De pareerkeersen 1449 – 1749 in het oud archief van de Confrérie Toen in 2007 plots een oude pareerkeers opdook in de Kunsthandel van de Londense Sam FOGG hadden geheime onderhandelingen plaats tussen het Bureau van Proost en Kerkmeesters der Confrérie en de Koning BoudewijnsDchDng. Deze laatste schonk dit kostbaar 16de eeuwse beeldhouwwerk ter bewaring in het Museum van de Confrérie. De oudste “historiek” van de pareerkeersen dateert van 1759, en dit van de hand van Jan van Steelant, tevens auteur van de tekening die verscheen in de catalogus van Sam Fogg (2007). Wij vonden het interessant de oudste eigenDjdse bronnen van het Confrériearchief te raadplegen, namelijk vanaf 1449: de eerste pareerkeerkaarsen, de eerste “paruren”, de eerste “rekeningen” van de Confrérie, namelijk 1469 – 1569 (periode van de “ommegangen”). Deze werden nog niet jaar na jaar onderzocht. Dit onderzoek voerden we uit in 2008 – 2009, en we brengen de belangrijkste gegevens van deze rekeningboeken in de lijnen, die volgen op een korte uitwijding betreffende het jaar 1449. In januari 1449 besloot de Algemene Vergadering van het ‘Gheselscepe van den Heligen Bloede’ dat 4 leden van het “gezelschap” (later ‘Confrérie’) in de Ommegang van het Heilig Bloed een ‘pareerkeers’ zouden dragen met de voorstelling ‘Diederik van den Elzas ontvangt het H.Bloed uit de handen van de Patriarch van Jeruzalem’, met langs onder ‘de pelicaen die de jongeren voedt met haar bloed’, een houten beeldhouwwerk ‘omringd met een doornenkroon, waarop 26 vaentjes met wapen van de mannen van het H.Bloed’. In hetzelfde jaar 1449 wordt het eerste reglement (1) samengesteld: Art.2 bepaalt dat de “confraters” een tabbaerd (toga) in de Ommegang moeten dragen: dit zijn de paruren en de eerste bladzijden van het Parureboek. Art.4 bepaalt dat 4 leden van het “gheselscepe van het H.Bloed” de pareerkeers zullen dragen rond de H.Relikwie in de Ommegang. Art.11 bepaalt dat het aantal leden van (toen nog in leven: 16), naar 26 wordt opgetrokken. De eerste ‘Rekeningen’ uit de periode 1450 – 1468 zijn verloren gegaan. De eerste eigenDjdse archiebronnen van de Confrérie zijn haar ‘rekeningen’ vanaf 1469 (2). Voor ieder jaar vonden we 6 – 8 blz. met naam van de Proost, vergaderingen van de leden, ledenlijst, P.V. van de A.Vergaderingen, de ommegang, maalDjden, kosten en baten, 8 pareerkeersen. In 1469 – 1471 heec men het over “26 vaentjes gescilderd door A.De Mol, en Jan fs. Hughe de scilder”. In 1471 – 1472 (Regl. 1471 trok het aantal leden op van 26 naar 31), staat f °10: ‘alle andere keerssen te vernieuwen ende te vermaeken’ …. Ook 31 vaentjes op 31 “pinnetjes” van de doornenkroon.
(1) Register 12 A . H . B . B . (Archief H.Bloed Brugge), ‘Charters, 9 originele akten op Perkament (1449 – 1589). (2) Reg. 18 A . H . B . B . ‘Rekeninge 1469 – 1516 – 1517 (vol.1) f ° 1 – 207 v.’
