dood, oordee l, opstanding.
de dood. Wie echter vair God is, behoeft zich niet zo dikrÀrijls rpt de dood bezig te houden (Pr. 5 : 19). Hier blijkt, dat zijn grote toekomst na de dood bepalend is voor een andere levensllouding en voor een andere houding tegenover het stenren. Niet menento mori (gedenk te étemen) bepaalt de houding van de óristen. Hij mag, zo hoorde ik eens, zeggen : Laten we eten, drinken en wolijk ztjn, want morgen léven wij !
Is het zinvol over dg dood na qe denken ? "De dood is het enige, waarvan de mens in het leven zeker kan zijn'l. Deze, wat komisch krinkende uitspraak (de dood ... in het leven !) kan.men nogal eens horen. En zoals
gezeld wordt,is het statistisó-'gezien ook voor de moderne : 1oo % van de mensen die qua leeftijd en gezondheid in.aanmerking kome!r saat dood.- wij chriitenen"zijn echter moderner dan de moderne mens. Wi3 weten, dat met àeze statistiek niet a11es gezegd is. Henoch-(Gn. 5 : 24) en E1-ia (Z-Kg2: 11) zijn niet gestorven en een hele géneratie christenen zar niet sterven (1c 15:s1, 1 Ts +ïts-tz). De mens is niet geschapen om te sterven. Door de zonde is de dood in de wereld gekomen. De dood is doorgegaan tot all-e mensen, omdat a11en gezondigd hebben (nm--SltZ). Betreffende Henoch en Elia kw'ren we zien, dat -God uitzonderingen nnaakt - of het moest ztjn, aai de twee getuigen, die in Op.11:7 gedood worden, Èenoch en Elia iul1en zijn. De schrijver van dit artikel ziet eerder trekken van_lbzes (vgl.Op. 11:6 en 12 met Ex 7 : 14 w. en 1g:24) en Elia (vg1. Op. 11 : 6 en 1 Kg 17:1) in hen. In de generatie christenen die niet za1 sterven, zien we, dat christus'offer in principe de noodzaak te sterven voor de mens
zijnen heeft
rijke
opgeheven. &,taze boer in de
gelijkenis (Lc. 12:16-21) wordt aandacht voor de dood te hebben gehacl. In Js. 22 : 13 vinden we het levensmotto van die boör vollediger : Laten we-eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven we. Déze aandacht voor de doód is- dris verkeerd, wart déze aandacht gaat voorbij aan het levcn na De
veÍweten
te weinig
Wat
is
de dood
?
De dood kan men definiihenals de scheiding van het lichaan en het niet-licharelijke deel van de mens. Of we dít laatste nu geest, zie1- of beide noemen, doet hier niet ter zake. Troutrens ook de Bijbel is niet consequent in het gebruik van de woorden ziel en geest. Vgl. bijvoorbeeld 1 S 1 : 10 bitter van zíel, Ps 73 : 21 verbitterheid des geestes.
Die scheiding heeft als gevolg, dat het lichaam niet in stand kan blijven.
meer
Oorzaken
Natuurlijk kan eroveï nagedacht worden, wat de dood veroorzaakt. Bij een zwaar verkeersongeval is dat duidelijk er ontstaat een zo groot defect aan het lichaam, dat de geest/zie1 moet vertrekken. Aan de andere kant weten we, dat soms de slechte gesteldheid van het geestelijk leven
:
ziektes kan veroorzaken : de psycho-sonntische ziektes (psyche = ziel, soma = lichaan). Dit 'ïnoderne" inzicht staat al in de bijbel vermeld (Ps. 42: 11, Hk. 3 : 16, 3e regel). Of we deze lijn verder kururen trekken, weet ik niet. Ktrmen we zeggen, dat soms de dood veroorzaakt wordt door het vertrek van de geest/zie1 buiten lichamelijke noodzaak om ? In Ps. 104 : 29 lijkt deze nogelijkheid geleerd te worden. Cod en de dood
niemand buiten God om (K1. 3 : 38). abortus en euthanasie is Cod natuurlijk Zelfs van nporden, voor niets ook zegt Jezus aan het beop de hoogte. Niet ging van de Openbaring, waarin de vervolging een hoofdprobleern vormt, dat Hij de sleutels van de dood en het dodenrijk bezit (Op. 1 : 18). Dit betekent, dat niennnd zonder Zijn wi1 de dood in gaat of terugkomt uit de dood waarbij onder '\^,i1" natuurlijk ook toelaten van Cod eigenlijk onwelgevallige zaken (nxcord...) valt. God is de E:rige Die het recht heeft om mensen te laten sterven. Ondanks zijn wantrouoige houding doet de koning van Isradl een juiste uitspraak over Cods recht over leven en dood (2 Kg 5 : 7) (Ps 104 : 30), welke bevestigd wordt ip Ps. 104 : 29. Hoewel abortus en euthanasie in dit nunner van "[\lit of Zwart" niet worden behandeld, was het goed hier Cods recht om leven af te nemen ook op deze terreinen
In ieder geval sterf
te
beklemtonen.
