Bachelorthese
De Relatie tussen Psychose en Geweld Risicofactoren van Gewelddadig Gedrag voor Mensen met een Psychose
Anna Gijsberts
Universiteit van Amsterdam
Studentnummer:
10000131
Begeleider:
Lieke Nentjes
Aantal woorden:
6.325 woorden
1
Inhoudsopgave Pag. Abstract
3
De Relatie tussen Psychose en Geweld
4
Risicofactoren voor geweld
5
o Algemene factoren en gewelddadig gedrag
7
o Symptomen van Psychose en Gewelddadig gedrag
13
Conclusie en Discussie
16
Proces beschrijving
21
Literatuurlijst
23
Onderzoeksvoorstel
26
2
Abstract
In dit literatuuroverzicht is de relatie tussen psychose en geweld uiteengezet. Allereerst werd gefocust op de relatie tussen geweld en psychotisch-achtige ervaringen in de normale populatie. Alvorens psychotische personen werden vergeleken met niet-psychotische personen. Er kwam naar voren dat psychotische personen vaker gewelddadig waren. Hierna werd ingegaan op de factoren welke samenhingen met gewelddadig gedrag bij psychotische personen. Naast algemene factoren zoals man zijn, gewelddadig verleden, psychopathische kenmerken en middelenmisbruik bleken ook specifieke positieve symptomen gerelateerd aan gewelddadig gedrag. Met name bedreigende wanen bleken bij mannen te leiden tot een boze reactie, met geweld als gevolg. Bij vrouwen daarentegen leiden een bedreigende waan tot een angstige reactie met een mindere kans op geweld. Deze vroege conclusies moeten gerepliceerd worden maar bieden desondanks mogelijkheden tot het aanpassen van preventieen behandelmaatregelen.
3
De Relatie tussen Psychose en Geweld Wanneer iemand met een psychose een heftige gewelddadige daad begaat, dan wordt dat breed uitgemeten in de media. Dit leidt er toe dat slechts enkele uitzonderlijke gevallen zorgen voor een stereotype beeld van psychotische mensen als erg gewelddadig en agressief. Dit beeld blijkt onjuist, een groot gedeelte van de mensen met een psychose zullen niet gewelddadig zijn (Walsh et al., 2004). Toch zijn er aanwijzingen dat het hebben van een psychose samenhangt met gewelddadig gedrag (Arseneault et al., 2000; Elbogen & Johnson, 2009; aangehaald in Large & Nielssen, 2011; Fazel et al., 2009; Wallace et al., 2004). Psychose is een ernstige psychiatrische staat waarbij er sprake is van een verstoord realiteitsbesef (APA, 2000). Psychose komt als ziektebeeld meestal tot uiting in schizofrenie, verder zijn er verschillende aan schizofrenie verwante psychotische stoornissen, zoals schizoaffectieve stoornis en schizofreniforme stoornis. Daarnaast bestaat er een kortdurende psychotische stoornis, waanstoornis en psychotische stoornissen geïndiceerd door middelgebruik of een lichamelijke aandoening. Psychotische kenmerken kunnen ook voorkomen bij een depressie of een bipolaire stoornis. Met de komst van de DSM-V neemt schizofrenie niet meer zo’n prominente plek in. In de DSM-V staan de vijf domeinen van psychose centraal: hallucinaties, wanen, ontregelde gedachten/spraak, ontregeld of abnormaal gedrag en negatieve symptomen (Heckers et al. 2013). De meeste opvallende symptomen zijn wanen en hallucinaties, welke behoren tot de positieve symptomen. Hallucinaties zijn zintuiglijke waarnemingservaringen zonder een aanwijsbare externe bron, bijvoorbeeld geuit in het horen van stemmen (Vandereycken, Hoogduin & Emmelkamp, 2008). Een waan is ‘een vaste en heel persoonlijke overtuiging die niet met andere wordt gedeeld en waaraan wordt vastgehouden zonder voldoende grond en ondanks bewijzen van de onjuistheid ervan’ (Vandereycken, Hoogduin & Emmelkamp, 2008). Normale gedragingen die afwezig zijn bij mensen met psychose worden negatieve symptomen genoemd, hieronder vallen onder andere emotionele vervlakking, spraakarmoede en terugtrekgedrag (APA, 2000). Onderzoek in Amerika, Verenigd Koningrijk, Australië en Tsjechië toont aan dat gevangen die vastzitten vanwege een gewelddadig feit vaker schizofrenie hebben dan mensen uit de normale populatie (Wallace, Mullen & Burgess, 1998; Shaw, Hunt, & Flynn, 2006; Teplin, 1990; Vevera, Hubbard & Vesely, 2005; aangehaald in Teixeira & Dalgalarrondo, 2009). Zo wees onderzoek door Taylor en Gunn (1984) bijvoorbeeld uit dat 11% van de homocide plegers en 9% van de plegers van non-fataal geweld schizofrenie hadden (aangehaald in Spidel, Lecomte, Greaves, Sahlstrom & Yuille, 2010). Hoewel er maar weinig 4
schizofrenen gewelddadig zijn wordt schizofrenie toch geassocieerd met geweld (Walsh, Buchanan, & Fahy, 2002). Het is belangrijk te weten te komen wat de risicofactoren zijn voor iemand met een psychose om geweld te plegen zodat er instrumenten ontwikkeld kunnen worden die een goede inschatting kunnen maken van het gevaar van een individu, ook zullen preventiemaatregelen beter aangepast kunnen worden voor individuen met een hoog risico. Tenslotte kunnen er therapieën ontwikkeld worden die aangepast zijn op individuen met een hoger risico op een gewelddadige daad. Wanneer meer kennis over de risicofactoren er voor zorgt dat er specifieke interventies worden ontwikkeld kunnen gewelddadige daden door psychotische personen in de toekomst hopelijk worden verminderd en wellicht vermeden. Ondanks dat er een relatie blijkt tussen schizofrenie en geweld is het nog onduidelijk welke factoren deze relatie precies veroorzaken. Er zou ook sprake kunnen zijn van een derde variabele die de relatie beïnvloed. Dit literatuuroverzicht tracht een overzicht te geven van de factoren er voor zorgen dat iemand met een psychose geweld pleegt. Hiervoor wordt allereerst gekeken naar mensen uit de normale populatie met een psychotisch-achtige ervaring. Waarna het verschil tussen psychotische mensen en niet psychotische mensen in relatie tot geweld wordt onderzocht. Alvorens wordt ingegaan op externe factoren welke een rol spelen bij het tot uiting komen van geweld. Tenslotte wordt specifiek gekeken naar de kenmerken en symptomen van een psychose in relatie tot geweld.
Risicofactoren voor geweld
Psychotische stoornissen komen relatief weinig voor. Uit een grootschalig bevolkingsonderzoek onder de Nederlandse werkende bevolking (NEMESIS-2) komt een prevalentie van 0,5 % voor de diagnose schizofrenie naar voren (De Graaf, Ten Have & Van Dorsselaer, 2010). Ervaringen die lijken op een psychose komen daarentegen veel vaker voor in de normale populatie. In een onderzoek onder 7000 deelnemers tussen de 18 en 64 jaar bleek dat 17,5% een ervaring had gehad die leek op een psychose (Van Os, Hanssen, Bijl & Ravelli, 2000; aangehaald in Kinoshita et al., 2011). Er zal in dit literatuuroverzicht daarom eerst een overzicht gegeven worden van psychotisch-achtige ervaringen en de relatie met geweld. Onder een psychotisch-achtige ervaring worden ervaringen verstaan die overeenkomen met de symptomen van een psychose, bijvoorbeeld het horen van stemmen. Psychotisch-achtige ervaringen (psychotic-like experiences: PLE’s) bij jongeren kunnen een risicofactor zijn voor latere psychoses (Chapman et al., 1994; Barkus et al., 2006; 5
aangehaald in Fanning, Berman, Mohn en McCloskey, 2011). Aangezien de aanvang van psychoses en schizofrenie vaak plaats vinden in de late adolescentie is het belangrijk om deze doelgroep te onderzoeken. Een PLE kan namelijk een voorteken zijn voor de ontwikkeling van een psychotische stoornis (Verdoux et al., 1998; aangehaald in Kinoshita et al., 2011). Een Japans onderzoek onder 18.104 adolescenten tussen de 12 en 18 jaar liet zien dat het ervaren van tenminste één PLE gerelateerd is aan een verhoogde prevalentie van zowel interpersoonlijk geweld als geweld gericht op objecten (Kinoshita et al., 2011). Verder bleek dat het ervaren van meerdere PLE’s leidden tot meer geweld. Wanneer adolescenten het gevoel hadden dat iemand ze bespioneerden of dat iemand anders hun stemmen kon hoorden was er een grotere associatie met interpersoonlijk geweld. Verder werd er een verband gevonden tussen alcohol gebruik en interpersoonlijk geweld. Omdat dit onderzoek crosssectioneel is, is het niet mogelijk een causaal verband te benoemen. Een kritische kanttekening op dit onderzoek betreft de gebruikte vragenlijsten. Er werd gebruik gemaakt van zelfrapportage vragenlijsten met slechts een klein aantal items (PLE’s: 5 items, geweld: 2 items) ook de antwoordmogelijkheden waren beperkt (ja, nee, waarschijnlijk). Deze vragen zouden gevoelig kunnen zijn voor false-positive uitkomsten. Om in vervolgonderzoek tot meer betrouwbare resultaten te komen zal er gebruik gemaakt moeten worden van meer volledige interviews of vragenlijsten. In een studie waarbij gebruik werd gemaakt van een breder arsenaal aan vragenlijsten werden vergelijkbare resultaten gevonden. Nederlof en collega’s (2012) lieten zien dat in een onderzoek met 759 Nederlandse studenten verschillende psychotische ervaringen gerelateerd waren aan agressie. PLE’s werden gemeten aan de hand van zelfrapportage vragenlijsten omtrent schizotypische persoonlijkheid, psychotische ervaringen, threat/control-override symptomen en hallucinaties. Verder werden persoonlijkheidskenmerken, angst, woede en agressie gemeten. Hallucinatie-achtige ervaringen bleken het meest duidelijk gecorreleerd aan agressief gedrag. Daarnaast bleken ook neuroticisme, woede, angst, man zijn, lage sociale wenselijkheid en drugs gebruik gerelateerd aan meer agressie. Link en Stueve (1994) opperde dat threat/control-override symptomen (TCO) de relatie tussen PLE’s en geweld kunnen verklaren. Threat symptomen bevatten de overtuiging dat er iemand is die de psychotische persoon iets ergs aan wilt doen, dit wordt als erg bedreigend ervaren. Control-override symptomen gaan over het verlies van zelfcontrole, door bijvoorbeeld het idee dat iemands gedachten worden gecontroleerd door krachten van buitenaf, waardoor het waarschijnlijker wordt dat zelf opgelegde beperkingen worden overschreden (Link & Stueve, 1994). De verwachte relatie is als volgt: alleen psychotisch ervaringen die 6