1
In 1476, gaat het, f ° 36v. over: ‘betaelt Jan Hughe zone, de scildere van 8 nieuwe vaenkens, 5 groten ’t stuk op de nieuwe kerssen ende 16 vermaeckt, somme van 2 pond; betaelt item, in dit zelve jaar waren gemaekt 8 nieuwe kerssen van de Heilige Bloede; van al welcke eerst betaelt Jan Michiels fs. De Rmmerman van snydene, de som van 10 pond; item nog betaelt Clais van Hegghemont de scildere, van de 8 vorseiden kersen te stoffene als blijkt bij zijn quiWance 6 pond 8 shilling’. Ter herinnering weze gemeld dat Hertog Karel de Stoute meermaals betrokken werd bij de verering van de H.Bloedreliek, bij gelegenheid van “generale processies” met de Reliek voor of na bepaalde oorlogen in 1465, 1468, 1471, 1474, 1476. Men kan zich de vraag stellen of graaf D. ven den Elzas, de H. Bloedreliek ontvangend uit de handen van de patriarch van Jeruzalem (pareerkaars) geen bron van inspiraDe is geweest voor de gouden abeelding van de knielende Karel de Stoute, schenker van een reliekschrijn met vinger van Sint-‐Lambertus, aan de Luikse kathedraal! (3). In maart 1482, f ° 59: ‘betaelt’ de Confrérie (gheselscepe) ‘van 8 torssen te vaerdene voor den Heleghen Bloede was ghedraghen tonzer Vrouwe’ Uit eigenDjdse chronieken weet men dat enkele buitengewone processies met de H.Bloedreliek uitgingen “om genezing van Maria van Bourgondië na haar ongeval te Wijnendaele”… en ook dat bij het overbrengen van haar stoffelijk overschot naar de O.L.Vrouwkerk te Brugge, meerdere leden van de Confrérie (onder meer C.Breydel, A.Losschaert, Jan van Nieuwenhove, P.Lanchals) de lijkstoet volgden tot in de kerk. In 1487, f °79: Keizer Maximiliaan stapt mee in de Ommegang. In 1490, f ° 91-‐92 uitvaartmis van gewezen lid P. Lanchals in de O.L.Vrouwkerk … enkele ‘kerssen’ worden ‘verscildert’ … een ‘nieuw boecxken van de paruren bestelt’. In 1494, f °110: Pierre Anchemant, raad van Maximiliaan, nadien van Philips de Schone, wordt lid van de Confrérie … 31 vaentjes en 8 torssen worden opgesmukt … ‘2 loveren ( bladen ) vermaekt aan één van de kerssen’ van het H.Bloed. In 1505, f ° 165: ‘Onze Koning van CasRlië, Leon Granada in oorloghe (met vader Maximiliaan) in Arnhem (Gelderland) binst grote ommegang’ … ‘van gheselscepe met brandende keersse in de hand ende agt joncste drooghen elk een torsse naer de ordonnances vanden H.Bloeddag … 8 torssen wegende 35 pond, syn verscildert en ghedragen door 8 ghesellen’. Tussen 1512 en 1516 wordt in de ‘rekeningen’ vermeld dat Fr. Fabiaen, fs. Jan, enkele malen wordt belast met ‘ het scilderen of overscilderen en vermaeken van vaenkes, tortsen en pareuren … nog steeds 8 ghesellen om de tortsen te dragen ‘. In 1514 – 1515 betaelt men weliswaar ook ‘ arme lieden van 8 torssen te draghen, 2 sh. Elk ‘. Voor de periode 1517 – 1569, hebben we geput uit het H.Bloed archief van de Confrérie, ‘ rekeningen’, Reg.19 (4) enerzijds; uit het Stadsarchief (5) ‘ Kerkrekeningen St.Baselis’, zelfde kapel, waarover de Brugse historicus Alfons Dewipe uitgebreid geschreven heec in het Djdschric BIEKORF (6), met noDDes over de werken in St.Basiliuskerk tussen 1518 en 1592. Wij gingen eveneens de rekeningen na, met toestemming van Erestadarchivaris A.Vandewalle en de huidige stadsarchivaris N.Geirnaert. We danken meteen Alf. Dewipe die ons hielp in het nazicht van 1000 blz. van Register 18 en 19 van de Confrérie. (3) (4) (5) (6)
Till-‐Holger BORCHERT, in ‘ Tentoonstelling Karel de Stoute, Brugge 2009, 78, 253’ Reg. 19 A.H.H.B. 1517 – 1569 (vol.2), f ° 208 – 526 S.A. Brugge, 456/5, ‘Kerkrekeningen van de Brugse St.Baseliskerk’, f ° 1-‐160 (1518 – 1569) Alf. Dewipe: ‘St.Baseliskerk in 16de eeuw’, Biekorf 1998/4, 321-‐327.
