De rol van ouders bij alcoholgebruik van adolescenten: Stand van zaken Rutger C.M.E. Engels, Marloes Kleinjan & Roy Otten1 Behavioural Science Institute Radboud Universiteit Nijmegen 4 oktober 2013 Ter inleiding Alcoholgebruik door volwassenen is geaccepteerd in de Nederlandse samenleving. De meeste Nederlanders drinken wel eens alcohol en voor veel jongeren is het niet de vraag of ze alcohol gaan drinken maar wanneer ze starten met drinken. In Nederland is er een hoog percentage jongeren onder de 16 dat aangeeft ooit al alcohol gedronken te hebben, en zijn de percentages jongeren die al regelmatig binge drinken en dronkenschap rapporteren verontrustend hoog (Hibell et al., 2009; Verdurmen et al., 2012). Alcoholgebruik heeft echter voor adolescenten negatievere consequenties dan voor volwassenen (WHO, 2007). Ten eerste vergroot alcoholgebruik de kans op negatieve effecten, zoals agressie en vernielingen, verkeersongevallen, onveilig seksueel gedrag en seksueel geweld (oa Stolle et al., 2008; zie overzicht van Verdurmen et al., 2006). Verder is vroeg beginnen met alcoholgebruik, en met name frequent en veel drinken in de adolescentie, van invloed op latere leeftijd op problematisch alcoholgebruik en alcoholafhankelijkheid in de volwassenheid (oa prospectieve studies van Behrendt et al., 2009; Englund et al., 2008; zie ook Gilligan et al., 2012; Kuntsche et al., 2010). Er is evidentie dat alcohol schadelijke effecten kan hebben voor het ontwikkelende brein van jongeren in de zin dat adolescenten met een alcoholstoornis sterker neurale en gedragspatronen laten zien die indicatief zijn voor incentive sensitisatie (Tapert et al., 2003), verminderde witte hersenmassa hebben (Bava et al., 2013) en het neurocognitief functioneren verminderd is (oa. Squeglia et al., 2009). Echter er is minder evidentie voor de relatie tussen alcoholgebruik en verminderd cognitief functioneren (Boelema et al., 2013; Peeters et al., 2013) danwel met aspecten van incentive sensitisatie zoals versterkte approach bias voor alcohol cues of en aandachtsbias voor alcohol, in normale populaties van adolescenten (Pieters, et al., 2013). Dit lijkt erop dat met name excessief alcoholgebruik en -afhankelijkheid in de tienerjaren negatieve neurale en cognitieve effecten laten zien. Onduidelijk is nog of deze effecten langdurig en irreversibel zijn. Longitudinaal onderzoek – waarin gecontroleerd wordt voor selectie effecten – is essentieel om conclusies te trekken over in hoeverre het vroeg beginnen met drinken en frequent binge drinken in de pubertijd significante en langdurige consequenties heeft voor de ontwikkeling van jongeren en jong-volwassenen. In het laatste decennium is voor veel ouders alcoholgebruik bij hun kinderen een belangrijk thema geworden. Ze zijn zich meer bewust van de impact die het heeft, maken zich meer zorgen en stellen vaker regels (De Looze et al., in press). Alhoewel dit niet causaal aangetoond kan worden, lijkt het erop dat massa-mediale voorlichting en intensivering van preventie activiteiten gericht op ouders z’n vruchten afwerpt. Toch vinden veel ouders het moeilijk om thuis duidelijke regels te stellen en met hun kinderen te communiceren over alcohol. Deze worsteling van ouders kan toenemen op het moment dat de grens voor alcohol en tabak wordt verhoogd naar 18 jaar. Waarschijnlijk is die worsteling deels tijdelijk, omdat over een aantal jaren de Nederlandse bevolking is 1
De auteurs hebben een gelijke bijdrage geleverd aan dit stuk. Namen zijn alfabetisch vermeld.
1
gewend aan de nieuwe wetgeving, en generaties van zowel kinderen als ouders opgroeien met het besef dat alcoholgebruik voor 18 jaar niet normaal is. Met de introductie van de nieuwe Drank- en Horecawet is het in het bezit hebben van alcohol voor jongeren onder de 18 strafbaar geworden. In openbare drinkgelegenheden, supermarkten en slijterijen mag aan jongeren onder de 18 jaar geen alcohol verkocht worden. De vraag is hoe ouders hierop zullen anticiperen; gaan ze alcohol verbieden tot het 18de levensjaar of niet. Aanpassingen in de Drank- en Horecawet Regulatie van alcoholgebruik onder jongeren in Nederland vindt plaats middels de Dranken Horecawet. Door middel van regulatie probeert de overheid de gezondheid en het welzijn van jongeren te beschermen en overlast en schade als gevolg van alcoholgebruik onder jongeren te bestrijden en voorkomen. Het huidige alcoholbeleid kent een sterke nadruk op zowel het terugdringen van het alcoholgebruik onder jongeren als het aanpakken van alcohol-gerelateerde overlast. Hiervoor wordt een samenhangend pakket aan beleidsmaatregelen ingezet. De aanpassingen op de Drank- en Horecawet die 1 januari 2014 in werking treden hebben een aantal wijzigingen tot gevolg. De belangrijkste wijzigingen zijn dat aan jongeren onder de 18 jaar geen alcohol meer mag worden verkocht; dat jongeren onder de 18 jaar strafbaar zijn als ze alcohol bij zich hebben op plekken die publiekelijk toegankelijk zijn; en dat er niet langer onderscheid wordt gemaakt tussen zwak alcoholische drank en sterke drank (www.rijksoverheid.nl). Het instellen van een minimum leeftijd om te drinken In de regulatie van alcoholgebruik worden maatregelen die zich richten op aanpassingen in de omgeving algemeen als meest effectief beschouwd (Anderson & Baumberg, 2006; Anderson, Chisholm, & Fur, 2009). Het instellen van een minimum leeftijd om te drinken is slechts een van de maatregelen die de overheid kan aanwenden om alcoholgebruik onder jongeren uit te stellen, de consumptie van alcohol onder jongeren te verminderen en het aantal alcohol-gerelateerde problemen onder jongeren terug te dringen (Paschall, Grube, & Kipri, 2009). Het geldt als een interventie die, samen met bijvoorbeeld de interventies die gericht zijn op de mate waarin jongeren zich alcohol kunnen veroorloven en de mate waarin alcoholgebruik acceptabel is, invloed heeft op de beschikbaarheid van alcohol (Martineau, Tyner, Lorenc, Petticrew, & Lock, 2013). De minimum leeftijd om te mogen drinken verschilt wereldwijd per land. De gemiddelde minimum leeftijd is 18, maar er zijn landen waar alcoholgebruik is toegestaan op 16-jarige leeftijd en landen waar de minimumleeftijd om te mogen drinken 25 is (sommige staten in India) (ICAP, 2013). Verschillen in de minimum leeftijd om te drinken tussen landen hebben geleid tot discussies over de vraag of het instellen van een dergelijke maatregel effectief is en wel echt leidt tot een reductie van alcoholgebruik en afname van alcohol-gerelateerde problemen (oa. Carpenter & Dobkin, 2011). Een vergelijkbare discussie is onlangs ook opgelaaid in Nederland naar aanleiding van het recente besluit om de minimum leeftijd te verhogen van 16 naar 18 jaar. De effecten van een minimum leeftijd om te drinken zijn het meest onderzocht in de Verenigde Staten. Hier is de minimum leeftijd om te drinken in veel staten 21 en daarmee hoger dan in veel andere landen. Discussies over effectiviteit van deze wetgevening heeft er voor gezorgd heeft dat de minimum leeftijd om te drinken geldt als een van de meest onderzochte beleidsmaatregelen in de VS (Wagenaar & Toomey, 2000). Het laatst verschenen overzichtsartikel dat zich specifiek richt op de minimum leeftijd om te drinken, laat over het algemeen empirische evidentie zien voor de effectiviteit van een verhoging van de minimum leeftijdsgrens (Wagenaar & Toomey,
2
