De voorzienigheid Gods Ds. P. Mulder – Heidelbergse Catechismus Zondag 10
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 33: 10 Esther 6 Psalm 36: 2, 3 Psalm 93: 1, 4 Psalm 32: 4
Gemeente, aan de beurt is Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus. We willen die eerst samen lezen: Vraag 27: Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods? Antwoord: De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen. Vraag 28: Waartoe dient ons dat wij weten dat God alles geschapen heeft en nog door Zijn voorzienigheid onderhoudt? Antwoord: Dat wij in alle tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onze getrouwe God en Vader, dat ons geen schepsel van Zijn liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen. Gemeente, in de deze Zondag gaat het over: De voorzienigheid Gods. We hopen achtereenvolgens stil te staan bij een drietal hoofdgedachten, te weten: 1. Almachtige kracht 2. Vaderlijke zorg 3. Goddelijke liefde De voorzienigheid Gods, daarover gaan de vragen 27 en 28. Wat is de voorzienigheid? De almachtige, alomtegenwoordige kracht Gods. Daarop letten we in onze eerste gedachte. Ten tweede is de voorzienigheid vaderlijke zorg. Dat zien we in het vervolg van antwoord 27: ‘Maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen.’ En ten derde is er sprake van goddelijke liefde. Dat mogen we uit antwoord 28 opmaken. Middenin het antwoord staat: ‘Een goed toevoorzicht hebben’ - toevoorzicht betekent vertrouwen - ‘op onze getrouwe God en Vader, dat ons geen schepsel van Zijn liefde scheiden zal.’ Het gaat dus over de voorzienigheid Gods. Daarbij letten we op drie hoofdzaken: almachtige kracht, vaderlijke zorg en goddelijke liefde. www.prekenweb.nl
1/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
1. Almachtige kracht De voorzienigheid van God sluit aan bij de schepping. Dat blijkt uit vraag 28 en dat zien we ook als we het geheel van de catechismus in herinnering roepen. Waar is de catechismus mee bezig? In Zondag 7 zijn de Twaalf Artikelen weergegeven. We kennen ze allemaal en de meesten kunnen ze opzeggen. Ze worden ons elke zondag voorgelezen. Het is een korte samenvatting van de belijdenis van de kerk. Zij is al heel oud, van rond het jaar 200. Het is de aloude belijdenis van de kerk der eeuwen. Deze belijdenis, de Twaalf Artikelen, wordt door de catechismus uitgelegd, artikel voor artikel. In Zondag 8 wordt over de drie-eenheid gesproken. Dat is een zaak die in de Twaalf Artikelen duidelijk naar voren komt. Het is een belangrijk en ook een actueel geloofsartikel. Bijvoorbeeld als je in gesprek gaat met Jehovah’s Getuigen. Zij ontkennen de drie-eenheid en zien de Zoon en de Heilige Geest niet als God. De ontkenning van de drie-eenheid is één van hun kerndwalingen. Daarmee miskennen ze Christus als God. Het gevolg zou zijn dat Christus niet de kracht heeft om zalig te maken. Een troosteloze leer, mogen we wel zeggen. Maar ook op andere manieren komt de drie-eenheid wel eens in het geding, namelijk als de belijdenis omtrent de Heilige Geest of het God-zijn van de Zoon min of meer onder kritiek wordt gesteld. Wij belijden met de kerk der eeuwen de drie-eenheid voluit; dat is Bijbels. Nadat de drie-eenheid in Zondag 8 werd beleden, ging het in Zondag 9 over de schepping, over het scheppingsgeloof. Wij geloven niet in een toevallig ontstaan van de aarde en de mensen. De Schepper is de Oorsprong en de Maker. Hij heeft over Zijn scheppingswerk in de Bijbel veel geopenbaard. Naast de schepping van hemel en aarde kun je ook aan je eigen schepping denken. Als je het biologisch benadert, ben je natuurlijk uit je vader en je moeder geboren. Maar de Bijbel zegt dat God ons als een borduursel in de moederschoot gemaakt heeft. En laat dat niet alleen een belijdenis met het verstand, maar laat het een erkenning van het hart mogen zijn. ‘U bent mijn Schepper.’ Mag het ons brengen tot het belijden: ‘U bent mijn God.’ Sta daar eens bij stil, jongens en meisjes! En dat geldt ons allemaal. We zijn er niet toevallig of alleen maar als een product van de natuur. Nee, God is onze Schepper. Het is nodig dat in ons hart het verlangen ontstaat om te zeggen: ‘Och, dat ik Hem kennen mocht!’ Groot is het God te kennen door het geloof, ook al ben je - en dat zijn we allemaal - een zondig schepsel. Ook al ben je, als je op jezelf ziet, een schuldig mens. Om in de Heere Jezus Christus Hem te mogen kennen, dat is leven! ‘Ja, maar ik leef wel; ik adem en ik doe dit en ik doe dat.’ Dat geloof ik wel, maar wérkelijk leven is dit: God kennen in Christus Jezus, Die Hij gezonden heeft. Dan komt de schepping door de herschepping in het juiste licht te staan. Zoek daartoe de Heere en leef! Nu volgt in Zondag 10 ‘de voorzienigheid’. God heeft alles gemaakt en toen is Hij niet gestopt. God heeft jou geschapen als klein kind, maar toen je was geboren is Hij niet opgehouden met Zijn zorg. Hij zorgt voor jou, voor u, voor mij, tot op dit moment toe. Paulus zegt tegen de heidenen in Athene: In Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij (Hand.17:28). De Heere geeft dat we ons kunnen bewegen. Door Hem ademen wij. Daar heb je stukjes van de voorzienigheid. God zorgt in die dingen voor ieder schepsel; voor mensen, dieren en planten. Zijn zorg gaat over alle dingen.