2
In 1518 – 1519, f ° 216, ‘wordt Donaas Fabiaen gelast te scilderen 31 vaenkes, groene en grauwe taffetas meWer pareuren, 8 torsen … item van de pareure van desen jaere te bewerpen (ontwerpen) en in de boek van de geselscepe te staen’ (7). Hier gaat het over het Parureboek, aangevuld door Jan van Steelant in 1759. In 1521 – 1522, f ° 229: ‘gelast Donaes Fabiaen 31 vaenkes, 8 tortsen te scilderen als men ’t Heilig Bloed droegh t’onzen Vrouwe, daer ons Koning (Karel I) medeging’. In 1519 was Keizer Maximiliaan gestorven en zijn kleinzoon Karel I was gekomen naar een herdenkingsmis in de O.L.Vrouwkerk, waar zijn grootmoeder M.van Bourgondië in 1482 was begraven. In Biekorf 2000/2, lazen we een arDkel van Alfons Dewipe over het bezoek van Karel I aan Brugge en recepDe op H.Bloeddag (3 mei 1522) met zijn tante Margareta van Oostenrijk (eerste huwelijk in 1497 met erfprins Jan van CasDlië: eind 1497). Karel I verbleef met zijn hof te Brugge gedurende enkele weken (8). In 1524 – 1525, f ° 247v.: ‘up den Xten dach van Maerte XVcxxiii was dat het heligh bloet ghedraeghen tsint Donaas, den almueghende Ghod te biddene ende te bedankene van de victorie in et hertochdom van Mylaen ( tegen Franse Koning) … ende was ghedraghen den groote hommeghanck daer het gheselsciep mede gingh helck met een brandende kerse in de hant, boven de viii toersen die by viii persoene van de geselscipe ghedraeghen waren neffens het helich bloet’. In 1529, f ° 274: ‘item betaelt Lanslot de scilder (L.Blondeel) over drie patrone die hij gemaect heeh om nieuwe candelaers te maken midts dat dhoude zwaert zijn, 10 sc.’ De 3 patronen waren zeker geïnspireerd door de vorige modellen, net als de tekening van 1759 (Parureboek) het ook was. 1529 kan ook gelinkt worden aan L.Blondeel, ontwerper in 1527 – 1528 van de Keizer Karelschouw, afgewerkt in 1530 – 1531. Zoals we verder zullen suggereren met de datering 1529 voor de teruggevonden Pareerkaars, stellen we dat L.Blondeel ook het wapen op de achterkant van de 3 pareerkeersen voorgesteld heec, doch wel het wapen van Karel I. In 1539, f ° 330 schrijc men van ‘te maeken één nieuwe houten keers, 8 kronen; nog betaelt scilder Joos Vander Beke, van ‘tscilderen, van deselve 6 kronen, 2 pond, 17 sh.’ In 1560, f °468: ‘betaelt Pieter Pourbusse voor twee patronen van kerssen, 6 sh.xi gr …’ Intussen was in 1559 het bisdom Brugge opgericht in de vroegere Proosdij van St.Donaas-‐ van dan af de eerste Brugse kathedraal. Tot dan toe sprak men over 8 pareerkeerssen. In 1561 – 1562, Reg.19 (4), f °473: ‘aldaer gheresolveert wierdt weder te draghene vier houten keersen in stede vanden achte die men van oudts ghedreghen heeh’. In 1568 – 1569 (4), f °515: ‘vier mindere dan doude uyt zelve fatsoen, vier oude keerssen worden voort ommeghedraghen’. Mogelijks worden de kaarsen niet meer geplaatst bovenaan het beeldhouwwerk. Mogelijks liggen de oude 8 pareerkeersen in de crypte of pelikaankelder en gebruikt men bij voorkeur alleen nog de 4 “oude” pareerkeersen. In de registers van de Confrérie spreekt men niet meer over het maken van nieuwe beeldhouwwerken. (7) Reg. 62bis, A.H.B.B., ‘Boek der paruren, verbonden 1518 ende vermeest van papier, herbonden 1759.’ (8) S.A. Brugge: ‘Stadsrekening 1521 – 1522, f °90’.