Waar
is
de geest/zieI nu
?
Het lichaam blijft achter op aarde en vergaat. De geest/ z,i-eI gaat naar Cod (Pr" 12 i 7), Die deze doorzendt naar één van twee plaatsen. Jezus' gelijkenis over de rijke
nan en de arme Lazarus is er zeer duidelijk over (Lc. 16 : 19-31). De gelovige gaat naar het paradijs (v31. Lc. 23 : 43), in de gelijkenis aangeduid met Abrahans schoot. De ongelovige gaat naar een onprettige bewaarplaats. De ene groep kan de andere niet bereiken. Dat deze toestand onmidtiellijk na de dood bestaat, blijkt uit de vraag van de rijke rrnn om zijn broers te waarschuu,en (vs. ?7 vv.) : zijn broers leven nog. Ook elders bevestigt Jezus, dat de doden nu nog leven (Lc 20 : 38). Paulus weet, dat hij na de dood bij Christus is (Fp 1 : 23). We mogen dus op geen enkele wijze een plaats geven aan een geloof in zielsverhuizing. Dit inuners zou de rijke man een louteringskuur op de aarde laten ondergaan in een onprettig iltensenof dierenleven. Het is de iltens gegeven éénnna1 te sterven en daarna het oordeel (rfb 9 : 27). Degenen die uit de dood zijn opgewekt, z:jn uttzonderingen die ht.rr "éne" leven mochten voortzetten. Zie voor de zielsverhuizing ook appendix 3. Ervaringen van
bijna
dode mensen.
plaats kan gewezen worden op de onderzoekingen naar getuigenissen van mensen die a1s het ware uit de dood zijn teruggekornen. Velen van hen spreken over een verlaten van het lichaÉrm, een lange tunnel net een licht aan het eind en mensachtige wezens waarin die er niet in sIa-
Op deze
gen bij dat licht te geraken. Sonrnige christenen hechten weinig waarde aan deze verhalen, andere zien er een ber,vijs in, buiten het geloof, van het
bestaan van het leven na de dood. @val1end zrjn dat (en een ernstige waarschutving voor ongelovigen !) de mensen die het licht niet kunnen bereiken. Sonrnige onderzoekers beklemtonen, dat deze ervaringen los staÉm van de gods dienstige opvoeding of overtuiging die de persoon gehad heeft, andere ontkennen dat juist. De zaak ik dus nog onzeker en omstreden.
Dodenrijk en hel Het dodenrijk in de gelijkenis van de rijke nnn en de ar:re Lazarus is een onprettige bewaarplaats, schreef ik. Het is niet de he1 in de zin van de plaats waar eeuwige
straffen 19
:
worden ondergaan. Daarvan ís eerst sprake in Op. : 10 en 14. In het O.T. vinden we de uitdnrk-
2O, 20
king dodenrijk ook voor de gezamenlijke graven : het collectivtun van de plaatsen waar de dode lichamen zich bevinden (bijvoorbeeld Ps. 6 : 6). De gevangenis
is het probleem van de geesten in de gevangenis 3 : 19-ZO). Zíj waren ongehoorzaam ger{reest in de dagen vöór de zondvloed. Gelukkig is er nog in andere bijbelplaatsen aandacht aan deze categorie geesten gegeven. In 2P 2 : 4-5 worden de geesten in de gevangenis engelen genoemd die gezondigd hadden. Z\j zrjn daar ''getartariseerd" opgeborgen dus in een duistere gevangenis. In het volgende vers wordt ook Noach genoemd. We blijken ook hier vóör de zondvloed beland te zijn. In de Judasbrief, die paral1e1 loopt met 2P 2, wordt in vs. 6 hetzelfde feit genoemd. De gevallen engelen worden hier bewaard gehouden tot het oordeel van de grote dag net eeur,uige banden. Toegevoegd wordt in vs. 7, dat Sodom en C,omorra op gelijke wij ze als Beroemd
(1P