www.prekenweb.nl
2/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
We onderscheiden de voorzienigheid in: de regering van God, de medewerking van God en de onderhouding van God. Laten we bij het laatste beginnen: de onderhouding. God houdt de mensheid in stand. God houdt de dierenwereld, de plantenwereld en ook de sterrenhemel in stand. Dat doen ze niet bij de NASA in Amerika of bij de Russen, ook al hebben die veel inzicht in hoe je naar Mars moet reizen. Zij hebben alleen bepaalde dingen kunnen narekenen die God erin gelegd heeft en die Hij nog steeds in stand houdt. God heeft de zwaartekracht uitgedacht. Als God de wet van de zwaartekracht zou intrekken en als Hij zodoende de banen van de hemellichamen niet in stand zou houden, wat zou er dan gebeuren? Het zijn niet de mensen die daarvoor zorgen. God onderhoudt, houdt alles in stand. Wat is God aanbiddelijk! Wat moesten we Hem voortdurend aanbidden in Zijn voorzienigheid, in het onderhouden van al die dingen. God werkt ook mee. Wij kunnen ademen en ons bewegen. Daar zorgt God voor. Hij werkt erin mee. Dat betekent niet dat een mens kan zeggen: ‘Als ik iets doe, heeft God me de kracht ervoor gegeven, dus eigenlijk is God verantwoordelijk.’ Dat zou dwaas zijn. Een mens heeft denkvermogen en denkkracht. Maar als je een aanslag bedenkt en je krijgt er ook de kracht voor om die uit te voeren, dan kun je daar God de schuld niet van geven. Dat begrijpen we allemaal. God geeft aan mensen mogelijkheden, heel veel zelfs, zoals in de medische wetenschap en de techniek, maar Hij geeft ons ook verantwoordelijkheid. Wij hebben onze verantwoordelijkheid voluit te verstaan. God geeft je kracht om je leven te besteden in Zijn dienst. Dat is de opdracht vanaf de schepping. Wij kunnen dat niet meer, want we zijn doelmissers. Maar de opdracht blijft! We moeten ons leven richten naar Zijn Woord, naar Zijn gebod, naar Zijn inzettingen. Dienend moeten we in het leven staan. Niet heersend, niet ik-promotend, maar naar God vragend om in Zijn wegen te gaan. In Zijn voorzienigheid onderhoudt de Heere en Hij werkt mee. Zonder Hem kunnen we ons niet bewegen en niet ademen. De Heere regéért ook. Jongens en meisjes, als je over de kerstgeschiedenis nadenkt, dan zie je hoe God regeert. Hoe waren de wijzen uit het oosten ooit in Bethlehem gekomen, als God in Zijn regering die ster niet had gestuurd? Ze hebben die ster bekeken. Ik weet niet wat voor apparatuur zij hadden, maar die Babyloniërs waren daar best ver in, voor hun tijd. Ze hebben die bijzondere ster gezien en dit verschijnsel misschien wel verbonden met gegevens uit het boek Daniël. Want Daniël heeft ook in Babel geleefd. Die boeken waren daar denkelijk nog wel bekend. Ze zijn op reis gegaan en bij Herodes in Jeruzalem aangekomen. Het was niet toevallig dat ze bij Herodes kwamen. Het was ook niet toevallig dat de schriftgeleerden erbij gehaald werden. De Heere regeert! Daarna was die ster er ineens weer. Wonderlijke leiding van God! Op twee momenten wijst Hij die mannen de weg door middel van een ster. Toen zij uit dat verre oosten weggingen, gingen ze omdat ze die ster gezien hadden. Toen ze van Jeruzalem naar Bethlehem gingen en precies bij dat huis terechtkwamen, was het ook de ster die hun de weg wees. Op twee momenten liet de Heere die ster bijzonder lichten in hun leven. Op andere momenten moesten ze aanwijzingen volgen van de schriftgeleerden of moesten ze naar hun eigen inzichten die woestijnreis van meer dan duizend kilometer maken. De Heere geeft verantwoordelijkheden aan die wijzen, aan Herodes en aan de schriftgeleerden. En de Heere komt erop terug: ‘Wat heb je met die verantwoordelijkheden gedaan?’