ervoor zorgen dat iemand zich bedreigd voelt (threat) en tegelijkertijd zijn normen voor het gebruik van geweld opzij zet (control-override) zetten aan tot geweld (Fanning et al., 2011). Het zou kunnen dat geweld wordt gezien als een logische stap wanneer een persoon het gevoel heeft dat zijn gedrag wordt gecontroleerd door iets of iemand, of wanneer iemand gebeurtenissen opvat als erg bedreigend (Link & Stueve, 1994). In eerder onderzoek zijn threat/control-override symptomen vaak samengenomen als één variabele, Fanning et al. (2011) onderzochten echter of één van de twee TCO factoren sterker correleert met geweld. Dit onderzoek keek specifiek naar psychotic proneness, een persoonlijkheidstrek met een specifieke manier van het ervaren en begrijpen van de wereld om hen heen. Daarnaast kan een hoge score ook een voorteken zijn van de ontwikkeling van een psychotische stoornis. Psychotic proneness werd bij 120 studenten gemeten aan de hand van drie vragenlijsten over hallucinaties, wanen en sociale anhedonie. TCO symptomen werden gemeten met drie vragen van de Psychiatric Epidemiology Research Interview (Dohrenwend et al., 1980). Een sterk punt van dit onderzoek was dat agressie niet alleen met vragenlijsten werd gemeten maar ook aan de hand van een agressie taak: de Taylor Reaction-time Task (Taylor, 1967). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat psychosis proneness gerelateerd is aan agressief gedrag. Van de threat/control-override symptomen bleken enkel threat symptomen een mediator van psychosis proneness en agressie: vatbaarheid voor psychose is gerelateerd aan een grotere neiging om zichzelf bedreigd te voelen, dit is dan weer gerelateerd op een grotere kans op agressief te reageren. Wel moet rekening worden gehouden dat de meting van TCO symptomen niet heel betrouwbaar was door het lage aantal items. Samenvattend wijzen de bovenstaande onderzoeken uit dat PLE’s in de algemene bevolking samenhangen met een verhoogde kans op geweld. Deze relatie lijkt gemedieerd te worden door een specifiek soort geweld, namelijk het gevoel zich bedreigd te voelen. Daarnaast komt naar voren dat neuroticisme, woede, angst, man zijn, lage sociale wenselijkheid, en drugs- en alcoholgebruik gerelateerd zijn aan geweld. Het is echter niet mogelijk deze gegevens te generaliseren naar mensen met een klinische psychose. Aangezien PLE’s gerelateerd zijn aan een klinische psychose lijkt het aannemelijk dat er eenzelfde relatie bestaat tussen psychose en geweld, deze relatie wordt in de volgende paragraaf onderzocht.
Algemene Factoren en Gewelddadig Gedrag
Zoals verwacht zijn er meerdere onderzoeken die focusten op de relatie tussen een klinische psychose en gewelddadig gedrag. Dat er een relatie bestaat tussen gewelddadig 7
gedrag en schizofrenie werd aangetoond in een onderzoek met 8003 schizofrene patiënten. Fazel, Langström, Hjern, Grann, en Lichtenstein (2009) vergeleken mensen met en zonder schizofrenie met elkaar in een retrospectieve studie. Er kwam naar voren dat 12% tot 13% van de personen met schizofrenie een gewelddadige daad hadden gepleegd in tegenstelling tot 5,3 % van de normale populatie. Het percentage van gewelddadige daden bleek hoger te liggen voor schizofrene personen met comorbide middelenmisbruik (27,6%). Deze resultaten sluiten aan bij een onderzoek waarin meer veroordelingen werden gevonden bij mensen met schizofrenie en comorbide middelenmisbruik in vergelijken tot schizofrene mensen zonder middelenmisbruik (Wallace, Mullen & Burgess, 2004). In dit onderzoek werden patiëntgegevens uit de klinische, ambulante en gemeenschapssetting van 2861 personen met schizofrenie uit de staat Victoria (Australië) vergeleken met gegevens van mensen uit de gezonde populatie. De patiëntgegevens werden gekoppeld aan politiegegevens. Personen met schizofrenie hadden meer veroordelingen en waren vaker veroordeeld voor een criminele daad of een gewelddadige daad in vergelijking met mensen uit de normale populatie, dit gold zowel over de gehele levensduur als voor vijf jaar na de eerste opname. Tweeënzeventig procent van de schizofrene mensen met een strafblad, hadden hun eerste veroordeling gekregen voorafgaand aan het eerste psychiatrische contact, 63,8% daarvan was veroordeeld voor een gewelddadige daad. Elf procent van de schizofrene personen had comorbide middelenmisbruik, deze subgroep had de grootste bijdrage aan de arrestatie cijfers. Desondanks werd de relatie tussen schizofrenie en arrestaties voor geweld ook gevonden bij mensen met schizofrenie zonder middelenmisbruik. De bovenstaande onderzoeken laten zien dat psychotische personen vaker gewelddadig zijn dan personen uit de normale populatie. Middelenmisbruik versterkte deze relatie, maar is geen voorwaarde voor geweld want ook psychotische personen zonder comorbide middelenmisbruik bleken gewelddadig. Uit de prevalentiecijfers die schommelen tussen de 11% en 27,6% komt naar voren dat niet alle psychotische mensen gewelddadig zijn. Belangrijk is dan ook te onderzoeken waarop psychotische gewelddadige personen verschillen van psychotische niet-gewelddadige personen, de volgende paragraaf richt zich hierop. Een groot aantal factoren blijkt invloed te hebben op de gewelddadigheid van psychotische personen. Walsh et al. (2004) onderzochten 271 patiënten met schizofrenie, zelfrapportage vragenlijsten, interviews en dossiergegevens omtrent TCO, middelenmisbruik, negatieve symptomen en persoonlijkheid werden afgenomen. Gewelddadig gedrag werd gemeten aan de hand van criminele gegevens en eigen uitspraken omtrent assault: fysiek 8
aanstootgevend contact met een ander persoon ongeacht de ernst. De resultaten toonde aan dat 25% van de patiënten in de twee jaar na ontslag fysiek iemand anders hadden aangevallen (Walsh et al., 2004). Het bleek dat de patiënten die gewelddadig waren verschilden van nietgewelddadige schizofrene patiënten op de volgende kenmerken: ze hadden vaker speciaal onderwijs gevolgd, ze hadden vaker alcohol misbruikt, ze hadden eerder een assault gepleegd en hadden daarnaast eerdere gewelddadige veroordelingen. Een ander onderzoek welke gedeeltelijk gebruik maakte van dezelfde steekproef trachtte een voorspellend model op te stellen (Wootton et al., 2008). Voor dit onderzoek werden 708 patiënten met een psychose geselecteerd nadat ze ontslagen waren uit het ziekenhuis. Deze personen werden geïnterviewd met behulp van verschillende instrumenten. Een follow-up meting volgde na twee jaar, hier werd nagegaan of de persoon een assault had gepleegd. Ten slotte werden de volgende variabele in een analyse meegenomen: demografische gegevens (leeftijd en geslacht), verleden van geweld (zelfrapportage van assault in de afgelopen twee jaar), middelenmisbruik (zelfrapportage van harddrugs gebruik in het laatste jaar) en persoonlijkheidspathologie (zelfrapportage). Uit de resultaten bleek dat 22% van de deelnemers een ander persoon fysiek had aangevallen in de twee jaar na de eerste meting. Uit het voorspellende model kwam naar voren dat demografische gegevens een assault voorspelden. Als daaraan gewelddadig verleden, middelenmisbruik en comorbide persoonlijkheidsstoornissen werden toegevoegd werd de voorspeller steeds accurater. Aan de hand van deze gegevens werd een simpele screeningsformule afgeleid, waarmee gemakkelijk een eerste indruk van iemands risico tot geweld zou kunnen worden gemeten. Deze formule is echter nog onvoldoende gevalideerd. Wat verder opviel was de correlatie met persoonlijkheidsstoornissen, met name schizoïde, paranoïde, impulsieve en antisociale persoonlijkheidsstoornis bleken samen te hangen met geweldplegingen door psychotische mensen. Verrassend was dat middelenmisbruik weinig toegevoegde waarde gaf aan het voorspellende model. Een ander onderzoek dat de medische gegevens van 1662 personen met schizofrenie vergeleek met misdaadcijfers uit het Duitse ‘Bundeszentralregister’ maakte gebruik van het Association for Methodology and Documentation in Psychiatry systeem (AMPD), een semigestructureerde interview methode waarin alle psychopathologische symptomen van een functionele psychose worden geschaald op een schaal van 0 (afwezig) tot 3 (ernstig) (Soyka, Graz, Bottlender, Dirschedl & Schoech, 2007). Tien procent van de steekproef pleegde een criminele daad tijdens de follow-up periode. Van de AMPD bleek vijandigheid positief gerelateerd aan gewelddadig gedrag en depressieve kenmerken negatief gerelateerd aan 9