3
In 1578 is Brugge in handen van het CalvinisDsch regiem, de H.Reliek wordt weggeborgen, de Roedrager (klerk van de Confrérie) verstopt in zijn huis een reeks ‘taferelen ende beelden’ (wie weet ook pareerkeersen!). In 1584, na de herovering van Brugge door Alexander Farnese en de prins van Chimay, trekt de jaarlijkse H.Bloedprocessie (de laatste “Ommegang” had plaats in 1572) terug door de Brugse straten: in 1585, f °190 Rek.St.Baselis (5), ‘repareert Franchois De Block de vier keerssen diemen draeght upden heligen bloetdagh, daer de vaenkens upstaeh MeWe wapens van het ghezelschap’ … De pareerkeersen worden verder tot in 1650 gedragen, mits af en toe Fig. 1 “reparaDe” of “verscildering”, in de jaarlijkse Processie. In de confrerierekeningen 1570 – 1675 (9) vonden we jaar 1650, f °342: ‘vermits differente personen lieten in de confrérie te commene omme het swaer lastende, wiert gheresolveert de kerssen achter te laeten en te vervangene door 4 silveren pelicanen, die in 2 jaren betaelt worden.’ In 1672 werden de pareerkeerssen terug ingevoerd: f °421 … ‘up den 15 meye 1672, mits de kerssen met vaentjes vol wormen waren, men maakt nieuwe op het oud model.’ Vermoedelijk waren er toch nog enkele die minder sterk waren aangetast. In 1686, Reg.23 (10), f °47r.: ‘op 17 april beslist men ten huize van de nieuwe proost Gillis Ackaert dat de Jubelprocessie 1686 zal uitgaan met de 4 H.Bloedkerssen en de 4 grote flambeeuwen met de silveren Pelicaen’. Hetzelfde in 1688: in de processie van 3 mei dragen de confraters de 4 kerssen met de wapens en 4 met de silveren pelicaen, ‘ volghende met hooghweerdigh H.Bloet’. In de 18de Eeuw, zo schrijc Jan van Steelant in het Parureboek (11): ‘somwijlen hebben deze houWe keersen één jaar à twee ghedraghen geweest, andere jaeren achtergelaten, tot dies sy niet meer in staete sijnde, omme met de vaentjes uitghestelt te worden, ten jaere 1749 voor goet achter gebleven zijn.’ Dit wordt bevesDgd in de confrerierekeningen(10), waar meestal ‘de silveren pelicaenen door de 4 jongste “confraters” naast de H.Reliek in de Processie gedraghen worden. In Reg.23 (10) leest men: Op 28 jan.1748, extraordinaire vergadering bij de proost Aybert van Huerne, ter voorbereiding van de Jubelprocessie voorzien in 1748, doch uiteindelijk verplaatst naar 1749; ‘de confraters te laten ommedraghen hun groote keirsen … ook souden dienen ommeghedragen te worden de vier keirsen van de confrerie’ / f °227: ‘2 jubelprocessies 3de en 18de meye … confraters t ’accompagneren de H.Reliek met de oude keerssen’.
Fig. 2
(9)Reg.21, A.H.B.B. ‘Rekeningen 1570 -‐1675, 436 f °.’ (10)Reg.23, A.H.B.B. ‘Reken. Gez.H.Bloed 1676 1759, 259 f°.’ (11)Reg.16 (Museum Confrérie), 150 f °, zie ook Reg.13, 62bis, 138 (copie 1804)
4
ICONOGRAPHIE van de PAREERKEERSEN 1449 – 1749 Tijdens de 3 eeuwen, waar men zich niet kon voorstellen dat een Ommegang, en nadien Processie van het H.Bloed, kon plaats hebben zonder pareerkaarsen van de Confrérie of zilveren pelikanen naast de Relikwie, bestond er geen reproducDe van dit beeldhouwwerk. Aan de ingang van het Museum van de Confrérie doet een tekening op perkament (fig.1) ons wel terug blikken naar het vroegere glasraam 1541 en de lithografie van Daveluy in het boek van J.J.Gailliard. Daar zien we graflegging van Christus, het wassen van zijn lichaam, enkele bloeddruppels; bovenaan: Fig. 3 links de knielende D.van den Elzas, met zijn wapen, zijn echtgenote en het wapen van Jeruzalem, de pelikaan die de jongeren voedt met haar bloed … 26 vaantjes met wapen van het H.Bloed. Dit glasraam werd helaas verbrijzeld door de Jacobijnen in 1797. De eerste abeelding van