2002). Niet alle geïncludeerde studies in dit artikel bevatten de eigenschappen die een geoorloofde uitspraak over de relatie tussen de minimum leeftijd om te drinken en alcoholgebruik of alcohol-gerelateerde problemen mogelijk maken. Uit een selectie van 33 kwalitatief hoogwaardige studies blijkt dat er in 33% sprake is van een negatieve relatie tussen de toegestane leeftijd om te drinken en alcohol consumptie; dus hoe hoger de minimum leeftijd, des te lager de consumptie. Ondanks dat er in het publieke debat ook stemmen opgaan die aangeven dat een verhoging van de minimum leeftijd juist meer alcoholgebruik tot gevolg heeft, laat slechts 3% van de geïncludeerde studies een positieve relatie zien tussen minimum leeftijd om te drinken en alcoholconsumptie (Wagenaar & Toomey, 2002). De effecten van studies die kijken naar de minimum leeftijd om te drinken lijken veelal bescheiden, maar kunnen desalniettemin een grote uitwerking hebben wanneer ze vertaald worden naar landelijke impact, lange termijn- en brede impact. Het verhogen van de minimum leeftijd zorgt in potentie niet alleen voor minder alcoholconsumptie en alcoholproblematiek op latere leeftijd (Pacula, 2008) maar heeft bijvoorbeeld ook een daling van het aantal (dodelijke) verkeersslachtoffers tot gevolg (Lovenheim & Slemrod, 2010). Concluderend kunnen we stellen dat het verhogen van de minimum leeftijd een effectieve maatregel is. Studies hebben wel laten wel zien dat naleving van die leeftijdsgrenzen een voorwaarde is (e.g, Brand, Saisana, Rynn, Pennoni, & Lowenfels, 2007; Anderson et al., 2009). Argumenten in het publieke debat In het publieke debat over de zin van het verhogen van de minimum leeftijd om te drinken worden verschillende argumenten gebruikt die tegen het instellen van een dergelijke maatregelen zouden pleiten. Een eerste veel gehoord argument is dat het verhogen van de minimum leeftijd om te drinken tot gevolg heeft dat jongeren juist nieuwsgierig worden en juist gaan experimenteren met alcohol (Wagenaar & Toomey, 2002). Het tegenovergestelde is waar. Het verhogen van de minimum leeftijd leidt tot verminderde toegang tot alcohol. Verschillende studies laten zien dat toegang tot alcohol op jonge leeftijd zorgt voor een hoger risico om op latere leeftijd meer te drinken (Belcher, & Shinitzky, 1998; Giesbrecht, & Conroy, 1987; Casswell, Pledger, & Pratap, 2002; Paschall, Grube, Black, Flewelling, Ringwalt, & Biglan, 2007). Een tweede argument is dat wanneer alcohol op jonge leeftijd verboden wordt, jongeren hun heil zullen zoeken in alternatieve middelen (Wagenaar & Toomey, 2002). Ook voor deze veronderstelling is weinig empirische evidentie. Jongeren die roken en drinken hebben een verhoogde kans om andere middelen te gebruiken conform de zogenaamde “gateway-hypothese” (e.g., Golub & Johnson, 2001). Ook toen in de Verenigde Staten de minimum leeftijd werd ingesteld op 21 was er geen compensatie zichtbaar door een toename in ander middelengebruik (O’Malley & Wagenaar, 1991). Dus door het moment van initiatie uit te stellen wordt ook de kans op het gebruik van andere middelen klaarblijkelijk verlaagd. Een derde argument waarvan het tegenargument samenhangt met het vorige is dat er vroeger ook op jonge leeftijd gedronken werd en dat dit slechts een fase is die hoort bij het ouder worden en waar jongeren ook weer overheen groeien (Wagenaar & Toomey, 2002). Helaas is dit niet voor iedereen het geval. Van de jongeren die op jonge leeftijd beginnen met alcoholgebruik is er een substantiële groep die hier niet ‘overheen’ komt en een verhoogd risico heeft om op latere leeftijd zwaar te drinken, andere middelen te gebruiken of in aanraking komt met justitie (Kandel, Yamaguchi, & Chen, 1992). Een vierde argument is dat een verhoging van 16 naar 18 niets uit zou maken.
3
Immers, ook bij jongeren van 18 is het brein nog niet uitontwikkeld. Dit is deels inderdaad correct, echter op 18-jarige leeftijd zijn verschillende gebieden in het brein al verder ontwikkeld dan op 16-jarige leeftijd. Verhoging van de minimum leeftijd waarop jongeren beginnen te drinken leidt tot uitstel van het moment dat jongeren regelmatig en veel gaan drinken en daarmee tot verminderde potentiele schade. Die mogelijke negatieve consequenties zijn breder dan neurale en cognitieve effecten en hogere gevoeligheid voor verslaving, maar hebben ook betrekking op agressie, geweld, ongelukken etc. Een vijfde en laatste argument heeft betrekking op het pleidooi van sommigen voor een aanpak waarbij slechts die jongeren worden gestraft die de alcohol-gerelateerde problemen veroorzaken (Wagenaar & Toomey, 2002). Verhoging van de minimum leeftijd treft namelijk iedereen. Het zijn echter volwassenen die de context creëren waarin alcohol vrij toegankelijk is en zij hebben ook een verantwoordelijk voor het aanpassen van die omgeving. Verhoging van de minimum leeftijd voor iedereen schept maatschappelijke duidelijkheid, het geeft een heldere norm weer en de naleving is waarschijnlijk ‘eenvoudiger’ bij een eenduidige, brede implementatie dan het voor subgroepen te laten gelden. De aanpassingen in de Drank- en Horecawet hebben geen betrekking op alcoholgebruik thuis en op de rol van ouders. Het is echter aannemelijk dat de gewijzigde wetgeving op termijn ook een bijdrage zal leveren aan de heersende opvattingen van ouders over alcoholgebruik bij jongeren. Wat kunnen ouders doen? Ouders hebben invloed op het alcoholgebruik van hun kinderen Hieronder beschrijven we recente, met name Nederlandse wetenschappelijke literatuur over opvoeding en alcoholgebruik. Deze bevindingen kunnen behulpzaam zijn bij de ondersteuning van preventie en beleidsmaatregelen. De familie is een belangrijke bron voor het leren van waardes, normen en gedrag gedurende de kindertijd en de adolescentie (Gray, 1999). In de adolescentie neemt de autonomie toe, maar ouders blijven ook in die tijd een zeer belangrijk rol spelen in de ontwikkeling van hun kinderen (Bronfenbrenner, 1986), ook op het gebied van alcoholgebruik. Normen van ouders De normen en opvattingen die ouders hebben, vormen de basis voor hun opvoeding en zijn daardoor van invloed op het gedrag van hun kinderen. Ouders hebben normen of ideeën over alcoholgebruik en hoe acceptabel het is voor hun kinderen om alcohol te drinken in de adolescentie. De ervaren ernst van het drinken van alcohol tijdens de adolescentie varieert sterk tussen ouders in Nederland (Verdurmen, Smit, Van Dorsselaer, Monshouwer, & Schulten, 2008). Tevens lijken ouders naar mate hun kinderen ouder worden geleidelijk minder streng te worden in hun opvatting over alcoholgebruik. In het onderzoek van Verdurmen en collega’s (2008) was 74% van de ouders met een kind van 12 het eens met de opvatting dat jongeren helemaal geen alcohol mogen drinken tot ze 16 zijn. Als het kind 15 is, is nog maar 52% van de ouders het eens met de stelling dat een kind onder de 16 jaar helemaal geen alcohol mag drinken. In verschillende studies is echter gevonden dat een afkeurende houding van ouders aangaande drinken in de adolescentie samenhangt met minder alcoholgebruik bij jongeren (Bahr, Hoffmann, & Yang, 2005; Wood et al., 2004; Webster et al., 1994). Van der Vorst, Engels, Meeus en Dekovic (2006) vonden dat ouderlijke normen omtrent alcoholgebruik leidde tot het stellen van striktere regels over alcoholgebruik wat vervolgens minder alcoholconsumptie van hun kinderen tot gevolg had. Spijkerman, Van den Eijnden, Overbeek en Engels (2007) vonden dat ouderlijke normen het
4
alcoholgebruik van jongeren beïnvloedden doordat jongeren van ouders met meer positieve normen zelf meer positieve ideeën over drinkers (prototypen) ontwikkelden. Ondanks dat de relatie tussen ouderlijke normen en alcoholgebruik niet in alle studies altijd bevestigd is (zie bijv. Yu, 2003), lijkt er over het algemeen voldoende empirisch bewijs voor een sterke samenhang tussen normen van ouders over het alcoholgebruik van hun kinderen en het drinkgedrag van adolescenten. Drinkgedrag van ouders Verscheidene wetenschappelijke studies hebben laten zien dat het drinkgedrag van ouders gerelateerd is aan het drinkgedrag van hun kinderen. Zowel algemene drinkpatronen als alcoholisme hangen samen tussen ouders en adolescenten/jong volwassenen (Chassin, Curran, Hussong, & Colder, 1997; Duncan et al., 2006; Ellickson et al., 2001; Engels & Van Der Vorst, 2003; Raskin-White et al., 2000). Het alcoholgebruik van ouders is bepalend bevonden voor zowel het beginnen met drinken (Pedersen & Skondal, 1998), de vroege ontwikkeling van alcoholgebruik (Duncan et al., 2006) en het ontwikkelen van zware drinkpatronen, binge drinken en alcoholmisbruik in de late adolescentie en de vroege volwassenheid (Casswell, Pledger, & Pratap, 2002; Chassin, Pitts, & Prost, 2002; Ellickson