gewelddadig gedrag: depressieve symptomen zouden kunnen beschermen tegen gewelddadig gedrag. Man zijn bleek een risicofactor voor geweldspleging. Schizofrene mannen na ontslag uit het ziekenhuis waren drie keer vaker gewelddadig in vergelijking met schizofrene vrouwen. Verder bleek gebrek aan ziekte inzicht een mogelijk risicofactor voor later crimineel gedrag. Daarnaast kwam naar voren dat gewelddadig gedrag in het verleden een voorspeller was voor agressie in de toekomst. Middelenmisbruik voorafgaand aan de klinische opname bleek geen effect te hebben op het risico van het plegen van een gewelddadig feit in de toekomst. De relatie met middelenmisbruik komt explicieter naar voren in een onderzoek door Erkiran en collega’s (2006). In deze studie werd gevonden dat het aantal en de ernst van gewelddadige daden hoger was bij patiënten met een stoornis uit het schizofrenie spectrum en comorbide middelenmisbruik vergeleken met psychotische patiënten zonder middelenmisbruik. Verscheidene zelfrapportage vragenlijsten, een klinisch interview en een urine test (om middelenmisbruik te meten) werden afgenomen bij 133 psychotische patiënten uit een psychiatrisch ziekenhuis. Net als in voorgaande studies gevonden werd, bleek een recente gewelddadige daad vaker voor te komen bij psychotische patiënten met comorbide middelenmisbruik. Er bleek een graduele verhoging van geweld naarmate iemand meerdere drugs gebruikt. Verder bleek apathie negatief gerelateerd aan geweld, een bevinding die overeenkomt met het gegeven dat een stemmingsstoornis gerelateerd is aan een verminderde kans op geweld (Fosse, Olsen & Bjorkly, 2013). Het positieve symptoom ‘bizar gedrag’ was positief gerelateerd aan geweld, de TCO symptomen ‘extern gevoel van gedachten’ en ‘gevoel en het gevoel door anderen te worden bedreigd’ leken deze relatie te verklaren. Op deze bevindingen sluit het onderzoek van Fazel en collega’s (2009) aan. In dit onderzoek met elektronische patiënten dossiers werden 8003 psychotische mensen vergeleken met de normale populatie en hun broers/zussen zonder psychose. Zoals eerder vermeld bleek dat twaalf tot dertien procent van de mensen met schizofrenie waren veroordeeld voor een gewelddadig feit. Voornamelijk de mensen met comorbide middelenmisbruik waren verantwoordelijk voor dit effect. Het aantal gewelddadige misdrijven in personen met schizofrenie en middelenmisbruik was 27,6% vergeleken met schizofrene personen zonder middelenmisbruik (8,5%). Wanneer deze gegevens echter werden vergeleken met broers of zussen zonder schizofrenie komt naar voren dat middelenmisbruik bij deze groep ook samenhing met meer gewelddadige feiten, 17,9% van de broers of zussen met middelenmisbruik had een gewelddadig feit gepleegd. Het lijkt er dus op dat
10
middelenmisbruik een groot gedeelte van de relatie tussen psychose en geweld kan verklaren (Fazel, Langström, Hjern, Grann & Lichtenstein, 2009). Naast gewelddadigheid zoals mishandeling, misbruik en verkrachting is homocide ook een onderdeel. Slechts een klein aandeel van de mensen met een psychose begaat een homocide maar van de homocide plegers heeft tussen de 10% en 20% een psychose (Eronen et al., 1996a,b; Fazel & Grann, 2004; aangehaald in Fazel, Buxrud, Ruckin, & Grann, 2010). Uit een hypothese genererend onderzoek onder psychotische mensen die een homocide pleegden maximaal zes maanden nadat ze uit het ziekenhuis waren ontslagen kwam slechts een percentage van 0,2 % naar voren, 409 homocide overtreders hadden de diagnose psychose van alle 2005 personen die een homocide pleegden in Zweden tussen 1988 en 2001 (Fazel et al., 2010). In dit onderzoek werden Zweedse patiëntgegevens gekoppeld aan misdaadcijfers. Uit de univariate analyse kwam naar voren dat kenmerken voorafgaand aan de opname, onder andere: recente werkeloosheid, gedwongen opgenomen zijn, eerdere geweldsuitingen, een geschiedenis met drugs of alcohol misbruik en bewijs van een slechte zelfverzorging, factoren waren welke samenhingen met een vergoot risico op het plegen van een homocide. Kenmerken tijdens de opname die sterker samen hingen met homocide waren chroniciteit van de ziekte, daarnaast bleek antidepressiva de kans te verkleinen. Tenslotte bleken de volgende kenmerken na ontslag een relatie te hebben met homocide: slechte herstel van de ziekte, slechte medicatie naleving en alcohol- of drugsmisbruik. Alleen drugs- en alcoholmisbruik, gewelddadig verleden en medicatie ontrouw bleven significant in een multivariate analyse. Net als in het eerder genoemde onderzoek door Soyka en collega’s (2007) bleek depressie negatief gerelateerd te zijn aan geweld. Psychopathische kenmerken blijken de beste voorspeller voor toekomstige crimineel gedrag (Bonta, Law & Hanson, 1998; Harris, Rice & Cormier, 1991; Rice & Harris, 1992; Tengström, 2001; Tengström, Grann, Langström & Kullgren, 2000; aangehaald in Tengström, Hodgins, Grann, Langström & Kullgren, 2004). Dit blijkt ook het geval bij schizofrene mensen met psychopathische kenmerken, zij plegen de meeste delicten en ook de meest gewelddadige delicten (Tengström et al, 2004). In dit onderzoek werden verschillende data uit Zweedse elektronische patiënten dossiers van 202 geweldsovertreders met schizofrenie vergeleken. Deze geweldsovertreders werden verdeeld over vier verschillende groepen, dit gebeurde aan de hand van hoge psychopathie scores en comorbide middelenmisbruik. Daarnaast was er een controle groep van 78 geweldsovertreders met psychopathie, die werden ingedeeld op de aan- of afwezigheid van middelenmisbruik. Opvallend was dat middelenmisbruik geen mediërende factor was. Middelenmisbruik ontstaan voor het 18e 11
levensjaar leidde wel tot meer delicten, dit resultaat was sterker wanneer er ook sprake was van een hoge psychopathie score. Verder bleek dat schizofrenen met psychopathische kenmerken jonger waren tijdens de eerste veroordeling. Onderzoek van Spidel et al. (2010) vond eveneens een relatie tussen psychopathie scores en geweld in een groep van 118 personen met een vroege psychose. Zelfrapportage vragenlijsten werden afgenomen omtrent agressie, kindermishandeling, middelenmisbruik en psychopathie. Tweeënveertig procent van de personen met een vroege psychose hadden fysieke agressie gebruikt in het verleden. Meer fysiek geweld werd het beste verklaard door mishandeling in de jeugd en hogere psychopathie scores. Opvallend aan de laatstgenoemde studie is het feit dat geweld plaats vond voordat de eerste symptomen zich manifesteerden. Deze resultaten geven aanwijzingen voor een type offender die antisociaal en agressief is vanaf een jonge leeftijd en waarbij de psychose weinig toegevoegde waarde heeft op het tot uiting komen van geweld. Uit een onderzoek waarin personen die al waren veroordeeld voor een gewelddadig feit voordat ze schizofrenie kregen werden vergeleken met personen die pas waren veroordeeld nadat de eerste tekenen van schizofrenie zichtbaar waren, kwam naar voren dat ‘pre-morbid offenders’ op een jongere leeftijd veroordeeld waren, vaker veroordeeld waren en ook vaker een gevangenisstraf hadden gekregen in vergelijking met ‘post-morbid offenders’(Kooyman et al., 2012). Wel bleek dat het hier vaak ging om niet-gewelddadige overtredingen. ‘Post-morbid offenders’ bleken echter twee keer zo vaak een gewelddadig overtredingen te plegen en ook de aantallen van verschillende soorten gewelddadige overtredingen waren hoger dan bij de ‘pre-morbid offenders’. Ten slotte bleek ook dat het neurologische afwijkingen en een lager IQ ‘pre-morbid offenders’ van ‘post-morbid offenders’ onderscheidden. In tegenstelling tot het onderzoek van Spidel en collega’s (2010) benadrukt dit onderzoek het belang van het kijken naar specifieke symptomen van een psychose in relatie tot geweld. Dit onderzoek wijst namelijk uit dat ook ‘post-morbid offenders’ gewelddadig zijn. Samenvattend zijn er dus verschillende factoren naar voren gekomen die lijken samen te hangen met geweld bij psychotische mensen. Een van de meest robuuste factoren was middelenmisbruik, maar zoals eerder aangegeven bleken ook psychotische mensen zonder middelenmisbruik gewelddadig gedrag te vertonen. Verder bleken een gewelddadig verleden, eerdere geweldsveroordelingen, gebrek aan ziekte inzicht en problemen met medicatie inname factoren welke de relatie tussen psychose en geweld beïnvloeden. Daarnaast kwam naar voren dat man zijn een versterkende factor was voor geweld bij psychotische personen. Ten slotte
12
werden een antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathische kenmerken gerelateerd aan geweld bij psychotische personen. Er lijkt dus sprake te zijn van verschillende factoren die geweld onder psychotische personen kunnen verklaren. Ten eerste lijkt er een groep geweldsplegers te zijn die al gewelddadig of agressief gedrag vertoonden voordat de psychose zich manifesteerden. Bewijs hiervoor wordt gevonden in onderzoek naar ‘pre-morbid offenders’ en ‘post morbid offenders’ (Kooyman et al., 2012), maar ook onderzoek wat liet zien dat psychopathische kenmerken samenhangt met meer geweldsplegingen bij psychotische personen sluit hierbij aan (Spidel et al., 2010, Tengström et al, 2004). Daarnaast lijkt er een groep geweldsplegers te zijn die pas na aanvang van de psychose gewelddadig wordt. Verondersteld wordt dat specifieke symptomen van een psychose het gewelddadig gedrag in de hand werken. Kooyman et al. (2012) suggereerden dat factoren gerelateerd aan schizofrenie een grote rol lijken te spelen voor psychotische vrouwen om crimineel gedrag te vertonen, dit in tegenstelling bij mannen waarbij factoren voordat de psychose zich ontwikkelt betere voorspellers zijn voor geweld. In de bovenstaande onderzoeken is nauwelijks gekeken naar de symptomen van een psychose die eventueel geweld kunnen veroorzaken. Slechts twee onderzoeken namen positieve of negatieve symptomen van psychose mee als onderzoeksvariabele. Hieruit kwam naar voren dat bizar gedrag (Erkiran et al., 2006) een positief symptoom is wat gerelateerd lijkt aan geweld. Negatieve symptomen, zoals apathie (Erkiran et al., 2006) en depressie (Sokya et al., 2007) lijken daarentegen te beschermen tegen geweld. Uit deze laatste bevindingen blijkt dus dat de link tussen psychotische symptomen en geweld nog niet zo eenduidig is. In het vervolg van dit literatuuroverzicht wordt gekeken naar hoe specifieke psychotische symptomen kunnen leiden tot geweld.
