Afstudeerproject Jeugd en Media
De favoriete tv-personages van jongvolwassenen; acteurs of rolmodellen?
Een onderzoek naar de rol van parasociale interactie bij programma’s met entertainment educatie op de attitudes van jongvolwassenen.
Nina de Vriend 10280235 Begeleiding: Monique Timmers Universiteit van Amsterdam Aantal woorden: 8496
2
Inhoud Inhoud ........................................................................................................................................3 Samenvatting .............................................................................................................................3 Inleiding .....................................................................................................................................5 Theoretisch kader ......................................................................................................................6 Methode ...................................................................................................................................13 Resultaten ................................................................................................................................19 Conclusie .................................................................................................................................23 Discussie ..................................................................................................................................26 Bijlage 1: Survey .....................................................................................................................29 Bijlage 2: Literatuurlijst ...........................................................................................................34
Samenvatting
3
In dit huidige onderzoek is er gekeken naar de rol van parasociale interactie bij programma’s met entertainment educatie op de attitudes van jongvolwassenen. Hierbij werd er gebruik gemaakt van de soapserie “Goede Tijden Slechte Tijden”, in dit onderzoek GTST genoemd, en werden de attitudes van 77 GTST- kijkers gemeten. Er zijn twee specifieke attitudes gemeten waarvan de onderwerpen gekoppeld zijn aan de verhaallijnen van twee specifieke personages uit de soapserie. Zo is er gekeken naar de attitude tegenover alleenstaand moederschap, waarvan het thema gekoppeld kan worden aan het personage “Nina” uit de soapserie. Ook is er gekeken naar de attitude tegenover alcoholmisbruik, waarvan het thema gekoppeld kan worden aan het personage Anton. Door middel van een survey is eerst de parasociale interactie met de soapserie zelf en de parasociale interactie met de twee specifieke personages gemeten en is er vervolgens gekeken naar de twee specifieke attitudes. Ook is er gekeken naar de motivatie voor het kijken naar de soapserie GTST en zijn er een aantal demografische gegevens verzameld. Verwacht werd dat hoe hoger de score op de parasociale interactie was, hoe hoger (en positiever) de score op de specifieke attitude. Uit de resultaten kwam naar voren dat parasociale interactie geen rol speelt op de specifieke attitudes van jongvolwassenen. Wel zorgt een hoge mate van parasociale interactie met de soapserie GTST voor een positieve motivatie voor het kijken naar de soapserie GTST, en andersom. Daarnaast kwam er naar voren dat parasociale interactie met het ene personage ook voor parasociale interactie met het andere personage en de soapserie GTST zelf zorgt. In vervolgonderzoek zou er een vooronderzoek moeten plaatsvinden voor het kiezen van populaire personages zodat er een grotere kans is op parasociale interactie, aangezien er in dit huidige onderzoek niet echt sprake van was. Daarnaast moet er dan een verhaallijn gekozen worden met thema’s die van toepassing zijn op jongvolwassenen en niet vaak besproken worden om het daadwerkelijke effect op de attitudes te meten en externe factoren uit te sluiten.
4
Inleiding Wij leven in een maatschappij waarin massamedia een grote rol spelen in ons dagelijks leven. Velen staan er mee op en gaan er mee naar bed. Denk bijvoorbeeld aan een soapserie, waar de vaste kijkers zich elke dag verplaatsen in de wereld van dezelfde personages. Het gebruik van massamedia brengt bepaalde effecten met zich mee wat door veel wetenschappers wordt onderzocht. Deze effecten kunnen zowel negatief als positief zijn. Zo kunnen massamedia een grote rol spelen bij de nationale ontwikkeling van ontwikkelingslanden en Eerste Wereldlanden door bijvoorbeeld het bevorderen van een bepaald sociaal gedrag (Papa et al., 2006). Hierdoor kunnen televisieprogramma’s als veel meer gezien worden dan alleen puur vermaak (Murphy et al., 2011). Zo zouden de kijkers van de soapserie “Goede Tijden Slechte Tijden”, hierna te noemen GTST, kunnen leren over bepaalde maatschappelijke kwesties, zoals de gevaren van alcoholmisbruik, en een bepaald gedrag en attitude overnemen. In dit voorbeeld kan GTST gezien worden als een programma met “entertainment educatie”. Volgens Singhal en Rogers (2002) wordt entertainment educatie gedefinieerd als het opzettelijk plaatsen van educatieve content in verschillende vormen van entertainment. Op deze manier kan het prosociaal gedrag oproepen bij de kijkers door het verstrekken van informatie of het bevorderen van gezond gedrag (Guse, Mahood en Brookes, 2011). Toch kan deze gedrags- of attitudeverandering volgens sommige onderzoekers niet zomaar plaatsvinden. Zo wordt er in het onderzoek van Murphy et al. (2011) beschreven dat de betrokkenheid van de kijker met een gespeeld personage van groot belang is voor de transportatie en de betrokkenheid met een verhaal, wat op zijn beurt weer een belangrijke voorspeller is voor een verandering van kennis, attitude of gedrag van de kijker. Oftewel, als een kijker een band heeft met een personage die een bepaald gedrag of attitude vertoont, kan de kijker deze hierdoor sneller overnemen. De band of relatie die mogelijk ontstaat tussen de kijker en het karakter kan lijken op een persoonlijke relatie uit het echte leven, iets wat steeds meer voorkomt en typerend is voor de hedendaagse massamedia (Horton en Wohl, 2006). Deze relatie tussen kijker en het personage, die gezien kan worden als een soort eenzijdige vriendschap, wordt parasociale interactie genoemd. Er ontstaat als het ware een gepercipieerde relatie van de kijker met een media karakter (Sood en Rogers, 2014). In dit onderzoek wordt de rol van parasociale interactie in een soapserie met entertainment educatie nader onderzocht. Er wordt hierbij gekeken naar de groep jongvolwassenen (18-25 jaar), aangezien zij meer open staan voor een attitudeverandering (Tyler en Schuller, 1991) en het meeste van hun tijd besteden aan de media in vergelijking met volwassenen (Coyne, Walker en Howard, 2013). 5
Wetenschappelijk gezien is het interessant om de begrippen entertainment educatie en parasociale interactie met elkaar te combineren en te kijken of dit effect kan hebben op de attitude van kijkers. Naar beide begrippen apart is veel onderzoek gedaan en gekeken naar het effect op de attitude of gedragsverandering, echter niet veel onderzoeken hebben het effect van beide begrippen samen bekeken. De maatschappelijke relevantie is nog groter. In Nederland zijn er namelijk niet veel programma’s met entertainment educatie op televisie. Toch zou het mogelijk kunnen zijn dat er uit dit onderzoek naar voren komt dat wanneer jongvolwassenen een parasociale relatie opbouwen met een personage uit een programma dat entertainment educatie bevat dit invloed zou kunnen hebben op de attitude van jongvolwassenen. De overheid en andere instanties zouden hier gebruik van kunnen maken, aangezien jongvolwassenen een belangrijke doelgroep zijn voor deze instanties ten opzichte van volwassenen of kinderen. De gevolgen die dit inzicht zou kunnen opleveren zijn bijvoorbeeld het besparen van kosten voor campagnes of voorlichtingsprojecten voor het bevorderen van condoomgebruik of het waarschuwen voor drugsgebruik. Daarnaast kunnen programmamakers zich meer bewust worden van de invloed van een bepaald karakter/personage en deze kennis inzetten om een bepaalde attitude of eventueel gedrag te bevorderen. Of er kan juist beter worden opgelet dat er geen negatieve invloeden ontstaan door de parasociale interactie met een personage.
De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt als volgt: “In hoeverre speelt parasociale interactie een rol bij programma’s met entertainment educatie op de specifieke attitudes van jongvolwassenen?”
Deze hoofdvraag wordt beantwoord door middel van twee deelvragen, die verder worden besproken in het theoretisch kader.
