N 898a/95
12.06.96
N 288/96
24.06.96
N 1040/95
16.07.96
N 659/95
30.07.96
N 861/95
30.07.96
N 112/96
05.09.96
N 194/96
05.09.96
N 607/96
05.09.96
N 463/96
18.09.96
N 750a/95
20.09.96
N 382/96
02.10.96
N 268/96
02.10.96
03.06.96
24.06.96
Maatregelen ten behoeve van kleine en middelgrote industriële ondernemingen en kleine ambachtelijke, toeristische en handelsondernemingen (Bolzano) Sluitingssteun in de ijzer- en staalsector: toepassing van de wet nr. 481 van 03.08.94 DOCUP Doelstelling 5b voor de regio Marche (DOCument Unique de Programmation) DOCUP Doelstelling 5b voor de regio Piemonte (DOCument Unique de Programmation) Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS]: verwerving door de Staat van een minderheidsaandeel in de onderneming Servola pA Steunverlening voor de scheepsbouw: verlenging van de steunregelingen voor 1996 Maatregelen ten behoeve van door overstromingen getroffen gebieden Herfinanciering en aanpassing van het steunprogramma SPI ten behoeve van de industrie in door de crisis in de ijzer- en staalindustrie getroffen gebieden Maatregelen voor de sector toeristische infrastructuur (Basilicata) Speciale tijdelijke steunmaatregelen voor de scheepsbouwindustrie DOCUP Doelstelling 5b voor de regio Umbrië (DOCument Unique de Programmation) Steunmaatregelen ten behoeve van de regio Molise [POP 94/99] Maatregelen ten behoeve van het agrotoerisme [Wet 25/94] (Sicilia) Werkgelegenheidsprogramma 1996/1998 (FriuliVenezia Giulia) Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS] ten gunste van Ferriere Nord SpA Garantiefonds ten behoeve van de industriële en commerciële sector (Regionale wet 68/95] (Sicilië) Herfinanciering van wet 61/94 houdende maatregelen ten behoeve van jongeren (Abruzzo) Maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid (Abruzzo)
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 188 van 28.06.96
PB C 290 van 03.10.96 PB C 194 van 05.07.96 PB C 194 van 05.07.96
PB C 290 van 03.10.96 PB C 225 van 02.08.96 PB C 225 van 02.08.96
PB C 290 van 03.10.96
PB C 339 van 12.11.96
PB C 291 van 04.10.96 PB C 378 van 13.12.96 PB C 001 van 03.01.97 PB C 43 van 11.02.97
PB C 43 van 11.02.97 PB C 43 van 11.02.97
304 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
NN96a/93
09.10.96
N 419/96
17.10.96
N 404/96
24.10.96
N 751/96
06.11.96
NN 35a/96 06.11.96 N 307/96
05.12.96
N 775/96
05.12.96
N 249/96
18.12.96
N 477/96
20.12.96
N 735/96
20.12.96
Urgente maatregelen ten behoeve van de economie, met uitzondering van de sectoren landbouw en vervoer [Wet 149/93] Maatregelen ten behoeve van het toerisme en het kuurwezen Steunmaatregelen op het gebied van plattelandstoerisme (Basilicata) Maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid (Emilia Romagna) Maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid (Basilicata) Maatregelen ten behoeve van ambachtelijke ondernemingen Maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid (Marche) Steun voor de historisch-culturele waardering van windmolens en voor de traditionele winning en de commercialisatie van zeezout (Sicilië) Steun ten behoeve van de regio Basilicata in het kader van het OMFP 1994/99 Maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid [Regionale wet nr. 24 van 28.05.95] (Molise)
PB C 5 van 09.01.97
PB C 1 van 03.01.97 PB C 43 van 11.02.97
PB C 43 van 11.02.97 PB C 43 van 11.02.97
PB C 39 van 08.02.97
Luxemburg
N 70/96
15.05.96
N 71/96
20.09.96
N 72/96
20.09.96
Herziening van de kaart voor regionale steunverlening (Art.5 van de wet van 27.03.93) Steunregeling voor het MKB: wijziging van de kaderwet inzake economische ontwikkeling en diversificatie van 17.07.93 Steunregeling voor O&O: wijziging van de kaderwet inzake economische ontwikkeling en diversificatie van 17.07.93
PB C 51 van 21.2.97
PB C 51 van 21.2.97
Nederland
N 966/95
24.01.96
NN 19/96 13.03.96 IP(96)226 N 982/95 25.03.96 NN 189/95 27.03.96
Ontwikkelingssteun, Damen te Gorkum [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] ten behoeve van Tunisië Steun in de luchtvaartsector ten behoeve van Fokker Ontwikkeling van het bakkerijbedrijf Investeringssteun aan de Friese scheepswerf Welgelegen BV (Provincie Friesland)
PB C 150 van 24.05.96
PB C 157 van 01.06.96 PB C 150 van 24.05.96 PB C 150 van 24.05.96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 305
N 981/95
27.03.96
N 113/96
18.04.96
N 1003/95 N 303/96 N 64/96 N 318/96
18.04.96 29.05.96 12.06.96 12.06.96
N 195/96
03.07.96
N 120/96
03.07.96
N 122/96
03.07.96
N 121/96
03.07.96
N 188/96 N 964/95
03.07.96 03.07.96
N 119/96
03.07.96
N 335/96
03.07.96
N 327/96
03.07.96
N 963b/95 16.07.96 N 963a/95 16.07.96 N 129/96 IP(96)669 N 378/96 IP(96)751 N 258/96
17.07.96 30.07.96 09.09.96
Investeringssteun aan de scheepswerf Bodewes Scheepswerf “Volharding” Foxhol BV (Groningen) Samenwerking tussen Nederland en Indonesië op het gebied van O&O Wijziging van het stelsel van exportfinanciering Subsidieregeling zeescheepsnieuwbouw Investeringssteun aan de scheepswerf Bijlsma Ontwikkelingssteun, Union Damen Shipyards BV (Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw) ten behoeve van Benin Cluster-projecten: Structural Laminates BV 'Vezelmetaallaminaten' Cluster-projecten: Lovink Terborg NV 'Lost-foamtechnologie' Cluster-projecten: Holec BV 'Laagspanningspatroonlastschakelaars, lastscheiders en patronen' Cluster-projecten: Chemferms 'Synthese van fijnchemie door middel van biotechnologische technieken' Cluster-projecten: 12 cluster-projecten van Philips Cluster-projecten: Uniliver 'Biocatalitisch microwassysteem' Cluster-projecten: Hydrauline 'Rijtrainingssimulator voor het beroepspersonenvervoer' Ontwikkelingshulp, Friesen Shipyard Welgelegen [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] ten behoeve van Indië Ontwikkelingshulp, IHC Holland NV [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] ten behoeve van Vietnam Herfinanciering van het project ADTT Herfinanciering van de projecten JESSI en JESSIFlankerend Beleid Steun ter vermindering van de CO2-uitstoot op het gebied van het vervoer Cluster-projecten voor onderzoeks- en ontwikkelingssteun Investeringspremieregeling [IPR] (NoordNederland)
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 168 van 12.06.96
PB C 168 van 12.06.96 PB C 222 van 31.07.96 PB C 227 van 31.07.96 PB C 290 van 03.10.96 PB C 290 van 03.10.96
PB C 306 van 15.10.96 PB C 306 van 15.10.96 PB C 306 van 15.10.96
PB C 306 van 15.10.96
PB C 306 van 15.10.96 PB C 306 van 15.10.96 PB C 306 van 15.10.96
PB C 300 van 10.10.96
PB C 300 van 10.10.96
PB C 306 van 15.10.96 PB C 306 van 15.10.96 PB C 306 van 15.10.96 PB C 378 van 13.12.96 PB C 339 van 12.11.96
306 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
N 295/96
02.10.96
N 583/96
10.10.96
N 691/96
22.10.96
N 723/96
20.11.96
N 679/96
04.12.96
N 739/96
04.12.96
N 663/96
18.12.96
N 852/96
18.12.96
N 820/96
18.12.96
O&O-programma in de sectoren economie, PB C 378 van 13.12.96 ecologie en technologie Stiller, Schoner en Zuiniger Verkeer en Vervoer in PB C 001 van 03.01.97 het Stedelijk Gebied [SSZ] Ontwikkelingshulp, Damen Shipyards [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] ten behoeve van Jamaica Ontwikkelingshulp, Damen Shipyards [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] ten behoeve van Costa Rica Steun voor de scheepsbouw: investeringssteun voor Niersten Sander BV Shipyard (Provincie Friesland) Ontwikkelingshulp, Metz [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] en ten behoeve van Indonesië Ontwikkelingshulp, Damen Shipyards of Pattje Shipyards [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] ten behoeve van Indonesië Ontwikkelingshulp, Delta Shipyards [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] ten behoeve van Kaapverdië Herziening van de kaart van ontwikkelingsgebieden en van de IPR-regeling voor NUTS III van Twente en Zuid-Limburg
Portugal
N 906/95
09.01.96
N 1046/95
27.02.96
N 192/96
29.05.96
N 394/96
09.07.96
N 126/96 IP(96)741 N 428/96
30.07.96
N 628/96
04.12.96
04.12.96
PEDIP II-maatregel 4.8: strategieën voor specialisatie en mutatie van de productiestructuur Steun in de automobielsector ten behoeve van Ford Electronica LTD (Palmela, Setubal) Verlenging van de regeling inzake belastingvrijstelling voor investeringen Maatregelen ten behoeve van het toerisme [SITRAA] (Azoren) Steun in de automobielsector ten behoeve van GM Opel Portugal SA Steunregeling ter financiële sanering van de ondernemingen: APER II (Azoren) Wijziging van de steunregeling ten behoeve van micro-ondernemingen [RIME]
PB C 53 van 22.02.96 PB C 102 van 04.04.96 PB C 188 van 28.06.96 PB C 290 van 03.10.96 PB C 343 van 15.11.96 PB C 25 van 25.01.97
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 307
Verenigd Koninkrijk
N 511/95 IP(96)270 NN 99/94
07.03.96
N 464/96
17.07.96
NN 83/96
18.09.96
N 42/96
24.10.96
12.06.96
NN 87/96 06.11.96 N 781/96 18.12.96 IP(96)1203
Steun in de automobielsector ten behoeve van Jaguar Cars Ltd Commissie voor plattelandsontwikkeling: "Redundant building scheme" Steunregelingen voor de scheepsbouw in het Verenigd Koninkrijk Speciaal programma voor vrede en verzoening (Noord-Ierland) Totstandbrenging van een basis van leveranciers van wereldniveau in West Midlands Business Connect Wales (Wales) Regionale steun ten behoeve van Ford Motor Company voor haar investering in Bridgent (Zuid-Wales)
PB C 311 van 22.10.96
PB C 300 van 10.10.96 PB C 330 van 05.11.96 PB C 25 van 25.01.97
Zweden
N 935/95
12.07.96
N 623/96
10.10.96
N 255/96 04.12.96 IP(96)1129 N 774/96 20.12.96
PB C 67 van 4.3.97 Bevordering van bepaalde activiteiten van preconcurrentiële ontwikkeling en advisering voor het MKB Investeringssteunregeling voor een milieutechnisch PB C 378 van 13.12.96 duurzame ontwikkeling Wet betreffende accijnsbelasting op energie PB C 71 van 7.3.97 Tijdelijke steun voor het MKB
PB C 51 van 21.2.97
2. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EGVerdrag heeft ingeleid of een reeds bestaande procedure heeft voortgezet Duitsland
NN 31/96 N 806/95 N 1/96
28.02.96
NN 6/96 IP(96)582 NN 205/95 NN 206/95 NN 64/96 IP(96)656
03.07.96
13.03.96
17.07.96 17.07.96
Herstructureringssteun voor Volkswerft en MTW-Schiffswerft Steun voor de scheepsbouw [toepassing van artikel 4, lid 5, van de Zevende Richtlijn] ten behoeve van Meyer Werft voor de bouw van twee cruiseschepen Wijziging van de fiscale investeringspremieregeling van 8% Bijzondere afschrijvingsregeling voor het MKB in West-Berlijn Steun voor de scheepsbouw: contractgebonden steun ten gunste van Bremer Vulkan Werft voor de bouw van het cruiseschip "Costa I"
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 150 van 24.05.96 PB C 144 van 16.05.96
PB C 290 van 03.10.96 PB C 293 van 05.10.96 PB C 290 van 03.10.96
308 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
C 16/95 IP(96)739
30.07.96
N 557/96 IP(96)736
30.07.96
N 186/96
30.07.96
NN 10/96
09.10.96
C 0007/96
06.11.96
NN 102/96 NN 103/96 IP(96)1153
10.12.96
NN 99/96 IP(96)1205
18.12.96
Steun voor de bouw van zware machines ten behoeve van SKET Schwermaschinenbau Magdeburg GmbH Steun voor de scheepsbouw: contractgebonden steun ten behoeve van Bremer Vulkan Werft voor de bouw van twee containerschepen 25e kaderplan: "Verbetering van de regionale economische structuren" Speciaal programma voor garanties van de deelstaat Saksen-Anhalt voor ondernemingen in moeilijkheden Herstructureringssteun ten behoeve van Volkswerft en MTW-Schiffswerft
PB C 298 van 09.10.96 Voortzetting van de procedure PB C 330 van 05.11.96
PB C 35 van 4.2.97 PB C 35 van 4.2.97
Voortzetting van de procedure PB C 65 van 1.3.97
Steun voor de scheepsbouw: leningen van de BvS en Mecklenburg-Voorpommeren voor de toekomstige herstructurering en werking van MTW en Volkswerft Steun voor de automobielindustrie ten behoeve van Thüringer Motorenwerken GmbH (Thüringen)
Oostenrijk
N 853/95 IP(96)162
PB C 168 van 12.06.96
21.02.96
Steun in de farmaceutische sector ten behoeve van het "Orlistat"-project van de onderneming Hoffmann La Roche
27.03.96
Plan Maribel bis (ter)
PB C 227 van 06.08.96
17.07.96
Steun voor de scheepsbouw: financiering van schepen in Denmarken in de periode 1987-93
PB C 232 van 10.08.96
09.10.96
Herstructureringssteun ten behoeve van Fabricantes Vascos de Herramientas SA [FAHAVÉ SA] en haar rechtsopvolgers (Baskenland)
België
NN 18/94 IP(96)269 Denemarken
NN 66/96 IP(96)664 Spanje
NN 43/95 NN 44/95
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 309
N 239/95 20.11.96 IP(96)1045
Verlenging van de leveringstermijn van drie jaar PB C 58 van 25.2.97 in het kader van artikel 4, lid 3, van de richtlijn inzake steun aan de scheepsbouw met betrekking tot vijf sleepboten die door Astilleros Zamacona SA worden gebouwd
Frankrijk
NN 138/95 07.02.96 IP(96)126 NN 187/95 07.02.96 IP(96)124 N 205/96
30.04.96
C 53/94
15.05.96
N 246/96 IP(96)421
15.05.96
NN 48/96
12.06.96
NN 44/96 03.07.96 IP(96)581 NN 127/92 30.07.96 NN 194/95 18.09.96 NN 101/96 18.09.96 IP(96)841 NN 113/96 25.09.96 IP(96)856 C 18/96 02.10.96 IP(96)879
N 829/96 18.12.96 IP(96)1204
Steun in de sector motorvoertuigen ten behoeve van Saab Scania (Angers) Steun in de sector koeriersdiensten ten behoeve van de dochterondernemingen van de post SFMI-CHRONOPOST Steun voor de ijzer- en staalsector [niet-EGKS] ten behoeve van ECOPIPE (Ile de la Réunion) Herkapitalisatie ten behoeve van Société Française de Production [SFP]
PB C 84 van 21.03.96
Financiële ondersteuningsmaatregelen voor Crédit Lyonnais Experimentele maatregelen voor de vermindering van de sociale lasten ten behoeve van de sectoren textiel, kleding en leder-schoenen
PB C 390 van 24.12.96
PB C 206 van 17.07.96
PB C 199 van 09.07.96
PB C 171 van 15.06.96 Voortzetting van de procedure Experimentele maatregelen voor de vermindering PB C 206 van 17.07.96 van de sociale lasten ten behoeve van de sectoren textiel, kleding en leder-schoenen Maatregelen ten behoeve van de PB C 311 van 22.10.96 dochteronderneming van de post SECURIPOST Reddings- en herstructureringssteun ten behoeve PB C 275 van 20.09.96 van Crédit Foncier de France Steun ten gunste van Coopérative d'Exportation PB C 366 van 05.12.96 du Livre Français [CELF] Reddings- en herstructureringssteun ten behoeve PB C 49 van 19.2.97 van Société Marseillaise de Crédit [SMC] Overheidssteun voor SBDO en Crédit Lyonnais PB C 346 van 16.11.96
Herkapitalisatie van Thomson SA: terugkoop van de Crédit Lyonnais-aandelen in het bezit van de Thomson-groep
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 357 van 26.11.96 Wijziging van de beschikking van 15.05.96 waarbij de procedure werd ingeleid
310 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Italië
N 812/95 IP(96)373
30.04.96
NN 196/95 03.07.96
N 811/95 IP(96)667
17.07.96
NN 69/96 IP(96)737
30.07.96
Steun ten behoeve van Olivetti SpA: ontwikkeling van multimedia-pc's voor individueel en collectief gebruik Steun ten behoeve van de ondernemingen die getroffen zijn door het faillissement van SIRAP SpA Steun ten behoeve van SGS-Thomson Microelectronics SRL: nieuwe generaties toepassingsspecifieke geïntegreerde circuits met toepassing van bipolaire, CMOS- en gecombineerde technieken Maatregelen voor de sanering, herstructurering en privatisering van Banco di Napoli
PB C 306 van 15.10.96
Steun ten behoeve van Philips Electronics NV: halfgeleidersysteem voor multimedia Steun voor de bouw van een waterstofperoxydefabriek (Delfzijl) Ontwikkeling van een digitaal hoog-volumefotokopieerapparaat [OS 120]
PB C 393 van 31.12.96
PB C 359 van 28.11.96
PB C 358 van 27.11.96
PB C 328 van 01.11.96
Nederland
N 963F/95 30.07.96 IP(96)752 NN 182/95 18.09.96 N 123/96 20.11.96 IP(96)1048
PB C 58 van 25.2.97
3. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4, van Beschikking 3855/91/EGKS heeft ingeleid of een reeds bestaande procedure heeft voortgezet Duitsland
N 829/95
24.01.96
Investeringsprogramma voor de vermindering van de milieuvervuiling
PB C 121 van 25.4.96
18.09.96
Steunmaatregelen voor de ijzer- en staalindustrie [EGKS] ten behoeve van Forges de Clabecq (Waalse Gewest)
PB C 301 van 11.10.96
24.01.96
PB C 121 van 25.04.96 Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS]: toepassing van de wet nr. 481 van 3 augustus 1994 [Bresciani-wet] Steun ten behoeve van Ferdofin Siderurgica SpA PB C 151 van 25.05.96
België
NN 85/96 IP(96)843
Italië
N 977/95 N 978/95 N 979/95 N 537/94
13.03.96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 311
N 177/96) N 178/96) N 180/96) N 181/96) N 182/96) N 702/95
29.05.96
Steun voor de sluiting van staalfabrieken: wet nr. PB C 215 van 25.07.96 481 van 3 augustus 1994 [Bresciani-wet]
IP(96)458 12.06.96
Steun voor milieubescherming [Artikel 3 van de staalsteuncode] ten behoeve van Servola SpA
PB C 273 van 19.09.96
4. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EGVerdrag heeft beëindigd Duitsland
C 49/95
05.06.96
C 58/94
03.07.96
C 11/96
17.07.96
C 41/94
17.07.96
Garantieprogramma van de deelstaat Brandenburg ten behoeve van investeringsprojecten in Polen Steun in de sector mechanische constructie ten behoeve van Unternehmensgruppe Müller/ Loesch, FAG Kugelfisher AG, Steinbock Boss GmbH Fördertechnik/Jungheinrich AG en INA Werk Schaeffler KG Steun ten behoeve van Genting International [Artikel 4, lid 7, van de Zevende Richtlijn inzake steunverlening aan de scheepsbouw] Steun ten behoeve van Fritz Egger Spanplattenindustrie GmbH & CO KG Brillon
PB L 309 van 18.10.96
PB L 281 van 26.9.96
Oostenrijk
C 50/95 IP(96)476 C 51/95
05.06.96
ERP-programma internationalisering
05.06.96
ERP-programma Oost-Europa
30.07.96
Steun in de automobielsector ten behoeve van Suzuki-Santana Motor SA
C 27/95
13.03.96
C 48/94 IP(96)459
29.05.96
Steun in de sector synthetische vezels ten behoeve PB L 124 van 27.04.96 van de Beaulieu-groep (Nord-Pas de Calais) PB L 272 van 25.10.96 Verlenging voor 1993-97 van de parafiscale heffing op sommige olieproducten ten behoeve van het Institut français du Pétrole [IFP] Steun in de staalsector [niet-EGKS] ten behoeve van ECOPIPE (Ile de la Réunion)
Spanje
C 1/95 IP(96)738
PB L 6 van 10.01.97
Frankrijk
C 16/96 04.12.96 IP(96)1126
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
312 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Italië
C 38/92 IP(96)268 C 38/92 IP(96)1156
27.03.96
Steun in de aluminiumsector ten behoeve van Alumix SpA Steun ten behoeve van Aviofer/B.C.F.: spoorwegafdeling van de EFIM-groep-Alumix
04.12.96
PB C 288 van 01.10.96
5. Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4, van Beschikking 3855/91/EGKS heeft beëindigd Duitsland
C 2/95
27.03.96
Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS] ten PB L 186 van 26.06.96 behoeve van Rheinland Recycling en Hansa Chemie Abbruch und Recycling GmbH (Saksen-Anhalt)
6. Gevallen waarin de Commissie een voorwaardelijke beslissing heeft genomen in de zin van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag Duitsland
C 4/94 C 61/94 C 62/94
29.05.96
Steun in de chemiesector ten behoeve van Buna GmbH, Sächsiche Olefinwerke GmbH, LeunaWerke GmbH, Leuna-Polyolefine GmbH en BSL Polyolefinverbund GmbH
PB L 239 van 19.09.96
13.03.96
Kapitaalinjectie ten behoeve van Head-TyroliaMares
PB L 25 van 28.01.97
Oostenrijk C 60/95
IP(96)743 Spanje
C 56/94
30.04.96
Steun in de sector synthetische vezels ten behoeve van La Seda de Barcelona SA (Catalonië en regio Madrid)
PB L 298/96 van 22.11.96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 313
7. Gevallen waarin de Commissie een negatieve of gedeeltelijk negatieve eindbeslissing heeft genomen in de zin van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag Duitsland
C 19/95
13.03.96
C 61/91 IP(96)561 C 62/91 IP(96)562
26.06.96 26.06.96
Garanties toegekend door de deeltstaten Saksen-Anhalt, Neder-Saksen, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts, Beieren, Bremen, Mecklenburg-Voorpommeren, Sleeswijk-Holstein en Saksen ten behoeve van herstructureringsprojecten voor grote ondernemingen in moeilijkheden Steun in de automobielsector ten behoeve van Mercedez Benz AG Steun in de automobielsector ten behoeve van Volkswagen AG (Saksen, Thüringen)
PB L 194 van 06.08.96
PB L 5 van 09.01.97 PB L 308 van 29.11.96
C 64/94
17.07.96
Door de stad Mainz toegekende steun voor PB L 283 van 05.11.96 Grundstücksverwaltungsgesellschaft Fort Malakoff Mainz mBH & Co, KG, dochteronderneming van Siemens AG/Siemens Nixdorf Informationssysteme AG
C 57/95
04.12.96
Steun in de sector vezelplaten ten behoeve van Bestwood E F. Kynder GmbH
België
C 14/96 04.12.96 IP(96)1127
Operatie Maribel bis (ter)
Spanje
C 22/90 IP(96)844
18.06.96
Steun ten behoeve van Hilaturas y Tejidos Andaluces SA [HYTASAS], thans Mediterráneo Técnica Textil SA genaamd, en haar koper
21.02.96
Steun in de sector papierpulp ten behoeve van PB L 144 van 18.06.96 Cellulose du Rhône et de l'Aquitaine [CDRA] Herkapitalisatie ten behoeve van Société Française de Production [SFP] Steun aan de scheepsbouw: fiscale investeringsmaatregelen ten gunste van de bouw van schepen voor de overzeese departementen en gebiedsdelen [Pons-wet]
Frankrijk C 19/94
IP(96)161 C 53/94
02.10.96
C 8/95 IP(96)1174
04.12.96
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
314 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Italië
C 59/94
20.03.96
C 23/95 IP(96)374
30.04.96
Toepassing van de buitengewone regeling waarin PB L 180 van 19.07.96 wet nr. 95/1979 voorziet voor gevallen van insolventie als gevolg van de verplichting tot terugbetaling van steun die onverenigbaar was met de artikelen 92 en volgende van het EGVerdrag Buitengewone steunverlening ten behoeve van de PB L 231 van 12.09.96 productie en de werkgelegenheid in de schoenensector
8. Gevallen waarin de Commissie een negatieve of gedeeltelijk negatieve eindbeslissing heeft genomen op grond van artikel 6, lid 4, van Beschikking 3855/91/EGKS Duitsland
C 41/95 IP(96)226
13.03.96
C 11/95 IP(96)458 C 3/95
29.05.96 30.07.96
PB L 198 van 08.08.96
Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS] ten behoeve van Maxhütte Stahlwerke GmbH: leningen toegekend door de deelstaat Beieren Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS] ten behoeve van Walzwerk Ilsenburg GmbH Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS] ten behoeve van Werkstoff-Union GmbH (Lippendorf, Saksen)
PB L 233 van 14.09.96 PB L 48 van 19.2.97
België
C 43/96 18.12.96 IP(96)1196
Steunmaatregelen voor de ijzer- en staalsector [EGKS] ten behoeve van Forges de Clabecq
Griekenland
C 28/95
29.05.96
Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS] ten behoeve van Halyvourgia Thessalias SA
PB L 252 van 04.10.96
Italië
C 54/94
27.03.96
C 13/95
29.05.96
C 39/95
17.07.96
C 54/95 C 1/96
30.07.96
Steun ten behoeve van Altiforni e Ferriere di Servola SpA Steunmaatregelen ten behoeve van Breda Fucine Meridionali [BFM] Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS] ten behoeve van Acciaierie di Bolzano Steun voor de ontmanteling van de particuliere ijzer- en staalsector in Italië
PB L 216 van 27.08.96 PB L 272 van 25.10.96 PB L 274 van 26.10.96 PB L 316 van 05.12.96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 315
C 19/96 IP(96)1195
18.12.96
Steun voor de ontmanteling van de particuliere ijzer- en staalsector in Italië
Spanje
C 9/95
30.07.96
Steun voor de ijzer- en staalsector [EGKS] ten behoeve van Tubacex
PB L 8 van 11.01.97
9. Gevallen waarin de Commissie dienstige maatregelen heeft voorgesteld in de zin van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag Duitsland
E 24/95 IP(96)372
30.04.96
Garantieprogramma van de bondsstaat ten behoeve van particuliere ondernemingen die projecten uitvoeren in de vijf nieuwe deelstaten en in Oost-Berlijn
Oostenrijk
E 4/96
03.07.96
Oostenrijks fonds voor de bevordering van industrieel onderzoek
PB C 300 van 10.10.96
Zweden
E 22/95 E 23/95
10.
13.03.96 13.03.96
Aanwervingssubsidie Werkgelegenheidssubsidie
PB L 225 van 02.08.96 PB C 188 van 28.06.96
Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 1, van het EGVerdrag heeft beëindigd
Oostenrijk
E 4/96
22.10.96
Oostenrijks fonds voor de bevordering van industrieel onderzoek
PB C 300 van 10.10.96
18.12.96
Aanwervingssubsidie
PB C 51 van 21.2.97
Zweden
E 22/95
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
316 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
11.
Gevallen waarin de Commissie een beslissing heeft genomen na het bij eenstemmigheid bepaalde advies van de Raad krachtens artikel 95 van het EGKS-Verdrag
Ierland
C 22/95 IP(96)123
12.
07.02.96
Steun voor de ijzer- en staalsector ten behoeve van Irish Steel
PB L 121 van 21.05.96
Overige beschikkingen van de Commissie
Duitsland
NN 37/95
20.03.96
N 256/96 IP(96)423 C 62/91
15.05.96 04.09.96
Programma van de Kreditanstalt für Wiederaufbau ten behoeve van de verbetering van de liquiditeit van de ondernemingen in de nieuwe Länder Reddingssteun ten gunste van Dörries Scharmann AG Steun in de automobielsector ten behoeve van Volkswagen AG (Sachen, Thüringen)
PB C 150 van 24.05.96 - Art. 92, lid 1 niet van toepassing - Voorlopige beschikking - Zaak aanhangig bij het Hof
Spanje
NN 188/95 30.04.96
N 359/96
17.07.96
Steun ten behoeve van Porcelanas del Norte S.A.L [PONSAL] (Navarra)
- Voorlopige beschikking PB L 246 van 27.9.96 Maatregelen met het oog op de inzameling en de PB C 291 van 04.10.96 verwerking van giftig en schadelijk huishoudelijk - Art. 92, lid 1 niet van afval (Comunidad Valenciana) toepassing
Griekenland
C 9/89
29.05.96
Steun voor Halkis Cement Company
PB C 252 van 04.10.96 - Naleving van Beschikking 91/144/EEC van de Commissie
18.12.96
Steun in de sector turfwinning ten behoeve van - Art. 92, lid 1 niet van Bord na Móna toepassing
Ierland
N 989/95 IP(96)1199 Italië
NN 119/94 30.04.96
Steun voor de schepping van werkgelegenheid in - voorbehoud bepaalde sectoren [wet nr. 451 van 19.07.94] MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 317
Portugal
NN 32/95
30.04.96
NN 141/95 02.10.96 IP(96)882 06.11.96
Steun in de sector motorvoertuigen ten behoeve van RENAULT SA Steun in de audiovisuele sector voor de financiering van de Portugese openbare omroep
- Schrapping uit het NNregister - Art. 92, lid 1 niet van toepassing PB C 67 van 4.3.97
D - Lijst van steunmaatregelen van de Staten in andere sectoren 1. In de landbouwsector 1.1. Gevallen waarin de Commissie geen bezwaar maakt OOSTENRIJK 11.1.1996 29.2.1996 1.3.1996 25.3.1996 27.3.1996 16.4.1996 6.5.1996 10.5.1996 22.5.1996 10.6.1996 27.6.1996 18.7.1996 18.7.1996 25.7.1996 26.7.1996 12.9.1996 9.10.1996 12.11.1996 6.12.1996 9.12.1996 11.12.1996
MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWPRODUCTIEMETHODES MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUWSECTOR OVER DE JAREN 1995-1999 NEDER-OOSTENRIJK: MAATREGELEN IN DE RUNDERSECTOR (GENISSES) STEUN VOOR BOSBOUW- EN LANDBOUWMAATREGELEN LANDBOUWPRODUCTIEMETHODES DIE VERENIGBAAR ZIJN MET DE EISEN VAN MILIEUBESCHERMING NEDER-OOSTENRIJK: TEELT VAN SUIKERBIETEN MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE WIJNSECTOR OVER DE JAREN 1996-1998 DOELSTELLING 5B NEDER-OOSTENRIJK: PREMIE VOOR HET ONDERHOUD VAN DE NATUUR EN HET LANDSCHAP STEIERMARK: MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN EEN EXTENSIVE, MILIEUVRIENDELIJKE LANDBOUW AANVULLENDE PREMIE VOOR ZOOGKOEIEN STEUN OP LANDBOUWGEBIED (RICHTLIJN BETREFFENDE DE DIENSTEN) INVESTERINGSSTEUN IN DE LANDBOUWSECTOR SALZBURG: RENOVERING VAN DORPEN EN STEDEN COMPENSERING VAN HET INKOMENSVERLIES IN DE LANDBOUW - AGROMONETAIRE COMPENSATIE STEIERMARK: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE LAND- EN BOSBOUWERS NEDER-OOSTENRIJK: PROGRAMMA GRONDWATER 2000 MILIEUVRIENDELIJKE LANDBOUWMETHODES TIROL: STEUNMAATREGELEN VOOR DE AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN ERP-PROGRAMMA TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUWSECTOR LANDBOUWPRODUCTIEMETHODES DIE VERENIGBAAR ZIJN MET DE MILIEUBESCHERMINGSVOORSCHRIFTEN
PB C 081 VAN 19.3.1996 PB C 155 VAN 30.5.1996 PB C 225 VAN 2.8.1996 PB C 350 VAN 21.11.1996 PB C 302 VAN 12.10.1996 PB C 155 VAN 30.5.1996 PB C 272 VAN 18.09.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996 PB C 284 VAN 27.9.1996
PB C 360 VAN 29.11.1996 PB C 284 VAN 27.9.1996 PB C 001 VAN 3.1.1997 PB C 359 VAN 28.11.1996 PB C 001 VAN 3.1.1997
BELGIË 12.4.1996 16.4.1996
COMPENSERING VAN HET INKOMENSVERLIES IN DE LANDBOUW - AGROMONETAIRE COMPENSATIE WAALS GEWEST: VERPLICHTE BIJDRAGEN VAN HET OFFICE REGIONAL DE PROMOTION DE L'AGRICULTURE
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 350 VAN 21.11.1996
PB C 302 VAN 12.10.1996
318 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
22.4.1996 22.4.1996 6.5.1996 10.7.1996 19.7.1996 19.7.1996 9.8.1996 9.8.1996 9.8.1996 9.8.1996 12.11.1996
ET DE L'HORTICULTURE (ORPAH) VERPLICHTE BIJDRAGEN VOOR HET FONDS VOOR DE GEZONDHEID EN DE PRODUCTIE VAN DIEREN IN DE VARKENSSECTOR VERPLICHTE BIJDRAGEN VOOR HET FONDS VOOR DE GEZONDHEID EN DE PRODUCTIE VAN DIEREN IN DE VARKENSSECTOR WALLONIË: INVESTERINGSSTEUN EN STEUN VOOR DE VESTIGING IN DE LANDBOUW WALLONIË: STEUN VOOR INVESTERINGEN EN LANDBOUWINSTALLATIES FONDS VOOR DE DIERLIJKE GEZONDHEID EN PRODUCTIE VERPLICHTE BIJDRAGEN VOOR HET FONDS VOOR DE GEZONDHEID EN DE PRODUCTIE VAN DIEREN EN DIERLIJKE PRODUCTEN VLAAMSE REGIO: STEUNMAATREGELEN VOOR GROENTENTELERS COMPENSATIE VAN HET INKOMENSVERLIES IN DE LANDBOUW AGROMONETAIRE COMPENSATIE OPRICHTING VAN EEN BEGROTINGSFONDS VOOR DE GEZONDHEID EN DE PRODUCTIE VAN DE DIEREN EN DE DIERLIJKE PRODUCTEN COMPENSATIE VAN HET INKOMENSVERLIES IN DE LANDBOUW AGROMONETAIRE MAATREGEL NATIONAAL STEUNPROJECT VOOR DE SECTOR GLASGROENTENTEELT EN WITLOOF
PB C 268 VAN 14.09.1996 PB C 268 VAN 14.09.1996 PB C 268 VAN 14.09.1996 PB C 358 VAN 27.11.1996
PB C 302 VAN 12.10.1996 PB C 001 VAN 3.1.1997 PB C 001 VAN 3.01.1997 PB C 284 VAN 27.9.1996
DUITSLAND 8.1.1996 11.1.1996 11.1.1996 1.2.1996 7.2.1996 8.2.1996 8.2.1996 26.2.1996 29.2.1996 29.2.1996 11.3.1996 20.3.1996 25.3.1996 25.3.1996 25.3.1996 29.3.1996 16.4.1996 29.4.1996 20.5.1996 10.6.1996 13.6.1996 27.6.1996 1.7.1996
NEDERSAKSEN: BEROEPSOPLEIDING IN DE LANDBOUW- EN BOSBOUWSECTOR BADEN-WURTEMBERG: PROGRAMMA FRUIT, GROENTEN EN WIJNBOUW RIJNLAND-PALTS: VESTIGING VAN JONGE LANDBOUWERS MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: VERBETERING VAN DE LANDBOUWSTRUCTUREN BEIEREN: MAATREGELEN VOOR DE WEDEROPBOUW VAN EEN KAASMAKERIJ BRANDENBURG: STEUN VOOR HET VERLIES VAN DIEREN BRANDENBURG: PROGRAMMA INZAKE DE KWALITEIT VAN VLEES SAKSEN-ANHALT: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE EXTENSIEVE VEETEELT COMPENSATIE VAN HET INKOMENSVERLIES IN DE LANDBOUW - AGROMONETAIRE MAATREGEL NEDERSAKSEN: LANDBOUWPRODUCTIEMETHODES DIE VERENIGBAAR ZIJN MET DE MILIEUVOORSCHRIFTEN MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: LANDBOUWPRODUCTIEMETHODES DIE VERENIGBAAR ZIJN MET DE MILIEUVOORSCHRIFTEN MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: MAATREGELEN VOOR EEN ECOLOGISCHE BEDRIJFSVOERING SAKSEN-ANHALT: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWBEDRIJVEN THURINGEN: MAATREGELEN VOOR DE VERBETERING VAN DE AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN SAKSEN-ANHALT: VERBETERING VAN DE LANDBOUWSTRUCTUREN BADEN-WUERTEMBERG: STEUNMAATREGELEN TER VERBETERING VAN LANDBOUWSTRUCTUREN MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: STEUN VOOR DE PRODUCENTEN IN DE AKKERBOUW RIJNLAND-PALTS: VERBETERING VAN LANDBOUWSTRUCTUREN BRANDENBURG: VERBETERING VAN LANDBOUWSTRUCTUREN BEIEREN: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE NATUURBESCHERMING EN HET LANDSCHAPSBEHOUD MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: STEUN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWUITRUSTING EN -MATERIAAL ONDERZOEKS-, ONTWIKKELINGS- EN DEMONSTRATIEPROJECTEN IN DE SECTOR GRONDSTOFFEN MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: STEUN VOOR DE ONDERNEMING NORDKORN AG
PB C 116 VAN 20.4.1996 PB C 081 VAN 19.3.1996 PB C 081 VAN 19.3.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 155 VAN 30.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 225 VAN 2.8.1996 PB C 175 VAN 18.6.1996 PB C 225 VAN 2.8.1996 PB C 268 VAN 14.9.1996 PB C 268 VAN 14.9.1996 PB C 350 VAN 21.11.1996 PB C 350 VAN 21.11.1996 PB C 350 VAN 21.11.1996 PB C 378 VAN 13.12.1996 PB C 302 VAN 12.10.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996 PB C 284 VAN 27.9.1996 PB C 284 VAN 27.9.1996
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 319 9.7.1996 11.7.1996 12.7.1996 31.7.1996 1.8.1996 8.8.1996 8.8.1996 9.8.1996 21.8.1996 21.8.1996 17.9.1996
17.9.1996 18.9.1996 18.9.1996 26.9.1996 26.9.1996 1.10.1996 1.10.1996 7.10.1996 9.10.1996 22.10.1996 5.11.1996 12.11.1996 12.11.1996 18.11.1996 26.11.1996 20.12.1996 20.12.1996 20.12.1996 23.12.1996
STEUNMAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE PRODUCTIE PB C 358 VAN 27.11.1996 VAN FRUIT EN GROENTEN VERBETERING VAN DE LANDBOUWSTRUCTUREN EN KUSTPB C 358 VAN 27.11.1996 BESCHERMING MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: STEUN VOOR KAPITAALVORMING PB C 358 VAN 27.11.1996 TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWBEDRIJVEN HESSEN: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DIERENRASSEN PB C 360 VAN 29.11.1996 DIE MET UITSTERVING WORDEN BEDREIGD MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: STEUN TEN BEHOEVE VAN PB C 360 VAN 29.11.1996 DE BIOLOGISCHE PRODUCTIE VAN LANDBOUWPRODUCTEN BADEN-WUERTEMBERG: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN PB C 368 VAN 6.12.1996 HET RATIONEEL GEBRUIK VAN ENERGIE RIJNLAND-PALTS: VESTIGING VAN JONGE LANDBOUWERS PB C 368 VAN 6.12.1996 RIJNLAND-PALTS: INSTANDHOUDING VAN DE WIJNBOUW PB C 001 VAN 3.1.1997 THURINGEN: STEUNMAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE PB C 358 VAN 27.11.1996 PRODUCENTEN VAN ONGEZUIVERDE PLANTAARDIGE OLIE BRANDENBURG: STEUNMAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE DIERLIJKE PRODUCTIE MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: VERMINDERING VAN DE PB C 359 VAN 28.11.1996 ECONOMISCHE KOSTEN ALS GEVOLG VAN DE SCHADE WELKE WORDT VEROORZAAKT DOOR BEPAALDE BESCHERMDE DIEREN NEDERSAKSEN: INVESTERINGSSTEUN VOOR DE OPSLAG PB C 004 VAN 8.1.1997 VAN DRIJFMEST RIJNLAND-PALTS: MAATREGELEN VOOR EEN LANDBOUWPRODUCTIE PB C 004 VAN 8.1.1997 WELKE VERENIGBAAR IS MET DE MILIEUVOORSCHRIFTEN HAMBURG: MAATREGELEN IN DE VLEESSECTOR PB C 004 VAN 8.1.1997 VERWERKING EN AFZET SAKSEN-ANHALT: STEUN VOOR DE AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN PB C 004 VAN 8.1.1997 NEDERSAKSEN: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE NATUURBESCHERMING EN HET LANDSCHAPSBEHOUD BRANDENBURG: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN PB C 359 VAN 28.11.1996 LEVENSMIDDELENPRODUCTEN BADEN-WURTEMBERG: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN SLACHTHUISSTRUCTUREN PB C 359 VAN 20.11.1996 SAKSEN: MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE OMSCHAKELING OP PB C 001 VAN 3.1.1997 ANDERE RASSEN BIJ HOP SAKSEN: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN BOSSEN PB C 001 VAN 3.1.1997 RIJNLAND-PALTS: STEUN VOOR BOSBOUW- EN LANDBOUWMAATREGELEN MECKLENBURG-VOORPOMMEREN: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE REGIONALE MARKT VOOR LANDBOUWPRODUCTEN ONDERZOEKS- EN ONTWIKKELINGSPROJECTEN VOOR DE MILIEUBESCHERMING SAKSEN: MAATREGELEN VOOR DE BESCHERMING EN HET ONDERHOUD VAN BOSSEN NEDERSAKSEN: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN BOSSEN NEDERSAKSEN: STEUN VOOR LANDBOUWMACHINES NOORDRIJN-WESTFALEN: STEUN TEN BEHOEVE VAN MILIEUVRIENDELIJKE LANDBOUWMETHODEN NEDERSAKSEN: VERBETERING VAN DE PRODUCTKWALITEIT SAKSEN: STEUN VOOR DE KASPOSITIE VAN LANDBOUWBEDRIJVEN DIE IN MOEILIJKHEDEN VERKEREN BRANDENBURG: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN HET LANDBOUWBEDRIJF
DENEMARKEN 3.5.1996 6.6.1996 18.6.1996 26.7.1996 8.8.1996
AANPASSING VAN PRODUCTEN IN DE LANDBOUWSECTOR VERBETERING VAN LANDBOUWSTRUCTUREN VERDELING VAN LAND TUSSEN LANDBOUWERS COMPENSATIE VAN HET INKOMENSVERLIES IN DE LANDBOUW AGROMONETAIRE MAATREGEL STEUN AAN DE LANDBOUWPRODUCTIE IN HAT KADER VAN DE MILIEUBESCHERMING
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 357 VAN 26.11.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996 PB C 284 VAN 27.9.1996 PB C 360 VAN 29.11.1996 PB C 368 VAN 6.12.1996
320 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE 9.8.1996 21.8.1996
COMPENSATIE VAN HET INKOMENSVERLIES IN DE LANDBOUW AGROMONETAIRE MAATREGEL STEUNMAATREGELEN VOOR DE VARKENSUITVOER
PB C 358 VAN 27.11.1996
SPANJE 8.1.1996 8.1.1996 8.1.1996 10.1.1996 11.1.1996 23.1.1996 2.2.1996 7.2.1996 7.2.1996 21.2.1996 21.2.1996 21.2.1996 21.2.1996 21.2.1996 21.2.1996 26.2.1996 11.3.1996 13.3.1996 29.3.1996 29.3.1996 29.3.1996 1.4.1996 11.4.1996 16.4.1996 16.4.1996 16.4.1996 16.4.1996 19.4.1996 25.4.1996 25.4.1996 25.4.1996 29.4.1996 29.4.1996 10.5.1996 14.5.1996 22.5.1996 7.6.1996
GALICIË: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWCOÖPERATIES ASTURIAS: STEUNMAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DORPEN GALICIË: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWPRODUCTEN CASTILIË-LEON: STEUN TER COMPENSATIE VAN DE SCHADE DIE WERD VEROORZAAKT DOOR DE DROOGTE VALENCIA: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUWSECTOR OVER DE JAREN 1995 - 2000 CASTILIË-LEON: STEUN TER COMPENSATIE VAN DOOR VORST VEROORZAAKTE SCHADE (1994 -1995) ANDALUSIË: STEUN VOOR DE MODERNISERING VAN DE IRRIGATIE BALEAREN: STEUN VOOR DE VERWERKING EN DE AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN CASTILIË-LEON: MAATREGELEN IN DE SECTOR VEEHOUDERIJ EXTREMADURA: STEUN VOOR DE AANKOOP VAN NIET-GEÏRRIGEERDE GROND VALENCIA: ORGANISATIE VAN CURSUSSEN, CONGRESSEN EN CONFERENTIES VALENCIA: CAMPAGNES VOOR DIERZIEKTEBESTRIJDING VALENCIA: FYTOSANITAIRE MAATREGELEN VOOR DOOR HET SHARKA-VIRUS AANGETASTE FRUITAANPLANTINGEN VALENCIA: MAATREGELEN VOOR GROEPERINGEN VOOR PLANTENBESCHERMING VALENCIA: MAATREGELEN OM BESTUIVING DOOR BIJEN TE BEVORDEREN VALENCIA: MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN HET SCHAPERAS ROJA OF GUIRRA CASTILIË-LEON: STEUN AAN DE RADEN VOOR OORSPRONGSBENAMINGEN CATALONIË: STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN HET PLATTELAND GALICIË: INTEGRAAL PLAN VOOR GENETISCHE VERBETERING BASKENLAND: FINANCIËLE STEUN VOOR BEDRIJVEN IN DE ZUIVELSECTOR CANTABRIË: BESCHERMING VAN DE INHEEMSE RUNDERRASSEN VALENCIA: BIJSTAND VOOR ZUIVERING VAN VARKENSDRIJFMEST CASTILIË-LEON: STEUN VOOR HET HOUDEN VAN VEEMARKTEN CASTILIË-LEON: PROGRAMMA VOOR DE HERSTRUCTURERING VAN WIJNGAARDEN CASTILIË-LEON: STEUN TEN GUNSTE VAN GEITEN- EN SCHAPENHOUDERIJEN CASTILIË-LEON: VERBETERING VAN DE INFRASTRUCTUURWERKEN OP HET PLATTELAND VALENCIA: MAATREGELEN VOOR HET GEBRUIK VAN IRRIGATIE-INSTALLATIES CASTILIË-LEON:VERBETERING VAN PLATTELANDSINFRASTRUCTUUR CASTILIË-LEON: STEUN TEN BEHOEVE VAN DE AARDAPPELTEELT VALENCIA: MAATREGELEN VOOR DE SANERING VAN DE VEEHOUDERIJEN CASTILIË-LEON: MAATREGELEN INZAKE LANDEIGENDOM EN LANDBOUW MAATREGELEN VOOR HET SCHEPPEN VAN WERKGELEGENHEID OP HET PLATTELAND CANARISCHE EILANDEN: MAATREGELEN TER VERBETERING VAN DE IRRIGATIE-INSTALLATIES ASTURIAS: MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN LANDBOUWCOÖPERATIES CASTILIË-LEON: STEUN VOOR DE AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN CASTILIË-LA-MANCHA: STEUN VOOR DE MODERNISERING VAN DE BEREGENING ARAGON: MAATREGELEN VOOR DE VERBETERING VAN DE INFRASTRUCTUUR IN DE LANDBOUWSECTOR
PB PB PB PB
C C C C
128 063 067 128
VAN VAN VAN VAN
1.5.1996 2.3.1996 5.3.1996 1.5.1996
PB C 081 VAN 19.3.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 225 VAN 2.8.1996 PB C 225 VAN 2.8.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 225 VAN 2.8.1996 PB C 268 VAN 14.9.1996 PB C 268 VAN 14.9.1996 PB C 350 VAN 21.11.1996 PB C 350 VAN 21.11.1996 PB PB PB PB
C C C C
302 302 351 302
VAN VAN VAN VAN
12.10.1996 12.10.1996 22.11.1996 12.10.1996
PB C 302 VAN 12.10.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996 PB C 272 VAN 18.9.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 321 7.6.1996 10.6.1996 10.6.1996 1.7.1996 1.7.1996 4.7.1996 10.7.1996 10.7.1996 18.7.1996 18.7.1996 8.8.1996 8.8.1996 8.8.1996 8.8.1996 8.8.1996 8.8.1996 8.8.1996 8.8.1996 8.8.1996 11.9.1996 12.9.1996 12.9.1996 17.9.1996 17.9.1996 26.9.1996 1.10.1996 15.10.1996 16.10.1996 28.10.1996 13.11.1996 13.11.1996 18.11.1996 20.11.1996 6.12.1996 11.12.1996 16.12.1996 16.12.1996
CANARISCHE EILANDEN: STEUN VOOR DE VERBETERING VAN PB C DE IRRIGATIE-INFRASTRUCTUUR GALICIË: MAATREGELEN VOOR DE MODERNISERING VAN DE PB C LANDBOUWBEDRIJVEN GALICIË: STEUNMAATREGELEN VOOR DE AFZET EN DE BEVORDERING PB C VAN LANDBOUWPRODUCTEN VALENCIA: COMPENSATIEMAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN IMKERS PB C CASTILIË-LEON: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE SECTOR PB C LANDBOUWINDUSTRIE VERBETERING VAN DE LANDBOUWSTRUCTUREN PB C CASTILIË-LEON: STEUN VOOR DE MODERNISERING VAN PB C DE UITRUSTING VOOR DE GEZONDHEIDSZORG VERBETERING EN AFZET VAN BEPAALDE LANDBOUWPRODUCTEN PB C ASTURIAS: VERSCHILLENDE PROGRAMMA'S TEN BEHOEVE VAN PB C HET MKB MURCIA: STEUNMAATREGELEN VOOR DE VERWERKING EN PB C AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN CASTILIË-LEON: STEUN VOOR GRONDVERBETERING PB C IN DE LANDBOUWSECTOR CASTILIË-LA-MANCHA: BEBOSSINGSMAATREGELEN PB C ANDALUSIË: BESTUIVINGSPREMIE VOOR IMKERS PB C GALICIË: MAATREGELEN VOOR DE AANLEG VAN BOSSEN PB C EXTREMADURA: MAATREGELEN VOOR DE AANLEG VAN BOSSEN PB C CANTABRIË: MAATREGELEN VOOR ZIEKTEBESTRIJDING PB C CASTILIË-LEON: HERSTRUCTURERING VAN DE WIJNBOUW PB C EXTREMADURA: MAATREGELEN VOOR DE AANLEG VAN BOSSEN PB C IN LANDELIJKE GEBIEDEN ASTURIAS: ONTWIKKELING VAN DE BOSBOUW PB C LA RIOJA: MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE BIJENTEELT PB C MURCIA: STEUN VOOR DE KWALITEITSVERBETERING VAN PB C AGRO-LEVENSMIDDELEN VALENCIA: MAATREGELEN VOOR DE AANLEG VAN BOSSEN PB C CANTABRIË: AFZET VAN VOEDINGSPRODUCTEN PB C CANTABRIË: BIJSTAND VOOR DE ORGANISATIE VAN FOKVEEDAGEN PB C GALICIË: PROGRAMMA VOOR DE HERSTRUCTURERING VAN PB C WIJNGAARDEN MURCIA: RATIONEEL GEBRUIK VAN IRRIGATIEWATER IN PB C LANDBOUWBEDRIJVEN MURCIA: STEUNMAATREGELEN VOOR DE AFZET VAN LANDBOUWPB C PRODUCTEN CANARISCHE EILANDEN: MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN DE LANDBOUWSECTOR VALENCIA: STEUNMAATREGELEN VOOR DE AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN STEUNMAATREGELEN TEN GUNSTE VAN AARDAPPELTELERS VALENCIA: STEUN VOOR DE GEZONDHEIDSZORG IN DE LANDBOUWSECTOR ASTURIAS: STEUN VOOR AFZETORGANISATIES VOOR BONEN NAVARRA: VERBETERING VAN DE LANDBOUWSTRUCTUREN BASKENLAND: STEUN VOOR LANDBOUWBEDRIJVEN IN BISKAJE BASKENLAND: STEUN VOOR LANDBOUWBEDRIJVEN IN GUIPUZCOA BASKENLAND: STEUN VOOR LANDBOUWBEDRIJVEN IN ALAVA BASKENLAND: STEUN VOOR DE TEELT, OPSLAG EN AFZET VAN AARDAPPELEN
214 VAN 24.10.1996 314 VAN 24.10.1996 284 VAN 27.9.1996 357 VAN 26.11.1996 357 VAN 26.11.1996 357 VAN 27.11.1996 358 VAN 27.11.1996 358 VAN 27.11.1996 230 VAN 9.8.1996 360 VAN 29.11.1996 368 VAN 6.12.1996 368 368 368 368 368 368 368
VAN VAN VAN VAN VAN VAN VAN
6.12.1996 6.12.1996 6.12.1996 6.12.1996 6.12.1996 6.12.1996 6.12.1996
368 VAN 6.12.1996 359 VAN 28.11.1996 359 VAN 28.11.1996 359 004 004 004
VAN VAN VAN VAN
28.11.1996 8.1.1997 8.1.1997 8.1.1997
001 VAN 8.1.1997 004 VAN 8.1.1997
FRANKRIJK 11.1.1996 29.2.1996 15.7.1996 9.8.1996 21.8.1996
STEUN VOOR DE ZUIVELSECTOR STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN TEN GUNSTE VAN HET INSTITUT FRANCAIS DE L' HORTICULTURE ET DU PAYSAGE HERSTRUCTURERING VAN DE SECTOR ZOOGKOEIEN DOOR HET "OFFICE NATIONAL INTERPROFESSIONEL DES CEREALES" GESLOTEN OVEREENKOMSTEN VERLENGING VAN DE STEUN TER VERBETERING VAN DE KWALITEIT VAN VARKENSVLEES IN BERGGEBIEDEN
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 081 VAN 19.3.1996 PB C 155 VAN 30.5.1996 PB C 284 VAN 27.9.1996 PB C 001 VAN 3.1.1997 PB C 358 VAN 27.11.1996
322 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE 15.10.1996 15.10.1996 05.11.1996 5.11.1996 20.11.1996 20.11.1996 21.11.1996 18.12.1996
PARAFISCALE HEFFING TEN GUNSTE VAN "CENTRE TECHNIQUE DE LA PB C 004 VAN 8.1.1997 SALAISON, DE LA CHARCUTERIE ET DES CONSERVES DE VIANDES" STAATSSTEUN VOOR MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN VOOR PB C 004 VAN 8.1.1997 GEWASSEN SCHADELIJKE ORGANISMEN IN OVERZEESE GEBIEDEN PARAFISCALE HEFFING VOOR DE FINANCIERING VAN DE GRANENSECTOR NATIONALE ORGANISATIE VOOR DE TECHNISCHE VERBETERING VAN DE WIJNBOUW STEUN TEN BEHOEVE VAN BOOMKWEKERS STEUN VOOR DE VERBETERING VAN HET WEIDEBEDRIJF IN DE REGIO MIDI-PYRENEES STEUN TEN BEHOEVE VAN DE PRODUCENTEN VAN LIKEUR EN BRANDEWIJN STEUN VOOR DE OPSPOORBAARHEID VAN VETTE ZWEMVOGELS IN DE BROEDERIJEN
FINLAND 8.1.1996 26.1.1996 8.5.1996 31.5.1996 7.6.1996 13.6.1996 14.6.1996 28.6.1996 1.8.1996 21.8.1996 21.10.1996 22.11.1996 22.11.1996 22.11.1996 25.11.1996 5.12.1996 5.12.1996 5.12.1996 5.12.1996 12.12.1996 12.12.1996
STEUN VOOR DE ORGANISCHE PRODUCTIE STEUN VOOR DE VESTIGING VAN JONGE LANDBOUWERS BETALINGSUITSTEL VOOR BEPAALDE LANDBOUWLENINGEN STEUNMAATREGELEN VOOR DE BOUW VAN PLATTELANDSWONINGEN STEUN TEN BEHOEVE VAN BOERDERIJEN GESUBSIDIEERDE LENINGEN VOOR DE AANKOOP VAN LANDBOUWGRONDEN EN BOERDERIJEN MAATREGELEN TER VERBETERING VAN DE LANDBOUWSTRUCTUREN VERBETERING EN AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN HEFFINGEN OP DE LANDBOUWSECTOR MILIEUVRIENDELIJKE LANDBOUWMETHODES - AALAND STEUNREGELING VOOR WONINGBOUW OP RENDIERBOERDERIJEN STEUN VOOR DE GRONDVERBETERING - AALAND GESUBSIDIEERDE LENINGEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWERS STEUNMAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWERS - AALAND STEUN VOOR DE AANKOOP VAN GROND DOOR DE SKOLT-VOLKEREN BIJZONDERE RECHTEN VOOR SKOLTEN STEUN VOOR SKOLTEN DIE IN FINANCIËLE MOEILIJKHEDEN VERKEREN STEUN VOOR DE AANKOOP VAN GRONDEN EN BOERDERIJEN STEUN TEN BEHOEVE VAN INVESTERINGEN DOOR SKOLTEN BIJZONDERE RECHTEN VOOR SKOLTEN STEUN TEN BEHOEVE VAN COÖPERATIES VAN RENDIERFOKKERS
PB PB PB PB PB PB
C C C C C C
073 128 351 314 314 314
VAN VAN VAN VAN VAN VAN
13.3.1996 1.5.1996 22.11.1996 24.10.1996 24.10.1996 24.10.1996
PB C 284 VAN 27.9.1996 PB C 309 VAN 18.10.1996 PB C 360 VAN 29.11.1996
GRIEKENLAND 29.2.1996 3.5.1996 22.5.1996 27.6.1996 9.7.1996
MAATREGELEN OM DE KATOENOOGSTTECHNIEKEN TE VERBETEREN TOEPASSING VAN HET PROGRAMMA LEADER BEVORDERING VAN KWALITEITSPRODUCTEN REGIONALE STEUN VOOR HET GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE LANDBOUWMETHODEN STEUNMAATREGELEN VOOR DE KATOENAFZET
PB PB PB PB
C C C C
128 272 351 284
VAN VAN VAN VAN
1.5.1996 18.9.1996 22.11.1996 27.9.1996
SARDINIË: SPOEDMAATREGELEN VOOR DE DROOGTE VAN 1995 ABRUZZEN : SUBSIDIES VOOR LANDBOUWCOÖPERATIES MARCHE: VOORTZETTING VAN DE FINANCIERING VAN REGIONALE WET NR. 42 VAN 29.12.84 SICILIË: REGIONALE WET 27/95 MET UITZONDERING VAN DE BEPALINGEN INZAKE DE VOORTZETTING VAN DE FINANCIERING VAN REGIONALE WET 13/86 NATIONAAL PROGRAMMA AIMA: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE AARDAPPELTELERS FRIULI-VENEZIA GIULIA: STEUNMAATREGELEN VOOR DE SECTOR BIOLOGISCHE LANDBOUW VENETO: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE BIJENTEELT BOLZANO: STEUNMAATREGELEN VOOR DE AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN ABRUZZEN: VERBETERING VAN DE LANDBOUWSTRUCTUREN PIEMONTE: REGIONALE WET VOOR DE ONTWIKKELING VAN
PB C 081 VAN 19.3.1996 PB C 081 VAN 19.3.1996 PB C 073 VAN 13.3.1996
PB C 358 VAN 27.11.1996
ITALIË 11.1.1996 11.1.1996 30.1.1996 30.1.1996
22.2.1996 26.2.1996 26.2.1996 3.5.1996 20.5.1996 20.5.1996
PB C 128 VAN 1.5.1996
PB C 155 VAN 30.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 128 VAN 1.5.1996 PB C 357 VAN 26.11.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996 PB C 314 VAN 24.10.1996
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 323
22.5.1996 1.7.1996 26.7.1996 31.7.1996 8.8.1996 8.8.1996 9.8.1996
9.8.1996
21.8.1996 21.8.1996 5.9.1996 18.9.1996 9.10.1996 17.1.1996 28.10.1996 28.10.1996 4.11.1996 5.11.1996 12.11.1996 25.11.1996 3.12.1996 5.12.1996
DE AGRO-INDUSTRIE MARCHE: MAATREGELEN IN DE SECTOR LANDBOUWVOEDINGSMIDDELEN EMILIA-ROMAGNA: MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN WIJNBOUWPRODUCTEN NATIONAAL PROGRAMMA AIMA: STEUN VOOR DE AANKOOP VAN ETHYLALCOHOL NATIONAAL PROGRAMMA AIMA: STEUN VOOR KWALITEITSVERBETERING IN DE SECTOR ZIJDERUPSENTEELT NATIONAAL PROGRAMMA AIMA: STEUN VOOR DE PARTICULIERE OPSLAG VAN AARDAPPELEN VOOR CONSUMPTIE SICILIË: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE BIJENTEELT EN DE ZIJDERUPSENTEELT FRIULI-VENEZIA GIULIA: VOORTZETTING VAN DE FINANCIERING IN DE LANDBOUWSECTOR - REGIONALE WET VAN 28.04.1994: ARTIKEL 109, LEDEN 9 EN 10, ARTIKEL 118, LID 5 (GEDEELTELIJK), ARTIKEL 123, LEDEN 1, 2, 5 EN 6, ARTIKEL 124, LID 1 FRIULI-VENEZIA GIULIA: VOORTZETTING VAN DE FINANCIERING IN DE LANDBOUWSECTOR - REGIONALE WET VAN 28.04.1994 ART. 118, LID 11, ART. 120 EN ART. 121, LEDEN 11 EN 18 ABRUZZEN: PROEFPROJECT VOOR DE LANDBOUWRUILVERKAVELING TOSCANIË: REGIONAAL PROGRAMMA VOOR DE DEELNEMING VAN VEETELERS AAN ZOÖTECHNISCHE MANIFESTATIES FRIULI-VENEZIA GIULIA: STEUN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWCOÖPERATIES MAATREGELEN IN DE SECTOR ZUIVELPRODUCTEN STEUN AAN DE AARDAPPELTEELT LOMBARDIJE: STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN COÖPERATIES IN DE LANDBOUWSECTOR VENETO: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE VESTIGING VAN JONGE LANDBOUWERS STEUN TEN BEHOEVE VAN DE PRODUCTIE VAN BUFFELMELK SICILIË: MAATREGELEN IN DE VLEESVERWERKENDE SECTOR
PB C 272 VAN 18.9.1996 PB C 357 VAN 26.11.1996 PB C 360 VAN 29.11.1996 PB C 360 VAN 29.11.1996
PB C 368 VAN 6.12.1996 PB C 368 VAN 6.12.1996 PB C 001 VAN 3.1.1997
PB C 001 VAN 3.1.1997
PB C 358 VAN 27.11.1996 PB C 359 PB C 357 VAN 26.11.1996 PB C 001 VAN 3.1.1997 PB C 004 VAN 8.1.1997
MAATREGELEN IN DE RUNDVEESECTOR UMBRIA: MAATREGELEN VOOR DE HERSTRUCTURERING VAN WIJNGAARDEN MOLISE: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE BIOLOGISCHE LANDBOUW ABRUZZEN: FINANCIËLE STEUN TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUWONTWIKKELING ABRUZZEN: ONTWERP VOOR EEN REGIONALE WET BETREFFENDE DE REORGANISATIE VAN CONSORTIA VOOR VEREDELINGSLANDBOUW
IERLAND 1.3.1996 11.4.1996
STEUN TEN BEHOEVE VAN DE AARDAPPELTEELT PROGRAMMA LEADER II
PB C 155 VAN 30.5.1996 PB C 351 VAN 22.11.1996
LUXEMBURG 20.2.1996 5.11.1996
COMPENSATIESTEUN VOOR HET INKOMENSVERLIES IN DE LANDBOUW AGROMONETAIRE COMPENSATIE PRIEMIE VOOR HET BEHOUD VAN DE NATUUR EN HET LANDSCHAP
PB C 128 VAN 1.5.1996
NEDERLAND 10.1.1996 11.1.1996 11.1.1996 7.2.1996 22.2.1996 29.2.1996 1.3.1996
BESCHERMINGSMAATREGELEN VOOR LANDSCHAP EN NATUUR MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN AARDAPPELEN HEFFINGEN IN DE SECTOR BLOEMENTEELT MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWPRODUCTEN STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN IN DE RUNDVEESECTOR STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN IN DE VLEESSECTOR MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE KWALITEITSCONTROLE VAN BLOEMENTEELTPRODUCTEN VOOR UITVOER NAAR JAPAN
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB PB PB PB PB PB
C C C C C C
086 081 081 155 155 155
VAN VAN VAN VAN VAN VAN
23.3.1996 19.3.1996 19.3.1996 30.5.1996 30.5.1996 30.5.1996
324 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE 20.3.1996 16.04.1996 6.5.1996 18.7.1996 26.07.1996 31.07.1996 31.7.1996 9.8.1996 9.8.1996 18.9.1996 24.9.1996 21.10.1996 5.11.1996 5.11.1996 7.11.1996 12.11.1996 6.12.1996 23.12.1996
STEUN VOOR DE EXTENSIVERING VAN DE RUNDVLEESPB C 268 VAN 14.9.1996 PRODUCTIE STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN VOOR RECLAME PB C 302 VAN 12.10.1996 VOOR SIERPLANTEN BESCHERMINGSMAATREGELEN TEGEN ORGANISMEN DIE SCHADELIJK PB C 351 VAN 22.11.1996 ZIJN VOOR DE GEWASSEN STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN VOOR DE COMPENSATIE VAN PB C 309 VAN 18.10.1996 DE DOOR EEN AARDAPPELZIEKTE VEROORZAAKTE SCHADE COMPENSATIESTEUN VOOR INKOMENSVERLIES PB C 001 VAN 3.1.1997 AGROMONETAIRE STEUN STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN VOOR DE COMPENSATIE VAN PB C 360 VAN 29.11.1996 DE DOOR EEN AARDAPPELZIEKTE VEROORZAAKTE SCHADE STEUN VOOR DE ADVIESDIENST VOOR LANDBOUWERS PB C 360 VAN 29.11.1996 DIE ZICH UIT DE LANDBOUW TERUGTREKKEN STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN IN DE SECTOR PB C 358 VAN 27.11.1996 TUINBOUWZADEN MAATREGELEN TEGEN DE DOLLE-KOEIENZIEKTE (BSE) PB C 001 VAN 3.1.1997 STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN IN DE AARDAPPELSECTOR PB C 357 VAN 26.11.1996 STEUN AAN DE PROVINCIES VOOR DE FINANCIERING VAN HET PB C 357 VAN 26.11.1996 MILIEUBELEID STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN IN DE TUINBOUWSECTOR PB C 001 VAN 3.1.1997 STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN VOOR DE BESTRIJDING VAN KNOLCYPERUS STEUNMAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE TUINBOUWSECTOR VOOR DE UITVOER NAAR JAPAN MAATREGELEN VOOR DE KWALITEITSCONTROLE VAN FRUIT EN GROENTEN PREMIES VOOR DE VERPLAATSING VAN LANDBOUWBEDRIJVEN INNOVATIEPROJECT IN DE LANDBOUWSECTOR STEUN EN PARAFISCALE HEFFINGEN TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW- EN TUINBOUWSECTOR
PORTUGAL 11.1.1996 11.4.1996 19.4.1996 19.4.1996 22.4.1996 25.4.1996 22.5.1996 13.6.1996 31.7.1996 8.8.1996 12.9.1996 15.10.1996 16.10.1996 18.11.1996 2.12.1996
STEUN IN DE SUIKERSECTOR PB C 284 VAN 27.9.1996 MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWCOÖPERATIES OM DE DOOR HET SLECHTE WEER IN 1995 VEROORZAAKTE SCHADE TE VERGOEDEN PB C 351 VAN 22.11.1996 MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN GRAANPRODUCENTEN OM DE PB C 351 VAN 22.11.1996 DOOR DE DROOGTE IN 1995 VEROORZAAKTE SCHADE TE VERGOEDEN STEUN TEN BEHOEVE VAN DE VEETEELT NAAR AANLEIDING VAN DE PB C 351 VAN 22.11.1996 IN 1995 DOOR DROOGTE EN VORST VEROORZAAKTE SCHADE MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE MODERNISERING VAN VERWERKINGSOF AFZETEENHEDEN VAN LANDBOUWPRODUCTEN STEUN OM DE DOOR DROOGTE EN VORST IN 1995 VEROORZAAKTE PB C 351 VAN 22.11.1996 SCHADE TE VERGOEDEN STEUN AAN DE BOSBOUWSECTOR PB C 314 VAN 24.10.1996 VERBETERING VAN DE INFRASTRUCTUUR VAN LANDBOUWBEDRIJVEN PB C 284 VAN 27.9.1996 AZOREN: STEUN TEN BEHOEVE VAN STAATSBOSSEN PB C 360 VAN 29.11.1996 OPLEIDINGSSTEUN VOOR BEROEPSOPLEIDINGSCENTRA PB C 368 VAN 6.12.1996 AZOREN: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWPRODUCTEN PB C 359 VAN 28.11.1996 MAATREGELEN OM DE DOOR HET SLECHTE WEER IN 1995-1996 VEROORZAAKTE SCHADE TE VERGOEDEN AZOREN: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN LANDBOUWCOÖPERATIES MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING OP LANDBOUWGEBIED AZOREN: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN ZUIVELPRODUCTEN
ZWEDEN 10.7.1996
BEVORDERING VAN DE INTERNATIONALE AFZET VAN DOOR VERWERKING VERKREGEN LEVENSMIDDELEN
PB C 358 VAN 27.11.1996
VERENIGD KONINKRIJK 29.3.1996
ONDERZOEKSFONDS CACAO
PB C 350 VAN 21.11.1996
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 325 16.4.1996 16.4.1996 8.5.1996 31.5.1996 31.5.1996 31.5.1996 31.5.1996 11.6.1996 11.6.1996 27.6.1996 1.7.1996 15.7.1996 25.7.1996 26.7.1996 9.8.1996 11.10.1996 16.10.1996 21.10.1996 3.12.1996 12.12.1996 20.12.1996
1.2.