genen (en dat kunnen vanuit de Griekse granrnatica gezien nauwelijks anderen dan de engelen zrjn) hun hoererij gebotvierd hebben. Ze zrjn al1en "ander vlees" nagelopen, d.w.z. vlees waaïvoor ze niet bestend waren. Deze combinatie 1/an gegevens brengt ons naar Cin. 6 :2. De zonen Gods zijn daar engelen, zoals in.Jb. 1 : 6. Ook uit middeleeuwse verhalen (tttarit<en van Niïin,egen !) keruren we sexuele betrekkingen tussen vrouwen en duivelen. In de gevangenis vinden we dus geen rtenselijke geesten, maar een aparte groep gevallen engelen. Het is duidelijk, dat het niet over dé duivel en de denronen gaat die nu nog op de aarde lcr-mnen werken en zelfs toegang hebben tot de hemel (Op. 12 : 1O). De prediking van Jezus in de gevangenis (1P 3 : 19) vormde dan ook geen genade-aanbod. God ontfermt zich niet over engelen (Hb. 2 : 16) en de banden in de gevangenis waren, zagen we, eerniig
(Jd : 6) . Jezus proclameerde waarschijnlijk, ht er weer (vg1. Gn. 6 : 3) een ltdens was, die in de Ceest was (vg1. 1P 5 : 19). Waarschijnlijk hebben de woorden "is verschenen aan engelen" in 1Tm 5 : 16 op hetzelfde feit betrekI
i I
I
Opstandingen en oordelen
Tot hiertoe hebben we de huidige toestand behandeld.
Wat
de opstandingen betreft, zu11en we scherp nrceten onderscheiden. Het eerst zaL de opstanöng van de gelovigen plaatsvinden bij de opname. FIet is hier niet de plaats uitvoerig op de verschillende opnanevisies in te gaan. Wie in Christus geloofd hebben, zu11en weer levend worden en onmiddellijk daarna zullen de nog levende gelovigen veranderd worden (1Ts 4 : 15-17). Dit betekent, dat de geestfzrel van de gestorvenen zich bij hu:r lichaan za:. voegen. Ontkennen, &t er een lichanrelijke opstanding bestaat, betekent ontkennen, dat Cod almachtig is. Zou Cod een gestorven lichaam niet kunnen herstellen ? Ons nietnve lichaam zal een geestelijk lichaam zijn (1C 15 i 44) - wat ook met deze merkwaardige cornbinatie bedoeld is. Als we mogen afgaan op Christus na de opstanding, klmnen we constateren, dat we verschillende nietnue nogelijkàeden zu11en bezitten. Christus kon door muren of deuren heen gaan (Jh. 20:19). Hij was herkenbaar (ft. 20:16,10; 21 : 12, Lc.24: 16). hij kon zich verplaatsen overwonderlijk grote afstanden, lijk l"lc. 16 :7 te leren. Filippus deelde op dit purt in krachten van de toekomende eeur (Hd. 8 : 40) . I,,brkwaardig is Jezus' woord tot lubria van tvhgdala, dat zij Hern niet nrocht vasthouden, omdat Hij nog niet bij de Vader geweest was (ft. ZO : 17). Ondat Ïhomas later Jezus wel nxrcht aanraken (Jh. 20 : 27), rpet Jezus intussen bij de Vader geweest zíjn, waar Hij trouwens onmiddellijk na zijn kruisdood ook al geweest was (Lc. 23 : 43). Er blijkt in het nieuwe lichaam snel verkeer tussen de aarde en de hemel mcgelijk te zijn. In de mystiek 1«r:rnen we op die toestand vooruitgrijpen (2C12:2-4). Wie de opnÍLme vóör of tijdens de grote verdnrkking stelt, laat de gelovigen hu:: nieur,.re lichaam net Christus naar de henrel gaan. Wie de opruLme aan het eind van de grote verdrnkking ziet, laat de gelovigen in htn nieur,,,e lichaam Christus tegenoet gaan in de lucht en onmiddellijk net Hem op aarde terugkeren. lGnsen van de eerste twee visies laten de gelovigen uit de hemel nret Christus op aarde komen.