Theoretisch kader
6
Dat soaps of series het dagelijkse leven van veel mensen bezig houden bewijst het onderzoek van Sood en Rogers (2014). De makers van de soapserie “Hum Log” uit India ontvingen namelijk 400 brieven per dag met vragen, opmerkingen of suggesties over de soap tijdens de achttien maanden dat de soap werd uitgezonden. Zo zijn er in de hele wereld series, soaps of films die enorm populair zijn en miljoenen kijkers en echte fans trekken. Maar wat voor effect kunnen deze soaps of series hebben op de vele fans of kijkers? In dit onderzoek wordt er gekeken naar de invloed van parasociale interactie bij programma’s met entertainment educatie op de attitudes van de kijkers. Eerst is er gekeken naar de theorieën en eerdere bevindingen van de gebruikte concepten in dit onderzoek door middel van eerdere gevonden wetenschappelijke onderzoeken. Entertainment educatie Zoals eerder is genoemd wordt entertainment educatie gedefinieerd als het opzettelijk plaatsen van educatieve content in verschillende vormen van entertainment (Singhal en Rogers, 2002). In de afgelopen decennia is het opzettelijk gebruik van drama, comedy, muziek of dans om gezond gedrag te promoten een haalbare interventiestrategie geworden (Guttman, GesserEdelsburg en Israelashvili, 2008). Entertainment educatie is dus niet alleen een communicatietheorie, maar ook een strategie voor het verspreiden van ideeën over gedragsverandering of sociale verandering (Singhal en Rogers, 2002). Volgens onder andere het onderzoek van Papa et al. (2006) kan entertainment educatie in verband worden gebracht met de sociale leertheorie van Bandura die voor het eerst verscheen in 1973. Gesprekken in een mediaprogramma kunnen namelijk een sociale leeromgeving vormen waardoor gedragsverandering kan plaatsvinden. Bandura’s sociale leertheorie legt de nadruk op belangrijke aspecten voor het veranderen van sociaal gedrag, zoals het gebruiken van de omgeving om te leren. Doordat kijkers door televisie geconfronteerd worden met verschillende vormen van gedrag en de consequenties daarvan, kan het programma dienen als een sociale leeromgeving zoals beschreven in de theorie van Bandura (Giles, 2002). Verschillende onderzoekers hebben onderzoek gedaan naar het effect van entertainment educatie op gedragsverandering. Zo is in het onderzoek van Guttman, Gesser-Edelsburg en Israelashvili (2008) gekeken naar het effect van een anti-drugs toneelvoorstelling op de attitude tegenover drugs van de leerlingen. Veel leerlingen vonden de voorstelling erg amusant maar slechts een paar konden zich identificeren met de personages, en wilden daarna daadwerkelijk een vriend of vriendin aanspreken op hun drugsgebruik. Volgens dit onderzoek zou een band 7
opbouwen met de karakters daadwerkelijk van groot belang kunnen zijn voor het effect van entertainment educatie. In het onderzoek van Van Leeuwen, Renes, Leeuwis en Ir (2012) werd er ondanks dat de kijkers zich niet konden identificeren met de personages uit een televisieserie toch een gedragsverandering gevonden. In dit onderzoek werd er speciaal een Nederlandse televisieserie ontworpen, genaamd “Roes”, om jongeren bewust te maken van alcoholmisbruik. Er werd gekeken naar het realisme van de serie en het kijkplezier, net als de impact van het alcoholgebruik in de serie op de kijkers van adolescente leeftijd. De respondenten vonden het programma geloofwaardig en plezierig, maar konden zich niet identificeren met de karakters. Toch werden er onder de adolescenten intenties om te minderen met alcohol en een bepaalde normatieve druk gevonden, vooral bij de lager opgeleiden. Volgens het artikel van Keller en Brown (2010) is entertainment educatie ook uitermate geschikt voor het bevorderen van reproductieve en seksuele gezondheid, aangezien bepaalde elementen uit de populaire cultuur kunnen worden gebruikt om het bericht te vertalen in een taal speciaal voor jongeren waardoor zij zich minder zullen schamen en in een taal die seks meer aantrekkelijk maakt. Zo onderzochten van Moyer-Guse, Mahood en Brookes (2011) hoe de aanwezigheid of afwezigheid van zwangerschapsgerelateerde humor de tegenargumenten van kijkers kon beïnvloeden, met betrekking tot de ernst en de intenties van onbeschermd seksueel gedrag. Uit het onderzoek kwam naar voren dat wanneer het verhaal rond de zwangerschap was gepresenteerd in een humoristische context, de kijkers een grotere intentie hadden om deel te nemen aan onbeschermde seks dan wanneer het verhaal in een serieuze context werd verteld. De manier waarop de entertainment educatie wordt gepresenteerd is dus ook van belang voor de gedragsverandering. Kortom, er zijn tegenstrijdige resultaten gevonden ten aanzien van de parasociale interactie met de personages in programma’s met entertainment educatie en de manier waarop deze de kijkers kan beïnvloeden. Parasociale interactie Het versterken van het effect van content met entertainment educatie is mogelijk door een band op te bouwen met een personage, genaamd parasociale interactie. Het concept van parasociale interactie, wat neerkomt op een eenzijdige relatie met een gespeeld karakter, is al vier decennia lang een gevestigd begrip in de literatuur van media en communicatie sinds het voor het eerst verscheen in een artikel van Horton en Wohl in 1965 (Giles, 2002). Na de verschijning van het artikel was er echter weinig interesse in het begrip tot de komst van de uses and gratificationstheorie in 1970 (Giles, 2002). In de uses and gratifications-theorie kiezen de kijkers een medium en de content om hun sociale en psychologische behoeftes te vervullen (Ruggiero, 8
2000). Zo gebruiken jongvolwassenen de media voor bepaalde behoeften als autonomie, identiteit en intimiteit, aangezien zij in deze leeftijdsperiode loskomen van hun ouders en op zoek gaan naar zichzelf en intimiteit met anderen (Coyne, Walker en Howard, 2013). Sood en Rogers (2000) associeerden het begrip parasociale interactie met disfunctioneel gedrag, ontstaan door eenzaamheid, angst, het ontbreken van voldoende recreatieve activiteiten en beperkte sociale interactie. Volgens Nordlund in 1978 vindt parasociale interactie plaats wanneer een persoon sociale interactie wilt vervangen door “mensen uit de wereld van de massa media” (Turner, 1993). Toch hoeven eenzaamheid, angst en beperkte sociale interactie zoals genoemd in het artikel van Sood en Rogers (2000) geen voorwaarden te zijn voor kijkers bij wie de parasociale interactie plaatsvindt. Er kan bij iedereen een band met een gespeeld karakter ontstaan aangezien elk individu het gevoel krijgt dat hij/zij een personage beter leert kennen. Bij parasociale interactie gedragen en voelen mensen zich net zoals in een echte sociale relatie met een persoon. Dit is echter een schijnrelatie aangezien het een relatie is met een personage uit een film of serie die in het echte leven niet bestaat (Giles, 2002). Het roept bij de kijkers als het ware een gevoel op van het daadwerkelijk kennen van een persoon en een bepaalde waardering, net zoals mensen dit hebben bij echte vrienden, familie of kennissen. Op het moment dat er een parasociale relatie is ontstaan kan deze de kijker zeer beïnvloeden, aangezien er een bepaalde waardering voor het personage ontstaat (Papa et al., 2006). Zo waardeert de kijker de waarden en motieven van het mediakarakter en wordt het karakter gezien als een adviseur, een trooster of een rolmodel. Zo noemt Giles (2002) soapsterren als voorbeeld, die de kijkers vaak herinneren aan mensen die ze al kennen en de situaties en het gedrag van de personages gebruiken om hun eigen leven beter te begrijpen. Volgens Turner (1993) helpt iemands gevoel van eigenwaarde parasociale interactie te voorspellen en uit te leggen. Toch is er nog niet duidelijk hoe parasociale interactie is geïntegreerd in het dagelijkse gebruik van sociale activiteiten, welke processen na verloop van tijd de kijker en personage binden en hoe parasociale interactie kan verschillen met betrekking tot verschillende soorten personages (Giles, 2002). Het uiterlijk van iemands favoriete tvpersoonlijkheid is niet zo belangrijk voor de ontwikkeling van parasociale interactie volgens Turner (1993). Kijkers zijn meer geïnteresseerd in tv-persoonlijkheden die sterk zijn in het sociale vlak en werkvlak. Dit is echter tegenstrijdig aan het onderzoek van Hartmann en Goldhoorn (2011) die beweren dat aantrekkelijkheid zeker een grote rol speelt bij parasociale interactie.
9
Kortom, parasociale interactie kan bij iedereen plaatsvinden en kan de kijker beïnvloeden door de waardering die er ontstaat voor het personage. Hierdoor is er een kans dat ook de attitude van de kijker wordt beïnvloed door middel van parasociale interactie. Aangezien programma’s met entertainment educatie maatschappelijke kwesties of thema’s onder de aandacht brengen bij de kijkers, zou het logisch zijn dat parasociale interactie dit effect alleen maar kan versterken.