et al., 2001; Raskin-White et al., 2000). Er lijkt een positief verband te zijn tussen het hebben van familie met alcohol-problematiek en vroeg beginnen met alcoholgebruik door jongeren (Dawson, 2000). In een recente studie werd gevonden dat het niet zozeer de frequentie van het drinkgedrag van ouders, maar voornamelijk het zwaar drinkgedrag van ouders is dat voorspellende waarde heeft voor het begin en de vroege ontwikkeling van alcoholgebruik bij hun kinderen (VermeulenSmit, Koning, Verdurmen, Van der Vorst, Engels, & Vollebergh, 2012). Ouders die zelf veel drinken hebben over het algemeen ook een meer tolerante houding ten opzichte van het drinkgedrag van hun kinderen in vergelijking met ouders die zelf matig drinken (Van der Vorst, 2007). Daarnaast hangt op zijn beurt vroeg alcoholgebruik van jongeren weer samen met tolerantie en acceptatie van alcoholgebruik op jonge leeftijd door ouders (McGue & Iacono, 2008; Van der Vorst, 2007). Invloed van ouders ten opzichte van vrienden Zowel ouders als vrienden spelen een rol in de ontwikkeling van alcoholgebruik bij adolescenten (Simons-Morton & Chen, 2005; Webb & Bear, 1995). Vaak wordt gedacht dat de invloed van ouders afneemt naarmate de kinderen ouder worden en dat de invloed van vrienden sterker wordt omdat jongeren vaak met hun vrienden drinken en dronken worden (Forsyth & Barnard, 2000; Mayer, Forster, Murray, & Wagenaar, 1998). Dat vrienden belangrijk zijn bij het beginnen en doorgaan met drinken van adolescenten is duidelijk aangetoond (e.g., Bray, Adams, Getz, & McQueen, 2003; Bot, Engels, Knibbe, & Meeus, 2005; Curran, Stice, & Chassin, 1997; Duncan, Duncan, & Strycker, 2006; Engels, Knibbe, De Vries, Drop, & Van Breukelen, 1999; Jaccard, Blanton, & Dodge, 2005; Nash, McQueen, & Bray, 2005; Urberg, Degirmencioglu, & Pilgrim, 1997). Dat betekent echter geenszins dat de invloed van ouders in de adolescentie verwaarloosbaar is. Verschillende studies hebben aangetoond dat ouders effect hebben op het drinkgedrag van hun kinderen door middel van hun eigen drinkgedrag (Duncan et al., 2006; Ellickson et al., 2001; Raskin-White, Johnson, & Buyske, 2000) en door hun opvoedstijl en alcohol-specifieke opvoedingsstrategieën (e.g., Barnes, Reifman, Farrell, & Dintcheff, 2000; Jackson, Henriksen, & Dickinson, 1999; Simons-Morton & Chen, 2005; Van der Vorst et al., 2006). Veel adolescenten drinken hun eerste drankje in gezelschap van ouders en familieleden (Forsyth & Barnard, 2000; Mayer et al., 1998; Vet & Van den Eijnden, 2007; Warner & White, 2003). Bovendien brengen kinderen meestal hun
5
dagelijks leven door in de nabijheid van hun ouders en is het leren van nieuwe gedragingen (waaronder drinkgedrag) afhankelijk van de frequentie, duur en intensiteit van de blootstelling aan deze gedragingen in de sociale omgeving (Sutherland, Cressey, & Luckenbill, 1992). Voordat kinderen de adolescentie bereiken hebben ze al frequent blootgestaan aan het drinkgedrag van hun volwassen familieleden. Noord-Amerikaans onderzoek van Jackson (2002) toonde aan dat ondanks dat de invloed van ouders op zaken als muziekkeuze en kledingstijl minder wordt gedurende de adolescentie, jongeren het heel normaal vinden dat hun ouders regels stellen rondom alcoholgebruik. Meer specifiek: 80% van de jongeren vond het normaal dat ouders hier een stem in hadden. Ook is het goed stil te staan bij het gegeven dat ouders invloed kunnen hebben op het gedrag van de vrienden van hun kind, inclusief het drinkgedrag van deze vrienden (Brown, Mounts, Lamborn, & Steinberg, 1993; Engels et al., 2007; Mounts, 2002). Wanneer vrienden bij de adolescent thuiskomen, komen ze in contact met de ouders en daarbij met de gehanteerde opvoedstijl, alcohol-specifieke regels en inspanningen van de ouders om toezicht te houden op het leven van hun kind. Het observeren van deze familiedynamiek kan invloed hebben op de normen, verwachtingen en associaties die de vrienden hebben omtrent alcoholgebruik. Een recente studie vond dat wanneer een adolescent een vriend had wiens moeder een autoritatieve opvoedstijl hanteerde (i.e., emotionele warmte in combinatie met toezicht houden, regels stellen en sanctioneren), de adolescent 40% minder kans had om te drinken tot het punt van dronkenschap en 38% minder kans had om te binge drinken (Shakya, Christakis, & Fowler, 2012). Tot slot kunnen ouders ook een rol spelen in de selectie van vrienden van hun kinderen, door omgang met bepaalde vrienden (drinkende vrienden) af te keuren (Van der Vorst, 2007). Opvoedstijl Naast de normen en het drinkgedrag van de ouders, speelt ook de manier van opvoeden een belangrijke rol in de ontwikkeling van alcoholgebruik van adolescenten (e.g., Barnes et al., 2000; Jackson et al., 1999; Simons-Morton & Chen, 2005). De opvoedingsstijl die ouders hanteren is belangrijk in het socialisatieproces van het kind; hoe een kind zich ontwikkelt op sociaal gebied en voor zichzelf een plaats verwerft in de maatschappij (Baumrind, 1966; Darling & Steinberg, 1993). Gedurende het socialisatieproces leren kinderen gedragspatronen (waaronder drinkgedrag) door te interacteren met mensen in hun sociale omgeving, waaronder hun ouders (Barnes et al., 2000). Vanuit dit socialisatieperspectief is het gedrag van adolescenten een direct gevolg van de invloed die ouders op hun kinderen uitoefenen via de opvoeding. Het socialisatieproces zou idealiter plaats moeten vinden in een veilig, stimulerend en warm familieklimaat (Baumrind, 1966, 1980). Zo’n familieklimaat is gebaseerd op twee essentiële opvoedstrategieën: ouderlijke steun en ouderlijke controle. Binnen het socialisatieproces zijn ouderlijke steun en ouderlijke controle beide van invloed op de alcoholconsumptie van adolescenten (Barnes et al., 2000; Foxcroft & Lowe, 1991; Rollins & Thomas, 1979; Shucksmith, Glendinning, & Hendry, 1997). Ouderlijke steun Ouderlijke steun is een beschermende factor in het ontwikkelen van alcoholgebruik in adolescenten (Howard Caldwell, Sellers, Hilkenen Berant, & Zimmerman, 2004). Adolescenten hebben minder kans om vroegtijdig alcohol te drinken als ze opgevoed zijn in een ondersteunende warme omgeving (Barnes & Farrell, 1992; Stice, Barrera, & Chassin, 1993; Stice, Barrera, & Chassin, 1998; Urberg, Goldstein, & Toro, 2005). Adolescenten die emotionele steun ervaren van hun ouders zijn beter in het reguleren van hun drinkgedrag (Wills & Cleary, 1996) en zijn ook meer receptief voor ouderlijke
6
controle, wat beurtelings ook bijdraagt aan de preventie van alcoholgebruik onder adolescenten (Barnes et al., 2000). Echter, in tegenstelling tot internationale studies, bleek in Nederlandse longitudinale studies ouderlijke steun geen rol te spelen in het alcoholgebruik van adolescenten (Van der Vorst et al., 2006; Van Zundert, Van der Vorst, Vermulst, & Engels, 2006; Visser, de Winter, Vollebergh, Verhulst, & Reijneveld, 2012). In de studie van Visser en collega’s (2012) werden geen effecten gevonden van emotionele warmte of afwijzing op alcoholgebruikspatronen later in de adolescentie. In de studies van Van der Vorst en collega’s (2006) en Van Zundert en collega’s (2006) werd met name een sterk effect gevonden van ouderlijke controle in de vorm van actief toezicht houden, maar niet van ouderlijke steun. Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in de Nederlandse drinkcultuur. Dat ouderlijke steun belangrijk is in het voorkomen van alcoholgebruik bij adolescenten is vooral gebaseerd op de aanname dat alcoholgebruik onder adolescenten een vorm van deviant gedrag is. Echter, in de Nederlandse situatie gaat deze aanname minder sterk op gezien het drinken van alcohol in de adolescentie nog altijd veelal gezien wordt als normaal gedrag (Hibell et al., 2004; Nationale Drugs Monitor (NDM), 2012; Monshouwer, Smit, De Zwart, Spruit, & Van Ameijden, 2003). In 2010 had 70% van de leerlingen van het ‘reguliere’ middelbare onderwijs ervaring met alcohol, had 34% van de 12-jarigen al eens alcohol gedronken en 83% van de 15 jarigen (NDM, 2012). De meeste studies naar ouderlijke steun zijn uitgevoerd in landen waar het drinken in de adolescentie minder normaal is. Ouderlijke controle Ouderlijke controle is een van de meest effectieve opvoedingsstrategieën om alcoholgebruik bij adolescenten te voorkomen (Stice et al., 1993). Toezicht houden, regels stellen en sanctioneren lijken van essentieel belang in het omgaan met alcoholgebruik onder adolescenten. Ouders die actief toezicht houden op wat hun kinderen doen en met wie, hebben kinderen die minder vaak alcohol drinken en zware drinkpatronen ontwikkelen (Barnes et al., 2000; Barnes & Farrell, 1992; Borawski, Ievers-Landis, LoveGreen, & Trapl, 2003; Duncan, Duncan, Biglan, & Ary, 1998; Fletcher, Darling, & Steinberg, 1995; Reifman, Barnes, Dintcheff, Farrell, & Uhteg, 1998; SimonsMorton & Chen, 2005). Ook is het belangrijk dat er consequent sancties verbonden worden aan het niet volgen van regels omtrent alcoholgebruik. Ouders zijn vaak inconsistent als het hierop aankomt (Stice & Barrera, 1995). Consequent sancties stellen aan het drinken van alcohol kan ervoor zorgen dat kinderen minder vaak dronken zijn (Engels & Van der Vorst, 2003). Belangrijk om te vermelden is wel dat er aversieve effecten zijn gevonden van dwangmatige controle op zwaar drinken bij adolescenten (Barnes & Farrell, 1992) en van overbezorgdheid in de vroege adolescentie op regelmatige drinkpatronen later in de adolescentie (Visser et al., 2012). Ook is gevonden dat ouderlijke controle met name belangrijk lijkt te zijn in de vroege adolescentie en dat naarmate de adolescent ouder wordt, andere factoren een belangrijkere rol kunnen gaan spelen, zoals specifieke alcohol-regels, genetische factoren of vrienden (Van der Zwaluw, Scholte, Vermulst, Buitelaar, Verkes, & Engels, 2008). Hoewel ouderlijke controle een belangrijke factor is in het vormen van drinkgedrag, geeft deze algemene opvoedstrategie niet weer hoe ouders hun kinderen precies opvoeden op het gebied van alcohol. Het kan zijn dat sommige ouders in het algemeen wel goed toezicht houden op het doen en laten van hun adolescente kinderen, maar dat ze zich niet bewust zijn dat hun minderjarige zoon of dochter (stiekem) alcohol drinkt omdat ze er niet aan denken of naar vragen (Marsden et al., 2005). Om deze redenen is het essentieel dat er in onderzoek naar de invloed van opvoeding op alcoholgebruik gekeken wordt naar alcohol-specifieke socialisatie- en
7
opvoedingsstrategieën. Wat kunnen ouders concreet doen? Internationaal en nationaal onderzoek laat zien dat wanneer ouders strikte regels over alcoholgebruik stellen, en goed met hun kind communiceren, zelf het goede voorbeeld geven door niet of matig te drinken en de beschikbaarheid van alcohol thuis te beperken, dit een preventief effect kan hebben op zowel het beginnen met alcoholgebruik als op regelmatig en overmatig alcoholgebruik. Ook als kinderen eenmaal alcohol drinken, lijkt constructieve en restrictieve alcohol-specifieke opvoeding overmatig alcoholgebruik te voorkomen. Regels stellen helpt Duidelijk en streng zijn helpt bij het voorkomen dat kinderen beginnen met drinken of vaak en veel gaan drinken. Ouders zijn meestal erg restrictief als kinderen nog jong zijn; er zijn weinig ouders die een 5-jarige een glas bier laten drinken. Echter, sommige ouders worden permissiever als hun kinderen de pubertijd ingaan, en staan toe, vaak onder druk van de kinderen zelf die willen uitgaan of op feestjes met vrienden willen drinken, dat hun kinderen gaan drinken. Andere ouders houden wel vast aan hun strenge beleid. Nederlands longitudinaal onderzoek laat evident zien dat als ouders restrictief zijn en hun kinderen verbieden alcohol te drinken, deze houding en maatregelen effectief zijn. Indien ouders streng zijn beginnen kinderen minder snel met drinken (Van Der Vorst et al., 2007; voor internationaal onderzoek zie overzicht van Ryan et al., 2010). Ze beginnen dus pas op latere leeftijd te drinken dan hun leeftijdgenoten die geen regels over alcohol stellen (Van der Vorst et al., 2009). Deze bevindingen zijn gerepliceerd in ander Nederlands onderzoek bij scholieren (Koning et al., 2010; Van den Eijnden et al., 2011) en de relaties zijn ook gevonden in een steekproef van jongeren in het speciaal onderwijs (Van Zundert et al., 2006). Er is nader prospectief onderzoek gedaan naar de contexten waarin regels stellen effectief kan zijn. De impact van regels is onafhankelijk van persoonseigenschappen van het kind; met andere woorden of het kind nu extravert of intravert is, dat maakt niet uit voor de impact van regels op alcoholgebruik door adolescenten (Van der Vorst et al., 2007). Daarnaast blijkt dat vooral bij adolescenten die genetisch gevoelig zijn voor alcohol het niet stellen van regels een sterk effect lijkt te hebben op alcoholgebruik (Van der Zwaluw et al., 2010). Regels zorgen er eveneens voor dat kinderen niet alleen zelf minder snel beginnen met drinken, maar ook eerder vriendschappen aangaan met andere jongeren die niet (of weinig) drinken (Engels et al., 2007). Dit betekent dat ze in de puberteit minder gauw in een peer context terecht komen waarin uitgaan en veel drinken gebruikelijk is. In een recente studie (Mares et al., in press) is onderzocht hoe lang de effecten van strenge regels blijven; de gegevens van 856 jongeren die gedurende vijf jaar zes keer zijn ondervraagd gaven de mogelijkheid om na te gaan of als ouders regels stellen in de vroege adolescentie dit van invloed is op het alcoholgebruik in de late adolescentie, in een periode waarin veel jongeren op zichzelf gaan wonen. Regels stellen bleek de kans op alcoholgebruik te verminderen, zelfs over een periode van vijf jaar. Bij de groep ouders die in staat waren streng te blijven, zelfs als hun kinderen gaan puberen, zich meer oriënteren op vrienden en relaties en uitgaan, bleken hun kinderen minder kans te hebben veel te gaan drinken. Dit sluit aan bij Noord-Amerikaanse studies bij laatadolescenten en studenten die het belang van regels door ouders onderstrepen (oa. Turrisi & Ray, 2000; Walls et al., 2009). Het overgrote deel van de studies is verricht bij pubers. Onlangs is in een crosssectionele studie bij 1349 kinderen – die nog niet drinken - op de bovenbouw van de
8
basisschool onderzocht of regels over alcohol door ouders de ontwikkeling van alcoholgerelateerde cognities beïnvloedt (Mares et al., in press). Veranderingen in attitudes, sociale normen en eigen-effectiviteit over alcohol zijn vaak voorlopers van het feitelijk beginnen met drinken (Van der Vorst et al., 2012). De eerste bevindingen laten zien dat wanneer ouders regels stellen dit samenhangt met minder positieve verwachtingen van kinderen over de effecten van alcohol. Ook hangt regels stellen samen met een hogere eigen-effectiviteit. Kinderen van strenge ouders denken beter in staat te zijn om bijvoorbeeld nee te zeggen tegen leeftijdgenoten als ze een drankje aangeboden krijgen. Er is ook experimenteel bewijs voor de relatie tussen regels stellen en alcoholgebruik. In een preventie gerandomiseerde studie van Koning et al., (2009; 2011) blijkt dat wanneer ouders een klasseavond volgen waar ze informatie krijgen over regels stellen over alcohol, en de jongeren zelf een e-learning module over alcohol volgen in hun klas, de ouders niet alleen strenger worden (of blijven) over alcoholgebruik van hun kinderen maar dat dit ook leidt tot een verlaagde kans op beginnen met wekelijks drinken 10 en 22 maanden later. Concluderend stellen we dat op basis van de beschikbare literatuur het verbieden van alcoholgebruik door ouders een preventief effect heeft op beginnen en continueren met drinken door jongeren. Kwaliteit van communicatie over alcohol Ouders kunnen op verschillende manieren over het onderwerp alcohol praten. In sommige gevallen komt het toevallig ter sprake, bijv. door een nieuwsbericht over comadrinkers, alcoholgebruik door acteurs in films, of een leuke reclame. Bij oudere pubers komt het onderwerp regelmatig aan de orde doordat ze zelf het op tafel leggen; ze willen uitgaan, naar café of feestje, waar hun vrienden drinken. Dat ouders bewust op een avond het onderwerp aan