"COUNTRYSIDE STEWARDSHIP SCHEME" PB HABITATPROGRAMMA PB SUBSIDIE LANDBOUWAFVALSTOFFEN (NITRAATGEVOELIGE ZONES) PB BSE: FINANCIEEL STEUNPROGRAMMA VOOR DE VILDERIJ-INDUSTRIE BSE: MARKTONDERSTEUNING BSE: URGENTE STEUN VOOR DE SLACHTINDUSTRIE BSE: RECLAME VOOR VLEES DOOR DE MEAT AND LIVESTOCK COMMISSION "NATIONAL MILK RECORDS" PB PROGRAMMA BETREFFENDE DE VITALE KUSTGEBIEDEN PB ONDERZOEK- EN ONDERWIJSPROGRAMMA BETREFFENDE PB SUIKERBIETEN WIJZIGING VAN HET PROGRAMMA VOOR STEUN AAN DE BOSBOUW PB NOORD-IERLAND: BSE: PROGRAMMA 1996 VOOR DE SLACHTING PB VAN STIEREN BSE: PROGRAMMA VOOR DE OPRUIMING VAN BEREIDINGEN OP PB BASIS VAN VLEES- EN BEENDERMEEL VAN ZOOGDIEREN BSE: REGELING INZAKE DIENSTEN VOOR DE VERWIJDERING VAN PB RUNDVLEES EN RUNDVLEESPRODUCTEN ECOLOGISCH KWETSBARE GEBIEDEN: WIJZIGINGEN IN PB HET BESCHERMINGSPROGRAMMA ECOLOGISCH KWETSBARE GEBIEDEN: WIJZIGINGEN IN HET BESCHERMINGSPROGRAMMA SCHOTLAND: DOELSTELLING 5B: VERWERKING, AFZET, TOERISME EN RECREATIE PROGRAMMA VOOR NITRAATGEVOELIGE GEBIEDEN PB "COUNTRYSIDE STEWARDSHIP SCHEME" SCHOTLAND: MILIEUGEVOELIGE GEBIEDEN HOME GROWN CEREALS AUTHORITIES
C 302 VAN 12.10.1996 C 302 VAN 12.10.1996 C 272 VAN 18.9.1996
C 314 VAN 24.10.1996 C 314 VAN 24.10.1996 C 357 VAN 26.11.1996 C 357 VAN 26.11.1996 C 309 VAN 18.10.1996 C 284 VAN 27.9.1996 C 360 VAN 29.11.1996 C 001 VAN 3.1.1997
C 001 VAN 3.1.1997
Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EGVerdrag heeft ingeleid
OOSTENRIJK 20.11.1996
VERMINDERING VAN DE VERKOOPBELASTING EN DE HEFFINGEN OP ALCOHOL
DUITSLAND 1.7.1996
VERWERKING EN AFZET VAN LANDBOUWPRODUCTEN KADERREGELING EN DIENSTIGE MAATREGELEN (ARTIKEL 93, LID 1 VAN HET EG-VERDRAG)
SPANJE 22.4.1996
VERBETERING EN MODERNISERING VAN LANDBOUWBEDRIJVEN
PB C 206 VAN 17.7.1996
FRANKRIJK 23.5.1996
VERLENGING VAN DE BIJDRAGE AAN INTERFEL
PB C 301 VAN 11.10.1996
GRIEKENLAND 27.06.1996
BEHEERSKREDIETEN - MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
ITALIË 11.1.1996 26.2.1996
MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE SUIKERSECTOR - OSTELLATO EMILIA-ROMAGNA: STEUN AAN GROEPERINGEN IN DE VORM VAN GARANTIEMAATREGELEN IN DE LANDBOUWSECTOR EN DE AGRO-INDUSTRIE
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 092 VAN 28.3.1996 PB C 104 VAN 10.4.1996
326 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE 16.4.1996
17.4.1996 19.7.1996 25.7.1996 16.10.1996
25.11.1996 25.11.1996
SICILIË: WET 23/95 BETREFFENDE LENINGSCONSORTIA PB C 150 VAN 24.5.1996 VOOR COLLECTIEVE GARANTIES TUSSEN KMO'S IN DE LANDBOUWSECTOR SICILIË: HERSTRUCTURERINGSSTEUN VOOR PB C 225 VAN 2.8.1996 SICILIANE ZOOTECHNICA CAMPANIA: REGIONALE WET 31/90 BETREFFENDE DE WIJNBOUWSECTOR - WET 28/95 (MET UITZONDERING VAN DE ARTIKELEN 1, 2 EN 8) SARDINIË: MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE PB C 311 VAN 22.10.1996 LANDBOUWSECTOR, WET 33/95 SARDINIË: BESCHIKKING VAN 24/10/95 (ART.16 VAN DE REG. WET 62) BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN BEHEERSKREDIETEN IN DE ZUIVELSECTOR STEUNMAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN AGRITERMINALE S.P.A A RAVENNA - REGIONALE WET NR. 236/93 STEUN TEN BEHOEVE VAN DE SUIKERSECTOR
PORTUGAL 27.06.1996
BEHEERSKREDIETEN - MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
1.3.
Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EGVerdrag heeft beëindigd met een positieve eindbeschikking
BELGIË 7.2.1996 22.5.1996
WAALS GEWEST: STEUN VOOR INVESTERINGEN EN DE VESTIGING VAN LANDBOUWBEDRIJVEN STEUN EN VERPLICHTE BIJDRAGEN VOOR DE SECTOR GEVOGELTE EN MELKPRODUCTEN
PB C 284 VAN 27.9.1996
FRANKRIJK 10.6.1996
VERNIEUWING VAN WIJNGAARDEN IN ZUID-FRANKRIJK
PB C 227 VAN 6.8.1996
ITALIË 11.1.1996 29.3.1996
1.4.
ABRUZZEN: WET VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE LANDBOUW VOOR DE PERIODE 1995-97 LATIUM: STEUN AAN COÖPERATIES EN LANDBOUWBEDRIJVEN DIE PB C 202 VAN 12.7.1996 IN MOEILIJKHEDEN VERKEREN
Gevallen waarin de Commissie een negatieve eindbeschikking heeft gegeven op grond van artikel 93, lid 2, eerste alinea, van het EG-Verdrag
ITALIË 26.2.1996 27.2.1996 17.4.1996 22.4.1996 27.6.1996
26.7.1996
FRIULI-VENEZIA-GIULIA: PROJECT IN DE LANDBOUWSECTOR VOOR DE ECONOMISCHE BEVORDERING IN BERGGEBIEDEN FRIULI-VENEZIA-GIULIA: REGIONALE WET 364/1, MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW - ARTIKELEN 30, 32 EN 35 SARDINIË: STEUN AAN SLACHTHUIZEN LIGURIË: WET NR. 292 INZAKE MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE SAMENWERKING OP LANDBOUWGEBIED FRIULI-VENEZIA-GIULIA: LENINGEN MET RENTESUBSIDIE VOOR DE AANKOOP VAN REFERENTIEHOEVEELHEDEN (MELKQUOTA) SICILIË: REGIONALE WET VAN 14.8.1993 - MAATREGELEN VOOR WERKGELEGENHEID
PB L 244 VAN 5.9.1996 PB L 194 VAN 6.8.1996
PB L 244 VAN 25.9.1996 PB L 274 VAN 26.10.1996
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 327
2. In de visserijsector 2.1.
Gevallen waarin de Commissie geen bezwaar heeft aangetekend zonder de onderzoeksprocedure in te leiden (1995)
Nederland N 814/95
22.09.95
N 897/95
11.10.95
N 621/96
12.08.96
STEUN VOOR DE CAPACITEITSAANPASSING VAN DE VISSERSVLOOT SUBSIDIES VOOR DE BEMANNINGSLEDEN STEUN VOOR HET DEFINITIEF UIT DE VAART NEMEN VAN VISSERSBOTEN
PB C 63 van 2.3.96, blz. 10
VERBETERING VAN DE AFZET VAN LANDBOUW- EN VISSERIJPRODUCTEN MODERNISERING EN RECONVERSIE VAN DE VISSERSVLOOT VAN CANTABRIË VERBETERING VAN DE VERWERKINGSEN AFZETVOOR-WAARDEN CANARISCHE EILANDEN MAATREGELEN IN DE SECTOR VISSERIJ EN AQUACULTUUR STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE AQUACULTUUR STEUN IN DE SECTOR VISSERIJ EN AQUACULTUUR - CATALONIË BIOLOGISCHE RUSTPERIODE (OVEREENKOMST MET MAROCCO) MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN HET MKB IN DE VISSERIJSECTOR STEUN VOOR VISSERSVERENIGINGEN VERBETERING VAN DE UITRUSTING VAN VISSERSHAVENS (BALEAREN) STEUN VOOR HET DEFINITIEF UIT DE VAART NEMEN VAN VISSERSBOTEN STEUN VOOR DE BEVORDERING VAN VISSERIJPRODUCTEN BOUW EN MODERNISERING VAN VISSERSBOTEN MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE AQUACULTUUR (BALEAREN) MAATREGELEN VOOR DE INRICHTING VAN KUSTZONES OP DE BALEAREN STRUCTURELE MAATREGELEN VOOR DE VISSERIJ EN DE AQUACULTUUR (BASKENLAND) STEUN VOOR DE MODERNISERING EN
PB C 53 van 22.2.96
PB C 55 van 24.2.96, blz. 7
Spanje N500/B/95
08.06.95
N 521/95
08.06.95
N 599/95
28.06.95
N 600/95
28.06.95
N 720/95
25.07.95
N 803/95
14.09.95
N 12/96
09.01.96
N 200/D/96
17.04.96
N 214/96 N 237/96
20.03.96 26.03.96
N 238/96
26.03.96
N 239/96
26.03.96
N 240/96
26.03.96
N 241/96
26.03.96
N 245/96
26.03.96
N 474/96
25.06.96
NN 103/95
18.07.95
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 168 van
PB C 150 van 24.5.96, blz. 96
PB C 63 van 2.3.96, blz. 10 PB C 23 van 27.1.96 PB C 102 van 4.4.96 PB C 113 van 18.4.96, blz. PB C 230 van 9.8.96, blz. PB C 290 van 3.10.96 PB C 225 van 2.8.96 PB C 208 PB C 208 PB C 225 van 2.8.96 PB C 225 van 2.8.96 PB C 225 van 2.8.95 PB C 291 van 4.10.96
PB C 150 van 24.5.96
328 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
NN 119/95
01.08.95
NN 152/95
11.10.95
NN 003/96
22.09.95
NN 005/96
08.12.95
OMSCHAKELING VAN VISSERSVAARTUIGEN STEUN VOOR DE BOUW VAN VISSERSBOTEN STEUN AAN REDERS VAN VISSERSVAARTUIGEN DIE IN DE MAROKKAANSE WATEREN VISSEN STEUN VOOR DE BEMANNING EN REDERS VAN VISSERSVAARTUIGEN DIE IN DE MAROKKAANSE WATEREN VISSEN STEUN AAN VISSERS EN AAN REDERS VAN VISSERSVAARTUIGEN DIE IN DE MAURITAANSE WATEREN VISSEN
PB C 53 van 22.2.96 PB C 114 van 194.96
PB C 227 van 6.8.96
PB C 272
Duitsland N 986/95
21.11.95
N 1019/95 N 43/96
08.12.95 02.01.96
N 550/96
12.07.96
N 632/96
13.08.96
NN 68/95
27.04.95
NN 40/96
25.03.96
STEUNMAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE KOTTERVISSERIJ STEUN VOOR DE AQUACULTUUR MAATREGELEN VOOR DE AQUACULTUUR EN TER BEVORDERING VAN DE AFZET (BEIEREN) STEUN VOOR DE VISSERIJ-COÖPERATIE HOLSATIA HUSUM HERSTRUCTURERINGSSTEUN VOOR DE VISSERIJSECTOR (PESCA) SUBSIDIE VOOR EEN AQUACULTUURBEDRIJF STEUN VOOR DE ONDERNEMING BEECK FEINKOST GMBH
PB C 74 van 14.3.96
STEUN VOOR DE PRODUCTIE EN DE VERWERKING MAATREGELEN VOOR DE TIJDELIJKE STOPZETTING EN VOOR DE VERWERKING EN AFZET STRUCTURELE MAATREGELEN VOOR DE VISSERIJSECTOR
PB C 291 van 4.10.96
TOEPASSING VAN DE STEUNREGELING "INITIATIEF PESCA" STEUN TEN BEHOEVE VAN DE VISSERIJSECTOR
PB C 85 van 22.3.96, blz. 16
STEUNPLAN VOOR DE AMBACHTELIJKE VISSERIJ
PB C 208 van 19.7.96
PB C 74 van 14.3.96 PB C 225 van 2.8.96
PB C 300 van 10.10.96 PB C 342 van 14.11.96 PB C 53 van 22.2.96 PB C 222 van 31.7.96
Denemarken N 115/96
14.02.96
N 553/96
10.07.96
N 554/96
10.07.96
PB C 330 van 5.11.96
PB C 330 van 5.11.96
Portugal N 1024/95
12.12.95
NN 158/94
14.12.94
PB C 272 van 18.9.96
Frankrijk N 446/95
12.05.95
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 329
N 571/95
22.06.95
STRUCTURERINGSFONDS VOOR DE ZEEVISHANDEL PARAFISCALE HEFFINGEN TEN BEHOEVE VAN HET FIOM WETGEVING BETREFFENDE DE BELASTINGEN, DE BEDRIJFSBELASTING EN DE SOCIALE ZEKERHEID STEUN VOOR DE VESTIGING VAN JONGE VISSERS MET PARAFISCALE HEFFINGEN GEFINANCIERDE STEUN VOOR DE VISSERIJSECTOR SPREIDING VAN DE MEERWAARDE IN GEVAL VAN OVERDRACHT VAN EEN VISSERSVAARTUIG STEUN VOOR DE AQUACULTUURSECTOR IN GUADELOUPE EN MARTINIQUE
PB C 208 van 19.7.96
N 947/95
09.11.95
N 495/96
02.07.96
N 497/96
04.07.96
N 498/96
02.07.96
N 514/96
08.07.96
NN 120/95
01.08.95
STRUCTURELE STEUNMAATREGELEN IN DE SECTOR VISSERIJ EN AQUACULTUUR STRUCTURELE STEUNMAATREGELEN IN DE SECTOR VISSERIJ EN AQUACULTUUR STEUN VOOR HET DEFINITIEF UIT DE VAART NEMEN VAN VISSERSVAARTUIGEN STEUN VOOR DE MODERNISERING VAN VISSERSVAARTUIGEN
PB C 23 van 27.1.96
13.01.95
INITIATIEF PESCA
PB C 6 van 11.1.96
21.11.95
STEUN VOOR DE SECTOR SCHELPDIERENTEELT
PB C 157 van 1.6.96
N 518/D/95
07.06.95
PB C 302 van 12.10.96
NN 54/94
30.05.94
NN 7/95
13.01.95
NN 8/95
13.01.95
WET BETREFFENDE HET VISSERIJCONSORTIUM IN SICILIË RATIONELE EXPLOITATIE VAN DE VISBESTANDEN STEUN VOOR HET TIJDELIJK UIT DE VAART NEMEN VAN VISSERSVAARTUIGEN STEUN VOOR HET TIJDELIJK UIT DE
PB C 85 van 22.3.96 PB C 334 van 8.11.96
PB C 290/96 van 03.10.96 PB C 300/96 van 10.10.96
PB C 330 van 5.11.96
Verenigd Koninkrijk N 771/95
05.09.95
NN 171/95
29.08.95
NN 172/95
29.08.95
NN 173/95
29.08.95
PB C 86 van 23.3.96
PB C 86 van 23.3.96
PB C 86 van 23.3.96
België N 27/95 Ierland N 969/95
Italië
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 225 van 2.8.96 PB C 225 van 2.8.96
PB C 225 van 2.8.96
330 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
NN 120/95
01.08.95
NN 168/95
11.10.95
2.2.
VAART NEMEN VAN VISSERSVAARTUIGEN OMZETTING VAN VERORDENING (EEG) NR. 3699/93 21/12/93 MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE GOLF VAN CATANIA EN VAN CASTELLAMARE
PB C 225 van 2.8.96 PB C 290 van 17.8.96
Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag heeft ingeleid, dan wel een reeds ingeleide procedure heeft voortgezet (1995)
Italië C 21/96
12.6.96
STEUN AAN HET MKB
03.07.96
STEUN VOOR DE SCHEEPSBOUW TEN BEHOEVE VAN EEN IJSLANDSE REDER
PB C 302 van 12.10.96
Spanje C 26/96
2.3.
Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag heeft beëindigd
Denemarken
C 42/95
2.4.
29.05.96
STRUCTURELE MAATREGELEN IN DE VISSERIJSECTOR
PB C 227 van 6.8.96
Gevallen waarin de Commissie een negatieve of gedeeltelijk negatieve eindbeslissing heeft genomen in de zin van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag
Duitsland
C 6/95
2.5.
29.05.96
WAARBORG VOOR DE ONDERNEMING JADEKOST
PB C 246 van 27.9.96
Beschikkingen van de Commissie - ontwikkeling
In 1996 werden bij de Commissie op het gebied van de visserijsector 50 nieuwe steungevallen aangemeld en werden 15 steungevallen niet aangemeld of laattijdig aangemeld. In 61 gevallen besliste de Commissie geen bezwaar aan te tekenen tegen de steunverlening; daarvan waren 3 gevallen in 1994 en 26 gevallen in 1995 ingeleid. Zij heeft de procedure van artikel 93, lid 2, van het EGVerdrag ingeleid ten aanzien van twee steunmaatregelen, waarvan één in Italië en één in Spanje. In dezelfde periode besliste de Commissie tot beëindiging van de procedure van artikel 93, lid 2, die was ingeleid ten aanzien van een in 1995 aangemelde Deense steunmaatregel. Voorts heeft zij een negatieve beschikking gegeven inzake een in 1995 aangemelde Duitse steunmaatregel. Onderstaande tabel bevat een overzicht van de evolutie van het aantal steunregelingen in de sector visserij en aquacultuur welke door de Commissie zijn onderzocht alsook het aantal beschikkingen die de Commissie heeft vastgesteld ten aanzien van de verenigbaarheid van deze regelingen met de op de visserij toepasselijke MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 331
mededingingsvoorschriften. De cijfers stemmen overeen met de gegevens welke bekend zijn op de datum waarop de beschikking is vastgesteld en komen niet noodzakelijkerwijze overeen met het aantal ingeschreven of onderzochte zaken.
BESLUITEN VAN DE COMMISSIE GEEN BEZWAAR
INLEIDING VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 93, LID 2
BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE
NEGATIEVE VERKLARING
33
28
10
9
-
1993
25
21
2
3
-
1994
54
16
2
1
-
1995
60
22
2
1
1
1996
65
56
2
1
1
JAAR
TOTAAL
1992
3. In de transportsector 3.1. Gevallen waarin de Commissie geen bezwaar heeft aangetekend Oostenrijk
N 726/95
16.3.96
Uitbreiding van het spoorwegnet
PB C 113/96
N 74/B/96
3.7.96
ROSP Tyrol
PB C 227/96
NN 97/95
27.3.96
E.R.P.
PB C 123/96
Steun voor de uitbreiding van aansluitsporen
PB C 227/96
NN 101/95 3.7.96 België
N 604/96
4.12.96
Steun ten behoeve van de waterwegen (Wallonië)
N 800/96
18.12.96
H.S.T.
N 81/B/95
27.3.96
Consolidatiefonds van de deelstaat Berlijn
N 697/95
6.11.96
Steun ten behoeve van de zeescheepvaart
N 849/95
2.10.96
Bijzondere afschrijvingsregeling voor schepen
Duitsland
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
PB C 155/96
332 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
N 291/96
6.11.96
Steun ten behoeve van scheepvaartbedrijven
N 399/96
9.10.96
Steun ten behoeve van de binnenscheepvaart
PB C 4/97
7.2.96
Steun ten behoeve van het wegvervoer
PB C 70/96
N 85/96
22.4.96
Fiscale maatregelen ten behoeve van de medeëigendom in de scheepvaart
N 317/96
29.5.96
Steun ten behoeve van het vervoer te water
N 478/94
12.6.96
Fratelli d'Amico armatori
N 335/95
9.1.96
STAT (Sicilië)
NN 75/95
30.7.96
Steun ten behoeve van de havensector
NN 78/95
9.10.96
Openbaar vervoer in Sicilië
N 719/95
30.4.96
Telematica in het vervoer
N 738/95
20.3.96
Steun voor scheepsrederijen
Spanje
N 1041/95 Frankrijk
PB C 213/96
Italië
PB C 23/96
PB C 330/96
Nederland
Verenigd Koninkrijk
N 610/94
21.2.96
Reders: belastingsmaatregel voor de verlenging van de vervangingsreserve
OJ C 102/96
N 234/96
30.4.96
Spoorwegverbinding kanaaltunnel
OJ C 168/96
N 455/96
6.11.96
Reders: belastingsmaatregel voor de verlenging van de vervangingsreserve
3.2. Gevallen waarin de Commissie een voorwaardelijke positieve beschikking heeft gegeven Frankrijk
C 23/94
2.10.96
Air France
PB C 374/96
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 333
Portugal C 15/94
3.3.
27.3.96
T.A.P.
PB C 259/96
Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag heeft ingeleid, dan wel een reeds ingeleide procedure heeft voortgezet
België
NN 142/95 13.3.96
Luchthaven van Oostende
Griekenland
C 14/94
30.4.96
Olympic Airways
PB C 176/96
29.5.96
Renove Industrial
C 27/93
12.6.96
Steun ten behoeve van de werkgelegenheid in de havensector
PB C 339/96
C 54/96
9.10.96
Alitalia
PB C 346/96
NN 181/95
12.6.96
Sardinia Ferries
NN 119/96
9.10.96
Steun ten behoeve van het luchtvervoer
Spanje
NN 15/95 Italië
3.4.
Gevallen waarin de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2 van het EG-Verdrag heeft beëindigd
Spanje
C 14/95
31.1.96
Iberia
PB C 104/96
17.7.96
C.G.M.
PB C 5/97
20.10.96
Herstructurering van het wegverkeer
Frankrijk
C 46/95 Italië
C 17/91
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
334 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3.5. Gevallen waarin de Commissie een negatieve eindbeschikking heeft gegeven Duitsland
C 41/93
13.3.96
Afschrijvingsregeling voor luchtvaartuigen
22.10.96
Wegtransport van goederen voor rekening van derden
Italië
C 45/95
E - Arresten van de rechterlijke instanties van de Gemeenschap 1. Gerecht van eerste aanleg Zaak
Partijen
Datum
Publicatie
T- 277/94
Associazone Italiana Tecnico Economica del Cemento (AITEC) tegen Commissie
22.5.96
Jurispr. II-351
T-398/94
Kahn Scheepvarf BV/Commissie
5.6.96
Jurispr. II-477
T-107/96R
Pantochim SA/Commissie
21.10.96
T-154/94
Comité des Salines de France Compagnie des Salindes du Midi/Commissie
22.10.96
T-266/94
Jernskibs-og Maskinbyggerier i Denemarken/Commissie
22.10.96
T-330/94
Salt Union Ltd/Commissie
22.10.96
T-155/96R
Stad Mainz/Commissie
6.12.96
T-358/94
Air France/Commissie
12.12.96
T-380/94
Aiuffass a.o./Commissie
12.12.96
2. Hof van Justitie Zaak
Partijen
Datum
Publicatie
C-56/93
België/Commissie
29.2.96
Jurispr. I-723
C-122/94
Commissie/Raad
29.2.96
Jurispr. I-881
C-326/95
Banco de Fomento e Exterior SA (BFE)/CTV
13.3.96
Jurispr. I-1385
C-399/95 R
Duitsland/Commissie ("Neue Maxhütte II - ECJ)
3.5.96
Jurispr. I-2441
C-39/94
Syndicat français de l'express international SFEI/La Poste e.a.
11.7.96
Jurispr. I-3547
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN 335
C-241/94
Frankrijk/Commissie (Kimberly Clark)
26.9.96
Jurispr. I-4551
C-311/94
Ijssel-Vliet Combinatie BV/Minister van Economische Zaken
15.10.96
Jurispr. I-5023
C-329/94 C-62/95 C-63/95
Duitsland & Hanseatische Industrie GmbH (HIBAG) & Bremer Vulkan/Commissie
24.10.96
Jurispr. I-5151
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
336 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 337
V - Internationale activiteiten Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Regering van de Verenigde Staten betreffende de toepassing van hun mededingingsregels (COM(96)479 def., 8.10.1996) (10 april 1995 tot en met 30 juni 1996) 1. Inleiding Op 23 september 1991 heeft de Europese Commissie een Overeenkomst gesloten met de Regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de toepassing van hun mededingingsregels156 ("de Overeenkomst"), waarmee wordt beoogd de samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten te bevorderen157. In een uitspraak158 van 9 augustus 1994 oordeelde het Hof van Justitie echter dat het krachtens het EEGVerdrag aan de Raad was om een dergelijke overeenkomst te sluiten. Aangezien de Overeenkomst niet door de op grond van het gemeenschapsrecht bevoegde instelling was gesloten, moest dit gebrek worden gecorrigeerd. Dez correctie vond plaats middels een gezamenlijk besluit van de Commissie en de Raad van 10 april 1995159, waarbij de Overeenkomst werd goedgekeurd en van toepassing werd verklaard vanaf de datum waarop de Commissie deze had ondertekend. Bij deze gelegenheid keurden de Raad en de Commissie ook de tekst goed van een interpretatieve brief aan de VS, waarin de bepalingen van de Overeenkomst met betrekking tot vertrouwelijkheid werden verduidelijkt160. Tevens werd gezamenlijk bepaald dat de Commissie jaarlijks verslag over de toepassing van de Overeenkomst diende uit te brengen aan de Raad en het Europees Parlement. Dit is het eerste verslag, dat betrekking heeft op de periode vanaf de goedkeuring van de Overeenkomst tot en met 30 juni 1996. De rechtszekerheid die sinds de goedkeuring van de Overeenkomst op 10 april 1995 bestaat over de status daarvan, heeft de Europese Commissie in staat gesteld haar inspanningen tot samenwerking met haar Amerikaanse tegenhanger voort te zetten. De periode waarop dit verslag betrekking heeft, is echter kort, en het was daarom in vele opzichten niet mogelijk om belangrijke trends aan te wijzen of definitieve conclusies te trekken. Bovendien betekende de beperkte reikwijdte van de samenwerking in de periode voorafgaand aan 10 april 1995 dat de informatie uit die periode geen goede basis voor vergelijkingen vormt. Met name werden de kennisgevingen uit hoofde van de Overeenkomst in de periode die volgde op het arrest van het Hof van Justitie opgeschort
156
Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van hun mededingingsregels, PB L 95 van 27.4.95, blz. 47 - 50.
157
In dit Verslag betekent "de Commissie" of "de Europese Commissie" de Commissie van de Europese Gemeenschappen; "de DoJ" betekent de antitrustafdeling van het Amerikaanse ministerie van Justitie (Department of Justice) en "de FTC" betekent de Amerikaanse Federal Trade Commission.
158
Frankrijk/Commissie, Zaak C-327/91.
159
Zie PB L 95 van 27.4.95, blz. 45 en 46.
160
Zie PB L 131 van 15.6.95, blz. 38-39.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
338 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
hangende goedkeuring van de Overeenkomst door de Raad161. Wel vonden kennisgevingen plaats op grond van de Aanbeveling van de OESO uit 1986162. Veel van de zaken waarvan in de verslagperiode kennisgeving is gedaan lopen nog, met name zaken die onder de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag vallen, en het is daarom niet mogelijk om deze in detail te bespreken of bij naam te noemen, behalve wanneer zij reeds het voorwerp zijn geweest van een mededeling of bekendmaking van de Commissie. Tegelijkertijd zijn veel concentratiezaken die aanleiding hebben gegeven tot kennisgevingen en samenwerking uit hoofde van de Overeenkomst nu beëindigd in verband met de strikte termijnen die op grond van de Concentratieverordening163 worden toegepast, en kunnen derhalve besproken worden in dit verslag. Bovendien betekenden de vertrouwelijkheid van de eigen procedures van de VS en de verplichting tot vertrouwelijkheid die voor de Europese Gemeenschappen geldt op grond van artikel VIII.2 van de Overeenkomst dat, zelfs wanneer de Europese Commissie haar onderzoeken had afgerond en zaken had beëindigd, slechts in beperkte mate kon worden verwezen naar specifieke zaken die nog steeds bij de Amerikaanse autoriteiten aanhangig zijn of die anderszins onder de regels van vertrouwelijkheid vallen. Ondanks deze beperkingen is het de bedoeling dat dit verslag enig begrip geeft van de aard en het niveau van de samenwerking tussen de Commissie en de autoriteiten van de VS. 2. De Overeenkomst Ter herinnering worden hier de belangrijkste bepalingen van de Overeenkomst herhaald. Hiertoe behoren : de kennisgeving van zaken die door de mededingingautoriteiten van een der partijen behandeld worden, wanneer deze zaken de gewichtige belangen van de andere partij raken (artikel II), en de uitwisseling van gegevens over algemene aangelegenheden met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de mededingingsregels (artikel III); samenwerking en coördinatie van de maatregelen van de mededingingsautoriteiten van beide partijen (artikel IV) ; een "traditional comity"-procedure, waarbij elke partij zich ertoe verbindt rekening te houden met de gewichtige belangen van de andere partij bij het nemen van maatregelen om de naleving van haar mededingingsregels te verzekeren (artikel VI); een "positive comity"-procedure, waarbij elke partij de andere ertoe kan uitnodigen om, op basis van de wetgeving van laatstbedoelde partij, passende maatregelen te nemen ten aanzien van het mededingingsbeperkend gedrag dat plaatsvindt op haar grondgebied en dat nadelige gevolgen heeft voor de gewichtige belangen van de verzoekende partij (artikel V). Bovendien stelt de Overeenkomst voorop dat geen van de bepalingen daarvan kunnen worden uitgelegd op een wijze die onverenigbaar is met de in de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika geldende wetgeving (artikel IX). De mededingingsautoriteiten blijven met name gehouden aan de interne regels
161
Vierentwintigste Verslag over het mededingingsbeleid, punt 413.
162
Herziene Aanbeveling van de OESO van 1986 betreffende samenwerking tussen de Leden met betrekking tot beperkende handelspraktijken die nadelige gevolgen hebben voor de internationale handel [(86) 44 (def.)].
163
Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties tussen ondernemingen, PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1; gerectificeerd in PB L 257 van 21.9.1990, blz.13. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 339
betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatie die zij gedurende hun respectieve onderzoeken vergaren (artikel VIII). 3.
Kennisgevingen
3.1. Aantal kennisgevingen164
In de periode van 10 april 1995 tot en met 30 juni 1996 deed de Commissie kennisgeving in 54 gevallen. Deze zijn opgesomd in Bijlage 1. In dezelfde periode ontving de Commissie in 44 gevallen kennisgeving van de Amerikaanse autoriteiten : 24 van de DoJ en 20 van de FTC. Deze zijn opgesomd in Bijlage 2. Het merendeel van de kennisgevingen in beide richtingen had betrekking op concentratiezaken (44 EG en 22 VS). Het aantal is bijzonder hoog bij de kennisgevingen van de Commissie en vormt een weerspiegeling van de procedure op grond van de Concentratieverordening, waarbij de Commissie na ontvangst van een aanmelding een mededeling daarover publiceert in het Publikatieblad. De voorgenomen concentratie wordt dus vanaf het begin bekendgemaakt, en van alle concentraties die voldoen aan de criteria voor kennisgeving aan de VS wordt daadwerkelijk kennisgeving gedaan, ook wanneer bij nader onderzoek blijkt dat deze geen aanleiding geven tot bezwaren uit mededingingsoogpunt. De overeenkomstige wetgeving van de VS165 vereist dat het feit dat een concentratie aanhangig is gemaakt, evenals de inhoud daarvan, vertrouwelijk blijft. De autoriteiten van de VS doen derhalve slechts kennisgeving aan de Commissie wanneen zij naar aanleiding van een voorlopige beschouwing besluiten een onderzoeksprocedure te starten ten aanzien van de voorgenomen concentratie.
Tabel 1 geeft het aantal kennisgevingen weer dat sinds 23 september 1991 is gedaan op grond van de Aanbeveling van de OESO en de Overeenkomst. Tabel 1 KENNISGEVINGEN
Jaar
Aantal EG
1991 1992 1993 1994 1995 (tot 9/4) 1995 (v.a. 10/4) 1996 (tot 30/6)
5 26 44 29 9 33 21
Aantal VS FTC
DoJ
10 20 22 16 3 11 9
2 20 18 19 5 16 8
Aantal kennisgevingen van concentraties
3 (EG) + 9 (VS) 11 (EG) + 31 (VS) 20 (EG) + 28 (VS) 18 (EG) + 20 (VS) 4 (EG) + 6 (VS) 27 (EG) + 12 (VS) 17 (EG) + 10 (VS)
164
Deze cijfers hebben betrekking op het aantal zaken waarin kennisgeving is gedaan, en niet op het totale aantal kennisgevingen. Overeenkomstig artikel II van de Overeenkomst worden kennisgevingen gedaan in een aantal specifieke stadia van het onderzoek en de formele procedure in een zaak.
165
Hart-Scott-Rodino Act, 1976, 15 U.S.C.§ 18A(h).
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
340 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3.2. Praktische stappen
Gedurende de verslagperiode heeft de Commissie enige praktische stappen ondernomen om de interne coördinatie te verbeteren en ervoor te zorgen dat naar behoren kennisgeving wordt gedaan van de zaken die aan de criteria voldoen. De eerste praktische stap die DG IV166 ondernam, was de uitwerking van een aantal richtsnoeren voor de met de zaken belaste ambtenaren, waarin de criteria voor kennisgeving en de stadia van de procedure, waarin kennisgeving zou moeten plaatsvinden, werden genoemd. Deze richtsnoeren zijn nu opgenomen in de interne handleiding voor procedures van DG IV. Het tweede initiatief van DG IV was de ontwikkeling van een databestand met gedetailleerde gegevens van de kennisgevingen die uit hoofde van de Overeenkomst worden gedaan, in overeenstemming met het beleid van DG IV dat gericht is op automatisering van de werkzaamheden waar dit efficiënt is. Hierdoor kunnen de met de zaken belaste ambtenaren in de operationele eenheden de informatie in het databestand invoeren die noodzakelijk is voor het doen van een kennisgeving. Dit geschiedt door het koppelen van de diverse databestanden die binnnen DG IV worden gebruikt. Het databestand van kennisgevingen bevat echter niet de vertrouwelijke informatie die DG IV tijdens het onderzoek van de zaak vergaart, omdat deze opgenomen is in een bestand waarvan de toegang beperkt is. Het nieuwe databestand zal het doen van kennisgevingen vergemakkelijken - deze zullen eerder plaatsvinden en completer zijn - en de verdere afhandeling bevorderen van zaken waarvan kennisgeving is gedaan. 3.3. Kennisgeving aan de Lid-Staten
Volgens de tekst van de interpretatieve brief die de Europese Gemeenschappen aan de VS hebben gezonden stelt de Commissie, na kennisgeving aan de mededingingsautoriteiten van de VS, de Lid-Staat of Lid-Staten waarvan de belangen in het geding zijn op de hoogte van de kennisgevingen die zij heeft ontvangen van de antitrustautoriteiten van de VS. Zodra derhalve kennisgevingen worden ontvangen van de autoriteiten van de VS, worden deze onmiddellijk naar de relevante eenheden van DG IV gezonden en worden tegelijkertijd afschriften gestuurd naar de eventuele Lid-Staten wier belangen in het geding zijn. Evenzeer worden bij kennisgevingen van DG IV aan de autoriteiten van de VS tegelijkertijd afschriften gezonden aan de Lid-Staat of Lid-Staten waarvan de belangen in het geding zijn. De beoordeling van de vraag, welke Lid-Staat in kennis moet worden gesteld, wordt gemaakt aan de hand van de verklaring van de Commissie aan de Raad van 10 april 1995, die grotendeels gebaseerd is op artikel II.2 van de Overeenkomst. In de meeste gevallen doen de VS rechtstreeks kennisgeving aan de Lid-Staten uit hoofde van de Aanbeveling van de OESO167. 4. Samenwerking De ervaringen die de Commissie sinds 10 april 1995 in afzonderlijke zaken heeft opgedaan in de samenwerking met haar Amerikaanse tegenhanger, zijn zeer positief. Zoals echter reeds is opgemerkt,
166
Het Directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, die binnen de organisatie van de Commissie in de eerste plaats verantwoordelijk is voor de toepassing van de mededingingsregels van de Gemeenschap.
167
Herziene Aanbeveling van de Raad van de OESO betreffende samenwerking tussen Leden bij mededingingsbeperkende gedragingen die nadelige gevolgen hebben voor de internationale handel, vastgesteld op 27/28 juli 1995. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 341
worden veel zaken waarin contacten hebben plaatsgevonden nog steeds onderzocht aan een van beide zijden, en kunnen deze derhalve niet worden besproken. Dit wil niet zeggen dat niet-concentratiezaken minder belangrijk zijn uit het oogpunt van de samenwerking. Deze zaken lenen zich juist eerder voor samenwerking en coördinatie van het toezicht op de naleving, omdat de mededingingsautoriteiten aan beiden zijden van de oceaan meer invloed hebben op de timing. Er kan zelfs wellicht meer voordeel zijn bij de coördinatie van de toezichtactiviteiten in niet-concentratiezaken, met name waar een hechtere samenwerking het onderzoek en de vervolging van zuivere kartels vergemakkelijkt. De aard van de samenwerking hangt af van de individuele zaak en kan betrekking hebben op aspecten als een simpel verzoek om inlichtingen of op de coördinatie van de beoogde oplossing in een zaak. 4.1. Timing
Meestal begint de samenwerking tussen de Commissie en de instanties van de VS bij een bespreking van de timing van de respectieve procedures. Het nagaan wanneer elke stap van de procedure waarschijnlijk zal worden afgerond, is een onmisbaar element bij het bepalen van de ontwikkeling van de samenwerking in de toekomst en van de ruimte die er bestaat voor coördinatie van de toezichtactiviteiten. Het is van belang dat de samenwerkende autoriteiten bij benadering weten wanneer belangrijke fasen zullen worden bereikt in hun respectieve procedures, a) om zeker te stellen dat zij het onderzoek van de andere partij niet ondermijnen b) om na te gaan of coördinatie van de timing van bepaalde gebeurtenissen op zich een nuttig instrument kan zijn voor de behandeling van de zaak en c) omdat het in zaken van gezamenlijk belang duidelijk nuttig is een punt te bereiken waarop min of meer gelijktijdig gecoördineerde maatregelen kunnen worden genomen, zoals het geval was in de Microsoftzaak. Het is denkbaar dat een onderneming in de verleiding kan komen om druk uit te oefenen op de ene autoriteit om het onderzoek snel af te ronden door een verkeerd beeld te geven van de fase waarin het onderzoek van de andere autoriteit zich bevindt. Het is daarom nuttig een idee te hebben van de timing van de procedure van de andere autoriteit, ten einde deze druk te kunnen weerstaan. 4.2. Het inwinnen van elkaars mening over de gevolgen van een transactie of van bepaalde gedragingen voor de mededinging 4.2.1.