Attitudes van jongvolwassenen In dit onderzoek wordt er gekeken naar de mogelijke invloed van parasociale interactie op de attitudes van jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot 25. Attitudes zijn belangrijke determinanten voor het gedrag van een persoon, het bepaalt niet alleen hoe mensen de wereld construeren, maar ook hoe zij zich gedragen in bepaalde situaties (Scott en Cynthia, 1996). Volgens het impressionable years model zijn vooral jongeren heel open tegenover attitude verandering (Tyler en Schuller, 1991). Zo zijn de attitudes van oudere mensen veel stabieler dan die van jongere mensen. Een verklaring kan zijn dat jongeren meer change-inducing experiences hebben dan oudere mensen door hun lifestyle en hierdoor sneller hun attitude kunnen veranderen. Entertainment educatie kan op een leuke en onopvallende manier de aandacht op een onderwerp vestigen, wat op die manier kennis kan overbrengen en uiteindelijk kan leiden tot een attitude en gedragsverandering van de kijker (Papa et al., 2006). In dit onderzoek is er enkel naar de attitudes van de kijkers gekeken, wat eventueel een aanleiding zou kunnen zijn tot gedragsverandering. Dit onderzoek gaat over jongvolwassen aangezien zij veel tijd aan media besteden en het een interessante doelgroep is voor het veranderen van een attitude. In het artikel van Coyne, Walker en Howard (2013) is gevonden dat jongvolwassenen meer tijd aan media besteden dan aan andere activiteiten, en dan vooral aan het internet en het luisteren naar muziek. Deze blootstelling kan voor zowel negatieve als positieve uitkomsten zorgen, zoals prosociaal, agressief en seksueel gedrag. Deze periode van adolescentie is dan ook een gevoelige leeftijd, waarbij media een grote invloed kunnen hebben. Bovendien begint het zelfstandig worden in de puberteit, maar de meeste mensen worden pas echt onafhankelijk in hun emoties, gedrag, waarden en financiën tijdens hun jongvolwassenheid (Coyne, Walker en Howard, 2013). Er wordt in dit onderzoek van uitgegaan dat in deze ontwikkelingsfase de attitude verandering daarom makkelijker plaatsvindt bij jongvolwassenen dan volwassenen, zoals vanuit wordt gegaan in het impressionable years model. 10
Kortom, in dit onderzoek wordt er gekeken naar de rol van parasociale interactie, een schijnrelatie opbouwen met een gespeeld karakter, op de attitudes van jongvolwassenen. Volgens veel onderzoekers is een identificatie met een personage namelijk van groot belang voor het effect van entertainment educatie op de kijkers. Entertainment educatie is het opzettelijk plaatsen van educatieve content in vormen van entertainment, wat kan zorgen voor een attitude- en gedragsverandering. In dit huidige onderzoek wordt er gekeken of parasociale interactie dit mogelijke effect van entertainment educatie kan versterken en jongvolwassenen hierdoor een andere attitude kunnen aannemen. Doordat kijkers bij parasociale interactie een personage als rolmodel kunnen gaan zien, krijgen zij een grote waardering voor dit personage en kunnen zij mogelijk bepaalde attitudes overnemen. Voor de vorm van entertainment educatie is er in dit onderzoek gekozen voor de populaire Nederlandse soapserie GTST, die ook veel wordt bekeken door de doelgroep jongvolwassenen en waar maatschappelijke problemen en onderwerpen in voor komen. Er zijn twee specifieke attitudes die wellicht de kijkers van GTST beïnvloeden vanwege de lopende verhaallijnen in de soapserie. Zo wordt er in dit onderzoek gekeken naar de “attitude tegenover alcoholmisbruik” en “attitude tegenover alleenstaand moederschap” aangezien deze thema’s veelvoudig voorkomen in de soapserie.
De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt als volgt: “In hoeverre speelt parasociale interactie een rol bij programma’s met entertainment educatie op de specifieke attitudes van jongvolwassenen?”
Deze wordt onderzocht door middel van twee deelvragen met betrekking tot de gekozen attitudes: Deelvraag 1: “In hoeverre speelt parasociale interactie een rol bij programma’s met entertainment educatie op de attitude van jongvolwassenen tegenover alcoholmisbruik?” Deelvraag 2: “In hoeverre speelt parasociale interactie een rol bij programma’s met entertainment educatie op de attitude van jongvolwassenen tegenover alleenstaand moederschap?”
11
In Figuur 1 wordt het conceptueel model weergegeven op basis van de hoofd- en deelvragen.
Figuur 1. Conceptueel model
PSI Attitudes t.o.v. Entertainment educatie (GTST)
alcoholmisbruik en alleenstaand moederschap
12
Methode Survey Om de hoofd- en deelvragen te kunnen beantwoorden is er in dit onderzoek gebruik gemaakt van een survey. Een survey is een crosssectioneel onderzoek. Een belangrijk doel om een survey te gebruiken is het vaststellen van de verdeling van de relaties tussen de verschijnselen in de maatschappij, van kenmerken van personen, van gedrag, van feiten of van opinies in de populatie (Boeije, t‘ Hart & Hox, 2009). Aangezien er in dit onderzoek gekeken is naar de attitudes van jongvolwassen en parasociale interactie als een modererende variabele in entertainment educatie is gebruikt, was een survey hier uitermate geschikt voor aangezien het het persoonlijke gedrag en de opinies van de respondenten kon meten. Bij een causaal verband kon er beter een experiment gebruikt worden, maar aangezien er in dit onderzoek gekeken is naar enkel een verband was een survey de aangewezen methode. De vragenlijst is gestandaardiseerd, wat betekent dat elke respondent dezelfde survey invult om de validiteit te waarborgen. Daarnaast is een survey een efficiënte, goedkope en snelle manier om de gegevens van de respondenten te verzamelen om de onderzoeksvragen van het huidig onderzoek te beantwoorden. De survey is online verspreid voor de snelle en gemakkelijke bereikbaarheid en zonder een verplichte aanwezigheid van de onderzoeker. De soapserie GTST is gekozen als vorm van entertainment educatie, aangezien deze veel onderwerpen bevat over maatschappelijke kwesties en problemen en ook veel wordt bekeken door jongvolwassenen. De afhankelijke variabelen zijn de attitudes van jongvolwassenen, waarin attitude is onderverdeeld in “attitude tegenover alcoholmisbruik” en “attitude tegenover alleenstaand moederschap”. Goede Tijden Slechte Tijden Om te onderzoeken in hoeverre parasociale interactie een rol speelt binnen het effect van entertainment educatie voor het veranderen van attitudes van jongvolwassenen, is de Nederlandse soap Goede Tijden Slechte Tijden gekozen. In Nederland zijn er weinig vormen van entertainment educatie te zien op televisie in vergelijking met andere landen. Toch is er in Nederland een zeer succesvolle soapserie die zelf beweert dat zij maatschappelijke kwesties onder de aandacht brengen om kijkers bewust te maken, namelijk GTST. GTST was de eerste dagelijkse soapserie van Nederland opgericht door Joop van den Ende (www.rtl.nl). Elke dag
13