www.prekenweb.nl
3/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
De Heere doet ook wel - soms heel direct - Zijn regering ervaren. Merk het eens op in je eigen leven. Het is niet toevallig dat je in de Gereformeerde Gemeenten zit. Het is niet toevallig dat je dáár bent waar de bediening der verzoening is, waar de Heere bekering en vergeving van de zonden laat prediken in de Naam van de Heere Jezus Christus. Het is niet toevallig dat je dáár bent waar mensen bekeerd worden en waar God Zijn koninkrijk doet komen. Vraag naar deze Heere, Die alle dingen regeert. Vraag naar Zijn sterkte en naar Zijn genade, want die hebben we zo nodig. De Heere, Die alle dingen ziet en weet, is de God van de voorzienigheid. We moeten goed lezen wat er staat. Er staat niet: ‘De voorzienigheid is God.’ Er zijn mensen die de voorzienigheid aanbidden. Dat is niet goed. We moeten Gód aanbidden, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De drie-enige God, Hém moeten wij en mogen wij aanbidden. Je moet geen kracht aanbidden, hoe belangrijk die kracht ook is in ons leven. Zonder de kracht van de Heere kun je geen diploma halen. En we kunnen nog veel meer noemen. Wat hebben we Zijn kracht nodig! Niet alle mensen geloven in Gods voorzienigheid. Nee, er wordt vandaag gruwelijk mee gespot. Helaas zeker ook in ons land. Vaak het venijnigst door mensen die in meerdere of mindere mate de Bijbel nog wel kennen. Soms zijn ze zelfs wel gedoopt. Ik hoorde van jonge mensen die daar heel scherp mee geconfronteerd waren. Ze waren in hun omgeving voor hun geloof uitgekomen en er waren mensen met een andere huidskleur die daar hun waardering voor uitspraken. Er waren ook mensen, uit onze kringen afkomstig, die met de godsdienst gebroken hadden, die er hun gram over uitspraken en er de spot mee dreven. Dat is erg. Niet alleen dat jonge mensen daardoor een moeilijke ervaring opdoen. Dat is naar, maar dat is niet het ergste. Het ergste is de oneer die God aangedaan wordt. We leven in een tijd dat er karikaturen gemaakt worden van de voorzienigheid. Dat werd veertig jaar geleden al gedaan in de moderne literatuur. Maarten ’t Hart verbasterde en vertekende de voorzienigheid tot een karikatuur, alsof God iemand was die het kwade werkte en wilde en daarin genoegen had. Zo werd geschreven vanuit ongeloof, zonder liefde, vanuit tegenkanting en haat! Wat is er veel karikatuur rondom de Bijbel, het scheppingsgeloof, de voorzienigheid en rondom God en Christus. We moeten niet op die karikaturen afgaan. In contacten met niet-gelovigen is het heel moeilijk om die karikaturen te doorbreken. Dat ervaren jullie misschien wel eens, jongelui. En toch moet je dat eigenlijk wel proberen, als je contact met andersdenkenden hebt. Vooral moet je proberen positief bepaalde dingen weer te geven, zoals ze vanuit de Bijbel tot ons komen. De schepping, de voorzienigheid, Christus en ook zonde en genade. Dat is natuurlijk het allervoornaamste. Probeer die dingen positief weer te geven, want karikaturen bestrijden is eigenlijk onbegonnen werk. We leven in een tijd van afval. In 2 Thessalonicenzen 2 schrijft Paulus daar heel concreet over. Hij beschrijft dat er mensen afvallen die bij het Woord waren; niet met een zaligmakend geloof, maar met een historisch geloof. De mens der zonde openbaart zich in verbinding met het afvallen van het algemene geloof. Laten wij maar vragen: ‘Heere, bewaar ons bij het algemeen geloof.’ Ook aangaande de schepping, de voorzienigheid en het Godsbestaan. Want daar mogen we troost uit halen. De Heere regeert, dwars door wat de duivel wil, dwars door wat de boze mens doet.