Produktmarkt
De besprekingen tussen de verantwoordelijken voor een zaak spitsen zich vaak toe op de produktmarkt, om na te gaan of beide partijen tot vergelijkbare conclusies zijn gekomen. Deze besprekingen zijn gebaseerd op algemene en voor het publiek beschikbare informatie. Het staat buiten kijf dat de uitwisseling van deze informatie aan het licht heeft gebracht dat er grote overeenkomsten bestaan tussen de marktanalyses van de Commissie en die van de autoriteiten van de VS. Dit is van groot belang, gelet op de noodzaak om een zinvolle uitwisseling van informatie tot stand te brengen en tegelijkertijd de regels inzake vertrouwelijkheid in acht te nemen. Indien de Commissie en de autoriteiten van de VS er verschillende uitgangspunten met betrekking tot de definitie van de markt op na hielden, zou het niet mogelijk zijn ten volle de redenen voor deze verschillende benaderingen te achterhalen zonder vertrouwelijke informatie te bespreken die door de partijen bij een zaak zijn verstrekt. Op grond van de huidige regels zou dit slechts mogelijk zijn met instemming van die partijen.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
342 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
In Kimberly-Clark/Scott Paper werden als een van de eerste onderwerpen de uiteenlopende relevante produktmarkten besproken. Er bestond aanzienlijke tevredenheid over dat de DoJ en de Commissie onafhankelijk tot een identieke definitie van de produktmarkt waren gekomen. De verschillende relevante geografische markten brachten echter met zich mee dat de produktmarkten die voor elke autoriteit problemen uit mededingingsoogpunt opleverden, verschilden. In de beschikking van de Commissie werd van de partijen verlangd dat zij het merk Kleenex van KC voor toiletpapier en het merk Andrex van Scott voor gezichtsdoekjes en papieren zakdoekjes op de markten van het Verenigd Koninkrijk en Ierland zouden afstoten. In de VS werd de afstoting van de bedrijfsonderdelen gezichtsdoekjes en babydoekjes van Scott geëist. In Glaxo/Wellcome dienden zeer vele produktmarkten in aanmerking te worden genomen. De aanvankelijke contacten gaven beide zijden de bevestiging dat zij hun analyse hadden toegespitst op dezelfde produktmarkt - medicijen tegen migraine. Hoewel er diverse produkten zijn die concurreren met de produkten die reeds door Glaxo en Wellcome op de markt zijn gebracht, was het effect van de afzonderlijke O&O-programma's van de partijen op de ontwikkeling van nieuwe medicijnen ook een factor waarmee rekening moest worden gehouden. Zowel Glaxo als Wellcome had vergelijkbare anti-migrainemedicijnen in een gevorderd stadium van ontwikkeling, en de conclusie was dat de tijd en de kosten die een concurrent zou moeten investeren om dezelfde ontwikkelingsfase te bereiken van dien aard waren, dat het essentieel was om beide produkten met elkaar in concurrentie te houden. Bij het oplossen van dit probleem volgden de Commissie en de FTC verschillende benaderingen : de FTC ging uit van een horizontale markt voor O&O voor antimigrainemedicijnen op zich, terwijl de Commissie keek naar de indirecte gevolgen van de O&O voor de markt van de verkoop van medicijnen. De beschikking van de Commissie bepaalde derhalve dat de gefuseerde onderneming een van beide anti-migrainemedicijnen in licensie moest geven om aldus een potentiële concurrent te behouden, terwijl de FTC de volledige afstoting van de O&O van Wellcome voor dit anti-migrainemedicijn eiste. Het verdient opmerking dat er gedurende 1995 buiten het kader van een specifieke zaak contacten hebben plaatsgevonden tussen ambtenaren van de Commissie en hun Amerikaanse collega's om ideeën uit te wisselen over de wijze waarop produktmarktanalyses worden uitgevoerd in de farmaceutische sector, naar aanleiding van een aantal concentraties in die sector (Hoechst/Marion Merrill Dow, Glaxo/Wellcome en Upjohn/Pharmacia). 4.2.2. Geografische markt
De bespreking van de geografische markt is doorgaans beperkter, omdat de Commissie en de autoriteiten van de VS zich gewoonlijk concentreren op de gevolgen van het gedrag of de transactie voor hun eigen markten, zelfs in zaken waarin de onderzochte activiteit is georganiseerd op een transatlantische of wereldwijde schaal, zoals in de zaken Microsoft of Shell/Montecatini. Zoals reeds opgemerkt, leidden de verschillende definities van de geografische markt in de zaak Kimberly Clark/Scott Paper tot verschillende afstotingseisen. In Lockheed Martin/Loral werden de gevolgen van de concentratie voor de markt voor satellieten onderzocht en het vraagstuk van de relevante geografische markt besproken. De Commissie had in haar eerdere beschikkingen met betrekking tot satellieten de wereldmarkt als relevante markt aangemerkt en deed in dit geval hetzelfde. De VS gingen uiteindelijk evenwel uit van de VS als relevante geografische markt in verband met, onder meer, verschillen in prijs, kwaliteit en/of technologie tussen Amerikaanse en nietAmerikaanse producenten.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 343
In een andere concentratiezaak werd eveneens de relevante geografische markt besproken. Hoewel de concentratie uiteindelijk geen bezwaar opleverde voor de FTC en in de eerste fase door de Commissie werd goedgekeurd, brachten de besprekingen een verschillende benadering van geografische markten aan het licht, waarbij de Europese Commissie de Gemeenschap als relevante markt beschouwde, terwijl de VS de wereldmarkt als relevante markt aanmerkte. 4.2.3. Mededingingsbeperkende gevolgen
In de Atlas-zaak, die van belang was voor de DoJ in verband met de implicaties daarvan voor de joint venture van Phoenix die de DoJ gedurende 1995 onderzocht, stelde de Commissie de DoJ een versie van de waarschuwingsbrieven aan Deutsche Telekom en France Telecom ter beschikking, waaruit alle vertrouwelijke gegevens waren verwijderd. Hierdoor kon de DoJ een volledig begrip krijgen van de bezwaren van de Commissie met betrekking tot de joint venture van Atlas waarover de Commissie reeds een persbericht had uitgebracht en de partijen reeds opmerkingen kenbaar hadden gemaakt. De autoriteiten van de VS ontvingen ook voorafgaand aan de publikatie kopieën van de ontwerp-bekendmakingen op grond van artikel 19, lid 3, in de zaken Atlas en Phoenix, met instemming van de partijen. In bepaalde zaken op grond van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag waren de Commissie en de autoriteiten van de VS, met instemming van de klaagsters, in staat om het door deze klaagsters aangeboden bewijs met betrekking tot mededingingsbeperkend gedrag te bespreken. In één zaak, die nog aanhangig is op grond van de artikelen 85 en 86 en de antitrustwetgeving van de VS, stemde de Amerikaanse klaagster ermee in dat kopieën van de door deze klaagster afgelegde verklaringen aan de Commissie werden verstrekt ten behoeve van haar onderzoek. In deze zelfde zaak was de Commissie in staat de Amerikaanse zijde kopieën ter hand te stellen van verzoeken om inlichtingen op grond van artikel 11 van Verordening nr. 17/62 van de Raad, die waren opgesteld op basis van de door de klaagster verstrekte informatie, wederom met instemming van deze klaagster. In een ander zaak die aanhangig is op grond van de artikelen 85 en 86 en de wetgeving van de VS, stelde de klaagster elke autoriteit kopieën ter beschikking van de bij de andere autoriteit ingediende klacht en vergemakkelijkte zij daarmee een eerste bijeenkomst tussen de mededingingsautoriteiten over de wijze waarop elke autoriteit de klacht zou gaan behandelen. In de scheepvaartsector waren ambtenaren van de Commissie en de DoJ die verschillende zaken behandelen in staat om van gedachten te wisselen over de al dan niet mededingingsbeperkende gevolgen van een eventualiteitsclausule (prijswijzigingen waren afhankelijk van een gebeurtenis die geen verband hield met het contract), die in beide zaken voorkwam in de contracten. Wat op basis van persberichten een verschillende behandeling van een vergelijkbaar probleem leek, bleek bij nadere bestudering een vergelijkbare economische analyse te zijn die werd toegepast op ongelijke problemen. 4.3. Het bepalen van recht en feiten in de andere jurisdictie
De samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten kan ertoe bijdragen dat een vraag van buitenlands recht met betrekking tot de interpretatie van een overeenkomst of de doelmatigheid van een oplossing wordt opgehelderd. Zo kunnen ook nieuwsmedia slechts ter beschikking staan van één autoriteit. Het neerleggen van stukken bij andere regelgevende instanties in de VS kan waardevolle informatie bieden; de autoriteiten van de VS bestuderen deze als een routine-onderdeel van hun onderzoek en kunnen de aandacht van de Commissie vestigen op relevante aspecten.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
344 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
De concentratiezaak Lockheed Martin/Loral was hiervan een voorbeeld. Vroeg in het onderzoek kon de FTC de aandacht van de Commissie vestigen op informatie die was ingediend bij de Securities and Exchange Commission en zich dus in een openbaar register in de VS bevond. Dit bleek nuttig bij het beoordelen van de gevolgen van de concentratie voor de markt voor satellieten. In dezelfde zaak had de Commissie bedenkingen over de betrekkingen tussen de gefuseerde onderneming en de onderneming die in de loop van de fusie was verzelfstandigd. De partijen stelden de Commissie een schriftelijke overeenkomst ter beschikking die de Commissie ervan overtuigde dat de gefuseerde onderneming geen zeggenschap zou uitoefenen over de verzelfstandigde onderneming in de zin van de Concentratieverordening. Aangezien de overeenkomst evenwel was opgesteld in overeenstemming met het Amerikaanse recht, bleek het nuttig de betekenis van de diverse bepalingen daarvan te bespreken met de FTC. 4.4. Sancties
Het is uiteraard wenselijk dat twee mededingingsautoriteiten die dezelfde zaak behandelen niet tot tegenstrijdige resultaten komen in een gemeenschappelijke jurisdictie, dat de resultaten in hun respectieve jurisdicties niet tegenstrijdig zijn en dat, ceteris paribus, de sanctie die een der autoriteiten in zijn eigen jurisdictie oplegt niet veel meer of veel minder streng is dan de sanctie die de andere autoriteit oplegt in diens eigen jurisdictie. Onderling overleg over de opstelling van sancties kan deze verscherpen, met name wanneer de partijen verbintenissen aangaan. Wanneer de met een zaak belaste ambtenaren niet in detail konden treden over de voorgenomen sancties zonder vertrouwelijke informatie prijs te geven, werden de besprekingen beperkt tot de sancties die de Commissie en de autoriteiten van de VS hebben vastgesteld in eerdere zaken waarbij zich vergelijkbare problemen voordeden. Zo werd in de zaken Atlas en Phoenix in een vroege bespreking over het Amerikaanse onderzoek van de Phoenix-zaak verband gelegd met de uitkomst van de BT/MCI-zaak. Met de instemming van de partijen was het evenwel mogelijk om de specifieke sancties in detail te bespreken, zoals in de concentratiezaken Lockheed Martin/Loral en Kimberly Clark/Scott Paper. 4.5. Gebruik van concessies
De positieve ervaring met de Microsoft-zaak, en het gebruik van concessies op het punt van de vertrouwelijkheid om de mededingingsautoriteiten in staat te stellen informatie uit te wisselen, moedigden beide instanties aan om verzoeken tot concessies te doen wanneer dit nuttig was bij het onderzoek.
-
-
Concessies werden gevraagd en verkregen om instanties in staat te stellen sancties in specifieke zaken te bespreken (Kimberly Clark/Scott Paper, Lockheed Martin/Loral) specifieke documenten uit te kunnen wisselen waaruit mededingingsbeperkend gedrag naar voren kwam (in twee aanhangige zaken op grond van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag en de Amerikaanse antitrustwetgeving) een beschikking van de Commissie mede te delen in een zaak waarin deze nog niet openbaar was gemaakt de Commissie in staat te stellen brieven op grond van artikel 11 die vertrouwelijke informatie bevatten, ter beschikking te stellen van de Amerikaanse instanties (in een op grond van de artikelen 85 en 86 aanhangige zaak).
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 345
-
-
de Commissie in staat te stellen in een vroeg stadium afschriften van offïciële bekendmakingen te verstrekken, waarin haar analyse en de voorwaarden van de voorgestelde schikking waren vervat (Atlas/Phoenix) de Commissie en de DoJ in staat te stellen in detail alle aspecten te bespreken van een zaak die aanhangig is op grond van de artikelen 85 en 86 en de Amerikaanse antitrustwetgeving.
Begin vorig jaar verzocht de Commissie de klaagsters in een zaak om afstand te doen van hun recht op vertrouwelijkheid en de DoJ kopieën te verstrekken van de klachten en de daarin vervatte belastende documenten. De klaagsters weigerden echter. De gevolgen van deze weigering kunnen niet volledig worden beoordeeld, hoewel bespreking van de zaak met de autoriteiten van de VS hierdoor ernstig werd beperkt. 5. Vertrouwelijkheid De Commissie is zich bij de toepassing van de Overeenkomst zeer bewust van het belang dat de regels van de EU inzake vertrouwelijkheid worden nageleefd. In de richtsnoeren, die zijn opgenomen in de interne handleiding voor procedures van DG IV, worden de met de zaken belaste ambtenaren gewezen op hun plichten met betrekking tot de vertrouwelijkheid van informatie. Bovendien worden telefoongesprekken met de Amerikaanse instanties doorgaans gevoerd in het bijzijn van ten minste twee ambtenaren van DG IV, waarvan er een afkomstig is uit de eenheid die verantwoordelijk is voor de internationale aspecten van het mededingingsbeleid. Op deze wijze kunnen ambtenaren elkaar controleren en er aldus voor zorgen dat de vertrouwelijkheidsregels ten volle worden nageleefd. 6. Informatie over samenwerking aan de Lid-Staten In de interpretatieve brief aan de Regering van de VS bepalen de Europese Gemeenschappen dat de Commissie, na overleg met de mededingingsautoriteiten van de VS, de Lid-Staat of Lid-Staten waarvan de belangen in het geding zijn, op de hoogte stelt van enige samenwerking of coördinatie van toezichtactiviteiten. Met betrekking tot deze activiteiten zal elke mededingingsautoriteit echter voldoen aan het verzoek van de andere autoriteit om de verstrekte informatie niet prijs te geven wanneer dit noodzakelijk is om de vertrouwelijkheid te waarborgen, tenzij de toepasselijke wetgeving anders bepaalt. Wanneer er contacten hadden plaatsgevonden in een bepaalde zaak, heeft DG IV de Lid-Staat of Lid-Staten waarvan de belangen worden geraakt bij schrijven op de hoogte gebracht van deze contacten en van de inhoud daarvan. Deze brieven zijn bedoeld om deze Lid-Staat of Lid-Staten ervan in kennis te stellen dat de kennisgeving een vervolg heeft gekregen. Tot op heden hebben de VS geen verzoeken op basis van de bewoordingen van de interpretatieve brief aan de Commissie gedaan om geen informatie prijs te geven of de mededeling van informatie aan een Lid-Staat op te schorten. 7. Positive comity De positive comity-bepaling van de Overeenkomst (artikel V) is door geen van beide zijden formeel ingeroepen, hoewel een aantal aangelegenheden een van beide zijden aanleiding gaven tot vragen met betrekking tot comity. In diverse zaken welke door de Commissie daadwerkelijk zijn onderzocht, verkozen de Amerikaanse autoriteiten een eventueel eigen optreden uit te stellen en regelmatig contact te houden met de Commissie in afwachting van het resultaat van haar onderzoek en eventuele daaruit voortvloeiende corrigerende maatregelen. Uit deze ervaring blijkt dat een formeel verzoek op grond van artikel V niet nodig is wanneer een zaak kan worden behandeld door middel van samenwerking. Tegelijkertijd kan het gebruik MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
346 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
van de bepalingen inzake positive comity worden opgevat als een positief teken dat aangeeft dat een partij zich ertoe verbindt af te zien van eenzijdig optreden om de andere partij in staat te stellen de naleving van haar regels af te dwingen in zaken die onder haar jurisdictie vallen. Derhalve maakt de Commissie zich geen zorgen over het gebruik van artikel V door de autoriteiten van de VS en zou zij zelf een beroep doen op dat artikel in gevallen welke betrekking hebben op gewichtige belangen van de Gemeenschap. Het kan er de schijn van hebben dat de VS meer ruimte hebben dan de EU om het positive-comityinstrument toe te passen, omdat de extraterritoriale aard van haar wetgeving ondernemingen ertoe heeft aangezet bij de autoriteiten van de VS een klacht in te dienen wanneer mededingingsbeperkende activiteiten op buitenlandse markten schadelijke gevolgen hadden voor hun exportactiviteiten. De mededingingsregels van de Gemeenschap waren daarentegen meer inwendig gericht. De Commissie is echter van mening dat het positive-comity-instrument van de Overeenkomst in beide richtingen kan worden toegepast en dat de Gemeenschap de autoriteiten van de VS kan verzoeken maatregelen te nemen wanneer mededingingsbeperkend gedrag op de Amerikaanse markt het concurrentievermogen van Europese ondernemingen bedreigt. Hiertoe zou de Commissie het op prijs stellen indien Europese ondernemingen dergelijke situaties onder haar aandacht zouden brengen. 8. Bilaterale bijeenkomst van 13 november 1995 De bijeenkomst op hoog niveau met de autoriteiten van de VS op 13 november was de eerste formele bijeenkomst sinds 20 september 1993. Aangezien dit de eerste bijeenkomst was sinds de goedkeuring van de Overeenkomst door de Raad, werd het passend geacht af te wijken van de eerdere werkwijze en de aandacht voornamelijk te richten op het mechanisme van de samenwerking : het beoordelen van het huidige systeem van kennisgevingen en de tijdigheid en de inhoud van de kennisgevingen en het bepalen of verzoeken om samenwerking op correcte wijze werden behandeld en of verbetering van de huidige praktijk mogelijk is, bij voorbeeld door een ruimer gebruik van concessies waar passend. Overeengekomen werd dat de Commissie en de autoriteiten van de VS waar mogelijk meer erkenning zouden geven aan de samenwerking uit hoofde van de Overeenkomst in persberichten over afzonderlijke zaken en in toespraken, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsregels aan beide zijden en van de bepalingen van de Overeenkomst in dit verband. De bijeenkomst gaf ook gelegenheid tot een korte uitwisseling van meningen over de toekomstige internationale samenwerking, zowel in het kader van de US International Antitrust Enforcement Assistance Act, die de delegatie van de VS aan de Commissie overhandigde, als van de aanbevelingen van het Verslag van de Groep van Deskundigen, getiteld "Mededingingsbeleid in de nieuwe handelsorde : versterking van samenwerking en regels". In dit verband kon de Commissie de VS mededelen dat een werkgroep was ingesteld door de Directeuren-generaal voor mededinging van de Gemeenschap en de Commissie voor het bestuderen van vraagstukken met betrekking tot een diepere bilaterale samenwerking. In multilateraal opzicht betuigden de VS hun waardering voor inspanningen ter bevordering van een ruimer debat over handel en mededinging, maar betwijfelden zij of het waarschijnlijk was dat op korte tot middellange termijn veel vooruitgang zou worden geboekt. De autoriteiten van de VS stelden echter voor dat het nuttig zou zijn de kern van de mededingingsbeginselen te identificeren waarover alle landen het eens zijn (bij voorbeeld kartels) en de diverse bestaande uitzonderingen aan te wijzen. Het laatste onderdeel van de bijeenkomst werd gewijd aan een discussie over innovatieve markten, de zich snel ontwikkelende sectoren waaarop de mededingingsautoriteiten zich in toenemende mate concentreren.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 347
Dit was met name interessant in het licht van de hoorzittingen van de FTC over innovatie en globalisering, die eind 1995 werden gehouden.
9. Conclusie Zoals in het begin werd opgemerkt, is het moeilijk om stellige conclusies te trekken uit de relatief beperkte ervaring sinds 10 april 1995. Een algemeen oordeel over de toepassing van de Overeenkomst is dat het een bruikbaar vehikel is gebleken voor samenwerking, voor de uitwisseling van meningen over mededingingsbeleid in het algemeen, bij voorbeeld tijdens de in artikel III.2 bedoelde bijeenkomsten, en voor samenwerking in individuele gevallen. Waarschijnlijk met betrekking tot dit laatste aspect zijn de sinds 10 april 1995 opgedane ervaringen het meest interessant. 9.1. Zaken waarin samenwerking de behandeling van de zaak heeft bevorderd
Zoals reeds opgemerkt, is uit de samenwerking in individuele gevallen een opmerkelijke gelijkenis tussen de analyses van de Commissie en haar Amerikaanse tegenhanger gebleken. Er bleken relatief geringe verschillen van opvatting te bestaan. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan de consistentie van de economische analyses van de mededingingsautoriteiten, maar ook aan de werkmethode die in het kader van de Overeenkomst is ingevoerd. Zodra blijkt dat een zaak voor beide zijden van belang is, worden er contacten tot stand gebracht tussen de ambtenaren van de Commissie en de Amerikaanse autoriteit die de zaak behandelt, waardoor mogelijke verschillen in beoordeling van de zaak in een vroeg stadium kunnen worden onderkend. Hoewel de termijnen die in de EU bij concentraties gelden slechts beperkte ruimte voor samenwerking bieden, is de ervaring tot heden in zaken als Lockheed Martin/Loral en Kimberly Clark/Scott Paper zeer waardevol gebleken bij het beoordelen van de produktmarkt en om zeker te stellen dat de door elke autoriteit opgelegde sancties niet met elkaar in tegenstrijd zijn. Niet-concentratiezaken bieden ruimere mogelijkheden voor coördinatie van de toezichtactiviteiten. Voor geen van de instanties gelden dezelfde tijdsbeperkingen als in concentratiezaken. Partijen kunnen echter ook terughoudender zijn bij het geven van toestemming voor de uitwisseling van informatie tussen de mededingingsautoriteiten indien hieruit mededingingsbeperkend gedrag hunnerzijds kan blijken en zij het risico lopen van sancties in beide jurisdicties. 9.2. Beperking van unilateraal optreden
Een der belangrijkste doelstellingen van de Overeenkomst is het bevorderen van de samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten en het verminderen van de noodzaak van unilaterale maatregelen. In haar betrekkingen met de VS heeft de Commissie het bewijs gezien van de bereidheid van de Amerikaanse autoriteiten om af te zien van unilateraal optreden ten gunste van een hechtere samenwerking met de Commissie. Zoals eerder opgemerkt, zijn in een aantal zaken comityproblemen gerezen, hoewel artikel V niet formeel is ingeroepen. In verscheidene andere gevallen welke door de Commissie zijn onderzocht, hebben de autoriteiten van de VS hun toezichtactiviteiten op één lijn gebracht met die van de Commissie, omdat het mededingingsbeperkend gedrag in dat geval gericht is op de Europese markt en de (secundaire) gevolgen voor de Amerikaanse markt indirect kunnen worden ondervangen door een oplossing van het probleem binnen de EU.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
348 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
9.3. Gevallen waarin de samenwerking werd beperkt door de begrenzingen van de Overeenkomst
Voor sommige aspecten van samenwerking is geen uitwisseling van vertrouwelijke informatie nodig, bij voorbeeld voor de timing van de procedures of bij marktanalyses waarbij een groot deel van de informatie reeds is ingediend bij overheidsinstanties (zoals vaak het geval is in de farmaceutische en chemische sectoren, enzovoorts). Beperkingen betreffende de informatie die kan worden verstrekt, maken de besprekingen echter moeilijker, en hoewel er zich geen ingrijpende verschillen hebben voorgedaan tussen de analyses in zaken die zowel onder de jurisdictie van de EU als die van de VS vallen, maken de regels betreffende vertrouwelijkheid het moeilijker om in detail de redenen te bespreken waarom tegenstrijdige conclusies zouden kunnen worden getrokken op basis van onze respectieve analyses van een zaak. Uit de ervaring met de samenwerking sinds 10 april 1995 is gebleken dat zich in een aantal zaken beperkingen op de uitwisseling van vertrouwelijke informatie hebben doen gevoelen. Het toenemend gebruik van concessies door de Commissie en haar Amerikaanse tegenhanger toont aan dat er duidelijke voordelen zijn wanneer beide zijden in staat zijn hun kennis van een bepaalde zaak te delen. In een aantal zaken werd daarom met succes om concessies verzocht. In al deze gevallen was het echter duidelijk in het belang van de partijen die de concessie deden dat het onderzoek werd voortgezet op dat de kwestie snel werd opgelost. In één geval heeft de weigering door de klaagsters van toestemming voor het verstrekken van informatie mogelijk de inspanningen van DG IV gefrustreerd die erop gericht waren de autoriteiten van de VS volledig bij het onderzoek van de vermeende mededingingsbeperkende gedragingen te betrekken. Het verdient opmerking dat het in geen van de in dit verslag genoemde gevallen gaat om een onderzoek van een kartel, en met name op dit gebied beperken de regels betreffende vertrouwelijkheid de samenwerking tussen de EU en de VS. Desondanks hebben de autoriteiten van zowel de EU als de VS bij vele gelegenheden bevestigd dat de bestrijding van kartels prioriteit geniet. De activiteiten van de VS gericht op afdwinging van de naleving van de regels op dit gebied zijn de laatste jaren aanzienlijk toegenomen, en de EU heeft in kartelzaken ongekend hoge geldboetes opgelegd. Het is derhalve wellicht op dit gebied dat wij middelen moeten zoeken om de samenwerking te verbeteren en verdiepen in gevallen die voor beide zijden van belang zijn.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 349
BIJLAGE 1 KENNISGEVINGEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE AAN DE AUTORITEITEN VAN DE VS168 CONCENTRATIEZAKEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9 10. 11. 12. 13 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44.
IV/M.269 - Shell/Montecatini (beoordeling van de verbintenis) IV/M. 551 - ATR/BAe IV/M.553 - RTL/Veronica/Endemol IV/M.560 - EDS/Lufthansa IV/M.566 - CLT/Disney/SuperRTL IV/M.573 - ING/Barings IV/M.577 - GE/Power Controls B.V. IV/M.580 - ABB/Daimler-Benz AG IV/M.587 - Hoechst A.G./Marion Merrill Dow, US IV/M.588 - Ingersoll-Rand Co., US/Clark Equipment, US IV/M.589 - Seagram Company Ltd./MCA IV/M.591 - Dow Europe SA/Buna Sow Leuna IV/M.600 - Employers Reinsurance Corp AG/Frankona Ruckversicherung IV/M.601 - Employers Reinsurance Corp AG/Aachener Ruckversicherung IV/M.603 - Crown Cork & Seal/Carnaud Metalbox IV/M.612 - RWE-DEA-Enichem-Augusta IV/M.613 - Jefferson Smurfit Group plc/Munksjo AB IV/M.615 - Rhone-Poulenc/Engelhard IV/M.617 - Crédit Local de France/Hypothekenbank in Berlin IV/M.623 - Kimberly-Clark Corporation/Scott Paper Co. IV/M.631 - Upjohn/Pharmacia IV/M.632 - Rhone Poulenc/Fisons IV/M.642 - Chase Manhattan/Chemical Banking IV-M.651- AT&T/Philips Electronics N.V. IV/M.656 - Seagate/Conner IV/M.659 - GE Capital/Solvac IV/M.660 - RTZ/CRA IV/M.663 - Dow/Dupont IV/M.666 - Johnson Controls/Roth Fréres IV/M.675 - Alumix/Alcoa IV/M.673 - Channel Five IV-M.681- Royal Bank of Scotland/Bank of Ireland IV/M.683 - GTS-Hermes Inc/HIT Rail BV IV/M.689 - ADSB/Belgacom IV-M.697 - Lockheed Martin Corp/Loral Corp IV-M.699 - Tomkins/Gates IV/M.700 - Emerson/Caterpillar IV/M.717 - Viacom/ Bear Stearns IV/M.721- Textron/Valois IV/M.726 - Bosch/Allied Signal IV/M.737 - Sandoz/Ciba-Geigy IV/M.741 - Ford/Mazda IV/M.758 - Sara Lee/Aoste Holding SA IV/M.768 - Lucas/Varity
168
Deze lijst is onvolledig, omdat bepaalde zaken niet nader kunnen worden genoemd om redenen van vertrouwelijkheid.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
350 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
NIET-CONCENTRATIEZAKEN : 1. 2. 3. 4. 5. 6.
IV/35.147 - Microsoft IV/35.239 - IRI/A.C. Nielsen IV/35.652 - Europe On Line (Meigher Communications Ltd. Partnership/Interchange Network Holding Co.) IV/35.836 - Austrian Airlines/Swissair/Sabena/Delta Airlines Inc. IV/35.897 - American Express/Visa IV/35.972 - Deutsche Lufthansa/United Airlines
BIJLAGE 2
KENNISGEVINGEN VAN DE AUTORITEITEN VAN DE VS AAN DE EUROPESE COMMISSIE169 CONCENTRATIEZAKEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Oerlikon-Buhrle/Toolex Alpha (afstoting van activa naar aanleiding van de concentratie) Kimberly-Clark Corporation/Scott Paper Co. British Petroleum Company, PLC, Britain/Campaign de Saint Gobain, Frankrijk T&N PLC, UK/Kolbenschmidt AG, Duitsland Hoechst A.G./Marion Merrill Dow, V.S. Ingersoll-Rand Co., New Jersey/Clark Equipment, Indiana Devro International PLC, UK/Teepak International, Inc., VS Lockheed Martin Corporation / Loral Corporation St. Gobain/Carborundum Company Genencor International Inc./Solvay SA Koninklijke Ahold nv/ Stop and Shop Companies Inc. Fresenius A.G./ National Medical Care T&N plc (wijziging van "consent order")
NIET-CONCENTRATIEZAKEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Lykes Bros. Steamship Co., Inc. /Universal Shippers Association IBM International Association of Conference Interpreters ("AIIC") Delta Air Lines, Swissair, Austrian Airlines, Sabena Belgian World Airlines United Airlines Inc./ Deutsche Lufthansa AG American Airlines/British Airways
169
Deze lijst is onvolledig, omdat bepaalde zaken niet nader kunnen worden genoemd om redenen van vertrouwelijkheid. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 351
Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Regering van de Verenigde Staten betreffende de toepassing van hun mededingingsregels (1 juli 1996 tot en met 31 december 1996) 1. Inleiding Op 23 september 1991 heeft de Europese Commissie een Overeenkomst gesloten met de Regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de toepassing van hun mededingingsregels170 ("de overeenkomst"). Bij een gezamenlijk besluit van de Commissie en de Raad van 10 april 1995171 werd de overeenkomst goedgekeurd en van toepassing verklaard vanaf de datum waarop de Commissie deze had ondertekend. Op 8 oktober 1996 bracht de Commissie het eerste verslag over de toepassing van de overeenkomst voor de periode van 10 april 1995 tot en met 30 juni 1996172 uit. Het huidige verslag is bedoeld als aanvulling op het eerste verslag en heeft betrekking op de periode van 1 juli 1996 tot en met 31 december 1996, waardoor het kalenderjaar 1996 wordt vervolledigd. Er werd besloten verslag uit te brengen over deze relatieve korte tijdspanne van zes maanden zodat in de komende jaren de verslagperiode gelijk is aan die van het jaarlijks mededingingsverslag. Dit verslag dient te worden gelezen in samenhang met het eerste verslag, waarin de belangrijkste bepalingen van de overeenkomst en de voordelen en beperkingen van de samenwerking nauwkeurig worden uiteengezet.
2. Samenwerking in het kader van de overeenkomst 2.1
Kennisgevingen
2.1.1
Aantal kennisgevingen173
In de periode tussen 1 juli 1996 en 31 december 1996 stelde de Commissie de autoriteiten van de VS in kennis van 27 gevallen. Deze gevallen, die opgesplitst zijn in concentratiezaken en niet-concentratiezaken, zijn opgesomd in bijlage 1. In 18 van de 27 gevallen ging het om concentratiezaken. In dezelfde periode ontving de Commissie in 21 gevallen kennisgeving van de Amerikaanse autoriteiten: 10 van de DoJ (Antitrustafdeling van het Amerikaanse Ministerie van Justitie) en 11 van de FTC (Federal Trade Commission). Deze gevallen zijn, voor zover zij openbaar zijn gemaakt door de Amerikaanse autoriteiten, opgesomd in bijlage 2 en eveneens onderverdeeld in concentratie- en niet-concentratiezaken. 17 van de 21 door de Amerikaanse instanties aangemelde gevallen waren concentratiezaken.
170
Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de toepassing van hun mededingingsregels, PB L 95 van 27.4.95, blz. 47 - 50.
171
Zie PB L 95 van 27.4.95, blz. 45 en 46.
172
Com (96) 479 def.
173
Er werd geen onderscheid gemaakt tussen kennisgevingen die op grond van de overeenkomst van 1991 en die welke op grond van de herziene Aanbeveling van de OESO van 27 en 28 juli 1995 werden gedaan, wegens de gedeeltelijke overlapping van deze twee instrumenten.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
352 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
De vermelde cijfers hebben betrekking op het aantal zaken waarin tijdens de verslagperiode een eerste kennisgeving is gedaan, en niet op het totale aantal kennisgevingen. Overeenkomstig artikel II van de overeenkomst worden kennisgevingen gedaan in een aantal specifieke stadia van het onderzoek, zodat voor dezelfde zaak verschillende kennisgevingen kunnen worden gedaan. Tabel 1 geeft het aantal kennisgevingen weer dat in de zes maanden tussen 1 juli 1996 en 31 december 1996 is gedaan op grond van de Aanbeveling van de OESO en de overeenkomst. Tabel 2 geeft het aantal kennisgevingen weer dat sinds 23 sepember 1991 is gedaan op grond van de Aanbeveling van de OESO en de overeenkomst. KENNISGEVINGEN
Tabel 1
Jaar
Aantal kennisgevingen EG
Aantal kennisgevingen VS FTC DoJ
Aantal kennisgevingen van concentraties
1.7.1996-31.12.1996
27
11
18 (EG) + 17 (VS)
10 (= 21)
Tabel 2
Jaar
Aantal kennisgevingen EG
Aantal kennisgevingen VS FTC DoJ
Aantal kennisgevingen van concentraties
1991
5
10
2 (= 12)
3 (EG) + 9 (VS)
1992
26
20
20 (= 40)
11 (EG) + 31 (VS)
1993
44
22
18 ( = 40)
20 (EG) + 20 (VS)
1994
29
16
19 (= 35)
18 (EG) + 20 (VS)
1995
42
14
21 (= 35)
31 (EG) + 18 (VS)
1996
48
20
18 (= 38)
35 (EG) + 27 (VS)
2.1.2. Kennisgeving aan de Lid-Staten Om ervoor te zorgen dat de Lid-Staten geïnformeerd blijven, heeft de Commissie steeds afschriften gestuurd van de kennisgevingen die zij van de Amerikaanse autoriteiten ontving en de kennisgevingen die zij heeft gestuurd naar de Lid-Staten waarvan de belangen in het geding zijn. Tevens stelt de Commissie belanghebbende Lid-Staten in kennis van een eventuele samenwerking met betrekking tot een individueel geval, en van de aard van die samenwerking.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 353
2.2. Samenwerking De samenwerking tussen de Commissie en haar tegenhangers in de Verenigde Staten bleeft uiterst positief en heeft in een aantal gevallen aanzienlijk bijgedragen tot het vinden van een daadwerkelijke oplossing. Gezien de korte duur van de verslagperiode, worden veel zaken waarin contacten hebben plaatsgevonden nog steeds onderzocht, en kunnen deze derhalve niet in detail besproken of bij naam genoemd worden in dit verslag. 2.2.1. Timing Wanneer een gezamenlijk belang werd vastgesteld, worden de contacten tussen de Commissie en de Ameriaanse instanties vaak in een zeer vroeg stadium gelegd. Niet zelden zijn er reeds contacten nog vóór de officiële procedures werden ingeleid of een zaak werd geopend. De met de behandeling van een zaak belaste ambtenaren vonden het nuttig van meet af aan te weten hoe de verantwoordelijke aan de andere zijde een bepaald geval denkt aan te pakken. De verschillende instanties hebben elkaar ook steeds op de hoogte gehouden van de termijnen voor hun respectievelijke onderzoeken en procedures. De voordelen van een dergelijke aanpak werden in het eerste verslag inzake de samenwerking beschreven (punt 4.1). 2.2.2. Het verstrekken van niet-vertrouwelijke achtergrondinformatie De wederzijdse uitwisseling van niet-vertrouwelijke informatie is bijzonder nuttig gebleken om de aandacht te vestigen op mogelijk anti-concurrerend gedrag. De Commissie heeft ambtshalve een onderzoek ex artikel 85 ingesteld in een spitstechnologie-bedrijfstak, nadat de DoJ niet-vertrouwelijke achtergrondinformatie had verstrekt. Deze informatie bevatte Amerikaanse persberichten die in Europa niet zonder meer beschikbaar zijn. De mededingingsautoriteiten hebben voor de eerste maal in het kader van de overeenkomst in een kartelzaak samengewerkt. De VS hebben niet-vertrouwelijke achtergrondinformatie verstrekt over een kartel dat zij reeds met succes vervolgden. De samenwerking tussen de autoriteiten is nog aan de gang. Dit is een belangrijke ontwikkeling, aangezien zowel de Commissie als de Amerikaanse instanties bijzondere voorrang verlenen aan de bestrijding van kartels. In de gevallen waar de Amerikaanse autoriteiten een uitspraak deden op grond van een "plea bargain" (schikking waarbij in ruil voor bekentenis strafvermindering wordt verleend), werd echter buitengewoon weinig informatie bekend gemaakt. Dit tekort aan informatie kan de omvang van de samenwerking beperken. 2.2.3.
Bij de Commissie en de Amerikaanse autoriteiten aangemelde concentraties
Voorgenomen concentraties die zowel bij de Commissie als bij de Amerikaanse instanties werden aangemeld, boden de gelegenheid tot een vergaande samenwerking en uitwisseling van standpunten. Twee concentratiezaken die in de verslagperiode werden beëindigd en aanleiding gaven tot samenwerking waren Sandoz/Ciba-Geigy en Baxter/Immuno. Er werd samengewerkt ondanks moeilijkheden wegens de verschillende termijnen die in de VS en de EU gebruikelijk zijn en ondanks, in bepaalde gevallen, het bestaan van, objectief beschouwd, uiteenlopende marktvoorwaarden die vaak verschillende, doch verenigbare, oplossingen hebben gerechtvaardigd.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
354 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
De samenwerking in de concentratiezaak Sandoz/Ciba-Geigy behelsde diepgaande besprekingen over de verschillende productmarkten op het gebied van de farmaceutica, de dierengezondheid, en de planten- en zadenbescherming, alsook over de manier waarop elke partij de geografische markt afbakende. De besprekingen gingen ook voor een groot deel over de voorwaarden waarop de fusie kon worden goedgekeurd. De partijen gaven toestemming voor de uitwisseling van vertrouwelijke informatie in bepaalde sectoren. De contacten waren regelmatig, en de gesprekken over de beslechting van het geschil waren van groot belang om ervoor te zorgen dat zowel de Commissie als de FTC verbintenissen van de partijen afdwongen die met elkaar verenigbaar waren. Er zijn problemen gerezen wegens de verschillende termijnen die de EG en de VS handhaven. Krachtens de concentratieverordening was de Commissie verplicht in juli 1996 een besluit te nemen terwijl de FTC haar onderzoek pas op 3 januari 1997 afsloot, toen het met de partijen een overeenkomst (consent decree) had bereikt. Onder de gegeven omstandigheden werkten de bevoegde instanties zo goed als mogelijk samen, en uiteindelijk waren de verbintenissen die de Commissie en de FTC afzonderlijk hadden verkregen, niet tegenstrijdig. 2.2.4. Gevallen waarbij één autoriteit de leiding neemt Het onderzoek van de praktijken van AC Nielsen Company ("Nielsen"), een beheerder van detaillistenpanels, is een duidelijk voorbeeld van een succesvolle samenwerking tussen de Commissie en het Amerikaanse Ministerie van Justitie en vormt de voorloper van een nieuwe samenwerkingsvorm. Zowel de Commissie als het DoJ ontvingen een klacht van IRI volgens dewelke Nielsen misbruik maakte van haar machtspositie in Europa en zo IRI erin hinderde daar een concurrerende positie te verwerven. Tijdens het onderzoek hielden de met de zaak belaste ambtenaren van beide autoriteiten nauw contact, waarbij documenten en standpunten over verschillende aspecten van de zaak werden uitgewisseld. De samenwerkingsmogelijkheden van de autoriteiten werden beduidend vergroot door de toestemming van IRI en Nielsen om vertrouwelijke informatie aan elkaar door te spelen. Aangezien de klacht voornamelijk betrekking had op contractuele praktijken die in Europa plaatsvonden en daar ook de grootste invloed hadden, liet het DoJ de leiding van het onderzoek over aan de Commissie, zodra het er zeker van was dat de Commissie vastberaden was op te treden. De Commissie ging met Nielsen onderhandelingen aan over een aanvaardbare oplossing, die ervoor zou zorgen dat de mededinging niet werd verstoord. In elke onderhandelingsfase werd het DoJ op de hoogte gebracht van de vooruitgang en in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de verbintenissen die Nielsen diende aan te gaan. Nadat de Commissie de nodige toezeggingen van Nielsen had verkregen, kon het DoJ ervan uitgaan dat de door hem onderzochte praktijken zouden ophouden en het onderzoek derhalve kon worden gesloten. Hoewel de VS de Commissie niet had verzocht maatregelen te nemen in de zaak IRI/Nielsen, kan de houding van de VS om afstand te nemen en de resultaten van het onderzoek van de Commissie af te wachten, een voorbeeld vormen van hoe de "positive comity"-procedure in de toekomst kan werken.
3. Nieuwe ontwikkelingen In het licht van haar mededeling van 1996 aan de Raad, "Naar een internationaal stelsel van mededingingsregels"174, is de Commissie zich blijven inspannen om de samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten in de gehele wereld te versterken door een netwerk van bilaterale overeenkomsten op te zetten en gemeenschappelijke mededingingsregels op multilateraal niveau in het kader van de WTO en de OESO te bevorderen.
174
Com(96) 284 def. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 355
Op 25 oktober 1996 kreeg de Commissie van de Raad de opdracht onderhandelingen met de Verenigde Staten aan te knopen met het oog op een overeenkomst waardoor de "positive comity"-bepalingen van de bilaterale overeenkomst betreffende de samenwerking bij de toepassing van de mededingingsregels zouden worden versterkt. De onderhandelingen waren uiterst productief. Een ontwerp-overeenkomst, die voorlopig door de Amerikaanse autoriteiten werd goedgekeurd, werd de EG-Lid-Staten, de industrie en andere belanghebbenden voorgelegd, teneinde hun standpunten in te winnen. Naar verwachting zal de Raad, na het standpunt van het Europese Parlement te hebben ontvangen, de overeenkomst in de loop van 1997 goedkeuren. In de ontwerp-overeenkomst is bepaald dat een mededingingsautoriteit de uitoefening van haar bevoegdheden met betrekking tot bepaalde concurrentievervalsende activiteiten die voornamelijk plaatsvinden in en gericht zijn op het grondgebied van de andere partij, normaal uitstelt of opschort, indien die andere partij bereid is de zaak te behandelen.
4. Bilaterale vergadering Op 16 oktober 1996 vond in Washington een vergadering op hoog niveau plaats tussen ambtenaren van de Commissie, de FTC en het DoJ. Tijdens deze vergadering werd een groot aantal verschillende kwesties besproken, waaronder samenwerkings- en aanmeldingszaken, de ontwerp-overeenkomst betreffende het "positive comity", voorgenomen wijzigingen in beleid en wetgeving, kartels, luchtvervoer, telecommunicatie en media, het voorstel van de EU in de WTO inzake het mededingingsbeleid en de voorstellen in dit verband van de nieuwe transatlantische agenda en de transatlantische handelsdialoog.
5. Conclusies De overeenkomst blijft een raamwerk vormen voor een zinvolle en nuttige samenwerking tussen de Commissie en de Verenigde Staten. De in het eerste verslag aan de Raad en het Europees Parlement beschreven samenwerking heeft aan beide zijden van de oceaan voordelen opgeleverd, niet alleen voor de mededingingsautoriteiten, maar ook voor de betrokken ondernemingen. Het is in ieders belang dat verenigbare oplossingen worden gevonden. Dit geldt vooral voor de fusiegevallen waarbij de partijen ermee instemden dat vertrouwelijke informatie werd uitgewisseld. In het geval IRI/Nielsen had klaagster er duidelijk voordeel bij dat de samenwerking tussen de Commissie en het DoJ vlot verliep, zodat zo vlug en zo efficiënt mogelijk een oplossing kon worden uitgewerkt. Daarbij dient te worden opgemerkt dat ook verweerster er belang bij had langdurende onderzoeken te vermijden en niet het risico te lopen dat de Commissie en het DoJ onverenigbare maatregelen zouden opleggen. In dit geval waren zowel klaagster als verweerster bereid in te stemmen met de uitwisseling van vertrouwelijke informatie. Hoewel voor een goede samenwerking de uitwisseling van vertrouwelijke informatie niet altijd vereist is, kan de niet-beschikbaarheid van deze informatie in bepaalde gevallen de samenwerking toch belemmeren. Zo kan de geschiktheid van een bepaalde oplossing bij voorbeeld moeilijk uit te leggen zijn, wanneer de vertrouwelijke informatie die deze beslissing rechtvaardigt, niet bespreekbaar is. Momenteel kunnen de Commissie en de Amerikaanse autoriteiten wegens de vertrouwelijkheidsregels in hun nationale wetgeving geen vertrouwelijke informatie uitwisselen. Voordat deze wettelijke belemmeringen kunnen verdwijnen, MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
356 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
moeten de reële bezorgdheden van de Lid-Staten en de handelsgemeenschap worden weggenomen met betrekking tot de bescherming van de in het kader van een toekomstige samenwerkingsovereenkomst uitgewisselde informatie. De Commissie onderzoekt thans welke bescherming naar Amerikaans recht kan worden geboden en hoe de bestaande belemmeringen voor de uitwisseling van vertrouwelijke informatie kunnen worden weggewerkt. De uitwisseling van vertrouwelijke informatie zou bijzonder nuttig zijn voor het onderzoek van internationale kartelzaken, omdat er in deze gevallen weinig kans toe bestaat dat de betrokken ondernemingen akkoord gaan met de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en er problemen kunnen rijzen bij het verzamelen van bezwarend bewijs.
Bijlage 1 A-
Kennisgevingen van de Europese Commissie aan de Amerikaanse autoriteiten 01.07.96 - 31.12.96175
Concentratiezaken: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
175
IV/M.747 - Chevron Corp./British Gas/NOVA Corp./NGC Corp. IV/M.734 - Melitta /Dow - Newco IV/M.727 - BP/Mobil IV/M.774 - Saint Gobain / Wacker Chemie / NOM IV/M.800 - Siemens/Sommer Allibert Industrie IV/M.706 - GEC Alsthom/AEG IV/M.823 - John Deere Capital Corp/Lombard North Central plc IV/M.829 - Thyssen / Böhler Uddeholm IV/M.821 - Baxter / Immuno IV/M.779 - Bertelsmann / CLT IV/M.836 - Gillette / Duracell IV/M.826 - ESPN/STAR IV/M.794 - Coca-Cola/Amalgamated Beverages IV/M.841 - Lagardère / Thomson-CSF IV/M.865 - Cable & Wireless/Nynex/Bell Canada IV/36.213 - GEAE / Pratt & Whitney IV/M.773 - Westinghouse / Equipos Nucleares IV/M.862 - Textron / Kautex
Wegens vertrouwelijkheidsredenen bevat deze lijst alleen de onderzoeken en gevallen die openbaar zijn gemaakt. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
INTERNATIONALE ACTIVITEITEN 357
B-
Kennisgevingen van de Europese Commissie aan de Amerikaanse autoriteiten 01.07.96 - 31.12.96
Niet-concentratiezaken: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Luchtvervoerovereenkomsten IV/35.134 - trans-Atlantic Conference Agreement IV/35.962 - De Agostini - Rand McNally IV/4722, 33690 - Caterpillar IV/36.183/F-3 - Coca-Cola Enterprises Inc/Amalgamated Beverages Great Britain Ltd IV/D-5/35.935 - Murex/Chiron + 4 IV/36.194 - Digital Video Discs IV/36.089 - British Airways / American Airlines IV/30.373 R - P&I Clubs
Bijlage 2 A-
Kennisgevingen van de Amerikaanse autoriteiten aan de Europese Commissie: 01.07.96 - 31.12.96176
Concentratiezaken: 1. Lucas Industries plc / Variety Corp. 2. Tilcon Inc. / Oldcastle Northeast Inc. 3. National Medical Care Inc / Fresenius AG 4. Metal Leve S.A. / Mahle GmbH 5. Kolbenschmidt AG / T&N plc 6. Solvay SA / American Home Products Corp. 7. Immuno International AG / Baxter International Inc. 8. General Electric Company / Pratt & Whitney / United Technologies Corp. 9. Sandoz / Ciba-Geigy
B-
Kennisgevingen van de Amerikaanse autoriteiten aan de Europese Commissie: 01.07.96 - 31.12.96177
Niet-concentratiezaken: 1. International Association of Conference Interpreters 2. Lykes Bros. Steamship Co Inc / Universal Shippers Association 3. A&L Mayer Associates Inc
176
Wegens vertrouwelijkheidsredenen bevat deze lijst alleen de onderzoeken en gevallen die openbaar zijn gemaakt.
177
Wegens vertrouwelijkheidsredenen bevat deze lijst alleen de onderzoeken en gevallen die openbaar zijn gemaakt.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 359
VI - De toepassing van de mededingingsregels in de lidstaten Dit hoofdstuk is gebaseerd op de bijdragen van de mededingingsautoriteiten van de lidstaten. Uitvoeriger gegevens over de activiteiten van deze autoriteiten zijn te vinden in de nationale verslagen welke de meeste mededingingsautoriteiten opstellen.
A - Ontwikkelingen inzake wetgeving Er dient te worden vastgesteld dat de onderlinge aanpassing tussen de onderscheiden nationale rechtstelsels en het Gemeenschapsrecht in 1996 is verdergezet hoewel deze aanpassing in bepaalde gevallen slechts gedeeltelijk is, hetgeen meer bepaald kan worden verklaard op grond van de gedachtenwisselingen welke aan de gang zijn in de Commissie zelf (Groenboek betreffende verticale afspraken). Deze ontwikkeling, welke naargelang het land min of meer gevorderd is, betreft in de eerste plaats in meerdere of mindere mate de fundamentele voorschriften: Duitsland, Denemarken, Finland, Ierland, Luxemburg, Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk. Het betreft tevens de groepsvrijstellingsverordeningen (Oostenrijk, Zweden). De mededingingswetgeving is in 1996 niet gewijzigd in België, Spanje, Griekenland en Portugal. Oostenrijk Het gezamenlijke besluit van de federale ministers van justitie en economische zaken houdende omzetting van de communautaire wetgeving en houdende vaststelling dat bij overeenkomsten die voldoen aan de vereisten van de groepsvrijstellingsverordening178 het vermoeden gerechtvaardigd is dat er geen redenen zijn om een verbod op te leggen, is gewijzigd teneinde rekening te houden met de bekendmaking van de verordening van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen op 29 juni 1995. Denemarken 1. In april en september 1996 zijn voorstellingen tot wijziging van de wet betreffende de bevoegdheden van de Mededingingsraad om op te treden ten aanzien van overheidsbedrijven ingediend. De huidige wet staat de bedoelde Raad niet toe op te treden wanneer hij vaststelt dat overheidsbedrijven voor de mededinging nefaste activiteiten ontplooien. In deze gevallen kan de Raad slechts een kennisgeving doen toekomen aan het betreffende overheidsbedrijf waarin hij het bedrijf mededeelt dat de hij van mening is dat de mededinging in de betrokken sector niet vrij genoeg is. Het voorstel tot wijziging van de wet voorziet erin de mogelijkheden van de Mededingingsraad om op te treden uit te breiden tot alle overheidsbedrijven. 2. Het wetsontwerp dat is vervat in verslag nr. 1297 van 1995 van het comité dat bevoegd is voor de evaluatie van de voor- en nadelen welke verband houden met de overgang naar het verbodsbeginsel in de Deense wetgeving179, is opgenomen in het wetgevend programma van de regering voor 1996/1997180. In het ontwerp is bepaald dat de overeenkomsten, besluiten van verenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de mededinging beperken en waarvan het bestaan bekend is en die zijn gesloten tussen ondernemingen waarvan de gecumuleerde omzet minstens 1 miljard kronen bedraagt en die een gecumuleerd marktaandeel van minstens 10% bezitten, verboden zijn. Er is evenwel voorgesteld dat het controlebeginsel
178
XXVe Verslag over het mededingingsbeleid, blz. 332.
179
De Deense mededingingswet die op 1 januari 1990 in werking is getreden, is voornamelijk gebaseerd op het controlebeginsel.
180
XXVe Verslag over het mededingingsbeleid, blz. 318.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
360 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
zou worden behouden voor alle andere overeenkomsten die de mededinging beperken, alsook voor de misbruiken van machtspositie. Er is naar gestreefd particuliere en overheidsbedrijven zo gelijk mogelijk te behandelen. Het comité is er niet in geslaagd het toezicht op concentraties in te voeren in het wetsontwerp. Het ontwerp stelt voorts als voorwaarde dat de beoordeling van de concurrentiebeperkingen geschieden conform de vigerende beschikkingspraktijk welke gebaseerd is op de communautaire mededingingsvoorschriften zowel wat de controle- als de verbodsbepalingen betreft. Duitsland De werkgroep belast met de wijziging van de kartelwet welke is opgericht door het Federale Ministerie van Economische Zaken met het oog op de wijziging van de wet inzake de concurrentiebeperkingen (Gesetz gegen Wettbewerbsbeschränkungen, hierna GWB), waaraan vertegenwoordigers van het Bundeskartellambt meewerken, heeft zijn werkzaamheden aangevat. Op grond van de ideeën van de werkgroep heeft de minister van economische zaken in mei 1996 een document gepresenteerd inzake de grondslagen voor de wijziging van het GWB. Voor zover noodzakelijk dient de Duitse wetgeving te worden geharmoniseerd met de communautaire wetgeving. Aldus wordt voorgesteld de dienstige bepalingen van het GWB te behouden, meer bepaald de verschillende behandeling tussen de (verboden) horizontale mededingingsbeperkingen en de verticale mededingingsbeperkingen (toezicht op misbruiken). De voornaamste punten van de aanpassing betreffen de horizontale afspraken en het toezicht op concentraties. De sectoren welke tot dusver vrijstelling genieten (vervoer, banken en verzekeringen) dienen zoveel mogelijk in de werkingssfeer van de algemene bepalingen van de GWB te vallen. Tevens is erin voorzien de energiesector voor mededinging open te stellen via een wijziging van de wet op de energie en de opheffing van de uitzonderingsregelingen welke van kracht zijn in de gehele sector, inzonderheid inzake de territoriale overeenkomsten en de exclusieve concessieovereenkomsten. Finland De wet op de concurrentiebeperkingen (nr. 481/92) is niet gewijzigd in 1996. De Finse nationale wetgeving bevat geen enkele bepaling die aan de nationale mededingingsautoriteiten de bevoegdheid toekent om de bepalingen van artikel 85, lid 1, en van artikel 86 rechtstreeks toe te passen181. Eind 1995 richtte het Ministerie van Handel en Industrie een werkgroep op met als taak eventuele wijzigingen van de Finse wet inzake concurrentiebeperkingen te onderzoeken en voor te stellen. Bij de onderzochte punten hoort de mogelijke invoering in de Finse wetgeving van een bepaling op grond waarvan artikel 85, lid 1, en artikel 86 rechtstreeks zouden kunnen worden toegepast. De werkgroep moest haar conclusies indienen op 31 december 1996182 maar heeft uitstel gekregen tot 31 januari 1997. Frankrijk 1.
De wijziging van de ordonnantie van 1 december 1986 inzake prijsvrijheid en mededinging
De wet van 1 juli 1996 inzake eerlijke en evenwichtige handelsbetrekkingen wijzigt de ordonnantie van 1 december 1986 teneinde de ordonnantie aan te passen aan de evolutie van de economie en de markten en teneinde een beter evenwicht in de handelsbetrekkingen te garanderen. Deze hervorming betreft meer bepaald:
181
XXVe Verslag over het mededingingsbeleid, blz. 324.
182
XXVe Verslag over het mededingingsbeleid, blz. 334. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 361
-
-
-
de opheffing van de tekst welke specifiek gericht is op de verkoopsweigering hetgeen nog slechts kan worden gesanctioneerd op grond van de algemene bepalingen van de ordonnantie wanneer de weigering voortvloeit uit kartelgedrag (artikel 7), een misbruik van machtspositie (artikel 8), discriminatie (artikel 36, lid 1) of uit de brutale en ongerechtvaardigde afbreking van gevestigde handelsbetrekkingen (artikel 36, lid 5); de invoering van een nieuw verbod, meer bepaald het verbod op onrechtmatig lage prijzen, dat slechts betrekking heeft op de rechtstreekse verkoop van producenten aan de verbruikers en op verkopen aan de verbruikers van door de wederverkopers verwerkte producten; de wederverkoop zonder verwerking van het product valt in de werkingssfeer van artikel 32 dat de wederverkoop met verlies verbiedt; volgens een advies van de Mededingingsraad van 2 mei 1996 dient het begrip onrechtmatig lage prijzen te worden uitgelegd in overeenstemming met de communautaire en nationale jurisprudentie inzake afbraakprijzen, meer bepaald prijzen welke lager zijn dan het gemiddelde van de variabele kosten of het gemiddelde van de totale kosten wanneer het opzet om afbraakprijzen te hanteren is bewezen; de verduidelijking van de factureringsvoorschriften; de bestraffing van praktijken waarbij misbruik wordt gemaakt van een situatie van economische afhankelijkheid: de referentiepremiepraktijken welke door distributeurs zijn opgelegd aan de producenten zonder daadwerkelijke en evenredige tegenprestatie (artikel 36, lid 3), het verzoek om voordelen onder de bedreiging van een brutale afbreking van de handelsbetrekkingen (artikel 36, lid 4), de onrechtmatige verbreking van gevestigde handelsbetrekkingen zonder voorafgaandelijke verwittiging (artikel 36, lid 5).