Symptomen van Psychose en Gewelddadig Gedrag
Elk positief symptoom van schizofrenie of schizoaffectieve stoornis draagt bij aan een groter risico voor agressief gedrag (Hodgings & Riaz, 2011). In een onderzoek met verschillende steekproeven uit Canada, Finland, Duitsland, Zweden en Engeland werden 251 personen met schizofrenie of schizoaffectieve stoornis op twee momenten in twee jaar gemeten (Hodgings & Riaz, 2011). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de kenmerken geassocieerd aan agressief gedrag sterk verschilden tussen personen met drie of meer positieve symptomen en personen met nul tot twee positieve symptomen. Van de personen met 0 tot 2 positieve symptomen kwamen de voorspellers voor geweld overeen met ander 13
onderzoek (jonger zijn, man zijn, harddrugsgebruik, conduct disorder, agressief gedrag in het verleden). Wanneer echter werd gekeken naar personen met meer dan drie positieve symptomen waren slechts het nemen van typische antipsychotica en medicatie ontrouw positief gerelateerd aan agressief gedrag, het innemen van Clopazine was negatief geassocieerd met agressief gedrag. Ook threat/control-override symptomen bleken gerelateerd aan agressief gedrag. Vermoedelijk worden personen in de acute fase van een psychose vaker gewelddadig door specifieke positieve symptomen. Bij personen waar de acute fase is verminderd spelen andere factoren een grotere rol, zoals sociaal-demografische kenmerken, eerder asociaal en agressief gedrag en drugsgebruik (Hodgins & Riaz, 2011). Aansluitend bij resultaten over de relatie tussen psychopathie, psychose en geweld bleek conduct disorder voor het 15e levensjaar gerelateerd aan agressief gedrag in de toekomst. Deze relatie was te verwachten aangezien conduct disorder een voorloper kan zijn van later antisociaal gedrag of psychopathische kenmerken. Het bovenstaande onderzoek wijst uit dat de aanwezigheid van positieve symptomen de kans op geweld doet toenemen. Hoe deze relatie precies in elkaar zit lijkt duidelijk te worden uit andere studies. McNiel, Eisner en Binder (2000) onderzochten 103 psychotische personen op een korte opname afdeling, zij vulden vragenlijsten in gerelateerd aan hallucinaties, psychotische symptomen, geweld en sociale wenselijkheid. Het ervaren van bevel hallucinaties bleek een significante voorspeller van geweld. Dertig procent van de deelnemers hadden stemmen gehoord die hen vertelden andere pijn te doen. Tweeëntwintig procent van deze deelnemers gaf aan gehoor te hebben gegeven aan deze stemmen. Patiënten die bevel hallucinaties ervoeren waren meer dan twee keer zo vaak gewelddadig dan patiënten zonder bevel hallucinaties. Bevel hallucinaties waren niet als enige geassocieerd met geweld, ook andere positieve psychotische symptomen, middelenmisbruik en man zijn hadden invloed op gewelddadig gedrag. De East London First Episode Psychosis Study (Coid et al., 2013) trachtte agressief en gewelddadig gedrag te meten tijdens een vroege psychose. Bij de 458 psychotische deelnemers die niet waren opgenomen werden de volgende zaken gemeten: wanen, alcoholmisbruik, drugsmisbruik, antisociale persoonlijkheidsstoornis, woede als een persoonlijkheidstrek en sociaal-demografische gegevens. Tenslotte werden geweldsuitingen 12 maanden voorafgaand aan het interview gemeten. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen geen geweld, licht geweld en zwaar geweld. De ‘zwaar geweld’ subgroep bevatten significant meer mannen, was jonger, had vaker een antisociale persoonlijkheidsstoornis en gebruikte vaker drugs. Er bleek een verband te bestaan tussen wanen en geweld, een 14
mediërende factor voor deze link was woede. Woede veroorzaakt door wanen was geassocieerd met zowel licht als zwaar geweld. Slechts 6 van de 32 wanen zorgden voor woede: bespieding, verpersoonlijking van bekende personen, achtervolging, complot, threat/control-override en misidentificatie. Zwaar geweld werd veroorzaakt door de woede die ontstond als gevolg van specifieke wanen: achtervolgingswaan, bespiedingswaan en complotwaan waren de wanen die leiden tot woede in relatie tot zwaar geweld. Opvallend is dat deze drie wanen leiden tot gevoelens van bedreiging wat er tot kan leiden dat het neurale systeem responsiever wordt. Daarbij geldt hoe extremer de woede, hoe serieuzer het geweld. Net als in eerder beschreven onderzoek (o.a.: Soyka et al., 2007) bleek depressie te beschermen tegen licht en zwaar geweld. Zowel de inhoud van een waan, alsook de manier waarop psychotische mensen hierop reageren lijken dus van invloed te zijn op het zich wel of niet voordoen van geweld. Hierop sluiten resultaten waaruit blijkt dat een angstige reactie juist een inhiberende factor voor het plegen van geweld is aan. Teizeira en Dalgalarrondo (2009) lieten zien dat niet-gewelddadige psychotische patiënten kunnen worden onderscheiden van gewelddadige psychotische patiënten op negatief affect. In een onderzoek waarin 30 gewelddadige psychotische patiënten werden vergeleken met een groep van 30 psychotische patiënten die nog nooit gewelddadig waren geweest werden interviews en vragenlijsten omtrent wanen en positieve en negatieve symptomen afgenomen. De nietgewelddadige groep gaf aan vaker angstig te worden van de wanen. Daarnaast bleek de nietgewelddadige groep ook vaker aan te geven niet te handelen naar de wanen, de gewelddadige groep handelde vaak wel naar hun wanen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het niet handelen naar de waan en de angst voor de waan de kans op een gewelddadige daad verkleinen. Het zou kunnen dat de psychotische patiënten niet gewelddadig worden doordat ze bang worden van de waan. Wel gaat het hier om een retrospectieve onderzoeksopzet dus het is niet mogelijk een causaal verband te benoemen. (Teizeira & Dalgalarrondo, 2009). Zoals echter naar voren kwam uit de onderzoek naar psychotisch-achtige ervaringen bleken enkel de ervaringen die als bedreigend werden ervaren tot geweld te leiden (Fanning et al., 2011; Kinoshita et al., 2011). Jezelf bedreigd voelen is dus niet genoeg, als dit bedreigende gevoel ook een boos gevoel met een woedende reactie tot gevolgd heeft is geweld waarschijnlijker. Jezelf angstig voelen leidt daarentegen niet tot geweld. Dit effect blijkt te worden beïnvloed door geslacht, mannen zijn vaker gewelddadig als reactie op bedreigende wanen in vergelijking met vrouwen (Teasdale, Silver & Monahan, 2006). Dit sluit aan op de literatuur naar sekse verschillen in coping waarin mannen op bedreiging reageren met een ‘fight-or-flight’ response, waarbij de kans op geweld groter is, vrouwen 15
reageren met een ‘tend-and-befriend’ coping strategie waar geen geweld wordt toegepast (Stroud, Salovey & Epel, 2002; Taylor et al., 2000; aangehaald in Teasdale et al., 2006). Teasdale et al. (2006) onderzochten data van de MacArthur Violence Risk Assessment Study waarbij psychiatrische patiënten na ontslag elke tien weken werden geïnterviewd. Agressief gedrag werd gemeten aan de hand van interviews met de deelnemers, interviews met bekenden van de deelnemers en officiële gegevens. Wanen werden eerst gescreend alvorens een meer gedetailleerd instrument werd gebruikt. Wanen die achtervolging bevatten werden gecodeerd als ‘threat delusions’, wanen over controle van gedachten of lichaam werden gecodeerd als ‘control-override delusions’. Uit de resultaten kwam naar voren dat mannen vaker geweld gebruikte dan vrouwen. Verder bleek dat wanneer mannen een ‘threat delusions’ ervoeren zij vaker geweld gebruikte in tegenstelling tot vrouwen die minder vaak geweld gebruikte. Vrouwen bleken ook minder vaak geweld te gebruiken wanneer ze ‘control/override delusions’ ervoeren. Mannen bleken eerder gewelddadig te reageren op ‘threat delusions’ dan op ‘control-override delusions’. Uit deze paragraaf is gebleken dat de positieve symptomen van een psychose in relatie staan met geweld. Zowel hallucinaties als wanen lijken invloed te hebben op het tot uiting komen van geweld in een psychose. Vooral bevelhallucinaties en bedreigende wanen die woede opriepen blijken geassocieerd met meer geweld. Wanen die angst oproepen werken daarentegen inhiberend. Wanneer de bovenstaande onderzoeken worden samengevoegd kan er tentatief een verklaring van gewelddadig gedrag onder psychotische personen worden opgesteld. Deze relatie wordt vermoedelijk gemedieerd door geslacht, waarbij bedreigende wanen bij mannen vaker leiden tot een woedende reactie, deze reactie zorgt voor een grote kans op geweld. Bij vrouwen daarentegen leidt een bedreigende waan vaker tot een angstige reactie en een kleinere kans op geweld.