www.prekenweb.nl
4/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
Ouderen, u moet vanavond artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis eens lezen. Dat gaat ook over de voorzienigheid. Het is een heel pastoraal artikel. Daarin komt ook tot uiting dat er vanuit die voorzienigheid en rondom de voorzienigheid veel vragen zijn. Dingen die ons begrip te boven gaan. Guido de Brès leert heel eenvoudig wat de duivel doet: verwarren en verwoesten. Boze mensen doen heel veel zonder met God te rekenen, zelfs tegen God in. Maar dwars door dat alles heen regeert de Heere. Wij kunnen dat allemaal niet begrijpen. En als je dat wel probeert en je wilt buiten het Woord om in die dingen indringen, dan ben je met dingen bezig die ons begrip te boven gaan. Dus als je over moeilijke dingen gaat nadenken, zoals over het Godsbestuur, en je komt er niet uit, stop dan op een gegeven moment en laat God Gód. Houd je tevreden, zegt artikel 13 van onze Geloofsbelijdenis, om een leerling van Christus te mogen zijn en houd je bij de grenzen van Gods Woord. Ga daar niet buiten, want het gaat toch je begrip te boven. Je zou er je verstand en je geloof bij verliezen. Laat God Gód, de Grote, de Majesteitelijke. Hij doet Zijn dingen. Laten wij ónze dingen doen, in onze verantwoordelijkheid en in afhankelijkheid van de Heere. We gaan naar onze tweede gedachte. In de voorzienigheid Gods zien we ten tweede ook: 2. Vaderlijke zorg Laten we vraag en antwoord 27 nog maar eens precies doornemen: ‘Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods? De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods…’ God is hier, maar ook in China. De kerk heeft het daar niet gemakkelijk, maar de Heere is er wel! De Heere is overal, in Zijn kracht, in Zijn besturing. ‘Door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen (hemellichamen, dieren, mensen), gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte (vorst en zonneschijn, noem maar op), vruchtbare en onvruchtbare jaren (denk aan Jozef in Egypte; de Heere had Zijn bedoeling met die vruchtbare en onvruchtbare jaren), spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen.’ Door Hem zijn alle dingen. Hij voorziet. Hij ziet het van tevoren. Hij weet het al, maar Hij voorziet er ook in. Hij zorgt ervoor. Soms doet de Heere dat onmiddellijk, maar meestal doet Hij dat middellijk. Wat bedoelen we daarmee? Meestal zorgt Hij voor mensen en dieren door hun middelen te geven. Hij geeft ons middelen om te kunnen werken, om een inkomen te kunnen verwerven en zo eten en drinken te kunnen kopen. Maar soms doet de Heere dat onmiddellijk. Tijdens de woestijnreis van de Israëlieten, veertig jaar lang, was er het manna. Eigenlijk was dat niet een ónmiddellijke zorg van God. De Heere zorgde voor dat grote volk Israël door míddel van (‘middellijk’) het manna; maar het was wel een heel bijzondere zorg. Die mensen hoefden geen akkers te bebouwen en niet te oogsten. Het manna was er elke dag, zes dagen van de week. Hiervoor zorgde God, maar toch door middel ván, middellijk. Elia, de profeet, moest zich verborgen houden voor Achab. De Heere zei: ‘Ga maar naar de beek Krith.’ Daar kwamen de raven eten bij hem brengen. Raven zijn roofdieren, maar ze kwamen Elia wel eten brengen. Uit het riviertje kon Elia water halen, totdat het riviertje uitdroogde. www.prekenweb.nl
5/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
Toen moest hij naar die weduwe in Zarfath. Zij had nog een beetje meel en een beetje olie, maar dat meel en die olie werden - naar het woord van de Heere - niet minder, zolang de droogte duurde. Op een heel bijzondere manier zorgde de Heere voor Elia, maar het gebeurde toch wel door middel ván. Gebeuren er nog wel eens zulke dingen? Leeft de God van Elia nog? Ik zou het wel denken. Er gebeuren zeker dingen, waarvan mensen zeggen: ‘Het was toch wel een besturing van God, dat het zo gebeurde.’ Zo werd eens een vader werkeloos. Het was allemaal niet zo makkelijk in het gezin. Eén van de kinderen ging niet meer naar de catechisatie en ook eigenlijk liever niet meer naar de kerk. Toen die jongen die dag thuiskwam uit zijn werk, zei zijn moeder: ‘Het is niet zo plezierig, jongen, maar je vader heeft zijn ontslag gekregen. Het gaat niet goed met het bedrijf. Er moesten er veel uit. Je vader ook.’ Die jongen zei toen een beetje onverschillig: ‘Nou ja, u weet zelf hoe dat met pa is. Hij bidt een keer en dan is het zo weer geregeld.’ Zo zei hij dat. Dat sloeg bij die moeder naar binnen. Op dat moment zei ze maar even niets, maar ’s avonds vertelde ze het wel aan haar man. En bij haar man sloeg het ook naar binnen. En door een wondere weg had hij binnen veertien dagen weer werk. Zo gaat het niet altijd. De Heere kan tonen dat Hij kennelijk van uw zorgen weet. Hij kan in zorgen en druk en bij werkeloosheid laten merken dat Hij erbij is. Maar weet zeker dat de God van Elia nog leeft en dat Hij regeert. Meestal middellijk, soms op bijzondere manieren en soms ook onmiddellijk. Mozes was veertig dagen op de berg Horeb en heeft toen niet hoeven te eten en te drinken. Toch ontbrak hem niets. Toen hij terugkwam bij het volk kon hij gewoon verder leven. De Heere is de Almachtige. Hij regeert. We hebben Esther 6 gelezen. De geschiedenis van Esther is een wonderlijke geschiedenis. Waarom was Esther eigenlijk naar dat hof gekomen en in zo’n goddeloze omgeving koningin geworden? Moest je als jong meisje niet zorgen dat je daar wegbleef, uit zo’n harem? Dat zijn best moeilijke vragen. Wanneer zulke dingen zich in het leven voordoen moeten we wel goed nadenken: ‘Mag ik mij wel in zo’n omgeving begeven?’ Misschien moeten we er juist van wegblijven. Maar als openbaar wordt dat Haman alle Joden wil uitroeien, dan zegt Mordechai tegen zijn nicht Esther dat zij naar de koning moet gaan, en wie weet, of gij niet om zulken tijd als deze is, tot dit koninkrijk geraakt zijt. En hij zegt ook: Want indien gij enigszins zwijgen zult te dezer tijd, zo zal de Joden verkwikking en verlossing uit een andere plaats ontstaan; maar gij en uws vaders huis zult omkomen (Esther 4:14). Mordechai geloofde dat God wel zou zorgen dat er verlossing kwam. Maar daarbij weet hij ook dat Esther haar verantwoordelijkheid moet verstaan. Dan gaat Esther, terwijl ze allen voor haar laat bidden. Ze mag zich overgeven en zegt: Wanneer ik dan omkome, dan kom ik om (Esther 4:16). We zien hier duidelijk: we moeten biddend onze verantwoordelijkheid nemen en het tegelijk in de hand van de Heere leggen. Het gaat dus om drie dingen: je verantwoordelijkheid verstaan, bidden en de uitkomst in de hand van de Heere leggen. Want Hij regeert. Wanneer we zo in het leven mogen staan, geeft dat rust.
www.prekenweb.nl
6/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
Esther deed het. We weten hoe het gegaan is. De koning reikt haar zijn gouden scepter toe en dan volgt die maaltijd en verder de geschiedenis die ons is voorgelezen. Haman denkt, als hij voor de tweede keer voor de maaltijd uitgenodigd wordt: ‘Maar voordat ik daar naartoe ga, moet die Mordechai aan de galg. Ik ben die man zat.’ Maar de Heere regeert. De Heere zorgt voor Zijn kind Mordechai, die mensen geen goddelijke eer wilde bewijzen. Mordechai was niet ongenegen om Haman, een hooggeplaatste van de koning, eerbiedig te behandelen. Maar goddelijke eer aan een mens bewijzen, daar deed hij niet aan. Hij had God hoger staan dan een mens, ook hoger dan zijn eigen leven. Daar moet je eens over nadenken, jongens en meisjes. God staat, als het erop aankomt, hoger dan je eigen functie en je eigen leven. Haman wil Mordechai aan de galg hebben. Zo snel mogelijk. Daarom gaat hij snel naar de koning. En wat is er in die nacht gebeurd…? De koning kan niet slapen. Het kan van de Heere zijn dat je niet kunt slapen. Dan moet er maar iets voorgelezen worden. Als er iets voorgelezen wordt, kun je de slaap misschien wel vatten. Die ervaring hebben moeders ook wel bij hun kinderen. Toevallig wordt er gelezen dat er ooit een aanslag beraamd was door twee hovelingen van de koning en dat Mordechai die ontdekt en kenbaar gemaakt had. Is het toevallig, dat juist dát gelezen wordt? Nee! De Heere zorgde er voor dat de koning niet kon slapen en dat precies die bladzijden gelezen werden. De Heere regeert! De koning vraagt of Mordechai eigenlijk wel beloond is omdat hij die aanslag verijdeld heeft? Dat blijkt niet gebeurd te zijn. Dan wil de koning dat dit nu terstond alsnog gaat gebeuren. Wie van de hooggeplaatsten is er