De WMO-factor Ouderenbonden in Veldhoven: hun WMO-gerelateerde werk
1
2
Jaap van der Sar Stichting Oikos
3
Aanleiding tot dit onderzoek Medio 2012 heeft Oikos het maatschappelijk rendement bepaald van 6 ouderenorganisaties in de Gemeente Veldhoven. Dat heeft geleid tot het rapport ‘Gezien en gewaardeerd’ dat begin september beschikbaar kwam1. De Seniorenraad, betrokken bij het onderzoek, heeft overwogen dat een aanvullend onderzoek van belang is om de resultaten van het gepresenteerde onderzoek specifiek te kunnen duiden. Daartoe is aan Oikos het verzoek gedaan de gegevens, die de basis bieden voor het genoemde rapport, te bezien in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Het is daarmee een nadere vraagstelling waarbij gebruik gemaakt kan worden van de reeds verzamelde informatie. Bijgaand biedt Oikos daarvan het resultaat. De inhoud van het “Gezien en Gewaardeerd ‐ Onderzoek naar het maatschappelijk rendement van zes ouderenorganisaties in Veldhoven” – wordt daarbij bekend verondersteld. Werkwijze bij dit onderzoek Met het oog op het onderzoek naar het maatschappelijk rendement van de 6 ouderenorganisaties zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van 6 ouderenorganisaties in de Gemeente Veldhoven. De gegevens, die uit die interviews voortkwamen zijn de basis geweest voor de bepaling van het maatschappelijk rendement. Deze gegevens zijn t.b.v. dit onderzoek nogmaals gebruikt. Daarbij is een extra “lens” gebruikt om de gegevens te beoordelen – de lens van de WMO. Daartoe is allereerst nagegaan wat de verschillende prestatievelden van de WMO inhouden en in hoeverre zij aansluiten bij de inzet van de ouderenbonden. Vervolgens is per activiteit van de onderzochte bonden (dat waren er in totaal 314 verschillende) bepaald in hoeverre deze passen in één van die prestatievelden. Als dit het geval was, dan is de berekende waarde van het maatschappelijk rendement van die activiteit gebruikt als uitgangspunt van de waarde in geldelijke zin voor de WMO. Bij elkaar opgeteld biedt dit inzicht in de mate waarin de ouderenbonden inzet vanuit de WMO beperken – ofwel in hoeverre niet een beroep wordt gedaan op de WMO waar dit echter wel gerechtvaardigd zou zijn. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) Vanaf begin 2007 functioneert de WMO. Binnen het stelsel van Zorg en Welzijn fungeren naast de WMO ook Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Voor de WMO zijn 9 prestatievelden bepaald, te weten 1. Het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid 1
Jaap van der Sar en Jacqueline van Rooijen: Gezien en gewaardeerd – Onderzoek naar het maatschappelijk rendement van zes ouderenorganisaties in Veldhoven, Stichting Oikos, Utrecht en Gemeente Veldhoven, september 2012, 42 blz.
4
2. Preventieve voorzieningen voor problemen met opgroeien en problemen met opvoeden 3. Het geven van informatie en advies 4. Ondersteunen mantelzorgers en vrijwilligers 5. Bevorderen deelname aan het maatschappelijk verkeer van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of psychisch‐sociaal probleem 6. Voorzieningen voor ouderen, gehandicapten, chronische psychiatrische patiënten en mensen met psychische of psychologische problemen 7. Maatschappelijke opvang 8. Bieden openbare geestelijke gezondheidszorg 9. Bieden ambulante verslavingszorg.2 Bij deze prestatievelden zijn toelichtingen gegeven. Op grond daarvan – zie de eerder genoemde website – zijn de prestatievelden nader te interpreteren. Dat leidt tot de volgende overwegingen en conclusies(waarbij de nummers corresponderen met de eerder genoemde velden): 1. Dit is een algemene categorie waar de Gemeente Veldhoven en haar inwoners direct mee te maken hebben. Het betreft sociaal cultureel werk, buurt‐ en belangenverenigingen. Doel daarvan: de gemeente zet zich actief in voor de leefbaarheid in de wijken om zo de sociale samenhang en leefbaarheid te vergroten. Grote delen van het werk van de ouderenbonden vallen hieronder, met name als die bonden geografisch gebonden zijn aan een gebied, een wijk. 2. Opvoeden staat hier centraal – en dat is niet aan de orde voor de ouderenbonden. Belangrijk is echter te noteren dat preventie hier positief geduid wordt binnen de WMO. 3. De taak zoals beschreven voor de gemeente is informatieverstrekking. Ouderenbonden geven ook uitdrukking aan deze taak – in het algemeen als doorgeefluik via de eigen informatiekanalen. Ook is er inzet op de informatieoverdracht rond bijvoorbeeld belastingen (aangiften, regels en regeltjes). 4. Vrijwilligers hebben een belangrijke rol bij de invulling van de prestatievelden. De Veldhovense organisatie SWOVE heeft daarop een sterke beleidslijn. De onderzochte bonden voeren dit werk meer op impliciete wijze uit. Mantelzorg wordt door ouderenbonden niet verstrekt – dat gebeurt meer op het niveau van individuen als directe familie en buren. Wellicht is te overwegen of een bijdrage van de Gemeente aan de huur van accommodaties voor ouderenbonden gezien kan worden als (ook) een 2
Bron: http://www.adviesraadwmo.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=7&Itemid=11geraad pleegd op 17 oktober 2012
5
5.