2. De liberalisering van de telecommunicatiesector
De wet van 26 juli 1996 inzake de reglementering van de telecommunicatie - liberaliseert de telecommunicatienetwerken en diensten vanaf 1 januari 1998; - loopt vooruit op de liberalisering van de alternatieve infrastructuren; het gebruik van dergelijke infrastructuren is de jure mogelijk sinds 1 juli 1996 en bepaalde ondernemingen hebben daartoe reeds licenties ontvangen; - bevestigt de toepasselijkheid van het gemeen concurrentierecht in de telecommunicatiesector; - verzekert een daadwerkelijke en eenvormige toepassing van het gemeen concurrentierecht: de Autorité de régulation des télécommunications (ART), een onafhankelijk technische organisatie, moet alle misbruiken van machtspositie en concurrentiebeperkende praktijken welke haar bekend zijn, aanhangig maken bij de Mededingingsraad; dergelijke misbruiken kunnen voorts rechtstreeks aanhangig worden gemaakt bij de Raad door de onderneming of door de minister van economische zaken; bovendien moet tegen scheidsrechterlijke beslissingen van de ART in interconnectiegeschillen beroep worden aangetekend bij het Cour d'Appel van Parijs dat eveneens bevoegd is om in beroep uitspraak te doen over beslissingen van de Mededingingsraad. Ierland De wet houdende wijziging van de mededingingswet van 1991 (“Competition (Amendment) Act 1996”) is op 3 juli 1996 in werking getreden. Deze wet verleent de mededingingsautoriteiten executoire bevoegdheden op burgerrechtelijk (via een vordering in kortgeding) en op strafrechtelijk gebied (gevangenisstraffen na een gerechtelijke veroordeling of geldboete tot 10% van de omzet). De burgerrechtelijke en strafrechtelijke delicten zijn vastgesteld in bewoordingen welke bijna identiek zijn als de bewoordingen van artikel 85 en 86 van het Verdrag, zoals in de wet van 1991.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
362 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Italië 1. Wet nr. 52 van 6 februari 1996 houdende vaststelling van de bepalingen inzake de tenuitvoerlegging van de verplichtingen welke voortvloeien uit het Italiaanse lidmaatschap van de Europese Gemeenschappen (communautaire wet 1994) voorziet in de omzetting van onder meer Richtlijn 94/46/EEG betreffende satellietcommunicatie. Artikel 53 ervan betreft de omzetting van deze richtlijn per wetsdecreet van de regering en de vaststelling van de beginselen en de criteria waarop het wetsdecreet dient te zijn gebaseerd. De minister van posterijen en telecommunicatie heeft een ontwerp van wetsdecreet opgesteld dat is medegedeeld aan de Commissie. 2. Voorts stelt wet nr. 650 van 23 december 1996 op telecommunicatiegebied onder meer vast dat de Richtlijnen 95/51/EEG (liberalisering van de kabeltelevisienetwerken), 95/62/EEG (Open Network Provision - ONP: de openstelling van een spraaktelefonienetwerk) en 96/19/EEG (de gehele liberalisering van de telecommunicatie) dienen te worden omgezet in de Italiaanse rechtsorde via besluiten welke binnen 90 dagen vanaf de goedkeuring van de wet moeten worden vastgesteld, na overleg met de bevoegde parlementaire commissies. Deze wet stelt de beginselen vast welke dienen te worden nageleefd in de besluiten, onder meer de opheffing van uitsluitende en bijzondere rechten, de erkenning van het recht van elke onderneming om telecommunicatiediensten aan te bieden op voorwaarde dat zij daartoe gerechtigd is, onverminderd de uitzonderingen welke zijn voorzien in de wet. 3. Richtlijn 94/22 inzake de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploitatie en de productie van koolwaterstoffen, voor het bouwen en beheren van nationale transportleidingen voor koolwaterstoffen en voor de opslag van gas in koolwaterstoflagen wordt omgezet bij wetsdecreet nr. 625 van 25 november 1996. 4. Wet nr. 647 van 23 december 1996 heeft wijzigingen ingevoerd in de reglementering van de havensector meer bepaald met betrekking tot de arbeidsreglementering in havens. 5. Wet nr. 662 (“Maatregelen ter rationalisering van de openbare financiën"), van dezelfde datum heeft onder meer een einde gesteld aan het postmonopolie inzake het vervoer van pakjes en colli's en de postdiensten ertoe verplicht een afzonderlijke boekhouding te voeren voor het beheer van de geliberaliseerde diensten. Luxemburg De Luxemburgse mededingingswetgeving is in 1996 niet gewijzigd. De gedachtenwisselingen zijn evenwel verdergezet met het oog op de aanpassing van de wet van 17 juni 1970 betreffende de beperkende handelspraktijken aan de ontwikkelingen van het communautaire mededingingsrecht, rekening houdend met de specificiteit van de Luxemburgse economie welke wordt gekenmerkt door een belangrijke integratie van de markten. De "Commission des pratiques commerciales restrictives" kan slechts de bepalingen van de wet van 1970 houdende oprichting van de commissie, toepassen. Hoewel de wet van 1970 grotendeels is gebaseerd op het Gemeenschapsrecht, blijft de toepassing van de artikelen 85 en 86 derhalve voorbehouden aan de gemeenrechtelijke rechtscolleges.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 363
Nederland Het ontwerp van de nieuwe mededingingswet183 wordt momenteel onderzocht door het Parlement. Indien dit project zonder wijziging wordt goedgekeurd, treedt in Nederland een nieuwe concurrentieregeling in werking welke zeer sterk is gebaseerd op de communautaire regeling. Zweden 1. Het door de regering in 1995 opgerichte Comité ter herziening van de nieuwe mededingingswet (wet nr. 20: 1993)184 zal zijn eindverslag indienen eind februari 1997. Inmiddels is er reeds een ontwerp ingediend dat erop is gericht de aanmeldingsverplichting te beperken bij concentraties tussen ondernemingen, rekening houdend met het feit dat in het kader van de nieuwe regeling bij de mededingsautoriteiten ("Konkurrensverket") een groot aantal concentraties worden aangemeld welke op mededingingsgebied van geen belang zijn. Volgens dit ontwerp zullen overnames van ondernemingen waarbij de omzet van de verworven onderneming hoogstens 100 miljoen kronen bedraagt, niet langer moeten worden aangemeld bij de mededingingsautoriteiten. In afzonderlijke gevallen zullen de mededingingsautoriteiten evenwel de partijen kunnen gelasten de concentratie aan te melden zelfs indien de omzet van de te verwerven onderneming lager is dan het genoemde bedrag. Tevens is voorgesteld dat de partijen een concentratie vrijwillig zouden kunnen aanmelden in dergelijke gevallen. De wijzigingen van het toezicht op concentraties zullen waarschijnlijk in werking treden op 1 juli 1997. 2. De regering heeft besloten bepaalde wijzigingen aan te brengen in de groepsvrijstellingsvoorschriften teneinde ze in overeenstemming te brengen met de in de Gemeenschap ingevoerde wijzigingen. De gewijzigde Zweedse voorschriften inzake groepsvrijstellingen voor exclusieve distributieovereenkomsten, exclusieve afnameovereenkomsten, specialisatie-, onderzoek- en ontwikkelingsovereenkomsten en franchising-overeenkomsten blijven van kracht tot eind juni 1998. De gewijzigde voorschriften inzake groepsvrijstellingen op het gebied van motorvoertuigen blijft van kracht tot en met 30 september 2002; de gewijzigde voorschriften inzake technologie-overdrachtovereenkomsten blijven van kracht tot eind maart 2006. Een nieuwe groepsvrijstelling voor bepaalde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen op verzekeringsgebied is op 1 februari 1997 van kracht geworden. De Zweede groepsvrijstellingen voor detailhandelketens zijn aan herziening toe. Het Verenigd Koninkrijk 1. De hervorming van het mededingingsrecht in het Verenigd Koninkrijk
In 1996 werd overleg gepleegd inzake voorstellen tot hervorming van het mededingingsrecht in het Verenigd Koninkrijk op twee gebieden. In de eerste plaats wordt ernaar gestreefd de Restrictive Trade Practices Act te vervangen door een verbod op concurrentiebeperkende overeenkomsten. Hoewel het verbod veel gelijkenissen zal vertonen met het verbod van artikel 85, is de werkingssfeer ervan enger zodat het verbod slechts zal worden toegepast op overeenkomsten die een aanzienlijk gevolg voor de mededinging hebben en wordt ernaar gestreefd verticale overeenkomsten van het verbod uit te sluiten. Het tweede voorstel betreft het misbruik van een dominante positie op de markt. Eerder dan de verbodsaanpak van artikel 86 in te voeren wordt voorgesteld de bestaande wetten te versterken door meer onderzoeksbevoegdheden en
183
XXVe Verslag over het mededingingsbeleid, blz. 335.
184
XXVe Verslag over het mededingingsbeleid, blz. 336.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
364 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
bevoegdheden om voorlopige maatregelen op te leggen, in te voeren. De hervormingen zullen worden ingevoerd zodra het Parlement daarvoor tijd ter beschikking stelt. 2. De artikelen 88 en 89
Op 23 augustus voerde het Verenigd Koninkrijk voorschriften in waarin is uiteengezet hoe het zijn verplichting zal nakomen als lidstaat krachtens artikel 88 van het EG-Verdrag. De voorschriften behelzen de procedures op grond waarvan het Verenigd Koninkrijk zaken zal onderzoeken krachtens de communautaire mededingingsvoorschriften in sectoren waar er geen communautaire tenuitvoerleggingsverordeningen zijn die de Commissie tenuitvoerleggingsbevoegdheden verschaffen. De voorschriften behelzen tevens de samenwerking met de Commissie op het gebied van verificaties krachtens artikel 89. De voorschriften kwamen tot stand ingevolge de aankondiging van een voorgenomen alliantie tussen British Airways en American Airlines. Het onderzoek van de alliantie door de Britse autoriteiten op grond van artikel 88 verloopt parallel met een onderzoek krachtens de Britse Fair Trading Act en een onderzoek door de Commissie op grond van artikel 89.
B-
Toepassing van de communautaire mededingingsvoorschriften door de nationale autoriteiten
Momenteel hebben de mededingingsautoriteiten in acht lidstaten (Oostenrijk, Denemarken, Finland, Ierland, Luxemburg, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden) geen bevoegdheid om artikel 85, lid 1, en artikel 86 rechtstreeks toe te passen. Indien het Nederlandse wetsontwerp wordt goedgekeurd zal de situatie veranderen in Nederland (zie bovenstaand punt A). Voorts is het mogelijk dat aan de Finse mededingingsautoriteiten een dergelijke bevoegdheid wordt toegekend (zie bovenstaand punt A). Artikel 85, lid 1, en artikel 86, zijn in 1996 toegepast door de Duitse, Spaanse en Franse mededingingsautoriteiten. Dit hoofdstuk bevat tevens een overzicht van op het nationale recht gebaseerde besluiten welke door de mededingingsautoriteiten van Oostenrijk, België, Denemarken, Finland, Luxemburg, Nederland, Portugal, het Verenigd Koninkrijk en Zweden zijn medegedeeld wegens het belang ervan op communautair gebied. Oostenrijk 1. Kartels
Op het gebied van de afvalverwerking zijn enkele zaken hangende, onder meer de zaak van het Oostenrijkse ARA-systeem dat als een kartel is beschouwd. Rekening houdend met de wijzigingen die zijn ingevoerd in de wetgeving inzake het afvalbeheer, moet de beoordeling van deze zaken evenwel gedeeltelijk worden herzien. Een afvalverwerkingssysteem voor startbatterijen is door het Kartellgericht conform geacht met de kartelwetgeving. De overeenkomst die overigens neutraal was ten aanzien van de kartelwetgeving, gaat gepaard met een beperking van de mededinging welke onontbeerlijk is voor de tenuitvoerlegging van de gehele overeenkomst en het zachtste middel is om deze doelstelling te bereiken. Voorts is een voorlichtingssysteem op de markt van de aankoop en verkoop van oud papier met drie jaar verlengd. 2. Verticale distributieovereenkomsten
De nieuwe versie van 1993 van de kartelwet bepaalt dat verticale distributieovereenkomsten moeten worden aangemeld. Sindsdien zijn ongeveer 1.200 dergelijke overeenkomsten aangemeld. Tot dusver zijn twee overeenkomsten verboden en is in een veertigtal gevallen een procedure ingeleid hetgeen de wijziging van MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 365
de overeenkomst tot gevolg had. Het Kartellgericht heeft een tiental procedures ingeleid met betrekking tot geldboeten wegens niet-aanmelding van verticale distributieovereenkomsten. 3. Misbruik van machtspositie
De weigering van een producent van startbatterijen om een overeenkomst te sluiten met een kleine marktdeelnemer is ter kennis gebracht van het openbaar ministerie met het oog op een grondiger onderzoek zonder dat tot dusver uitspraak ten gronde is gedaan. Voorts heeft het Kartellgericht geoordeeld dat de koppeling van een overeenkomst inzake de huur van tanks voor vloeibaar gas aan een exclusieve verplichte afname van dit gas voor een periode van vijf jaar niet kon worden aangemerkt als een misbruik. Het Hoger Kartellgericht heeft uitspraak gedaan over een klacht welke was ingediend door twee fabrikanten van vliegtuigen en vliegtuigonderdelen tegen het Bundesamt für Zivilluftfahrt dat nu Austro Control GmbH heet. Ingevolge deze verandering zijn de tarieven van Austro Control sterk verhoogd bij decreet van de minister van Economische Zaken en van Transport. Aangezien Austria Control optreedt als overheidsinstantie bevestigde het Hoger Kartellgericht de uitspraak in eerste aanleg en verwierp de klacht omdat de kartelwet in dit geval niet van toepassing was. De belangrijkste procedure welke in 1996 is ingeleid wegens misbruik van machtspositie betreft de praktijken van het grootste Oostenrijkse dagbladconcern. De klager, uitgever van een klein dagblad, bekloeg er zich over dat hij geen toegang kreeg tot het exclusieve thuisbezorgingssysteem dat door het grote concern, dat gelieerd is aan een groot Duits uitgeversbedrijf, is opgezet. Uit de klacht vloeide een aantal vragen voort onder meer of de thuisbezorging een onontbeerlijke faciliteit is voor dagbladen in de zin van het “essential facility”-beginsel dan wel of van de klager kon worden verwacht dat hij een gelijkaardig systeem zou opzetten. Bovendien rees het probleem van de mededinging tussen dagbladen alsook het probleem van de maximale capaciteit van het distributiesysteem in het licht van de mogelijkheid om bijkomende dagbladen te distribueren. In een tweede punt bekloeg de uitgever zich erover dat het grote uitgeversconcern inzake personeelsadvertenties een beleid voert dat erop is gericht de mededinging uit te schakelen door zeer lage prijzen aan te bieden voor de gelijktijdige publicatie van dergelijke advertenties in verschillende kranten van het concern. Het Paritaire Comité dat in kartelzaken bevoegd is, heeft een verdeeld advies uitgebracht over de vraag. De helft van het comité steunde de argumentatie van de klager de andere helft sloot zich aan bij het standpunt van de tegenpartij. Het Hoger Kartellgericht heeft in zijn uitspraak de prijzen voor personeelsadvertenties bevroren op het niveau van 1 janvier 1995. Ondertussen heeft het Kartellgericht de procedure geschorst en een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie. 4. Concentraties van ondernemingen
Terwijl in 1995 267 concentraties werden ingeschreven steeg het aantal in 1996 tot 308. In een vijftigtal gevallen hebben de autoriteiten de aanmeldingdoende partijen om een nauwgezettere beschrijving van de betrokken markt, hun marktaandelen en hun participaties verzocht. België 1. Voorlopige maatregelen
De voorzitter van de Raad voor de Mededinging heeft zich in 1996 uitgesproken over vijf verzoeken om vaststelling van voorlopige maatregelen. Hij heeft één verzoek onontvankelijk verklaard en een ander niet MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
366 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
gegrond. Een derde verzoek heeft hij voorgelegd aan het Arbitragehof. Twee verzoeken werden gegrond verklaard. Het eerste ging uit van twaalf onafhankelijke invoerders van motorfietsen tegen bepaalde officiële invoerders en hun beroepsvereniging wegens machtsmisbruik met betrekking tot de afgifte van conformiteitsverklaringen en wegens belemmering van parallelinvoer. De voorzitter van de Raad heeft de betrokken officiële importeurs verboden een hoger tarief aan te rekenen dan het tarief dat in voegen is getreden bij Koninklijk Besluit van 6 april 1995 van het Ministerie van Verkeerswezen omtrent deze tarieven, ten aanzien van de afgifte van een gelijkvormigheidsattest. De betrokken officiële invoerders werden ook verplicht om, zonder de eis de ingevoerde motorfiets te tonen, een document af te leveren waarin de betrokken motorfiets wordt gesitueerd ten overstaan van het meest benaderende type dat in België is goedgekeurd, indien een ingevoerde motorfiets een gelijkvormigheidsattest van een bevoegde instantie van een andere lidstaat ontvangen heeft. In de tweede zaak diende Eurosport Sales Organisation een verzoek om voorlopige maatregelen in tegen 21 Belgische kabelmaatschappijen. Eurosport stelde dat deze maatschappijen misbruik maken van hun machtspositie en dat ze na onderling overleg de verdeling van het TV-programma van Eurosport International gelijktijdig hebben stopgezet en dat voor de hervatting van de verdeling van dit programma om billijke contractuele voorwaarden werden opgelegd die afwijken van de voorwaarden voor de uitzending van andere TV-programma's. De voorzitter van de Raad voor de mededinging verplichte de kabelmaatschappijen om de verdeling van dit programma via hun respectievelijke kabelnetten en binnen de door hen aan hun abonnees aangeboden basispakketten onmiddellijk te hernemen. 2. Negatieve verklaringen
De Raad voor de mededinging verleende een negatieve verklaring ten aanzien van een regeling welke is ingevoerd door de syndicale kamer der groothandelaars in elektrisch materiaal met betrekking tot de debiteurenopvolging. Dit systeem heeft tot doel beter het financiële risico te kunnen inschatten dat door installateurs van elektrisch materiaal wordt gelopen. 3. Concentratiecontrole
In 1996 heeft de Raad voor de mededinging 26 formele besluiten vastgesteld houdende goedkeuring van concentraties. In 14 gevallen heeft de Raad stilzwijgend met de concentratie ingestemd aangezien hij geen besluit heeft genomen binnen de wettelijke termijn van één maand. In één zaak heeft de Raad de concentratie verboden. Hij was van mening dat de verwerving van Barry SA door Callebaut AG de machtspositie van Callebaut op de Belgische chocolademarkt zou versterken en dat de daadwerkelijke mededinging door deze versterking op aanzienlijke wijze zou worden belemmerd. Denemarken 1. In het kader van de liberalisering van de Deense elektriciteitstransportnetwerken heeft de Mededingingsraad een advies uitgebracht over de mate waarin de bevoegdheden om maatregelen te treffen welke zijn vastgesteld in de mededingingswet, kunnen worden uitgeoefend ten aanzien van een onderneming met een machtspositie die een essentïële dienst controleert, teneinde de toegang tot deze dienst open te stellen voor concurrerende ondernemingen. De zaak had betrekking op het elektriciteitstransportnetwerk van Sjælland dat krachtens een concessie in handen is van Elkraft, en op het feit dat deze onderneming een elektriciteitsvoorzieningsbedrijf runt in MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 367
S j æ l l a n d . Dansk Kraftmægling, een d o c h t e r o n d e r n e m i n g v a n d e Noorse elektriciteitsvoorzieningsonderneming wenste in Sjælland een onderneming op te richten die actief zou zijn in de in- en uitvoer van elektriciteit in de Noordse landen. Daartoe moest deze onderneming toegang hebben tot het transmissienetwerk van Elkraft. Aangezien deze laatste de toegang weigerde heeft Dansk Kraftmægling klacht ingediend. De Mededingingsraad heeft geoordeeld dat de zaak diende te worden behandeld als een geval van leverantieweigering aangezien de toegang tot het transmissienetwerk en de elektriciteitshandel gelieerde maar afzonderlijke markten zijn. Derhalve heeft de Raad besloten Elkraft te gelasten onderhandelingen aan te knopen teneinde Dansk Kraftmægling op niet-discriminerende basis vrije toegang te verschaffen tot het transmissienetswerk. Het besluit van de Raad is evenwel vernietigd door de commissie die in tweede instantie bevoegd is (Konkurrenceankenævnet) welke zich beroept op het feit dat de mededingingswet niet de mogelijkheid biedt om een onderneming te dwingen aan derden een dienst te verlenen die zij nooit eerder in het kader van haar activiteiten heeft verleend. 2. In een andere zaak heeft de Raad zich uitgesproken over een reeks exclusieve afnameovereenkomsten tussen de Deense voetbalbond en twee Deense televisiestations betreffende alle televisie- en radiouitzendingsrechten van alle Deense voetbalmatchen. De Raad was van oordeel dat deze overeenkomsten waarbij tevens de grootste kabelmaatschappij partij was, geen bepaling inhield welke nadelig was voor de mededinging, met uitzondering van een prioriteitsclausule bij de hernieuwing van de overeenkomst. De Raad heeft gevraagd dat deze bepaling zou worden opgeheven, hetgeen de partijen hebben aanvaard. De zaak is aanhangig gemaakt voor de beroepsinstantie door een concurrerend televisiestation. Bij deze zaak moet meer bepaald rekening worden gehouden met het feit dat de televisiesector sinds 1 juli 1996 volledig geliberaliseerd is in Denemarken en dat de voorwaarden zijn gecreëerd op grond waarvan het oprichten van een kabelnetwerk vrij is. Tegelijkertijd heeft de oude nationale televisieomroep de toelating gekregen om programma's te creëren en te produceren. Duitsland 1. In de betrokken periode heeft mededingingsvoorschriften toegepast.
het
Bundeskartellamt
drie
keer
de
communautaire
a) Het Bundeskartelamt heeft in toepassing van artikel 88 van het EG-Verdrag een procedure ingeleid in samenhang met artikel 47 van het GWB ten aanzien van Deutsche Lufthansa AG (LH) en de tweede grootste Amerikaanse luchtvaartmaatschappij, United Airlines, Inc., (UA), teneinde de overeenkomst inzake de versterking van de samenwerking tussen beide maatschappijen te toetsen aan artikel 85 van het Verdrag. Beide ondernemingen bezitten gezamenlijk met hun partners reeds één van de machtigste mondiale luchttransportnetwerken en streven naar een samenwerking die neigt naar een concentratie in alle belangrijke handelssectoren. Uit economisch opzicht en concurrentieopzicht betreft deze samenwerking voornamelijk de transatlantische routes en heeft zij meer bepaald tot gevolg dat de mededinging wordt beperkt op de markt van de rechtstreekse verbindingen tussen steden in Duitsland en de Verenigde Staten alsook op de Duitse markt van de aansluitingen. Wat betreft het luchtvervoer tussen communautaire luchthavens vloeit de bevoegdheid van de Commissie voort uit artikel 3, lid 1, van Verordening nr. 3975/87 van de Raad. Ten aanzien van verbindingen tussen communautaire luchthavens en derde landen is de Commissie bevoegd op grond van artikel 89 van het MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
368 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Verdrag. Aangezien deze bevoegdheid bij ontstentenis van een tenuitvoerleggingsverordening niet het recht om vrijstellingen overeenkomstig artikel 85, lid 3, omvat, heeft het Bundeskartelamt een eigen procedure moeten inleiden. Het Bundeskartelamt heeft de samenwerking tussen LH en UA op de transatlantische routes onderzocht, meer bepaald met betrekking tot de vrijstellingsmogelijkheden krachtens artikel 85, lid 3. Gezien hun aanvullende bevoegdheden, heeft een nauwe samenwerking plaatsgevonden tussen de Commissie en het Bundeskartelamt. Volgens de Duitse autoriteiten blijft er onzekerheid bestaan over de vraag of de overeenkomsten inzake de landingsdiensten samen met het luchtvervoer in de werkingssfeer van Verordening nr. 3975/87 danwel van artikel 88 zouden vallen zodat het Bundeskartelamt eveneens op dit gebied uitsluitend bevoegd zou zijn om ten aanzien van de transatlantische verbindingen te onderzoeken of aan de voorwaarden voor vrijstelling is voldaan. b) Ruhrgas AG en Thyssen GmbH hebben beroep aangetekend bij het Hof van Beroep van Berlijn tegen het verbod dat door het Bundeskartelamt is opgelegd overeenkomstig artikel 85, lid 1, met betrekking tot de overeenkomst welke beide ondernemingen hebben gesloten inzake een geografische afbakening van hun activiteiten. In de tegensprekelijke procedure voor het Hof van Beroep hebben de eisers onder meer de bevoegdheid van het Bundeskartelamt betwist omdat het Bundeskartelamt niet bevoegd is om een vrijstelling te verlenen op grond van artikel 85, lid 3. Het Hof van Beroep heeft aangekondigd dat het de zaak zou verwijzen naar het Hof van Justitie op grond van artikel 177 van het Verdrag en heeft de procedure opgeschort. De vragen welke door het Hof van Beroep zijn gesteld betreffen voornamelijk de toepassing van artikel 85, lid 1, op procesrechtelijk en materieelrechtelijk gebied. c) Het Bundeskartelamt heeft de concessieovereenkomst tussen RWE Energie AG en de gemeente Nordhorn welke bij de Nederlandse grens is gelegen, verboden wegens schending van artikel 85, lid 1. RWE en Nordhorn hebben tegen deze beslissing beroep aangetekend bij het Hof van Beroep te Berlijn. In deze zaak heeft het Hof van Beroep eveneens een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie en derhalve de procedure opgeschort. RWE heeft overigens beroep wegens nalatigheid ingesteld overeenkomstig artikel 175 van het Verdrag tegen de Commissie omdat zij heeft aangegeven dat zij niet voornemens was het verzoek om een negatieve verklaring, en subsidiair om vrijstelling, te behandelen zolang de nationale procedure bij de Duitse gerechtelijke instanties loopt. 2. Het Hof van Beroep te Berlijn heeft het verbod bevestigd dat is gebaseerd op artikel 1 van het GWB en artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en dat is opgelegd door het Bundeskartelamt ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de vennootschapsovereenkomst van Carpartner Autovermietung GmbH en de samenwerkingsovereenkomsten die deze onderneming heeft gesloten met 42 autoverzekeringsmaatschappijen. Het Hof heeft de schending van het GWB bevestigd maar heeft in het midden gelaten of artikel 85 eveneens is geschonden omdat het weinig waarschijnlijk is dat het intracommunautaire handelsverkeer inzake de verhuur van auto's op aanzienlijke wijze nadelig zou zijn beïnvloed. Griekenland Het mededingingscomité heeft in 1996 in geen enkele zaak de communautaire mededingingsvoorschriften toegepast. Spanje 1. Arrest van de in mededingingszaken bevoegde rechter van 31 juli 1996 - distributie van cosmetica in apotheken en prijsstelling
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 369
De zaak werd aanhanging gemaakt via klachten welke zijn ingesteld door de Spaanse consumentenvereniging (Organización de Consumidores y Usuarios de España - OCUE) en de nationale vereniging van middelgrote en grote distributiebedrijven (Asociación Nacional de Medianas y Grandes Empresas de Distribución - ANGED) tegen 44 cosmeticafabrikanten en -distributeurs. De rechter heeft in zijn vonnis vastgesteld dat er sprake is van praktijken die de mededinging beperken in de zin van artikel 1, lid 1, van de mededingingswet en artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag. Deze praktijken betreffen de vaststelling van de verkoopprijs van cosmetica en de exclusieve distributie van dergelijke producten in apotheken. In totaal zijn er 14 ondernemingen betrokken en de geldboeten bedragen in totaal 61 975 000 ESP. Het vonnis reikt verder dan de vaststelling van het bestaan van verboden praktijken en het opleggen van hoge geldboeten, het legt de betrokken ondernemingen eveneens verplichtingen op zoals de beëindiging van de reclame volgens dewelke bepaalde producten uitsluitend in apotheken zouden worden verkocht, de publicatie van het vonnis op hun kosten in de nationale pers, de mededeling van de distributievoorwaarden aan één van de klagers, meer bepaald ANGED. De samenwerking tussen de Spaanse autoriteiten welke bevoegd zijn in mededingingszaken en de Commissie was bijzonder vruchtbaar aangezien bepaalde betrokken ondernemingen bij het Directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie eerdere versies van hun overeenkomsten hadden aangemeld en dat in het geval van Cosmetique Active Iberica S.A. de betwiste concurrentiebeperkende praktijk bovendien dezelfde was als deze waarvoor de moederonderneming, Vichy S.A., reeds was veroordeeld door de Franse Mededingingsraad en door de Commissie. 2. Arrest nr. A.177/96 - Exclusieve distributieovereenkomsten en overeenkomsten inzake technologietransfer in de sector frisdranken Deze overeenkomsten waren aangemeld bij de Mededingingsraad teneinde in aanmerking te komen voor een groepsvrijstelling op grond van de Verordeningen nrs. 240/96 en 1983/83 van de Commissie, danwel voor een individuele vrijstelling. In zijn vonnis onderzocht de rechter grondig de gevolgen voor de partijen van de vervanging van de Verordeningen van de Commissie nrs. 2349/84 en 556/89 door Verordening nr. 240/96. De exclusieve distributieovereenkomst is in overeenstemming met de criteria van Verordening nr. 1983/83 en komt derhalve in aanmerking voor een groepsvrijstelling in de zin van artikel 1, punt a), van het Koninklijk Decreet nr. 157/92. De betrokken technologie-overdrachtovereenkomsten zijn, hoewel zij niet in overeenstemming zijn met de criteria van Verordening nr. 240/96, beschermd door de groepsvrijstelling van artikel 1 van het Koninklijk Besluit nr. 157/92. Dit laatste besluit zet immers de ten tijde van de goedkeuring van het besluit vigerende Europese wetgeving om, meer bepaald Verordeningen nrs. 2349/84 en 556/89 welke zijn vervangen door Verordening nr. 240/96 en die niet langer van toepassing zijn. Hiermee rekening houdend heeft de rechter besloten een individuele vrijstelling van vijf jaar toe te kennen ten aanzien van de betrokken technologie-overdrachtovereenkomsten. Tevens heeft hij erop gewezen dat de regering dringend klaarheid moet scheppen er een nieuw Koninklijk Besluit goedkeuren dat de groepsvrijstellingen van het Gemeenschapsrecht uitbreidt tot alle overeenkomsten zonder communautaire dimensie waarvan de clausules beschermd zijn door de communautaire verordeningen.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
370 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3. Arrest van 22 november 1996 Bij arrest van 12 juli 1991 heeft de rechter Toshiba Information Systems España S.A. een individuele vrijstelling van vijf jaar toegekend voor het gebruik van standaardovereenkomsten inzake de exclusieve verkoop van informatica-uitrusting en de distributie van dit type producten (erkende distributeur). Op 31 maart 1993 beëindigde de Mededingingsraad een eerste onderzoek, ten gevolge waarvan Toshiba in haar overeenkomsten de wijzigingen invoerde welke bij het bedoelde arrest waren opgelegd. Op 16 mei 1996 rondde de Mededingingsraad een tweede onderzoek af en kwam tot de volgende bevindingen: er is een einde gesteld aan de toepassing van de standaardovereenkomst inzake exclusieve verkoop en de distributeurs bij wie een verificatie is verricht met betrekking tot de distributieovereenkomst betreffende informaticaproducten hebben aangegeven dat het hen vrijstond hun prijzen vast te stellen en kortingen toe te passen en dat zij gewoonlijk vergelijkbare producten van andere merken verkochten. De Raad heeft vervolgens het verzoek om verlenging van de vrijstelling teruggestuurd naar de rechter en erop gewezen dat de overwegingen die de toekenning van een individuele vrijstelling billijkten, nog steeds geldig waren. Op grond van artikel 4, lid 3, van de mededingingswet krachtens dewelke de vrijstelling zal worden verlengd op verzoek van de belanghebbenden indien de rechter van oordeel is dat de redenen waarop de vrijstelling is gebaseerd, nog steeds bestaan, heeft de rechter de vrijstelling die aan Toshiba is verleend ten behoeve van haar nieuwe standaardovereenkomst inzake de distributie van informaticaproducten verlengd voor een nieuwe periode van vijf jaar, en de inschrijving ervan in het register van de Mededingingsraad bevolen. 4. Voorts heeft de rechter vier keer uitspraak gedaan in beroep tegen besluiten van de Mededingingsraad waarin onder meer schendingen van artikel 85, lid 1 en artikel 86 waren onderzocht. Deze uitspraken betroffen overeenkomsten inzake werkzaamheden tussen overheidsinstanties en ondernemingen185, handelsagenten186, tankstations op de Canarische Eilanden187 en industriële brouwerijinstallaties188. 5. Controle van concentraties In 1996 heeft Spanje de Commissie in geen enkele zaak om verwjzing verzocht op grond van artikel 9 van Verordening nr. 4064/89 en evenmin de toepassing gevraagd van artikel 22, lid 3 van deze verordening. Spanje heeft evenwel contact gehouden met de Commissie en heeft met haar samengewerkt in zaken welke gevolgen konden hebben voor de Spaanse markt. In het kader van de zaak CEREOL/ACEPROSA189 heeft de Mededingingsraad verschillende klachten medegedeeld aan DG IV en samengewerkt met de vertegenwoordigers ervan bij hun bezoeken van 31 mei 1996 bij verschillende concurrenten van de betrokken ondernemingen te Madrid. Voorts heeft de Raad in de zaak BP/SONATRACH190 op 12 februari 1996 een mededeling doen toekomen aan DG IV waarin de Raad zijn mening te kennen gaf inzake de concentratieve aard van de operatie.
185
Zaak R. 148/96.
186
Zaak R. 141/96.
187
Zaak R. 155/96; in deze zaak had het onderzoek betrekking op een eventuele schending van Verordening nr. 1984/83.
188
Zaak R. 156/96.
189
Zaak 96043/M. 720.
190
Zaak 96006/M. 672. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 371
Finland 1. In twee besluiten inzake de garanties en het onderhoud van mobiele telefoons heeft de Mededingingsraad rekening gehouden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het standpunt van de Commissie inzake parallelle invoer en algemene verkoopvoorwaarden. De Finse houtkopers en -verkopers hebben tegelijkertijd bij de Mededingingsraad en de Commissie overeenkomsten aangemeld betreffende de aanbevolen prijsonderhandelingen en de houtvolumeramingen teneinde respectievelijk een vrijstelling te krijgen krachtens het nationale recht en een negatieve verklaring of een vrijstelling krachtens het Gemeenschapsrecht. De Mededingingsraad wacht op de beschikking van de Commissie191 alvorens zich uit te spreken op grond van het nationale recht. In zijn besluit van 24 oktober 1996 waarin de Mededingingsraad Neste Oy een geldboete heeft opgelegd wegens schending van de mededingingswet, heeft de Raad verwezen naar de bepalingen van Verordening nr. 17, de rechtspraak van het Hof van Justitie en de beschikking van de Commissie. Eind 1995 had het hoogste administratieve rechtscollege bevestigd dat Neste Oy misbruik had gemaakt van haar machtspositie op de markt van de verkoop van brandstoffen in het groot door een discriminerend prijsbeleid en de zaak verwezen naar de Mededingingsraad met het oog op de oplegging van een geldboete. De boete bedraagt 2 miljoen DEM. 2. De controle van concentraties Eind juni 1996 heeft de Mededingingsraad de Commissie op grond van artikel 22, lid 3, van Verordening nr. 4064/89 verzocht de verwerving van Tuko Oy door Kesko Oy te onderzoeken, twee ondernemingen welke werkzaam zijn in de distributie van gewone consumptiegoederen. Frankrijk 1. In een in 1996192 gepubliceerd besluit van de Mededingingsraad zijn zware sancties opgelegd aan ondernemingen welke bij openbare aanbestedingen artikel 7 van de ordonnantie van 1986 en artikel 85, lid 1, van het Verdrag hebben geschonden. Gezien de ernst van de betrokken praktijken, de waarde van de betrokken overeenkomsten (in totaal verschillende miljarden FRF), de omvang van de schade aan de economie en het niveau van de sancties is dit de belangrijkste zaak waarover de Raad tot dusver heeft moeten oordelen. De zaak was aanhangig gemaakt door de minister van Economische Zaken op grond van verslagen van de Direction générale de la concurrence, de la consommation et de la répression des fraudes. Het besluit van de Raad veroordeelt 31 ondernemingen tot 378,8 miljoen frank geldboeten, wegens de verdeling van verschillende opdrachten voor de bouw van bruggen en spoorlijnen ten behoeve van de HST hetgeen vaak zelfs geschiedde voor de bekendmaking van de aanbesteding. 2. In een arrest van 12 april 1996 (APSAD) heeft het Cour d'Appel van Parijs dat in beroep uitspraak deed om een besluit van de Mededingingsraad, herhaaldelijk verwezen naar het Gemeenschapsrecht. Een vereniging waarvan de meeste verzekeringsmaatschappijen welke werkzaam zijn in Frankrijk en erkend zijn door het Ministerie van Industrie, lid zijn, had de afgifte van een gelijkvormigheidsattest aan installateurs van brandblusapparaten afhankelijk gemaakt van de naleving van objectieve technische voorschriften, maar bepaalde installateurs uitgesloten, meer bepaald de installateurs welke geen houder zijn van een bepaald
191
Fins Hout, blz.144 in dit Verslag.
192
Beslissing nr. 95.D.76.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
372 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
merk alsook de installateurs wier maatschappelijke zetel niet in Frankrijk is gevestigd. De afgifte van een gelijkvormigheidscertificaat houdt in dat de verzekeringspremie van de verzekerden niet met 10 % wordt verhoogd. Deze bepaling werd door de Raad beschouwd als een beperking van de mededinging die nadelige gevolgen heeft voor de daadwerkelijke en potentiële intracommunautaire mededinging. Het Cour d’Appel van Parijs heeft deze zienswijze bevestigd. Het heeft meer bepaald verduidelijkt dat de clausule waarin wordt geëist dat de gegadigde onderneming haar maatschappelijke zetel in Frankrijk moet hebben, buitenlandse ondernemingen, met de miskenning van de ordonnantie van 1 december 1996 en artikel 85, lid 1, van het Verdrag van Rome, heeft afgeschrikt om een erkenning aan te vragen waardoor zij aldus de mogelijkheid verliezen om hun cliënteel het ermee verband houdende tariefvoordeel te laten genieten. Bovendien was het Cour d'Appel van mening dat de discriminatie ten faveure van de fabrikanten, de houders van merken en de exclusieve concessiehouders welke hun maatschappelijke zetel in Frankrijk hebben, strijdig was met de bepalingen van de communautaire groepsvrijstellingsverordening nr. 3932/92 van 21 december 1992193 bij gebrek aan objectieve gronden. In deze zaak zijn geldboeten opgelegd. Luxemburg De zaken welke door de Commission des pratiques commerciales restrictives zijn onderzocht, zijn relatief weinig talrijk. Er dient evenwel te worden gewezen op een interessant advies van 1996 dat door de genoemde mededingingsinstantie is gegeven inzake misbruik van een machtspositie op de markt van de verwerking van giftig afval. Nederland De minister van Economische Zaken die in Nederland bevoegd is inzake mededinging pleegt vanzelfsprekend overleg met het Directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie wanneer hij de nationale voorschriften toepast in zaken welke eveneens in de werkingssfeer van de artikelen 85 en 86 vallen. Zo is na overleg met het Directoraat-generaal en na een "discomfort letter" van het Directoraat-generaal aan de partijen het ontheffingsverzoek van de CUPO (Commissie van Uitvoering Privaatrechtelijk Overleg) afgewezen. Dit verzoek had betrekking op de voorlopige verbintenis inzake de beloning van tussenpersonen in het schadeverzekeringsbedrijf. Deze voorlopige verbintenis is een overeenkomst tussen meer dan 100 verzekeraars, die de hoogte van de provisies, die aan tussenpersonen worden betaald, vastlegt. De overeenkomst regelt deze provisies voor de verschillende branches van het schadeverzekeringsbedrijf. Als gevolg van de overeenkomst zijn uniforme provisieniveaus ontstaan. De afwijzing is gebaseerd op het oordeel dat de verzekeraars niet hebben aangetoond dat de concurrentiebeperking noodzakelijk is om de onafhankelijkheid en daarmee de kwaliteit van de tussenpersonen te bevorderen. Ook in de zaak Benetton is een beslissing genomen, nadat partijen van het Directoraat-generaal Concurrentie van de Europese Commissie een administratief schrijven hadden ontvangen. In deze zaak ging het om een verzoek om ontheffing van het besluit marktverdeling voor de "master distribution agreements” van Benetton. De ontheffing is verleend, omdat niet bleek dat er omstandigheden waren die aanleiding zouden moeten geven om af te wijken van het positieve oordeel van de "comfort letter" van het Directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie.
193
Verordening (EEG) nr. 3932/92 van de Commissie van 21 december 1992 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen op verzekeringsgebied ((PB L 398 van 31.12.1992, blz. 7). MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 373
Portugal 1. De Mededingingsraad heeft in geen enkele zaak de communautaire mededingingsvoorschriften rechtstreeks toegepast. 2. In het kader van de toepassing van de nationale mededingingsvoorschriften heeft de Mededingingsraad besluiten vastgesteld in vijf inbreukprocedures betreffende respectievelijk een onderling afgestemde feitelijke gedraging (aanrekening van identieke prijzen in de sector zeevervoer); misbruik van machtspositie op twee markten die met elkaar in verband staan (de markt van chassiscabines welke worden gebruikt in de assemblage van voertuigen die bestemd zijn voor het ophalen van vast stedelijk afval en de markt van vast stedelijk afval); een besluit van een vereniging van ondernemingen (aanbevolen prijzen in de sector van de gezondheidsdiensten); een verzoek om voorafgaandelijke verificatie dat is ingediend door een coöperatieve die glasplaat levert; tenslotte een verzoek om voorlopige maatregelen welke gericht zijn op de preventieve opschorting van de voorwaarden welke door UNICRE - Cartão Internacional de Crédito S.A. - zijn opgelegd aan de wederverkopers van brandstoffen. Slechts één van deze zaken heeft aanleiding gegeven tot het opleggen van een geldboete aan de beschuldigde onderneming. Het eerste en het tweede besluit zijn van bijzonder belang. De zaak Portline en andere betreft het zeevervoer tussen het vasteland en Madeira en de Azoren, dat in handen is van Portline en drie andere zeevaartmaatschappijen. In deze zaak heeft het Portugese Directoraat-generaal mededinging en prijzen (DGCP) een aantal praktijken aan het licht gebracht die vergelijkbaar zijn met beperkingen van de mededinging: de onderling afgesproken vaststelling van de prijzen, tegelijktijdige opheffing van kortingen en misbruiken van een machtspositie op de markt van het zeegoederenvervoer tussen het vasteland en Madeira. De Mededingingsraad die van oordeel was dat de betrokken markt sterk gereglementeerd was, heeft besloten de procedure af te sluiten. De Raad was meer bepaald van mening dat de genoemde concurrentiebeperkingen in de werkingssfeer van een bijzondere wetgeving vielen waarvan de afwijkende aard de toepassing van de mededingingswetgeving uitsloot. De onderneming UNICRE, die creditcards uitgeeft, had besloten aan de brandstofdistributeurs een vast provisie aan te rekenen voor elke verkoop via een creditcard. De DGCP heeft de Mededingingsraad verzocht voorlopige maatregelen te treffen omdat UNICRE bepaalde cliënten discrimineerde aangezien andere cliënten deze onderneming slechts een provisie betaalden welke evenredig was aan hun verkoop of aan hun omzet. Het Directoraat-generaal was bovendien van mening dat de vaste provisie welke werd opgelegd aan de brandstofdistributeurs zou leiden tot een prijsnivellering naar boven toe zodat aldus elke concurrentiemogelijkheid op de betrokken markt zou worden uitgeschakeld. De Mededingingsraad heeft de argumentatie van het Directoraat-generaal niet gevolgd. De Raad was van mening dat niet is bewezen dat er sprake is van discriminatie tussen marktdeelnemers welke werkzaam zijn in de onderscheiden sectoren. Voor de Raad omvat het gedrag van UNICRE slechts één daadwerkelijke beperking van de mededinging, meer bepaald de verplichting welke is opgelegd aan de wederverkopers om de provisie niet om te slaan over de consumenten. Dit element kon echter de vaststelling van voorlopige maatregelen tegen de betrokken onderneming slechts billijken voor zover zij een beleid volgt waarbij de wederverkopers die deze provisie hebben omgeslagen over de houders van creditcards, worden uitgesloten. De Raad heeft tenslotte besloten de zaak te seponeren. 3. Controle van de concentraties In dit gebied heeft het Directoraat-generaal mededinging en prijzen 19 aanmeldingen van concentraties ontvangen en 14 ervan onderzocht (6 in de industrie, 7 in de handel, 1 in de dienstensector). Twee inbreukprocedures zijn ingeleid wegens ontstentenis van voorafgaande aanmelding.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
374 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
De vier belangrijkste aangemelde operaties zijn evenwel goedgekeurd door het staatssecretariaat op grond van het met redenen omkleed advies van het Directoraat-generaal. Zij betroffen de volgende sectoren: de distributie van farmaceutische producten, laagspanningsinstallaties (het betrof twee buitenlandse ondernemingen), cateringdiensten in de luchtvaart en de distributie van producten voor zuigelingen en kinderen. In de zaak waar de twee betrokken ondernemingen niet hadden voldaan aan hun wettelijke verplichting om de operatie voorafgaandelijk aan te melden bij het DGCP, is een inbreukprocedure ingeleid en een geldboete opgelegd aan één van de ondernemingen. Het Directoraat-generaal dat tevens de operatie heeft beoordeeld, heeft een gunstig advies uitgebracht aan het staatssecretariaat, dat de operatie heeft goedgekeurd. Zweden 1. Op gebied van samenwerking in de bosbouwsector zijn twee zaken van doorslaggevend belang: - Södra Skogsägarna (vastgoedeigenaars in Zuid-Zweden), een coöperatieve vereniging in de sector grondstoffen op basis van hout, die meer dan 30.000 leden telt, stelt de gemeenschappelijke prijzen voor deze grondstoffen vast bij de verkoop aan externe zagerijen en aan de papierstofindustrie. Volgens de mededingingsautoriteit is deze samenwerking te belangrijk opdat de bijzondere uitzonderingsregels van de mededingingswet met betrekking tot de sectoren landbouw en bosbouw van toepassing zouden zijn. Om die reden heeft de mededingingsautoriteit Skogsägarna gelast een einde te stellen aan dit type overeenkomst, - de bosbouwondernemingen Stora, MoDo en Munksjö werken samen via een gemeenschappelijke inkooporganisatie, Sydved. Dit betekent dat drie van de grootste bosbouwondernemingen in Zuid-Zweden zijn opgehouden elkaar te beconcurreren op het gebied van de aankoop- en de verkoopprijs van grondstoffen op basis van hout in Zuid-Zweden. De mededingingsautoriteit heeft dit type samenwerking onderzocht en is van mening dat ze verboden is op grond van de mededingingswet. Tegen beide beslissingen van de dienst is beroep aangetekend bij de rechtbank van eerste aanleg te Stockholm. 2. In 1996 heeft de mededingingsautoriteit twee voorlopige maatregelen vastgesteld tegen de belangrijkste telecommunicatieonderneming, Telia, die in handen is van de Staat. De eerste maatregel behelsde een verbod om hogere prijzen toe te passen welke Telia voornemens was aan te rekenen voor communicaties met de concurrent Tele2. De tweede maatregel behelsde dat Telia haar eigen klanten geen hogere vergoedingen kon opleggen wanneer zij telefoneerden met klanten van andere exploitanten van vaste netwerken. De eerste maatregel is vernietigd door de rechtbank van eerste aanleg te Stockholm. Niettemin deelde de rechtbank de zienswijze van de mededingingsautoriteit dat er ernstige redenen waren om aan te nemen dat de houding van Telia een misbruik van machtspositie inhield. De mededingingsautoriteit heeft eveneens besloten dat de dochteronderneming van Telia, Telia Mobitel, moest ophouden kortingen aan te bieden voor een gezamenlijk abonnement op NMT (Nordisk Mobil Telefon, Scandinavisch netwerk van mobiele telefonie) en GSM. 3. Posten AB die de dominerende onderneming is op de geliberaliseerde markt van postzendingen, heeft aangekondigd dat zij in 1996 een kortingensysteem voor het verzenden van grote hoeveelheden brieven zou invoeren. Het systeem hield in dat een korting zou worden toegekend voor de verzendingen welke bestemd zijn voor drie grote stedelijke agglomeraties terwijl de prijs voor verzendingen naar andere delen van het land zou stijgen. Ten aanzien van deze drie zones werden verschillende kortingen toegekend, de grootste korting werd toegepast in zone 1 die voornamelijk Stockholm, Göteborg en Malmö omvat en die overeenstemt met een groot deel van het district waar de voornaamste concurrent van de post, CityMail, een postdistributieactiviteit uitoefent. In een voorlopige beslissing, heeft de mededingingsautoriteit dit kortingensysteem aangemerkt als een misbruik van machtspositie en onder dreiging van een dwangsom, MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 375
besloten om Posten AB voorlopig te verbieden het systeem toe te passen. De mededingingsautoriteit heeft in deze zaak een definitief besluit genomen in dezelfde zin. Posten AB had toen reeds een nieuw gewijzigd tarief ingevoerd. De mededingingsautoriteit was van oordeel dat zelfs het nieuwe kortingensysteem een misbruik van een machtspositie inhield. In het definitieve besluit constateert de mededingingsautoriteit dat de nieuwe verdeling in zones met een lager tarief niet was gebaseerd op de gedragingen van de klanten maar van dusdanige aard was dat het concurrentie van andere ondernemingen zou belemmeren en een bestaande concurrentie zou uitschakelen. Posten AB werd verboden deze korting per zone of andere, in principe gelijkaardige tariefregelingen toe te passen. Posten AB heeft tegen het besluit van de mededingingsautoriteit beroep aangetekend bij het Gerecht van eerste aanleg te Stockholm. In maart 1997 zal Posten AB een volledig nieuw tariefsysteem invoeren. 4. De mededingingsautoriteit heeft Statens Järnvägar (SJ), de spoorwegmaatschappij van de Staat, gedagvaard voor het Gerecht van eerste aanleg te Stockholm en van SJ de betaling geëist van 30 miljoen kronen wegens schending van de mededingingsvoorschriften. Volgens de mededingingsautoriteit had SJ misbruik gemaakt van zijn machtspositie door dumpingpraktijken toe te passen teneinde de concurrent BK Tåg AB uit te schakelen. 5. De controle van concentraties De mededingingsautoriteit heeft voor het eerst bij het Gerecht van eerste aanleg te Stockholm geëist dat het gerecht in twee zaken een concentratie tussen ondernemingen zou verbieden krachtens de mededingingswet. In de eerste zaak, die betrekking heeft op de concentratie van fotolabo's, heeft het gerecht besloten de verwerving niet te verbieden omdat de concurrentie, die voornamelijk het werk is van buitenlandse labo's, volstaat om een daadwerkelijke concurrentie op de Zweedse markt te handhaven. In de andere zaak, die betrekking had op de verwerving van de exploitatie van automaten heeft de rechtbank van eerste aanleg, nadat de mededingingsautoriteit zijn verzoek had gewijzigd, in de plaats van de verwerving te verbieden, gevolg gegeven aan een verzoek dat erop is gericht de verkopende onderneming te verplichten bepaalde verplichtingen na te leven onder straffe van dwangsom. 6. Dereglementering In een verslag aan de regering heeft de mededingingsautoriteit de evolutie van de zes markten welke in de jaren negentig zijn gedereguleerd, becommentarieerd: taxi's, telecommunicatie, post, luchtvaartlijnen, spoorwegen en elektriciteit. De mededingingsautoriteit constateert dat deze dereguleringen in het algemeen als een succes kunnen worden beschouwd hoewel er nog bepaalde concurrentieproblemen overblijven. Talrijke gedereguleerde markten worden gedomineerd door een overheidsbedrijf. Volgens de mededingingsautoriteit dient de vraag of de Staat een voldoende onderscheid maakt tussen zijn rol als eigenaar van ondernemingen en zijn rol als marktregulator grondig te worden onderzocht. In een rapport betreffende de evolutie van de luchtvervoermarkt, dat is opgesteld op verzoek van de mededingingsautoriteit, zijn verschillende maatregelen voorgesteld om de concurrentie op te drijven in het nationale luchtverkeer. Een voorstel ter vergemakkelijking van de vestiging van nieuwe ondernemingen houdt in dat de vertrekuren van de dominerende onderneming zouden worden bevroren wanneer een kleinere onderneming tracht een nieuwe lijn te exploiteren. Gedurende de overgangsperiode zou de dominerende onderneming worden verhinderd het aantal vertrekken te verhogen of de vertrekuren te wijzigen om ze aan te passen aan de uren van de nieuwe concurrent. De mededingingsautoriteit is van mening dat het monopolie van Apoteksbolag (overheidsbedrijf voor de verwerking en de distributie van geneesmiddelen) totaal moet worden afgeschaft. Om die reden is de mededingingsautoriteit het oneens met het verslag van het Ministerie van Volksgezondheid en Sociale Zaken dat is gericht op de verlenging van het monopolie inzake de verkoop van geneesmiddelen op recept en van MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
376 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
de meeste geneesmiddelen welke zonder recept kunnen worden verkregen. Bovendien heeft de Raad zich uitgesproken tegen het voorstel van het Ministerie van Volksgezondheid en Sociale Zaken betreffende de oprichting van een nieuwe prijzencommissie op het gebied van geneesmiddelen. Het Verenigd Koninkrijk 1. BSkyB
Op 24 juli maakte de directeur-generaal van de Fair Trading Commission de conclusies bekend van zijn onderzoek van BSkyB’s positie op de betaaltelevisiemarkt op groothandelsniveau. Nieuwe informele verbintenissen en wijzigingen van de in maart 1995 gedane verbintenissen werden van BSkyB verkregen om de bezorgdheid dat belemmeringen inzake het betreden van de markt de daadwerkelijke mededinging zouden hinderen weg te werken. Deze verbintenissen hebben betrekking op VideoCrypt-diensten, aanbodvereisten, de positionering van vrije kanalen, afzonderlijke en gecontroleerde rekeningen en de herstructurering van de tariefregeling. Op 16 december kondigde de directeur-generaal aan dat hij instemde met de herziene tariefregeling en op 19 december maakte hij zijn verslag over dit onderzoek bekend. 2. De Football Association Premier League/BSkyB/BBC
Op 3 april stelde de directeur-generaal van the Fair Trading Commission een procedure in bij de Restrictive Practices Court tegen twee overeenkomsten welke betrekking hadden op eerste-klassevoetbal (Premier League, PL). De eerste vordering betrof PL’s voorschriften die de afzonderlijke clubs die lid zijn van PL beletten hun televisierechten te verkopen aan omroepen zonder de instemming van PL. Dit stelt PL in staat te onderhandelen over de verkoop van alle televisierechten van alle clubs. De mededingingsautoriteit (Office of Fair Trading) beschouwt dit als een aanzienlijke concurrentiebeperking aangezien het de desbetreffende clubs verhindert hun uitzendrechten individueel te verkopen en met elkaar te concurreren inzake het aanbod van deze rechten. De hoge tarieven welke op grond van deze monopoliesituatie worden afgedwongen van de omroepen kunnen worden doorgerekend aan de consumenten. Krachtens de Tweede overeenkomst verkocht PL de exclusieve rechten om PL-matchen live uit te zenden op televisie aan BSkyB en exclusieve rechten om de opgenomen hoogtepunten van PL-matchen uit te zenden aan de BBC voor een periode van vijf jaar tot en met het seizoen 1996/1997. Tevens stemde PL erin toe BSkyB en BBC de rechten voor een bijkomende periode te verlenen indien zij het bod van andere omroepen zou evenaren. Voorafgaandelijk vaardigde de rechter een bevel uit teneinde op 24 oktober de reikwijdte van de vordering te beperken tot de concurrentiebeperkingen welke de mededingingsautoriteit als aanzienlijk beschouwde, meer bepaald de beperkingen die de gezamenlijke verkoop van de televisierechten van de clubs oplegt. De rechter wees een verzoek van de BBC omtrent een rechtsvraag af. De BBC wenste vóór de behandeling van de zaak vast te stellen of het verlenen van rechten inzake interlands en andere voetbalmatchen het verlenen van een dienst behelst in de zin van de betrokken wet. De partijen moeten hun conclusies neerleggen op 24 januari 1997. Er wordt verwacht dat de zaak eind 1997 zal worden behandeld. 3. De gele bladzijden
Ingevolge een onderzoek van de Monopolies and Mergers Commission, werd de directeur-generaal van de Fair Trading Commission door de staatssecretaris verzocht met British Telecommunications plc te onderhandelen over verbintenissen die de tarieven voor advertenties in de gele bladzijden zouden beperken. BT stemde in juli in met een prijsplafond van RPI - 2, meer bepaald de stijging van de kleinhandelsindex min twee procentpunten. De directeur-generaal zal de toestand opnieuw onderzoeken.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 377
4. Melk
In augustus gaf Milk Marque de directeur-generaal van de Fair Trading Commission de verzekering dat het zijn melkverkoopsysteem zou wijzigen teneinde tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de directeur-generaal inzake een aantal aspecten van de operatie. De belangrijkste wijziging is dat indien Milk Marque een bod ontvangt voor minder dan 90% van de aangeboden melk, het de prijs zal verlagen en een bijkomende biedronde zal organiseren. Voorts zal de onderneming de openingsprijzen verhogen. Bovendien voerde Milk Marque maatregelen in ter verhoging van de transparantie van het verkoopprijs en zal het een spotmarkt voor vloeibare melk handhaven. Voorts stemde Milk Marque ermee in een gecombineerd bod voor kleine hoeveelheden melk te aanvaarden en de prijs van bepaalde overeenkomsten aan te passen in overeenstemming met de gewijzigde marktomstandigheden. 5. Videospelletjes
De ambtenaren van de Office of Fair Trading en van het Ministerie van Handel en Industrie werken nauw samen met het Directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie bij de onderhandelingen met de marktleiders, Sega, Nintendo en Sony inzake wijzigingen van de softwarelicentieregelingen voor derden. De genoemde instanties wachten op de uitkomst van deze onderhandelingen alvorens te beslissen of de Britse mededingingsautoriteiten verdere maatregelen moeten treffen ingevolge het MMC-verslag inzake videospelletjes van maart 1995. 6. Australasian Freight Forwarding en ermee gerelateerde reclamekartels
Op 19 juni stelde de directeur-generaal van de Fair Trading Commissie een vordering in bij de Restrictive Practices Court tegen overeenkomsten tussen vijf bagagebehandelende vrachtvervoerders en de eigenaars van TNT Magazine. De overeenkomsten hadden betrekking op prijsafspraken en marktverdeling en beperkingen ten aanzien van de manier waarop reclame werd aangeboden en verkregen. De directeur-generaal was van mening dat de kartels daadwerkelijk de keuzemogelijkheid van de consument beknotten en de concurrenten aanzienlijk belemmerden om de markt te betreden of hun marktaandelen te verhogen. Op 2 december vernietigde de rechter de overeenkomsten en legde bevelen op aan een van de partijen. De overige partijen hebben verbintenissen aangegaan ten aanzien van de rechter. 7. Suiker
Op 10 december werd de vordering van de directeur-generaal van de Fair Trading Commissie tegen British Sugar plc en Tate & Lyle Industries Ltd. ingewilligd. De rechter verklaarde de overeenkomst tussen beide partijen welke betrekking had op de verkoopprijs van suiker die werd aangerekend aan detailhandelaren, strijdig met het openbaar belang. Beide ondernemingen hebben verbintenissen aangegaan ten aanzien van de rechter zodat hen geen rechterlijke bevelen werden opgelegd. Een verzoek van Tate & Lyle om een eventueel rechterlijk bevel te beperken tot de suikerproductie en de suikerleverantieactiviteiten werd door de rechter verworpen. 8. Controle van concentraties
De voorgenomen concentratie tussen GEHE/Lloyds Chemists plc werd onderzocht krachtens de communautaire concentratieverordening. Op 22 maart 1996 stemde de Commissie van de Europese Gemeenschappen in met een verzoek van de regering van het Verenigd Koninkrijk om de zaak terug te verwijzen naar de Britse mededingingsautoriteiten. Ian Lang, staatssecretaris voor handel en industrie, verwees de zaak naar de Monopolies and Mergers Commission (MMC) en hun verslag was het eerste in MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
378 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
een zaak die was terugverwezen naar de nationale autoriteiten krachtens deze bepalingen. De MMC was van oordeel dat dit bod en het rivaliserende bod van Unichem de concurrentie zou beperken in de geneesmiddelengroothandel in verschillende delen van het land. Ingevolge het MMC-verslag verzocht de heer Lang GEHE en Unichem verbintenissen aan te gaan om de door de MMC vastgestelde concurrentieproblemen uit de wereld te helpen. Dergelijke verbintenissen, welke verband houden met het afstoten van bepaalde van de groothandelsdepots van Lloyd, werden aangegaan door beide partijen op 17 oktober 1996.
C-
Toepassing van de communautaire mededingingsvoorschriften door de nationale rechterlijke instanties
In dit hoofdstuk zijn de uitspraken van de rechterlijke instanties die bevoegd zijn om uitspraak te doen over de wettelijkheid van de besluiten van de nationale mededingingsautoriteiten niet opgenomen. Deze uitspraken zijn genoemd in het vorige hoofdstuk (Toepassing van de communautaire mededingingsvoorschriften door de nationale autoriteiten). De mededingingsautoriteiten van de onderstaande tien lidstaten hebben geen enkel besluit van een nationale rechterlijke instantie medegedeeld waarin de communautaire mededingingsvoorschriften zijn toegepast: Oostenrijk, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Portugal, het Verenigd Koninkrik, Zweden. België De uit communautair oogpunt meest markante uitspraak en de enige die hier wordt besproken, is de beslissing van de Rechtbank van Koophandel te Brussel waarbij vastgesteld werd dat de Belgische luchtvaartmaatschappij Sabena een afspraak had uitgewerkt die verboden was op basis van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag. Het betrof een afspraak tussen Sabena en twee Belgische organisaties ter bevordering van het Belgische toerisme waarbij een andere luchtvaartmaatschappij Eurobelgian Airlines de toegang tot het Belgische paviljoen of de internationale beurs voor toerisme Milaan 1996 geweigerd werd. De rechtbank stelde ook vast dat de betrokken diensten ter promotie van het Belgische toerisme misbruik hadden gemaakt van een machtspositie in de zin van artikel 86 van het EG-Verdrag op de markt van de officiële Belgische vertegenwoordiging van het Belgische toeristische aanbod op de internationale beurzen voor toerisme, zoals de beurs van Milaan. Duitsland De 16 door het Bundeskartelamt medegedeelde uitspraken betreffen zaken in de onderstaande gebieden: a) koeriervervoerdiensten - “remailing” (4 zaken) b) telecommunicatiediensten (3 zaken) c) selectieve distributie van auto's en cosmetica (4 zaken) d) de toegang van vliegtuigen tot een beschadigde luchthaven (1 zaak) e) de betrekkingen tussen intellectuele eigendomsrechten en de concurrentievoorschriften (1 zaak) f) de toepassing van artikel 85 op overeenkomsten welke met derden zijn gesloten voor de tenuitvoerlegging van een kartel (1 zaak) ad a) Volgens de jurisprudentie van verschillende Hoven van Beroep (Düsseldorf, arresten van 23.4.1996, zaak U (Kart) 18/94 en 31/94; Frankfurt, arrest van 25.6.1996, zaak 11 U (Kart) 6/96) kan de post de beëindiging eisen van bepaalde vormen van “remailing” op grond van haar monopolie (§2 Postgesetz) en de wetgeving inzake oneerlijke concurrentie (§1 UWG). De artikelen 59, 86 en 90 van het EG-Verdrag staan niet in de weg aan een dergelijke eis. Het Gerecht van eerste aanleg van Wiesbaden (vonnis van 25.4.1996, MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 379
zaak 13047/96) heeft evenwel een vordering in kortgeding in dezelfde zin verworpen omdat de betrokken onderneming die belast was met de bestelling van brieven van de gemeentelijke administratie aan verschillende bestemmelingen, bijkomende diensten aanbood welke verder reikten dan het gewone vervoer van post (opzoeken van adressen, ontvangstbewijs). ad b) Het Hof van Beroep van Düsseldorf (arrest van 30.10.1996, zaak 120 (Kart) 416/96) heeft wegens gebrek aan dringendheid een verzoek in kortgeding op grond van artikel 823, tweede alinea en artikel 1004 van het Burgerlijk Wetboek juncto artikel 85 van het EG-Verdrag welke erop gericht was de verrichting van bepaalde telecommunicatiediensten door derden te verbieden bij wijze van schadeloosstelling, afgewezen. In dezelfde zaak heeft hetzelfde Hof (arrest van 23.12.1996, zaak U (Kart) 34/96) in de vordering ten gronde het recht van de eiser (Mannesmann) erkend om de beschuldigde ondernemingen (Atlas en Global One) de uitoefening van de genoemde activiteiten te verbieden tot de dag waarop deze ondernemingen voldoen aan de voorwaarden welke zijn gehecht aan de vrijstellingsbeschikking van de Commissie die is vastgesteld op grond van artikel 85, lid 3, ten faveure van een samenwerkingsovereenkomst welke zij eerder hadden gesloten. Het Gerecht van eerste aanleg van Hannover (vonnis van 12.12.1996, zaak 21 O (Kart) 158/96) heeft op grond van de nationale rechtsregels inzake oneerlijke concurrentie (§ 1 UWG) en bestrijding van kartels (§26 GWB) alsook van artikel 86 van het EG-Verdrag DeutschenTelekom AG verboden gratis "tele-inlichtingen" 1188 aan te bieden in het kader van haar "T-Online"-dienst (BTX). ad) c Het Hof van Beroep van München (arresten van 23.5.1996, zaak U (K) 3685/94 en 1951/95, zaak U (K) 1850/95) heeft op grond van de wet ter bestrijding van kartels (§26 GWB) en artikel 85 geoordeeld dat een inzake de verkoop van cosmetica erkende detailhandelaar/wederverkoper niet kan eisen te worden bevoorraad door de distributeur van deze producten terwijl hij postorderverkoopactiviteiten uitoefent tegen de wil van de distributeur in. Het komt evenwel de distributeur toe te bewijzen dat de wederverkoper een dergelijke activiteit heeft uitgeoefend. Het Bundesgerichtshof heeft zijnerzijds besloten dat de beslissing welke door een fabrikant van autovoertuigen aan zijn concessionaris is opgelegd om geen auto's te verkopen aan onafhankelijke leasingmaatschappijen die handel drijven met klanten welke gevestigd zijn buiten het concessiegebied, onverenigbaar is met de nationale kartelwetgeving (§26 GWB) en met artikel 85 van het EG-Verdrag. Dit arrest (van 2.7.1996, zaak KZR 20/91) volgt op het arrest van het Hof van Justitie in de zaak BMW (24 oktober 1995, zaak C-70/93, Bayerische Motorenwerke, Jurispr. blz. I-3439). Het Gerecht van eerste aanleg te München (arrest van 24.1.1996, zaak 7 HKO 11818/95) heeft geoordeeld dat een concessionaris voor de autoverkoop geen afbreuk doet aan de reputatie van de fabrikant wanneer hij een gedeelte van het terrein waarop zijn vestiging is geïnstalleerd verhuurt aan een grote tapijtenwinkel. Een dergelijk feit rechtvaardigt derhalve niet de ontbinding van de overeenkomst. De overeenkomst blijft de partijen binden ondanks de vervanging van Verordening (EEG) nr. 123/85 door Verordening (EG) nr. 1475/94. ad d) Volgens een vonnis in kortgeding van het Gerecht van eerste aanleg van Düsseldorf (vonnis van 3.5.1996, gevoegde zaken 38 O (Kart) 53/96, 55/96 en 62/96) is het feit dat de beschadigde luchthaven van Düsseldorf slechts is heropend voor jetvliegtuigen tengevolge waarvan propellervliegtuigen slechts kunnen landen op een naburige regionale luchthaven, niet strijdig met de nationale kartelwetgeving (§26 GWB) och met artikel 86 van het EG-Verdrag. ad e) Het Hof van Beroep van Düsseldorf (arrest van 23.12.1996, zaak U (Kart) 5/96) heeft geoordeeld dat de leverancier van wisselstukken voor auto's een vordering wegens namaak kan inleiden tegen een buitenlandse MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
380 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
concurrent die zijn tekeningen- of modellenrecht schendt zonder evenwel misbruik te maken van een machtspositie in de zin van artikel 86. ad f) Het Hof van Beroep van Frankfurt (arrest van 30.7.1996, zaak 11 (U) Kart 63/95) heeft het niet nodig geacht de kwestie te beslechten of het Duitse systeem van afvalinzameling en verwerking (“Duales System”) verenigbaar is met de Duitse kartelwetgeving (§1 GWB) en artikel 85 van het EG-Verdrag omdat het Hof van oordeel was dat geen van de beide genoemde voorschriften gericht is op de overeenkomst inzake levering van diensten welke aanleiding gaf tot het geschil, als overeenkomst gesloten met een derde met het oog op de tenuitvoerlegging van het vermeende kartel. Italië 1. In 1996 is door de nationale rechterlijke instanties geen enkel vonnis gewezen dat is gebaseerd op de artikelen 85, 86 en 90 van het Verdrag. 2. In een arrest van 23 februari 1996 heeft de regionale administratieve rechtbank van Ligurië de beginselen welke zijn opgenomen in de artikelen 85 en 86 in herinnering gebracht in het kader van een besluit dat erop is gericht de handeling waarbij de havenautoriteiten de organisatie van de havenactiviteiten voor rekening van derden door ondernemingen toestaan, aan te merken als een gewone vergunning en niet als een concessie op basis van artikel 111 van de scheepvaartcode. Deze activiteiten vallen binnen het kader van het vrije ondernemerschap hoewel de onderneming die de activiteiten verricht dient te voldoen aan de in de wet vastgestelde voorwaarden. 3. Voorts dient te worden gewezen op het arrest van het Hof van Beroep van Milaan van 24 december 1996 waarin het Hof vaststelde dat er sprake was van misbruik van een machtspositie (krachtens artikel 3 van wet nr. 287/90, betreffende de bescherming van de mededinging en de markt) door Telecom Italia ten nadele van Telsystem, rechtmatige houder van het recht om in Italië diensten te leveren welke bestemd zijn voor bepaalde gesloten gebruikersgroepen en welke moeten worden beschouwd als geliberaliseerd krachtens artikel 2 van Richtlijn 90/388. In dit arrest heeft het Hof Telecom Italia ertoe veroordeeld aan Telsystem de geleden schade te vergoeden welke meer dan 3 miljard ITL bedraagt. 4. In 1996 hebben de Italiaanse rechterlijke instanties zeven prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in de zin van artikel 177 van het Verdrag betreffende de verenigbaarheid van nationale bepalingen of gedragingen van ondernemingen met de artikelen 85, 86 en 90. Inzonderheid dient te worden gewezen op de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van Padua van 17 oktober 1996 betreffende de conformiteit van de nationale voorschriften inzake arbeidsbemiddeling met de voorschriften van het Verdrag, inzonderheid de bepalingen van de artikelen 86 en 90. Luxemburg Uit het onderzoek van de nationale rechtspraak in 1996 komen enkele interessante uitspraken naar voren inzake de toepassing van de artikelen 85 en 86, meer bepaald het vonnis van de rechterlijke instanties van het arrondissement Luxemburg van 13 juni 1996 inzake exclusieve distributieovereenkomsten in de brouwerijsector194.
194
Rolnummer 437/96. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 381
Nederland 1. De Koninklijke Vereniging ter bevordering van de Belangen des Boekhandel” - KVB had de Free Record Shop in kortgeding voor de rechter gedaagd, omdat deze boeken verkocht beneden de door de KVB bij het Reglement Handelsverkeer vastgestelde prijs. De rechter heeft de KVB bij uitspraak in kortgeding in het gelijk gesteld, maar besloten om alvorens een definitieve beslissing te nemen een prejudiciële vraag voor te leggen aan het Hof van Justitie. 2. Het Gerechtshof Arnhem heeft op 22 oktober 1996 uitspraak gedaan in de zaak Almelo c.s. tegen IJsselmij en SEP. In deze zaak was eerder door het gerechtshof een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie dat hierop antwoord gaf bij arrest van 27 april 1994.195 Het Gerechtshof overwoog, dat volgens het Hof van Justitie de exclusieve afnameclausule van de distributiebedrijven ten aanzien van SEP in strijd was met de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, tenzij de verwijzende rechter van oordeel zou zijn dat deze clausule noodzakelijk was voor de vervulling van de taken van algemeen belang van de distributiebedrijven. In dat geval zou de uitzondering van artikel 90, lid 2, van het EG-Verdrag van toepassing zijn. Het Gerechtshof komt tot de conclusie dat de argumenten van IJsselmij om de uitzondering van artikel 90, lid 2, van toepassing te verklaren, onvoldoende zijn. Niet is in te zien, zo stelde het Hof, dat een importmonopolie vereist is om de distributiebedrijven in staat te stellen te voldoen aan hun verplichting om lokale distributeurs en eindverbruikers ononderbroken van de op elk moment door hen gewenste hoeveelheid elektriciteit te voorzien. Evenmin leidt het vrijlaten van de invoer van elektriciteit noodzakelijkerwijs tot de verbreking van de samenhang in de openbare elektriciteitsvoorziening. Het Hof overweegt niet te kunnen inzien waarom die samenhang niet op andere manieren gewaarborgd zou kunnen worden, bijvoorbeeld door de import tot op zekere hoogte gecoördineerd te laten plaatsvinden. Het gerechtshof stelt daarom vast dat IJsselmij haar afnemers in strijd met de bepalingen van het EG-Verdrag een importverbod heeft opgelegd.
D-
Toepassing van de Mededeling van 1993 inzake de samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties
In 1995 en 1996 hebben de Commissie of haar diensten geantwoord op zeven vragen of groepen vragen welke zijn gesteld door nationale rechterlijke instanties in toepassing van de Mededeling van 1993 inzake de samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties met betrekking tot de toepassing van de artikelen 85 en 86196. Op 12 juni 1995 heeft de vice-voorzitter van het Tribunal de grande instance van Mulhouse de Commissie om feitelijke inlichtingen verzocht betreffende de evolutie sinds 1987 van de Franse biermarkt, inzonderheid met betrekking tot de toegangsmogelijkheid tot deze markt in drankgelegenheden. Bij schrijven van 2 oktober 1995 heeft de bevoegde directeur van het Directoraat-generaal Concurrentie de rechtbank de gegevens verstrekt waarover zijn diensten in dit opzicht beschikten. De vraag welke is gesteld door het Cour d'Appel van Parijs bij arrest van 10 februari 1994197 is beantwoord bij schrijven van 16 januari 1996 van de heer Van Miert namens de Commissie. Het lange wachten op dit antwoord is te wijten aan het verband tussen de zaak welke aanhangig was gemaakt voor het Cour d'Appel
195
Zaak C-393/92, Jurispr. blz. I-1477.
196
PB C 39 van 13 februari 1993, blz. 6.
197
XXIVe Verslag over het mededingingsbeleid, punt 51.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
382 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
van Parijs en een zaak betreffende dezelfde onderneming die gelijktijdig werd onderzocht door de Commissie. De Commissie heeft verkozen te wachten op de mededeling van de punten van bezwaar aan VAG France om te antwoorden op de vraag van de Franse rechter. In haar antwoord heeft de Commissie allereerst de punten van de vraag aangesneden welke betrekking hadden op de begrippen nadelige beïnvloeding van het intracommunautaire handelsverkeer en concurrentiebeperking en daarbij gewezen op haar constante beleid terzake. Vervolgens heeft zij geantwoord op het deel van de vraag waarin het Cour d'Appel van Parijs wenste te weten of de omstreden clausule in aanmerking kon komen voor een individuele vrijstelling. Na te hebben vastgesteld dat de betrokken overeenkomst niet was aangemeld (en ze derhalve niet in staat is zich uit te spreken over een eventuele vrijstelling) heeft de Commissie geconstateerd dat zij dergelijke bepalingen zoals bedoeld door het Cour d'Appel van Parijs moest beoordelen in de procedure die zij tegen de betrokken onderneming heeft ingeleid en dat zij nog geen definitief standpunt ten aanzien van die bepaling had vastgesteld. Bij schrijven van 3 januari 1996 heeft de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Concurrentie geantwoord op een vraag van een rechter in eerste aanleg te Madrid van 4 april 1995 inzake de rechtmatigheid van de invoering in Spanje van een systeem van selectieve distributie van informaticaproducten. In dit antwoord is verwezen naar de beginselen welke zijn vastgelegd in de jurisprudentie van het Hof van Justitie en weergegeven in de beschikkingen van de Commissie. Voorts heeft de Commissie de verwijzende rechter ervan in kennis gesteld dat de Commissie voor de toetreding van Spanje tot de Gemeenschap een beschikking houdende negatieve verklaring had vastgesteld ten aanzien van een selectieve distributieregeling van dezelfde onderneming in andere lidstaten. Dezelfde dag heeft de directeur-generaal eveneens geantwoord op de vraag welke is gesteld door de voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Brussel inzake de verenigbaarheid van een niet-concurrentiebeding van één jaar vanaf het verstrijken van de overeenkomst tussen een franchisegever en een van zijn franchisenemers in de juwelensector, met Verordening nr. 4087/88 houdende groepsvrijstelling van franchiseovereenkomsten. De directeur-generaal heeft erop gewezen dat clausules houdende een verbod op postcontractuele concurrentie welke zijn opgenomen in distributieovereenkomsten, in het algemeen onverenigbaar worden geacht met artikel 85, leden 1 en 2, maar dat de Commissie evenwel een uitzondering maakt ten aanzien van dergelijke clausules in franchisingovereenkomsten. In het Pronuptia-arrest198 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de clausules die onmisbaar zijn om te verhinderen dat de door de franchisegever overgedragen knowhow en de door hem verleende bijstand ten goede komen aan concurrenten, geen beperking van de mededinging zijn en dat hetzelfde geldt voor de clausule houdende een verbod op postcontractuele concurrentie voor zover dit verbod van toepassing is gedurende een passende periode na afloop van de overeenkomst. Tenslotte heeft de directeur-generaal gewezen op de beschikking van de Commissie waarin deze jurisprudentie is toegepast. Bij brief van 29 januari 1996 heeft de directeur-generaal geantwoord op vragen welke op 9 juni 1995 aan de Commissie zijn gesteld door het Oberlandesgericht München in het kader van een geschil tussen een parfumdetailhandelaar en de fabrikant van luxeparfums. In dit geding, zoals in vele andere gedingen van dezelfde aard welke hangende zijn bij deze rechterlijke instanties, wordt in essentie het probleem aan de orde gesteld van de verenigbaarheid van een selectief distributiesysteem met artikel 85, leden 1 en 3. De eiser deed gelden dat hij zijn hoedanigheid van erkende wederverkoper had verloren omdat hij niet het door de fabrikant gewenste prijsbeleid had gevolgd. De directeur-generaal heeft in zijn antwoord in de eerste plaats de gevraagde inlichtingen inzake de stand van zaken van de procedure voor de Commissie in dezelfde zaak verstrekt. Bovendine heeft hij het standpunt van de Commissie uiteengezet ten aanzien van selectieve distributiesystemen in de parfumeriesector welke voortvloeit uit de beschikkingen Yves Saint Laurent
198
Arrest van 26 januari 1986 in zaak 161/84, Pronuptia, Jurispr. blz. 353, inzonderheid rechtsoverweging 16. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE LIDSTATEN 383
Parfums199 en Parfums Givenchy200 en de verwijzende rechters erop gewezen dat het hen toekomt artikel 85, lid 1, toe te passen in deze zaken. Op 29 april 1996 heeft de bevoegde directeur van het Directoraat-generaal geantwoord op de vraag welke is gesteld door het Arbitragegerecht van Barcelona op 28 december 1995, meer bepaald in de kwestie of een aannemer van openbare werken een machtspositie innam in de zin van artikel 86 op de markt van de wegwerkzaamheden welke worden besteld door de autonome gemeenschap Catalonië. In het antwoord is erop gewezen dat de betrokken markt op het eerste gezicht andere werkzaamhedenmarkten diende te omvatten dan die welke door de rechter zijn bedoeld en dat op de aldus omschreven markt de onderneming op het eerste gezicht geen machtspositie innam. In het antwoord is voorts opgemerkt dat het bestaan van een machtspositie niet de automatische toepassing van artikel 86 inhoudt aangezien het bedoelde artikel slechts wordt toegepast ingeval de betrokken onderneming misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie. Op 10 juni 1996 heeft de bevoegde adjunct-directeur-generaal de inlichtingen verstrekt welke op 24 april 1996 waren gevraagd door de voorzitter van het Spaanse administratieve rechtscollege ("Audiencia Nacional, Sala de lo Contencioso-Administrativo") over de stand van zaken van de procedure in een dossier dat door de Commissie wordt onderzocht in de sector televisie-uitzendrechten van sportmanifestaties in Spanje.
199
Beschikking van 16.12.1991, PB L 12 van 18.01.1992.
200
Beschikking van 24 juli 1992, PB L 236 van 19.08.1992, XXIIe Verslag over het mededingingsbeleid, punten 196-204.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
384 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STATISTIEKEN 385
VII - Statistieken A - Artikelen 85 en 86 1. Werkzaamheden in 1996 1.1. In 1996 ingeleide zaken Soort
Aantal
Aanmeldingen Klachten
% 209
44
168
36
94
20
201
Ambtshalve ingeleide zaken Totaal
471
1.2. In 1996 afgesloten zaken Bij formele beschikking Verbod artikel 85, lid 1
Bij wege van een informele procedure 4
Verbod artikel 86 Negatieve verklaring artikel 85, lid 1, of artikel 86 Vrijstelling artikel 85, lid 3 Afwijzing van de klacht Totaal204
1
Gunstige administratieve brief ("comfort letter") artikel 85, lid 1
72
Gunstige administratieve brief ("comfort letter") artikel 85, lid 3
73
Afwijzing van de klacht (artikel-6-brief of pre-artikel-6brief)202
36
11
Administratieve afsluiting van het dossier203
179
5
Ongunstige "administratieve brief ("discomfort letter")
5
21
Totaal
365
201
"Ambtshalve ingeleid" betekent ingeleid door de Commissie op eigen initiatief.
202
Bedoeld wordt artikel 6 van Verordening nr. 99/63 van 25 juli 1963.
203
Er is sprake van administratieve afsluiting van het dossier wanneer de behandeling van de zaak wordt stopgezet omdat de aangemelde overeenkomst niet langer van kracht is, omdat de gevolgen te miniem zijn om verder onderzoek te rechtvaardigen, omdat de klacht zonder voorwerp geraakt of wordt ingetrokken of omdat het eerste onderzoek geen concurrentiebeperkende gedraging aan het licht brengt.
204
Het totale aantal zaken dat bij formele beschikking wordt afgesloten, stemt niet overeen met het totale aantal beschikkingen dat de Commissie geeft. Procedurele beschikkingen (zoals beschikkingen ex artikel 11 of artikel 14 van Verordening nr. 17/62) en voorlopige maatregelen worden niet meegerekend.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
386 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
2. Overzicht van de voorbije acht jaar 2.1. Ontwikkeling van het aantal openstaande zaken
Aan het einde van het kalenderjaar openstaande zaken 89
90
91
92
2669
2145
1732
1064
754
604
709
670
Klachten
359
345
328
287
306
332
351
420
Ambtshalve ingeleide zaken
211
244
227
211
158
116
117
173
3239
2734
2287
1562
1218
1052
1178
1263
94
95
96
Aanmeldingen
Totaal
93
94
95
96
2.2. Ontwikkeling van het aantal nieuwe zaken
Tijdens het jaar geregistreerde nieuwe zaken 89 Aanmeldingen
90
91
92
93
206
201
282
246
266
236
368
209
Klachten
93
97
83
110
111
140
145
168
Ambtshalve ingeleide zaken
67
75
23
43
27
16
46
94
366
373
388
399
404
392
559
471
94
95
Totaal
2.3. Ontwikkeling van het aantal afgesloten zaken Tijdens het jaar afgesloten zaken 89 Bij formele beschikking
90
91
92
93
96
11
13
21
34
14
33
14
21
Bij wege van een informele procedure
567
864
814
1090
734
525
419
365
Totaal
578
877
835
1124
748
558
433
386
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STATISTIEKEN 387
3. Overige statistieken Structurele samenwerkings-GO's In 1992 maakte de Commissie haar voornemen kenbaar om onder artikel 85, lid 1, vallende zaken die betrekking hebben op de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming, voortaan binnen een vastgestelde termijn af te handelen, indien ten gevolge van zo'n operatie de structuur van de oprichtende ondernemingen wordt gewijzigd. Zij verklaarde dat zij haar best zou doen om de ondernemingen die zulk een operatie bij haar aanmelden, binnen twee maanden na de ontvangst van de aanmelding hetzij een gunstige administratieve brief ("comfort letter"), hetzij een waarschuwingsbrief toe te zenden. Ofschoon deze termijn niet verbindend is voor de Commissie, hecht zij er groot belang aan dat haar diensten de ondernemingen die belangrijke investeringen in dergelijke projecten doen, snel een antwoord geven op de vraag of hun project met de mededingingsregels verenigbaar is. Aantal aangemelde structurele samenwerkings-GO's
12
Aantal zaken die binnen de termijn van twee maanden met een gunstige administratieve brief ("comfort letter") werden afgehandeld
4
Aantal zaken die binnen de termijn van twee maanden met een waarschuwingsbrief werden afgehandeld
1 7205
Aantal zaken waarin de termijn van twee maanden niet werd toegepast
B - Concentratieverordening 1. Ontvangen aanmeldingen
92 Aanmeldingen Ingetrokken maatregelen Aanmeldingen die tot een eindbeschikking hebben geleid
205
93
94
95
96
60
58
95
110
131
3
2
5
4
6
59
57
88
109
125
De termijn van twee maanden werd niet toegepast omdat de oorpronkelijke aanmelding onvolledig was (4 gevallen) of wegens de compexiteit van de analyse (3 gevallen).
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
388 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
2. Beschikkingen ex artikel 6
92
93
94
95
96
Artikel 6, lid 1, onder a)
9
15%
4
7%
5
5%
9
8%
6
5%
Artikel 6, lid 1, onder b)
47
78%
49
85%
80
88%
93
85%
109
90 %
Artikel 6, lid 1, onder c)
4
7%
4
7%
6
7%
7
7%
6
5%
60
100%
57
100%
91
100%
109
100%
121
100%
Totaal Aanvaarding van verbintenissen in fase I
4
0
2
2
0
3. Beschikkingen ex artikel 8 92
93
94
95
96
Artikel 8, lid 2, met voorwaarden en verplichtingen
3
75%
2
67%
2
40%
3
42%
3
43 %
Artikel 8, lid 2, zonder voorwaarden en verplichtingen
1
25%
1
33%
2
40%
2
29%
1
14 %
1
20%
2
29%
3
43 %
5
100%
7
100%
7
100%
Artikel 8, lid 3, - verbod Totaal
4
100%
3
100%
Artikel 8, lid 4 -bevel tot ontbinding Artikel 8, lid 5 -intrekking van eerdere beschikking
4. Verwijzingsbeschikkingen 92 Artikel 9 (verwijzing naar een Lid-Staat) Artikel 22, lid 3 (verwijzing naar de Commissie)
93 1
94 1 1
95
96
1
3 1
1
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STATISTIEKEN 389
5. Procedurebeschikkingen 92
93
94
95
96
Artikel 7, lid 2 - verlenging van schorsing
3
3
12
12
17
Artikel 7, lid 4 - ontheffing van verplichting tot schorsing
2
3
0
3
3
2
2
5
Artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 2367/90 aanmelding onvolledig verklaard
C - Steunmaatregelen van de Staten 1. In 1996 geregistreerde nieuwe zaken Aangemelde steunmaatregelen
N
550
85%
Niet-aangemelde steunmaatregelen
NN
91
14%
Onderzoek van bestaande steunregelingen
E
3
1%
644
100%
Totaal
2. Zaken in behandeling op 31 december 1996 Aangemelde steunmaatregelen
N
246
60%
Niet-aangemelde steunmaatregelen
NN
100
24%
Onderzoek van bestaande steunregelingen
E
18
4%
Ingeleide procedures
C
49
12%
413
100%
Totaal
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
390 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3. In 1996 afgesloten zaken Bij beschikking van de Commissie Aangemelde steunmaatregelen
N
Niet-aangemelde steunmaatregelen
NN
Onderzoek van bestaande steunregelingen Ingeleide procedures
366
Door doorhaling in het register 75%
69
14%
E
7
2%
C
44
9%
486
100%
Totaal206
Op verzoek van de Lid-Staat
55
70%
"De minimis"-zaken
24
30%
Totaal
79
100%
4. Besluiten van de Commissie in 1996 Geen bezwaar
Procedure ex artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag of ex artikel 6, lid 4, van Beschikking nr. 3855/91/EGKS
373
79%
Inleiding van een procedure207
43
9%
Beëindiging van de procedure
14
3%
Negatieve eindbeschikking208
23
5%
3
1%
18 474
4% 100%
Voorwaardelijke eindbeschikking Andere besluiten209 Totaal
206
Het aantal afgesloten zaken is groter dan het aantal beschikkingen van de Commissie, omdat één beschikking betrekking kan hebben op meerdere zaken.
207
Inclusief de uitbreiding van een reeds ingeleide of gedeeltelijk ingeleide procedure.
208
Inclusief ten dele negatieve beslissingen.
209
Namelijk voorstellen voor dienstige maatregelen op grond van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag en met instemming van de Raad gegeven beschikkingen op grond van artikel 95 van het EGKS-Verdrag. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STATISTIEKEN 391
5. Samenvatting Besluiten van de Commissie in 19..
89
90
91
92
93
94
95
96
Geen bezwaar Procedure ex artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag of ex artikel 6, lid 4, van Beschikking nr. 3855/91/EGKS
259 36
415 34
493 54
473 30
399 32
440 40
504 57
373 43
21
20
28
25
19
15
22
14
16
14
7
8
6
3
9
23
0
0
2
7
1
2
5
3
11
9
13
9
10
27
22
18
343
492
597
552
467
527
619
474
Inleiding van een procedure7 Beëindiging van de procedure Negatieve eindbeschikking8 Voorwaardelijke eindbeschikking
Andere besluiten9 Totaal
6. Samenvatting: besluiten per Lid-Staat Besluiten van de Commissie in 1996210 Geen bezwaar Procedure ex artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag of ex artikel 6, lid 4, van Beschikking nr. 3855/91/E GKS
Inleiding van een procedure211 Beëindiging van de procedure Negatieve eindbeschikking212 Voorwaardelijke eindbeschikking Andere besluiten213 Totaal
A
B
DK
D
GR
E
Fi
F
IR
I
L
NL
P
Sv
UK
UE
42
10
11
111
1
54
14
29
0
46
3
34
7
4
7
373
1
2
1
13
0
2
0
13
0
8
0
3
0
0
0
43
2
0
0
6
0
1
0
3
0
2
0
0
0
0
0
14
0
2
0
8
1
2
0
3
0
7
0
0
0
0
0
23
1
0
0
1
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
3
2
0
0
4
1
2
0
0
2
1
0
0
3
3
1
18
48
14
12
143
3
62
14
48
2
64
3
37
10
7
7
474
210
Exclusief beschikkingen van de Raad op grond van artikel 93, lid 2, derde alinea, van het EG-Verdrag of op grond van artikel 95 van het EGKS-Verdrag.
211
Inclusief de uitbreiding van een reeds ingeleide procedure.
212
Inclusief ten dele negatieve beschikkingen.
213
Namelijk voorstellen voor dienstige maatregelen op grond van artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag en met instemming van de Raad gegeven beschikkingen op grond van artikel 95 van het EGKS-Verdrag.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
STUDIES 393
VIII - Studies In de loop van 1996 heeft DG IV opdracht gegeven tot twintig studies. Tien ervan zijn afgerond, waaronder een studie naar een zaak die vertrouwelijk is en derhalve in het voorliggende verslag in het geheel niet zal worden vermeld. Omdat ook de vier onderstaande studies vertrouwelijk zijn, wordt hier volstaan met het vermelden van hun (vertaalde) titel: - Betrekkingen tussen hoofdaannemers en onderaannemers in de bouwnijverheid in het licht van de Gemeenschapswetgeving op het gebied van mededinging en de invloed van de milieubepalingen bij de toepassing van het mededingingsrecht in deze sector; - De levering van diepvrieskisten aan detailhandelaars door leveranciers van impulsroomijs in Ierland; - Een analyse van de samenstelling van de platinamarkt: voornaamste producenten, afnemers, en de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de prijzen; - Marktonderzoek ten behoeve van de herziening van het steunplafond voor de scheepsbouw in 1996 op grond van de Richtlijn van de Raad betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw. Op het moment wordt publicatie van de vijf hierboven beknopt vermelde studies niet overwogen.
Beoordeling van de automobielindustrie
communautaire
kaderregeling
inzake
staatssteun
aan
de
De communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie is vanaf 1 januari 1989 van kracht. Nadat de geldigheidsduur driemaal achtereen is verlengd, komt de kaderregeling met ingang van 31 december 1997 te vervallen. Op de multilaterale bijeenkomst van 4 juli 1995, heeft de Commissie zich er tegenover de lidstaten toe verplicht een evaluatiestudie uit te voeren naar de doeltreffendheid van de kaderregeling die zeven jaar ten uitvoer is gelegd. Aan de hand van de conclusies van de studie worden de zwakke punten van de kaderregeling in haar huidige vorm vastgesteld en worden aanbevelingen gedaan voor de nodige aanpassingen. Met deze conclusies en aanbevelingen kan de Commissie vanaf 1 januari 1998 een nieuwe, herziene kaderregeling invoeren. Uit de conclusies van de studie blijkt, dat de kaderregeling een doeltreffend instrument was om scheve maktverhoudingen tegen te gaan en dat het sinds de tenuitvoerlegging ervan in 1989 zeer gunstige gevolgen voor de automobielindustrie heeft gehad. Bovendien onderstreept de studie de geldigheid van de beoordelingscriteria die de Commissie bij gevallen van regionale steun hanteerde en die ervan uitgingen dat in elk geval afzonderlijk moest worden vastgesteld welke extra kosten de keuze van de vestigingsplaats voor de investeerder inhield. In de studie werd geadviseerd de door de Commissie goedgekeurde “kosten/baten”aanpak te volgen, aangezien deze benadering de kans op verstoring van de markt verkleint en in het verlengde ligt van de beoordeling van investeringsvoornemens die normaliter in de particuliere sector plaatsvinden. De voornaamste aanbevelingen van de studie hebben ten doel de doeltreffendheid van de kaderregeling te vergroten. Het wordt aanbevolen om: 1. de definitie van de sector zodanig te verruimen, dat de Gemeenschap greep krijgt op de steunmaatregelen ten behoeve van de belangrijkste leveranciers van onderdelen en toebehoren; 2. de aanmeldingsdrempel op grond van de waarde van een project (ten minste 50 miljoen ecu) en van het voorgestelde steunbedrag aan te passen, rekening houdend met de doelstelling van de voorgestelde
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
394 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3. 4. 5. 6. 7.
steun (10 miljoen ecu in het geval van regionale steun en 5 miljoen ecu voor gevallen van steun ten behoeve van O&O, innovatie, milieu en opleiding); richtsnoeren voor de beoordeling van steunmaatregelen voor investeringen in roerende goederen in steungebieden van de Gemeenschap in te voeren; stelselmatig de intensiteit van de voorgestelde steun te verminderen (tot 3%), in gevallen waarin het project leidt tot overcapaciteit in het betreffende marktsegment; steun ten behoeve van innovatie te doen terugbetalen wanneer het gesteunde project een commercieel succes wordt; het uitvoeren van een stelselmatige controle en beoordeling achteraf verplicht te stellen voor alle door de Commissie goedgekeurde steungevallen; en de aanmeldingsformulieren, het model van de door de Lid-Staten te overleggen jaarlijkse verslagen en de tot dusver voor het uitvoeren van de kosten/batenanalyse gebruikte formulieren aan te passen.
Het toepassen van de groepsvrijstelling voor consortia (Verordening nr. 870/95 van 22.04.1995) tijdens de eerste twaalf maanden na het ingaan van de verordening Het verslag inventariseert de goedkeuring en tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 870/95 van de Commissie, biedt een uitvoerige analyse van de aanmeldingen die gedurende de eerste twaalf maanden na het ingaan van de verordening zijn ontvangen en bestudeert enkele juridische vraagstukken die zich tijdens het eerste jaar van de tenuitvoerlegging hebben voorgedaan.
Verdediging van de beschikking van de Commissie tot voorwaardelijke goedkeuring van staatssteun aan Crédit Lyonnais In verband met het opstellen van het verweerschrift van de Commissie tegen de twee beroepen tot nietigverklaring die Société Générale en Crédit Lyonnais bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen instelden, werd om de studie verzocht. Beide beroepen beoogden, vanuit twee verschillende gezichtspunten, de nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 26 juli 1995 tot voorwaardelijke goedkeuring van de door Frankrijk aan de overheidsbank Crédit Lyonnais verleende steun. Het beroep van Crédit Lyonnais had vooral betrekking op artikel 2, sub c), van de beschikking, dat Crédit Lyonnais ertoe verplichtte compensatiemaatregelen te treffen voor de door de steunmaatregelen veroorzaakte mededingingsdistorsie, door met name haar commerciële aanwezigheid in het buitenland af te slanken. In haar beroep stelt Société Générale dat de Commissie inbreuk heeft gemaakt op artikel 92, lid 3, sub c), van het EG-Verdrag en op de kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden. Zij voert hiervoor de volgende redenen aan: a) er was geen steunbedrag vastgesteld, b) het steunbedrag was onjuist geschat, c) het proportioneel karakter van de steun ontbrak, d) een herstructureringsvoornemen ontbrak, e) de steunmaatregel had zware mededingingsdistorsies tot gevolg. Het verslag behelst een analyse en beoordeling van de beschikking van de Commissie en van de betreffende beroepen, met name van de economische en financiële argumenten die erin zijn vervat. Het verslag wijst de argumenten van de instellers van de beroepen van de hand en ondersteunt de beschikking van de Commissie.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STUDIES 395
Beoordeling van enkele aspecten van het herstructureringsprogramma van MTW Schiffwerft en MTW Volkswerft De opdracht van de adviseur was drieledig: - de levensvatbaarheid van het nieuwe herstructureringsconcept voor de scheepswerven dat de Duitse BvS had uitgewerkt, bepalen, - nagaan of de tot dusver gepleegde investeringen overeenstemmen met de overeengekomen investeringsprogramma's, - beoordelen of de investeringen overeenstemmen met de capaciteitsbeperkingen. Zoals in de taakomschrijving werd vereist, is de studie gericht op het herstructureringsconcept, dat de Commissie moet beoordelen ten behoeve van een besluit inzake voorgenomen nieuwe herstructureringssteun. Via bezoeken in situ kon de adviseur de uitgevoerde werkzaamheden, de gerealiseerde productiviteit, de stand van het orderboek en het concurrentievermogen van de werven uitvoerig bestuderen. Aangezien met deze informatie moet worden omgegaan als ware het bedrijfsgeheimen van de werven, zal de studie niet aan derden ter inzage worden gegeven.
Vaststellen van de steekproef van exclusieve licenties die met name zijn verleend in de hoogtechnologische sectoren in Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk De studie heeft betrekking op een grote, welomschreven steekproef van bedrijven die werkzaam zijn op het gebied van de overdracht van technologie en heeft een zeer selectief schiftingsproces toegepast. Aan de hand van de studie kunnen betrouwbare prognoses worden opgesteld over het aantal licentieverleningen dat de aanzet kan geven tot een sluitingsprocedure in de zin van de groepsvrijstellingsverordening van de Commissie die op 1 april 1996 van kracht is geworden. Met behulp van de studie kan met name worden vastgesteld welke bedrijfstakken hoofzakelijk “in gevaar verkeren” zijn, zoals de farmaceutische industrie, en wordt duidelijk dat een sector die veel octrooien kent, zoals de automobielsector, niet noodzakelijkerwijs veel licenties heeft; de studie wijst de oorzaken daarvoor aan. Eveneens in 1996 zijn zestien studies voltooid waartoe het jaar daarvoor opdracht was gegeven. Twee ervan hebben betrekking op gevallen en zijn vertrouwelijk. Ze blijven hier derhalve onvermeld. De overige studies worden hierna beknopt behandeld.
Evaluatiestudie van het nut en de gevolgen van de IATA-tariefbesprekingen van de communautaire luchtvaartmaatschappijen Door de studie kon er, in samenwerking met de IATA, een tot dan toe onbestaande methode voor de beoordeling van het gebruik van “interlining” worden ingesteld. Aan de hand van de eerste resultaten van de enquête naar bepaalde intracommunautaire verbindingen kunnen de verschillende methoden om tot “interlining” (onderlinge aansluiting van de netwerken van de verschillende luchtvaartmaatschappijen) te komen, worden onderscheiden. De resultaten bieden een grondslag voor de beraadslagingen van de Commissie ten behoeve van de herziening van de bepalingen voor groepsvrijstellingen die de luchtvaartmaatschappijen tijdens hun MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
396 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
tariefbesprekingen zijn overeengekomen, op voorwaarde dat deze besprekingen het gebruik van “interlining” in de hand werken.
Convergentie binnen de media-industrie, en tussen media, informatietechnologie en/of telecommunicatie - prospectieve elementen ten behoeve van de mededinging en het mededingingsbeleid De studie bekijkt de implicaties van de convergentie binnen media en tussen media, informatietechnologie en telecommunicatie ten behoeve van het mededingingsbeleid. In de studie worden met name: i) een analyse van de stuwende krachten van de concurrentie in de betreffende markten gegeven; ii) de voornaamste mededingingsvraagstukken bestudeert die van nature de kop opsteken op deze markten; en iii) conclusies getrokken waarmee beleid kan worden gevoerd.
Toezicht gedurende de herstructureringsperiode 1993-1995/1996 van de tenuitvoerlegging van de investeringsvoornemens voor vijf scheepswerven in de voormalige DDR, voor het beoordelen van de capaciteitsbeperking per werf (2de fase) Het verslag biedt een voortdurend en actueel overzicht van het toezicht dat in de eindfase is uitgeoefend. Op grond van de bezoeken in situ behandelen de verslagen de wijzigingen in de uitvoeringsplannen, de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden en de verwachte capaciteit van de werven. De verslagen bevatten uitvoerige berekeningen inzake de verwachte productiviteit van de voornaamste installaties. Ze wijzen de restricties aan die ervoor zorgen dat de voor de werven vastgestelde capaciteitsbeperkingen worden nageleefd. Daarnaast heeft de consultant ook een beknopt verslag opgesteld, dat de lidstaten is toegestuurd.
Berekening van de GBT-waarden (gewogen bruto tonnen) voor delen van schepen Deze beknopte studie beschrijft de methode die dient te worden toegepast voor het toewijzen van GBT-waarden voor onbewerkte delen van schepen door middel van staalcoëfficiënten. De studie bevat een lijst met staalcoëfficiënten voor verschillende scheepstypen. De studie was nodig voor het toezicht op de productie van de vijf Oost-Duitse scheepswerven die worden geherstructureerd. Elk van deze werven kent een capaciteitsbeperking die niet alleen van toepassing is op afgebouwde schepen, maar ook op delen van gebouwde schepen.
Bierleveringsovereenkomsten in de nieuwe lidstaten Oostenrijk, Zweden en Finland Deze studie is uitgebracht onder referentienummer CV-01-96-074-DE-C (ISBN 92-827-8814-8). In de nieuwe lidstaten zijn exclusieve bierleveringsovereenkomsten het meest gangbaar in Oostenrijk, waar ongeveer 50% van de hotels, cafés en restaurants een dergelijke overeenkomst heeft gesloten. In Zweden hebben ongeveer 1.100 van de 4.500 inrichtingen met volledige vergunning, die 60-70% van de bierverkopen op de Zweedse horeca-markt voor hun rekening nemen, bierleveringsovereenkomsten aangegaan voor de alleenverkoop van tapbier, flessenbier van Klasse I en mineraalhoudende dranken en MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STUDIES 397
frisdrank. Dergelijke overeenkomsten zijn door hun aard niet-exclusief voor flessenbier van Klasse III en wijn. In Finland waren exclusieve bierleveringsovereenkomsten voorheen verboden en hebben vrijwel alle horecagelegenheden ten minste twee leveranciers.
Analyse van de mededingingswetgeving van de landen van Midden- en Oost-Europa, de Baltische Staten en bepaalde staten uit de voormalige Sovjet-Unie (Rusland, Oekraïne, Moldova, Wit-Rusland) Het project behelst een analyse van de mededingingswetgeving van bepaalde landen in Midden- en OostEuropa, de Baltische Staten en Rusland en de GOS-landen. DG IV heeft de contractant ter analyse en commentaar concept-teksten over de mededingingswetgeving in Letland, Polen, Rusland, de GOS-landen, Litouwen en Roemenië verstrekt. De contractant heeft DG IV een uitvoerige analyse verschaft, vooral waar er nadere uitleg of wijzigingen nodig zijn om te voldoen aan de verplichting krachtens de Europa-overeenkomsten om hun mededingingsrecht aan te passen aan dat van de EU. De voornaamste conclusie is dat er aanzienlijke vorderingen zijn geboekt, maar dat er nog wel werk moet worden verzet, vooral op het vlak van groepsvrijstellingen, machtsposities en procedures. DG IV heeft de contractant ook de antwoorden van Hongarije, Litouwen, de Republiek Slowakije, Letland en Roemenië op de vragenlijst van de Commissie betreffende staatsbedrijven en ondernemingen waaraan bijzondere of exclusieve rechten zijn toegekend, doen toekomen. De contractant heeft uitgebreid kanttekeningen bij deze antwoorden geplaatst.
De LPG-markt in Spanje na opheffing van het monopolie Het verslag was bedoeld om de Commissie informatie te verstrekken over de huidige situatie en over de verwachte ontwikkeling van de Spaanse LPG-markt. Het verslag kent vijf verschillende hoofdstukken: de eerste twee analyseren de prestaties van de sector vanuit vakjuridisch oogpunt. Vanuit dit standpunt is de toestand tot 1992 (hoofdstuk 1), door het monopolie van Petrol, te onderscheiden van de huidige situatie (hoofdstuk 2), waarin de sector, die geliberaliseerd is en zich aan de mededingingsregels moet houden, een nieuw wettelijk kader heeft gekregen. De hoofdstukken daarna analyseren de vraag naar (hoofdstuk 3) en het aanbod van (hoofdstuk 4) LPG. Deze hoofdstukken sluiten de juridische analyse van de sector af met een economisch-commerciële benadering. Hoofdstuk 5 geeft tenslotte als afronding een samenvatting van de uitkomsten van de studie, waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen: - De vooruitzichten voor de Spaanse LPG-markt. Op het moment is de vraag naar LPG stabiel, maar licht afgenomen door de groeiende vraag naar aardgas. De herordening van de primaire energiebronnen op de Spaanse markt vormt een reactie op het initiatief van de Spaanse overheid om de aardgasvoorraden in Spanje op gelijke hoogte te brengen met het huidige niveau in de rest van Europa. - De verenigbaarheid van de Spaanse wetgeving voor de sector met de toepasselijke EG-voorschriften. De vereiste dat eventuele nieuwkomers op de markt van tevoren toestemming nodig hebben, wordt gerechtvaardigd door het openbaar belang in een juist functioneren van de energiesector, en vormt er geen beletsel voor dat nieuwe exploitanten de markt betreden. Het systeem van “maximale prijzen”, dat voor het aanbod op detailhandelniveau geldt, is bedoeld om te voorkomen dat de overheersende exploitant eventueel misbruik gaat maken van zijn positie. Er zal een overgang naar een stelsel met vrije prijzen optreden zodra de sterkere aanwezigheid van andere maatschappijen op de markt voor meer concurrentie zorgt.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
398 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
- Als voornaamste belemmering voor het toetreden tot de markt van nieuwe exploitanten worden de volgende punten aangewezen: de lage kosten van marketing en afzet, die ervoor zorgen dat de eindgebruikers aanmerkelijk lagere prijzen in rekening worden gebracht dan de tarieven die in de rest van Europa gelden; daarbij noopt het systeem van “maximale prijzen” deze ondernemingen, die al extra transportkosten hebben moeten dragen, ertoe een lagere verkoopprijs te hanteren dan ze in hun respectieve landen berekenen.
Staatssteun voor de overdracht van technologie De studie behelst het volgende: - een vergelijkend overzicht van de wetgeving voor de overdracht van technologie en maatregelen ter bevordering van de overdracht van technologie in het VK, Frankrijk, Spanje, Ierland, Japan en de Verenigde Staten - een evaluatie van de mogelijkheden voor zogeheten achtergebleven regio's met een “technologieachterstand”, dit om meer inzicht te geven in de rol die het verwerven van technologie speelt - gevolgen voor het staatssteunbeleid op het gebied van de overdracht van technologie. De studie had oorsponkelijk ten doel te helpen bijdragen aan de nieuwe regelgeving inzake de overdracht van technologie ter bevordering van het verspreiden van technologische innovaties in de gehele Europese Unie. De verordening betreffende de overdracht van technologie werd op 1 april 1996 van kracht.
Het voorbereiden van verschillende hoofdstukken van het Groenboek betreffende verticale afspraken Onderzoek naar de nationale wetgevingen van de lidstaten inzake verticale distributieovereenkomsten Het verslag resumeert de bevindingen van een onderzoek naar de nationale mededingingswetgevingen van de Lid-Staten en van enkele derde landen (Canada, Noorwegen, VS) inzake verticale distributieovereenkomsten. Het onderzoek werd gehouden ter voorbereiding op het “Groenboek betreffende verticale afspraken in het concurrentiebeleid van de Europese Unie, waarvan een van de hoofdstukken de hierin neergelegde bevindingen behandelt. Het onderzoek had ten doel de grondslag te leggen voor een vergelijking tussen het Gemeenschapsrecht en -beleid en de wetgeving en het beleid van derde landen, voorzover deze gelden voor verticale afspraken. Hieruit blijkt, dat de wijze waarop verticale overeenkomsten worden toegepast sterk uiteenloopt in de bestudeerde lidstaten en derde landen. Niettemin zijn er bepaalde belangrijke aspecten aan te wijzen waarin deze systemen gezamenlijk afwijken van het communautair stelsel. Om te beginnen stellen ze dat er allereerst een economische analyse moet worden uitgevoerd om vast te stellen of een overeenkomst verboden is. Dit geldt in elk geval voor enkele lidstaten met een systeem dat is gebaseerd op het communautair stelsel (met name Frankrijk en Italië), enkele lidstaten met een systeem dat afwijkt van het communautair stelsel (met name Duitsland en het VK) en derde landen (zowel de VS als Canada). Bovendien bieden ze niet, zoals het communautair stelsel, bescherming van de parallelimport, omdat geen van deze rechtsgebieden zich bezighoudt met marktintegratie. Krachtens het communautair stelsel komen exclusieve distributieovereenkomsten die verboden op passieve verkopen door de distributeur buiten het hem toegewezen grondgebied bevatten, niet in aanmerking voor vrijstelling. Dit beschermt het streven naar marktintegratie en zorgt ervoor dat partijen bij een distributieovereenkomst vrijelijk kunnen werken met andere handelaars die zich met parallelhandel bezighouden, en draagt daarmee bij aan het opheffen van aanzienlijke prijsverschillen tussen de lidstaten. Het onderzoek ten behoeve van deze studie werd verricht door een groep stagiairs bij DG IV, die de antwoorden op een vragenlijst verzamelden, uitgaande van nationale mededingingswetgevingen, jaarlijkse verslagen, secundaire bronnen, en telefonische vraaggesprekken met nationale overheden. Hun bevindingen
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STUDIES 399
werden vervolgens door ambtenaren van elk van de nationale overheden beoordeeld. De conclusies van het verslag zijn echter voor verantwoordelijkheid van de auteur, en worden onderschreven, noch goedgekeurd door de overheden van de lidstaten.