kijken er zo een anderhalf miljoen mensen naar de serie. Aangezien de soapserie dagelijks op televisie is en veel vaste kijkers heeft, was de kans dat er parasociale interactie plaatsvindt sterk aanwezig. Zo wordt in het onderzoek van Papa et al. (2006) beschreven dat een intense betrokkenheid met het leven van de soappersonages leidt tot parasociale interactie. En volgens Auter en Palmgreen (2009) is er een verband tussen de kijkfrequentie en de mate van parasociale interactie. De kans dat er een band wordt opgebouwd met de personages als mensen deze soapserie bijna elke dag zien is namelijk vrij groot. De soap heeft een doelgroep van boven de dertien jaar (www.adverterenbijrtl.nl) wat betekent dat de doelgroep van dit huidige onderzoek, jongvolwassenen van 18 tot 25, zeker wordt bereikt. In de survey zijn er stellingen over twee specifieke personages gebruikt om de parasociale interactie met deze personen te meten. Deze specifieke personages behoorden bij een verhaallijn waaraan een bepaald thema is verbonden. Zo was bij het personage Anton een drankprobleem gekoppeld, en bij Nina het thema alleenstaand moederschap. Na het meten van de parasociale interactie waren er vragen over de gekozen thema’s gesteld om de attitude te meten. Hierdoor kon er uiteindelijk worden gekeken naar de rol van parasociale interactie op de attitudes van “alcoholmisbruik” en “alleenstaand moederschap”. De verwachting was dat een hoge score op de parasociale interactie ook zorgde voor een hoge (positieve) score op de specifieke attitude. De gekozen thema’s waren tijdens het onderzoek de actuele thema’s binnen GTST. Het alcoholprobleem van personage Anton heeft zich in de weken van het onderzoek duidelijk ontwikkeld, en dit personage kwam hierdoor steeds meer in de problemen. Het thema alleenstaand moederschap is ook een belangrijk thema binnen GTST. Zo zijn er twee vrouwelijke adolescenten in de soap die op redelijk jonge leeftijd ongewenst zwanger zijn geraakt. Het personage “Rikki” was echter te ver in de zwangerschap om te kiezen voor een abortus en het personage Nina heeft uiteindelijk gekozen het kind te houden terwijl zij zich niet in een relatie bevond. Aangezien Nina de keuze voor een abortus heeft gehad maar toch vrijwillig heeft gekozen als alleenstaande moeder verder te gaan, is zij gekozen als het andere personage waarbij de parasociale interactie werd gemeten. Ook is haar personage al vanaf kinds af aan betrokken in de serie, wat kan zorgen voor meer parasociale interactie. Respondenten
Er is een steekproef genomen van de kijkers van GTST en deze zijn gebruikt als de respondenten van de survey in dit onderzoek. Een belangrijk criterium voor het kiezen van de respondenten was dat zij de serie daadwerkelijk volgden, zodat er mogelijk sprake was van 14
parasociale interactie. Er is geen minimum gekozen voor het aantal keren dat de respondenten GTST per maand kijken, zolang zij de soap af en toe volgden en de karakters en belangrijkste verhaallijnen kenden waren zij geschikt als respondent. De leeftijd van de respondenten was tussen de 18 en de 25. Aangezien de leeftijdscategorie boven de achttien was, was er geen toestemming nodig van de ouders of verzorgers. Dit is wegens ethische redenen verplicht aangezien sommige onderzoeken namelijk niet geschikt zijn of ethisch onverantwoord voor kinderen onder de 18 jaar. In totaal hebben 130 respondenten de online survey ingevuld waarvan 77 respondenten deze volledig hebben afgerond. Daarmee was er een drop-out rate van 41%. Van de 77 respondenten die zijn meegenomen in dit onderzoek waren er 71 vrouwen en 6 mannen. De leeftijd van de respondenten was tussen de 18 en de 25 jaar met als gemiddelde leeftijd 22,7 jaar (SD = 1,97). Het gemiddelde opleidingsniveau was een WO-niveau met een grote meerderheid van 46,8% van de respondenten. Van de overige respondenten had 29,9% een HBO niveau en 23,4% MBO of lager. Gemiddeld keken de respondenten twee tot drie uur televisie per dag (53,2%) en 39% keek gemiddeld één uur per dag. De soap GTST werd door 31% elke dag bekeken (vijf dagen per week), 20,8% keek gemiddeld drie keer per week GTST en 23,4% één keer per week. Procedure Aan de respondenten is gevraagd om een online survey in te vullen over de soap GTST. Deze survey was actief van zeven november tot negentien november, wat neerkomt op een totaal van twaalf dagen. De survey was verspreid op verscheidende fanpagina’s van de soap, op de sociale netwerk site “Facebook” en op verschillende fora. Hierdoor werden mogelijk vooral de echte fans van het programma bereikt en reageerden tevens vanzelf de mensen die daadwerkelijk de soap keken en hier affiniteit mee hadden. Ook is er gebruik gemaakt van de sociale kringen van de onderzoeker om er zeker van te zijn dat er genoeg hoogopgeleide respondenten werden gebruikt. Dit gebeurde via de sociale netwerk site Facebook. De survey is hierdoor een convience sample geworden. Gemiddeld werd er tussen de vijf en tien minuten gedaan over het invullen van de survey. Aan het begin van de survey werd kort wat informatie over het onderzoek gegeven en over de vrijwillige keuze om deel te nemen. Er werd niet beschreven wat er precies in het onderzoek werd onderzocht, aangezien dit mogelijk voor een beïnvloeding kon zorgen. Vervolgens zijn er een aantal demografische gegevens gevraagd zoals leeftijd, geslacht en
15
opleiding. Ook is er gevraagd hoe lang de respondent al de soap GTST volgt en hoe vaak per week.
Operationalisatie variabelen
Motivatie voor het kijken naar Goede Tijden Slechte Tijden
In het onderzoek van Turner (1993) werd er gemeten in hoeverre de respondenten betrokken waren bij het ondervraagde programma. In dit huidige onderzoek werden deze vragen ook gebruikt, aangepast op de soapserie GTST. Voorbeelden van vragen waren: “Hoe vaak kijk je de soap “GTST” per week?” met een als antwoord mogelijkheden een 5-punts likertschaal van 1 tot en met 5 keer per week (zie Bijlage 1). Ook werd er gekeken naar de motivatie voor het kijken naar de soap door middel van vragen uit het onderzoek van Rubin, Perse en Powell (1985), waar werd gekeken naar de motieven voor het kijken naar lokaal nieuws. Er werden verschillende stellingen genoemd waarop er door middel van een 5-punts likertschaal aangegeven kon worden in hoeverre dit voor toepassing is voor het kijken van het programma, zoals “Ik kijk mijn favoriete lokale nieuwsprogramma omdat het mij amuseert” en “Ik kijk mijn favoriete lokale nieuwsprogramma zodat ik kan leren wat er met mij zou kunnen gebeuren”. Deze zijn zo aangepast voor de soapserie GTST, bijvoorbeeld “Ik kijk GTST omdat het mij amuseert” en “Ik kijk GTST zodat ik kan leren wat er met mij zou kunnen gebeuren” (zie Bijlage 1). Van de negen items zijn er zeven gebruikt voor het maken van een nieuwe schaal genaamd “MotivatieGTST” met één component (eigenwaarde is 1,9). De gebruikte items waren de vragen waarmee er een positieve motivatie naar voren kwam voor het kijken naar GTST, Cronbach’s alpha = 0,76. Hoe hoger er werd gescoord op de vraag, hoe meer er sprake was van een positieve motivatie voor het kijken naar GTST.
Parasociale interactie
Voor het meten van parasociale interactie is er gebruik gemaakt van de audience – persona interaction scale van Auter en Palmgreen (2009) die was verdeeld in vier verschillende factoren: “identificatie met het favoriete personage”, “interesse in het favoriete personage”, “groep identificatie/interactie” en “(het er mee eens zijn van) het oplossen van de eigen problemen van het favoriete personage”. In de survey van dit onderzoek zijn deze vier factoren gekoppeld aan een specifiek personage van GTST, zoals de personages Nina en Anton, en niet aan de favoriete personage van een respondent. Daarnaast is er ook gekeken naar de groep
16
identificatie/interactie, met stellingen als “tijdens het kijken van GTST voel ik mij alsof ik bij de personages hoor” (zie Bijlage 1). Het specifieke personage is bij zijn/haar naam genoemd, maar is in de volgende voorbeelden aangegeven als “het personage”. Voorbeelden van stellingen uit de survey waren: “het personage doet mij denken aan mijzelf”, “ik zou de acteur willen ontmoeten die het personage speelt”, “ik vind het fijn om de stem te horen van het personage” en “als ik GTST kijk voelt het alsof ik bij de groep hoor”. De items van deze survey konden worden beantwoord met een 5-punts likertschaal van “helemaal niet van toepassing” tot “helemaal wel van toepassing”. In totaal werden er twee specifieke personages uit de soap gebruikt bij wie beiden de vragen voor het meten van parasociale interactie werden toegepast (zie Bijlage 1). De betrouwbaarheid tussen de items was voldoende wanneer er werd gekeken naar de Cronbach’s alpha. Bij de parasociale interactie met Anton (Cronbach’s alpha: 0,63), de parasociale interactie met Nina (Cronbach’s alpha: 0,83) en de parasociale interactie met de soap zelf (Cronbach’s alpha: 0,73) kon er nieuwe schaal gevormd worden.