Conclusie en discussie
In dit literatuuroverzicht werd de relatie tussen psychose en geweld onderzocht. Uit onderzoek binnen de normale populatie kwam naar voren dat het ervaren van psychotischachtige ervaringen al gerelateerd was aan een hogere prevalentie van geweld. Daarnaast bleken psychotische mensen gedifferentieerd te kunnen worden van niet-psychotische mensen: psychotische mensen waren gewelddadiger dan niet-psychotische mensen. De trend die uit dit literatuuroverzicht naar voren komt beschrijft twee mogelijke manier waarom een psychotisch persoon gewelddadig kan zijn. Ten eerste zijn er algemene factoren die samenhangen met 16
geweld bij psychotische personen. Dit zijn factoren die al aanwezig waren voordat de psychose zich ontwikkelt, onder andere: geslacht (man zijn leidt tot een hoger risico voor geweld), geweld in het verleden blijkt een goede voorspeller voor geweld in de toekomst, ook een jongere leeftijd voor een eerste veroordeling hangt samen met meer geweld in de toekomst. Hierop sluit aan dat conduct disorder voor het 15e levensjaar een voorspeller kan zijn voor later gewelddadig gedrag. Als gevolg hiervan zijn ook een antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathische kenmerken sterk geassocieerd met geweld. Daarnaast zijn er factoren die tijdens of na de psychose een versterkende werking hebben in het veroorzaken van geweld. Een van de meest robuuste factoren is middelenmisbruik. Verder blijkt ook een gebrek aan ziekte inzicht en het niet innemen van medicatie samen te hangen met gewelddadig gedrag. Aansluitend op de relatie tussen medicatie ontrouw en geweld zijn gegevens over Clopazine als een antipsychotica met een remmende werking op agressie (Citrome et al., 2001; Volavka et al., 2004). Clopazine bleek met name effectief bij schizofrene patiënten met aanhoudende agressieve gedragingen (Volavka et al., 2004). Hieruit kan logischerwijs worden geconcludeerd dat wanneer deze patiënten stoppen met het innemen van hun medicatie het gewelddadige gedrag toeneemt. De vraag is echter of een aspect als medicatie ontrouw er voor zorgt dat de psychose weer actief wordt of dat medicatie ontrouw achterliggende mechanisme of persoonlijkheidstrekken weerspiegelt die samenhangen met geweld. Deze vraag kan ook gesteld worden voor middelenmisbruik, zorgt middelenmisbruik voor een slechter verloop van de psychose en daardoor tot meer geweld, zijn het de gevolgen van alcohol of drugs die leiden tot gewelddadig gedrag of hebben mensen die middelenmisbruiken onderliggende persoonlijkheidskenmerken die het geweld kunnen verklaren. Er bestaan aanwijzingen dat middelenmisbruik schizofrenie negatief kan beïnvloeden, daarnaast is ook het recidief risico verhoogd bij schizofrenen met comorbide middelenmisbruik (Vandereycken, Hoogduin & Emmelkamp, 2008). Middelenmisbruik bij psychotische personen is geassocieerd met een verhoging van de psychotische symptomen, maar ook met een grotere kans dakloos te worden (Sokya, 2000; aangehaald in Spidel et al., 2010). Het is daarom onduidelijk welke verklaring het meest plausibel is, verder onderzoek zal moeten uitwijzen op welke manier factoren als middelenmisbruik en medicatie ontrouw en een verhoogde prevalentie van gewelddadig gedrag verklaren. Naast algemene factoren kunnen ook de symptomen in de actieve fase van de psychose leiden tot gewelddadig gedrag. Vooral hallucinaties en wanen blijken sterk gerelateerd aan geweld. Daarnaast zijn threat symptomen van de threat/control-override 17
symptomen ook een factor die geweld kunnen induceren. Het blijkt dat wanneer de positieve symptomen van een psychose, met name wanen die als bedreigende worden ervaren, leiden tot een boos gevoel, geweld vaker tot uiting komt. Deze relatie wordt vermoedelijk gemedieerd door geslacht. Mannen hebben in een bedreigende situatie de neiging om te reageren met een ‘fight or flight’ reactie, waarbinnen geweld een van de keuzes is. Deze keuze wordt beïnvloed door een boze reactie als gevolgd van de waan. Vrouwen zijn daarentegen eerder geneigd een ‘tend and befriend’ reactie te laten zien, waarbij geweld uit de weg wordt gegaan als resultaat van een angstige reactie. Dit sluit aan bij de resultaten dat angst juist een inhiberende factor voor geweld is. Veel onderzoeken vonden daarnaast een negatief verband tussen depressieve symptomen en geweld bij psychotische personen. Vermoedelijk zijn depressie en angstige gevoelens een beschermende factor voor geweld. Dit literatuuroverzicht kent ook enkele moeilijkheden. Zoals in veel psychologisch onderzoek is het lastig te onderzoeken wat de unieke factoren zijn van een mentale stoornis omdat er vaak sprake is van comorbiditeit. Met name comorbiditeit met middelenmisbruik kwam in dit literatuuroverzicht naar voren, in hoeverre middelenmisbruik interfereert met de psychose is daardoor moeilijker te achterhalen. Desondanks zijn er ook onderzoeken geweest waarbij comorbiditeit met middelenmisbruik een uitsluitingscriteria was, de relatie tussen psychose en geweld bleef ook toen significant (Teixeira & Dalgalarrondo, 2009). Onderzoeken waarin middelenmisbruik wel werd meegenomen als variabele, lieten zien dat het niet altijd een significant effect had op geweld (Wootton et al., 2008; Soyka et al., 2007). Een ander lastig punt betreft het tijdsaspect. De onderzoeken waren vaak retrospectief, er werd gekeken naar het gedrag in het verleden. De gewelddadige daad kan dan al een tijd geleden gebeurt zijn waardoor het lastiger is accurate informatie in te winnen over de psychotische symptomen ten tijden van de daad, maar ook informatie over de daad zelf kan lastiger zijn om duidelijk te krijgen (Teixeira & Dalgalarrondo, 2009). Echter, onderzoeken met een prospectieve onderzoeksopzet toonden ook een relatie tussen psychose en geweld aan (Coid et al., 2013; Walsh et al., 2004; Wootton et al., 2008). Daarnaast hebben verschillende onderzoeken gebruik gemaakt van verschillende steekproeven. Bekend is dat patiënten die opgenomen zijn in een klinische setting meer agressief gedrag laten zien in vergelijking tot personen in de gemeenschap (Erkiran et al., 2006). Deze gegevens kunnen op verschillende manieren worden verklaard. Een verklaring is dat opgenomen patiënten meer actieve psychotische symptomen manifesteren en daardoor dus agressiever gedrag vertonen. Contrasterend zou het agressieve gedrag ook een gevolg kunnen zijn van de situatie (bijvoorbeeld opgesloten zijn). Het is daarom lastig directe conclusie te 18
trekken, vervolgonderzoek zou zich moeten richten op de verschillen tussen psychotische personen in de gemeenschap en klinische afdelingen. Een opmerking moet ook worden gemaakt over de koppeling van elektronische patiënt gegevens aan politierapporten. Dit betreft namelijk slechts statische gegevens. De heterogeniteit van psychische personen kan hierdoor uit het oog verloren worden omdat specifieke individuele verschillen niet zijn opgenomen in deze dossiers. Naast dossier onderzoeken hebben veel onderzoeken gebruik gemaakt van zelfrapportages. Zelfrapportage heeft als nadeel dat mensen sociaal wenselijke antwoorden geven, daarnaast is het niet mogelijk goed te achterhalen of mensen de vragenlijst naar waarheid invullen. Vooral het invullen van een vragenlijst tijdens een psychotische periode zou onbetrouwbaar kunnen zijn. Tijdens een psychotisch periode is het denkpatroon verstoord, het logisch en naar waarheid invullen van een vragenlijst kan daardoor een hele moeilijke opgave zijn. Desondanks zijn er enkele vragenlijsten ontwikkeld die valide blijken tijdens een psychotische periode (MacArthur-Maudsley Delusion Assessment Schedule en Positive and Negative Syndrome Scale; aangehaald in Teixeira & Dalgalarrondo, 2009). Daarnaast is er veel discussie over het gebruik van zelfrapportage vragenlijsten voor middelengebruik. Desondanks hebben verschillende onderzoeken aangetoond dat zelfrapportage voor middelenmisbruik betrouwbaar en valide is (Wolford et al., 1999; aangehaald in Spidel et al., 2010). Toch is het belangrijk dat er vaker gebruik wordt gemaakt van klinische interviews, voornamelijk om de resultaten beter te generaliseren en sterkere conclusie te kunnen trekken. In dit literatuuronderzoek kwamen twee mogelijke verklaringen voor gewelddadig gedrag bij psychotische personen naar voren. Allereerst zijn er verschillende factoren welke vaak al aanwezig waren voor de psychose die invloed hebben op gewelddadig gedrag. Daarnaast vormen specifieke positieve symptomen de aanleiding voor gewelddadig gedrag. Volgens de geopperde verklaring komt deze relatie voornamelijk tot uiting bij mannen; mannen reageren boos op een bedreigende waan en handelen daardoor gewelddadig. Vrouwen worden angstig van een bedreigende waan waardoor de kans op geweld afneemt. Vervolgonderzoek zou deze link moeten verifiëren. Meer bewijs voor deze verklaring zou gebruikt kunnen worden voor het aanpassen van preventie- en behandelstrategieën. Een simpel screeningsinstrument zou dan kunnen uitwijzen tot welke categorie een persoon behoort, waarna de behandeling specifiek kan worden gericht op ofwel algemene factoren die samenhangen met gewelddadig gedrag, of op de specifieke positieve symptomen. Het antipsychotica Clopazine biedt voor deze laatste groep wellicht uitkomst.