In alle drie de visies zu1len we net Christus het aardse
oordeel onder de dan levende tegenstanders uitvoeren (Ps. 2 : 9, Op. Z : 26-27) en met Hem regeren (Dr 7 : 14 en 27, Ap. 20 : 4). Tijdens het dan gevestigde duizendjarige rrrederijk zal de dood er nog zijn (Op. 20 : 14; 21 : 4, Ps. 1O.l : 8, Js. 65 : 20,23). Het grote oordeel vindt plaats na het duizendjarig rijk. Daarvóór zul1en al1en opstaan die niet bij de opname betrokken waren (Op. 20 : 13), dus alle ongelovigen en de gelovigen van na de opname. De tweede dood en de
geestelijkg
dood.
Bij dit
oordeel- zullen eernuige straffen opgelegd worden (op. 20 : 15 in vergelijking met 2O : 10, Dl. 12 : 2). Dit wordt de tweede dood genoemd (Op. 20 : 14). Natuurlijk is het vuur van de poel van vuur geen verterend vuur. Evenals de braamstruik die lvbzes zag, b'randde zonde te verteren (Ex. 3 : 2), zu11en de personen in de hel niet
verteerd worden.
hij op die dag zou steryen (Gr 2 : 17). Aangezien Adan in leven bleef, is de geestelijke dood bedoeld. Een van de duidelijkste teksten terzake vormt Ef. 2 :1-5. Daar blijkt ook duidelijk, dat we alléén door het geloof in Christus' plaatsveryangend offer weer geestelijk levend digen, dat
kuu-rren worden.
gelooft, is net Christus levend (Ef. 2 : ó). Hij is geestelijk weer levend. Hij hééft eetnrig leven en komt niet in het oordeel (Jh. 5 : 24). Zijn lichamelijke dood
Wie
vormt dus de overgang van zijn eeuruig leven in onvolmaaktheid naar zijn eeuwig leven in volnu.aktheid. Zo is de bekering van een mens een grotere overgang (van geestelijk dood naar geestelijk levend) dan de lichamelijke dood van de bekeerde. De gelovige komt niet in hét oordeel. Wel weten we van een beoordeling (2C 5 : 10, 1C 3 : 8 etc.). Evenzo is wie geestelijk dood is, a1 geoordeeld (Jh. 3 : 18). Jezus constateert alleen feiten,, a1s hij zal oorde1en.
Het spreekt vanzelf, dat we hier niet gesproken hebben over aardese oordelen die God nu al over iltensen kan laten kornen. Onze
taak hier en de houding tegenover de dood.
liggen, is het voor een christen voorte sterven. Het leven was Paulus Christus en het sterven winst (Fp 1 : 21). Ook verlangt hij heen te gaan en ret Christus te zijn (Fp 1 : 23). Daarbij ziet hij in ditzelfde vers, dat hij hier een taak heeft. Het is daarom, dat Jezus bidt, dat wij niet uit de wereld weggenomen worden (Jh. 17 : 15). Voor velen van ons i-s er hier een stil en gerust leven (1 Tn. 2 : 2) en een aardse taak in A1s nu de zaken zo
delig
t/r, -t(
«(6.
é
om
gezin, gemeente, getuigenis en nraatschappij. Ook christenen verlaten het leven oud en van het leven verzadigd (vg1. Jb 42 : 17). Dan begint het echter pas. Het leven van nnximaal 12O jaar, met zorgen, is een fractie van een seconde in vergelijkiag rnet de eeuwigheid bij God en in volrnaktheid. Vandaar misschien v,rat we van zuiver nenselijk en aards standpurt ninachting van Cod voor het nensenleven zouden noeÍren (Op 12 : 11-12). De korte tijd van marteling vormt een overwiruring op de duivel en de gedode christen als overwinnaar in Cods tegenwoordigheid voor eer,n+ig.
hier niet geschreven te worden. Ongetwijfeld zal in het artikel over stervensbegeleiding hierover rlrcer te vinden zrjn. Over angst voor de dood behoeft
Appendix 1 De dood die wegvlucht
de tekst in Op 9 : 6, dat de nrensen de dood zu11en zoeken, nuar hem geenszins vinden, dat zíj zullen gegeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg. Eenzelfde verschijnsel reldt or.z Zc. 14 : ó, waar we lezen, dat er geen verstijving zal zrir. oruniddellijk vóÖr Christus' komst op aarde. Kennelrik zal de dood twee keer tijdelijk opgeheven zijn. Hagedissen kutnen hrn staart weer laten aangroeien. Zu11en de nensen dan dodelijke
lnbrkraardig
wonden
lrr.m
cellen
tandi
I
I
/
kurunen
herstellen ?