in de buurt? Het is Haman. En juist Háman moet Mordechai eer bewijzen. De Heere regeert, tot in de details… Gemeente, deze geschiedenis kan ons veel leren. We leven in een tijd dat de zorgen toenemen en dat er veel opkomt tegen het christendom en tegen de waarden en normen van de Bijbel in de samenleving. Maar we moeten nooit vergeten: de Heere regeert! De Heere laat in deze geschiedenis zien dat niet mensen de dienst uitmaken, maar dat Hij regeert. En daarbij dat we allemaal met God te maken hebben. Eens moet iedereen heel zijn leven voor God verantwoorden. Daarom klinkt ook vandaag in de prediking de boodschap: Zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid (Matth.6:33). Zijn dan alle andere dingen onbelangrijk? Nee, maar de Heere zorgt. We mogen aan Hem vragen: ‘Zorgt U ook voor mij?’ Zou Hij dat niet kunnen? Wantrouwt u Hem? Heb jij zulke hoge gedachten van jezelf, dat je beter voor jezelf kunt zorgen dan dat de Heere voor jou zou kunnen zorgen? Nee toch? Dat gaat niet goed. Wat is het groot wanneer we werkelijk de dingen aan de Heere mogen toevertrouwen. Dat zal wel met strijd gepaard gaan, want wij houden onze zondige aard. Wij willen het zelf regelen en het zelf begrijpen. We leven buiten het paradijs, daar waar de vloek is uitgesproken. Om dat steeds te aanvaarden en daaronder te buigen, daar hebben we de Geest van Christus voor nodig. De Geest van onderworpenheid en zachtmoedigheid. Laten we daar maar veel om bidden. Want alle dingen - en dan komen we aan onze derde gedachte - gebeuren niet toevallig, maar door de almachtige kracht van God. Als u door het geloof Zijn vaderlijke zorg mag ervaren en mag opmerken, dan mag u ook goddelijke liefde opmerken. Maar we gaan eerst zingen, Psalm 93 vers 1 en 4:
www.prekenweb.nl
7/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
De HEER’ regeert; de hoogste Majesteit, Bekleed met sterkt’, omgord met heerlijkheid, Bevestigt d’ aard’, en houdt door Zijne hand Dat schoon gebouw onwankelbaar in stand. Uw macht is groot, Uw trouw zal nooit vergaan; Al wat Gij ooit beloofd hebt, zal bestaan. De heiligheid is voor Uw huis, o HEER’, Eeuw uit, eeuw in, tot sieraad en tot eer. Het gaat over de voorzienigheid Gods. We hebben eerst stilgestaan bij almachtige kracht en daarna bij vaderlijke zorg. Nu letten we ten derde op: 3. Goddelijke liefde We lezen in vraag 28: ‘Waartoe dient ons dat wij weten dat God alles geschapen heeft en nog door Zijn voorzienigheid onderhoudt?’ Die vraag is eigenlijk een samenvatting van de Zondagen 9 en 10, over het scheppingsgeloof en het voorzienigheidsgeloof. Waar dient dat nu toe, wat heeft dat nu voor nut in het geloof? Er komt een kind van God aan het woord: ‘Dat wij in alle tegenspoed geduldig zijn.’ Is dat gemakkelijk? Het moet maar eens echt tegenzitten in jouw studie of in uw gezondheid. Dan is geduldig zijn echt niet gemakkelijk. Maar het staat er wel. ‘In voorspoed dankbaar zijn mogen.’ Dat is gemakkelijk! Zou het waar zijn? Of zouden we in voorspoed gauw de neiging hebben om de Heere te vergeten? Wees eens eerlijk, jongens en meisjes, gebeurt het niet regelmatig dat je zegt, als je na het eten weg moet: ‘O ja, ik moet nog danken ook.’ Zou dat echt de dankbaarheid zijn die de Heere bedoelt? Komt dat uit je hart? Echte dankbaarheid brengt met zich mee dat we zeggen: ‘Ik heb het niet verdiend. Ik ben een zondig mens, een doelmisser. En dat de Heere het mij dan tóch geeft…’ Echte dankbaarheid komt uit de diepte van de verootmoediging. Echte dankbaarheid heeft Christus nodig als de biddende, maar ook dankende Hogepriester. Voorspoed, tegenspoed en alles wat ons nog toekomen kan… Wat kan er allemaal niet gebeuren? Misschien zeg je: ‘Dat bedenk je als je oud wordt en toch niet als je nog in de kracht van het leven verkeert?’ Maar wat is dat eigenlijk, ‘de kracht van het leven’? We horen regelmatig dat jonge mensen sterven. Dan is het eeuwigheid… En dan? Ben jij bereid? En u? Hier staat: ‘Een goed toevoorzicht hebben op onze getrouwe God en Vader, dat ons geen schepsel van Zijn liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen.’ Dat is een vast geloof. Dat is een sterk geloof. Het is een kinderlijk geloof en dat belijdt: ‘Vader regeert en niets zal ons scheiden van de liefde van God.’ Maar dan moet je ook wél - dat begrijpen we - teer in de vreze des Heeren leven. Mag ik eens een voorbeeld noemen? De oude ds. P. Honkoop was een heel markant figuur. Voordat hij predikant werd, was hij varkenskoopman. Hij reed op een motorfiets. Hij had op een keer heel erg last van zijn rug. Spit, zouden wij vandaag zeggen. Maar hij zat in de handel en dus moest het werk doorgaan. Zo kwam hij bij een boer aan en stapte van zijn motorfiets af. Het was goed te zien dat hij erg last van zijn rug had. www.prekenweb.nl