19
Proces beschrijving Zoekproces Voor het zoeken van literatuur heb ik op de UvA computers in de UB gezocht via de UvA zoekmachine. Hier worden verschillende publicaties uit verschillende tijdschriften bij elkaar gezocht. Stap 1: zoektermen ‘criminality’ en ‘psychosis’ via www.lib.uva.nl Stap 2: zoektermen ‘violence’ en ‘psychosis’ via www.lib.uva.nl Allereerst heb ik gescand op de titels van de artikelen, wanneer de titel geschikt leek heb ik het abstract gelezen, wanneer het artikel nog steeds geschikt leek heb ik het artikel opgeslagen. Daarna heb ik de artikelen gelezen en in de literatuurlijst van interessante artikelen gekeken op zoek naar wellicht andere nuttige titels. Stap 3: gezocht in de literatuurlijsten van artikelen welke interessant leken Ook heb ik op Google Scholar gezocht naar de citaties van artikelen welke ik goed vond Stap 4: Op www.google.scholar.nl gezocht naar artikelen waarin werd verwezen naar artikelen die ik geschikt achtte. Uiteindelijk heb ik een selectie gemaakt aan de hand van de relevantie voor mijn onderwerp. Ik heb specifiek gezocht naar artikelen die psychose of schizofrenie behandelde, net zoals agressie en geweld. Een artikel wat ik in eerste instantie had opgenomen heb ik uiteindelijk besloten weg te laten: Hutton, P., Parker, S., Bowe, S., & Ford, S. (2012). Prevalence of violence risk factors in people at ultra-high risk of developing psychosis: a service audit. Early Intervention in Psychiatry, 6, 91-96. Mijn reden hiervoor was dat er gebruikt was gemaakt van een kleine steekproef (34 pp) en omdat ik over dit onderwerp (psychotic-like experiences/psychotic proness) al drie sterke artikelen had gevonden. Uiteindelijk kwam ik uit op 24 geschikte artikelen.
Schrijven eerste versie Allereerst heb ik een grove opzet voor mijzelf gemaakt, ik heb alle artikelen gesorteerd op het onderwerp en zo kreeg ik een overzicht welk artikel ik waar kon gebruiken. Tijdens het schrijven ben ik begonnen met een voorlopige inleiding. Hierna ben ik overgegaan op mijn middendeel. Ik vond het lastig in hoeverre ik specifiek moest zijn in mijn onderzoeksbeschrijving, ik hoop hier dan ook feedback op te krijgen. Na het schrijven van het middeldeel heb ik allereerst mijn inleiding afgerond, alvorens door te gaan naar de conclusie en discussie. 20
Ik ben nog zeker niet tevreden over mijn eerste versie. Vooral het kopje ‘algemene factoren en gewelddadig gedrag’ is niet naar mijn wens, ik denk dat ik dit kopje veel compacter kan schrijven en meer de hoofdlijnen eruit kan halen. Daarnaast is mijn conclusie nog niet volledig. Het koste mij moeite om een goed overzicht te hebben van alle literatuur en de onderzoeksresultaten, daardoor liep ik af en toe vast.
Schrijven eind versie Voor het verbeteren van mijn eerste versie ben ik door alle feedback heen gegaan en heb ik zelf nog opmerkingen geplaatst. Hierna ben ik begonnen een voor een alle feedback punten af te werken en verbeteringen aan te brengen. Ik heb vooral geprobeerd bondiger te zijn, maar ook om sommige dingen beter uit te leggen. Daarna heb ik geprobeerd de verschillende onderzoeken beter aan elkaar te koppelen en soepelere overgangen te maken. Daarnaast heb ik ook de indeling gedeeltelijk veranderd omdat ik er achter kwam dat de lijn zo duidelijker werd. Voor het schrijven van mijn conclusie heb ik nog artikelen gezocht over Clopazine zodat ik dit beter kon onderbouwen.
Schrijven onderzoeksvoorstel Naar aanleiding van de resultaten uit mijn literatuuroverzicht heb ik samen met Lieke een grof idee voor een onderzoek bedacht. Dit idee ben ik zelf thuis beter gaan uitwerken door mij vooral te richten op de artikelen die aansloten op de onderzoeksvraag van mijn onderzoeksvoorstel. Het ging hier met name over de laatste paragraaf ‘symptomen van psychose en gewelddadig gedrag’ uit het literatuuroverzicht. Hier doe ik al een suggestie voor het samenvoegen van meerdere onderzoeken om tot een mogelijke verklaring te komen, deze verklaring moet echter nog gevalideerd worden. Na het nogmaals doorlezen van de behandelde artikelen ben ik gaan kijken waar deze artikelen werden geciteerd, hierdoor kwam ik verder op andere artikelen. Het bleekt dat dit onderzoek nog niet eerder was uitgevoerd. Toen ben ik gaan schrijven. Om de materialen te beschrijven moest ik informatie/artikelen op zoeken over de instrumenten, hierdoor kwam zo nu en dan ook nieuwe informatie naar voren (voornamelijk over TCO symptomen). Na feedback van Lieke heb ik veranderingen aangepast en aanvullingen doorgevoerd. De data analyse had ik niet goed opgesteld dus hier heeft Lieke mij mee kunnen helpen.
21
Literatuurlijst
American Psychiatric Association, (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders, fourth edition, text revision. Washington DC: American Psychiatric Association. Citrome, L., Volavka, J., Czobor, P., Sheitman, B., Lindenmayer, J., McEvoy, J., Cooper, T.B., Chakos, M., & Lieberman, J. A. (2001). Effects of clozapine, olanzapine, risperidone and haloperidol on hostility among patients with schizophrenia. Psychiatric Services, 52, 1510-1514. Coid, J.W., Ullrich, S., Kallis, C., Keers, R., Barker, D., Cowden, F., & Stamps, R. (2013). The relationship between delusions and violence. Findings from the East London First Episode Psychosis Study. JAMA Psychiatry, 70, 5, 465-471. Dumais, A., Potvin, S., Joyal, C., Allaire, J.F., Stip, E., Lesage, A., Gobbie, G., & Côté, G. (2011). Schizophrenia and serious violence : A clinical-profile analysis incorporating impulsivity and substance-use disorders. Schizophrenia Research, 130, 234-237. Erkiran, M., Ozunalan, H., Evren, C., Aytaclar, S., Kirisci, L., Tarter, R. (2006). Substance abuse amplifies the risk for violence in schizophrenia spectrum disorder. Addictive Behaviors, 31, 1797-1805. Fanning, J. R., Berman, M. E., Mohn, R. S., McCloskey, M. S. (2011). Perceived threat mediates the relationship between psychosis proneness and aggressive behavior. Psychiatry Research, 186, 210-218. Fazel, S., Langström, N., Hjern, A., Grann, M., & Lichtenstein, P. (2009). Schizophrenia, Substance Abuse, and Violent Crime. JAMA, 301, 19, 2016-2023. Fazel, S., Buxrud, P., Ruchkin, V., & Grann, M. (2010). Homocide in discharged patients with schizophrenia and other psychoses: A national case-control study. Schizophrenia Research, 123, 263-269. Fosse, R., Olsen, B.M., & Bjorkly, S. (2013). Violence in acute psychiatric patients: A cumulative increased risk with polysubstance abuse? International Journal of Forensic Mental Health, 12, 3, 165-171. De Graaf, R., Ten Have, M., & Van Dorsselaer, S. (2010). The Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2 (NEMESIS-2): design and method. International Journal of Methods in Psychiatric Research, 19, 3, 125-141. De Graaf, R., Ten Have, M., & Van Dorsselaer, S. (2010). De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. NEMESIS-2: opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos22
instituut, Hodgings, S., & Riaz, M., (2011). Violence and phases of illness: Differential risk and predictors. European Psychiatry, 26, 8, 518-524.
.
Heckers, S., Barch, D.M., Bustillo, J., Gaebel, W., Gur, R., Malaspina, D., Owen, M.J., Schultz, S., Tandon, R., Tsuang, M., Van Os, J. & Carpenter, W. (2013). Structure of the psychotic disorders classification in DSM-5. Schizophrenia Research, 150, 1, 1114. Kinoshita, Y., Shimodera, S., Nishida, A., Kinoshita, K., Watanabe, N., Oshima, N., Akechi, T., Sasaki, T., Inoue, S., Furukawa, T.A., & Okazaki, Y. (2011). Psychotic-like experiences are associated with violent behavior in adolescents. Schizophrenia Research, 126, 245-251. Kooyman, I., Walsh, E., Stevens, H., Burns, T., Tyrer, P., Tattan, T., & Dean, K. (2012). Criminal offending before and after the onset of psychosis: Examination of an offender typology. Schizophrenia Research, 140, 198-203. Kumari, V., Aasen, I., Taylor, P., Ffytch, D.H., Das, M., Barkataki, I., Goswami, S., O’Connell, P., Howlett, M., Williams, S.C.R., & Sharma, T. (2006). Neural dysfunction and violence in schizophrenia: An fMRI investigation. Schizophrenia Research, 84, 144-164. Large, M.M, & Nielssen, O. (2011) Violence in first-episode psychosis: A systematic review and meta-analysis. Schizophrenia Research, 125, 2-3, 209-220. Link, B.G., & Stueve, A. (1994). Psychotic symptoms and the violent/illegal behavior of mental patients compared to community controls. In J. Monahan, & H. Steadman (Eds.), Violence and Mental Disorder: Developments in RiskAssessment (pp. 137-159). Chicago, IL: University of Chicago Press. McCabe, P.J., Christopher, P.P., Druhn, N., Roy-Bujnowski, K.M., Grudzinskas Jr., A.J., & Fisher, W.H. (2012). Arrest types and co-occuring disorders in persons with schizophrenia or related psychoses. Journal of Behavioral Health Services & Research, 39, 3, 271-284. McNiel, D.E., Eisner, J.P., & Binder, R.L. (2000). The relationship between command hallucinations and violence. Psychiatric Services, 51, 1288-1292. Nederlof, A. F., Muris, P., Hovens, J. E. (2012). Psychotic-like experiences and aggressive behavior in a non-clinical sample. Personality and Individual Differences, 53, 33-37. Schiffer, B., Müller, B.W., Scherbaum, N., Forsting, M., Wiltfan, J., Leygraf, N., & Gizewski, E. R. (2010). Impulsivity-related brain volume deficits in schizophrenia-addiction 23
comorbidity. Brain, 133, 3093-3103. Spidel, A., Lecomte, T., Greaves, C., Sahlstrom, K., Yuille, J. C., (2010). Early psychosis and aggression: Predictors and prevalence of violent behavior amongst individuals with early onset psychosis. International Journal of Law and Psychiatry, 33, 171-176. Soyka, M., Graz, C., & Bottlender, R. (2007). Clinical correlates of later violence and criminal offences in schizophrenia. Schizophrenia Research, 94, 89-98. Teasdale, B., Silver, E., & Monahan, J. (2006). Gender, threat/control-override delusions and violence. Law and Human Behavior, 30, 6, 649-658. Teixeira, E. H., & Dalgalarrondo, P. (2009). Violent crime and dimensions of delusions: A comparative study of criminal and noncriminal delusions patients. J Am Acad Psychiatry Law, 37, 255-231. Tengström, A., Hodgins, S., Grann, M., Langström, N., & Kullgren, G. (2004). Schizophrenia and criminal offending. The role of psychopathy and substance use disorder. Criminal Justice and Behavior, 31, 4, 367-391. Vandereycken, W., Hoogduin, C.A.L., & Emmelkamp, P.M..G., (2008). Handboek psychopathologie. Deel 1 basisbegrippen (4e editie, herziene druk). Houten: BohnStafleu van Loghum. Volavka, J., Czobor, P., Nolan, K., Sheitman, B., Lindenmayer, J., Citrome, L., McEvoy, J. P., Cooper, T. B., & Lieberman, J. A. (2004). Overt aggression and psychotic symptoms in patients with schizophrenia treated with clozapine, olanzapine, risperidone, or haloperidol. Journal of Clinical Psychopharmacology, 24, 225-228. Wallace, C., Mullen, P.E., Burgess, P. (2004). Criminal Offending in Schizophrenia Over a 25-Year Period Marked by Deinstitutionalization and Increasing Prevalence of Comorbid Substance Use Disorders. Am J Psychiatry, 161, 716–727. Walsh, E., Gilvarry, C., Samele, C., Harvey, K., Manley, C., Tattan, T., Tyrer, P., Creed, F., Murray, R., & Fahy, T. (2004). Predicting violence in schizophrenia: a prospective study. Schizophrenia Research, 67, 247-252. Walsh, Buchanan, & Fahy, 2002. Violence and schizophrenia: examining the evidence. British Journal of Psychiatry, 180, 490-495. Wootton, L., Buchanan, A., Leese, M., Tyrer, P., Burn, T., Creed, F., Fahy, T., Walsh, E. (2008). Violence in psychosis: Estimating the predictive validity of readily accessible clinical information in a community sample. Schizophrenia Research, 101, 176-184.