Attitude tegenover alcohol misbruik
De vragen van deze survey over de attitude tegenover alcoholmisbruik zijn gebaseerd op het artikel van Chappel et al. (1985). Sommige vragen zijn voor dit onderzoek zo aangepast dat zij alleen betrekking hebben op alcoholmisbruik. Voorbeelden van stellingen waren: “de gezinsomgeving mag geen last hebben van iemands alcoholprobleem”, “de verslaafde zelf is verantwoordelijk voor het oplossen van zijn/haar alcoholprobleem” en “wanneer een omgeving de alcoholverslaafde niet steunt wordt het probleem niet verholpen”. Dit is gemeten met een 5 – punts likertschaal van “helemaal niet van toepassing” tot “helemaal wel van toepassing” (zie Bijlage 1). Hoe hoger iemand scoorde op deze schaal, des te negatiever was de attitude tegenover alcoholmisbruik. In dit huidig onderzoek werd er vanuit gegaan dat hoe positiever de score op de parasociale interactie voor het personage Anton des te positiever de score tegenover de attitude tegenover alcoholmisbruik was. Een uitzondering was echter de eerste vraag van de survey; hoe hoger er werd gescoord op deze vraag des te positiever was de attitude tegenover alcoholmisbruik. Deze stelling luidde als volgt: “Ik snap dat mensen hun problemen willen vergeten door alcohol.” De volgorde van dit item was echter omgekeerd tijdens de analyse. Om een schaal te maken van de zeven verschillende items om de attitude tegenover alcoholmisbruik te meten waren twee componenten nodig (eigenwaarde 1,9). Er is uiteindelijk gebruik gemaakt van één component, aangezien deze inhoudelijk meer betekende dan de tweede. Om een geschikte Cronbach’s alpha te krijgen voor de schaal genaamd “Alcoholattitude” was er gekozen voor de twee items “de gezinsomgeving mag geen last 17
hebben van iemands alcoholprobleem’’ en ‘’de werkomgeving mag geen last hebben van iemands alcoholprobleem’’, Cronbach’s alpha = 0,81. Alleen met deze twee items kon er een betrouwbare en geschikte schaal gemaakt worden.
Attitude tegenover alleenstaand moederschap
Het meten van de attitude tegenover alleenstaand moederschap is gebaseerd op het onderzoek van Biblarz, Timothy en Gottainer (2000). Bij een paar vragen is de vraag aangepast van “moeder” naar “alleenstaande moeder” om meer nadruk te leggen op het alleenstaand moederschap. Voorbeelden van stellingen waren “ik vind dat alleenstaande vrouwen met kinderen carrière mogen maken” en “een alleenstaande werkende moeder kan haar kind net zo warm en geliefd opvoeden als een getrouwde moeder die thuisblijft” (zie Bijlage 1). Er is gebruik gemaakt van een 5-punts likertschaal van “niet van toepassing” tot “wel van toepassing”. Tijdens de analyse is de antwoordschaal bij sommige vragen omgekeerd zodat ook bij deze attitude geldt hoe hoger de score des te positiever de attitude tegenover alleenstaand moederschap. Ook hier werd vanuit gegaan dat hoe positiever de score op de parasociale interactie met het personage Nina was, hoe positiever de attitude tegenover alleenstaand moederschap. Een stelling over abortus is gebaseerd op het onderzoek van Marsiglio en Shenan (1993), namelijk “ik sta achter abortus als de vrouw het gevoel heeft dat ze zelf niet voor het kind kan zorgen”. Deze stelling was van toepassing op de verhaallijn van het personage Nina, die besloot geen abortus te plegen en het kind alleen op te voeden. Er werd bij alle vragen gebruik gemaakt van een 5-punts likertschaal van “helemaal niet van toepassing” tot “helemaal wel van toepassing” (zie Bijlage 1). Om een betrouwbare schaal te creëren voor de attitude tegenover alleenstaand moederschap was één component nodig (eigenwaarde van 1,2). Om een Cronbach’s alpha te krijgen van boven de 0,6 is er één item verwijderd, namelijk de stelling “een scheiding voor vrouwen met kinderen in Nederland moet veel gemakkelijker worden” en bleven er zes items over, Cronbach’s alpha = 0,61.
18
Resultaten Parasociale interactie
Voor de parasociale interactie met de twee personages, de parasociale interactie met de soapserie zelf en de twee attitudes zijn de volgende gemiddelden en standaarddeviaties naar voren gekomen (zie Figuur 2). De parasociale interactie met de personages en de soapserie en de attitudes zijn gemeten op een 5-punts likertschaal van “niet van toepassing” tot “wel van toepassing”. Het midden van de schaal betekende “neutraal”. Hoe hoger het gemiddelde, des te meer er sprake was van parasociale interactie en een positieve attitude. Alle variabelen wezen significant af met het midden van de schaal, wat is uitgerekend door middel van een t-toets, namelijk PSI met GTST, t(76) = -13,26, p = 0,000, 95%-CI [-1,19, -0,88], de PSI met Anton t(73)= -11,12, p=0,000, 95%-CI [-0,75, -0,53], de PSI met Nina t(73)=-11,45, p = 0,000, 95%CI [-1,78, -1,25], de attitude tegenover alleenstaand moederschap t(74)=18,14, p=0,000, 95%CI [1,01, 1,26] en de attitude tegenover alcoholmisbruik t(74)=18,17, p=0,000, 95%-CI [1,06, 1,33]. Op de attitudes betekende dit dat het gemiddelde hier aanzienlijk boven lag, en voor de parasociale interactie dat het gemiddelde hier aanzienlijk lager lag. Hoewel er dus wel sprake is geweest van een hoge attitude is er niet sprake geweest van een hoge parasociale interactie met zowel de personages als de serie.
Figuur 2. Gemiddelden en standaarddeviaties van de variabelen
GTST PSI
Anton PSI
M
1,96
2,36
2,42
SD
0,69
0,5
0,70
Attitude alleenstaand moederschap
Nina PSI
Attitude alcoholmisbruik
M
4,13
4,20
SD
0,54
0,57
Er is een positieve significante correlatie gevonden tussen alle drie de schalen van parasociale interactie. Er was een significant, positieve matige correlatie tussen de PSI met GTST en de PSI met Anton, R = 0,48, p = 0,000, een significant, positieve matige corelatie tussen de PSI
19
met GTST en de PSI met Nina, R = 0,35, p = 0,000, en een significant, positieve matige correlatie tussen de PSI met Anton en de PSI met Nina, R = 0,48 en p = 0,000 (zie Figuur 3).
Motivatie voor het kijken naar GTST en parasociale interactie
Er kan geconcludeerd worden dat er een verband was tussen de motivatie voor het kijken naar GTST en het plaatsvinden van parasociale interactie. Er is significante, positieve matige correlatie tussen een positieve motivatie voor het kijken van GTST (M = 1,82, SD = 0,46) en de mate van parasociale interactie met de serie, R = 0,48, p = 0,000, een significatie, positieve matige correlatie tussen een positieve motivatie voor het kijken van GTST en de mate van parasociale interactie met Anton, R = 0,37, p= 0,001 en een significante, positieve sterke correlatie tussen de positieve motivatie voor het kijken van GTST en de parasociale interactie met Nina, R = 0,56, p = 0,000.
Er was een significant resultaat voor het voorspellen van parasociale interactie met de soap GTST (M = 1,96, SD = 0,69) door de motivatie voor het kijken naar GTST (M = 1,82, SD = 0,46), dit is berekend door een enkelvoudige regressie analyse, F(1,74) = 22,54, p < 0,001. Het model voorspelt 48,3% van de parasociale interactie met soap GTST. Er was een sterk positief effect van motivatie voor het kijken van GTST op de parasociale interactie met de soap, B = 0,72, b* = 0,48, t = 4,75, p = <0,001, 95%[0,42,1,02]. Of de kijker een positieve motivatie had voor het kijken van de soap voorspelde voor een groot deel in hoeverre er parasociale interactie plaatsvond. Dit was omgekeerd ook het geval. Des te meer parasociale interactie er plaatsvond, hoe meer positieve motivatie er was voor het kijken naar de soap serie GTST. Er is een significant resultaat gevonden voor het voorspellen van de motivatie voor het kijken naar GTST door de parasociale interactie met de soap, dit is berekend door een enkelvoudige regressieanalyse, F(1,74) = 22,54, p < 0,001 met een matig positief effect, B = 0,32, b* = 0,48, 95%[0,19,0,46].
Parasociale interactie en attitude verandering
Er is geen significant resultaat voor de correlatie tussen de parasociale interactie met de personages en de soapserie en de twee attitudes. Zie in Figuur 3 de gevonden correlaties.
20
Figuur 3. De correlaties tussen de parasociale interactie en de attitudes
1. NinaPSI
1.
2.
3.
4.
5.
R
-
0,24*
0,10
-0,12
0,009
N
74
72
74
73
73
0,24*
-
0,48**
-0,11
0,08
72
74
74
73
73
0,10
0,48**
-
-0,17
0,05
74
74
77
75
75
-0,11
-0,17
-
-0,06
73
75
75
74
0,08
0,05
-0,06
-
73
75
74
75
2. AntonPSI R N 3. GTSTPSI R N
4. Alcoholattitude R -0,11 N
73
5. Attitudemoeder R 0,01 N
73
Noot: * p ≤ .05. **p ≤ .01.
Er is geen significant resultaat gevonden voor het voorspellen van de attitude tegenover alcoholmisbruik door de parasociale interactie met Anton F(1,71) = 0,90, p = 0,350. Dit gold ook voor het voorspellen van de attitude tegenover alleenstaand moederschap en de parasociale interactie met Nina F(1,71) = 1,67, p = 0,200.