een oude pareerkeers prijkt in de catalogus 2007 van Fogg (fig.2), nl. foto van de tekening 1759 in het Parureboek (Museum Confrérie). Hier zien we het wapen van D.van den Elzas, op zijn mantel en bovenaan. Langs onder geen wapen, wat wijst op de slechte toestand van de laatste pareerkeersen 10 jaar na de Jubelprocessie 1749. In de 2 exemplaren van het boek van P.Le Doux, 1794 (fig.3) vindt Fig. 4 men een kopij van de pareerkeers, naar de abeelding van het parureboek, met langs onder 2 wapens van confraters, nl. vanden Bogaerde en Keignaert. In het boek van J.J.Gailliard (fig.4) vinden we een “reconstrucDe” van de pareerkaars, volgens hetgene de auteur van het boek kon afleiden uit zijn studie van het Confreriearchief. Langs onder, de twee wapens van Jeruzalem en Oud-‐Vlaanderen (F.vanden Elzas 1191). In 1907 werd, naar het model van de pareerkaars 1759,een kopij gemaakt, bestemd om meegedragen te worden in de jaarlijkse Processie, vanaf 1924, naast de twee emblemen van de Basiliek. De foto (fig.5) in de programmaboekjes 2000 – 2010, dateert van 1985. Op het zonnescherm (embleem) ziet men het wapen van Jeruzalem (N.B. 4 gele kruisen), wijzend op de patriarch van Jeruzalem, doch ook op de echtgenote van D. van den Elzas, dochter van de Koning van Jeruzalem. De pareerkeersen behoorden reeds enkele eeuwen tot wat men nu “folklore” noemt, toen in 2007 plots een oud exemplaar opdook in “le Musée du Louvre” (nieuw museum in 1793 ingehuldigd door de Franse Republiek) … en de Londense kunsthandelaar S.FOGG een beeldhouwwerk aankocht, waarvan hij weldra vermoedde dat het te maken had met de Relikwie van het H.Bloed en de persoon van D.van den Elzas. Na geheime onderhandelingen van het Bureau van de Confrérie en Brugse eminenten met de Koning BoudewijnsDchDng, werd deze laatste eigenaar van dit enig 16de eeuws beeldhouwwerk. Fig. 5
5
Het Museum kreeg uiteindelijk dit beeldhouwwerk ter bewaring tot het einde van de Djden.
De pelicaen en haar jongens waren al lang verdwenen, 4 wapens bleven over: Oostenrijk, D.van den Elzas en Jeruzalem op de voorzijde, het gevierdeeld wapen aan de achterzijde. Aanvankelijk had men dit laatste toegewezen aan Filips de Schone en meteen Oostenrijk aan dezelfde persoon. Na vergelijking van het wapen aan de achterzijde met andere wapens kwamen we tot een juistere interpretaDe wat betrec datering van het beeldhouwwerk.
Fig.1 Glasraam 1541, natekening op perkament, Vander Veken, 1543. Fig.2 Foto tekening pareerkaars 1759, Parureboek (Museum Confrérie). Fig.3 Foto, reproducDe uit Boek Pieter Le Doux, 1794, 2 ex. Nr.141, 142, Confreriearchief. Fig.4 Foto, reproducDe litho DAVELUY, Boek J.J.Gailliard, 1846, blz.68. Fig.5 Foto rond 1895, programmaboekje Processie, 2010, blz.102.
6
Het wapen aan de achterzijde: Filips I of Karel I ?
Fig. 6a
1.Iconographie Filips de Schoone (fig.6a): volgens het boek Toison d’Oro, Spanje 1996 ‘Philippes par la grâce de Dieu, Roi de CasRlle, Archiduc d’Autriche, Cte de Flandre’. Zijn wapen : 1 en 4 CasDlië Leon Granada, gevierendeeld Aragon Sicilië / 2 en 3: Oostenrijk Brabant / Oud en Nieuw Bourgondië, centraal Vlaanderen en Tirol. Inderdaad Johanna van CasDlië, dochter van Koningin Isabella van CasDlië erfde de troon na de dood van haar moeder, gezien de erfprins Juan, gehuwd met Margareta, zuster van F.de Schone, in 1497 sDerf, en de Cortes in 1505 Johanna tot Koningin van CasDlië uitriepen en haar echtgenoot als dusdanig Koning
van CasDlië. In de catalogus Filips de Schoone, Brugge 2007, vinden we dat zelfde wapen terug blz.92, TripDek van Zieriekzee 1505 – 1506. Beide wapens zijn niet deze van de pareerkeers. Ab.fig.6b.