24
Onderzoeksvoorstel
Het Mediërende Effect van Emotionele Reactie op de Relatie tussen Geslacht en Gewelddadig Gedrag bij Psychotische Mensen Anna Gijsberts
Universiteit van Amsterdam Studentnummer:
10000131
Begeleider:
Lieke Nentjes
Aantal woorden:
1825 woorden 25
Het Mediërende Effect van Emotionele Reactie op de Relatie tussen Geslacht en Gewelddadig Gedrag bij Psychotische Mensen Korte samenvatting Het ervaren van psychotische symptomen blijkt geassocieerd met gewelddadig gedrag. Deze relatie geldt sterker voor mannen dan voor vrouwen. Er zijn aanwijzingen dat dit verband wordt gemedieerd door een boze reactie als gevolg van een bedreigende waan. In deze studie wordt onderzocht of een emotionele reactie de relatie tussen geslacht en geweld kan verklaren. Verwacht wordt dat mannen boos reageren op een bedreigende waan met gewelddadig gedrag als gevolg, vrouwen reageren daarentegen angstig op een bedreigende waan waardoor gewelddadig gedrag wordt geïnhibeerd. Bewijs voor het mediatie effect van emotionele reactie kan leiden tot specifiekere interventies, waardoor gewelddadig gedrag in de toekomst kan worden verminderd.
Afleiden van de onderzoeksvraagstelling Geweld door personen met een psychose komt vaker voor in vergelijking met personen uit de normale populatie. Een onderzoek van Fazel en collega’s (2009) laat zien dat 12% tot 13% van de schizofrene personen gewelddadig is, in vergelijking met 5% van de mensen uit de normale populatie. Factoren die samenhangen met geweld door psychotische personen zijn: man zijn, middelenmisbruik, gewelddadig verleden, gebrek aan ziekte inzicht, antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathische kenmerken (o.a.: Wallace et al., 2004; Walsh et al., 2004; Soyka, 2007; Spidel et al., 2010). Dit zijn echter factoren die in het algemeen gewelddadige personen kenmerken, ongeacht het ervaren van een psychose. Dat daargelaten zijn er ook psychose-specifieke factoren die samenhangen met geweld. Met name threat/control-override (TCO) symptomen worden vaak gerelateerd aan gewelddadig gedrag (Hodgins & Riaz, 2011; Coid et al., 2013). TCO symptomen bestaan uit threat symptomen die ervoor zorgen dat iemand zich bedreigd voelt, bijvoorbeeld het gevoel achtervolgd te worden, control-override symptomen gaan over het gevoel de controle te verliezen door bijvoorbeeld het idee dat iemands gedachten worden gecontroleerd (Link & Stueve, 1994). Onderzoek van Coid en collega’s (2013) liet zien dat voornamelijk wanen die woede veroorzaakte gerelateerd waren aan gewelddadig gedrag. Ook onderzoek van Nederlof et al. (2009) liet zien dat de neiging boos te reageren en threat symptomen positief gerelateerd waren aan agressie. In tegenstelling hierop vonden Teizeira en Dalgalarrondo (2009) dat wanneer de reactie op een waan angstig is, de kans op geweld afneemt. Het onderzoek van 26
Nederlof et al. (2009) vond soortgelijke resultaten. Teasdale en collega’s (2006) gingen echter nog eens stap verder en vonden een verschil in reactie op bedreigende wanen afhankelijk van geslacht. Vrouwen reageerden minder vaak gewelddadig als reactie op een bedreigende waan in vergelijking met mannen. Hierop sluit aan dat de prevalentie van geweld door psychotische mannen ook hoger was dan voor vrouwen, met een odds ratio van 1.46 (Teasdale et al., 2006). Deze onderzoeken lieten zien dat een woedende reactie op een bedreigende waan geweld in de hand werkt, angst daarentegen werkt inhiberend op geweld. Verder bleek dat mannen vaker gewelddadig reageren op een bedreigende waan dan vrouwen. Wanneer de resultaten van deze onderzoeken worden samengevoegd ontstaat de mogelijkheid dat de relatie tussen geslacht en geweld bij psychotische personen verklaard wordt door een verschil in emotionele reactie. De verwachting hierbij is dat mannen vaker boos reageren en vrouwen vaker angstig op een bedreigende waan, deze emotionele reactie werkt ofwel externaliserend (geweld) of inhiberend (geen geweld). Hoewel vorige onderzoeken aanwijzingen geven voor deze relatie is dit niet eerder onderzocht. Voor preventie- en behandelmethodes is het desondanks erg belangrijk dat deze relatie wordt verduidelijkt. Wanneer woede een mediërende factor blijkt kan de preventie namelijk specifiek gericht worden op deze boze reactie bijvoorbeeld door het proberen te veranderen van cognities. Het mediërende effect van emotionele reactie staat grafisch weergegeven in het onderstaande figuur: emotionele reactie (woede/angst)
geslacht
geweld
Figuur 1: grafische weergave van de mediatie analyse. Emotionele reactie medieert het effect van geslacht op geweld bij psychotische personen.
Om het mediërende effect van emotionele reactie te onderzoeken op de relatie tussen geslacht en geweld bij psychotische mensen is het allereerst van belang dat er een relatie wordt gevonden tussen geslacht en geweld bij psychotische mensen. Verwacht wordt dat er een sterkere relatie is tussen bedreigende wanen en gewelddadig gedrag bij mannen in vergelijking tot vrouwen. Daarnaast zal worden onderzocht wat de relatie is tussen geslacht en 27
het al dan niet ervaren van woede of angst. De verwachting is dat vrouwen bang worden van een bedreigende waan, mannen daarentegen worden boos door een bedreigende waan. Tenslotte wordt de relatie tussen woede, angst en geweld onderzocht, gecontroleerd voor geslacht. De verwachting is dat mannen boos worden in reactie op een bedreigende waan, deze boosheid hangt samen met geweld. Vrouwen daarentegen worden angstig van een bedreigende waan en vertonen minder gewelddadig gedrag.
Onderzoeksmethode Deelnemers Aan het onderzoek nemen 160 psychotische patiënten van twee forensische psychiatrische centra deel, de FPC Oostvaarderskliniek in Almere en de Dr. H. van der Hoeven FPC in Utrecht. De diagnose psychose is gesteld aan de hand van een uitgebreid psychologisch onderzoek en omvatten schizofrenie spectrum stoornissen, bipolaire stoornis en depressieve stoornis met psychotische kenmerken zoals opgenomen in de DSM-IV-TR. Voor dit onderzoek worden de deelnemers geselecteerd op het ervaren van bedreigende wanen. Ten tijde van het onderzoek zijn de deelnemers tot maximaal drie jaar in behandeling in de instelling. Zeventig deelnemers zijn vrouw en negentig deelnemers zijn man. Deelnemers zijn tussen de 18 en 49 jaar en hebben een gemiddelde leeftijd van 24, 45 jaar (SD = 7,2).
Opzet onderzoek Deelnemers worden geworven via twee forensische psychiatrische centra. Nadat een uitgebreid psychologisch onderzoek de diagnose psychose vast stelt, worden de deelnemers gevraagd mee te doen met het onderzoek. Deelnemers die hiermee instemmen tekenen een informed consent. Na toegestemde deelname aan het onderzoek worden de deelnemers gevraagd verschillende vragenlijsten in te vullen, gevolgd door twee semi-gestructureerde interviews. Threat/control-override symptomen worden gemeten met de Threat/Control-Override Questionnaire (TCOQ; Nederlof, Muris & Hovens, 2011), een zelfrapportage vragenlijst bestaand uit 14 items waarbij de antwoordmogelijkheden lopen van 1 (niet mee eens) tot 4 (helemaal mee eens) op een Likert schaal. Threat symptomen worden gemeten aan de hand van zes items, control-override symptomen met acht items, beide kunnen samen gevoegd worden tot een totale score van TCO symptomen. De totale score heeft een range van 14 tot 56, waarbij hogere scores hogere niveaus van TCO symptomen weergeven.