Om te kijken of er een verschil was in de mate van PSI en de beschreven attitudes is PSI verdeeld in “hoge PSI” en “lage PSI” voor zowel het personage Nina als Anton. Door middel van een t-toets zijn deze gemiddeldes met elkaar vergeleken. Respondenten met een lage PSI met Nina (SD = 0, 54) hadden een gemiddelde score van 4,10 op de attitude tegenover alleenstaand moederschap en respondenten met een lage PSI met Nina (SD = 0,65) hadden een gemiddelde score van 4,22 op de attitude tegenover alleenstaand moederschap, deze verschillen waren echter niet significant t(71) = -0,94, p = 0,350, CI = [-0,39, 0,14]. Dit gold ook voor de PSI met Anton, respondenten met een lage PSI met Anton (SD = 0,65) hadden een gemiddelde score van 4,24 op de attitude tegenover alcoholmisbruik en de respondenten met een hoge PSI met Anton (SD = 0,46) hadden een gemiddelde score van 4,11 op de attitude tegenover
21
alcoholmisbruik en deze verschillen waren ook niet significant, t(71) = 0,92, p = 0,360, CI = [0,14, 0,39].
Er is een eenwegs-variantieanalyse uitgevoerd tussen het opleidingsniveau (vier soorten groepen) en de mate van parasociale interactie op alle drie de verschillende schalen van PSI. Er was echter geen significant effect van opleidingsniveau op de drie vormen van parasociale interactie, PSI met GTST F(3,73) = 1,13, p = 0,260, PSI met Nina F(3,70) = 1,359 , p = 0,644, PSI met Anton F(3,70) = 0,56, p = 0,643.
Het was echter niet mogelijk een variantieanalyse uit te voeren voor het verschil in sekse, aangezien er slechts zes mannen meededen aan de survey en dit een grote minderheid is tegenover 71 vrouwen.
Motieven voor het kijken naar Goede Tijden Slechte Tijden
Het merendeel van de kijkers gaf aan te kijken naar GTST omdat het amuseert (84,4% van de respondenten) en als ze niks beters te doen hebben (65,5% van de respondenten). Er was een zeer lage score voor het motief om te kijken om te leren over dingen die ze nog nooit gedaan hebben (3,33% van de respondenten) en om te leren wat er met ze zou kunnen gebeuren (3,33% van de respondenten).
22
Conclusie In dit onderzoek is er gekeken naar de rol van parasociale interactie binnen entertainment educatie op de attitudes van jongvolwassenen. Dit is onderzocht door een online survey met een totaal van 77 respondenten. De probleemstelling luidde als volgt: ‘’In hoeverre speelt parasociale interactie een rol bij programma’s met entertainment educatie op de attitudes van jongvolwassenen?’’ Deelvraag 1: ‘’In hoeverre speelt parasociale interactie een rol bij programma’s met entertainment educatie op de attitude van jongvolwassenen tegenover alcoholmisbruik?’’ Deel vraag 2: ‘’In hoeverre speelt parasociale interactie een rol bij programma’s met entertainment educatie op de attitude van jongvolwassenen tegenover alleenstaand moederschap?’’
In de eerste deelvraag is er gekeken naar het personage Anton en de attitude van de respondenten tegenover alcoholmisbruik. Op basis van de resultaten kan er gesteld worden dat er geen samenhang is tussen de parasociale interactie met Anton en de specifieke attitude tegenover alcoholmisbruik in het programma GTST. Ditzelfde geldt ook voor de tweede deelvraag, waar er is gekeken naar het personage Nina en de attitude tegenover alleenstaand moederschap, waarvoor ook geen significant resultaat is gevonden. Een verklaring kan zijn dat er niet voldoende parasociale interactie heeft plaatsgevonden tussen de respondenten en de specifieke personages van GTST. Het gemiddelde van de parasociale interactie lag namelijk onder het middelpunt van de schaal. Dezelfde conclusie kwam naar voren in het onderzoek van Guttman, Gesser- Edelsburg en Israelashvili (2008) waar er is gekeken naar het effect van een anti-drugs toneelvoorstelling op de attitude tegenover drugs. Hier konden slechts een paar leerlingen zich identificeren met de personages en is de attitude tegenover drugs niet erg beïnvloed. Er zou kunnen worden geconcludeerd dat parasociale interactie geen rol speelt bij een soapserie met entertainment educatie op de attitude tegenover alcoholmisbruik en alleenstaand moederschap van jongvolwassenen, waarmee de twee deelvragen de hoofdvraag beantwoorden. Ook is er geen effect gevonden van parasociale interactie met de serie GTST en de twee specifieke attitudes. In het onderzoek van Papa et al. (2006) kwam er naar voren dat gesprekken uit de educatieve content van een programma een sociale leeromgeving kan vormen waaruit mensen hun sociale gedrag kunnen veranderen of aanpassen. Maar dit werd niet gezien
23
als een lineair proces. Het zou kunnen dat de kijkers van GTST door de onderwerpen aan het denken worden gezet en meer ideeën en inzicht krijgen in bepaalde maatschappelijke kwesties. Dit effect is echter niet een lineair proces en ligt iets gecompliceerder. Dit is echter niet af te leiden uit dit huidige onderzoek aangezien hier de directe attitudes zijn gemeten en hier waarschijnlijk een kwalitatief en geen kwantitatief onderzoek voor nodig is. Wel is er uit de resultaten naar voren gekomen dat de motivatie om de soap GTST te kijken effect heeft op de parasociale interactie. Bij de respondenten die hoog scoorden met een positieve motivatie om GTST te kijken vond ook eerder parasociale interactie plaats met de serie en met de specifieke personages. Dit gold overigens ook andersom. Hoe meer parasociale interactie met de serie of personages, des te meer was er sprake van een positieve motivatie om de soap te kijken. Het onderzoek van Giles (2002) beweerde dat soapsterren mensen herinnerden aan mensen die ze al kennen en de situaties en het gedrag van de personages worden gebruikt om hun leven beter te begrijpen. Dit kan zorgen voor een positieve motivatie om de soap te kijken en kan een verklaring zijn voor het gevonden resultaat. In het onderzoek van Hartmann en Goldhoorn (2011) kwam ook een wederzijds effect naar voren met betrekking tot parasociale interactie. Als de kijkers een tv-personage aantrekkelijker vonden was er meer sprake van parasociale interactie, maar hoe meer sprake er was van parasociale interactie des te aantrekkelijker werd het tv-personage gevonden. In het onderzoek van Auter en Palmgreen (2009) werd er een verband gevonden tussen de mate van parasociale interactie en de kijkfrequentie van het programma. Het zou kunnen dat als mensen veel naar een programma kijken er meer sprake is van parasociale interactie. Dit zou ook een verklaring kunnen zijn voor het verband tussen de motivatie voor de GTST en de mate van parasociale interactie. Uit de resultaten is verder naar voren gekomen dat parasociale interactie met het ene personage ook een parasociale interactie met het andere personage kan betekenen. Kijkers met een hoge score op de parasociale interactie met de soapserie GTST hadden ook een hoge parasociale interactie met de specifieke personages. Dit gold ook voor de personages onderling. Er was een significante correlatie tussen de mate van parasociale interactie met Nina en de parasociale interactie met Anton. Hoe hoger de parasociale interactie met het ene personage des te hoger was de parasociale interactie met het andere personage. In het artikel van Rubin en McHugh (1987) kwam naar voren dat televisie netwerken en producenten opzettelijk aantrekkelijke televisie personages zoeken zodat de kijkers week na week de programma’s blijven kijken. Op die manier vormen de kijkers een relatie met de personages en zullen zij het programma blijven volgen. Dit geldt waarschijnlijk ook voor de soapserie GTST, de kijkers zullen zich vrij snel aangetrokken voelen tot de personages van de soapserie en op die manier 24
