De politieke veranderingen van de sjiieten voor en na de Baathpartij De Sjiieten van Irak Irak is een land dat bestaat uit verschillende etnische en religieuze groeperingen. De Sjiieten vormen 60%, de Soennieten 15-20%, de Koerden 15-20% en andere minderheden vormen ongeveer 5% van de totale bevolking van Irak. De meeste sjiieten van Irak zijn twaalver sjiieten. Het centrum van de sjiieten in Irak is in het zuidoosten van het land. Najaf, Kerbela, Basra, Naseriyya en Amara zijn de belangrijke Sjiietische steden in Irak. Imam ‘Ali en Hussein zijn begraven in Najaf en Kerbella. Imam Moesa Al Kazim, ‘Ali al- Hadi en Hasan Al-Askari zijn in Bagdad en Samarra begraven. Bovendien is de Imam Muhammad ibn Hasan (Mahdi) in Samarra in ghayba gegaan. De sjiietsche gemeenschap in Irak bestaat uit verschillenden stammen. Voorbeelden van sjiietsche stammen zijn: Bani Tamim, Zubayd, Jubur al Wawi en Bayt Ghanim. In de hoofdstad Bagdad zijn de sjiieten in de minderheid en ze wonen in de arme wijken van de stad. Voor de Eerste Wereldoorlog hoorde Irak bij het Osmaanse Rijk en daarna werd Irak veroverd door de Britten (Engelsen). Irak kwam onder een Brits mandaat te staan. Vanaf 1932 is Irak onafhankelijk en sindsdien werd Irak door de Soennieten bestuurd. In 1968 kwam de Baathpartij door een staatsgreep aan de macht. De Baathpartij was een partij met een socialistische, seculiere en pan- Arabische ideologie. Sinds deze machtovername werden de Sjiieten verder onderdrukt.
Sjiieten en de Baathpartij Al van het begin af was het duidelijk dat de Baathpartij gedomineerd werd door de Soennitische clans. Bovendien begon de regering zich in toenemende mate seculier (dualistisch) voor te doen. Bijvoorbeeld werden er personen met een academische achtergrond aangesteld in openbare functies, terwijl hiervoor deze functies betrokken werden door geestelijken. Dus Irak begon in tegenzin van de sjiieten een seculiere staat te worden. Het eerste conflict tussen de sjiieten en het regime van de Baathpartij ontstond in 1969. De Baathpartij probeerde tijdens zijn conflict met Iran de sjiieten aan zijn kant te krijgen. De regering probeerde de belangrijkste sjiietsche geestelijke, Mutjtahid Ayatola Nuhsin alHakim, te overreden om een publieke veroordeling uit te spreken over de Iraanse regering, maar hij weigerde dat. Later werd hij hiervoor opgepakt en in 1970 vermoord. De zoon van al-Hakim was verstandig en vluchtte het land uit. Tijdens zijn leven had hij de al-Dawa opgericht, een sjiietschee oppositiepartij. Ayatolla Sayyid Mohammed Baqir Al-Sadr werd zijn opvolger. Sadr riep alle moslims op tot het stichten van een Islamitische land, maar alleen de sjiieten stonden achter hem. Hij werd in 1972 gearresteerd. In 1977 probeerden de sjiieten tijdens Ashura aan te tonen hoe groot de anti-regeringsgevoelens onder de sjiieten zijn. Een traditionele mars van Najaf naar Karbala veranderde in een demonstratie tegen het regime. De veiligheidstroepen maakten een eind aan deze opstand, door meer dan 2000 mensen te arresteren en later werd een aantal van hen geëxecuteerd. In 1979 vond er een sjiietische revolutie in Iran plaats. Khomeini nam de macht over van de Sjah. De Baathpartij zag dit als een gevaar en was bang dat er een vergelijkbare beweging in Irak zou ontstaan. Daarom begonnen ze met een meedogenloze campagne van repressie tegen de leden van de Al-Dawa en andere vergelijkbare organisaties. Sadr werd onder huisarrest gesteld en later werd hij van Najaf naar Bagdad gedeporteerd. Tijdens de Irak-Iran oorlog moesten de Sjiieten in Irak verplicht meevechten tegen Iran. Verschillende sjiietsche partijen zoals de alDawa en de Hoge Raad voor Islamitische Revolutie in Irak vochten aan de kant van Iran tegen het Iraakse regime. Daarom nam de Baathpartij een aantal maatregelen om een verdere coalitievorming tussen de sjiieten en Iran tegen te houden. Het regime nam de controle over de sjiietische schrijnen over en betaalde voortaan zelf de salarissen van de Ullama. Bovendien werden de tegenstanders met een harde hand bestreden. Door te hoge uitgaven van het Iraakse regime aan de oorlog en grote verliezen aan het front kwam er een eind aan deze bloedige oorlog. Na de Golfoorlog werden de Irakezen door George Bush sr. gestimuleerd om in opstand te komen tegen het regime. De sjiieten dachten dat ze financieel en militair gesteund zouden worden door de VS. In maart 1992 komen ze in opstand. Deze opstanden werden georganiseerd door de lokale