Studie naar overeenkomsten en verdragen betreffende het uitwisselen van vertrouwelijke informatie tussen de VS en lidstaten van de EU op het gebied van effecten, misdaad, belastingen en douane Deze studie werd ondernomen ter voorbereiding op mogelijke onderhandelingen met de Verenigde Staten ten behoeve van een bilaterale overeenkomst “van de tweede generatie” voor wederzijdse bijstand tussen mededingingsoverheden, zoals de uitwisseling van vertrouwelijke informatie. Dergelijke onderhandelingen zijn te verwachten vanwege de beperkingen van de huidige overeenkomst met de VS, en wegens de “International Antitrust Enforcement Assistance Act” (IAEAA) die het Amerikaanse Congres in november 1994 heeft goedgekeurd. Door deze wetgeving kunnen de met het antitrust-beleid belaste overheidsinstanties van de VS wederkerige overeenkomsten met buitenlandse antitrust-overheidsinstellingen nastreven ten behoeve van het uitwisselen van gearchiveerde informatie en het ophalen van nieuw bewijsmateriaal dat zich in het buitenland bevindt ter ondersteuning van de respectieve functies van deze instanties. Deze studie bespreekt bilaterale overeenkomsten voor de uitwisseling van vertrouwelijke informatie die enkele lidstaten met de VS hebben aangegaan op vier andere gebieden dan het mededingingsrecht, namelijk effecten, misdaad, belastingen en douane. Een beter begrip van deze overeenkomsten biedt een goede voedingsbodem voor overleg inzake een overeenkomst van de tweede generatie met de VS. Deze vergelijking ondersteunt het inzicht in de strategieën en belangen van de Amerikaanse antitrust-instanties bij het overleg over de overeenkomsten conform de IAEAA, de strekking van de voorwaarden van de IAEAA, en de gevolgen van de levering van vertrouwelijke informatie aan antitrust-instanties van de VS wat betreft de erop volgende openbaarmaking en het gebruik ervan. Ook biedt het een referentiekader voor overleg tussen DG IV en de lidstaten, aangezien een groot aantal lidstaten door de overeenkomsten die ze hebben gesloten gedwongen zijn vertrouwelijke informatie op deze vier gebieden te verstrekken aan antitrust-instellingen van de VS. Het eerste deel van de studie is een overzicht van de bevindingen, de rest ervan behandelt de verdragen en overeenkomsten die op deze vier terreinen zijn gesloten. Elk deel brengt de informatiebehoefte waaraan het verdrag of de overeenkomst wil voldoen in kaart, evenals de lijst met lidstaten die dergelijke verdragen of overeenkomsten met de VS hebben aangegaan. Daarnaast bespreekt het de grondbepalingen van het Amerikaanse model (voorzover aanwezig), met inbegrip van het soort steunverlening, geheimhouding, openbaarmaking en gebruik, en belicht het de verschillen tussen de voorwaarden van het Amerikaanse model en de voorwaarden van het verdrag of de overeenkomst waarover de Amerikaanse antitrust-instanties bij het uitwisselen van informatie krachtens het verdrag of de overeenkomst tot dusver beschikten. De bijlage bij deze studie bestaat uit vijf tabellen. Tabel 1 is een algemene samenvatting die beschrijft welke lidstaten dergelijke overeenkomsten of verdragen hebben gesloten, en de ingangsdatum ervan. De overige tabellen schetsen per model en per lidstaat welke bepalingen van de verdragen en overeenkomsten voor deze studie van belang zijn: Tabel 2 voor memoranda van overeenkomst betreffende effecten, Tabel 3 voor verdragen inzake wederzijdse rechtshulp, Tabel 4 voor belastingverdragen, en Tabel 5 voor overeenkomsten voor wederzijdse bijstand op douanegebied. De informatie in deze tabellen vormt de basis voor de uiteenzettingen in deze nota, die de bepalingen in de modelverdragen en -overeenkomsten vergelijkt met de bepalingen in verdragen/overeenkomsten van de lidstaten. Deze studie is uitgebracht onder referentienummer ISBN 92-827-8470-3. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
400 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Beoordeling van de huidige en toekomstige overcapaciteit in de Europese automobielindustrie De Europese autofabrikanten en Japanse productiebedrijven in Europa hadden in 1996 een gezamenlijke productiecapaciteit van 18,1 miljoen auto's. Dat aantal is 5,2 miljoen hoger dan in 1995 en komt neer op een lage bezettingsgraad van 72,2%. Wordt de export daarvan afgetrokken en de import erbij opgeteld, dan resteert een overschot van 5,1 miljoen, een getal dat naar verwachting rond het jaar 2000 niet zal zijn afgenomen. In 1994 realiseerden de Amerikaanse autofabrikanten en productiebedrijven van buitenlandse herkomst een algehele bezettingsgraad van 92%, en zelfs 100% bij fabrieken die lichte vrachtwagens produceren. Het probleem is, dat de Europese overcapaciteit structureel van aard is. Wegens de hoge afvloeiingskosten en sociale verplichtingen kunnen bedrijven maar moeilijk worden gesloten. Amerikaanse autofabrikanten sloten de afgelopen 15 jaar daarentegen meer dan 30 assemblage- en onderdelenfabrieken. Tijdens de jaren van piekverkopen vóór 1993 vormde overcapaciteit in Europa een minder groot probleem. De hoge vaste lasten werden opgevangen door hoge prijzen en de breakeven-points werden kunstmatig gedrukt door opgedreven prijzen, waarvoor de klanten grif betaalden. Tijdens periodes met een geringe vraag, zoals de oliecrisis, gingen programma's voor staatssteun en kapitaalinjecties van overheidswege voor staatsbedrijven echter ook tegen dat de overcapaciteit onder dwang van de markt werd ingeperkt. Deze studie zal naar verwachting worden gepubliceerd.
Mededingingsbeleid en defensie-industrie Voornaamste elementen naar aanleiding van de studie: 1. Juridisch 1. 2.
3.
4.
In alle bestudeerde landen is het communautaire mededingingsrecht op het gebied van kartelvorming, misbruik van een machtspositie en concentraties volledig van toepassing op de defensie-industrie. Met uitzondering van de Verenigde Staten bestaan er wat betreft het mededingingsbeleid geen specifieke juridische regels voor de defensie-industrie. In de Verenigde Staten werden in 1994 specifieke en onverbindende richtlijnen ontwikkeld voor concentraties: deze dienen voornamelijk ter vastlegging van de rol van de minister van Defensie bij de beoordeling van transacties en ter precisering van de belangrijkste uitgangspunten die worden gebruikt bij de mededingingsanalyse voor de defensieindustrie (potentiële mededinging, "efficiencies", "failing company defence", oligopolie, enz). Het feit dat bepaalde rechtsregels afwijken van het mededingingsrecht, kan de toepassing van het mededingingsrecht op de defensie-industrie in bepaalde landen evenwel beperken. Dit geldt voor het “defensiegeheim”, dat in Frankrijk en Zweden tegenover de belangen van de mededingingsautoriteiten gesteld kan worden; in Frankrijk vallen bepaalde praktijken van de overheidsinstanties namelijk niet onder het privaatrecht en derhalve evenmin onder het mededingingsrecht, en in Zweden is het mededingingsrecht niet van toepassing wanneer een antimededingingspraktijk uit wetgeving voortvloeit. Overal waar de mededingingspraktijk wordt tegengewerkt, biedt wetgeving de mogelijkheid dit op grond van andere overwegingen te compenseren; dit geldt in ieder geval voor concentraties en tevens in sterke mate voor de defensie-industrie. Dat geldt voor Frankrijk met zijn technische en economische vooruitgang (overeenkomst) en zijn economische balans (concentratie), voor Duitsland (de minister
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STUDIES 401
5.
heeft de mogelijkheid een door het Bundeskartellamt uitgevaardigd verbod ongedaan te maken), voor het Verenigd Koninkrijk (algemeen belang en discretionaire bevoegdheid van de ministers), voor Zweden (algemeen belang) en voor de Verenigde Staten ("efficiencies", waarmee de “security claims” kunnen worden gelijkgesteld). De regeringen kunnen ook langs andere wegen dan het mededingingsrecht maatregelen treffen met betrekking tot de defensie-industrie: in Frankrijk en de Verenigde Staten wordt er toezicht gehouden op buitenlandse investeringen, voor de productie in Frankrijk en Zweden is een vergunning nodig en in Duitsland wordt de uitvoer streng gecontroleerd.
2. Praktisch 1.
2.
3.
Zowel op het gebied van concentraties als van kartelvorming definiëren de mededingingsautoriteiten de geografische markt nog steeds als nationale eenheden en hanteren zij nog steeds een zeer strikte omschrijving van de productmarkten. Alleen de Verenigde Staten hebben op het gebied van defensie het begrip productmarkt losgelaten en vervangen door het begrip project: in deze optiek wordt de mededinging beoordeeld op grond van de identificatie van bedrijven die op een aanbesteding kunnen inschrijven. Vele transacties (concentraties en kartelvorming) met betrekking tot de defensie-industrie worden door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd, eenvoudigweg omdat deze geen mededingingsproblemen opleveren. Dat geldt voor Duitsland, Zweden, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Voor het overige verschilt de praktijk per staat: a) in Frankrijk worden concentraties vaak niet beoordeeld vanuit mededingingsoogpunt. Zij worden overigens soms in gang gezet met instemming of zelfs steun van de overheid; de overheid kan verder ook zelf het initiatief tot dergelijke operaties nemen. Toch heeft de Raad Mededinging enkele zeldzame besluiten op het gebied van overeenkomsten genomen; b) volgens de consultants past Duitsland het mededingingsbeleid in de meest zuivere vorm op de defensie-industrie toe. Het verbod dat het Bundeskartellamt heeft uitgevaardigd in de zaak DaimlerBenz/MBB, wordt hiervan als voorbeeld genoemd. Toch werd deze operatie naderhand door de minister goedgekeurd, in ruil voor verplichtingen die weliswaar streng waren, maar niet toereikend bleken te zijn om alle mededingingsproblemen op te lossen, ook al liet genoemde minister zich hierbij niet leiden door overwegingen met betrekking tot het veiligheidsbeleid. Evenzo heeft het Bundeskartellamt onlangs de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming op het gebied van gevechtshelicopters goedgekeurd, waarbij het als reden aanvoerde dat deze onderneming op initiatief van vier staten was opgericht; c) de Zweedse autoriteiten hebben tot op heden alle overeenkomsten en concentraties binnen de defensie-industrie goedgekeurd, waarvan de meeste geen enkel mededingingsprobleem opleverden. Verscheidene mededingingsbeperkende overeenkomsten zijn echter slechts goedgekeurd omdat deze rechtstreeks of zijdelings uit wettelijke bepalingen voortvloeiden. Verder is een concentratie goedgekeurd zonder dat de mededingingsautoriteit toegang had gehad tot de delen van de markt die als “defensiegeheim” werden beschouwd; d) welk beleid in het Verenigd Koninkrijk gevoerd wordt, lijkt voor een belangrijk deel af te hangen van de verantwoordelijke minister. Bepaalde concentraties zijn, ook al leverden ze mededingingsproblemen op, niet voorgelegd aan de Monopolies & Mergers Commission, omdat zij betrekking hadden op de defensie-industrie. Voor andere operaties werden naast de criteria van de klassieke mededingingsanalyse ook argumenten gebruikt die te maken hadden met het veiligheidsbeleid,
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
402 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
het industriebeleid of met het feit dat een van de partijen bij de concentratie door de staat wordt gecontroleerd214; e) in de Verenigde Staten wordt bij de beoordeling van de concentraties rekening gehouden met de bijzondere situatie waarin deze bedrijfstak verkeert en met de moeilijkheden waarmee deze te kampen heeft; ook wordt het ministerie van Defensie zeer nauw bij deze beoordeling betrokken. In het algemeen worden concentraties niet verboden, maar er worden meestal wel een gedragscode of onoverkomelijke barrières gecreëerd om te voorkomen dat de overblijvende concurrenten worden weggedrukt, in het bijzonder voor verticale concentraties (1).
Stelsels van gedeeltelijke, tijdelijke of technische werkloosheid in de lidstaten De studie beschrijft en analyseert de nationale stelsels van alle lidstaten op grond waarvan gedeeltelijke werkloosheid en deeltijdwerk worden ondersteund. Gedeeltelijke werkloosheid of deeltijdwerk kunnen verschillende oorzaken hebben: overmacht (natuurramp, ongeval of technische storing), seizoenswisselingen (waaronder slecht weer), cyclische schommelingen, structurele problemen (herstructurering, structurele achteruitgang of sluiting). In al deze gevallen zijn de steunprogramma's niet alleen gunstig voor de werknemers die een uitkering ontvangen, maar ook voor de ondernemingen die daardoor geen ontslagpremies hoeven te betalen, hun ervaren arbeidskrachten weer aan het werk kunnen zetten zodra dat nodig is en geen nieuw personeel in dienst hoeven te nemen of in te werken. De volgende criteria worden gehanteerd voor de analyse van de verschillende stelsels in de lidstaten: - maatregelen die gunstig zijn voor de ondernemingen of de werknemers; - algemene of selectieve maatregelen; - maatregelen met een automatisch karakter of maatregelen die naar goeddunken op de steunverlening kunnen worden toegepast, met name wat betreft het goedkeuren van de steunverlening op zich of het bepalen van de duur en de hoogte van de steun. Op grond van deze criteria geeft de studie een eerste globale en vergelijkende analyse van de stelsels van alle lidstaten. Hieruit blijkt dat er in alle lidstaten dergelijke stelsels bestaan, met uitzondering van Zweden, en dat deze stelsels in de meeste gevallen wel een kenmerk hebben waardoor zij in verband zouden kunnen worden gebracht met staatssteun in de zin van artikel 92 van het EG-Verdrag. In een tweede deel worden alle bestaande stelsels uitvoerig beschreven en per lidstaat geanalyseerd. Tenslotte zijn er in de studie vergelijkende tabellen en financiële gegevens met betrekking tot elk van deze regelingen te vinden. Deze studie vormt een uitstekend hulpmiddel om de verschillende stelsels te onderzoeken in het licht van artikel 92 van het EG-Verdrag.
Studie naar het beheer van privatiseringsovereenkomsten door de Bundesanstalt für vereiningungsbedingte Sonderaufgaben (BvS) In de studie wordt onderzoek gedaan naar het contractbeheer (Vertragsmanagement) door de opvolgers van de Treuhandanstalt, de Beteiligungs-Management-Gesellschaft Berlin en de Bundesanstalt für vereinigungsbedingte Sonderaufgaben (BvS), van reeds gesloten privatiseringsovereenkomsten in OostDuitsland; deze vorm van beheer houdt niet slechts in dat er nagegaan wordt of overnemers van ondernemingen zich aan de voorwaarden van de privatiseringsovereenkomsten houden, maar behelst ook de toekenning van aanvullende financiële middelen aan de overnemer. Derhalve kunnen deze overeenkomsten zeer wel staatssteun vormen in de zin van artikel 92 van het EG-Verdrag.
214
Binnen de defensie-industrie bestaat er in deze staten geen mededingingspraktijk wat betreft kartelvorming. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
STUDIES 403
Uit de studie blijkt het belang van het Vertragsmanagement in relatie tot de EG-regelgeving, vooral na het vervallen van de beschikking van de Commissie van 1995 inzake de activiteiten van de Treuhandanstalt en de opvolgers daarvan, met onder andere de lagere drempels voor het aanmelden van steun voor afzonderlijke ondernemingen. Ondanks dat de overgang van een geleide economie naar een markteconomie moeilijker en trager blijkt te verlopen dan verwacht, is de Commissie van mening dat na 31.12.95 een speciale behandeling voor Oost-Duitsland niet langer gerechtvaardigd was. Derhalve moeten voor steun in OostDuitsland dezelfde criteria gehanteerd worden als voor steun aan andere delen van de Gemeenschap die voldoen aan de criteria van artikel 92, lid 3, sub a), van het EG-Verdrag. Op grond van onderzoeken over geheel 1995 kan, indien zich geen structurele verbeteringen voordoen, gesteld worden dat er in totaal misschien wel zo'n 1.800 gevallen van Vertragsmanagement zijn die staatssteun vormen. In de studie worden verschillende mogelijkheden en oplossingen aangereikt en besproken om DG IV in staat te stellen deze extra werklast aan te kunnen, zoals de goedkeuring van MKB-regelingen, de oprichting van een task-force, gestandaardiseerde aanmeldingsformulieren en een versnelde schriftelijke procedure van 15 dagen. In de studie wordt geconcludeerd dat de Commissie alle nodige maatregelen moet treffen om een snelle, flexibele en pragmatische reactie te kunnen geven wat betreft de verenigbaarheid van de maatregelen die de Duitse regering moet treffen om de huidige ontwikkeling in Oost-Duitsland niet in gevaar te brengen en tevens te zorgen voor een normale tenuitvoerlegging van de artikelen 92 en 93, van het EG-Verdrag in deze gevallen. Door de oprichting eind maart 1996 van de specifieke ad hoc task-force wordt een gedegen en nauwkeurig onderzoek van de verwachte extra gevallen gewaarborgd. Door met de Duitse regering overeenstemming te bereiken over het gebruik van een gestandaardiseerde vragenlijst uitgaande van de voorstellen van de studie, zal de Commissie snel besluiten kunnen nemen aangaande de verenigbaarheid van de maatregelen in kwestie, met uitzondering van steun die valt onder de specifieke Gemeenschapsregels die op bepaalde sectoren van toepassing zijn, en van “grote” gevallen waarvoor een afzonderlijke aanmelding is vereist (DG IV dient genoemde aanmelding te behandelen met inachtneming van de gangbare procedures). Volgens de studie zal de ontwikkeling van levensvatbare ondernemingen niet in gevaar komen.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 405
IX - Reacties op het XXVe Verslag A - Europees Parlement 1.
Resolutie over het XXVe Verslag over het mededingingsbeleid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (PB C 362 van 2.12.1996, blz. 135)
A4-0324/96 Resolutie over het 25ste verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid - 1995 (COM(96)0126) Het Europees Parlement, -
-
gelet op het 25ste verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid - 1995 (COM(96)0126 C4-0240/96), gelet op het discussiestuk van commissaris Van Miert over het beleid inzake staatssteun, het werkdocument van de diensten van de Commissie over het mededingingsbeleid en het mededingingsvermogen van de Europese industrie en het vierde rapport over staatssteun voor de industriële produktie en andere sectoren in de Europese Unie, gelet op het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid en het advies van de Commissie juridische zaken en rechten van de burger (A4-0324/96),
A. overwegende dat het mededingingsbeleid een belangrijk onderdeel van het industriebeleid is en dat beide vormen van beleid noodzakelijk zijn en elkaar moeten aanvullen, om de doelstellingen groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid en economische en sociale cohesie te kunnen verwezenlijken, B. overwegende dat het vrije spel van de marktkrachten alleen niet in staat is in een markt die niet volmaakt is, bepaalde prioritaire doelstellingen van de Europese Unie te bereiken, namelijk economische en sociale cohesie, een voldoende niveau van onderzoek en ontwikkeling, bescherming van het milieu, ontwikkeling van de KMO's en structurele aanpassingen, C. overwegende dat eerlijke mededinging en het streven naar gelijke kansen voor alle ondernemingen een absolute voorwaarde vormen voor de goede werking van de interne markt, D. overwegende dat theoretische analyse slechts gedeeltelijk als richtsnoer kan dienen bij het mededingingsbeleid, E. overwegende dat de Unie door de mondialisering van de handel voor belangrijke kansen en uitdagingen wordt geplaatst en dat het sluiten van strategische allianties die bedrijven moeten aangaan als zij doeltreffend willen concurreren, er niet toe mogen leiden dat de toegang van nieuwkomers op deze markten onnodig wordt bemoeilijkt, F. overwegende dat de toekenning van staatssteun in strijd met het EG-Verdrag contra-produktief werkt, de inefficiënte bedrijven begunstigt boven de efficiënte, de concurrentie tussen regio's en bedrijven verstoort, en een uitzonderlijk zware last voor de overheidsbegrotingen betekent,
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
406 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Mededingingsbeperkende afspraken en misbruik van een machtspositie 1. spreekt zijn vertrouwen uit in de Commissie, die doeltreffend en onpartijdig is opgetreden als toezichthoudende autoriteit voor de mededinging, zwaait haar met name lof toe voor het bestraffen van geheime prijskartels in 1995 en verzoekt haar met klem op deze weg door te gaan, gezien het voortbestaan van nationale of regionale praktijken die parallelhandel en distributie van produkten uit andere lid-staten beperken; 2. spreekt zijn bezorgdheid uit, gezien het aan de gang zijnde proces van privatiseringen, over het toenemen van de macht van bepaalde financiële en industriële kringen (de "harde kern"), die nadelig kan zijn voor de vrije concurrentie en voor de consument, alsmede over de strategische allianties in de sectoren energie en telecommunicatie, en verzoekt de Commissie haar statistieken zodanig te verfijnen dat daaruit de mate van de concentratie in multinationale richting van ondernemingen en industriële en financiële sectoren, in Europa en in de wereld, is af te lezen; 3. verzoekt de Commissie om, gezien het ingewikkelde karakter van de activiteiten die sommige financiële en industriële concerns in het bedrijfsleven uitoefenen, gedurende de behandeling van deze overeenkomsten en concentraties de betrekkingen en financiële banden van deze concerns af te bakenen, teneinde het negatieve effect van de operaties op de mededinging te beperken; 4. verzoekt de Commissie bij de bestudering van en de toestemming voor concentraties van communautaire dimensie de gevolgen ervan na te gaan voor de werkgelegenheid en de plaatselijke bedrijfsstructuur in de lid-staten die hierom verzoeken, overeenkomstig de richtsnoeren van het Witboek over concurrentie en werkgelegenheid; 5. dringt er bij de Commissie op aan er nauwlettend op toe te zien dat niet- Europese bedrijven geen misbruik maken van hun machtspositie op de interne markt voor bepaalde componenten, bijvoorbeeld door middel van prijsdiscriminatie ten nadele van Europese fabrikanten van produkten waarin die componenten essentieel zijn; 6. doet een beroep op de Commissie erop toe te zien dat de vorming van strategische allianties tussen bedrijven, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de industrie, er niet toe leiden dat andere bedrijven niet tot de betrokken markt kunnen doordringen; Doorzichtigheid en de mededingingsautoriteit 7. stelt een grote en gestadige toename vast van gevallen van overheidssteun alsook de groeiende complexiteit van de taak van de Commissie op het gebied van het mededingingsbeleid; verzoekt om toewijzing van meer middelen aan het ter zake bevoegde DG en om aandacht voor de verbetering van de structuur van de organisatie en voor toegang tot informatietechnologieën; 8. acht openheid, doorzichtigheid en democratische controle van het mededingingsbeleid van vitaal belang voor de algemene aanvaarding van het mededingingsbeleid; verwelkomt in verband hiermee de nieuwe informatieprocedure die tot stand is gebracht tussen het ter zake verantwoordelijke Commissielid en de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid van het Europees Parlement; 9. wijst nogmaals op het belang van de rol van de Commissie, hoedster van de Verdragen en vertegenwoordigster van het algemene belang van de Unie, voor de toepassing in alle onafhankelijkheid van de artikelen 85 tot en met 94 van het EG-Verdrag;
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 407
10. verwerpt derhalve categorisch het voorstel van de regering van de Bondsrepubliek Duitsland om een orgaan ad hoc te creëren dat bestaat uit door de lid-staten aangewezen vooraanstaande personen en dat onttrokken is aan elke verantwoordelijkheid en aan elke democratische controle, aangezien dit een groot risico van achteruitgang met zich meebrengt voor de reële coherentie en onafhankelijkheid van het communautaire mededingingsbeleid ten opzichte van de druk die op nationaal niveau wordt uitgeoefend; 11. verzoekt de Commissie de "vereenvoudiging" van de EU-wetgeving en de daarmee samenhangende procedures op het gebied van het mededingingsbeleid te versnellen, zodat een gunstig klimaat voor ondernemingen wordt gewaarborgd en echte concurrentie wordt vergemakkelijkt; Staatsmonopolies en monopolierechten (art. 37 en 90) 12. is van mening dat het welslagen van een liberalisatiebeleid veronderstelt dat het niveau van dienstverlening wordt verbeterd, hetgeen op zijn beurt veronderstelt dat de vereisten van de universele dienst, wat betreft kwaliteit van de dienstverlening, toegankelijkheid en kosten voor de gebruiker, van te voren nauwkeurig worden vastgelegd; 13. stelt vast dat de liberalisatie van een sector niet noodzakelijkerwijze de privatisering van de ondernemingen die belast zijn met de verlening van een dienst van algemeen belang, met zich mee hoeft te brengen of te verhinderen; is echter wel van mening dat, indien het eigendom van een bedrijf gedeeltelijk in handen blijft van de overheid, de regulerende autoriteit strikt gescheiden moet zijn van de autoriteit die verantwoordelijk is voor het uitoefenen van eigendomsrechten omdat anders een niet gewenste mededingingssituatie kan ontstaan; 14. is van oordeel dat toegankelijkheid, universaliteit en kwaliteit van de dienst belangrijke facetten zijn van de liberalisering van de markt; 15. pleit derhalve nogmaals voor wijziging van artikel 90, lid 2, van het EG- Verdrag, ten einde de instandhouding van de diensten van algemeen belang die onderworpen zijn aan de mededingingsregels te verzekeren, en dringt erop aan dat de begrippen "algemeen belang" of "dienst van algemeen belang" in alle essentiële sectoren worden opgenomen in de generieke artikelen van het Verdrag die betrekking hebben op gemeenschappelijk beleid en burgerschap; 16. beveelt opneming van een clausule over de universele beschikbaarheid van basisdiensten in artikel 3 van het Verdrag aan, ongeacht het feit of de verlener of producent van dergelijke diensten tot de openbare of particuliere sector behoort; Overheidssteun 17. verzoekt de Commissie gebruik te maken van alle mogelijkheden die het Verdrag haar biedt om de lid-staten te dwingen zich te houden aan hun verplichting tot tijdige kennisgeving van al hun subsidieplannen en om de verlening van subsidies waarvan de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt niet van tevoren is aangetoond, te verbieden; 18. is van oordeel dat de regels voor de toekenning van overheidssteun alsook de interne procedures van de Commissie voor het onderzoeken van gevallen van overheidssteun vereenvoudigd moeten worden opdat deze doeltreffender en doorzichtiger worden, en stelt het openen van een openbaar register voor van alle overheidssteun die door de instanties in alle lid-staten wordt toegekend, maar vindt dat dit in geen geval mag leiden tot een nieuwe nationalisering van het mededingingsbeleid; MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
408 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
19. verzoekt de Commissie de van toepassing zijnde regels betreffende steunmaatregelen van de staten rigoureus toe te passen en erkent dat bij de toewijzing van steunmaatregelen van de staten strikt de hand moet worden gehouden aan het bepaalde in artikel 92 van het EG-Verdrag, teneinde vervalsing van de concurrentie tussen de lid-staten, met name in de luchtvaart, te voorkomen; 20. verzoekt de Commissie bij de planning van haar diensten niet alleen vereenvoudigde procedures in te voeren, maar haar inspanningen vooral ook te richten op de controle van de steunmaatregelen die haar ter kennis zijn gebracht, en in het algemeen naar middelen te zoeken om de toegang tot steunmaatregelen en de kennis daaromtrent van de KMO's, met name in de minder ontwikkelde gebieden, te verbeteren; 21. stelt vast dat de artikelen 92 en 93 van het Verdrag van toepassing zijn op de steunmaatregelen in de vorm van overheidsgaranties die bepaalde financiële instellingen verlenen aan ondernemingen en die niet ter kennis van de Commissie worden gebracht; 22. wijst ten aanzien van innovatie-, milieu- en werkgelegenheidsproblemen op het belang van duidelijk gedefinieerde uitzonderingsbepalingen; 23. verzoekt de Commissie om een herziening, bijwerking en compilatie van de wettelijke voorschriften voor staatssteun en om door middel van meer doorzichtigheid en begrip bij te dragen tot verduidelijking van de mogelijkheden en grenzen van regionale, respectievelijk nationale op de werkgelegenheid gerichte maatregelen tot bevordering van de economie en de technologie; 24. verzoekt de Commissie om na te gaan of in de ¨de-minimis-regel' aan de hand van objectieve criteria, zoals het aandeel van gesubsidieerde MKB in een sector, de hoogte van het vrijgestelde steunbedrag variabel gemaakt kan worden, zodat toekomstige steunmaatregelen, zoals de Franse steunmaatregel C3/96 aan de onderneming SFMI-Chronopost215, niet langer zullen leiden tot een kunstmatige verbetering van de concurrentiekracht van de gesubsidieerde sector ten opzichte van de equivalente sector in andere EU-landen; 25. wijst erop dat de Commissie, die het geven van beleidsrichtsnoeren voortzet, meer doorzichtigheid kan bereiken door het formaliseren en publiceren van de procedures voor de evaluatie van de steun en door derde partijen - zowel de steunontvangers als hun concurrenten - meer bij het proces te betrekken; merkt op dat de afdwingbaarheid verbeterd kan worden door een grotere aanwending van de bestaande bevoegdheden van de Commissie jegens lid-staten, zowel ten aanzien van de verplichting om kennis te geven van overheidssteun als van de opschorting en terugbetaling van illegale steun; 26. verzoekt de Commissie om met betrekking tot de evaluatie van overheidssteun de behoefte aan nieuwe instrumenten te onderzoeken - zoals een procedurele reglementering - naar analogie met de EG-richtlijn "fusies", met het doel formele procedures op te zetten voor aanvragen en goedkeuring van steun en voor klachtenprocedures voor derde partijen; 27. verzoekt de Commissie de problemen te bestuderen waarmee derde partijen geconfronteerd worden bij het aanspannen van procedures bij nationale rechtbanken in gevallen van overheidssteun en zou het nuttig vinden indien een overzicht werd gemaakt van de ervaringen in de gehele Europese Unie; verzoekt de Commissie met klem het uitwerken van een "richtlijn rechtsmiddelen" te overwegen als volgende stap om ervoor te zorgen dat de lid-staten de regels inzake overheidssteun beter naleven en om de procedures voor het aanspannen van rechtszaken bij de nationale rechtbanken te vereenvoudigen;
215
PB C 206 van 17.7.1996, blz. 3. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 409
28. betreurt dat de communautaire controle op de overheidssteun niet zo strikt is als die op de steunmaatregelen van de structuurfondsen en er geen rekening wordt gehouden met de doelstellingen waarvoor de steun wordt verleend, met name wat het behoud en/of de schepping van werkgelegenheid betreft; verzoekt derhalve de Commissie het controlebeleid voor de overheidssteun aan te passen aan de reeds bestaande voorzieningen en controlemaatregelen van de regionale fondsen en dat DG IV en DG XVI hiertoe goed worden gecooerdineerd, teneinde de samenhang van de communautaire beleidsmaatregelen te waarborgen; 29. stelt met bezorgdheid vast dat er sprake is van groter wordende verschillen tussen de centrale en de perifere regio's in samenhang met de uitbreiding van de overheidssteun voor ondernemingen, een ontwikkeling die niet in overeenstemming is met de cohesiedoelstelling; 30. wijst met nadruk op de doelstelling betreffende convergentie tussen de steunniveaus van de verschillende lid-staten, gezien de enorme verschillen waarvan momenteel sprake is, niet alleen qua volume maar ook qua ontwikkeling; 31. ondersteunt de doelstelling betreffende vermindering van de steunintensiteit voor wat betreft de voor subsidie in aanmerking komende kosten en wenst informatie betreffende de werkelijke intensiteit (steun voor voor subsidie in aanmerking komende investeringen), een vergelijking van de situatie in de verschillende lid-staten en informatie over de toepassing van communautaire kredieten; 32. acht het van belang inzicht te krijgen in de "kruis"-effecten van horizontale steun en regionale steun met betrekking tot de concurrentie in bepaalde sectoren, en wenst dat er sprake is van een aanmeldingsverplichting voor alle belangrijke gevallen van steunverlening en dat door de Europese Commissie duidelijke horizontale criteria worden vastgesteld; 33. is bezorgd over de problemen die de "cohesie"-landen, met uitzondering van Ierland, in tegenstelling tot de meer welvarende landen hebben bij de volledige benutting van hun regionale maxima, een ontwikkeling die nog zal worden versterkt door de inspanningen in het kader van hun convergentieprogramma's met het oog op de EMU; 34. wenst derhalve dat in het kader van de horizontale maatregelen correctiemechanismen voor intensieve kapitaalsteun worden ingevoerd, en dat convergentiedoelstellingen worden vastgesteld alsmede een tijdschema voor vermindering van de steun tot het communautaire gemiddelde in termen van toegevoegde waarde en per werknemer; 35. acht het ongewenst dat de omvang van het KMO's met het oog op het in aanmerking komen voor het beleid inzake overheidssteun buiten verhouding wordt vergroot en dat de voordelen voor gesteunde gebieden ook worden aangewend voor het MKB in niet gesteunde gebieden; 36. wijst erop dat het mededingingsbeleid niet alleen ten uitvoer moet worden gelegd op basis van duidelijke en doorzichtige regels, maar ook gebaseerd moet worden op de observatie van de manier waarop "echte" mededingingsgevechten worden geleverd; dit houdt zorgvuldige overweging in van het gewicht dat aan potentieel tegenstrijdige doelstellingen moet worden gegeven, zoals: -
adequate omvang van de ondernemingen en handhaving van binnenlandse mededinging; verhouding tussen mededinging en samenwerking; rechtstreekse buitenlandse investeringen en controle over de belangrijkste technologieën;
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
410 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
benadrukt dat een bevredigend samengaan van deze doelstellingen alleen kan worden bereikt door een gedetailleerde analyse van de situatie in elke sector en een grotere onderlinge afstemming tussen het mededingingsbeleid en het industriebeleid; 37. wijst erop dat de ontwikkeling van een gezonde MKB-sector een bijzonder genuanceerde en subtiele benadering van het mededingingsbeleid vereist; de overheidsinstanties moeten ervoor zorgen dat de KMO's toegang hebben tot de markten, maar dit is niet voldoende; er is een beleid voor de ontwikkeling van het MKB nodig; een dergelijk beleid kan soms onverenigbaar zijn met de beginselen van het mededingingsbeleid; firma's die een dominerende positie hebben, kunnen ook een rol spelen bij de ontwikkeling van het MKB; MKB's worden vaak opgezet door voormalige werknemers van deze firma's; bovendien steunen MKB's vaak op nauwe betrekkingen met ten minste één grote firma; uit het succes van regionale economieën blijkt ook dat MKB's gedijen in een netwerk van samenwerking tussen firma's en dat in sommige gevallen een zekere mate van lokale preferentie kan bijdragen tot hun succes; 38. verzoekt de Commissie op grond van artikel 130B van het Verdrag voorstellen te doen betreffende het mededingingsbeleid en de economische en sociale samenhang; 39. verzoekt de Commissie een mededeling te publiceren die haar verslag over de verzekering van de energievoorziening in de Europese Unie en de subsidies in de energiesector actualiseert, en in 1997 een samenhangend en niet-discriminerend communautair kader voor te stellen dat de overheidssteun voor de gehele energiesector regelt, rekening houdende met een verzekerde voorziening en met de sociale en regionale aspecten; verzoekt de Commissie ook na 2002 de steuncode ten behoeve van de staalsector overeenkomstig besluit 3855/91 EGKS strikt voort te zetten en nieuwe afwijkingen van artikel 95 van het Verdrag te vermijden; 40. verzoekt de Commissie een verslag op te stellen over de gevolgen voor het concurrentievermogen van de Europese ijzer- en staalondernemingen van de controle op akkoorden en fusies van ondernemingen in het algemene kader van het EG-Verdrag en met name te analyseren of het verschijnen van nieuwe concurrenten en de ontwikkeling van alle in de sector werkzame ondernemingen in voldoende mate mogelijk is; 41. is van mening dat in het specifieke geval van de scheepvaartindustrie het beleid van de belangrijkste derde landen met betrekking tot de overheidssteun voor deze sector vereist dat de Gemeenschap geen verandering aanbrengt in het niveau van de thans van kracht zijnde steun, zolang de OESO-overeenkomst betreffende steun voor de scheepsbouw niet door alle overeenkomstsluitende partijen is geratificeerd; 42. is uiterst bezorgd over de omvang van de steun aan de zeer gevoelige sector bankwezen en financiën; verzoekt de Commissie de regels inzake de toekenning van overheidssteun strikt toe te passen op deze sector; Coördinatie met andere communautaire beleidsterreinen 43. wijst erop dat de optimalisering van het mededingingsbeleid besproken moet worden in de context van verenigbaarheid met de doelstellingen van aanverwante beleidsinstrumenten, d.w.z. industriebeleid, internemarktbeleid en handelsbeleid; 44. beseft dat de Commissie het centrum vormt van het communautaire beleid in de sectoren mededinging, industrie, handel en interne markt en dat zij als zodanig waarschijnlijk in staat is een oplossing te vinden voor het probleem van de cooerdinatie tussen deze beleidsterreinen en tussen de verschillende
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 411
besluitvormingsniveaus, alsook het probleem van onvoldoende doorzichtigheid van de schakels tussen deze vier beleidsterreinen; 45. dringt in verband hiermee aan op grotere samenwerking tussen de ter zake bevoegde Commissiediensten, die het beste kan worden gewaarborgd door de oprichting van een speciale dienst binnen de Commissie die de taak moet krijgen om de kosten en baten te evalueren in verband met het uitstippelen en uitvoeren van het beleid in deze vier sectoren, met inbegrip van het werkgelegenheidsaspect, en om aanbevelingen voor de Commissie op te stellen die aan het Europees Parlement en de Raad moeten worden voorgelegd in de vorm van een jaarlijks verslag over de cooerdinatie van dit beleid; 46. is in verband hiermee van mening dat het beleid op deze terreinen, dat gericht is op het waarborgen van een competitieve geïntegreerde markt, in principe moet worden getemperd door de communautaire doelstelling van handhaving van de sociale samenhang: Internationale condities 47. verzoekt de Commissie te analyseren in hoeverre de akkoorden, samenwerkingsverbanden, fusies en andere vormen van samenwerking die momenteel ontstaan, zowel in de Europese Unie als op wereldniveau, invloed hebben op de mededinging en op het concurrentievermogen van de Europese industrie; 48. dringt er bij de Commissie op aan dat zij bij de toepassing van de communautaire voorschriften inzake overheidssteun rekening houdt met de internationale bepalingen, opdat de communautaire industrie niet op onterechte wijze wordt benadeeld, en zet zich nadrukkelijk in voor een informatieplicht van de Commissie jegens het bedrijfsleven, met name de KMO's, over mededinging verstorende handelspraktijken en eventuele anti-dumpingsmaatregelen; 49. verzoekt de Commissie zich actief ervoor in te zetten dat sociale en ecologische minimumnormen een onderdeel worden van internationale overeenkomsten; 50. steunt de inspanningen met betrekking tot samenwerking tussen DG IV en de mededingingsautoriteiten in derde landen en andere internationale organisaties; verzoekt tegelijkertijd om intensivering van de bilaterale samenwerking tussen de EU en de landen van Latijns-Amerika, het Middellandse-Zeegebied, Azië en China en wenst dat deze inspanningen worden versterkt, om tot een internationaal mechanisme te komen voor de samenwerking tussen de voor de mededinging verantwoordelijke autoriteiten dat de toepassing van mededingingsnormen op internationaal niveau garandeert en een excessieve discrepantie tussen de communautaire regels en die van derde landen voorkomt; 51. verlangt nadrukkelijk initiatieven van de Commissie met het oog op het opstellen van een internationale mededingingsregeling met anti-trust- elementen en juridische procedures in het kader van de Wereldhandelsorganisatie; 52. verzoekt de Commissie een verslag op te stellen over de wijzigingen die moeten worden aangebracht in het mededingingsbeleid met het oog op de uitbreiding tot de landen van Midden- en Oost-Europa; 53. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
412 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
2. Antwoord op de ontwerp-resolutie van het Parlement over het XXVe Verslag over het Mededingingsbeleid Rapporteur: DE HEER GARCIA ARIAS PE nr.: A4-0324/96 Datum van aanneming van de resolutie: 13 november 1996 Betreft: Antwoord op de ontwerp-resolutie van het Parlement over het XXVe verslag over het concurrentiebeleid Korte samenvatting van de inhoud van de resolutie: In de resolutie worden alle belangrijke punten van het XXVe verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid behandeld. Het Parlement: -
stelt een grote en gestage toename vast van gevallen van overheidssteun alsook de groeiende complexiteit van de taak van de Commissie op het gebied van het mededingingsbeleid; spreekt zijn vertrouwen uit in de Commissie, die doeltreffend en onpartijdig is opgetreden als toezichthoudende autoriteit voor de mededinging; is het in grote lijnen eens met de Commissie wat de tenuitvoerlegging van het mededingingsbeleid betreft en deelt op een aantal punten haar bezorgdheid over de toekomstige ontwikkelingen.
Analyse van de tekst en van de verzoeken van het Parlement: Mededingingsbeperkende afspraken en misbruik van een machtspositie 1. Het Parlement spreekt zijn vertrouwen uit in de Commissie, die doeltreffend en onpartijdig is opgetreden als toezichthoudende autoriteit voor de mededinging, zwaait haar met name lof toe voor het bestraffen van kartels en verzoekt haar op deze weg door te gaan, gezien het voortbestaan van nationale of regionale praktijken die parallelhandel en distributie van producten uit andere Lid-Staten beperken. De Commissie is verheugd over het vertrouwen dat zij van het Parlement krijgt en verbindt zich er uiteraard toe voort te gaan op de door haar ingeslagen weg van een strengere controle op concurrentiebeperkende praktijken in de interne markt. 2. Het Parlement spreekt, gezien het aan de gang zijnde proces van privatiseringen, zijn bezorgdheid uit over het toenemen van de macht van bepaalde financiële en industriële kringen (de “harde kern”), die nadelig kan zijn voor de vrije concurrentie en voor de consument, alsmede over de strategische allianties in de sectoren energie en telecommunicatie, en verzoekt de Commissie haar statistieken zodanig te verfijnen dat daaruit de mate van de concentratie in multinationale richting van ondernemingen en industriële en financiële sectoren, in Europa en in de wereld, is af te lezen; De Commissie deelt de bezorgdheid van het Parlement over de mate van concentratie van het aanbod, ongeacht of deze het resultaat is van strategische allianties of van fusies, met name in sectoren die pas onlangs zijn geliberaliseerd. Zij is overigens, zowel via haar controle op concentraties (de zaken MSG Media Service, Nordic Satellite en RTL/Veronica/Endemol in de sector telecommunicatie en media; de zaken British Airways/TAT, Swissair Air/Sabena op het gebied van het luchtvervoer, om enkele voorbeelden te geven), als via de controle die zij uit hoofde van artikel 85 van het Verdrag uitoefent op strategische MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 413
allianties (bv.: de zaken British Telecom, MCI en Atlas in de sector telecommunicatie en media; de zaak Lufthansa/SAS op het gebied van het luchtvervoer en de zaak Eurotunnel op het gebied van het spoorwegvervoer). De Commissie houdt nu reeds, wanneer dit gepast is, bij haar evaluatie van de desbetreffende markt, rekening met de concentratie op mondiaal niveau. 3. Gezien het complexe karakter van de activiteiten die sommige financiële en industriële concerns in het bedrijfsleven uitoefenen verzoekt het Parlement de Commissie om, gedurende de behandeling van deze overeenkomsten en concentraties de betrekkingen en financiële banden van deze concerns na te gaan, om het negatieve effect van de operaties voor de mededinging te beperken; Ten aanzien van de concentraties kan met het begrip zeggenschap, dat in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 wordt omschreven en dat berust op het onderzoek van de relevante juridische en feitelijke elementen, aan de wens van het Parlement worden voldaan. De Commissie bestudeert in de dagelijkse praktijk daarom alle bijzonderheden van onderlinge deelnemingen, minderheidsparticipaties en de financiële banden die tussen ondernemingen kunnen bestaan om hieruit de nodige conclusies op het gebied van de mededinging te trekken. Wanneer een financiële of industriële groep een volledige of gezamenlijke, juridische of feitelijke zeggenschap uitoefende over een andere economische entiteit, gaat het wat de toepassing van de concurrentieregels betreft om één enkele entiteit. In deze situatie worden deze concerns dus, zowel voor de beoordeling van hun overeenkomsten als voor de fusies, als één enkele entiteit beschouwd. Wanneer er geen zeggenschap was, maar een minderheidsdeelneming in het kapitaal van andere ondernemingen of persoonlijke relaties bij de vertegenwoordiging op het niveau van de Raad van Bestuur of andere bestuursorganen van de onderneming, houdt de Commissie hiermee rekening bij het onderzoek van de overeenkomsten hetzij uit hoofde van de artikelen 85 en 86 hetzij wanneer het concentraties betreft, indien de minderheidsdeelnemingen of de persoonlijke relaties een samenwerkingsstructuur tussen concurrenten in het leven zouden roepen die het gedrag van deze ondernemingen zou kunnen beïnvloeden. 4. Het Parlement verzoekt de Commissie bij de bestudering van en de toestemming voor concentraties van communautaire dimensie de gevolgen ervan na te gaan voor de werkgelegenheid en de plaatselijke bedrijfstructuur in de Lid-Staten die hierom verzoeken, overeenkomstig de richtsnoeren van het Witboek over concurrentie en werkgelegenheid. De beoordeling van concentraties is allereerst gebaseerd op een analyse van de concurrentie. Niettemin is de Commissie van oordeel dat, zoals in de arresten van het Gerecht van eerste aanleg van 24 april 1995 in de zaken T-96/92 en T-12/93 wordt gesteld, de prioriteit die aan de analyse van de concurrentie wordt verleend in sommige gevallen is te verenigen met het in aanmerking nemen van de sociale gevolgen van een concentratie, wanneer deze van dien aard zijn, dat zij de verwezenlijking van de in artikel 2 van het Verdrag bedoelde sociale doelstellingen in gevaar brengen. Overeenkomstig de dertiende overweging van de concentratieverordening moet de Commissie “bij haar beoordeling uitgaan van het algemene kader van de verwezenlijking van de in artikel 2 van het Verdrag bedoelde fundamentele doelstellingen, inclusief de versterking van de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap als bedoeld in artikel 130A van het Verdrag”. 5. Het Parlement dringt er bij de Commissie op aan er nauwlettend op toe te zien dat niet-Europese bedrijven geen misbruik maken van hun machtspositie op de interne markt voor bepaalde componenten, bijvoorbeeld door middel van prijsdiscriminatie ten nadele van de Europese fabrikanten van producten waarin die componenten essentieel zijn; MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
414 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Artikel 86 van het Verdrag (misbruik van machtspositie) is zonder onderscheid van toepassing op Europese en niet-Europese ondernemingen, voorzover deze op het grondgebied van de Unie actief zijn. 6. Het Parlement doet een beroep op de Commissie erop toe te zien dat de vorming van strategische allianties tussen bedrijven, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de industrie, er niet toe leiden dat andere bedrijven geen toegang tot de desbetreffende markt krijgen; Bij haar onderzoek van fusies in het kader van Verordening (EEG) nr. 4064/89 of bij haar onderzoek naar overeenkomsten uit hoofde van artikel 85 van het EG-Verdrag waakt de Commissie ervoor dat deze overeenkomsten niet afsluiting van een markt of een verminderde doeltreffendheid tot gevolg hebben. Waar het fusies betreft, moet worden nagegaan of de fusie op de betrokken markt geen machtspositie in het leven roept of versterkt. Wanneer het een alliantie betreft zou, indien deze onder artikel 85, lid 1 zou vallen, derhalve moeten worden nagegaan of aan de voorwaarden voor een afwijking op grond van artikel 85, lid 3, is voldaan. Dit houdt in dat de overeenkomst in kwestie moet bijdragen tot de verbetering van de technische en economische vooruitgang, maar dat er daarbij ook voor moet worden gezorgd dat een billijk gedeelte van de eruit voortvloeiende voordelen aan de gebruikers toekomt. Van de beperkende elementen van de overeenkomst moet echter worden aangetoond dat zij onmisbaar zijn; zij mogen de ondernemingen niet de mogelijkheid geven voor een aanzienlijk deel van de producten in kwestie de concurrentie uit te schakelen. Door met deze elementen rekening te houden kan ervoor worden gezorgd dat, na een fusie of het van start gaan van andere vormen van samenwerking, een daadwerkelijke concurrentie voor alle bedrijven in stand blijft. Doorzichtigheid en de mededingingsautoriteit 7. Het Parlement stelt een grote en gestadige toename vast van gevallen van overheidssteun alsook de groeiende complexiteit van de taak van de Commissie op het gebied van het mededingingsbeleid; het verzoekt om toewijzing van meer middelen aan het terzake bevoegde DG en om aandacht voor de verbetering van de structuur van de organisatie en voor toegang tot informatietechnologieën; De Commissie neemt kennis van de mening van het Parlement over de toename van de hoeveelheid werk van de Commissie op het gebied van het mededingingsbeleid. 8. Het Parlement acht openheid, doorzichtigheid en democratische controle van het mededingingsbeleid van vitaal belang voor de algemene aanvaarding van het mededingingsbeleid; het verwelkomt in verband hiermee de nieuwe informatieprocedure die tot stand is gebracht tussen het terzake verantwoordelijke Commissielid en de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid van het Europees Parlement; Het beleid van de Commissie is erop gericht haar procedures zo doorzichtig mogelijk te maken en alle belanghebbenden bij de gepaste fasen van het besluitvormingsproces te betrekken, zoals blijkt uit het feit dat zij in toenemende mate gebruik maakt van groenboeken. In feite brengt de Commissie - voor zover de haar ter beschikking staande middelen het mogelijk maken - de dialoog over de hoofdlijnen van haar beleid op gang met alle sociale partners die dit wensen. Daarnaast worden laatstgenoemden verzocht om een reactie op de ontwerp-mededelingen en wetgevingsteksten die de Commissie in het kader van de raadplegingsprocedure publiceert.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 415
9. Het Parlement wijst nogmaals op het belang van de rol van de Commissie, hoedster van de Verdragen en vertegenwoordigster van het algemeen belang van de Unie, voor de toepassing in alle onafhankelijkheid van de artikelen 85 tot en met 94 van het EG-Verdrag. De Commissie is verheugd over de steun van het Parlement. 10. Het Parlement verwerpt derhalve categorisch het voorstel van de regering van de Bondsrepubliek Duitsland om een orgaan ad hoc te creëren dat bestaat uit door de Lid-Staten aangewezen vooraanstaande personen en dat onttrokken is aan elke verantwoordelijkheid en aan elke democratische controle, aangezien dit een groot risico van achteruitgang met zich meebrengt voor de reële coherentie en onafhankelijkheid van het communautaire mededingingsbeleid ten opzichte van de druk die op nationaal niveau wordt uitgeoefend; De Commissie is verheugd over de steun van het Parlement. 11. Het Parlement verzoekt de Commissie de “vereenvoudiging” van de EU-wetgeving en de daarmee samenhangende procedures op het gebied van het mededingingsbeleid te versnellen, zodat een gunstig klimaat voor ondernemingen wordt gewaarborgd en echte concurrentie wordt vergemakkelijkt; De Commissie schaart zich achter het Europees Parlement in zijn streven naar vereenvoudiging van de concurrentieregels die voor de ondernemingen gelden en naar een versnelling van de procedures op dit gebied. Zij heeft al concrete maatregelen getroffen om dit doel te verwezenlijken. Met de vaststelling van de nieuwe vrijstellingsverordening voor overeenkomsten betreffende de overdracht van technologie heeft zij twee voorgaande verordeningen, die betrekking hadden op respectievelijk, octrooilicenties en knowhowlicenties, tot één enkel rechtsinstrument samengebracht en aldus voor de ondernemingen de toepassing van het Gemeenschapsrecht op een voor hun activiteiten in economisch opzicht zeer belangrijk gebied vergemakkelijkt. De herziening van de verordening van de Raad betreffende de controle op concentratieovereenkomsten, zoals voorgesteld door de Commissie, moet ook in aanzienlijke mate bijdragen tot vereenvoudiging van de thans geldende regels. Gemeenschappelijke ondernemingen met het karakter van een samenwerkingsverband, die aan alle kenmerken van een op de markt opererende onderneming voldoen, zouden namelijk volgens dezelfde procedure worden behandeld als gemeenschappelijke ondernemingen met het karakter van een concentratie. Op deze wijze zou men de moeilijkheden op het gebied van interpretatie en afbakening voorkomen die het gevolg zijn van het feit dat voor hetzelfde economische fenomeen twee parallelle procedures bestaan. Daarnaast doet de Commissie inspanningen om haar administratieve procedures aan te passen aan de vereisten van een concurrentiebeleid dat zowel dynamischer is als meer rekening houdt met de legitieme belangen van de ondernemingen. Om dit probleem te kunnen oplossen moet echter een doorzichtig rechtskader in het leven worden geroepen dat voldoende flexibel is om de marktdeelnemers de mogelijkheid te geven hun potentieel ten volle te ontwikkelen. De Commissie overweegt verscheidene maatregelen om in deze behoefte te voorzien. Een daarvan is de nieuwe mededeling over de samenwerking met de autoriteiten van de Lid-Staten, die de basis zal vormen voor een meer gedecentraliseerde toepassing van het Gemeenschapsrecht en waardoor in zeer ruime mate zaken zonder werkelijke communautaire dimensie niet langer ten laste van de Commissie zullen komen. Ditzelfde streven is ook bepalend voor onze werkzaamheden ten aanzien van de herziening van de mededeling over zaken van geringe betekenis. Ook door de hervorming van vier groepsvrijstellingsverordeningen waarvan de geldigheidsduur eind 1997 afloopt, zal het klimaat voor het MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
416 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
bedrijfsleven worden verbeterd en zullen hierdoor de voorwaarden voor de ontwikkeling van een nog dynamischer en doeltreffender concurrentie ontstaan. Staatsmonopolies en monopolierechten (artikelen 37 en 90) 12. Het Parlement is van mening dat het welslagen van een liberalisatiebeleid veronderstelt dat het niveau van dienstverlening wordt verbeterd, hetgeen op zijn beurt veronderstelt dat de vereisten van de universele dienst, wat betreft de kwaliteit van de dienstverlening, toegankelijkheid en kosten voor de gebruiker, van tevoren nauwkeurig worden vastgelegd; Hoewel de Commissie erop wijst dat de verantwoordelijkheid op dit gebied hoofdzakelijk bij de Lid-Staten blijft berusten, kan zij alleen maar instemmen met de noodzaak tegelijk met de liberaliseringsmaatregelen ook de minimumvereisten van een universele dienst vast te leggen die voor alle burgers van de Unie tegen betaalbare prijzen toegankelijk moet zijn. Dit is precies de invalshoek die de Commissie bij haar liberaliseringsbeleid altijd heeft bepleit, met name in de sectoren telecommunicatie en post. Deze benadering is in de mededeling van 11 september 1996 over diensten van algemeen belang in Europa opnieuw uiteengezet. 13. Het Parlement steunt de opvatting dat de liberalisatie van een sector niet noodzakelijkerwijze hoeft te betekenen privatisering van de ondernemingen die belast zijn met de verlening van een dienst van algemeen belang, het is niettemin van oordeel dat wanneer een onderneming gedeeltelijk aan de Staat toebehoort, de wetgevende autoriteit strikt gescheiden moet zijn van de autoriteit die verantwoordelijk is voor de uitoefening van hun eigendomsrechten, teneinde ongewenste gevolgen voor de concurrentie te voorkomen; De Commissie deelt de mening van het Parlement en deelt het Parlement mee dat zijn wens al in het huidige beleid van de Commissie wordt uitgevoerd. 14. Het Parlement is van oordeel dat toegankelijkheid, universaliteit en kwaliteit van de dienst belangrijke facetten zijn van de liberalisering van de markt; (zie punt 12) 15. Het Parlement pleit derhalve nogmaals voor wijziging van artikel 90, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, teneinde de instandhouding van de diensten van algemeen belang die onderworpen zijn aan de mededingingsregels te verzekeren, en dringt erop aan dat de begrippen “algemeen belang” of “dienst van algemeen belang” in alle essentiële sectoren worden opgenomen in de generieke artikelen van het Verdrag die betrekking hebben op gemeenschappelijk beleid en burgerschap. Zoals zij in haar mededeling van 11 september 1996 over diensten van algemeen belang in Europa duidelijk heeft uitgelegd, is de Commissie ervan overtuigd dat er in het kader van de bestaande communautaire regelgeving in alle opzichten voor kan worden gezorgd dat de liberalisatie en de openbare dienst met elkaar verenigbaar zijn. In het Verdrag, met name in artikel 90, lid 2, is nu gezorgd voor een evenwicht tussen de nationale doelstellingen op het gebied van overheidsdiensten en de communautaire integratiedoelstellingen. Een wijziging van artikel 90 van het Verdrag zou derhalve geenszins beantwoorden aan de werkelijke behoeften inzake bescherming van de openbare dienst. Integendeel, het gevaar bestaat dat door een dergelijke wijziging sommige marktpartijen in belangrijke sectoren van de Europese economie aan iedere communautaire controle zouden worden onttrokken, waarbij een situatie zou ontstaan van oneerlijke concurrentie tussen marktpartijen uit verschillende Lid-Staten of tussen marktpartijen van de particuliere en de openbare sector of het concurrentievermogen van de Europese industrie zou worden ondermijnd. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 417
De Commissie is het er zeker mee eens dat minimumverplichtingen voor universele diensten moeten worden vastgelegd die voor alle burgers van de Unie tegen redelijke prijzen toegankelijk moeten zijn. Men mag daarbij echter niet uit het oog verliezen dat dit alleen zin heeft in het licht van de omstandigheden in iedere sector op elk specifiek ogenblik. Het begrip “universele dienst” is uit de aard der zaak evolutief en sectorgebonden. Definiëring van de universele dienst moet daarom gebeuren in het kader van richtlijnen en niet in het Verdrag. 16. Het Parlement beveelt opneming aan van een clausule over de universele beschikbaarheid van basisdiensten in artikel 3 van het Verdrag, ongeacht het feit of de verlener of producent van dergelijke diensten tot de openbare of de particuliere sector behoort; De Commissie wijst erop dat in de Gemeenschapsverdragen rechten slechts kunnen worden erkend voor zover zij betrekking hebben op communautaire beleidsmaatregelen en bevoegdheden. In de huidige stand van zaken is eenieder het erover eens dat de bevoegdheden voor openbare diensten aan de Lid-Staten moeten blijven behoren, waarbij de rol van de Gemeenschap er hoofdzakelijk toe beperkt blijft dat zij erop toeziet dat de nationale doelstellingen niet in botsing komen met het communautaire streven naar integratie. Het is derhalve volledig onlogisch om een dergelijk “recht” in het Verdrag te willen opnemen zonder terzelfder tijd de Gemeenschapsinstellingen de bevoegdheden en de financiële middelen te geven om op de naleving ervan toe te zien. Niettemin betekent het feit dat de verantwoordelijkheid voor de openbare diensten in hoofdzaak bij de Lid-Staten berust niet dat de Gemeenschap niet een positieve rol heeft te vervullen bij de ontwikkeling van de openbare dienst. Zoals de Commissie in haar mededeling van 11 september uiteenzette, dragen talrijke communautaire initiatieven die in het kader van bestaande bevoegdheden zijn genomen er reeds op positieve wijze toe bij dat - parallel met de Lid-Staten - de doelstellingen op het gebied van de openbare diensten worden bereikt. Dit geldt voor de sectoriële initiatieven waarmee wordt beoogd een minimumniveau van universele dienst voor alle burgers van de Unie te waarborgen. Dit geldt tevens voor talrijke maatregelen die op het gebied van milieubeheer, consumentenbescherming en transeuropese netwerken zijn genomen. De Commissie heeft zich ertoe verbonden deze initiatieven voort te zetten en heeft zich er voorstander van betoond deze toezegging in concrete daden om te zetten door opneming in artikel 3 van een letter “u” (“een bijdrage aan de bevordering van diensten van algemeen belang”). Dit voorstel zou de geleidelijke ontwikkeling van communautaire initiatieven op het gebied van de openbare dienst mogelijk maken zonder af te stappen van de verdeling van de bevoegdheden tussen de Gemeenschap en de Lid-Staten en zonder het huidige evenwicht tussen de communautaire doelstellingen inzake economische integratie en de nationale doelstellingen op het gebied van openbare dienst te veranderen. De Commissie is dan ook van mening dat dit voorstel aan de door het Europees Parlement geuite wensen kan voldoen. Overheidssteun 17. Het Parlement verzoekt de Commissie gebruik te maken van alle mogelijkheden die het Verdrag haar biedt om de Lid-Staten te dwingen zich te houden aan de verplichting tot tijdige kennisgeving van al hun subsidieplannen en om de verlening van subsidies waarvan de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt niet van tevoren is aangetoond, te verbieden; Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Boussac (C-301/87) heeft de Commissie in maart 1991 een brief aan de Lid-Staten gericht waarin zij hen in kennis stelt van haar voornemen alle middelen waarover zij beschikt en die in dit arrest zijn bevestigd aan te wenden om de verplichting om MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
418 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
steunvoornemens tijdig aan te melden, te doen naleven. Deze middelen omvatten met name de mogelijkheid de Lid-Staat te gebieden de steun in kwestie op te schorten en haar de nodige inlichtingen te verschaffen. In mei 1995 keurde de Commissie een nieuwe mededeling goed waarin zij de mogelijkheid voorbehoudt om, indien noodzakelijk, de voorlopige terugbetaling van niet-aangemelde steun te verlangen. Deze tweede mededeling is dus een nieuwe versterking van de mechanismen die in werking treden ten aanzien van Lid-Staten die inbreuk maken op de regels inzake aanmelding. 18. Het Parlement beveelt aan dat de regels voor de toekenning van overheidssteun alsook de interne procedures van de Commissie voor het onderzoeken van gevallen van overheidssteun vereenvoudigd worden opdat deze doeltreffender en doorzichtiger worden, en stelt voor dat een openbaar register wordt geopend van alle overheidssteun die door de instanties in alle Lid-Staten wordt toegekend, maar vindt dat dit in geen geval mag leiden tot een nieuwe nationalisering van het mededingingsbeleid; De Commissie onderzoekt op het ogenblik de mogelijkheden van administratieve vereenvoudiging bij de behandeling van steungevallen en het opzetten van een steunregister. Deze kwestie zal op de Raad van Ministers van Industrie, die op 14 november 1996 wordt gehouden, aan de orde komen. De Commissie is namelijk niet voornemens van ook maar van één van haar verantwoordelijkheden inzake het toezicht op staatssteun af te zien en wil zich ervan verzekeren dat eventuele voorstellen in deze zin leiden tot een “renationalisering” van het concurrentiebeleid. 19. Het Parlement verzoekt de Commissie de van toepassing zijnde regels betreffende steunmaatregelen van de Staten rigoureus toe te passen en erkent dat bij de toewijzing van steunmaatregelen van de Staten strikt de hand moet worden gehouden aan het bepaalde in artikel 92 van het EG-Verdrag, teneinde vervalsing van de concurrentie tussen de Lid-Staten, met name in de luchtvaart, te voorkomen; De Commissie is eveneens van mening dat de Verdragsbepalingen inzake steun strikt moeten worden toegepast, ook op de sector luchtvaart. 20. Het Parlement verzoekt de Commissie bij de planning van haar diensten niet alleen vereenvoudigde procedures in te voeren, maar haar inspanningen vooral ook te richten op de steunmaatregelen die aan haar ter kennis zijn gebracht, en in het algemeen naar middelen te zoeken om de toegang tot steunmaatregelen en de kennis daaromtrent van de KMO’s, met name in de minder ontwikkelde gebieden, te verbeteren; Voor de behandeling van niet-aangemelde steun geldt weliswaar geen enkele dwingende termijn, maar toch kan de Commissie niet anders dan de verenigbaarheid van deze steun met de gemeenschappelijke markt zo spoedig mogelijk te onderzoeken. Zij streeft er actief naar de middelgrote en kleine bedrijven, met name in de minder ontwikkelde regio’s, gemakkelijker toegang te bezorgen tot voor hun nuttige informatie. Zij is op het ogenblik bezig haar verzameling communautaire regels op Internet bij te werken en zal binnenkort hierover een brochure publiceren. 21. Het Parlement stelt vast dat de artikelen 92 en 93 van het Verdrag van toepassing zijn op de steunmaatregelen in de vorm van overheidsgaranties die bepaalde instellingen verlenen aan ondernemingen die niet ter kennis van de Commissie worden gebracht; De Commissie heeft reeds in 1989 een mededeling aan de Lid-Staten gericht waarin de toepassing wordt bevestigd van de regels inzake staatssteun voor overheidsgaranties. In haar mededeling van 1993 betreffende geldoverboekingen aan openbare bedrijven heeft zij dit met nadere bijzonderheden verduidelijkt en thans is een specifieke mededeling hierover in voorbereiding die zij binnenkort zal publiceren.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 419
22. Het Parlement wijst ten aanzien van innovatie-, milieu- en werkgelegenheidsproblemen op het belang van duidelijk gedefinieerde uitzonderingsbepalingen; Met de mededelingen, kaderregelingen en richtsnoeren die door de Commissie worden gepubliceerd wordt juist beoogd de criteria die zij hanteert bij de toepassing van de afwijkingen van het beginsel van onverenigbaarheid van steun met de gemeenschappelijke markt duidelijker te maken. Dit soort teksten bestaat op het ogenblik zowel voor steun voor onderzoek en ontwikkeling als voor steun ten behoeve van milieubescherming en werkgelegenheid. 23. Het Parlement verzoekt de Commissie om een herziening, bijwerking en compilatie van de wettelijke voorschriften voor staatssteun en om door middel van meer doorzichtigheid en begrip bij te dragen tot de verduidelijking van de mogelijkheden en grenzen van regionale, respectievelijk nationale op de werkgelegenheid gerichte maatregelen ter bevordering van de economie en de technologie; Zoals reeds hierboven is gezegd, biedt de Commissie haar verzameling van regels die op staatssteun van toepassing zijn en die regelmatig wordt bijgewerkt, sinds kort op Internet aan. Deze regels worden tevens regelmatig herzien zoals blijkt met name uit de recente herzieningen van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling, de kaderregeling voor steunmaatregelen in de sector synthetische vezels en de kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen; dit is ook het geval voor de “de minimis”-regel. 24. Het Parlement vraagt de Commissie om na te gaan of in de “de-minimis-regel” aan de hand van objectieve criteria, de hoogte van het vrijgestelde steunbedrag variabel gemaakt kan worden, zodat toekomstige steunmaatregelen niet langer zullen leiden tot een kunstmatige verbetering van het concurrentievermogen van de gesubsidieerde sector ten opzichte van de equivalente sector in andere EU-landen; De Commissie heeft in het kader van de goedkeuring van haar nieuwe mededeling betreffende “de minimis”-steun de mogelijkheid onderzocht om deze naar sector te variëren. Zij vond echter dat deze mogelijkheid niet zou bijdragen aan de met deze regel beoogde verduidelijking en vereenvoudiging. Daarentegen heeft zij besloten de door het EGKS-Verdrag bestreken sectoren, de scheepsbouw, de vervoersector, de landbouw en de visserij van de toepassing van deze regel uit te sluiten. 25. Het Parlement wijst erop dat de Commissie, die het geven van beleidsrichtsnoeren voortzet, meer doorzichtigheid kan bereiken door het formaliseren en publiceren van de procedures voor de evaluatie van de steun en door derde partijen - zowel de steunontvangers als hun concurrenten - meer bij het proces te betrekken; merkt op dat de afdwingbaarheid verbeterd kan worden door een grotere aanwending van de bestaande bevoegdheden van de Commissie jegens Lid-Staten, zowel ten aanzien van de verplichting om kennis te geven van overheidssteun als van de opschorting en terugbetaling van illegale steun; De Commissie hecht groot belang aan de verbetering van de doorzichtigheid en zal doorgaan met het bekendmaken van haar politieke richtsnoeren en zal haar criteria voor de beoordeling van steunmaatregelen blijven publiceren. Zoals zij in haar beroep in de zaak Sytraval (T-95/94) verklaart, is zij van mening dat de procedure van controle op staatssteun in grote mate berust op een dialoog tussen de Commissie en de betrokken Lid-Staat die de gewone gesprekspartner van de Commissie is en de enige Lid-Staat waaraan haar besluiten zijn gericht. Aan een steunvoornemen, wanneer het dus slechts een intentie betreft, die door een Lid-Staat bij de Commissie is aangemeld, kunnen belanghebbenden (begunstigden of concurrenten) derhalve geen enkel recht of gewettigd vertrouwen ontlenen. Indien de Commissie na een eerste onderzoek niet alle twijfels omtrent de verenigbaarheid van de steunmaatregel heeft kunnen wegnemen, moet zij de procedure MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
420 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
van artikel 93, lid 2, inleiden en de belanghebbenden, met inbegrip van de begunstigden en de concurrenten, aanmanen hun opmerkingen te maken. Deze procedure is echter alleen contradictoir ten opzichte van de Lid-Staat. Wanneer zij vaststelt dat wederrechtelijk verleende steun tevens met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar is, verlangt de Commissie normaliter dat de Lid-Staat de bedragen in kwestie bij de begunstigde(begunstigden) terugvordert, met inbegrip van de interesten te rekenen vanaf de datum waarop de steun werd verleend (zie ook punt 17). 26. Het Parlement verzoekt de Commissie om met betrekking tot de evaluatie van overheidssteun de behoefte aan nieuwe instrumenten te onderzoeken - zoals een procedurale reglementering - naar analogie van de EG-richtlijn “fusies”, met het doel formele procedures op te zetten voor aanvragen en goedkeuring van de steun en voor klachtenprocedures voor derde partijen; Zoals hierboven reeds is verklaar (punt 18) zal de Commissie, afhankelijk van het debat dat op 14 november in de Industrieraad wordt gehouden, besluiten of het opportuun is een verordening voor de procedure op basis van artikel 94 van het Verdrag voor te stellen. 27. Het Parlement verzoekt de Commissie de problemen te bestuderen waarmee derde partijen geconfronteerd worden bij het aanspannen van procedures bij nationale rechtbanken in gevallen van overheidssteun en zou het nuttig vinden indien een overzicht werd gemaakt van de ervaringen in de gehele Europese Unie; verzoekt de Commissie met klem het uitwerken van een “richtlijn rechtsmiddelen” te overwegen als volgende stap om ervoor te zorgen dat de Lid-Staten de regels inzake overheidssteun beter naleven en om de procedures voor het aanspannen van rechtszaken bij nationale rechtbanken te vereenvoudigen; De Commissie is voornemens informatie bijeen te brengen over de wijze waarop zaken op het gebied van staatssteun door de nationale rechterlijke instanties worden behandeld, zoals zij overigens reeds op de andere gebieden van de concurrentie doet. Afhankelijk van het onderzoek van deze gegevens zal zij bepalen of het raadzaam is dat er een richtlijn wordt opgesteld. 28. Het Parlement betreurt dat de communautaire controle op de overheidssteun niet zo strikt is als die op de steunmaatregelen van de Structuurfondsen en er geen rekening wordt gehouden met de doelstellingen waarvoor de steun wordt verleend, met name wat het behoud en/of de schepping van werkgelegenheid betreft; verzoekt derhalve de Commissie het controlebeleid voor de overheidssteun aan te passen aan de reeds bestaande voorzieningen en controlemaatregelen van de regionale fondsen en dat DG IV en DG XVI hiertoe goed worden gecoördineeerd, teneinde de samenhang van de communautaire beleidsmaatregelen te waarborgen; De controle op staatssteun en de controle op steun uit de Structuurfondsen zijn twee verschillende zaken waarmee niet dezelfde doelstellingen worden beoogd. In het eerste geval moet ervoor worden gezorgd dat de tenuitvoerlegging van steunmaatregelen waaraan de Commissie haar goedkeuring heeft verleend in overeenstemming is met de door haar vastgestelde bepalingen, dat de eventueel in een eindbeschikking opgelegde voorwaarden hierbij in acht zijn genomen en dat zich hierbij geen gevolgen voor de concurrentie voordoen die nodig maken dat dienstige maatregelen overeenkomstig artikel 93, lid 1, worden voorgesteld. In het tweede geval moet erop worden toegezien dat het effect van de structuurmaatregelen de ten laste van de Gemeenschapsbegroting aangegane betalingsverplichtingen rechtvaardigt. DG IV en DG XVI werken nauw samen om de samenhang tussen het mededingingsbeleid en het regionaal beleid te waarborgen, zowel bij de definiëring van de criteria voor de goedkeuring van staatssteun en de MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 421
voorbereiding van de afzonderlijke beschikkingen als bij het opstellen van structuurprogramma’s en het onderzoeken van de operationele programma’s die door de Lid-Staten worden voorgelegd. 29. Het Parlement stelt met bezorgdheid vast dat er sprake is van groter wordende verschillen tussen de centrale en de perifere regio’s in samenhang met de uitbreiding van de overheidssteun voor ondernemingen, een ontwikkeling die niet in overeenstemming is met de cohesiedoelstelling; Ook de Commissie is bezorgd over deze tendens die hoofdzakelijk valt te verklaren uit de beperkte middelen waarover de Lid-Staten in de perifere regio’s beschikken. Met de verzwaring van de controle op staatssteun en de verhoging van de middelen in de Structuurfondsen in de afgelopen jaren wordt precies beoogd deze kloof zoveel mogelijk te verkleinen. 30. Het Parlement wijst met nadruk op de doelstelling betreffende convergentie tussen de steunniveaus van de verschillende Lid-Staten, gezien de enorme verschillen waarvan momenteel sprake is, niet alleen qua volume maar ook qua ontwikkeling; Overeenkomstig het Verdrag houdt de Commissie bij de toepassing van de concurrentieregels terdege rekening met het streven naar economische en sociale samenhang. 31. Het Parlement ondersteunt de doelstelling betreffende vermindering van de steunintensiteit voor wat betreft de voor subsidie in aanmerking komende kosten en wenst informatie betreffende de werkelijke intensiteit (steun voor voor subsidie in aanmerking komende investeringen), een vergelijking van de situatie in de verschillende Lid-Staten en informatie over de toepassing van communautaire kredieten; De intensiteit van door de Commissie goedgekeurde steun staat altijd in verhouding tot een gemeenschappelijke berekeningsbasis van voor subsidiëring in aanmerking komende kosten. Deze intensiteit wordt altijd vermeld wanneer de Commissie, ook in verkorte vorm, haar besluiten in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendmaakt. De Commissie kan indien het Europees Parlement dit wenst hem het document toezenden dat zij aan de Lid-Staten heeft toegezonden en waarin de kaarten staan van de voor regionale steun in aanmerking komende regio’s en de in de verschillende regio’s van de 15 Lid-Staten geldende intensiteitspercentages. 32. Het Parlement acht het van belang inzicht te krijgen in de “kruis”-effecten van horizontale steun en regionale steun met betrekking tot de concurrentie in bepaalde sectoren, en wenst dat er sprake is van een aanmeldingsverplichting voor alle belangrijke gevallen van steunverlening en dat door de Europese Commissie duidelijke horizontale criteria worden vastgesteld; De Commissie heeft een systeem opgezet van gestandaardiseerde jaarverslagen dat vooral is bedoeld om het kruiseffect van steunmaatregelen te kunnen onderzoeken. Zij onderzoekt op dit ogenblik welke voorwaarden en horizontale criteria bij het onderzoek van alle belangrijke steungevallen gepast zouden zijn. De vereiste van aanmelding van belangrijke gevallen bestaat reeds in de automobielsector, de sector synthetische vezels en bij de steun aan onderzoek en ontwikkeling. 33. Het Parlement is bezorgd over de problemen die de “cohesie”-landen, met uitzondering van Ierland, in tegenstelling tot de meer welvarende landen hebben bij de volledige benutting van hun regionale maxima, een ontwikkeling die nog zal worden versterkt door de inspanningen in het kader van hun convergentieprogramma’s met het oog op de EMU; De Commissie is eveneens bezorgd over deze kwestie (zie punten 29 en 30). MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
422 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
34. Het Parlement wenst derhalve dat in het kader van de horizontale maatregelen correctiemechanismen voor intensieve kapitaalsteun worden ingevoerd, en dat convergentiedoelstellingen worden vastgesteld alsmede een tijdschema voor vermindering van de steun tot het communautaire gemiddelde in termen van toegevoegde waarde en per werknemer; De Commissie onderzoekt op het ogenblik de invoering van “correctiemechanismen” in het kader van het onderzoek naar de horizontale criteria die op belangrijke steungevallen moeten worden toegepast (zie punt 32). De Commissie moet ieder steunvoornemen onderzoeken op grond van de Verdragsbepalingen en daarbij rekening houden met de gevolgen van deze steun voor de concurrentie en met de eigen merites ervan ten opzichte van de communautaire beleidsmaatregelen op andere terreinen waaronder ook de economische en sociale samenhang. Deze verplichting is moeilijk verenigbaar met het a priori vaststellen van totaalbedragen per Lid-Staat. De Commissie merkt overigens op dat de gevolgen van steunmaatregelen voor de concurrentie niet rechtstreeks in verhouding staan tot hun omvang maar naar gelang van de bestemming variëren. Zo hebben bijvoorbeeld sommige steunmaatregelen die zijn bedoeld om de sociale kosten van herstructureringen te dekken een beperkt effect op de concurrentie en gaat het effect ervan niet verder dan een nivelering van de ongelijkheden in de verplichtingen die door de nationale wetgevingen aan de ondernemingen worden opgelegd. 35. Het Parlement acht het ongewenst dat de omvang van het MKB met het oog op het in aanmerking komen voor het beleid inzake overheidssteun buiten verhouding wordt vergroot en dat de voordelen voor steungebieden ook worden aangewend voor het MKB in niet-gesteunde gebieden; De Commissie wil evenmin dat de middelgrote en kleine bedrijven buiten proportie in omvang toenemen. Zij vindt namelijk dat de maatregelen ten behoeve van het MKB moeten worden geconcentreerd op bedrijven waarvan de omvang werkelijk een handicap vormt, met name waar het toegang tot kapitaal en krediet betreft. Met de onlangs in de definitie van middelgrote en kleine bedrijven aangebrachte wijzigingen werd slechts beoogd de financiële drempels aan de drempel van 250 werknemers aan te passen. De steunmaatregelen voor het MKB zijn niet dezelfde naargelang van de regio, maar variëren daarentegen wel naar gelang van het niveau van economische ontwikkeling van de regio. 36. Het Parlement wijst erop dat het mededingingsbeleid niet alleen ten uitvoer moet worden gelegd op basis van duidelijke en doorzichtige regels, maar ook gebaseerd moet worden op de observatie van de manier waarop “echte” mededingingsgevechten worden geleverd; dit houdt zorgvuldige overweging in van het gewicht dat aan potentieel tegenstrijdige doelstellingen moet worden gegeven, zoals: -
adequate omvang van de ondernemingen en handhaving van binnenlandse mededinging; verhouding tussen mededinging en samenwerking; rechtstreekse buitenlandse investeringen en controle over de belangrijkste technologieën;
benadrukt dat een bevredigende samenhang van deze doelstellingen alleen kan worden bereikt door een gedetailleerde analyse van de situatie in elke sector en een grotere onderlinge afstemming tussen het mededingingsbeleid en het industriebeleid; Het mededingingsbeleid en het industriebeleid moeten worden gezien als twee elkaar aanvullende beleidsterreinen die weliswaar onderling verschillend zijn maar elkaar wederzijds ondersteunen en versterken. Het zou daarom niet wenselijk zijn dat het ene beleid aan het andere ondergeschikt zou worden gemaakt, hetgeen overigens onverenigbaar zou zijn zowel met de geest als met de letter ( zie artikel 130 in fine EG-Verdrag) van het Verdrag van Rome. Wat de concurrentie op mondiaal niveau betreft tussen de MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 423
Europese bedrijven enerzijds en de bedrijven van derde landen anderzijds, worden hun doelstellingen en eigen problemen niettemin dikwijls als tegenstrijdig of zelfs onverenigbaar gezien. De Commissie vindt dat de openstelling van de internationale markt in het kader van de WTO tezamen met versterking van de concurrentie op Gemeenschapsniveau de beste waarborg vormen voor het concurrentievermogen van de Europese industrie. De Commissie is met het Europees Parlement van mening dat een aanpak moet worden gevolgd waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van de internationale concurrentie om ervoor te zorgen dat de industriesector van de Gemeenschap niet extra zwaar wordt belast door een zelfdiscipline die elders niet of slechts gedeeltelijk in acht zou worden genomen. Een concrete toepassing hiervan is te vinden met name in de jongste herziening van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (PB nr. C 45 van 17.2.1996, blz. 5) waarin een “matching-clausule” is opgenomen om het de bedrijven van de Gemeenschap mogelijk te maken steun te ontvangen op hetzelfde niveau als hun concurrenten buiten de Gemeenschap. Dit soort maatregel zou zich er in een gemondialiseerde economie waarschijnlijk toe lenen om verbreid te worden voorzover daarbij het evenwicht tussen enerzijds concurrentievermogen en anderzijds een open en concurrentieel stelsel in acht wordt genomen. 37. Het Parlement wijst erop dat de ontwikkeling van een gezonde KMO-sector een bijzonder genuanceerde en subtiele benadering van het mededingingsbeleid vereist; de overheidsinstanties moeten ervoor zorgen dat de KMO’s toegang hebben tot de markten, maar dit is niet voldoende; er is een beleid voor de ontwikkeling van KMO’s nodig; een dergelijk beleid kan soms onverenigbaar zijn met de beginselen van het mededingingsbeleid; firma’s die een dominerende positie hebben, kunnen ook een rol spelen bij de ontwikkeling van de KMO’s; KMO’s worden vaak opgezet door voormalige werknemers van deze firma’s; bovendien steunen KMO’s vaak op nauwe betrekkingen met tenminste één grote firma; uit het succes van regionale economieën blijkt ook dat KMO’s gedijen in een netwerk van samenwerking tussen firma’s en dat in sommige gevallen een zekere mate van lokale preferentie kan bijdragen tot hun succes; In het beleid van de Commissie inzake staatssteun wordt er duidelijk naar gestreefd dat de voordelen en de handicaps die eigen zijn aan het MKB in aanmerking worden genomen. Sedert 1992 bestaat er een kaderregeling inzake overheidssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die onlangs is gewijzigd (PB C213 van 30.4.1996, blz. 4) om aan de nieuwe vereisten te worden aangepast. Deze nieuwe kaderregeling behelst aanzienlijke verbeteringen zodat beter in de behoeften van het MKB kan worden voorzien. Zo kunnen bijvoorbeeld, met de tenuitvoerlegging van het Witboek “Groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid”, immateriële investeringen in de vorm van de overdracht van technologie (verwerving van octrooirechten, licenties, know-how of de concessie van technische kennis waarop geen octrooi rust) van nu af aan deel uitmaken van de uitgaven die voor staatssteun in aanmerking komen. Ook kan, om het risico tegen te gaan dat kleine en middelgrote bedrijven, met name familiebedrijven, ten gevolge van moeilijkheden bij de overdracht van deze bedrijven, overnamesteun worden toegekend wanneer de overnemer zelf een KMO is. Ook kan - deze lijst is verre van volledig - voor maatregelen ter stimulering van de samenwerking tussen kleine en middelgrote bedrijven steun worden toegekend. 38. Het Parlement verzoekt de Commissie op grond van artikel 130 B van het Verdrag voorstellen te doen betreffende het mededingingsbeleid en de economische en sociale samenhang; De Commissie is zich bewust van het belang van de economische en sociale samenhang die, meer nog dan een beleid, door het Verdrag van Maastricht de status van een doelstelling van de Gemeenschap heeft gekregen (zie artikel 2 EG-Verdrag). In dit verband werkt de Commissie aan een “consolidatie” van de regels welke van toepassing zijn op regionale steun, welke regels terzake als de meest directe vector van de regionale ontwikkeling en derhalve van de versterking van de economische en sociale samenhang in de MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
424 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Gemeenschap fungeren. Anderzijds streeft de Commissie naar zo groot mogelijke geografische samenhang tussen de regionale doelstellingen van de structuurfondsen (doelstellingen 1, 2, 5b en 6) en de concurrentieregels op het gebied van regionale steunmaatregelen. Zonder vooruit te kunnen lopen op de concrete voorstellen die zullen worden gedaan moeten deze elementen derhalve worden opgenomen in het verslag dat in het kader van artikel 130B, tweede alinea, aan het Parlement zal worden voorgelegd. 39. Het Parlement verzoekt de Commissie een mededeling te publiceren die haar verslag over de verzekering van de energievoorziening in de Europese Unie en de subsidies in de energiesector actualiseert, en in 1997 een samenhangend en niet-discriminerend communautair kader voor te stellen dat de overheidssteun voor de gehele energiesector regelt, rekening houdende met een verzekerde voorziening, met de sociale en regionale aspecten en met de milieubescherming, en dat het mogelijk maakt in het geval van de kolen- en staalsector ook nog rekening te houden met deze aspecten wanneer na het aflopen van het EGKS-Verdrag in 2002 de steunmaatregelen zullen moeten beantwoorden aan de algemene criteria van het mededingingsbeleid van het Unieverdrag; De Commissie is van mening dat de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu tot nog toe een adequaat geheel van regels heeft verschaft voor het onderzoek van steunmaatregelen op energiegebied en dat er op dit ogenblik geen reden is om een specifieke kaderregeling inzake steun op dit gebied in het leven te roepen. 40. Het Parlement vraagt de Commissie een verslag op te stellen over de gevolgen van het concurrentievermogen van de Europese ijzer- en staalondernemingen van de controle op akkoorden en fusies van ondernemingen in het algemene kader van het EG-Verdrag en met name te analyseren of het verschijnen van nieuwe concurrenten en de ontwikkeling van alle in de sector werkzame ondernemingen in voldoende mate mogelijk is; Op dit ogenblik valt het merendeel van de activiteiten van de ijzer- en staalondernemingen onder het EGKS-Verdrag; hierop zijn dus niet de bepalingen van het EG-Verdrag inzake de voor de ondernemingen geldende concurrentieregels van toepassing. Het verslag waar het Parlement om vraagt lijkt derhalve overbodig. Bovendien is de Commissie van oordeel dat de concurrentieregels van het EG-Verdrag die normaal gesproken uiterlijk na afloop van de geldigheid van het EGKS-Verdrag op de EGKS-activiteiten van toepassing zullen worden, ervoor zullen zorgen dat het concurrentievermogen van de ijzer- en staalbedrijven wordt gewaarborgd en dat deze aan de wensen van het Parlement tegemoet zullen komen. 41. Het Parlement is van mening dat in het specifieke geval van de scheepvaartindustrie het beleid van de belangrijkste derde landen met betrekking tot de overheidssteun voor deze sector vereist dat de Gemeenschap geen verandering aanbrengt in het niveau van de thans van kracht zijnde steun, zolang de OESO-Overeenkomst betreffende steun voor de scheepsbouw niet door alle overeenkomstsluitende partijen is geratificeerd;
De Commissie is zich bewust van de specifieke problemen in de scheepsbouwsector en heeft, als reactie op het uitblijven van de ratificatie van de OESO-overeenkomst door alle partijen, besloten de zevende richtlijn tot eind 1997 te verlengen. Daarnaast heeft de Commissie een studie gestart aan de hand waarvan zij het niveau van de toekomstige plafonds voor bedrijfssteun wil kunnen vaststellen die op dit gebied aanvaardbaar zullen zijn. Binnen afzienbare tijd zal het overleg met deze industrietak overigens van start gaan.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 425
42. Het Parlement is uiterst bezorgd over de omvang van de steun aan de zeer gevoelige sector bankwezen en financiën; het verzoekt de Commissie de regels inzake de toekenning van overheidssteun strikt toe te passen op deze sector; De Commissie deelt de bezorgdheid van het Parlement op dit gebied. Zij is meer algemeen van mening dat de concurrentiebeginselen met betrekking tot staatssteun niet moeten variëren naar gelang van de sector en dat derhalve dezelfde regels van toepassing moeten zijn op alle sectoren, en dus ook op het bankwezen en de financiële sector. Niettemin vindt de Commissie dat een blinde en dogmatische toepassing van de regels rampzalig zou kunnen zijn in gevallen waarin sprake is van kenmerken die objectief gezien zeer specifiek zijn. In het bankwezen komen zo complexe en belangrijke aspecten aan de orde als de bescherming van de spaarders, de werking en stabiliteit van het stelsel van betalingen als geheel en het gevaar dat ten gevolge van de zeer grote onderlinge afhankelijkheid in de sector “paniek”-golven ontstaan na het faillissement van een grote financiële instelling. De Commissie wil hiermee zeer voorzichtig omgaan en heeft daarom een studie gestart over de werkelijke en objectieve specifieke kenmerken van de banksector, en in het bijzonder over het systeemrisico, om na te gaan wat de gevolgen kunnen zijn van toepassing van de normale regels inzake staatssteun op het bankwezen. Coördinatie met andere communautaire beleidsterreinen 43. Het Parlement wijst erop dat de optimalisering van het mededingingsbeleid besproken moet worden in de context van verenigbaarheid met de doelstellingen van aanverwante beleidsinstrumenten, d.w.z. industriebeleid, interne-marktbeleid en handelsbeleid; De Commissie is het met het Parlement eens dat de optimale toepassing van het concurrentiebeleid moet worden besproken in het kader van de verenigbaarheid ervan met name met het industriebeleid, het interne-marktbeleid en het handelsbeleid. 44. Het Parlement beseft dat de Commissie het centrum vormt van het communautaire beleid in de sectoren mededinging, industrie, handel en interne markt en dat zij als zodanig waarschijnlijk in staat is een oplossing te vinden voor het probleem van de coördinatie tussen deze beleidsterreinen en tussen de verschillende besluitvormingsniveaus, alsook het probleem van onvoldoende doorzichtigheid van de schakels tussen deze vier beleidsterreinen; De Commissie heeft er zowel in haar verslagen als in haar antwoorden op resoluties van het Parlement al eerder op gewezen dat het mededingingsbeleid, samen met de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt, een van de grote instrumenten is die in het Verdrag van Rome zijn vastgelegd om de fundamentele doelstellingen van de Gemeenschap te verwezenlijken, namelijk het bevorderen van een harmonische en evenwichtige ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap en verbetering van de levensstandaard en nauwere betrekkingen, d.w.z. een sociale samenhang tussen de Lid-Staten. Dit beleid kan dus niet ten uitvoer worden gelegd als een doelstelling zonder ook te verwijzen naar zijn juridische, economische, politieke en sociale context. Wat de verplichting betreft de communautaire doelstelling van de instandhouding van de sociale samenhang in aanmerking te nemen, raadplege men bij wijze van voorbeeld het antwoord op punt 38 van dit verslag. 45. Het Parlement dringt in verband hiermee aan op grotere samenwerking tussen de terzake bevoegde Commissiediensten, die het best kan worden gewaarborgd door de oprichting van een speciale dienst binnen de Commissie die de taak moet krijgen om de kosten en baten te evalueren in verband met het uitstippelen en uitvoeren van het beleid in deze vier sectoren, met inbegrip van het werkgelegenheidsaspect, en om MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
426 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
aanbevelingen voor de Commissie op te stellen die aan het Europees Parlement en de Raad moeten worden voorgelegd in de vorm van een jaarlijks verslag over de coördinatie van dit beleid; De diensten van de Commissie werken al intensief samen in het streven de communautaire doelstellingen in de beste omstandigheden te bereiken. Dit betekent dat enerzijds alle voorstellen van de Commissie het resultaat zijn van intens formeel en informeel overleg tussen de diensten en anderzijds dat de besluiten worden genomen op het niveau van het college van Commissarissen dat het orgaan is dat bij uitstek bestemd is om de gemeenschappelijke doelstellingen te vertegenwoordigen. Er is dus geen reden om een speciale dienst in het leven te roepen. 46. Het Parlement is in verband hiermee van mening dat het beleid op deze terreinen, dat gericht is op het waarborgen van een competitieve geïntegreerde markt, in principe moet worden getemperd door de communautaire doelstelling van handhaving van de sociale samenhang; In het algemeen verslag van de Commissie en in de verslagen betreffende de vier beleidsgebieden die in deze vraag worden bedoeld, met name het verslag over het mededingingsbeleid, waar de belangrijke ontwikkelingen worden geplaatst in hun ruimere context van de andere communautaire doelstellingen op het gebied van onder andere deze drie beleidsterreinen, wordt deze nauwe samenwerking regelmatig ter sprake gebracht. De Commissie zal nagaan op welke wijze zij dit aspect van de indiening van het jaarverslag over het mededingingsbeleid kan verbeteren. Internationale condities 47. Het Parlement verzoekt de Commissie te analyseren in hoeverre de akkoorden, samenwerkingsverbanden, fusies en andere vormen van samenwerking die momenteel ontstaan, zowel in de Europese Unie als op wereldniveau, invloed hebben op de mededinging en op het concurrentievermogen van de Europese industrie; In een economisch klimaat dat wordt gekenmerkt door dynamische markten, innovatie en mondialisering, kan de samenwerking tussen ondernemingen van vitaal belang zijn omdat zij hierdoor op de markt concurrerend kunnen blijven door de verbetering van hun onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten, de verlaging van de kosten en de ontwikkeling van nieuwe producten. Op deze wijze streven de marktdeelnemers ernaar voordeel te halen uit de nieuwe mogelijkheden die voor hun openliggen. Uit deze ontwikkeling is een reeks nieuwe allianties en partnerschappen voortgekomen die zijn aangekondigd of zijn opgezet. Bij wijze van voorbeeld kan worden gewezen op de strategische allianties die worden afgesloten tussen gevestigde telecommunicatieorganisaties (TO) die de wereldmarkten betreden (BT/MCI Atlas-Phoenix) die de Commissie heeft onderzocht en waarover zij een positief oordeel heeft geveld. Allianties die tot doel hebben op mondiaal niveau nieuwe diensten aan te bieden die de kenmerken vertonen die reeds door met name de grote ondernemingen worden gevraagd (bijvoorbeeld draadloze communicatie, end-to-end-diensten, een “one-stop-shop”, o.a. voor facturatie, enz.) zullen over het algemeen de kwaliteit en de beschikbaarheid van geavanceerde telecommunicatiediensten verbeteren en tevens bijdragen aan de totstandbrenging van transeuropese netwerken, één van de doelstellingen van het EG-Verdrag (artikel 129B). De consumenten, met inbegrip van de grote multinationals, maar ook innoverende kleine en middelgrote
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 427
bedrijven, kunnen profiteren van meer geavanceerde diensten op mundiaal niveau en een grotere efficiëntie, waardoor hun concurrentiepositie in de wereld en in de Europese Unie zal worden verbeterd. Wanneer allianties echter zowel nationale als internationale diensten aanbieden zijn het criterium dat zij onmisbaar moeten zijn overeenkomstig artikel 85, lid 3, en de eventuele uitschakeling van de concurrentie op nationaal niveau belangrijke elementen in het onderzoek van de Commissie. Factoren die een positief oordeel van de Commissie bepalen zijn het werkelijk internationale karakter van de diensten in kwestie en het feit dat de markten van beide ondernemingen openstaan voor concurrentie. 48. Het Parlement dringt er bij de Commissie op aan dat zij bij de toepassing van de communautaire voorschriften inzake overheidssteun rekening houdt met de internationale bepalingen, opdat de communautaire industrie niet op onterechte wijze wordt benadeeld, en zet zich nadrukkelijk in voor een informatieplicht van de Commissie jegens het bedrijfsleven, met name de KMO’s, over mededinging verstorende handelspraktijken en eventuele antidumpingsmaatregelen; De Commissie houdt bij het uitstippelen van het Gemeenschapsbeleid inzake staatssteun altijd terdege rekening met het internationale klimaat en haar internationale verplichtingen. Bij de toepassing van de communautaire regels inzake staatssteun zorgt zij ervoor dat de bedrijfstakken in de Gemeenschap niet worden benadeeld door regels inzake staatssteun in de huidige internationale context. Indien zich echter een nadelige situatie zou voordoen, zou de Commissie de toepassing van de Gemeenschapsvoorschriften aanpassen, zoals dit het geval was op het gebied van O&O waar de drempels op één lijn werden gebracht met de internationale bepalingen. Niettemin vindt de Commissie dat in de interne markt de bedrijven door het ontbreken van interne grenzen gevoeliger zijn voor steun die door hun concurrenten wordt ontvangen en dat het daarom te billijken is dat de communautaire voorschriften betreffende staatssteun relatief gezien stringenter zijn. Ook is zij van oordeel dat door een minder rigoureuze controle de aanpassing van de Europese industrie zou kunnen worden vertraagd en dat haar concurrentievermogen kan worden geschaad. 49. Het Parlement verzoekt de Commissie zich actief ervoor in te zetten dat sociale en ecologische minimumnormen een onderdeel worden van internationale overeenkomsten; Bepalingen inzake de arbeidsvoorwaarden en de op milieugebied geldende normen worden niet opgenomen in samenwerkingsovereenkomsten tussen overheidsdiensten die met de concurrentie belast zijn. Deze diensten hebben geen bevoegdheid terzake. Desondanks heeft de Commissie voorgesteld dat met werkzaamheden ten aanzien van de internationale concurrentieregels wordt begonnen in het kader van de WTO die tevens zou kunnen worden verzocht zich over bovengenoemde kwesties te buigen.
50. Het Parlement steunt de inspanningen met betrekking tot samenwerking tussen DG IV en de mededingingsautoriteiten in derde landen en andere internationale organisaties; het verzoekt tegelijkertijd om intensivering van de bilaterale medewerking tussen de EU en de landen van Latijns-Amerika, het Middellandse-Zeegebied, Azië en China en wenst dat deze inspanningen worden versterkt om tot een internationaal mechanisme te komen voor de samenwerking tussen de voor de mededinging verantwoordelijke autoriteiten dat de toepassing van mededingingsnormen op internationaal niveau
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
428 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
garandeert en een excessieve discrepantie tussen de communautaire regels en die van derde landen voorkomt; DG IV onderhoudt op basis van een in 1991 gesloten officiële overeenkomst nauwe betrekkingen met de Amerikaanse overheidsdiensten die met concurrentie belast zijn. Aan een soortgelijke overeenkomst met Canada wordt thans de laatste hand gelegd. Daarnaast neemt DG IV al jarenlang zeer actief deel aan de werkzaamheden van internationale organisaties (OESO, UNCTAD en nu ook de WTO). Zij heeft talrijke initiatieven genomen. (Zie voor de WTO het antwoord op punt 52). Ook heeft de EU haar bilaterale betrekkingen op het gebied van de concurrentie met de landen van het Middellandse-Zeegebied uitgebouwd (in de associatieovereenkomsten en de in de Overeenkomst over de douane-unie met Turkije zijn bepalingen met betrekking tot de concurrentie opgenomen). De EU onderhoudt tevens regelmatige betrekkingen met Japan en ontwikkelt haar contracten met de overige Aziatische landen en de landen in Latijns-Amerika. 51. Het Parlement verlangt nadrukkelijk initiatieven van de Commissie met het oog op het opstellen van een internationale mededingingsregeling met antitrustelementen en juridische procedures in het kader van de Wereldhandelsorganisatie; De Commissie heeft in juli 1996 een mededeling over een internationaal kader van concurrentieregels goedgekeurd. Deze is goed ontvangen in de Raad en heeft de Gemeenschap de mogelijkheid gegeven om aan te dringen op opneming van het mededingingsbeleid in de handelsagenda van de WTO. Op de ministerbijeenkomst van de WTO in december 1996 in Singapore besloten de bij de WTO aangesloten landen, voor een belangrijk deel dankzij de inspanningen van de Gemeenschap, een werkgroep op te zetten die de verbanden tussen handelskwesties en kwesties van concurrentiebeleid zal bestuderen. De werkgroep zal in het voorjaar 1997 met zijn werkzaamheden beginnen en de Gemeenschap zal daarbij een volwaardige rol vervullen waarbij het de bedoeling is na te gaan of de vaststelling van een internationaal kader van concurrentieregels op de middellange termijn uitvoerbaar is. 52. Het Parlement verzoekt de Commissie een verslag op te stellen over de wijzigingen die moeten worden aangebracht in het mededingingsbeleid met het oog op de uitbreiding tot de landen van Middenen Oost-Europa. Van tevoren nagaan welke gevolgen een uitbreiding zal hebben is een zeer complexe en riskante taak. Daarom heeft de Commissie een studie naar de te verwachten gevolgen hiervan moeten opstellen. De studie bestaat uit twee delen: deel I omvat een samenvatting van de bevindingen en de belangrijkste conclusies, terwijl deel II verschillende analyses omvat. Voor een structuur in twee delen is gekozen om te voldoen aan het verzoek een gedetailleerde analyse van de gevolgen van de uitbreiding in de context van de huidige beleidsmaatregelen van de Unie en hun ontwikkeling in de toekomst (Europese Raad te Essen) te combineren met de opstelling van een document waarvan de belangrijkste bevindingen en conclusies kunnen worden gelezen door de besluitvormers in de Europese instellingen en de Lid-Staten. Wat het concurrentiebeleid betreft denken wij dat dit niet in ingrijpende mate door de uitbreiding zal worden beïnvloed. De rechtstreekse en uniforme uitvoering ervan over een groot economisch gebied door één enkele autoriteit zal de doeltreffendheid ervan vergroten.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 429
B - Economisch en Sociaal Comité 1.
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het 25e Verslag over het mededingingsbeleid (PB C 75 van 10.3.1997, blz. 22)
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het „XXVe verslag over het mededingingsbeleid (1995)” - (97/C 75/06) Overeenkomstig artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft de Commissie op 16 april 1996 besloten, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het „XXVe Verslag over het mededingingsbeleid (1995)”. De Afdeling voor industrie, handel, ambacht en diensten, die met de voorbereiding van de betreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 december 1996 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Bagliano. Het Economisch en Sociaal Comité heeft t dens z n 341e Zitting (vergadering van 19 december 1996) het volgende advies uitgebracht, dat met 106 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, b 1 onthouding, is goedgekeurd. 1. Het XXVe verslag over het mededingingsbeleid (1995) 1.1. De Commissie heeft gevolg gegeven aan een suggestie van met name het Comité door het jaarverslag in twee delen op te splitsen, nl.: een kort „verslag” (van niet meer dan 100 bladz den), waarin een overzicht wordt gegeven van de voornaamste ontwikkelingen, besluiten en wettel ke maatregelen op het gebied van mededinging; een tweede, afzonderl k „Verslag over de toepassing van de mededingingsregels in de Europese Unie in 1995” met informatie en b zonderheden, óók over de afzonderl ke lid¯staten. 1.2. De Commissie is erin geslaagd een verslag op te stellen dat, ook al is het korter dan anders, toch „transparant” is, omdat de algemene opzet en de structuur ervan z n verbeterd. Het belangr ke vraagstuk van de mededinging heeft immers een politieke en een juridisch-technische kant: daarom konden de beginselen en ontwikkelingen op het gebied van de wetgeving los worden behandeld van de problematiek van de toepassing van de mededingingsregels (zowel bestuursrechtelijke regelingen op grond van beschikkingen van de Commissie als jurisprudentiële aspecten uitgaande van vonnissen van het Gerecht van eerste aanleg en het Europese Hof van Justitie). Daarb mag echter niet uit het oog worden verloren dat deze twee invalshoeken in werkel kheid nauw verwant z n: het mededingingsbeleid vormt één geheel. 1.3. Het Comité juicht deze nieuwe aanpak toe omdat daarin de nadruk wordt gelegd op een enigszins didactische uiteenzetting van feiten die beter aansluit b de behoeften van degenen voor wie dit jaarl kse verslag over het mededingingsbeleid is bestemd. Die doelgroep bestaat namel k uit „professionele” belangstellenden, zoals juristen en advocaten, maar ook uit economische actoren in het algemeen. De bedoeling was dan ook, de leesbaarheid van het verslag te vergroten en er een naslagwerk van te maken waarin de - overigens efficiënt samengevatte en van commentaar voorziene - jurisprudentiële en wetgevende referenties gemakkel ker kunnen worden teruggevonden. Nu de naleving van het mededingingsbeleid steeds meer aandacht begint te kr gen (zie deel II, punt 11) acht het Comité het echter wel raadzaam dat uitvoeriger wordt ingegaan op de toepassing van de (nationale en communautaire) mededingingsregels in de lid-staten. MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
430 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
1.4. Het tweede, afzonderl ke „verslag” ontleent z n belang overigens niet alleen aan het feit dat het waardevolle informatie over besluiten, vonnissen, arresten en normen bevat, maar ook dat steeds adequate ruimte is gelaten voor de reacties van de Commissie op diverse punten in het eerder door het Comité uitgebrachte advies (en de resoluties van het Europees Parlement) over het mededingingsverslag betreffende 1994216. Daarmee is de Commissie vanaf het XXe verslag t.a.v de resoluties van het Europees Parlement begonnen, en t.a.v. de adviezen van het Comité dus nu ook vanaf het XXIIe verslag. De Commissie heeft op deze manier terecht gekozen voor grotere transparantie in de dialoog en de samenwerking tussen EUinstellingen t.a.v. deze jaarl kse verslagen over het EU-mededingingsbeleid. 1.5. Het Comité hecht veel belang aan deze nieuwe gewoonte van de Commissie om stelselmatig concreet op de inhoud van z n adviezen in te gaan en is ermee ingenomen dat het ieder jaar weer - in de daarvoor aangewezen Afdeling en in de Voltallige Vergadering - de gelegenheid kr gt om n.a.v. het verslag van de Commissie uitgebreide en open discussies over het EU-mededingingsbeleid te voeren. In deze t d waarin de gebeurtenissen elkaar steeds sneller opvolgen, is echter haast geboden: het Comité dringt er dan ook b de Commissie op aan, te overwegen of het niet mogel k is om met kortere tussenpozen over het mededingingsbeleid van gedachten te wisselen. Dat het mededingingsbeleid niet los kan worden gezien van tal van andere EU-beleidsvormen en complexe vraagstukken en dat de ontwikkelingen elkaar in een steeds hoger tempo opvolgen, z n concrete argumenten om het nut van frequentere raadplegingen aan te tonen. 1.6. Het Comité verwacht geen voorkeursbehandeling in vergel king met de andere EU-instellingen217, maar pleit er wel voor dat de specifieke inbreng van het Comité t.a.v. de economische en sociale aspecten van het mededingingsbeleid groter en sterker wordt. Dit doet uiteraard geen afbreuk aan de prioritaire rol van het Europees Parlement, dat de democratische controle op de activiteiten van de Commissie moet uitoefenen. Openheid en transparantie z n wezenl ke voorwaarden voor een constructieve dialoog zowel met het Europees Parlement als met het Comité. Alleen op die manier kan, naast een democratische consensus (paragraaf 21 van het mededingingsverslag), ook worden bereikt dat het mededingingsbeleid van de Commissie wordt getoetst aan de vraag of de praktische toepassing ervan daadwerkel k effect sorteert en of het daadwerkel k op de economische en sociale realiteit is afgestemd. De Commissie stelt terecht in één van haar „reacties” op het vorige advies van het Comité218 dat al haar Mededelingen en conceptteksten „ideale” aanleidingen vormen voor raadpleging en dialoog. Toch bl ft het Comité b z n wens om vaker z n mening over het mededingingsbeleid kenbaar te kunnen maken, ook al beseft het dat het daarmee ook meer verantwoordel kheid op zich laadt. Die grotere verantwoordel kheid valt echter goed te r men met de ambities en de steeds grotere inzet van het Comité. 2.
Het mededingingsbeleid van de EU, de „reacties” van de Commissie op het advies van het Comité over het XXIVe mededingingsverslag en de samenwerking met de nationale mededingingsautoriteiten
2.1. Een doeltreffend mededingingsbeleid is een onmisbaar beleidsinstrument om een daadwerkel k geïntegreerde interne markt zonder grenzen te verwezenl ken met een steeds grotere economische en sociale samenhang. Die inmiddels gemeengoed geworden overtuiging moet echter hard worden gemaakt door op alle niveaus krachtdadiger, consequenter en op het passende t dstip op te treden. De procedures voor het
216
Deel II - IX, B, 2.
217
Deel IX - B - 2, 10 (reacties).
218
PB C 39 van 12. 2. 1996. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 431
uitwerken en goedkeuren van de wetsvoorstellen waaraan momenteel wordt gewerkt, dienen te worden versneld. De Groen- en Witboeken z n alt d al en nog steeds basisteksten waarin de grote beleidsl nen worden uitgezet, maar daarnaast ook uiterst nuttige instrumenten voor analyse, bezinning en verificatie die b het maken van keuzen als leidraad kunnen dienen. De t d is echter r p om woorden in daden te gaan omzetten en om binnen korte term n een adequaat voorstel daartoe in te dienen. In haar drie gezaghebbende rapporten heeft de Adviesgroep inzake mededingingsregelingen („Competitiveness Advisory Group”) bevestigd dat het er thans in de eerste plaats op aan komt, vaart te zetten achter de verwezenl king van de Europese interne markt. 2.2. Mededingingsbeleid houdt méér in dan alleen maar de toepassing van regels om de markt van concurrentievervalsing te vr waren: mededingingsbeleid is ook een essentieel instrument ter vergroting van het concurrentievermogen. Ook die ziensw ze is inmiddels algemeen aanvaard, maar nog niet vertaald in adequate en samenhangende besluiten. Hoewel moet worden toegegeven dat er al tal van initiatieven z n genomen, kan er niet genoeg op worden gehamerd dat de grootste doeltreffendheid wordt bereikt als voldoende convergerende wetsvoorstellen tegel kert d (of in ieder geval in een gel klopend tempo) worden vastgesteld. Ook op dit gebied heeft de Adviesgroep inzake mededingingsregelingen de Europese politieke leiders opgeroepen tot een verdubbeling van hun inspanningen om de obstakels te overwinnen die de verwezenl king van een echte interne markt nog in de weg staan. Het Comité schaart zich achter die oproep om te kunnen komen tot een waakzamer en flexibeler mededingingsbeleid dat t dig wordt ingezet en aansluit op alle andere maatregelen die nodig z n om de interne markt te voltooien en de goede werking daarvan te garanderen. 2.3. Het mededingingsbeleid beantwoordt nu al jaren aan de daarvoor in het Verdrag vastgelegde essentiële functie, nl. het toezicht op de toepassing van de mededingingsregels, op een w ze die steeds efficiënter en doorzichtiger wordt. De Commissie, het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg houden voortdurend toezicht en voeren controle uit op afspraken tussen ondernemingen (met name afspraken over pr zen en de verdeling van markten, concentratievorming, overheidssteun, kartelvorming, regulering van sectoren of monopolieposities), die door deze instanties goedgekeurd, verboden of gew zigd worden. De toename van het aantal „zaken” in 1995 moet worden gezien als een teken dat de EU-regelgeving transparanter en zichtbaarder aan het worden is, veeleer dan als het bew s dat de regels dikw ls of zelfs steeds vaker zouden worden overtreden. Dit wordt ook gestaafd door het feit dat ondernemingen maar zelden worden veroordeeld. Het Comité is zich er echter van bewust dat de economische activiteiten en de initiatieven van afzonderl ke ondernemingen steeds complexer worden, waardoor de Commissie steeds vaker „zaken” moet onderzoeken waarvan de betrokkenen zelf toegeven dat het moeil k is om uit te maken of de regels al dan niet gevolgd z n, of waarb dat in ieder geval niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Rechtszekerheid is een belangr ke positieve factor in een goed werkend mededingingsbeleid, en met haar dikw ls uitgebreid en uitmuntend gemotiveerde „beschikkingen” vergroot en versterkt de Commissie die rechtszekerheid. Onder voorbehoud van enkele kritische kanttekeningen heeft het Comité - in de sfeer van samenwerking en stimulering die z n adviezen van meet af aan (nl. vanaf 30 april 1981) heeft gekenmerkt - over het geheel genomen een positief oordeel over de activiteiten van de Commissie in 1995 en van de groeiende inzet waarvan z ook in dat jaar weer bl k heeft gegeven. 2.4. In antwoord op de opmerkingen van het Comité over bepaalde punten van het XXIVe mededingingsverslag bevestigt de Commissie dat het mededingingsbeleid alleen kan uitgroeien tot één van de twee - krachtens het Verdrag van Rome voor de verwezenl king van de fundamentele doelstellingen van MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
432 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
de Gemeenschap benodigde - „grote instrumenten” (samen met de voltooiing van de interne markt)219 als de juridische, economische, politieke en sociale context in aanmerking wordt genomen. Nader toegelicht betekent dit dat: het Comité kennis neemt van de uitdrukkel ke verzekering van de Commissie dat artikel 85, lid 3, zonodig een flexibele interpretatie van het begrip coöperatieve verenigingen toestaat220; de Commissie toegeeft dat uitwisseling van informatie een delicate aangelegenheid is221. Het Comité ziet de in het zevende mededingingsverslag genoemde algemene beginselen niet over het hoofd, maar stelt ook vast dat de vooruitgang in de communicatietechnologieën sinds 1977 gigantisch is: „real time”-informatie is voor zo goed als het hele bedr fsleven een absolute „must” geworden. Voor veel bedr ven is „real time”-informatie een factor die hun produktiviteit en efficiëntie verhoogt en dus hun concurrentievermogen vergroot. Het Comité stemt ermee in dat b de beoordeling van afspraken tussen ondernemingen zowel naar de „intenties” van de betrokken part en als naar de „gevolgen” van de afspraken kan worden gekeken, maar spreekt de wens uit dat het resultaat van de evaluatie in ieder geval verenigbaar is met een op vooruitgang gericht beleid. Ook de economische doctrine van het oligopolie - de hypothese van de Commissie in haar „antwoord” - heeft de benadering van deze problematiek veranderd; het Comité ingenomen is met het voornemen van de Commissie222 om het toepassingsgebied van de Verordening groepsvr stellingen uit te breiden, zodat overeenkomsten van kleine of middelgrote bedr ven ter beperking van concurrentie, niet langer verboden z n, en met de principiële toezegging van de Commissie om zich positief op te stellen t.a.v. „samenwerking” in het MKB in het algemeen. 2.5. Ook in z n advies over het XXIVe mededingingsverslag heeft het Comité er weer op gewezen dat het mededingingsbeleid in z n tweede functie, nl. als essentieel instrument voor de vergroting van het concurrentievermogen, aan andere vormen van EU-beleid moet worden gekoppeld, met name het industriebeleid, het handelsbeleid, het werkgelegenheidsbeleid, het beleid voor sociale samenhang en concurrentievermogen, inflatiebestr ding en consumentenbescherming (paragraaf 3.3). In haar „reacties” op het advies van het Comité bevestigt de Commissie herhaaldel k b zondere aandacht te schenken aan de koppeling tussen mededingingsbeleid en de andere sociaal-economische factoren (onder verw zing naar het in het verslag opgenomen hoofdstuk over „Mededinging en milieu”) en benadrukt z bovendien dat het mededingingsbeleid zelf als een onontbeerl k instrument van het industriebeleid moet worden gezien223. Het mededingingsbeleid wordt op die manier niet gereduceerd tot de toepassing van een aantal regels, maar behoudt z n functie als „beleid” in de meest verheven en volledige betekenis van dat woord. 2.6. Door het mededingingsbeleid moet echter wel een efficiënt en ononderbroken herzieningsproces op gang worden gebracht. In dat verband doet het Comité opnieuw een dringend beroep op de Commissie om het concept „verticale overeenkomsten”, dat op zich niet noodzakel kerw s onder de verbodsbepaling van artikel 85 van het Verdrag van Rome valt, op flexibele w ze te herzien. Het Groenboek kan de aanleiding vormen voor een
219
IX - B - 2, 3.2.