de orde brengen komt relatief weinig voor; ouders praten weinig over alcohol met hun kinderen (Van der Vorst et al., 2005). Wat betreft frequentie van communiceren geven sommige studies aan dat vaak erover praten preventief werkt voor alcoholgebruik (Martino et al., 2009; Van Zundert et al., 2006), terwijl andere studies aangeven dat dit niet samenhangt met alcoholgebruik (Ennett et al., 2001; Van den Eijnden et al., 2010) of zelfs averechts uitpakt (Van der Vorst et al., 2010). Indien ouders constructief, accepterend en opbouwend met hun kind over alcohol praten, lijkt een betere kwaliteit van communicatie samen te hangen met minder alcoholgebruik van adolescenten (Reimuller et al., 2011; Van den Eijnden et al., 2010) en vooral in gezinnen waarin ouders frequent drinken (Ennett et al., 2013;). Er is helaas weinig empirisch onderzoek naar kwaliteit en frequentie van communicatie over alcohol. Dit heeft te maken met de complexiteit van het concept (Miller-Day & Kam, 2010) maar ook dat kwantitatieve methoden als vragenlijsten vaak te weinig inzicht geven in hoe nu feitelijk de communicatie tussen ouder en kind verloopt. Hiervoor zijn systematische observaties geschikter. Het voordeel van ouder-kind communicatie observaties is verder dat het a) inzichten geeft in hoe communicatie precies verloopt, b) in de rol van zowel ouder als kind in het gesprek en c) concrete informatie geeft voor preventiemedewerkers hoe ouders voor te lichten. Helaas zijn deze studies er nog niet. Een ongepubliceerde observatie studie bij 148 adolescent-moeder laat zien dat als moeders in gesprekken over alcohol een heldere, instructieve manier van discussiëren hebben de kinderen minder drinken dan wanneer moeders passief zijn in het gesprek of wanneer moeders vooral geïnteresseerd luisteren (Engels et al., 2013). Actief zijn en richting geven lijken dus aspecten van communicatie kenmerkend voor moeders met kinderen die (nog) niet drinken.
9
Wij denken dat het voor de ontwikkeling van effectieve evidence-based preventieprogramma’s het essentieel is dat er een studie wordt opgezet naar communicatie over alcohol in het gezin door beide ouders, en effecten op alcoholgebruik van kinderen. Wel of niet thuis samen drinken? Veel adolescenten beginnen met drinken in de thuisomgeving in het bijzijn van hun ouders en familieleden (Forsyth & Barnard, 2000; Mayer et al., 1998; Van den Eijnden & Schutten, 2005; Warner & White, 2003). Ouders zijn vaak diegenen die hun kinderen een eerste slokje of glas alcohol aanbieden in de vroege adolescentie, of zelfs daarvoor (Engels, 1998; Jackson, 1997; Vet & Van den Eijnden, 2007). Voor 2005 werd door Nederlandse alcoholpreventie organisaties veelal geadviseerd om kinderen in een beschermde omgeving alcohol te leren drinken. Onder toezicht van ouders konden kinderen kennis maken met alcohol en de effecten van alcohol. De gedachte was dat jongeren hierdoor beter in staat zouden zijn om buitenshuis minder overmatig met alcohol om te gaan. Ze leren immers thuis gecontroleerd en verantwoord te drinken. Niet alleen is de maatschappelijke norm omtrent thuis drinken sterk veranderd – het percentage 12-13 jarigen dat aangeeft alcohol van hun ouders te krijgen is gedaald van 46 in 2007 tot 28 in 2011 – en dit standpunt zullen weinig preventieorganisaties meer verkondigen, er is ook wetenschappelijk bewijs dat deze redenering niet geldig is. In tegendeel, longitudinaal onderzoek toont aan dat kinderen die thuis ‘leren’ drinken, op termijn juist meer gaan drinken. Recente studies laten zien dat de beschikbaarheid van alcohol thuis gerelateerd is aan een toename van alcoholgebruik onder jongeren (Komro, Maldonado-Molina, Tobler, Bonds, & Muller, 2008; Livingston et al., 2010; Van den Eijnden e.a., 2010; Van der Vorst et al., 2010). Om een voorbeeld te geven, de studie van Van der Vorst et al. (2010) onder 428 Nederlandse families die in een periode van twee jaar drie maal zijn ondervraagd, geeft aan dat thuis drinken door jongeren effect heeft op zowel intensiteit van alcoholgebruik als problematisch alcoholgebruik een en twee jaar later. Jongeren die thuis drinken gaan op termijn meer drinken, zowel thuis als buitenshuis. Het onderzoek van Van den Eijnden geeft zelfs aan dat beschikbaarheid van alcohol een sterkere voorspeller is van alcoholgebruik van het kind dan het alcoholgebruik van de ouders (zie overzicht in Van der Vorst et al., 2010b). Op basis van deze studies is het helder dat het verstrekken van alcohol door ouders aan hun minderjarige kinderen absoluut geen preventief effect heeft; ze gaan er juist eerder meer door drinken. Dit wordt ondersteund door Noord-Amerikaans en Australisch onderzoek waaruit naar voren komt dat wanneer vroeg-adolescenten onder toezicht van hun ouders drinken, dit samengaat met meer negatieve consequenties van alcoholgebruik (McMorris et al., 2011). Recent hielden Gilligan et al. (2012) een pleidooi voor meer onderzoek naar de condities waaronder het verstrekken van alcohol door ouders negatieve effecten heeft; maakt het uit hoeveel ouders hun kinderen laten drinken, de context waarin kinderen mogen drinken (bijv. familiefeestje, avondeten, of samen met vrienden thuis) of ze aanwezig zijn als hun kinderen drinken en of ouders contacten onderhouden met ouders van vrienden in het netwerk van hun kinderen. Wij ondersteunen dit pleidooi maar vooralsnog kan op basis van de beschikbare evidentie de conclusie getrokken worden dat wanneer ouders hun kinderen thuis laten drinken, deze kinderen later meer drinken, zowel thuis als buitenshuis in sociale contexten met leeftijdgenoten. Literatuur
10
Anderson, P., & Baumberg, B. (2006). Alcohol in Europe: a public health perspective. A report for the European Commission. Alcohol in Europe: a public health persepective. A report for the European Commission. Anderson, P., Chisholm, D., & Fuhr, D. C. (2009). Effectiveness and cost-effectiveness of policies and programmes to reduce the harm caused by alcohol. The Lancet, 373(9682), 2234-2246. Bahr, S. J., Hoffmann, J. P., & Yang, X. (2005). Parental and peer influences on the risk of adolescent drug use. The Journal of Primary Prevention, 26, 529-551. Barnes, G. M. & Farrell, M. P. (1992). Parental support and control as predictors of adolescent drinking, delinquency, and related problem behaviors. Journal of Marriage and the Family, 54, 763-776. Barnes, G. M., Reifman, A. S., Farell, M. P., & Dintcheff, B. A. (2000). The effects of parenting on the development of adolescent alcohol misuse: A six wave latent growth model. Journal of Marriage and the Family, 62, 175-186. Baumrind, D. (1966). Effects of authoritative control on child behavior. Child Development, 37, 887-907. Baumrind, D. (1980). New directions in socialization research. American Psychologist, 35, 639-652. Bava, S., Jacobus, J., Thayer, R. E., & Tapert, S. F. (2013). Longitudinal changes in white matter integrity among adolescent substance users. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 37(s1), E181-E189. Behrendt, S., Wittchen, H. U., Höfler, M., Lieb, R., Low, N. C. P., Rehm, J., & Beesdo, K. (2008). Risk and speed of transitions to first alcohol dependence symptoms in 201 adolescents: A 10-year longitudinal community study in Germany. Addiction, 103, 16381647. Belcher, H., & Shinitzky, H. (1998). Substance abuse in children: prediction, protection, and prevention. Archives of Paediatric and Adolescent Medicine, 152, 952-960. Boelema, S. (2013). Cognitive effects in normal population. Presentation at symposium Every sip kills a brain cell? Utrecht University. Borawski, E. A., Ievers-Landis, C. E., Lovegreen, L. D., & Trapl, E. S. (2003). Parental monitoring negotiated unsupervised time, and parental trust: The role of perceived parenting practices in adolescent health risk behaviors. Journal of Adolescent Health, 33, 60-70. Bot, S. M., Engels, R. C. M. E., Knibbe, R. A., & Meeus, W. H. J. (2005). Friend’s drinking behaviour and adolescent alcohol consumption: The moderating role of friendship characteristics. Addictive Behaviors, 30, 929-947.