een band opbouwen met meer dan één personage. Daarom hebben de kijkers van dit onderzoek die veel parasociale interactie hebben met de soapserie GTST ook sneller een hoge mate van parasociale interactie met de specifieke personages Nina en Anton. Kortom, uit de resultaten van dit onderzoek kan niet geconcludeerd worden of parasociale interactie een rol speelt bij programma’s met entertainment educatie op de attitudes van jongvolwassenen. Toch werden er andere conclusies uit getrokken die meer inzicht geven in het begrip parasociale interactie. Zo betekent parasociale interactie met een karakter vaak ook parasociale interactie met een ander personage of met de hele serie. Er kan als het ware een “groepsgevoel” ontstaan waarbinnen je met meerdere karakters van een soapserie een band opbouwt. Bovendien heeft de motivatie voor het kijken naar GTST effect op de mate van parasociale interactie en andersom. Dit betekent dat er bij een grote fan meer kans is op parasociale interactie dan bij mensen die af en toe meekijken. Met dit inzicht kan er door programmamakers meer gebruik worden gemaakt van parasociale interactie, want grote fans zijn er altijd van programma’s van over de hele wereld…
25
Discussie In dit onderzoek is er gekeken naar de rol van parasociale interactie bij programma’s met entertainment educatie op de attitudes van jongvolwassenen. Er kan uit de resultaten niet geconcludeerd worden dat parasociale interactie hier een rol in speelt aangezien er geen significant resultaat naar voren is gekomen. Dat er geen significant resultaat is gevonden zou echter ook met de betrouwbaarheid en de validiteit van het onderzoek te maken kunnen hebben. Dit wordt hieronder verder besproken, samen met een suggestie voor vervolgonderzoek. Er is in dit onderzoek gekeken naar de attitudes van jongvolwassenen en de samenhang met de parasociale interactie met de personages van GTST. Of de attitude van jongvolwassenen daadwerkelijk wordt beïnvloed door enkel het kijken naar GTST of ook door externe factoren is daarentegen moeilijk uit te sluiten. Een voor- en nameting is echter lastig uit te voeren in de praktijk aangezien de proefpersonen dan nooit GTST mogen hebben gezien. En aangezien de kans dat er parasociale interactie plaatsvindt vooral groot is als er veel naar een soapserie wordt gekeken, zou dit betekenen dat de proefpersonen voor een lange tijd intensief moeten worden geconfronteerd met de serie en zou er voor een experiment gekozen moeten worden. Dit is echter een intensief en langdurig project, waarbij de proefpersonen goed in de gaten moeten worden gehouden door verschillende onderzoekers. Het kan echter ook met bepaalde keuzes in de survey te maken hebben. Zo is in dit onderzoek de parasociale interactie met twee specifieke personages gemeten. Deze specifieke personages waren Nina en Anton, die zijn uitgekozen op basis van hun verhaallijn. Het zou kunnen dat dit minder favoriete personages van GTST – kijkers waren, waardoor er ook minder snel sprake was van parasociale interactie. Door een vooronderzoek en een inhoudsanalyse van de verhaallijn zou er aan GTST – kijkers gevraagd kunnen worden naar hun favoriete personage. Hierdoor zouden de meest populaire personages naar voren komen waardoor er misschien eerder sprake was geweest van parasociale interactie. Ook de keuze voor de attitudes was misschien niet geschikt voor dit onderzoek. Zo is er gekeken naar alcoholmisbruik en alleenstaand moederschap. Het kan zijn dat er weinig affiniteit was tussen de respondenten en de gekozen attitudes. Jongvolwassenen van 18 tot 25 zijn wellicht niet echt bezig met de ideale opvoeding voor een kind. Bovendien bevinden zich veel studenten onder de respondenten die alcoholmisbruik niet echt als een groot probleem zien, aangezien er in de studententijd veel alcohol wordt geconsumeerd. Toch waren dit de beste attitudes met betrekking tot de soapserie GTST, aangezien deze thema’s werden behandeld tijdens de weken dat het onderzoek werd gehouden. Bij meer tijd had er wel een 26
uitgebreidere inhoudsanalyse naar de verhaallijnen gedaan kunnen worden en had dit wellicht voor andere attitudes of personages gezorgd. Ook was er hierdoor een beter inzicht geweest wanneer er een attitude verandering had kunnen plaatsvinden (bijvoorbeeld op bepaalde hoogtepunten in de verhaallijn) en door welke aspecten uit het verhaal. Er is bovendien gekeken naar de attitude en niet per se naar de mate van educatie. Hier is voor gekozen omdat attitude gezien kan worden als een voorstadium van gedragsverandering en dit interessant is voor de gekozen doelgroep. Zo proberen veel campagnes jongvolwassen minder te laten drinken of condoomgebruik te bevorderen. Toch is het met betrekking tot entertainment educatie interessant om te kijken naar de mate van educatie in een vervolgonderzoek. In de survey ontbrak er ook een optie bij het meten van de motivatie voor het kijken naar GTST. Zo waren er veel mannelijke respondenten die keken naar de serie aangezien hun vriendin dit thuis aan had staan of zij vaak verplicht moesten meekijken. Door opmerkingen van de respondenten aan de onderzoeker was dit naar voren gekomen. Daarnaast was er een vrij grote drop-out rate in dit onderzoek. Zo een 41% van de respondenten heeft de survey uiteindelijk volledig ingevuld en 59% is wel aan de survey begonnen maar heeft deze niet afgemaakt. Een verklaring hiervoor is dat de survey veel is verspreid op fanpagina’s en fora. Waarschijnlijk zijn veel respondenten uit nieuwsgierigheid met de survey begonnen, maar hadden zij uiteindelijk niet genoeg geduld of een goede motivatie voor het volledig afmaken van de survey. Wellicht zou er een volgende keer gebruik kunnen worden gemaakt van een beloning. Voor dit onderzoek is de soapserie GTST gekozen als programma dat entertainment educatie bevat. Dit kon goed worden verantwoord aangezien GTST veel maatschappelijke thema’s en onderwerpen behandeld en zij zelf beweren dat dit opzettelijk wordt toegevoegd als vorm van entertainment educatie. Toch blijft dit een commercieel programma, wat vooral uit is op zoveel mogelijk kijkers en winst. Daarom is het mogelijk dat dit programma niet echt geschikt is voor het veranderen van attitudes en kijkers bewust maken van bepaalde maatschappelijke thema’s. Een programma van de publieke omroep was hier bijvoorbeeld beter geschikt voor, aangezien zij dit als wettelijke verplichting hebben. Zo een programma was er echter niet actueel in de tijd van dit onderzoek. Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om een speciaal ontworpen serie te maken die entertainment educatie bevat met personages die snel worden geliefd bij de kijkers. De maatschappelijke onderwerpen moeten vrij specifiek en niet vaak voorkomend zijn zodat er een minder grote kans is dat er een attitude verandering kan plaatsvinden door externe factoren 27
aangezien het thema niet vaak besproken wordt en de kijker niet wordt geconfronteerd met veel verschillende meningen. Daarnaast moeten de thema’s passend zijn bij de doelgroep jongvolwassenen en goed passen bij de verhaallijn van de personages. Als een groot aantal respondenten gebruikt zou worden zou dit een ideaal onderzoeksmodel zijn om de onderzoeksvraag nogmaals mee te onderzoeken.