220
IX - B - 2, 3.6.
221
IX - B - 2, 4.3.
222
XI - B - 2, 4.4.
223
IX - B - 2, 3.2 en 3.3. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 433
nuttige en spoedig te houden discussie hierover, waaruit duidel ke, aan de t dgeest aangepaste keuzen moeten worden gedestilleerd. Diezelfde opmerkingen inzake snelheid en duidel kheid kunnen worden gemaakt t.a.v. het procedureel recht, dat in hoofdzaak van het begin van de jaren zestig dateert. Het recht op verweer, het recht op inzage van dossiers, alsook de lange duur van de procedures (ook al z n op dit gebied reeds vorderingen gemaakt) vergen nog verbeteringen. Bedr fsleven en burgers die terecht vragen om transparantie en snelle afhandelingen, z n onvoldoende gerustgesteld door de nieuwe omschr ving die onlangs aan de functie van adviseur/auditor is gegeven en de mogel kheid voor bedr ven en belanghebbenden om in laatste instantie b de Europese gerechtshoven beroep aan te tekenen (punt 51 van het mededingingsverslag). Met het oog op het concurrentievermogen van de ondernemingen kunnen en moeten de kosten b geschillen worden teruggedrongen. 2.7. Een efficiënt EU-mededingingsbeleid vereist steeds meer samenwerking met nationale overheden. De criteria voor de verdeling van de bevoegdheden moeten - volgens het plan van de Commissie - ter versterking van de gedecentraliseerde toepassing van de artikelen 85 (lid 1) en 86 duidel k en nauwkeurig z n en moeten uiteraard in overeenstemming z n met hetgeen al in het Verdrag is neergelegd. Bevoegdheids- en belangenconflicten moeten tot elke pr s worden voorkomen. Er dient slechts één doel te worden nagestreefd, nl. te zorgen voor eerl ke concurrentie op alle niveaus, in de lid-staten en in de EU. De bevoegdheid moet worden gelegd b de overheid die het meest aangewezen is om de situatie te kunnen beoordelen en daarover een besluit te nemen (behalve in de gevallen waarin die bevoegdheid „de iure” aan de Commissie toekomt). Mochten daarna nog grotere vorderingen worden gemaakt b de harmonisatie van de nationale wetgevingen, dan kan het risico van een uiteenlopende interpretatie of toepassing (een zorg die het Comité al in paragraaf 8.1 van z n advies over het XXIVe Verslag heeft uitgesproken) aanzienl k worden verkleind. Zo zouden lid-staten waar nog niet de nodige wettel ke voorschriften z n uitgevaardigd op basis waarvan de mededingingsautoriteiten artikel 85, lid 1, en artikel 86 van het EG-Verdrag kunnen toepassen, daar alsnog voor moeten zorgen (deel II van de ontwerp-mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking tussen Commissie en mededingingsautoriteiten). 3. Monopolies, transeuropese netwerken, vervoer, telecommunicatie, milieu en vr e beroepen 3.1. Monopolies Met het oog op de daadwerkel ke verwezenl king van de interne markt behoort de liberalisering van markten die van oudsher in handen van monopolies z n geweest, tot de prioriteiten van het mededingingsbeleid. Liberalisering verhoogt het concurrentievermogen en is een stimulans voor innovatie, maar moet dan wel onderdeel z n van een mededingingsbeleid dat een einde maakt aan de juridische obstakels die de toegang tot de markt versperren en waarin misbruik van machtsposities en concurrentiebeperkende overeenkomsten onmiddell k worden bestraft. Daarb moet echter nog wel steeds aan de eisen van de openbare dienstverlening worden voldaan. Liberalisering mag echter niet betekenen dat b de opbouw van Europa van het streven naar grotere sociale samenhang mag worden afgezien. De Commissie komt in dat verband tegemoet aan de vrees van het
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
434 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Comité dat liberalisering sociale problemen zou kunnen opleveren, door zich uit te spreken voor een stapsgew ze liberalisering224. In haar „reacties” op het advies van het Comité preciseert de Commissie dat haar liberaliseringsbeleid draait om het streven naar verlening van basisdiensten van hoge kwaliteit en voegt z daaraan toe dat die diensten op een geliberaliseerde markt zowel door particuliere als door overheidsbedr ven kunnen worden verleend225. In sectoren waar het marktmechanisme ontoereikend is, en het recht op dienstverlening voor iedere burger van Europa op de helling komt, moet echter wel worden gegarandeerd dat een voor iedereen bestemde dienst wordt verleend. 3.2. Transeuropese netwerken De ontwikkeling van transeuropese netwerken is een in het Verdrag vastgelegde prioriteit. De verwezenl king van een echt geïntegreerde interne markt is ondenkbaar zonder versterking van het Europese communicatienetwerk: in haar jaarl ks verslag aan de Raad en het Europees Parlement stelt de Commissie vast dat vervoer, telecommunicatie en energievoorziening van cruciaal belang z n voor werkgelegenheid, concurrentievermogen en interne samenhang in de EU. Het Comité w st nogmaals op de grote impact die van de verwezenl king van ieder afzonderl k project kan worden verwacht en spreekt de wens uit dat institutionele procedures worden uitgewerkt waardoor vertragingen b de talr ke projecten ter verbetering van de transeuropese vervoersinfrastructuur worden voorkomen, zonder de juistheid van de te nemen besluiten in gevaar te brengen. Bovendien is het ingenomen met de inspanningen van de Commissie om gemeenschappel ke normen voor de interne energiemarkt tot stand te brengen, maar stelt wel vast dat een bevredigend evenwicht tussen die normen nog moet worden gevonden. De Commissie stelt uiteraard terecht in haar XXVe Verslag (blz. 117) dat „zoals in het rapport Ciampi vastgesteld is, ... de afwezigheid van liberalisering in de energiesector uiterst negatieve gevolgen (begint) te kr gen voor het concurrentievermogen van de Europese economie”. Voor die liberalisering moet echter een nauwkeurig rechtskader worden vastgelegd om „een zo goed mogel k evenwicht tussen de mededingingsregels en het nakomen en vervullen van de verplichtingen tot openbare dienstverlening” te vinden226 en waarb zorgvuldig wordt gekeken naar het belang dat de EU aan de continuïteit van de bevoorrading hecht. 3.3. Vervoer over zee De in 1995 goedgekeurde regeling inzake groepsvr stellingen voor l nvaartconsortia in het zeevervoer (ex. artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag) kunnen betrekking hebben op de verbetering van zowel de produktiviteit als de kwaliteit van de verleende diensten. Uiteraard moet er echter voldoende concurrentie bl ven. Wat de „zeevaartconferenties” betreft, is Verordening (EEG) nr. 4056/86 inzake groepsvr stellingen van meet af aan controversieel geweest: het Comité hoopt echter dat de gevolgen ervan op een realistische w ze zullen worden beoordeeld. 3.4. Luchtvervoer Het Comité stemt er zonder meer mee in dat de Commissie in het luchtvervoer de situatie per geval bek kt. De herstructurering van het Europese luchtruim met het oog op de verlaging van de kosten en de verbetering van de kwaliteit van de diensten moet natuurl k zoveel mogel k worden vergemakkel kt, maar het komt er ook op aan dat de concurrentie in deze sector daadwerkel k in stand wordt gehouden en dat potentiële
224
IX - B - 2, 7.5.
225
IX - B - 2, 7.3.
226
Doc. CES 1269/96, paragraaf 5.4. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 435
vervoerders de toegang tot de markt niet wordt ontzegd. Dit laatste betekent vooral dat doeltreffend toezicht moet worden gehouden op de toepassing van de procedures voor de toew zing van „slots”. In het geval van het goederenvervoer erkent het Comité dat de Commissie bl k heeft gegeven van realisme door halverwege dit jaar de groepsvr stelling voor luchtvaartmaatschapp en op te heffen; die hadden nl. als resultaat dat de pr zen duidel k boven de marktpr zen lagen. 3.5. Telecommunicatie De toepassing van de mededingingsregels zal er ongetw feld toe b dragen dat de telecommunicatiesector z n dynamiek behoudt. Deze „sector van de toekomst” biedt echter ook nu al concrete mogel kheden voor economische initiatieven. Het Comité wacht de door de Commissie voor dit jaar aangekondigde Groenboeken af en vertrouwt erop dat de Commissie deze belofte over niet te lange t d zal nakomen en dat z in haar overwegingen bl k zal geven van realiteitsbesef. Telecommunicatienetwerken vormen de ruggegraat van de toekomstige informatiemaatschapp , aldus de Commissie in haar jaarverslag van 1995. Als dat inderdaad het uitgangspunt moet z n - zoals thans algemeen wordt aangenomen -, dan moet de waakzaamheid van het mededingingsbeleid worden vergroot, maar moeten vooral alle initiatieven in deze sector aan criteria worden getoetst die een flexibele benadering mogel k maken, waarb zowel de vooruitgang als het collectieve belang in acht worden genomen. Ook hier weer w st het Comité in het vooruitzicht van volledige liberalisering op het belang van de verlening van een voor iedereen bestemde dienst en de financiering daarvan. 3.6. Milieu De Commissie heeft tal van initiatieven voor milieu en duurzame groei op stapel staan: het Comité stemt ermee in dat ook voor overeenkomsten die z n gericht op de verbetering van milieuomstandigheden krachtens ex. artikel 85, lid 3, vr stelling zou moeten kunnen worden verleend. Op vr willig gesloten overeenkomsten tussen ondernemingen en overheidsinstanties waarmee milieubescherming wordt beoogd, moeten de mededingingsregels met de nodige welwillendheid worden toegepast. In deze sector zouden nieuwe markten kunnen ontstaan die, in het kader van een milieubeleid met duidel k afgebakende doelstellingen, nieuwe kansen bieden voor de groei en de werkgelegenheid onder eerl ke en doeltreffende concurrentieomstandigheden. 3.7. Vr e beroepen Ook in de sector vr e beroepen z n maatregelen van de kant van de Commissie meer dan ooit gewenst: bepaalde in deze sector gebruikel ke prakt ken of overeenkomsten die tot associatie- of corporatievorming leiden, kunnen tot handelsbelemmeringen uitgroeien en de concurrentie verstoren. 4. Concentratiecontrole 4.1. Nu de discussies en de beraadslaging over het Groenboek z n afgerond, is de herziening van Verordening (EEG) nr. 4064/89 in een vergevorderd stadium van voorbereiding aanbeland en begint deze een concrete vorm aan te nemen. Het Comité bl ft b z n voorkeur voor drempelverlaging, maar heeft zich bereid getoond om eventuele alternatieve oplossingen b „meervoudige” aanmeldingen in overweging te nemen (zie z n advies over het Groenboek voor een gedetailleerde uitleg)227. Ook als de huidige drempel
227
PB C 295 van 7. 10. 1996, paragraaf 12.5.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
436 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
niet wordt bereikt, kan als ander criterium voor de toetsing van de „communautaire dimensie” de meldingsplicht in meer dan twee lid-staten worden gehanteerd. In dat verband moet ook worden gekeken naar de rol van de nationale overheden die bevoegd zouden kunnen worden voor concentraties van ondernemingen tot een nationaal omzetc fer. 4.2. Naast de kwestie van de drempels wordt in het kader van de herziening van Verordening (EEG) nr. 4064/89 ook gekeken naar het vraagstuk van volwaardige gemeenschappel ke ondernemingen met het karakter van een samenwerkingsverband. Te dien aanzien dringt het Comité er b de Commissie op aan, een zo duidel k mogel ke oplossing na te streven omdat voor de ondernemingen nadelige onzekerheid en discriminatie moeten worden voorkomen, en ook voor de andere gemeenschappel ke ondernemingen een adequate oplossing te vinden. Het Comité heeft apart een advies uitgebracht over de Commissievoorstellen voor de herziening van Verordening (EEG) nr. 4064/89228. 5. Staatssteun 5.1. Zonder de tegenstr digheid tussen enerz ds concurrentie en anderz ds overheidssteun, of in ieder geval de inzet van overheidsmiddelen, te ontkennen, preciseert de Commissie in haar „reacties” op het vorige advies van het Comité229 dat het Verdrag van Rome is geïnspireerd door een „stelsel van gematigd neoliberalisme”, waarin de overheid de rol vervult die in een gemengde economie voor haar is weggelegd. Het steunbeleid van de lid-staten moet echter wel nauwlettend in de gaten gehouden en gecontroleerd worden en de Commissie dient zich meer en meer in te zetten voor steeds grotere transparantie en voor bescherming van de rechten van derden. 5.2. Het Comité is namel k van oordeel dat overheidssteun concurrentieverstoring in de hand kan werken, en het w st er in dat verband op hoe belangr k en actueel een nauwe koppeling tussen het mededingingsbeleid en het beleid voor economische en sociale samenhang is. Het hoopt dat de Commissie hieraan in haar komende verslag over overheidssteun speciale aandacht zal schenken. 5.3. Het doel moet z n dat op den duur de steun wordt verminderd, de regels worden herzien en de duidel kheid wordt vergroot. Ook moeten meer initiatieven worden genomen op het gebied van de „procedures”. De Commissie zou een verordening moeten vaststellen waarin de rechten van derden formeel worden vastgelegd, nog los van het feit dat het soms juist die „buitenstaanders” z n die in de prakt k illegale steun of misbruik het best controleren en het eerst ontdekken. 5.4. Daarnaast moet de voorlichting worden verbeterd. De Commissie maakt in het Publikatieblad openbaar dat procedures worden ingeleid of afgesloten en publiceert de l st van steunmaatregelen waartegen z geen bezwaar heeft aangetekend, maar het zou zeer nuttig z n als er ook een openbaar register van alle „zaken” zou worden gepubliceerd. 6. Een onafhankel k Europees bureau 6.1. Het mededingingsbeleid is van toepassing op vier hoofdgebieden: onderlinge afspraken, misbruik van machtsposities, concentraties en overheidssteun. In verband met het vraagstuk van het onafhankel k
228
Mededeling over de herziening van de concentratieverordening (doc. COM(96) 313 def.); doc. CES 1266/96 van 31. 10. 1996.
229
IX - B - 2, 6.2. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 437
Europees bureau zou op voorhand moeten worden bepaald of dit alleen bevoegd moet z n voor concentraties of ook voor de toepassing van de artikelen 85 en 86 of zelfs de artikelen 90 e.v. Zelfs als de bevoegdheid van dat bureau niet verder zou gaan dan voor concentraties - en de kans is groot dat het daarop zal uitlopen -, dan kr gt die oplossing nog niet de instemming van het Comité. Het Comité heeft al eerder uiting gegeven aan z n afkeuring en zet hieronder de precieze redenen daarvoor uiteen. 6.2. In het Verdrag van Rome is vastgelegd dat de mededingingsregels de instrumenten z n waarmee de doelstellingen van de EU moeten worden nagestreefd (artikelen 2 en 3 G). Aan die regels is dus van meet af aan een „politieke” lading gegeven. Het Verdrag staat voor een samenhangende aanpak, uniforme geldigheid en langdurige ervaring met de uitvoering van regels vooral waar het gaat om het mededingingsbeleid. Het Europese Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg ronden deze structuur af. Dit systeem heeft tot dusver niet slecht gewerkt (ook al z n verbeteringen uiteraard mogel k en wordt daaraan gewerkt), maar de bereikte resultaten kunnen maar moeil k worden overgeheveld naar terreinen die los staan van - of zelfs vreemd z n aan - de doelstellingen van de EU. 6.3. Een loskoppeling van de „technische” en de „politieke” evaluatie is str dig met de hoofddoelstelling van het Verdrag, nl. de verwezenl king van een interne markt: de Commissie moet erop toezien dat de interne markt naar behoren functioneert door de toepassing van een mededingingsbeleid dat z n rechtvaardiging juist in alle andere beleidsvormen van de EU vindt. De coördinatie van àl het EU-beleid is de conditio sine qua non voor de verwezenl king van de doelstellingen van het Verdrag, en de Commissie is daarom niet alleen bevoegd voor het uitoefenen van controles en het opleggen van sancties, maar kan ook vr stellingen van verbodsbepalingen toestaan. 6.4. De logica l kt zoek als de „inhoud” van het mededingingsrecht wordt losgekoppeld van de „bevoegdheid” van de instantie die met de toepassing daarvan is belast, en als binnen die bevoegdheid bepaalde mededingingsregels („concentraties” of „concentraties en afspraken”) dan ook nog eens van de andere („afspraken en steun” of alleen „steun”) worden afgesplitst. Een onafhankel ke instantie (onafhankel k van wie?) roept ook nog tal van problemen op i.v.m. prejudiciële kwesties (samenstelling, toezicht) en w ze van functioneren (wat gebeurt er als er tegen een besluit een klacht wordt ingediend? Wordt de zaak dan doorgespeeld aan het Europese Hof van Justitie of aan de Commissie?). 6.5. Het waarborgen van de vr e concurrentie in de EU is een complexe aangelegenheid, en het mededingingsbeleid - op de toepassing waarvan de Commissie globaal toezicht houdt - bl ft een onvervangbaar en onoverdraagbaar instrument. 7. Internationale betrekkingen 7.1. Betrekkingen met de kandidaat-lid-staten Het Comité is ermee ingenomen dat de Commissie er bl k van geeft zich op het gebied van het mededingingsbeleid te willen inzetten voor de daadwerkel ke toepassing van de strategie ter voorbereiding van de toetreding van de landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) waartoe t dens de Top van Cannes (juni 1995) is besloten. Diezelfde inzet is volgens het Comité niet alleen vereist met betrekking tot de eerste groep van LMOE die „Europa-akkoorden” hebben gesloten, maar ook voor de overige LMOE die daarna ook een toetredingsaanvraag hebben ingediend (Estland, Letland, Litouwen en - onlangs - Slovenië).
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
438 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
7.2. In verband daarmee w st het Comité op het belang van de programma's voor opleiding en voor technische b stand op wetgevingsgebied, van de samenwerking met de met concurrentie belaste nationale overheden en van de initiatieven met het oog op de voorlichting van het bedr fsleven. Hopel k z n de hiervoor uitgetrokken middelen toereikend om waar te kunnen maken wat de Commissie in haar Witboek over de voorbereiding van de LMOE op hun integratie in de interne markt zegt, nl. dat het voor het mededingingsbeleid niet alleen noodzakel k is om wetten goed te keuren en een structuur te creëren, maar dat ook voortdurend inspanningen moeten worden gedaan om het mededingingsbeleid in prakt k te brengen, algemeen bekend te maken, het grote publiek van het nut daarvan te overtuigen en de verwachting te scheppen dat het ook daadwerkel k zal worden toegepast, omdat alleen op die manier het potentieel van de markt ten volle kan worden benut. 7.3. Wel merkt het Comité op dat de toepassing op het mededingingsbeleid van de strategie ter voorbereiding van de toetreding niets afdoet aan de noodzaak om binnen de daarvoor gestelde term nen uitvoering te geven aan de in de „Europa-akkoorden” vastgelegde mededingingsregels, die al in de EU en de LMOE van kracht z n en in grote l nen met die van het Verdrag van Rome overeenkomen. Volgens het Comité is het vooral hoog t d om de toepassingsbepalingen voor de regelingen inzake overheidssteun goed te keuren. Uitstel kan niet meer worden geduld nu de Europese interne markt in feite al volledig is opengesteld voor invoer uit de LMOE, omdat nadelige gevolgen voor de „overgangseconomie” van de LMOE moeten worden voorkomen, maar ook om tegen te gaan dat de concurrentie op de Europese markt óók wordt verstoord door investeerders van buiten de EU die bezig z n zich in de LMOE te vestigen. 7.4. Het is dan ook volgens het Comité van het allergrootste belang dat de LMOE van meet af aan voor de transparantie van de door hun overheid verstrekte steun zorgen, en wel door jaarl ks een overzicht te publiceren van het daarmee gemoeide totale bedrag en van de bedr ven die steun hebben ontvangen. Tenslotte wenst het Comité ook nog dat zo snel mogel k - zoals ook in het Witboek wordt gesuggereerd nationale instanties in het leven worden geroepen die kunnen zorgen voor de toepassing van de regels van de reeds in werking getreden „Europa-akkoorden”. 7.5. De Commissie maakt in haar „reacties”230 duidel k dat z de mening deelt van het Comité omtrent de noodzaak om in de betrekkingen met het LMOE, met name waar het gaat om het mededingingsbeleid, af te dwingen dat een aantal sociale criteria wordt nageleefd. Bovendien vreest z , net als het Comité, dat de verplaatsing van bedr ven en de verhoging van het herstructureringstempo economische en sociale schade in de industrie veroorzaken en de werkgelegenheidssituatie verslechteren. In verband daarmee kan een analyse van de gevolgen van de in de „Europa-akkoorden” vastgelegde steunregelingen zeer nuttig z n. 7.6. Betrekkingen met de multilaterale internationale organisaties Het Comité heeft alt d achter het optreden van de Commissie in de internationale organisaties gestaan, maar heeft vooral ook aangedrongen op concrete initiatieven om ook wereldw d de geleidel ke convergentie van de mededingingsregels te bevorderen. De OESO, de UNCTAD en de Wereldhandelsorganisatie z n de organisaties die hierop moeten worden aangesproken. Vooral de Wereldhandelsorganisatie kan een doorslaggevende rol spelen door ervoor te zorgen dat steeds beter tussen de bevoegde autoriteiten wordt samengewerkt. 7.7. Alles wat vandaag de dag in de wereld gebeurt en waarin mensen, instellingen, staten en groeperingen de hand hebben, is steeds zichtbaarder aan het worden, en de behoefte aan die zichtbaarheid wordt ook steeds groter. Daarmee worden echter ook de talr ke problemen die mensen, instellingen, staten en
230
IX - B - 2, 9.1/9.3. MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 439
groeperingen na de eeuwwisseling moeten gaan oplossen, zichtbaarder en neemt het besef van die problemen toe. Deze situatie is het gevolg van de liberalisering en de globalisering, waardoor het mededingingsbeleid een nieuwe, internationale dimensie heeft gekregen. 7.8. De conclusies van de te Singapore gehouden b eenkomst van de Wereldhandelsorganisatie moeten in aanmerking worden genomen b het streven naar een realistische, stapsgew ze aanpak. 8. Globalisering, concurrentie en groei 8.1. De Europese Gemeenschap is bereid alles op alles te zetten, maar zonder een grote institutionele duidel kheid z n de pogingen van Europa om aan de uitdagingen van de globalisering (niet alleen van de economie) het hoofd te bieden, de confrontatie met de andere gebieden en regio's aan te gaan en het Europese sociale model te verdedigen, tot mislukken gedoemd. De toekomst van de EU-instellingen zal de doorslag geven, ook voor de economische en sociale toekomst van de EU. Om de naleving van de mededingingsregels ook wereldw d te kunnen afdwingen, heeft de EU gezag en geloofwaardigheid nodig. 8.2. De inspanningen zullen nog moeten worden vergroot en er zal nog meer vindingr kheid en moed aan de dag moeten worden gelegd. Het bevorderen van de concurrentie houdt in dat concurrentievermogen en innovatie worden gestimuleerd en dat daardoor het aanbod van goederen en diensten wordt vergroot. Dat levert weer nieuwe produkten en diensten op, maar betekent ook dat er nieuwe beroepen en nieuwe werkgelegenheidskansen ontstaan. Door de toepassing van een duidel k en vooruitstrevend mededingingsbeleid moeten gunstige voorwaarden worden geschapen voor het ontstaan van die nieuwe beroepen. Sectoren als milieubescherming, vr et dsbesteding en cultuur moeten meer aandacht kr gen, omdat daar thans het grootste werkgelegenheidspotentieel ligt. Het mededingingsbeleid kr gt werkgelegenheidseffecten als het wordt aangewend om, met inachtneming van de regels, samenwerkingsinitiatieven in deze opkomende sectoren te stimuleren. Deze sectoren z n voor de toekomst veelbelovend, maar ook nu al r k z n aan mogel kheden voor snelle ontwikkeling. 8.3. Het komt er dus in feite op aan dat b stimuleringsinitiatieven minder wordt gekeken naar mogel kheden om bestaande activiteiten te strooml nen, maar dat vooral aan het creëren van nieuwe activiteiten wordt gedacht. De milieu- en cultuureconomie, met alle daaraan verwante industrieën en diensten, is wellicht voldoende om al op korte term n de druk op de werkgelegenheidssituatie te verminderen. Daarvoor moet dringend worden gezorgd voor een goed geplande, degel ke en selectieve beroepsopleiding, die duidel k moet z n afgestemd op nauwkeurig omschreven en concrete nieuwe beroepsprofielen. 8.4. Een voor concurrentie en innovatie opengestelde markt vormt de beste voorwaarde voor de omzetting van het door de economie gecreëerde inkomen in sociale en collectieve goederen, waardoor de werkgelegenheid toeneemt en de kwaliteit van het leven omhoog gaat. Zo zouden de mogel kheden moeten worden onderzocht van een aangepast fiscaal stimuleringsbeleid voor bedr ven en burgers, gekoppeld aan een optimaal gebruik van eventuele aanvullende steunmogel kheden (b.v. van de EU-structuurfondsen). Door een dergel k beleid kunnen extra middelen worden vr gemaakt voor de ondersteuning van de produktie van cultuurgoederen en van culturele activiteiten. 8.5. De bedr ven zelf staan echter voor de grootste uitdaging: van hen wordt verwacht dat ze in staat z n om nieuw potentieel aan te boren en hun bedr fsorganisatie en bedr fsvoering te vernieuwen. Daarvoor volstaat een verw zing naar de vele bedr ven die zich nu al bezighouden met de bescherming van de MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
440 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
cultuur, culturele dienstverlening en de produktie van cultuurgoederen en die een aanzienl ke behoefte aan groeimogel kheden en versterking hebben. Ook strategische partnerschappen met grote bedr ven en/of onderzoekscentra kunnen niet worden uitgesloten, omdat culturele activiteiten grote gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkeling van de technologie en - andersom - b sommige culturele activiteiten nieuwe technologieën kunnen worden toegepast. Brussel, 19 december 1996. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité
T. JENKINS
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 441
2.
Antwoord van de Commissie op het advies van het Economisch en Sociaal Comit é over het 25e Verslag over het mededingingsbeleid
XXVe Verslag over het mededingingsbeleid (1995) Voorontwerp voor een mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de mededingingsautoriteiten van de LidStaten bij de behandeling van zaken die onder de artikelen 85 en 86 van het EGVerdrag vallen - COM(96) 126 def - december - DG IV - M. VAN MIERT Belangrijkste punten van het advies van het ESC
Standpunt van de Commissie
1.1 tot 1.4: Het Comité juicht de presentatie van de activiteiten van de Commissie in twee verslagen toe, met name een kort verslag, waarin de wettelijke beginselen en ontwikkelingen worden beschreven en een tweede, meer gedetailleerd verslag dat bovendien de antwoorden van de Commissie op het advies van het ESC en de resoluties van het Parlement bevat. Een dergelijke presentatie komt ten goede aan de doorzichtigheid, door de verbetering van de algemene opzet en structuur, en houdt rekening met de behoeften van al degenen voor wie dit verslag is bestemd. Het Comité acht het raadzaam dat uitvoeriger wordt ingegaan op de toepassing van de mededingingsregels in de LidStaten. 1.5 tot 1.6: Het Economisch en Sociaal Comité hecht veel belang aan de praktijk van de Commissie om op de diverse punten van zijn advies over het jaarlijks mededingingsverslag te antwoorden en is ermee ingenomen dat het ieder jaar weer de gelegenheid krijgt om daar uitgebreide en open discussies over te voeren. Omdat echter vlug dient te worden gereageerd, dringt het Comité er bij de Commissie op aan te overwegen of het niet mogelijk is om met kortere tussenpozen over het mededingingsbeleid van gedachten te wisselen. Dat het mededingingsbeleid niet los kan worden gezien van tal van andere EU-beleidsvormen en complexe vraagstukken en dat de ontwikkelingen elkaar in een steeds hoger tempo opvolgen, zijn concrete argumenten om het nut van frequentere raadplegingen aan te tonen.
1.1 tot 1.4.: De Commissie neemt er nota van dat het Comité tevreden is met de nieuwe presentatie en aanpak van het Verslag over het mededingingsbeleid. Zij neemt eveneens nota van het voorstel van het Comité om uitvoeriger in te gaan op de toepassing van de (nationale en communautaire) mededingingsregels in de Lid-Staten.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
1.5 tot 1.6 : De Commissie zal, overeenkomstig de gevestigde praktijk, zo snel mogelijk antwoorden blijven formuleren op de essentiële punten van het advies van het Economisch en Sociaal Comité. Zij deelt de mening van het Comité over het nut van frequenter overleg en zij maakt regelmatig de lijst bekend van de acties van het werkprogramma voor elk jaar. Net zoals het jaarverslag worden de ontwerpmededelingen of -wetteksten aan het Comité medegedeeld zodra deze door de Commissie werden goedgekeurd. Zo vormt ook de publicatie van groenboeken een uitnodiging tot het aangaan van een dialoog over de voorgenomen beleidslijnen vóór een eindbeslissing wordt genomen.
442 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
Het Comité pleit ervoor dat zijn specifieke inbreng t.a.v. de economische en sociale aspecten van het mededingingsbeleid groter wordt; openheid en transparantie zijn wezenlijke voorwaarden voor een constructieve dialoog met het Comité. Alleen op die manier kan worden bereikt dat het mededingingsbeleid van de Commissie wordt getoetst aan de vraag of de praktische toepassing ervan daadwerkelijk effect sorteert en of het daadwerkelijk op de economische en sociale realiteit is afgestemd. Het Comité wenst vaker zijn mening kenbaar te kunnen maken over alle mededelingen en conceptteksten. 2. Het mededingingsbeleid van de EU en de samenwerking met de nationale mededingingsautoriteiten 2.1. tot 2.2.: Het Comité is van oordeel dat een doeltreffend mededingingsbeleid een onmisbaar beleidsinstrument is om een geïntegreerde interne markt zonder grenzen te verwezenlijken met een steeds grotere economische en sociale samenhang. Voor de concrete toepassing van dit beleid moet echter op alle niveaus krachtdadiger, consequenter en op het passende tijdstip worden opgetreden. Mededingingsbeleid houdt méér in dan alleen maar de toepassing van regels om de markt van concurrentievervalsing te vrijwaren: mededingingsbeleid is ook een essentieel instrument ter vergroting van het concurrentievermogen. Er zij op gewezen dat de grootste doeltreffendheid wordt bereikt als voldoende convergerende wetsvoorstellen tegelijkertijd (of in een gelijklopend tempo) worden vastgesteld.
De Commissie blijft in ieder geval, binnen de beperkingen van een acuut personeelstekort, ter beschikking van het Comité ingeval dit het nodig acht dat de Commissie optreedt.
2.1 tot 2.2.: De Commissie heeft reeds meermaals benadrukt dat voor een optimale toepassing van het mededingingsbeleid overleg moet worden gepleegd met het oog op de verenigbaarheid met het andere communautaire beleid en dat het mededingingsbeleid een van de wezenlijke instrumenten vormt voor de verwezenlijking van de fundamentele doelstellingen van de Unie, en met name van de interne markt en de integratie in brede zin. In de loop van 1996 heeft de Commissie bijzonder veel aandacht besteed aan het overleg en de voorstellen betreffende de verwezenlijking van de interne markt en de concurrentiepositie van de Europese industrie. In dit verband hebben twee parallel uitgevoerde studies, de ene een evaluatie van de eerste integratieresultaten van de interne markt, de andere een analyse van de concurrentiepositie van de Europese industrie, geleid tot de publicatie van twee mededelingen over dit onderwerp (COM(96)520 def. van 30.10.1996 en COM(96)463 def. van 9.10.96).
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 443
In de mededeling betreffende de verwezenlijking van de interne markt worden een aantal actiegebieden gespecifieerd, waaronder het mededingingsbeleid, om deze markt ten volle te verwezenlijken. In de analyse van de concurrentiepositie van de Europese industrie wordt de liberalisering van de gereglementeerde sectoren als een essentiële maatregel beschouwd. 2.3. Het Comité erkent de wezenlijke rol die de Commissie speelt op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels op een wijze die steeds efficiënter en doorzichtiger wordt. Het is zich bewust van de toename van het aantal zaken en de steeds groter wordende complexiteit van de economische activiteiten waarmee de Commissie te maken heeft en uit zijn tevredenheid over de activiteiten van de Commissie en de groeiende inzet waarvan zij in 1995 blijk heeft gegeven.
2.3. De Commissie neemt met tevredenheid nota van het standpunt van het Comité en deelt zijn mening dat rechtszekerheid een essentiële factor is in een goed werkend mededingingsbeleid. De Commissie heeft zich er openbaar toe verbonden de aanmeldingen betreffende structurele operaties, d.w.z. de gemeenschappelijke ondernemingen, snel te behandelen. Rekening houdend met hun beperkte middelen, spannen de diensten van de Commissie zich in voor een spoedige behandeling op de andere gebieden, teneinde de rechtszekerheid van de ondernemingen veilig te stellen.
2.4. Bijzondere aspecten: Wat de uitwisseling van informatie betreft, is het ESC van mening dat de in het zevende mededingingsverslag genoemde beginselen inzake het mededingingsbeleid moeten worden aangepast aan de ontwikkeling van de communicatietechnologieën, dat bij de beoordeling van afspraken tussen ondernemingen zowel naar de "intenties" van de betrokken partijen als naar de "gevolgen" kan worden gekeken, en dat het oligopolistisch aspect van een markt in aanmerking moet worden genomen. Wat de kleine en middelgrote ondernemingen betreft, is het Comité ingenomen met het voornemen van de Commissie om het toepassingsgebied van de Verordening groepsvrijstellingen uit te breiden.
2.4. De Commissie deelt de mening van het ESC dat de beoordeling van afspraken betreffende informatie-uitwisseling zowel op de intenties van de betrokken partijen als op de effecten kan zijn gebaseerd, voor zover die intenties duidelijk zijn. Zij is het ook met het Comité eens dat bij de analyse van deze zaken rekening moet worden gehouden met de reële vooruitgang op het gebied van de informatie. De Commissie neemt nota van de wens van het ESC betreffende de toepassing van de mededingingsregels op KMO's. Zij is in beginsel voorstander van een soepele toepassing van de mededingingsregels op de KMO's, omdat deze ondernemingen geen sterke economische positie op de betrokken markten innemen.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
444 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
2.5. Het Comité beschouwt het mededingingsbeleid niet als een eenvoudige toepassing van regels, maar legt de nadruk op de koppeling van dit beleid aan andere vormen van EU-beleid, met name het industriebeleid, het handelsbeleid, het werkgelegenheidsbeleid, het beleid voor sociale samenhang en concurrentievermogen, inflatiebestrijding en consumentenbescherming. 2.6. Het Comité meent echter wel dat de Commissie een efficiënt en ononderbroken herzieningsproces voor dit beleid op gang moet zetten. Het Comité acht het raadzaam het procedureel recht te verbeteren (recht op verweer, recht op inzage van dossiers, de lange duur van de procedures), en legt de nadruk op transparantie, de snelheid en het terugdringen van de kosten bij geschillen.
2.5. De Commissie bevestigt dat zij bijzondere aandacht besteedt aan het verband tussen het mededingingsbeleid en het overige EU-beleid.
2.6. De Commissie zet haar inspanningen voor de modernisering van haar rechtsinstrumenten voort, met het oog op een transparantere en tegelijk efficiëntere werking ervan. Twee voorbeelden tonen haar vastberaden houding aan op dit vlak. Zo heeft zij onlangs een nieuwe mededeling met richtsnoeren voor de toegang tot dossiers aangenomen. In deze mededeling, die in zekere zin een codificering van de rechtspraak van het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap is, worden de rechten van de ondernemingen en de plichten van de Commissie op dit gebied vastgesteld. Daar een totnogtoe controversiële juridische kwestie in deze tekst wordt verduidelijkt, zal hij tevens onnodige geschillen over de omvang van de verdedigingsrechten helpen vermijden. Wat de regels ten gronde betreft, dient gewezen te worden op de herziening van de bekendmaking van 1986 inzake overeenkomsten van geringe betekenis die niet onder artikel 85, lid 1, EG-Verdrag vallen. De Commissie is voornemens een nieuwe interpretatie te geven aan het begrip "merkbare invloed op de mededinging", wat een voorwaarde vormt voor de toepassing van het kartelverbod. Zij meent met name dat zelfs overeenkomsten tussen grote ondernemingen eventueel niet onder het verbod van artikel 85 vallen, mits hun marktaandelen gering zijn.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 445
Voor horizontale overeenkomsten zou de merkbaarheidsdrempel op het huidige niveau van 5% worden gehandhaafd, voor verticale overeenkomsten zou deze echter tot 10% worden verhoogd. Dit voornemen getuigt niet alleen van realisme vanuit economisch oogpunt, maar bespaart de diensten van de Commissie ook de behandeling van een aanzienlijk aantal zaken die geen merkbare invloed hebben op de mededinging, en ontheft tevens de ondernemingen van de verplichting om deze aan te melden. De Commissie neemt nota van de wens van het Comité en deelt zijn mening dat het Groenboek de gelegenheid biedt om besprekingen te voeren over de verticale mededingingsbeperkende overeenkomsten in het algemeen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van KMO's. 2.7. Het Comité pleit voor meer samenwerking tussen de Commissie en de nationale overheden en voor de gedecentraliseerde toepassing van de artikelen 85 (lid 1) en 86 van het EG-Verdrag. De criteria voor de verdeling van de bevoegdheden moeten duidelijk en nauwkeurig zijn en de bevoegdheid moet worden gelegd bij de overheid die het meest aangewezen is om de situatie te kunnen beoordelen en daarover een besluit te nemen (behalve in de gevallen waarin die bevoegdheid "de jure" aan de Commissie toekomt). Het Comité pleit ook voor de harmonisatie van de nationale wetgevingen.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
2.7. De Commissie deelt de mening van het Comité betreffende de nauwere s a m e n w e r k i n g m e t d e mededingingsautoriteiten van de Lid-Staten voor een efficiënte tenuitvoerlegging van het mededingingsbeleid. Zij is eveneens van oordeel dat deze samenwerking gebaseerd dient te zijn op duidelijke en nauwkeurige criteria voor de verdeling, zodat bevoegdheids- en belangenconflicten kunnen worden voorkomen. Net zoals van het Comité is het de uitrukkelijke wens van de Commissie dat de Lid-Staten die dit nog niet gedaan hebben, enerzijds zorgen voor wetgeving die in overeenstemming is met het mededingingsrecht, en anderzijds hun bevoegde instanties toestemming te geven dit recht rechtstreeks toe te passen.
446 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3. Monopolies - transeuropese netwerken vervoer - telecommunicatie - milieu en vrije beroepen 3.1 Monopolies Het Comité is van mening dat de liberalisering van de markten die van oudsher in handen van monopolies zijn geweest, noodzakelijk is voor de daadwerkelijke verwezenlijking van de interne markt. Daardoor wordt het concurrentievermogen immers verhoogd en de innovatie gestimuleerd in een concurrerend klimaat, waarbij echter wel aan de eisen van de openbare dienstverlening moet worden voldaan. 3.2. Transeuropese netwerken Wat de energiesector betreft, is het Comité ingenomen met de inspanningen van de Commissie om gemeenschappelijke normen voor de interne energiemarkt tot stand te brengen, en wijst erop dat bij de liberalisering van deze sector de verplichtingen tot openbare dienstverlening moeten worden vervuld en gezorgd moet worden voor continuïteit van de bevoorrading voor de EU.
De Commissie verheugt zich erover dat haar standpunt overeenstemt met dat van het ESC.
3.2. De Commissie heeft onlangs een mededeling over de openbare dienstverlening in Europa gepubliceerd, waarin wordt uitgelegd hoe zij dit evenwicht bij de toepassing van artikel 90, lid 2,van het EG-Verdrag tot stand brengt. Het tweede punt betreft de continuïteit van de bevoorrading. De Commissie is ervan overtuigd dat het belangrijk is deze continuïteit in stand te houden en zelfs te verbeteren. Zij meent dat de liberalisering van de energiemarkten daartoe bijdraagt, omdat daadwerkelijk op het niveau van de Unie een interne markt wordt gecreëerd. Aangezien deze markt veel omvangrijker zal zijn dan de nationale markten, zal ook de bevoorrading in een meer gediversifieerde vorm gebeuren.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 447
3.3. Vervoer over zee Volgens het Comité moet er bij lijnvaartconsortia in het zeevervoer, die onder de in 1995 goedgekeurde regeling inzake groepsvrijstellingen vallen, voldoende concurrentie blijven. Wat de "zeevaartconferenties" betreft, hoopt het Comité dat de gevolgen ervan op een realistische wijze zullen worden beoordeeld.
3.3. De Commissie verwelkomt de zienswijze van het Comité, dat de lijnvaartconsortia hun voordelige dienstverlening, op basis waarvan vrijstelling gerechtvaardigd is, steeds moeten verwezenlijken in een vaargebied waar voldoende concurrentie heerst, wat overeenkomt met de in Verordening nr. 870/95 voorgestelde benadering. De Commissie is uiterst waakzaam ten aanzien van de mededingingsbeperkende praktijken van de zeevaartconferenties, die niet onder de groepsvrijstellingverordening nr. 4056/86 vallen, zoals blijkt uit de verschillende verbodsbeschikkingen die zij heeft gegeven wegens onderlinge prijsafspraken van de leden van zeevaartconferenties voor inlandtarieven in Europa. In deze praktische gevallen beoordeelt zij voortdurend het effect van deze verordening van de Raad.
3.4. Luchtvervoer Het Comité vindt dat de herstructurering van het Europees luchtruim met het oog op de verlaging van de kosten en de verbetering van de kwaliteit van de diensten moet worden vergemakkelijkt, maar het komt er ook op aan dat de concurrentie in deze sector daadwerkelijk in stand wordt gehouden en dat potentiële vervoerders de toegang tot de markt niet wordt ontzegd.
3.4 De Commissie deelt de mening van het ESC. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de luchtvaartmaatschappijen geen kunstmatige tarieven vaststellen ten nadele van de scheepvaartmaatschappijen.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
448 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
3.5. Telecommunicatie Het Comité ziet de telecommunicatiesoctor als een sector van de toekomst, die echter ook nu al concrete mogelijkheden voor economische initiatieven biedt, maar hij wacht de door de Commissie voor dit jaar aangekondigde Groenboeken af. In het toepasselijke mededingingsbeleid moet zowel de vooruitgang als het collectieve belang in acht worden genomen. In het vooruitzicht van volledige liberalisering wijst het Comité op het belang van de verlening van een voor iedereen bestemde dient en de financiering daarvan.
3.5. De Commissie meent dat het liberaliseringsproces - dat begin 1998 voltrokken zou moeten zijn - de technische vooruitgang zal verbeteren en zal leiden tot een betere dienstverlening voor de verbruiker. D e C o m m i s s i e z a l d e mededingingsvoorwaarden op de verschillende markten van deze sector nauwlettend blijven onderzoeken en overeenkomstig handelen. De Commissie deelt de mening van het Comité betreffende het belang van een universele dienstverlening. De verwezenlijking van een dergelijke dienstverlening mag echter niet leiden tot de instandhouding van concurrentievervalsende marktstructuren of tot praktijken die het thans in gang gezette liberaliseringsproces ernstig zouden belemmeren.
3.6. Milieu Het Economisch en Sociaal Comité is er voorstander van dat voor overeenkomsten die zijn gericht op de verbetering van de milieuomstandigheden, alsook voor vrijwillig gesloten overeenkomsten tussen ondernemingen en overheidsinstanties waarmee milieubescherming wordt beoogd, krachtens artikel 85, lid 3, vrijstelling zou moeten kunnen worden verleend.
3.6. De Commissie heeft meermaals benadrukt (b.v. COM(96)561 def. betreffende overeenkomsten op milieugebied), dat zij bij de beoordeling van individuele zaken op grond van artikel 85, lid 3, en rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel, de uit de overeenkomsten voortvloeiende m e d e d i n g i n g s b e p e r k i n g e n en d e milieudoelstellingen met elkaar vergelijkt. In de praktijk betekent dit dat zij enerzijds moet vaststellen of de beperkingen absoluut noodzakelijk zijn om de gestelde milieudoelstellingen te bereiken, en anderzijds er moet voor zorgen dat de verbruikers in eerlijke mate mee profiteren van de voordelen die de overeenkomst meebrengt. De miliebescherming zou moeten worden gezien als een element dat bijdraagt tot de verbetering van de productie of distributie van de producten en tot de bevordering van de technische en economische vooruitgang.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 449
3.7. Vrije beroepen Het Comité meent dat maatregelen van de Commissie op dit gebied gewenst zijn, omdat bepaalde praktijken of overeenkomsten die tot associatievorming leiden, tot handelsbelemmeringen kunnen uitgroeien en de concurrentie kunnen verstoren.
3.7. In de mate dat deze gevallen zich voordoen, zal de Commissie zich blijven inzetten voor de afschaffing van mededingingsvervalsende praktijken die een hinderpaal vormen voor de verwezenlijking van de interne markt op het gebied van de door de vrije beroepen verleende diensten.
4. Concentratiecontrole 4.1. Het Comité blijft bij zijn voorkeur voor drempelverlaging, maar heeft zich bereid getoond om eventuele alternatieve oplossingen bij meervoudige aanmeldingen in overweging te nemen.
4.1.De Commissie is ingenomen met de zienswijze van het Comité. Zij onderzoekt momenteel de mogelijkheid om haar voorstel op het gebied van "meervoudige aanmeldingen" verder te verfijnen in de door het Comité bedoelde zin. . 4.2. De Commissie is bereid meer klaarheid te scheppen in haar voorstel. Zij neemt nota van de wens van het Comité inzake het tweede aspect.
4.2. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan een zo duidelijk mogelijke oplossing na te streven met betrekking tot de gemeenschappelijke ondernemingen, en ook voor de gemeenschappelijke ondernemingen die niet "volwaardig", doch "structureel" van aard zijn, een oplossing te vinden. 5. Staatssteun 5.1. Het nationale steunbeleid moet nauwlettend in de gaten gehouden en gecontroleerd worden en de Commissie dient zich meer en meer in te zetten voor steeds grotere transparantie en voor bescherming van de rechten van derden. 5.2. Het Comité is namelijk van oordeel dat overheidssteun concurrentieverstoring in de hand kan werken, en het wijst er in dat verband op hoe belangrijk en actueel een nauwe koppeling tussen het mededingingsbeleid en het beleid voor economische en sociale samenhang is. Het hoopt dat de Commissie hieraan in haar komende verslag over overheidssteun speciale aandacht zal schenken.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
5.1. De Commissie deelt de mening van het Comité.
5.2. De Commissie erkent dat dit vraagstuk belangrijk en actueel is, maar meent dat haar verslagen over overheidssteun niet het gepaste instrument zijn voor een gedachtenwisseling over het verband tussen het mededingingsbeleid en het beleid voor economische en sociale samenhang, omdat in deze verslagen voornamelijk begrotingsaspecten worden beschreven. Zij wijst erop dat dit vraagstuk echter regelmatig wordt behandeld in de verslagen van de Commissie over de cohesie en eveneens reeds aan bod is gekomen in de voorgaande verslagen over het mededingingsbeleid.
450 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
5.3. Het doel moet zijn dat op den duur de steun wordt verminderd, de regels worden herzien en de duidelijkheid wordt vergroot. Ook moeten meer initiatieven worden genomen op het gebied van de procedures. De Commissie zou een verordening moeten vaststellen waarin de rechten van derden formeel worden vastgelegd, nog los van het feit dat het soms juist die "buitenstaanders" zijn die in de praktijk illigale steun of misbruik het best controleren en het eerst ontdekken.
5.3. De Commissie deelt de mening van het Comité. Zij werkt momenteel aan een ontwerp voor een procedureverordening, waarin onder andere de rechten van derden aan bod zullen komen.
5.4. Daarnaast moet de voorlichting worden verbeterd. De Commissie maakt in het Publikatieblad openbaar dat procedures worden ingeleid of gesloten en publiceert de lijst van steunmaatregelen waartegen zij geen bezwaar heeft aangetekend, maar het zou zeer nuttig zijn als er ook een openbaar register van alle zaken zou worden gepubliceerd.
5.4. Alle beschikkingen van de Commissie betreffende staatssteun worden reeds in het Publikatieblad openbaar gemaakt. De Commissie is echter voornemens de toegang tot deze informatie te vergemakkelijken door een register van deze beschikkingen op te stellen.
6. Een onafhankelijk Europees bureau 6.1 tot 6.5.: Het Comité is het volstrekt oneens met het voorstel een onafhankelijk Europees bureau voor mededingingszaken op te richten.
6.1. tot 6.5.: De Commissie juicht het standpunt van het ESC toe.
7. Internationale betrekkingen 7.1. Betrekkingen met de kandidaat-LidStaten Het Comité is ermee ingenomen dat de Commissie er blijk van geeft zich te willen inzetten voor een strategie ter voorbereiding van de toetreding van de eerste groep landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE), maar wijst erop dat diezelfde inzet ook is vereist voor de overige LMOE die een toetredingsaanvraag hebben ingediend (Estland, Letland, Litouwen en Slovenië).
7.1. De Commissie deelt de mening van het Comité dat de Baltische Staten en Slovenië op dezelfde wijze als de andere kandidaatLid-Staten recht hebben op bijstand. Zij kan bevestigen dat deze vier landen intussen volledig geïntegreerd zijn in de horizontale steunprogramma's en dat in elk van deze landen specifieke programma's werden opgezet.
7.2. In verband daarmee wijst het Comité op het belang van de programma's voor opleiding en voor technische bijstand op wetgevingsgebied, van de samenwerking met de met concurrentie belaste nationale overheden en van de initiatieven met het oog op de voorlichting van het bedrijfsleven, en hoopt dat de hiervoor uitgetrokken middelen toereikend zijn.
7.2. Het geheel van de steunprogramma's omvat meer dan louter wetgevingsbijstand; het gaat ook om de opleiding van het overheidspersoneel dat belast is met de toepassing van de mededingingsregels, en er worden initiatieven genomen ten gunste van andere belanghebbenden (rechters, universitairen, enz.)
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 451
7.3./7.4./7.5. Het is volgens het Comité van belang dat de LMOE van meet af aan voor transparantie van de door hun overheid verstrekte steun zorgen, en het wenst dat zo snel mogelijk nationale controle-instanties in het leven worden geroepen.
7.6. Betrekkingen met de multilaterale internationale organisaties Het Comité, dat altijd achter het optreden van de Commissie heeft gestaan om ook wereldwijd de geleidelijke convergentie van de mededingingsregels te bevorderen, meent dat de internationale organisaties een doorslaggevende rol kunnen spelen voor een nauwere samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten.
8. Globalisering, concurrentie en groei 8.1. Het Comité is van mening dat Europa institutionele duidelijkheid nodig heeft om aan de uitdagingen van de globalisering het hoofd te bieden, de confrontatie met andere gebieden en regio's aan te gaan en het Europese sociale model te verbeteren.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996
7.3./7.4./7.5. Ondanks de vooruitgang die de laatste tijd is geboekt, moeten de komende maanden nog meer inspanningen worden geleverd om de goedkeuring te versnellen van de "toepassingsvoorschriften", die het kader vormen voor samenwerking tussen de Gemeenschap en elk van de LMOE op het gebied van de overheidssteun. De Commissie deelt de mening van het Comité dat dringend moet worden gezorgd voor een grotere transparantie met betrekking tot de in verschillende vormen door de LMOE verleende steun. De oprichting van nationale controle-instanties, die op dit gebied de gesprekspartners van de Commissie zullen worden, is aan de gang.
7.6. tot 7.8. De Commissie is ingenomen met de reactie van de Ministerconferentie van Singapore op haar initiatief op het gebied van het mededingingsbeleid. Zij zal deelnemen aan de werkzaamheden waarmee de WHO binnen kort zal aanvangen, zonder daarbij echter de vooruitgang uit het oog te verliezen die in het kader van andere organisaties (OESO en UNCTAD) of op bilateraal vlak op het gebied van de internationale samenwerking kan worden geboekt.
8.1. tot 8.2.: De Commissie neemt nota van het standpunt van het Comité en deelt zijn mening betreffende het belang van institutionele duidelijkheid en de stimulering van concurrentie en innovatie.
452 TOEPASSING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS IN DE EUROPESE UNIE
8.2. Volgens het Comité houdt de bevordering van de concurrentie in dat concurrentievermogen en innovatie worden gestimuleerd en dat daardoor het aanbod van goederen en diensten w o r d t v e r g r o o t , waardoor n i e u w e werkgelegenheidskansen ontstaan.
In dit verband heeft zij in de loop van 1996 een mededeling over de concurrentiepositie van de Europese industrie (zie het antwoord op punt 2.1), alsmede een groenboek over innovatie gepubliceerd. De Commissie is het m e t h e t Comité e e n s d a t h e t mededingingsbeleidwerkgelegenheidseffecten krijgt als het wordt aangewend om samenwerkingsinitiatieven te stimuleren in de opkomende sectoren, die nu al rijk zijn aan mogelijkheden voor snelle ontwikkeling.
8.3. Het Comité is de mening toegedaan dat om het werkgelegenheidsprobleem daadwerkelijk op te lossen, nieuwe activiteiten moeten worden gecreëerd in sectoren als milieubescherming, vrijetijdsbesteding en cultuur. Daarvoor moet dringend worden gezorgd voor een goed g e p l a n d e , d e g e l i j k e en s e l e c t i e v e beroepsopleiding, die duidelijk moet zijn afgestemd op nauwkeurig omschreven en concrete nieuwe beroepsprofielen.
8.3. De Commissie neemt nota van de zienswijze van het ESC en deelt zijn standpunt.
8.4. Het Comité is van oordeel dat het door de economie gecreëerde inkomen moet worden omgezet in sociale en collectieve goederen, waardoor de werkgelegenheid toeneemt en de kwaliteit van het leven omhoog gaat. Zo zouden de mogelijkheden moeten worden onderzocht van een aangepast fiscaal stimuleringsbeleid.
8.4. Het is niet de taak van de Commissie om in het kader van het mededingingsbeleid een door de Lid-Staten te volgen specifiek fiscaal beleid te bevorderen ter ondersteuning van de productie van cultuurgoederen en van culturele activiteiten. Zij moet er zich daarentegen wel van vergewissen dat de voorgenomen financiering voldoet aan de voorschriften inzake overheidssteun.
8.5. Het Comité meent dat de schepping van nieuwe activiteiten vooral een uitdaging vormt voor de bedrijven zelf, die zullen moeten bewijzen dat zij in staat zijn om nieuw potentieel aan te boren en hun bedrijfsorganisatie en bedrijfsvoering te vernieuwen.
8.5.De Commissie deelt de mening van het Economisch en Sociaal Comité.
MEDEDINGINSVERSLAG 1996
REACTIES OP HET XXVe VERSLAG 455
Europese Commissie XXVIe Verslag over het medegdingingsbeleid - 1996
Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen 1997 – blz. 452 – 16,2 x 22,9 cm ISBN 92-828-0724-X Prijs in Luxemburg (exclusief BTW): ECU 22
Het Verslag over het mededingingsbeleid wordt jaarlijks door de Commissie van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd ten einde te beantwoorden aan een door het Europees Parlement in zijn resolutie van 7 juni 1971 geuit verzoek. Dit Verslag, dat bij het Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Gemeenschappen wordt gevoegd, is bedoeld om een overzicht te geven over het in het afgelopen jaar gevoerde mededingingsbeleid.
MEDEDINGINGSVERSLAG 1996