28
De reactie op bedreigende wanen worden gemeten met de MacArthur-Maudsley Assessment of Delusions Schedule (Taylor et al., 1996). Dit is een semi-gestructureerd interview waarin waanachtige ervaringen en de mogelijke gevolgen worden gemeten. Deze methode blijkt valide ook tijdens een psychotische periode (Teixeira & Dalgalarrondo, 2009). Voor dit onderzoek wordt specifiek ingegaan op het ervaren van bedreigende wanen en de reactie daarop van de deelnemer. De interviewer vraagt voornamelijk naar de gevoelens van de deelnemer als gevolg van bedreigende wanen. Aan het eind van het interview volgen twee schriftelijke vragen waarop de deelnemers de mate van woede en angst ten gevolge van de waan aangeven op een Likert schaal, waarbij 1 staat voor helemaal niet en 7 staat voor heel erg: ‘In hoeverre maakte deze waan jou boos?’ en ‘In hoeverre maakte deze waan jou bang?’. Gewelddadig gedrag werd gemeten met het MacArthur Community Violence Interview (Steadman et al., 1998) waarbij agressief gedrag bestond uit iets naar iemand gooien, duwen, slaan, schoppen, bijten, wurgen, ongewenst seksueel gedrag, bedreiging met een mes, pistool of ander wapen, en elke andere gewelddadige daad gericht op een ander persoon. Alleen gedragingen over de afgelopen twaalf maanden werden nagevraagd. Het was belangrijk dat de interviewer probeerde te achterhalen of de deelnemer op het moment van een gewelddadige daad psychotische symptomen manifesteerden. Gewelddadig gedrag werd ingedeeld in drie categorieën: geen geweld, licht geweld en zwaar geweld. Waarbij zwaar geweld bestond uit bedreigingen met een dodelijk wapen of wanneer het geweld letsel als gevolg had. Verder werd in het interview aan de deelnemers gevraagd of ze waren opgepakt voor gewelddadig gedrag de afgelopen twaalf maanden. Daarnaast werden arrestatie gegevens en gegevens over incidenten in de kliniek opgevraagd Tenslotte werden de volgende sociaal demografische gegevens nagevraagd: geslacht, leeftijd, onderwijs, beroep en leefsituatie.
Data analyse Er zal gekeken worden naar de volgende relaties aan de hand van meerdere ANOVA’s. Allereerst wordt de relatie tussen geslacht en geweld gemeten, dit gebeurt met een ANOVA met als factor geslacht en als afhankelijke variabele geweld. Hierna zal de relatie tussen geslacht en de mate van ervaren woede en angst worden gemeten met twee ANOVA’s, met als factor geslacht en afhankelijke variabele woede of angst. Daarnaast zal er een ANOVA worden gebruikt om de mediatie van emotionele reactie op de mate van geweldspleging te meten. Geslacht is hierbij de factor, mate van woede en mate van angst zijn covariaten en de afhankelijke variabele is mate van geweldspleging. Met behulp van een Sobel test wordt 29
achterhaald of de variantie die geslacht verklaart in geweld significant afneemt tussen model 1 en 3. Wanneer de Sobel test een significant resultaat geeft is er sprake van een mediatie (Preacher & Hayes, 2004). Dit mediatie-effect zal dan laten zien dat geweld niet wordt verklaard door geslacht maar door emotionele respons. Vanzelfsprekend is het ook mogelijk dat dit mediatie-effect slechts gedeeltelijk opgaat.
Interpretatie van mogelijke resultaten Verwacht wordt dat uit dit onderzoek een verband tussen geslacht en geweld bij psychotische personen naar voren komt. Dit sluit aan bij eerder onderzoek, man zijn verhoogd de kans op gewelddadig gedrag. Daarnaast zullen mannen en vrouwen ook anders reageren op bedreigende wanen. Mannen zullen eerder boos reageren op een bedreigende waan, vrouwen eerder angstig. Tenslotte wordt de relatie tussen geweld en psychotisch gedrag bij mannen gemedieerd door een boze reactie op een bedreigende waan. Vrouwen daarentegen reageren op angstig op een bedreigende waan en manifesteren daarom minder gewelddadig gedrag. Er wordt verwacht dat er een partiële mediatie wordt gevonden van woede op de relatie tussen geslacht en geweld. Daarnaast is het ook mogelijk dat dit onderzoek laat zien dat met name een emotionele reactie op een bedreigende waan belangrijk is voor het tot uiting komen van geweld. De invloed van geslacht zal dan minder van belang zijn. Zowel mannen als vrouwen die woedend reageren op een bedreigende waan zullen gewelddadig zijn, in vergelijking met personen die angstig reageren. Verwacht wordt dat dit onderzoek een verklaring vormt voor de veel gevonden relatie tussen psychose en geweld. Deze relatie wordt voornamelijk veroorzaakt door een boze reactie op een bedreigende waan, deze boosheid uit zich in gewelddadig gedrag. Verwacht wordt dat deze relatie sterker is voor mannen dan voor vrouwen, maar er dient rekening gehouden te worden dat ook woedende vrouwen gevaarlijk kunnen zijn. Deze resultaten bieden handvaten voor het ontwikkelen van specifieke interventies gericht op het voorkomen van geweld. Deze interventies zullen zich moeten richten op het controleren van de boosheid en het zoeken naar coping mechanisme anders dan geweld. Hierbij is het van belang dat screeningsmethodes achterhalen hoe psychotische personen reageren op hun wanen, wanneer dat woede is kunnen specifieke interventies worden ingezet om deze reactie te verminderen. Het is mogelijk dat de huidige interventies methode wellicht te veel focussen op mannen, terwijl de verklarende factor voor geweld bij psychotische mensen juist specifiek emotionele reactie kan zijn. 30
Literatuurlijst
Appelbaum, P. S., Robbins, P. C., & Roth, L. H. (1999). Dimensional Approach to Delusions: comparison across types and diagnoses. Am J Psychiatry, 156, 1938-1943. Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator–mediator variable distinction in social psychological research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of Personality and Social Psychology, 51, 1173-1182. Coid, J.W., Ullrich, S., Kallis, C., Keers, R., Barker, D., Cowden, F., & Stamps, R. (2013). The relationship between delusions and violence. Findings from the East London First Episode Psychosis Study. JAMA Psychiatry, 70, 5, 465-471. Hodgings, S., & Riaz, M., (2011). Violence and phases of illness: Differential risk and predictors. European Psychiatry, 26, 8, 518-524.
.
Kay, S.R., Fiszbein, A., & Opler, A. (1987). The positive and negative syndrome scale (PANSS) for schizophrenia. Schizophrenia Bulletin, 13, 2, 261-276. Link, B.G., & Stueve, A. (1994). Psychotic symptoms and the violent/illegal behavior of mental patients compared to community controls. In J. Monahan, & H. Steadman (Eds.), Violence and Mental Disorder: Developments in RiskAssessment (pp. 137-159). Chicago, IL: University of Chicago Press. Nederlof, A.F., Muris, P., & Hovens, J.E. (2011). Threat/control-override symptoms and emotional reactions to positive symptoms as correlates of agressive behavior in psychotic patients. The Journal of Nervous and Mental Disorders, 199, 5, 342-347. Nederlof, A. F., Muris, P., & Hovens, J. E. (2011). Psychometric properties of an instrument for measuring threat/control-override symptoms. The Journal of Nervous and Mental Disorders, 199, 10, 790-793. Preacher, K. J., & Hayes, A. F. (2004). SPSS and SAS procedures for estimating indirect effects in simple mediation models. Behavior Research Methods, Instruments, and Computers, 36, 717-731. Spidel, A., Lecomte, T., Greaves, C., Sahlstrom, K., Yuille, J. C., (2010). Early psychosis and aggression: Predictors and prevalence of violent behavior amongst individuals with early onset psychosis. International Journal of Law and Psychiatry, 33, 171-176. Soyka, M., Graz, C., & Bottlender, R. (2007). Clinical correlates of later violence and criminal offences in schizophrenia. Schizophrenia Research, 94, 89-98. Steadman, H.J., Mulvey, E.P, Monahan, J., Robbins, P.C., Appelbaum, P.S., Grisso, T., Roth,
31
L.H., & Silver, E. (1998). Violence by people discharged from acute psychiatric inpatient facilities and by others in the same neighborhoods. Arc Gen Psychiatry, 55, 5, 393-401. Taylor, P.J., Garety, P., Buchanan, A., et al. (1996). Delusions and violence. In J. Monahan, & H. Steadman (Eds.), Violence and Mental Disorder: Developments in RiskAssessment (pp. 161-181). Chicago, IL: University of Chicago Press. Teasdale, B., Silver, E., & Monahan, J. (2006). Gender, threat/control-override delusions and violence. Law and Human Behavior, 30, 6, 649-658. Teixeira, E. H., & Dalgalarrondo, P. (2009). Violent crime and dimensions of delusions: A comparative study of criminal and noncriminal delusions patients. J Am Acad Psychiatry Law, 37, 255-231. Wallace, C., Mullen, P.E., Burgess, P. (2004). Criminal Offending in Schizophrenia Over a 25-Year Period Marked by Deinstitutionalization and Increasing Prevalence of Comorbid Substance Use Disorders. Am J Psychiatry, 161, 716–727. Walsh, E., Gilvarry, C., Samele, C., Harvey, K., Manley, C., Tattan, T., Tyrer, P., Creed, F., Murray, R., & Fahy, T. (2004). Predicting violence in schizophrenia: a prospective study. Schizophrenia Research, 67, 247-252.
32