leiders. Ze werden ook gesteund vanuit de in Iran opererende Al-Dawa en de Hoge Raad voor Islamitische Revolutie in Irak. Deze opstanden, bekend als al-Intifada, werden in dezelfde maand de kop in gedrukt. De VS was bang dat de sjiieten uit Iran de macht zouden overnemen, want de VS had ook geen goede banden met Iran. Vandaar dat de VS deze opstand niet steunde. Saddams neef, bekend in het westen als ‘Ali Chemicali, bracht een eind aan deze opstanden. Meer dan 5000 sjiieten vluchtten uit Irak naar het Noorden van Saudi-Arabie. De sjiieten in het hedendaagse Irak Dankzij de gebeurtenissen van 11 september werd de positie van de Sjiieten in Irak totaal veranderd. In 2003 hebben de Amerikanen en Britten samen besloten om een einde te maken aan het regime van Saddam Hossein. De sjiietschee partijen beweren dat ze niet aan de kant van de VS en Britten tegen het regime van Saddam mee hebben gevochten. Maar wat het wel duidelijk is, is het feit dat voor de Amerikaanse interventie van Irak, alle Irakese oppositie partijen uitgenodigd zijn in Londen en daarna in Koerdistan, om zo samen over Irak na de val van Saddams regime te spreken. De Sjiietschee partijen namen ook deel aan deze bijeenkomsten. De sjiietschee partijen die deelnamen aan deze bijeenkomsten waren Het Iraaks Nationaal Congres van Ahmed Chalabi, De Iraakse Lijst van Ayyad Allawi, Al- Dawa onder de leiding van Ibrahim Jafari en de Hoge Raad voor Islamitische Revolutie in Irak, geleid door Al- Hakim. Na de Amerikaanse en Britse interventie in Irak in 2003 werd Saddam afgezet en in maart 2005 werden er voor de eerste keer in Irak vrije verkiezingen georganiseerd. Door de coalitievorming tussen Al- Dawa en de hoge raad voor Islamitische Revolutie in Irak en Het Iraaks Nationaal Congres hebben de
sjiieten in maart 2006 47,6 procent van de stemmen gewonnen.
Deze coalitievorming is te danken aan de Ayatola Sistani. Hij is een van de belangrijkste Sjiietschee Ayatola’s in Irak. Veel sjiieten in Irak beschouwen hem als een onfeilbare imam en gehoorzamen hem. Zelfs de president van de interim-regering Ibrahim Jafari durfde zonder zijn goedkeuring geen beslissingen te
nemen. Sistani verzette zich niet tegen de Amerikaanse aanwezigheid in Irak, maar zijn concurrent Muqtada as-Sadr deed dat wel. Sadr is een andere belangrijke geestelijk leider. Hij is 30 jaar oud, dus wel jong, maar heeft niet zo veel aanhang onder de bevolking.
Sadr wil graag van Irak een Sjiietsch Islamitische land maken en is niet zo gauw bereid om concessies te doen met de seculiere (Koerdische) partijen. Terwijl Sistani dat wel wil.
Ibrahim al-Jafaari is de leider van de al-Dawa partij. Hij is ook de interim president van Irak. Hij is geboren in Kerbala en beweert dat hij een nakomeling is van de profeet Mohammed. Hij heeft een medische opleiding afgemaakt en na zijn studie werd hij een lid van de al-Dawa partij. In 1980 is hij naar Iran gevlucht en in 1989 verhuisde hij naar Londen en daar werd hij de partijwoordvoerder. Na de val van Saddam Hossein keerde hij terug naar Irak en in 2005 werd hij tot de interim president gekozen. De nieuwe centrale overheid van Irak bestaat grotendeels uit sjiieten. Sjiieten zijn niet meer in de minderheid in het bestuur. Het grootste gedeelte van de ministerposten worden door de sjiieten bemand. Terwijl ze tijdens het bewind van Saddam niet meer dan twee ministerposten hadden. De sjiieten kunnen in alle vrijheid hun godsdienstige rituelen uiten. De Ashura herdenking die sinds 1977 door de Baathpartij verboden was, is in 2003 weer toegestaan. De sjiieten kunnen hun festiviteit zonder angst voor het regime in alle vrijheid voortzetten. Waar ze wel rekening mee moeten houden zijn de aanslagen, die door de soennitische kamikazes worden gepleegd. De soennieten zien de sjiieten als collaborateurs, want ze komen niet in opstand tegen de Amerikanen. Bovendien beschouwen de soennieten Irak als een Arabische soennitisch land en ze willen niet dat de macht in de handen valt van de sjiieten. Kortom, men kan zeggen dat met alle nadelen en ellende die de Amerikaanse interventie met zich mee heeft gebracht, de positie van de sjiieten in Irak, dankzij deze interventie totaal verbeterd is.
Internet bronnen: http://www1.cfr.org/publication/8035/#2 http://www.cmo.nl/cc/cc-1/cc-6.html http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/2931903.stm http://www.nos.nl/nieuws/achtergronden/irak/overzicht_partijen.html Literatuur: