FINANCE
&
CONTROL
Treasury management
D e rol van mark-to-marke t
De essentie van waardebepaling Mark-to-market, ook wel fair value accounting genoemd, is de waardering in de boekhouding van financiële instrumenten op basis van hun actuele marktwaarde. Volgens sommigen ligt het principe aan de basis van de financiële crisis. Mark-to-market verplicht de banken immers hun financiële instrumenten te waarderen aan de vaak gekelderde prijzen van vandaag, als er al prijzen zijn. In dit artikel, gebaseerd op de Amerikaanse markt, wordt uitgelegd dat met dit principe niets mis is, maar dat de definitie van ‘fair value’ de boosdoener is. DOO R ALFRED M . K ING
B
ijna nooit eerder hebben kwesties van technische accounting, waardebepaling en financiële verslaglegging zo veel aandacht gekregen van politici, denktankspecialisten, columnisten en zelfs tv-journalisten. Al deze stemmen samen hebben de gemoederen doen oplopen zonder veel licht op de problemen te werpen. Zoals te verwachten was, staat het publiek – ontevreden over het tumult op de markt, de reddingsoperaties, de krappe kredietverlening en een kelderende aandelenmarkt – meteen klaar om met de beschuldigende vinger te wijzen naar iedereen die een rol speelt in het bedrijfsleven. Aangezien het gemakkelijk is om mark-to-market de schuld te geven als je niet precies weet wat het is, krijgt de roep om een verplichte ‘verandering’ in de accountingregels een verrassend positief onthaal.
Fair value ‘Het registreren van andere dan tijdelijke waardeverlaging, gebaseerd op waardevermindering van krediet, is niet controversieel in de bankwereld – financiële instellingen begrijpen heel goed dat het nodig is een dergelijke waardevermindering vast te leggen. Niettemin was en is het controversieel om verliezen vast te leggen die gebaseerd zijn op de marktperceptie van waarde (fair value), want dat leidt vaak tot het erkennen van verliezen die kredietverliezen te boven gaan of het registreren van verliezen op instrumenten die geen kredietproblemen ondervinden en volledig voldoen aan de condities die eraan gesteld worden. De aantasting van inkomsten en kapitaal ten gevolge van marktperceptie van verliezen, of doordat een gebrek aan liquiditeit waarden doet dalen, is misleidend voor beleggers en andere gebruikers
Een citaat uit een brief van 13 november 2008 van de American Bankers Association (ABA) aan de Financial Accounting Standards Board (FASB) zet de elementaire kwestie in het juiste perspectief (zie kader). Wat is mark-to-market-accounting? Vele jaren konden ondernemingen op hun balans de kosten laten zien van de financiële instrumenten die ze in bezit hadden. De Amerikaanse General Accepted Accounting Principles (GAAP) hielden blijkbaar in dat je pas op winsten mocht anticiperen (dus ze als activa opnemen) als ze gerealiseerd
van financiële rapportage.’
waren. Intussen moesten verliezen zo gauw mogelijk worden weergegeven. Dit leek sterk op eenrichtingverkeer: ‘goed nieuws’ (winsten) werden voor crediteuren en aandeelhouders verborgen gehouden, maar ‘slecht nieuws’ (verliezen) werd bekendgemaakt. De regel dat verliezen ‘onmiddellijk’ moesten worden genomen, betekende in feite dat afschrijvingen alleen verwerkt moesten worden wanneer een daling van de marktwaarde van financiële instrumenten als ‘anders dan
april 2009
|
29
FINANCE
&
tijdelijk’ werd beschouwd. Aangezien het moeilijk was om te definiëren wat een ‘tijdelijke’ daling van de marktprijs was, behielden veel ondernemingen de oorspronkelijke kostenwaarde op de balans. Ze noemden als extra informatie de actuele marktprijzen van de beursgenoteerde effecten die ze in bezit hadden. Op die manier konden aandeelhouders en crediteuren een beeld krijgen van de ‘echte' economie van de onderneming.
Bijna honderdtwintig jaar heeft het bedrijfsleven dezelfde definitie van fair market value gehad Door de oorspronkelijke kosten op de balans te zetten, en de actuele marktwaarde in de voetnoten of tussen haakjes, hoefde de onderneming pas winsten en verliezen ten gevolge van veranderingen in de marktprijs van financiële instrumenten te rapporteren als ze werden verkocht. Ondernemingen waren blij met deze aanpak, en er kwamen weinig klachten van financiële analisten, want wie het de moeite waard vond, kon de balans gemakkelijk aanpassen. Toch klaagden sommige journalisten, wetenschappers en analisten dat deze aanpak ondernemingen toestond winsten en verliezen ‘eruit te pikken’. Door aandelen met ingebouwde winst te verkopen, kon de onderneming een toename van de inkomsten en de winst per aandeel rapporteren. Als er onverhoopt winst was behaald, en het bedrijf wilde de cijfers in evenwicht brengen, dan kon het altijd financiële instrumenten verkopen die minder dan de kosten opbrachten. Het kon dus kiezen wanneer het winsten en verliezen op de balans wilde zetten. Dat werd ‘inkomstenmanagement’ genoemd en er werd veel kritiek op uitgeoefend. Conceptual Framework Terwijl deze discussie aan de gang was, voerden de beleidsmakers van de FASB een revolutionaire verandering op het gebied van financiële verslaglegging in. Veel leden van het Institute of Management Accountants (IMA) zullen zich herinneren dat het bij accounting altijd zaak was inkomsten en uitgaven te laten overeenstemmen. Dat was de gouden standaard voor degenen die meer dan tien of vijftien jaar geleden accounting studeerden. In dat verband was de balans van secundair belang. In veel opzichten was de balans een restproduct, dat ervoor diende uitgaven als activa op te voeren voordat ze met de bijbehorende inkomsten in overeenstemming werden gebracht. De uiteindelijke manifestatie van het overeenstemmingsconcept was latente belastingen, waarvan 30
CONTROL
de balans erg moeilijk te begrijpen of uit te leggen was. En dus kwam de FASB in zijn project ‘Conceptual Framework’ tot de overtuiging dat die overeenstemming op zichzelf niet belangrijk was. Het is veel beter, zei de FASB, om de nadruk te leggen op de balans. Als je de balans goed had, zouden de inkomsten in een bepaald jaar het verschil zijn tussen de nettowaarde of het eigen vermogen aan het begin en aan het eind van het jaar. Dit nieuwe Conceptual Framework is geleidelijk ingevoerd bij elke nieuwe Standard die door de FASB is uitgevaardigd. Van Statement of Financial Accounting Standards (SFAS) No. 107, ‘Disclosures about Fair Value of Financial Statements’, en SFAS No. 115, ‘ccounting for Certain Investments in Debt and Equity Securities’, tot SFAS No. 133, ‘Accounting for Derivative Instruments and Hedging Activities', heeft de FASB bepaald dat bijna alle financiële instrumenten op hun fair value moeten worden gewaardeerd en dat veranderingen in de marktwaarde van beursgenoteerde effecten in de winsten verliesrekening of op de balans tot uiting moeten komen. Daarom moeten veranderingen in marktwaarde tegenwoordig onmiddellijk worden gerapporteerd. Toen vaardigde de FASB ongeveer twee jaar geleden SFAS No. 157 uit, ‘Fair Value Measurements’. In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen vereist deze nieuwe Standard níét dat er bij financiële verslaggeving meer gebruik moet worden gemaakt van fair value. Wél wordt vereist dat wanneer met fair value moet worden gewerkt dit dient te geschieden in overeenstemming met de definitie van fair value zoals die nu uit de GAAP naar voren komt. Een nieuwe definitie en onbedoelde gevolgen daarvan Bijna honderdtwintig jaar heeft het bedrijfsleven dezelfde definitie van fair market value gehad, en die moet niet worden verward met de nieuwe definitie die de FASB aan fair value heeft gegeven. De standaarddefinitie is:
Als we de definitie van fair value veranderen, veranderen we ook het bedrag dat als fair value wordt vastgesteld ‘Onder fair market value wordt verstaan de prijs waarvoor eigendom van een vrijwillige verkoper naar een vrijwillige koper zou overgaan, waarbij beiden een redelijke kennis bezitten van alle relevante feiten, niet onder dwang staan om te kopen of verkopen en op gelijke voet met elkaar verkeren.’
| april 2009
FINANCE
&
Dit lijkt vrij duidelijk, en dat is het ook, want in deze definitie wordt in feite met maar enkele essentiële vereisten gewerkt: ~ e en ‘overdracht’ van eigendom, meestal een goed, na onderhandelingen; ~ vrijwillige koper(s); ~ vrijwillige verkoper(s); ~ evenveel kennis aan beide kanten; ~ geen dwang; ~ gelijke voet. Laten we nu eens kijken naar de definitie van fair value zoals die door de FSAB is vervat in SFAS No. 157: ‘Fair value is de prijs die in een ordelijke transactie tussen marktdeelnemers op de meetdatum zou worden ontvangen bij verkoop van activa dan wel betaald bij overdracht van een verplichting.’ SFAS No. 157, par. 5. De essentiële concepten van fair value, zoals deze worden gedefinieerd door de FASB, komen hierop neer: ~ verkoop (geen ruil), ~m arktdeelnemers (verkoop aan een onbekende ‘marktdeelnemer’), ~ ordelijke transactie, ~ definitie van toepassing op zowel verplichtingen als activa. Het verschil tussen deze twee definities is het best weer te geven door als voorbeeld een kunstveiling te nemen. Stel, er is een veiling van een schilderij van Picasso bij Sotheby's of Christie's. De veilingmeester begint het bieden bij twintig miljoen, en vier ronden later is het hoogste bod negenentwintig miljoen. Plotseling biedt iemand uit het niets dertig miljoen, en daarna wordt er niet meer geboden. De veilingmeester slaat met zijn hamer en er is nu een gelukkige koper die zich heeft verplicht de Picasso voor dertig miljoen te kopen, exclusief belastingen en commissies. Wat is de fair market value van de Picasso? Wat is de fair value van hetzelfde schilderij? Een aanwijzing: de twee antwoorden zijn níét hetzelfde. Volgens bovenstaande definitie van fair market value wordt de waarde beschouwd als dertig miljoen dollar. Er was een uitwisseling van dertig miljoen dollar tussen een vrijwillige koper (niemand hield een pistool tegen het hoofd van de laatste bieder) en een vrijwillige verkoper, die het schilderij blijkbaar in eerste instantie in consignatie had gegeven. We veronderstellen dat zowel koper als verkoper op de hoogte is van de kunst van Picasso en van de actuele verkoopprijzen van vergelijkbare schilderijen. Ten slotte staan beide partijen blijkbaar op gelijke voet, want ze waren beide bereid om aan de transactie deel te nemen. Hoe verrassend het ook mag lijken: volgens de definitie van fair value die door de FASB wordt gegeven is het schilderij niet dertig miljoen dollar maar slechts negenentwintig mil-
CONTROL
joen dollar waard. Vanuit het perspectief van de FASB lijdt de nieuwe koper onmiddellijk een verlies van een miljoen dollar waardevermindering. Hoe kan dat? Het is heel gemakkelijk te begrijpen, als we de logica van de FASB volgen in de definitie die deze organisatie in SFAS No. 157 van fair value geeft. Als we de veilingresultaten naast de definitie van de FASB leggen, zien we dat hun concept van waarde uitsluitend is gebaseerd op een onmiddellijke verkoop aan een andere ‘marktdeelnemer’. Als we aannemen dat elke potentiële koper van de Picasso op de hele wereld aan de veiling heeft deelgenomen, weten we zeker dat er minstens één gegadigde (een ‘marktdeelnemer’) was voor negenentwintig miljoen dollar. Bovendien weten we dat er geen andere marktdeelnemers voor dertig miljoen dollar waren, afgezien van de gelukkige winnaar van het bieden. Dat is waar, want anders zou het bieden zijn doorgegaan. Hoewel het in strijd is met onze intuïtie, vloeit het ogenblikkelijke verlies door waardevermindering rechtstreeks voort uit de definitie die in SFAS No. 157 aan fair value wordt gegeven – en niet uit mark-to-market. Volgens de definitie van fair market value heeft het schilderij een waarde van dertig miljoen dollar, want dat is op vrijwillige basis betaald. Volgens de definitie van fair value heeft het schilderij een waarde van negenentwintig miljoen dollar, hetgeen minder is dan wat vrijwillig is betaald. Het is heel duidelijk: als we de definitie van fair value veranderen, veranderen we ook het bedrag dat als fair value wordt vastgesteld. Rol van de banken Het valt ruimschoots buiten het bestek van dit artikel om een samenvatting te geven van de financiële crisis, die ermee begon dat in de Verenigde Staten subprime-hypotheken werden verstrekt en dat die hypotheken vervolgens als onderpand werden gebruikt voor financiële instrumenten. Het is moeilijk te begrijpen hoe creditratingfirma's de hoogst mogelijke ratings konden toekennen aan pakketten hypotheken die op zichzelf subprime waren, en nog moeilijker om het uit te leggen. Het verlangen van beleggers naar extra opbrengst, naast een gebrek aan inzicht in de risico's waarmee het beleggen in zulke instrumenten gepaard gaan, heeft de situatie ongetwijfeld verergerd. In de afgelopen anderhalf jaar constateerden veel Amerikaanse financiële instellingen, waaronder Bear Stearns, Lehman Brothers en Merrill Lynch, op een gegeven moment dat ze enorme hoeveelheden financiële instrumenten in hun boeken hadden. Die instrumenten, die van Moody's en Standard & Poor's de rating AAA hadden gekregen, presteerden zeer slecht doordat individuele leners niet bereid of in staat waren om aan hun maandelijkse hypotheekverplichtingen te voldoen. De verliezen verspreidden zich heel snel door het
april 2009
|
31
FINANCE
&
CONTROL
systeem, en ongeveer zoals ook het geval is bij stoelendans, voelden de uiteindelijke bezitters van deze ‘giftige instrumenten’ echte pijn.
kopers zullen reageren. In de tweede helft van 2007 en in heel 2008 bewezen de effectenmarkten in de Verenigde Staten opnieuw dat de wet van vraag en aanbod nog springlevend is.
Waardevermindering Volgens de GAAP leidde deze ‘pijn’ ertoe dat accountants, en dus ook de leiding van de ondernemingen, de waarden van deze instrumenten op mogelijke waardeverminderingen gingen onderzoeken. Vergeet niet: verhandelbare instrumenten moeten elke financiële periode op grond van mark-to-market worden gewaardeerd, maar instrumenten die tot de vervaldag worden vastgehouden, hoeven alleen op grond daarvan te worden gewaardeerd als de daling van de actuele marktprijs ‘anders dan tijdelijk’ is. De prijzen voor subprime financiële instrumenten bleven snel omlaaggaan, en het werd moeilijk (zo niet onmogelijk) om te blijven beweren: ‘De huidige daling is maar tijdelijk. Laten we afwachten of de huizenmarkt verbetert en de leners hun betalingen weer gaan doen (en dus niet uit de huizen weglopen). Dan krijgen onze instrumenten vanzelf weer hun vroegere waarde!’ Toen de prijzen die voor subprime-pakketten werden betaald steeds lager werden, gebeurden er twee dingen. Ondernemingen meldden verliezen ten gevolge van de daling van marktwaarde. Die verliezen beperkten op hun beurt de kapitaalbuffer die firma's moeten aanhouden omdat elke dollar verlies de nettowaarde direct beperkte. De afgenomen nettowaarde móést weer worden opgebouwd. Als een onderneming een nettowaarde van nul heeft, is dat een van de indicaties van een bankroet. Toen de nettowaarde bleef dalen, stonden de houders van die nu bijna onverkoopbare instrumenten (dat wil zeggen, onverkoopbaar voor een ‘redelijke’ prijs) onder ontzaglijke druk om nieuw kapitaal te verwerven. De balans kon onder andere worden opgekrikt door instrumenten in cash om te zetten. Dat kon alleen gebeuren door de instrumenten te verkopen aan iemand anders – iemand die in staat en bereid was ervoor te betalen. Plotseling waren er meer verkopers dan kopers op de door de verkopers gehoopte prijsniveaus.
Veel van degenen die schade hebben ondervonden van de gebeurtenissen in de afgelopen anderhalf jaar roepen om een grote verandering in accounting. Een ‘eenvoudige’ verandering van de GAAP, zeggen ze, zou de voorafgaande problemen hebben voorkomen en zou een veel sneller herstel in de toekomst mogelijk hebben gemaakt. Het Congres, de Securities & Exchange Commission (SEC) en de FASB hoefden alleen maar SFAS No. 157 over fair value in te trekken. Volgens deze marktdeelnemers, waaronder de American Bankers Association, was waardering van instrumenten aan de hand van mark-to-market de oorzaak van het probleem!
Het is zinvol om de prijzen van instrumenten volgens mark-to-market te bepalen, maar alleen wanneer de ‘markt’ accuraat is Het is een elementaire wet in de economie dat als er meer potentiële verkopers dan kopers zijn de markt alleen weer ‘zuiver’ kan worden als de prijzen dalen naar een niveau waarop 32
Hoe intrekking van fair value het probleem zou ‘oplossen’ Veel bankiers vinden dat het mark-to-market-vereiste van de FASB een van de voornaamste oorzaken van het probleem was, en niet zozeer dat hun eerdere investeringen in instrumenten op basis van subprime-hypotheken en credit-defaultswaps ondoordacht waren. Het is hun theorie dat als fair value werd ingetrokken, het gemakkelijker zou worden om aan mark-to-market te voldoen, omdat de ‘markt’ dan iets hoger zou liggen. Er zou een ‘dodelijke spiraal’ zijn ontstaan doordat de gerapporteerde verkoopprijzen de prijzen omlaag joegen, hetgeen meer verkopen noodzakelijk maakte, enzovoort. Door intrekking van fair value zou mark-to-market er veel beter uitzien en zou er niet zo veel gedwongen verkoop hoeven plaats te vinden omdat het kapitaal niet werd aangetast. Wanneer voldoende kapitaalpotentieel niet wordt weggevaagd, zouden beleggers in Wall Street weer instappen en dan kwam het weer goed met de wereld. Daarvoor hoeft niets anders te gebeuren dan dat SFAS No. 157 tijdelijk wordt ingetrokken! Was het maar zo eenvoudig. Het lijdt geen twijfel dat de prijzen van de subprime-instrumenten zich in een dodelijke spiraal bevonden. De lagere prijzen leidden tot nog meer verkopen, en die extra verkopen leidden tot nog lagere prijzen. Dat is niet terug te draaien. Maar dit alles kan niet aan mark-to-market-vereisten worden toegeschreven. Tegenstanders van het afschaffen van SFAS No. 57 – dus diegenen die in feite het bestaande systeem steunen – zeggen dat het onvermeld laten van actuele prijzen zoiets is als een thermometer breken wanneer je denkt dat de temperatuur te hoog is. Het is de warmte, niet de thermometer, die het ongemak veroorzaakt. Zo ook waren het de lage prijzen van subprime-instrumenten die het financieel ongemak veroorzaakten, niet de waarderingen volgens markto-market.
| april 2009
FINANCE
&
Het argument dat het beter is de ‘waarheid’ te kennen dan dingen te verhullen om een betere indruk te maken, is moeilijk tegen te spreken. Het is zinvol om de prijzen van instrumenten volgens mark-to-market te bepalen, maar alleen wanneer de ‘markt’ accuraat is. Wat is de échte markt? Als er een goede marktprijs is, en als een onderneming activa heeft die niet alleen gemakkelijk beschikbaar voor verkoop zijn maar waarschijnlijk ook verkocht worden, zou rapportage van de actuele marktprijzen verplicht moeten zijn. In bovenstaande zin zijn twee afzonderlijke concepten vervat, en die zijn allebei belangrijk: ~E r is een functionerende markt met vrijwillige kopers en verkopers, die dus niet onder dwang staan. ~E r zijn activa die op die markt verkocht kunnen en zullen worden. Kijk eens naar die twee vereisten. Elk afzonderlijk vereiste is noodzakelijk maar niet voldoende om mark-to-marketaccounting te ondersteunen. Vereiste 1. Functionerende markt Willen de geciteerde prijzen echte waarde vertegenwoordigen, dan moet er een functionerende markt zijn. In de afgelopen zes maanden was er het probleem dat veel van de gerapporteerde verkopen gedwongen of in het kader van liquidatie plaatsvonden. Gedwongen verkopen of liquidatieverkopen vertegenwoordigen geen reële marktwaarde en vertegenwoordigen volgens de FASCB en de SEC ook geen fair value. Er is het probleem dat toen Merrill Lynch voor dertig miljard dollar (nominale waarde) aan instrumenten voor tweeëntwintig cent per dollar verkocht, sommige waarnemers geloofden dat de verkoop had plaatsgevonden tegen een marktprijs die in overeenstemming was met de definitie van SFAS No. 157. Het probleem doet zich voor dat de term ‘ordelijke transactie’, die door de SFAS wordt gebruikt, blijkbaar door veel ondernemingen verkeerd wordt geïnterpreteerd. De term ‘vrijwillige verkoper’ in de definitie van fair market value is veel gemakkelijker te interpreteren. Het lijdt weinig twijfel dat Merrill Lynch een onvrijwillige verkoper was, want het zag zich gedwongen instrumenten bijna ongeacht de prijs te verkopen om zijn kapitaalpositie te verbeteren. De zakelijke pers had in die tijd het commentaar dat ze blij mochten zijn een koper te vinden, want de echte vraag luidde: hoe zou het de koper (een hedgefonds) uiteindelijk vergaan? De transactie van Merrill Lynch was ‘ordelijk’ in die zin dat de koper de verkoper betaalde. Maar de nadruk van de FASB-definitie op ‘exitwaarde’ maakte het gemakkelijk om de tweeëntwintig cent per dollar als de ‘exitprijs' van Merrill Lynch te interpreteren. Dat was dan ook het argument dat de
CONTROL
ABA naar voren bracht in een ander deel van de brief waaruit ik hierboven citeerde. Het argument van de ABA houdt een verwijt aan het adres van de grote accountantsfirma's in: ze hadden niet moeten proberen ‘regels’ over de fair value van een bepaald financieel instrument toe te passen en aan de hand van die regel vast te stellen wanneer een waardevermindering zich voordoet en moet worden gerapporteerd. Toch kent de GAAP geen formele regels over de vaststelling van ‘de markt’. De fair value of fair market value is een kwestie van beoordeling. Omdat er altijd behoefte aan beoordeling bestaat, zullen we nooit tot volledige fair value-accounting kunnen komen. Liquidatiewaarden verschillen van going-concern- waarden. Wie zal tegen een onderneming zeggen van welke veronderstelling ze moet uitgaan, dus of de fair value aan de hand van liquidatie- of going-concern-waarden moet worden bepaald? En wie kan vaststellen of een bepaalde transactie van een derde partij, zoals gemeld in de pers, al dan niet een gedwongen verkoop was? Gedwongen verkopen en liquidatieverkopen vormen niet de ‘markt’. Maar hoe kunnen we, als daar geen duidelijkheid over bestaat, bedrijf A, dat met going-concern-waarden werkt, vergelijken met bedrijf B in dezelfde branche, dat met liquidatiewaarden werkt? Beide waarden kunnen voldoen aan de definitie die in SFAS No. 157 aan fair value wordt gegeven. Het hangt ervan af welke ‘marktdeelnemer’ we als koper beschouwen.
Gedwongen verkopen en liquidatieverkopen vormen niet de ‘markt’ Vereiste 2. Verkochte activa De vaststelling van de fair value van activa die níét worden verkocht levert op het eerste gezicht weinig bruikbare informatie voor beleggers en crediteuren op. Volgens het eigen Conceptual Framework van de FASB heeft financiële verslaglegging voornamelijk tot doel informatie te verschaffen over toekomstige cashflows. Als er geen toekomstige cashflows zijn omdat het management heeft besloten dat de activa niet te koop zijn, hoe kan de verstrekking van informatie over de fair value beleggers dan helpen bij hun besluitvorming? Nu kan men het argument naar voren brengen dat de directie enige of alle activa misschien zou moeten verkopen, maar we hebben het punt nog niet bereikt waarop crediteuren en aandeelhouders de onderneming besturen. Crediteuren krijgen zelfs pas de gelegenheid zulke beslissingen te nemen als de onderneming al failliet is gegaan.
april 2009
|
33
FINANCE
&
Als we ervan uitgaan dat financiële verslaglegging gebaseerd dient te zijn op een faillissementsmodel, waarbij alles te koop is, zou dat een verwoestende uitwerking hebben op de reële onderliggende waarde van elke bestaande onderneming. Het is heel iets anders om de waarde van activa te bepalen met het oog op het doel waarvoor ze zijn verworven, dan om hun waarde te bepalen alsof ze zouden worden geliquideerd. De rol van professionele beoordeling bij waardebepaling Zoals ik al eerder opmerkte, moeten we mark-to-market-accounting niet de schuld geven van de problemen die financiële instellingen op het gebied van financiële rapportage hebben. In plaats daarvan moeten we proberen aan de hand van de definitie die de FASB aan fair value geeft, en die zich richt op verkoop aan ‘marktdeelnemers’, bruikbare en valide gegevens te verschaffen. De FASB-definitie van fair value vertoont tekortkomingen, zoals hierboven is besproken. Accountants die bij het interpreteren van recente transacties deze definitie rechtlijnig toepassen en zo automatisch de fair value vaststellen, maken het probleem alleen maar groter. De FASB en veel accountants gaan er in feite impliciet vanuit dat fair value een objectief bedrag is dat met enige moeite (1) kan worden vastgesteld door de leiding van de onderneming, (2) kan worden beoordeeld door accountants en (3) aan beleggers en crediteuren kan worden bekendgemaakt. Deze foutieve veronderstelling staat centraal in de talloze discussies onder de deelnemers aan de wereld van de financiële verslaglegging.
CONTROL
Rol FASB Helaas besloot de FASB bij het opstellen van SFAS No. 157 de raad van professionele waardebepalers in de wind te slaan. We waarschuwden de FASB en de mensen die daar werkten dat hun definitie tekortkomingen vertoonde en problemen zou veroorzaken. Ze ‘luisterden’, maar besloten vervolgens hun eigen gang te gaan. Dat is natuurlijk hun goed recht. Zij maken de regels. Maar SFAS No. 157 vertoont fundamentele tekortkomingen. De definitie van fair value, zoals die nu in de GAAP is opgenomen, onderstreept hoe weinig inzicht de FSAB heeft in de manier waarop waardebepalers in de praktijk hun werk doen. De problemen waarmee de overheid, beleggers en financiële instellingen momenteel worden geconfronteerd, zijn in hoge mate verergerd door SFAS No. 157. Nogmaals, niet mark-to-market-accounting staat hier ter discussie, maar de definitie van fair value die wordt gebruikt om met de zogeheten ‘markt’ te werken. Zolang SFAS No. 157 niet is veranderd en accountants niet bereid zijn de professionele beoordelingen van waardebepalers te accepteren, zullen we steeds nieuwe problemen in de krantenkoppen tegenkomen. Misschien vinden we het niet prettig, maar waarschijnlijk wordt het allemaal nog erger voordat zich echte verbetering kan voordoen. De FASB en de accountantsfirma's staan niet bekend om hun flexibiliteit! Alfred M. King, CMA CFM is vicevoorzitter van de RvB van Marshall & Stevens valuation firm. Dit artikel is een vertaling van het artikel 'Determining FairValue', verschenen in Strategic Finance, januari 2009. Vertaling: Hugo Kuipers.
De essentie van waardebepaling is professionele beoordeling Het is een feit dat de ‘waarde’ van een goed nóóit een exact cijfer is. Waarden kunnen objectief en onbevooroordeeld worden vastgesteld, maar alleen binnen een zekere bandbreedte. Die bandbreedte kan plus of min tien procent van het middelpunt zijn. Accountants kunnen niet met bandbreedten werken. Ze hebben één bedrag nodig dat in hun verklaring kan worden verwerkt. Er zijn evenwel geen apparaten voor waardering, waar je alleen maar variabelen in hoeft te stoppen om een exact antwoord te krijgen. De essentie van waardebepaling is professionele beoordeling. Verschillende waardebepalers zullen op enigszins andere waarden uitkomen. Als twee waardebepalers dezelfde opdracht krijgen en met dezelfde elementaire veronderstellingen werken (liquidatiewaarde of waarde in gebruik), zullen ze meestal binnen de hierboven genoemde bandbreedte van tien procent blijven. 34
| april 2009