11
Brand, D. A., Saisana, M., Rynn, L. A., Pennoni, F., & Lowenfels, A. B. (2007). Comparative analysis of alcohol control policies in 30 countries. PLoS Medicine, 4(4), e151. Bray, J. H., Adams, G. J., Getz, J. G., & McQueen, A. (2003). Individuation, peers, and adolescent alcohol use: A latent growth analyses. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 71, 553-564. Bronfenbrenner, U. (1986). Ecology of the family as a context for human development: research perspectives. Developmental Psychology, 22, 723–742. Brown, B. B., Mounts, N. S., Lamborn, S. D., & Steinberg, L. D. (1993). Parenting practices and peer group affiliation in adolescence. Child Development, 64, 467-482. Carpenter, C., & Dobkin, C. (2011). The minimum legal drinking age and public health. The journal of economic perspectives: a journal of the American Economic Association, 25(2), 133. Casswell, S., Pledger, M., & Pratap, S. (2002). Trajectories of drinking from 18 to 26 years: Identification and prediction. Addiction, 97, 1427-1437. Chassin, L., Curran, P. J., Hussong, A. M., & Colder, C. R. (1997). The relation of parent alcoholism to adolescent substance use: A longitudinal follow-up study. Journal of Abnormal Psychology, 105, 70-80. Chassin, L., Pitts, S. C., & Prost, J. (2002). Binge drinking trajectories from adolescence to emerging adulthood in a high risk sample: Predictors and substance abuse outcomes. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 70, 67-78. Curran, P. J., Stice, E., & Chassin, L. (1997). The relation between adolescent alcohol use and peer alcohol use: A longitudinal random coefficients model. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 65, 130-140. Darling, N. & Steinberg, L. (1993). Parenting style as context: An integrative model. Psychological Bulletin, 113, 487-496. Duncan, S. C., Duncan, T. E., Biglan, A., & Ary, D. (1998). Contributions of the social context to the development of adolescent substance use: A multivariate latent growth modeling approach. Drug and Alcohol Dependence, 50, 57-71. Duncan, S. C., Duncan, T. E., & Strycker, L. A. (2006). Alcohol use from ages 9 to 16: A cohort-sequential latent growth model. Drug and Alcohol Dependence, 81, 71-81. Duncan, A. E., Scherrer, J., Fu, Q., Bucholz, K. K., Heath, A. C., True, W. R., Haber, J. R., Howell, D., & Jacob, T. (2006). Exposure to paternal alcoholism does not predict development of alcohol-use disorders in offspring: Evidence from an offspring-of-twins study. Journal of Studies on Alcohol, 67, 649-656. Ellickson, P. L. Tucker, J. S., Klein, D. J., & McGuigan, K. A. (2001). Prospective risk factors for alcohol misuse in late adolescence. Journal of Studies on Alcohol, 62, 773-
12
782. Engels, R. M. C. E. (1998). Forbidden fruits. Social dynamics in smoking and drinking behavior of adolescents. Dissertation. Maastricht: Universitaire Pers Maastricht. Engels, R. M. C. E. & Van Der Vorst, H. (2003). The roles of parents in adolescent and peer alcohol consumption. The Netherlands’ Journal of Social Sciences, 39, 53-68. Engels, R. M. C. E., Knibbe, R. A., De Vries, H., Drop, M. J., & Van Breukelen, G. J. P. (1999). Influences of parental and best friends’ smoking and drinking on adolescent use: A longitudinal study. Journal of Applied Social Psychology, 29, 337-361. Engels, R. C. M. E., Van Der Vorst, H., Dekovic´, M., & Meeus, W. (2007). Correspondence in collateral and self reports on alcohol consumption: A within family analysis. Addictive Behaviors, 32, 1016-1030. Engels, R. C. M. E., De Leeuw, R. N. H., Poelen, E. A. P., Van der Vorst, H., Van der Zwaluw, C. S., & Van Leeuwe, J. F. J. (2007). The key to the cellar door. The impact of parents on adolescent drinking and friendship selection processes. In M. Järvinen and R. Room (eds.), Youth drinking cultures. European experiences (Vol. 13). Hampshire, UK: Ashgate Publishing Ltd. Engels, R.C.M.E. et al. (in preparation). Alcohol-related communication in families: An observational study. Englund, M. M., Egeland, B., Olivia, E. M., & Collins, W. A. (2008). Childhood and adolescent predictors of heavy drinking and alcohol use disorders in early adulthood: A longitudinal developmental analysis. Addiction, 103, 23-35. Ennett, S.T., Bauman, K.E., Foshee, V.A., Pemberton, M., & Hicks, K.A. (2001). Parentchild communication about adolescent tobacco and alcohol use: What do parents say and does it affect youth behavior? Journal of Marriage and Family, 63, 48-62. Ennett, S.T., Jackson, C., Bowling, J.M., & Dickinson, D.M. (2013). Parental socialization and children's susceptibility to alcohol use initiation. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 74(5), 694. Fletcher, A. C., Darling, N., & Steinberg, L. (1995). Parental monitoring and peer influences on adolescent substance use. In: J. McCord (Ed.), Coercion and punishment in long-term perspectives. Cambridge: Cambridge University Press. Forsyth, A. & Barnard, M. (2000). Preferred drinking locations of Scottish adolescents. Health Place, 6, 105-115. Foxcroft, D. R. & Lowe, G. (1991). Adolescent drinking behaviour and family socialization factors: A meta-analysis. Journal of Adolescence, 14, 255-273. Gilligan, C., Kypri, K., & Lubman, D. (2012). Changing parental behaviour to reduce risky drinking among adolescents: Current evidence and future directions. Alcohol and Alcoholism, 47(3), 349-354.