28
Bijlage 1: Survey Informatieblad survey “Goede Tijden Slechte Tijden” Afstudeerproject Jeugd & Media Amsterdam, November 2014 Beste deelnemer, U bent uitgenodigd om deel te nemen aan dit online onderzoek. In dit onderzoek wordt er gekeken naar de soapserie “Goede Tijden Slechte Tijden”. Het is daarom van belang dat u bekend bent met deze soap en de personages. Ook wordt er gevraagd naar uw mening over bepaalde maatschappelijke kwesties. Indien u geïnteresseerd bent wordt het precieze doel van dit onderzoek na afloop van uw deelname bekend gemaakt. Dit onderzoek blijft volledig anoniem en uw persoonsgegevens zullen nooit zonder uw toestemming voor andere doeleinden worden gebruikt. De deelname aan dit onderzoek is geheel vrijwillig en u kunt zonder opgaaf van redenen uw deelname aan dit onderzoek beëindigen. Ook kunt u minimaal 24 uur na deelname van het onderzoek weigeren dat de gegevens voor het onderzoek mogen worden gebruikt. Mochten er naar aanleiding van uw deelname aan dit onderzoek bij u klachten of opmerkingen zijn, dan kunt u contact opnemen met het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Communicatiewetenschap, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020‐ 525 3680; ascor‐ secr‐
[email protected]. Een vertrouwelijke behandeling van uw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd. Met vriendelijke groet, Nina de Vriend
[email protected]
Bij deze geef ik aan voldoende geïnformeerd te zijn en stel ik mij vrijwillig beschikbaar voor deze survey: -
Ja Nee
29
1. “Wat is je geslacht?” -Man -Vrouw 2. “Wat is je leeftijd?” -18 -19 -20 -21 -22 -23 -24 -25 3. “Wat is je hoogst genoten opleiding (ook als deze nog niet afgerond is)?” - Basisonderwijs - Middelberoepsonderwijs - MBO - niveau - HBO - niveau - WO – niveau 4. “Hoeveel televisie kijk je gemiddeld per dag?” - Geen - 1 uur per dag - 2/3 uur per dag - 4/5 uur per dag - Meer dan 6 uur per dag 5. “Hoe vaak kijk je GTST gemiddeld per week?” 1 tot 5 keer per week - Gemiddeld 1 keer per week - Gemiddeld 2 keer per week - Gemiddeld 3 keer per week - Gemiddeld 4 keer per week - Gemiddeld 5 keer per week VANAF NU KUNNEN DE VRAGEN WORDEN BEANTWOORD MET EEN 5-PUNT LIKERTSCHAAL VAN HELEMAAL NIET VAN TOEPASSING TOT HELEMAAL WEL VAN TOEPASSING (De volgende vragen meten de parasociale interactie met de personages en de serie) 6. “Tijdens het kijken van GTST voel ik mij alsof ik bij de personages van GTST hoor” 7. “De personages van GTST laten mij net zo comfortabel voelen als wanneer ik met vrienden ben” 9. “Mijn vrienden zijn zoals de personages van GTST”
30
10. “Hoe de personages van GTSTS met elkaar omgaan is hetzelfde als hoe ik met familie omga” 11. “Ik heb dezelfde attitudes als de personages van GTST”
(De volgende vragen meten de motivatie van de kijker voor het kijken van GTST) 12. Ik kijk GTST: - Omdat het opwindend is - Omdat het spannend is - Omdat het mij amuseert - Wanneer ik niks beters te doen heb - Omdat het de tijd sneller laat gaan, vooral wanneer ik verveeld ben - Zodat ik kan leren wat er mij zou kunnen gebeuren - Omdat het mij helpt dingen te leren over mezelf en anderen - Zodat ik kan leren hoe ik dingen moet doen die ik nog nooit gedaan heb - Zodat ik met andere mensen over de serie kan praten
31
De volgende vragen gaan over het personage “Anton” (De volgende vragen meten de PSI van de kijker en Anton) 13. “Ik vind Anton een sympathieke man” 14. “Ik heb dezelfde attitudes en gewoontes als Anton” 15. “Ik kan mijzelf verplaatsen in Anton” 16. “Ik zou graag meer willen zijn als Anton” 17. “Ik heb medelijden met Anton wanneer die iets overkomt” 18. “Als Anton in een ander programma zou verschijnen zou ik dat programma ook kijken” 19. “Ik zou Anton graag in het echt willen ontmoeten” 20. “Ik vind dat Anton veel zorgen en problemen heeft in zijn leven”
Het volgende gedeelte gaat over het thema “Alcoholmisbruik” 21. “Ik snap dat mensen hun problemen willen vergeten door alcohol” 22. “Ik vind alcoholmisbruik een erg belangrijk probleem” 23. “De werkomgeving van de verslaafde mag geen last hebben van het alcoholprobleem” 24. “De gezinsomgeving mag geen last hebben van iemands alcoholprobleem” 25. “De verslaafde zelf is verantwoordelijk voor het oplossen van zijn/haar alcoholprobleem” 26. “De omgeving is verantwoordelijk voor het oplossen van iemands alcoholprobleem” 27. “Wanneer een omgeving de alcoholverslaafde niet steunt wordt het probleem niet verholpen”
32
De volgende vragen gaan over het personage “Nina” 28. ‘Ik vind Nina een sympathieke vrouw” 29. “Ik heb dezelfde attitudes en gewoontes als Nina” 30. “Ik kan mijzelf verplaatsen in Nina” 31. “Ik zou graag meer willen zijn als Nina” 32. “Ik heb medelijden met Nina wanneer die iets overkomt” 33. “Ik zou Nina graag in het echt willen ontmoeten” 34. “Als Nina in een ander programma zou verschijnen zou ik dat programma ook kijken 35. “Ik vind dat Nina veel zorgen en problemen heeft in haar leven”
De volgende vragen gaan de keuze voor alleenstaand moederschap 36. Het is veel beter voor iedereen als de man werkt en de vrouw thuisblijft en voor het huis en de kinderen zorgt 37. Een scheiding voor vrouwen met kinderen in Nederland moet veel gemakkelijker worden 38. Ik vind dat alleenstaande vrouwen met kinderen carrière mogen maken 39. Een kind dat nog niet naar school gaat (tot 4 jaar) krijgt een minder goede opvoeding met een alleenstaande moeder die werkt in vergelijking met een getrouwde moeder die werkt 40. Een alleenstaande werkende moeder kan haar kind net zo goed warm en geliefd opvoeden als een getrouwde moeder die thuisblijft 41. Ik sta achter abortus als de vrouw er alleen voor staat en het gevoel heeft dat ze zelf niet voor het kind kan zorgen 42. Ik vind het onverantwoordelijk als je als vrouw besluit alleen een kind op te voeden
33
Bijlage 2: Literatuurlijst Auter, P. J., & Palmgreen, P. (2000). Development and validation of a parasocial interaction measure: The audience-persona interaction scale. Communication Research Reports, 17(1), 79-89. Biblarz, T. J., & Gottainer, G. (2000). Family structure and children's success: A comparison of widowed and divorced single-mother families. Journal of Marriage and Family, 62(2), 533-548.
Boeije, H. Hart t, H., & Hox, J.(2009). Onderzoeksmethoden. Boom Onderwijs, 2009. Chappel, J. N., Veach, T. L., & Krug, R. S. (1985). The substance abuse attitude survey: an instrument for measuring attitudes. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 46(01), 48. Coyne, S.M., Padilla-Walker, L.M., & Howard, E. (2013). Emerging in a digital world: A decade review of media use, effects and gratification in emerging adulthood. Emerging Adulthood 1, 125-137. Giles, D. C. (2002). Parasocial interaction: A review of the literature and a model for future research. Media psychology, 4(3), 279-305. Guttman, N., Gesser-Edelsburg, A., & Israelashvili, M. (2008). The paradox of realism and “authenticity” in entertainment-education: a study of adolescents' views about anti-drug abuse dramas. Health communication, 23(2), 128-141. Horton, D., & Wohl, R. R. (1956). Mass communication and parasocial interaction: Observations on intimacy at a distance. Psychiatry, 19(3), 215-229. Keller, S. N., & Brown, J. D. (2002). Media interventions to promote responsible sexual behavior. Journal of Sex Research, 39(1), 67-72. van Leeuwen, L., Renes, R. J., & Leeuwis, C. (2013). Televised entertainmenteducation to prevent adolescent alcohol use perceived realism, enjoyment, and impact. Health Education & Behavior, 40(2), 193-205. Marsiglio, W., & Shehan, C. L. (1993). Adolescent males' abortion attitudes: data from a national survey. Family Planning Perspectives, 162-169. Murphy, S. T., Frank, L. B., Moran, M. B., & Patnoe - Woodley, P. (2011). Involved, transported, or emotional? Exploring the determinants of change in knowledge, attitudes, and behavior in entertainment-education. Journal of Communication, 61(3), 407-431.
34
Moyer-Gusé, E., Mahood, C., & Brookes, S. (2011). Entertainment-education in the context of humor: effects on safer sex intentions and risk perceptions.Health communication, 26(8), 765-774. Papa, M. J., Singhal, A., Law, S., Pant, S., Sood, S., Rogers, E. M., & Shefner-Rogers, C. L. (2000). Entertainment-education and social change: an analysis of parasocial interaction, social learning, collective efficacy, and paradoxical communication. Journal of communication, 50(4), 31-55. Rubin, R. B., & McHugh, M. P. (1987). Development of parasocial interaction relationships. Journal of Broadcasting & electronic media, 31(3), 279-292. Rubin, A. M., Perse, E. M., & Powell, R. A. (1985). Loneliness, parasocial interaction, and local television news viewing. Human Communication Research, 12(2), 155-180. Ruggiero, T. E. (2000). Uses and gratifications theory in the 21st century. Mass communication & society, 3(1), 3-37. Goede Tijden Slechte Tijden informatie. Opgehaald 2 Oktober 2014 van www.rtl.nl Scott, C. G. (1996). Understanding attitude change in developing effective substance abuse prevention programs for adolescents. School Counselor,43(3), 187-95. Singhal, A., & Rogers, E. M. (2002). A theoretical agenda for entertainment— education. Communication theory, 12(2), 117-135. Sood, S., & Rogers, E. M. (2000). Dimensions of parasocial interaction by letter-writers to a popular entertainment-education soap opera in India. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 44(3), 386-414. Turner, J. R. (1993). Interpersonal and psychological predictors of parasocial interaction with different television performers. Communication Quarterly, 41(4), 443-453. Tyler, T. R., & Schuller, R. A. (1991). Aging and attitude change. Journal of Personality and Social Psychology, 61(5), 689.
35