konen
de tekst in 2Tïn 2 : 18, waar öraa1leraars verkondigen, dat de opstanding reeds heeft plaatsgehad. Het zijn liecien die renen, dat we a1 in het definitieve leven leven. Een christen hééft het eetnrrig leven *, rnaar we h,eten, dat hij de dood nog door dat is juist 'lC rroet. In 15 vinden we een uitgebreide uiteenzetting over de opstanding. We1ke gevolgen in Corinthe de visie had, dat dit het definitieve leven is ('lC 15 : 12), blijkt uit de hele brief. Arnen werden geminacht : die konden niet in een door Cnd gezegend nieun leven zijn (11 : 21'22") Apostelen in moeilijkheden werden a1s ongeestelijk beschour*d (4 : 9). Wie het wé1 ging meende al a1s koning te heersen (4 : 8) en kor: kenneiijk: doen wat hi.j wiIde, wat hij r*ilde (6 : 17,). Zo oorcleelC,e ren vÖór de tijd (4 : 5). Wie stierf als getneentelid, kon niet behouden zijn. I'brkwaardigeruijs liet nen zich wei voor hen dopen, opdat ze toch behouden zouden norden (15 : 29). Paulurs wijst op het inconsequente : die doden zc,uden dan toch moeten opstaan. Paulus wrjst erop, dat jiet vele stenren en de ziektes in de gemeente hen tot nadenken ilpest brengen orrer cie misstanden (1 1 : 30) " Wie staat, en dus denkt met God in errde te zijn, zj.e toe, dat hij niet valle (10 : 12)" Een *ergelijke houding t-r'*:ïfen we rx:k elriers aan. Inventarisa;i.e van bi.jvoorbee.i"ci de aigerretre brieven op óit punt zou Eveneens nrerl§naardig
I
td,
voeren.
dit alles waarschuwen, ook geen oordeel vóör de tijd te veIlen en tegenvallers in het leven ni.et autorn:tisch a1s blijk van ongeestelijkheid te zien. Het boek Job staat ook in de Bijbel, everrals Ps. 73. Cns moet
is
vanuit 2De
hier te ver
is
.
Geloof in de zielsverhuizing is ook in ons iand de nrode. zegt ren bij wijze van gmp : "In mijn vorige leven a1s kat..." Toch zijn er velen - en enkele tr,'*uitzendingen hebben dat onlangs vertoond -, die serieus in de zielsverhuizing geloven. Vaak laten yoorstanders mensen aan het woord die herirureringen hebben aan een vroeger leven. ZeLfs bestaan er mensen die zich bijzonderheden herinneren uit het leven van mensen die voor hen geleefd hebben. Op grond van de Bijbel, zo zagen we al, zu1len we de ziels verhuizing mceten afuijzen. Kennelijk hebben we te doen met boze geesten die infornntie over andere levens in het geheugen van personen opgeslagen hebben. Onze eigen geest bedient onze hersen-"coÍrputer" en het geheugen. Wat zich daar afspeelt, is voor een groot deel een elektrisch proces. Voor een boze geest moet het niet roeilijk zijn in een hersen-"corputer" in te breken. Hij kan de elektrische stromen veroorzaakt hebben die valse informatie in een geheugen opgeslagen hebben. De rnens bi.j wie dit gebeurd is, meent, dat hij werkelijk heeft meegemaakt, wat boze geesten in zijn geheugen hebben gestopt. Soms
woont te Hoe.te,(Í. H.L! atudeelLde t*aÀaielze LeÍÍenen, welhe ttttd,Le h,Lj ad,sloot mat een doetonaiÍ. Na nwín l0 janen at,s Letaan WLetz,s, LaíLln en )ude Ge.dcl,vLetení-t, geeót h,L! nu Aíy1dA een aattÍal janen God,td,Leyut ín pttovincíale acl,wlen te Diepenbeeh en Itctt,selÍ. en la"n de Rilh,snonnaal-aeltool van Tongenen. Hij 'ga"d een jaan a,b doceytÍ era:SQÀL van he,t Níew:e Tuta* menÍ en lnanneneuÍh,Leh a.an de Eva.ngel-i,sehe Theolagitc.he FaculÍert te Hevellee. MomenÍeel wuLhÍ Wj mae a.an de. binnenhonÍ. tz vetuch,Llnen Sfuid,Lebilbel van "Ín de Rwínte". AtuLe 0inh?rnge/L