Fig. 7a
Fig. 6b
2.Iconographie Karel I (fig.7a) (V vanaf kroning tot Keizer te Rome, 1530): -‐ T.d’Oro, Spanje 1996 ‘Charles par la grâce divine Empereur de Rome, archiduc d’Autriche, Duc de Bourgogne Cte de Flandre’. Zijn wapen : 1 CasDlië Leon Granada – 2 Aragon Sicilië / 3 Oostenrijk Oud Bourgondië, centraal Vlaanderen –Tirol / 4 Nieuw Bourgondië – Brabant. -‐ In “DynasDes d’Europe”, Bordas (Frankrijk) 1984: Charles I (Quint) Roi d’Espagne 1516, Roi Romain 1519, Empereur Romain 1530 – 1556. Zijn wapen : 1 en 2 Spanje : 1 CasDlië Leon / 2 Aragon Sicilië 3 Oostenrijk Oud Bourgondië / 4 Nieuw Bourgondië Brabant, centraal Vlaanderen Tirol. 3.Iconographie Pareerkeers Koning BoudewijnsDchDng: alhoewel gehavend zien we duidelijk op het wapen van de achterzijde der pareerkeers 1 en 2 Spanje, zoals te zien op het wapen van Koning Karel I, 3 Oostenrijk Oud Bourgondië / 4 (wat minder duidelijk) Nieuw Bourgondië Brabant, centrum Vlaanderen? Ab.fig.7b.
Besluit: Het wapen van de pareerkeers wijst op Spanje 1 en 2, zoals ook op het wapen van Karel I. Het wapen genageld boven op de voorzijde van de sculptuur is duidelijk dit van Oostenrijk en werd ons inziens in 1749 op de pareerkeers geplaatst voor de jubelprocessie van dit jaar. Enkele weken er voor werd Karel van Lorreinen, na de oorlog tegen Fig. 7b
7
Frankrijk, Gouverneur van de Lage Landen en liet zich uitnodigen door de stad Brugge en de Confrérie bij gelegenheid van de tweede uitgang van de jubelprocessie 1749. Hij verbleef trouwens bij die gelegenheid 2 dagen in de “Zeven Torens” (Hoogstraat), de woonst van, Graaf Max de Lalaing, Groot Balju van Brugge en het Brugse Vrije, secretaris van Keizerin Maria Theresia en lid van de Confrérie van het H.Bloed, tussen 1738 en 1756. In 1749 werd de teruggevonden pareerkeers, die we kunnen dateren in het jaar 1529, ten Djde van Karel I van Spanje, meer dan waarschijnlijk in de H.Bloedprocessie gedragen door één van de 4 jongste confraters, mogelijks met het “vaenke” met wapen van confrater Vanden Bogaerde (wapen afgebeeld op de reproducDe van de pareerkaars uit het boek van voornoemde P.Le Doulx (1794), fig.3.) Begin 1795 werd de St.Basiliuskerk door de Franse revoluDonairen progressief geplunderd en vernieDgd. De bijzonderste kunstwerken werden door de Confrérie uitgehaald en verborgen; overblijvende pareerkeersen die toen zeker niet als kunstwerk werden aanzien, werden door de plunderaars meegenomen. Mogelijks is de teruggevonden 16de eeuwse pareerkaars op een of ander ogenblik in het nieuw “Louvre Museum” terecht gekomen!?! En lange Djd in de reserve van het Museum bewaard gebleven. Dit doet ons denken aan het feit dat een kostbare schilderij, namelijk de “Bruiloc van Cana” vanaf 1519 op het hoofdaltaar van de H.Bloedkapel, geschonken door de Proost in toga (parure), rond 1680 in de collecDes van Lodewijk XIV in zijn Louvres paleis belandde … en door James Weale rond 1860 herontdekt werd in het Louvres Museum, en nog alDjd aldaar te bezichDgen is. Voor de Confrérie, voor de organisatoren van de jaarlijkse 7 eeuwen oude Ommegang-‐ daarna Processie-‐, is de schenking door de Koning BoudewijnsDchDng van een bijna 5-‐ eeuwen oude Pareerkaars aan de Basiliek van het Heilig Bloed, een wonderbaar geschenk geworden.
In naam van de Confrérie, G.van Renynghe de Voxvrie, Lid van de Edele Confrérie
8