13
Golub, A., & Johnson, B. D. (2001). Variation in youthful risks of progression from alcohol and tobacco to marijuana and to hard drugs across generations. American Journal of Public Health, 91(2), 225. Gray, P. (1999). Psychology. New York: Worth. Hibell, B., Guttormsson, U., Ahlström, S., Balakireva, O., Bjarnasson, T., Kokkevi, A., & Kraus, L. (2009). The 2007 ESPAD Report. Substance use among students in 35 European countries. Stockholm: The Swedish council for information on alcohol and other drugs (CAN). Hibell, B., Andersson, B., Bjarnasson, T., Ahlström, S., Balakireva, O., Kokkevi, A., & Morgan, M. (2004). The ESPAD report 2003. Alcohol and other drug use among students in 35 European countries. The Swedish council for information on alcohol and other drugs (CAN), council of Europe, co-operation group to combat drug abuse and illicit trafficking in drugs (Pompidou group). Stockholm: Modintryckoffset AB. Howard Caldwell, C., Sellers, R., Hilkenen Berant, D., & Zimmerman, M. A. (2004). Racial identity, parental support, and alcohol use in a sample of academically at-risk African American high school students. American Journal of Community Psychology, 34, 71-82. Jaccard, J., Blanton, H., & Dodge, T. (2005). Peer influences on risk behavior: An analysis on the effects of a close friend. Developmental Psychology, 41, 133-147. Jackson, C. (1997). Initial and experimental stages of tobacco and alcohol use during late childhood: Relation to peer, parent and personal risk factors. Addictive Behaviors, 22, 685-698. Jackson, C. (2002). Perceived legitimacy of parental authority and tobacco and alcohol use during early adolescence. Journal of Adolescent Health, 31, 425-432. Jackson, C., Henriksen, L., & Dickinson, D. (1999). Alcohol-specific socialization, parenting behaviors and alcohol use by children. Journal of Studies on Alcohol, 60, 362367. Kandel, D. B., Yamaguchi, K., & Chen, K. (1992). Stages of progression in drug involvement from adolescence to adulthood: further evidence for the gateway theory. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 53(5), 447. Komro, K. A., Maldonado‐Molina, M. M., Tobler, A. L., Bonds, J. R., & Muller, K. E. (2007). Effects of home access and availability of alcohol on young adolescents' alcohol use. Addiction, 102(10), 1597-1608. Koning, I. M., van den Eijnden, R. J., Engels, R. C., Verdurmen, J. E., & Vollebergh, W. A. (2011). Why target early adolescents and parents in alcohol prevention? The mediating effects of self‐control, rules and attitudes about alcohol use. Addiction, 106(3), 538-546. Koning, I.M., Vollebergh, W.A., Smit, F., Verdurmen, J.E., Van Den Eijnden, R.J., Ter Bogt, T.F., ... & Engels, R.C.M.E. (2009). Preventing heavy alcohol use in adolescents
14
(PAS): cluster randomized trial of a parent and student intervention offered separately and simultaneously. Addiction, 104(10), 1669-1678. Koning, I.M., Engels, R.C.M.E., Verdurmen, J.E., & Vollebergh, W.A. (2010). Alcoholspecific socialization practices and alcohol use in Dutch early adolescents. Journal of Adolescence, 33(1), 93-100. Kuntsche, E., Van der Vorst, H., & Engels, R.C.M.E. (2009). The earlier the more? Differences in the links between age at first drink and adolescent alcohol use and related problems according to quality of parent-child relationships. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 70, 346. Livingston, J.A., Testa, M., Hoffman, J.H., & Windle, M. (2010). Can parents prevent heavy episodic drinking by allowing teens to drink at home? Addictive Behaviors, 35, 1105-1112. Lovenheim, M. F., & Slemrod, J. (2010). The fatal toll of driving to drink: the effect of minimum legal drinking age evasion on traffic fatalities. Journal of Health Economics, 29(1), 62-77. Looze De, M., et al. (in press). Trends in alcohol-specific parenting practices and adolescent alcohol use between 2007 and 2011 in the Netherlands. International Journal of Drug Policy. Mares, S. H. W., Lichtwarck-Aschoff, A., Burk, W. J., Van der Vorst, H., & Engels, R. C. M. E. (2012). Parental alcohol-specific rules and alcohol use from early adolescence to young adulthood. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 53, 798-805. Mares, S. H. W., Lichtwarck-Aschoff, A., & Engels, R. C. M. E. (in press). Alcohol-specific parenting, adolescent alcohol use, and the mediating effect of adolescent alcohol-related cognitions. Psychology and Health. Marsden, J., Boys, A., Farrell, M., Stillwell, G., Hutchings, K., Hillebrand, J., & Griffiths, P. (2005). Personal and social correlates of alcohol consumption among mid-adolescents. British Journal of Developmental Psychology, 23, 427-450. Martineau, F., Tyner, E., Lorenc, T., Petticrew, M., & Lock, K. (2013). Population-level interventions to reduce alcohol-related harm: an overview of systematic reviews. Preventive medicine. Martino, S. C., Ellickson, P. L., & McCaffrey, D. F. (2009). Multiple trajectories of peer and parental influence and their association with the development of adolescent heavy drinking. Addictive Behaviors, 34(8), 693-700. Mayer, R. R., Forster, J. L., Murray, D. M., & Wagenaar, A. C. (1998). Social settings and situations of underage drinking. Journal of Studies on Alcohol, 59, 207-215. McGue, M., & Iacono, W. G. (2008). The adolescent origins of substance use disorders. International journal of methods in psychiatric research, 17(S1), S30-S38.
15
Monshouwer, K., Smit, F., De Zwart, W. M., Spruit, I., & Van Ameijden, E. J. C. (2003). Progress from a first drink to first intoxication: Age of onset, time-windows and risk factors in a Dutch national sample of secondary school students. Journal of Substance Use, 8, 155-163. Mounts, N. S. (2002). Parental management of adolescent peer relationships in context: The role of parenting style. Journal of Family Psychology, 16, 58-69. McMorris, B.J., Catalano, R.F., Kim, M.J., Toumbourou, J.W., & Hemphill, S. A. (2011). Influence of family factors and supervised alcohol use on adolescent alcohol use and harms: similarities between youth in different alcohol policy contexts. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 72, 418-428. Miller-Day, M., & Kam, J. A. (2010). More than just openness: Developing and validating a measure of targeted parent–child communication about alcohol. Health Communication, 25, 293-302. Nash, S. G., McQueen, A., & Bray, J. H. (2005). Pathways to adolescent alcohol use: Family environment, peer influence, and parental expectations. Journal of Adolescent Health, 37, 19-28. Nationale Drugs Monitor (NMD, National Monitor of Drugs; 2012). Jaarrapport 2011 (Year report 2011). Trimbos Instituut: Utrecht. O'Malley, P. M., & Wagenaar, A. C. (1991). Effects of minimum drinking age laws on alcohol use, related behaviors and traffic crash involvement among American youth: 1976-1987. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 52(5), 478. Pacula, R.L. (2008). What Research Tells Us About the Reasonableness of the Current Priorities of National Drug Control. RAND Corporation. Paschall, M. J., Grube, J. W., & Kypri, K. (2009). Alcohol control policies and alcohol consumption by youth: a multi‐national study. Addiction, 104(11), 1849-1855. Paschall, M. J., Grube, J. W., Black, C., Flewelling, R. L., Ringwalt, C. L., & Biglan, A. (2007). Alcohol outlet characteristics and alcohol sales to youth: Results of alcohol purchase surveys in 45 Oregon communities. Prevention Science, 8(2), 153-159. Paschall, M. J., Grube, J. W., Black, C., Flewelling, R. L., Ringwalt, C. L., & Biglan, A. (2007). Alcohol outlet characteristics and alcohol sales to youth: Results of alcohol purchase surveys in 45 Oregon communities. Prevention Science, 8(2), 153-159. Pedersen, W. & Skondal, A. (1998). Alcohol consumption debut: Predictors and consequences. Journal of Studies on Alcohol, 59, 32-42. Peeters, M. (2013). Cognitive effects in a high-risk population. Presentation at symposium Every sip kills a brain cell? Utrecht University. Pieters, S., Burk, B., Van der Vorst, H., Engels, R., & Wiers, R. (2013, in preparation). Impulsive and reflective processes related to alcohol use in young adolescents.
16
Raskin-White, H., Johnson, V., & Buyske, S. (2000). Parental modeling and parenting behavior effects on offspring alcohol and cigarette use. A growth curve analysis. Journal of Substance Abuse, 12, 287-310. Reifman, A., Barnes, G., Dintcheff, B. A., Farrell, M. P., & Uhteg, L. (1998). Parental and peer influences on the onset of heavier drinking among adolescents. Journal of Studies on Alcohol, 59, 311-317. Reimuller, A., Hussong, A., & Ennett, S.T. (2011). The influence of alcohol-specific communication on adolescent alcohol use and alcohol-related consequences. Prevention Science, 12, 389-400. Rollins, B. C. & Thomas, D. L. (1979). Parental support, power, and control techniques in the socialization of children. In W. R. Burr, R. Hill, F. I. Nye, and I. L. Reiss (Eds.). Contemporary theories about the family (1, 317-364). New York: Free Press. Ryan, S. M., Jorm, A. F., & Lubman, D. I. (2010). Parenting factors associated with reduced adolescent alcohol use: A systematic review of longitudinal studies. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 44, 774-783. Shakya, H. B., Christakis, N. A., & Fowler, J. H. (2012). Parental influence on substance use in adolescent social networks. Archives of pediatrics & adolescent medicine, 166(12), 1132. Shucksmith, J., Glendinning, A., & Hendry, L. (1997). Adolescent drinking behaviour and the role of family life: A Scottish perspective. Journal of Adolescence, 20, 85-101. Simons-Morton, B. & Chen, R. (2005). Latent growth analyses of parent influences on drinking progression among early adolescents. Journal of Studies on Alcohol, 66, 5-13. Spijkerman, R., Van Den Eijnden, R. J. J. M., Overbeek, G. J., & Engels, R. C. M. E (2007). The impact of peer and parental norms and behaviour on adolescent drinking: The mediating role of drinker prototypes. Psychology and Health, 22, 7-29. Stice, E. & Barrera, M. (1995). A longitudinal examination of the reciprocal relations between perceived parenting and adolescents’ substance use and externalizing behaviors. Developmental Psychology, 31, 322-334. Stice, E., Barrera, M., & Chassin, L. (1993). Relation of parental support and control to adolescent’s externalizing symptomatology and substance use: A longitudinal examination of curvilinear effects. Journal of Abnormal Child Psychology, 21, 609-629. Stice, E., Barrera, M., & Chassin, L. (1998). Prospective differential prediction of adolescent use and problem use: Examining the mechanism of effect. Journal of Abnormal Psychology, 107, 616-628. Stolle, M., Sack, P. M., & Thomasius, R. (2009). Binge drinking in childhood and adolescence: Epidemiology, consequences, and interventions. Deutsches Arzteblatt International, 106, 323-328.
17
Squeglia, L.M., Jacobus, J., & Tapert, S.F. (2009). The influence of substance use on adolescent brain development. Clinical EEG Neuroscience, 40, 31–38. Sutherland, E. H., Cressey, D. R., & Luckenbill, D. F. (1992). Principles of Criminology (11th edition). Philadelphia: Lippincott. Tapert, S. F., Cheung, E. H., Brown, G. G., Frank, L. R., Paulus, M. P., Schweinsburg, A. D., ... & Brown, S. A. (2003). Neural response to alcohol stimuli in adolescents with alcohol use disorder. Archives of General Psychiatry, 60(7), 727. The International Center for Alcohol Policies (ICAP). (2013). Minimum Age Limts Worldwide. www.icap.org Turrisi, R. & Ray, A. E. (2010). Sustained parenting and college drinking in first-year students. Developmental Psychobiology, 52, 286-294. Urberg, K. A., Degirmencioglu, S. M., & Pilgrim, C. (1997). Close friend and group influences on adolescent cigarette smoking and alcohol use. Developmental Psychology, 33, 834-844. Urberg, K. Goldstein, M. S., & Toro, P. A. (2005). Supportive relationships as a moderator of the effects of parent and peer drinking on adolescent drinking. Journal of Research on Adolescence, 15, 1-19. Van Den Eijnden, R. J. J. M. & Schutten, M. (2005). Aankoop en gebruik van alcoholhoudende dranken door jongeren (Purchase and use of alcohol beverages among youth). Rotterdam: IVO. Van den Eijnden, R., Van De Mheen, D., Vet, R., & Vermulst, A. (2011). Alcohol-specific parenting and adolescents' alcohol-related problems: the interacting role of alcohol availability at home and parental rules. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 72(3), 408. Verdurmen, J., Smit, E., Van Dorsselaer, S., Monshouwer, K., & Schulten, I. (2008). Ouders over alcohol-, roken- en drugspecifieke opvoeding 2007. Kerngegevens uit het Peilstationsonderzoek Ouders. Utrecht: Trimbos- instituut. Verdurmen, J., Monshouwer, K., van Dorsselaer, S., Lokman, S., Vermeulen-Smit, E., & Vollebergh, W. (2012). Jeugd en riskant gedrag 2011. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren. Utrecht: Trimbos Instituut. Verdurmen, J., Monshouwer, K., van Dorsselaer, S., Schulten, I., Bevers, J., & Vollebergh, W. (2006). Alcoholgebruik en jongeren onder de 16 jaar. Schadelijke effecten en effectiviteit van alcohol interventies. Utrecht: Trimbos Instituut. Van der Vorst, H. (2007). The key to the cellar door. Dissertation. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen. Van Der Vorst, H., Engels, R. C. M. E., Meeus, W., Dekovic´, M., & Vermulst, A. (2006).
18
Parental attachment, parental control and early development of alcohol use: A longitudinal study. Psychology of Addictive Behaviors, 20, 107-116. Vorst, H., Burk, W. J. & Engels, R. C.M.E. (2010). Do parents and best friends influence the normative increase in adolescents' alcohol use at home and outside the home? Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 71, 105. Van der Vorst, H., Engels, R. C. M. E., Deković, M., Meeus, W., & Vermulst, A. A. (2007). Alcohol-specific rules, personality and adolescents’ alcohol use: A longitudinal personenvironment study. Addiction, 102, 1064-1075. Van der Vorst, H., Engels, R. C., Meeus, W., & Dekovic, M. (2006). The impact of alcoholspecific rules, parental norms about early drinking and parental alcohol use on adolescents' drinking behavior. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47, 12991306. Van der Vorst, H., Engels, R. C. M. E., Meeus, W., Deković, M., & Van Leeuwe, J. (2005). The role of alcohol-specific socialization in adolescents’ drinking behavior. Addiction, 100, 1464-1476. Van der Vorst, H., Vermulst, A. A., Meeus, W., Deković, M., & Engels, R. C. M. E. (2009). Identification and prediction of drinking trajectories in early and mid-adolescence. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 38, 329-341. Van der Vorst, H., Krank, M., Engels, R. C. M. E., Pieters, S., Burk, W. J., & Mares, S. H. W. (2012). The mediating role of alcohol-related memory associations on the relation between parental drinking and the onset of adolescents’ alcohol use. Addiction, 108, 526533. Van der Vorst, H., Vermeulen, E., & van den Eijnden, R. J. (2010B). Rook-en alcoholspecifieke opvoeding. Kind & Adolescent, 31, 255-265. Van der Zwaluw, C. S., Engels, R. C. M. E., Vermulst, A. A., Franke, B., Buitelaar, J., Verkes, R. J., & Scholte, R. H. J. (2010). Interaction between dopamine D2 receptor genotype and parental rule-setting in adolescent alcohol use: Evidence for a geneparenting interaction. Molecular Psychiatry, 15, 727-735. Van der Zwaluw, C. S., Scholte, R. H., Vermulst, A. A., Buitelaar, J. K., Verkes, R. J., & Engels, R. C. M. E. (2008). Parental problem drinking, parenting, and adolescent alcohol use. Journal of behavioral medicine, 31(3), 189-200. Van Zundert, R. M., Van Der Vorst, H., Vermulst, A. A., & Engels, R. C. (2006). Pathways to alcohol use among Dutch students in regular education and education for adolescents with behavioral problems: the role of parental alcohol use, general parenting practices, and alcohol-specific parenting practices. Journal of Family Psychology, 20, 456-467. Vermeulen-Smit, E., Koning, I. M., Verdurmen, J. E., Van der Vorst, H., Engels, R. C., & Vollebergh, W. A. (2012). The influence of paternal and maternal drinking patterns within two-partner families on the initiation and development of adolescent drinking. Addictive behaviors, 37(11), 1248-1256.
19
Vet, R. &Van den Eijnden, R. J. J. M. (2007). Het gebruik van alcohol door jongeren en de rol van ouders: resultaten van twee metingen. Rotterdam: IVO-onderzoek (NIGZ). Visser, L., de Winter, A. F., Vollebergh, W. A., Verhulst, F. C., & Reijneveld, S. A. (2012). The impact of parenting styles on adolescent alcohol use: the TRAILS study. European addiction research, 19(4), 165-172. Wagenaar, A. C., & Toomey, T. L. (2002). Effects of minimum drinking age laws: review and analyses of the literature from 1960 to 2000. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, (14), 206. Walls, T. A., Fairlie, A. M., & Wood, M. D. (2009) Parents do matter: A longitudinal twopart mixed model of early college alcohol participation and intensity. Journal of Studies on Alcohol & Drugs, 70, 908-918. Warner, L. A. & White, H. R. (2003). Longitudinal effects of age of onset and first drinking situations on problem drinking. Substance Use and Misuse, 38, 1983-2016. Webb, J. A. & Bear, P. E. (1995). Influence of family disharmony and parental alcohol use on adolescent social skills, self efficacy, and alcohol use. Addictive Behaviors, 20, 127135. Webster, R. A., Hunter, M., & Keats, J. A. (1994). Peer and parental influences on adolescents’ substance use: A path analysis. The International Journal of Addictions,29, 647-657. Wills, T. A. & Cleary, S. D. (1996). How are social support effects mediated? A test with parental support and adolescent substance use. Journal of Personality and Social Psychology, 71, 937-952. Wood, M. D., Read, J. P., Mitchell, R. E., & Brand, N. H. (2004). Do parents still matter? Parent and peer influences on alcohol involvement among recent high school graduates. Psychology of Addictive Behaviors, 18, 19-30. World Health Organization (2007). WHO expert committee on problems related to alcohol consumption. Geneva: World Health Organization. Yu, J. (2003) The association between parental alcohol-related behaviours and children’s drinking. Drug and Alcohol Dependence, 69, 253–262. Zeigler, D. W., Wang, C. C., Yoast, R. A., Dickinson, B. D., McCaffree, M. A., Robinowitz, C. B., & Sterling, M. L. (2005). The neurocognitive effects of alcohol on adolescents and college students. Preventive medicine, 40(1), 23-32.
20