6.
7. 8.
9.
bijdrage die voortkomt uit dit prestatieveld. Bij de berekeningen voor dit onderzoek is dit echter niet gedaan. Deze categorie speelt bij het onderzochte ouderenwerk een beperkte rol. Slechts als expliciet verwezen is bij de beschrijving van de activiteit naar zorg voor mensen met een beperking is deze categorie positief beoordeeld. De toelichting op dit prestatieveld gaat over zelfstandig functioneren en de fysieke condities die daarvoor nodig zijn. Die spelen geen rol voor het werk van de ouderenbonden. Maatschappelijke opvang zoals toegelicht voor dit prestatieveld speelt geen rol voor het werk van de ouderenbonden. Categorieën als psychische problemen, eenzaamheid, depressie, dementie, rouw worden hier genoemd. Op dat gebied zijn de ouderenbonden stellig actief. De toelichting spreekt over lotgenotengroepen, telefonische hulpdiensten. Tijdens de interviews in Veldhoven werd duidelijk dat de bonden hiervoor in het algemeen mensen aanzoeken, die op dit terrein een specifieke opleiding en betrokkenheid alsook een goede reputatie hebben. Dit prestatieveld is hoogstens impliciet een aandachtspunt.
Resultaten In het onderzoek naar het maatschappelijk rendement van de zes ouderenorganisaties in Veldhoven is berekend dat het totaal maatschappelijk rendement uitkwam op ruim € 822.000. Dit resultaat is bepaald op grond van 314 verschillende activiteiten die zijn aangegeven door de organisaties. Voor dit onderzoek is beoordeeld in welk WMO‐prestatieveld de betreffende activiteit zou vallen. Tabel 1 geeft daarvan het resultaat. Tabel 1: Activiteiten van de ouderenbonden in relatie tot de WMO‐ prestatievelden Prestatieveld WMO
Aantal activiteiten 1. Het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid 93 0 2. Preventieve voorzieningen voor problemen met opgroeien en problemen met opvoeden 3. Het geven van informatie en advies 10 4. Ondersteunen mantelzorgers en vrijwilligers 0 5. Bevorderen deelname aan het maatschappelijk verkeer van 3 mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of psychisch‐sociaal probleem 6. Voorzieningen voor ouderen, gehandicapten, chronische 0 psychiatrische patiënten en mensen met psychische of psychologische problemen 7. Maatschappelijke opvang 0 8. Bieden openbare geestelijke gezondheidszorg 14 9. Bieden van ambulante verslavingszorg 0 Niet vallend binnen enig prestatieveld van de WMO 194 TOTAAL 314
6
Ter toelichting op Tabel 1 nog het volgende: Activiteiten met een weerkerend karakter zijn steeds geduid als passend binnen de WMO‐prestatieveld 1. Het weerkerende karakter biedt de sociale samenhang, de opname in kringen van zorg en voorzorg. Eenmalige activiteiten, zoals een darttoernooi, de kerstviering, een afsluitende fietstocht, waarvoor allerlei extra zaken worden voorbereid en uitgevoerd, zijn bij deze berekening niet positief geduid. De eenmaligheid is daarbij het beslissende criterium – daarmee bouw je geen sociale samenhang, je onderhoudt er geen cirkel van zorg en betrokkenheid mee, hoezeer de activiteit zelf ook positief geduid wordt. Die positieve duiding is er bij de bepaling van het maatschappelijk rendement – maar niet bij de koppeling naar de WMO. Het hoge aantal activiteiten dat niet onder de WMO gerekend wordt, komt voort uit het feit dat alle overhead activiteiten per definitie al niet toevallen aan een WMO‐ prestatieveld. Ze tellen so wie so al niet mee (positief noch negatief) bij de berekening van het maatschappelijk rendement. Daarnaast zijn ook – als voorbeeld – de georganiseerde reizen, de deelname aan processies niet meegerekend. Met deze classificatie is het vervolgens eenvoudig om na te gaan wat de waarde van het betreffende werk is geweest bij de bepaling van heet maatschappelijk rendement. Het totaal maatschappelijk rendement was bepaald op ruim € 822.000 terwijl de waarde van de activiteiten die vallen onder de WMO‐prestatievelden nu is berekend op ruim € 562.000. Globaal berekend komt dit er op neer dat 2/3 deel van het maatschappelijk rendement ook valt onder de WMO‐prestatievelden. Het resterende 1/3 deel van het maatschappelijk rendement van de onderzochte ouderenorganisaties komt dan voort uit die activiteiten die een éénmalig karakter hebben (afsluitende bijeenkomst, Kerstviering, processie) waarmee weliswaar de sociale samenhang onderhouden wordt maar die wordt er niet mee opgebouwd. Daarnaast valt onder dit deel van het berekende maatschappelijk rendement het werk en de activiteiten waarvoor bij andere instanties dan de burgerlijke overheid een vervangende activiteit gevonden kan worden. Te denken is aan de organisatie van vakantiereizen, bezoek aan een theatervoorstelling of een museum in de buurt. Utrecht, 22 oktober 2012, Jaap van der Sar
7
8