8/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
Die boer zei tegen hem: ‘Wat heb je toch, Piet?’ ‘Nou ja, pijn in mijn rug; ik heb het al een paar dagen en het wordt niet beter.’ ‘Ik kan je er wel vanaf helpen’, zei die boer. ‘Als jij gaat liggen en ik strijk een paar keer over je rug, dan is het zo over.’ En Honkoop? Ja, het was natuurlijk wel verleidelijk om even op die bank te gaan liggen. Hij stelde voor: ‘Laten we eerst maar even naar de varkens gaan kijken.’ Ondertussen gingen zijn gedachten door. De handel was gedaan en de boer zei nog een keer: ‘Als je nu gaat liggen, dan strijk ik wat en dan ben je er gegarandeerd vanaf.’ Toen vroeg Honkoop heel rechtstreeks: ‘Is dat wat jij doet van de drie-enige God, of niet?’ Ja, dat was ook een vraag; die man deed eigenlijk niet aan God of gebod. ‘Nou,’ zei Honkoop, ‘als het van de drie-enige God is, dan wil ik het graag hebben. Als het niet van de drie-enige God is, dan blijf ik liever met mijn rugklachten zitten.’ ‘Nu,’ zei hij tegen die man, ‘ik zal wel op die bank gaan liggen, dan mag jij strijken, en dan zal ik bidden.’ ‘Ga jij maar naar huis’, zei die man toen. En met een pijnlijke rug ging Honkoop weg. We voelen allen wel waar het om gaat. Komt het van de Heere? Daar komt het op aan. Laten we daar heel concreet in zijn. Als je aan een loterij meedoet, kun je rijk worden. Maar we horen daar niet aan mee te doen. Gokken is niet van de Heere. En zo zijn er meer dingen. Alle dingen komen van de Heere. Dat is de belijdenis van Gods kind in Zondag 10 van onze Heidelberger. En als er rouw is en verdriet? Laten we dan een schuilplaats bij de Heere mogen zoeken. Dat is de weg die het Woord ons wijst. En laten we mogen bedenken en geloven dat onze geboortestond en ons stervensuur bij de Heere bepaald is. Hij regeert over alle dingen. Hij is de Heere. Dat is een vast geloof. Is daarmee alle verdriet weggenomen? Nee, zeker niet. Er is veel verdriet, veel moeite en er zijn veel teleurstellingen. Dat weten we allemaal. En als het dichtbij komt en persoonlijk wordt, kunnen zulke zaken ons leven gaan beheersen. Maar temidden en met dat alles komt het er op aan dat we vast geloven mogen: de Heere regeert! Ook in ons tranendal, waar de zonde, ónze zonde, zoveel verwoest en waar de vloek heerst door onze zonde. En toch betoont de Heere Zijn bemoeienis, Zijn regering, Zijn vaderlijke zorg en Zijn liefde. Ons antwoord zegt dat geen schepsel - wat er ook gebeurt - ons van Zijn liefde scheiden zal. Als dat uw deel mag zijn door een geschonken geloof, is dat om Jezus’ wil. Daarom moeten de ware gelovigen wel bedenken: wat heeft de Heere Jezus diep moeten lijden! Zo diep heeft Hij moeten lijden dat de hel openging en de hemel gesloten werd. Wat ondervond Hij toen van de liefde van God voor Hem? Hij zei niet: ‘Mijn Vader’, maar: ‘Mijn God’. Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Matth.27:46) Hij van God verlaten, kinderen van God, opdat wij nimmermeer, nímmermeer van God verlaten zullen worden! Dat geloof, dat de Heere plant en om Jezus’ wil werkzaam maakt, bedriegt niet, maar houdt stand in eeuwigheid. Dat geloof gaat over in aanschouwen. Jongeren en ouderen, wat groot om in dat geloof te mogen leven! Dan kun je ook sterven. Zoek de Heere! Voor je ziel en zaligheid, jazeker, dat in de eerste plaats, maar dat is verweven met alle dingen van het leven. Intussen is het waar: het gaat in ons leven nogal eens anders dan wij gewild zouden hebben. Daar weet u vast wel van; dat kan ook bij ons gebeuren. De vraag is: wat kunnen we daar dan uit leren? Misschien mag en moet u wel de les leren dat de weg die de Heere gaat toch de beste is. Als we onze eigen weg mogen gaan, waar komen we dan terecht? Is het niet www.prekenweb.nl
9/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
vaak zo in het leven dat wij moeten leren dat de Heere niet met ons mee gaat, maar dat wij met de Heere mee moeten? Dat is een niet geringe les. Moeten Gods kinderen niet eerlijk erkennen dat hun wegen nogal eens dwaalwegen zijn? Achteraf mag u dan wel eens zeggen dat het maar goed was dat de Heere u tegenkwam en Zijn weg deed gaan. En, kinderen des Heeren, als het nu gaan zou zoals u graag wilt, wat zou er dan terechtkomen van de noodzakelijke geestelijke wasdom? Want juist in wegen van beproevingen leren we immers nog wel eens de Heere nodig te hebben. Anders kunnen we Hem mogelijk zo gemakkelijk aan Zijn plaats laten. Is het juist vaak niet zo dat in wegen die ons tegen schijnen te zijn, geestelijke lessen geleerd worden? Jakob werd niet zalig gesproken in zijn goede keuze of vanwege zijn pogingen om de zegen naar zich toe te halen. Integendeel. Op zijn levensweg moest hij leren dat hijzelf de zegen niet dichterbij bracht. Maar het werd enkel genade van de trouwe Verbondsgod dat Hij de messiaanse zegen kreeg, ondanks dat hij het geheel verzondigd had. De Heere leidt Zijn volk vaak in louterende wegen om hen als een goddeloze te rechtvaardigen. Dan komt hun murmurerend bestaan vaak wel openbaar. Maar dat maakt het wonder alleen maar groter dat ze als vijanden met God verzoend worden. David had daar ook lering in opgedaan toen hij zei: ‘Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest, opdat ik dus Uw goddelijk recht zou leren.’ Dan mag er wel eens vreedzame vrucht der gerechtigheid zijn en soms ook loutering, om Zijn heiligheid te meer deelachtig te worden. Wie de Heere tot zijn deel heeft, heeft inderdaad best nog wel veel levensvragen. Maar die heeft in ramp en nood ook een schuilplaats. Die heeft bij tegenslag een toevlucht en in voorspoed een dankadres en bij vragen een alwijze Raadgever. Hij of zij heeft bij de dingen van het leven het Woord tot een lamp voor de voet en een licht op het pad. O zeker, steeds weer is nodig dat het geloof en de lijdzaamheid levendig gemaakt worden. Want Gods kinderen leren wel dat het goede en volgzame ook niet uit hun natuur voortkomt. Steeds weer is zo nodig dat de Heere toont van hen af te weten. En dat Hij hen eenswillend maakt. Gods kerk mag wel eens verwonderd brood eten en zeggen: ‘Dat heeft Christus voor mij verworven. Hij heeft honger geleden, opdat ik brood zou krijgen. Hij heeft dorst geleden, opdat ik drinken zou krijgen.’ Dat gebeurt niet elke dag, maar om die Zaligmaker gaat het toch? Hem te kennen, God te kennen, dat is het leven. De prediking over de voorzienigheid moet ook daartoe dienen. Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en over goeden. Maar als we al het goede dat de Heere ons geeft, in boosheid doorbrengen, dan zal het eeuwig tegen ons getuigen. Maar als we aan Zijn voeten terecht mogen komen, erkennend onze zondigheid en schuld, en Zijn genade door het geloof mogen ontvangen en op Hem mogen gaan betrouwen, dan is de Heere ons deel. Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, - wat er ook mag gebeuren - zo is God de Rotssteen mijns harten en mijn Deel in eeuwigheid (Ps.73:26). Zo kun je door het leven en zo kun je het leven verlaten. Gods kerk heeft voor de eeuwigheid toekomst en voor de tijd de Heere als Leidsman en Gids. Zoek deze Heere te kennen! Zoek het aangezicht van de Heere Jezus Christus te mogen kennen!
www.prekenweb.nl
10/11
Ds. P. Mulder – De voorzienigheid Gods
Kerk des Heeren, vraag in het geloof, in alle dingen, in Gods voorzienigheid te mogen wandelen en handelen. Dat geeft strijd, maar laat het u vooral gebed geven. Waar de Heere nabij is, daar is leven, daar is vrede, daar is Zijn trouw. Zo mag Gods kerk straks eeuwig zingen van Gods goedertierenheên. Amen.
Slotzang: Psalm 32: 4 Gij zijt mij, HEER’, ter schuilplaats in gevaren; Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren; G’ omringt me, daar Gij mij in ruimte stelt, Met blij gezang, dat mijn verlossing meldt. Mijn leer zal u, o mens, naar ‘t recht doen hand’len, En wijzen u de weg dien gij zult wand’len; Ik zal u trouw verzellen met mijn raad; Terwijl mijn oog op u gevestigd staat.
www.prekenweb.nl
11/11