Internet
Sheet 1 Goed zoeken - Wat, waar en hoe je moet zoeken Startpagina's - Verzamel pagina en woord onderhouden door personen. ( Redactueren ) Direcotries - Is een verzamelen pagina met structuur doormiddel van een opbouwen boom structuur Encyclopedien - Digitaal biblotheek voor informatie maar woord netzoals de rest onderhouden De 3 bovenstaande worden onderhouden door mensen beheerd Dus meer kwaliteit dan machine
Zoekmachine - Maakt gebruik van spider, robot of crawler die je pagina scant en alle informatie tot zicht neemt en verwerkt als informatie ( soms worden hele pagina's gekopierd ) Crawler : Bezoekt een pagina en slaat contents en links op van je pagina. En bij een zoek opdracht doorzoekt hij de informatie van de opgeslagen pagina. Zoekvraag - Maak gebruik van de juiste zoekvraag door handige tekens te gebruiken zoals - en "" Trunceren - Als je een zin wel weet maar een woord mist bij het zoeken maak gebruik van * en deze zoekt een alternatief of het juiste. BIJV : De * valt niet ver van de boom. Meta zoekmachine - Maakt gebruik van andere zoekmachine's en hebben geen eigen database Invisible web - Documeten en pagina's die niet te zien zijn voor zoekmachine's of robots. Denk bijv aan flash of aan plaatjes met tekst derop.
Sheet 2 Eerste computer - Groter dan een woonkamer Historie internet 1962 Koude oorlog - DARPA : Universiteitscomputers aan elkaart te koppelen om samen te werken in opdracht voor defensie voor een defensieprogramma 1962 Paul Baran (RAND medewerker ) : Gedistrubeerd netwerk op basis van packetswitching. Packtet switching : Informatie word opgedeeld in pakketjes en deze pakketjes zoeken de snelste route indien er een omleiding is 1969 Arpanet : De reden voor de oprichting van het ARPANET was een economische: computers waren duur, dus was het voordelig als onderzoeksinstituten, die aan projecten werkten met een militair doel, elkaars apparatuur konden delen. Er wordt wel beweerd dat het ARPANET bedoeld was als communicatienetwerk in tijden van kernoorlog, Wat is Internet - Internet is technisch gezien een netwerk van computernetwerken die met elkaar communiceren door protocollen ( IP ) WWW - Staat voor World Wide Web Client - Alles wat een netwerkverbinding kan maken en het juiste protocal kan draaien Protocol - Binnen de telecommunicatie is een communicatieprotocol een set van regels en afspraken voor de representatie van data, signalering, authenticatie en foutdetectie, nodig voor het verzenden van informatie over een communicatiemedium. Internet Protocol - Iedere “Client” heeft een IP-adres (soms dynamisch toegekend via DHCP, Dynamic Host Configuration Protocol ) TCP - Transmission Control Protocol zorgt voor de besturing en controle van gegevenstransport. Routers - Sturen de juiste IP pakketjes door naar het juiste IP adress. ( Postbode die de post op het juist adres bezorgt ) IP - Een adress voor een client of server ( adressgegevens ) ISP (internet service provider )- is een organisatie of persoon die diensten levert op of via het internet. Backbone's : Stelsel van zeer snelle computerverbindingen waarlangs het gegevensverkeer loopt van de netwerken die op de backbone zijn aangesloten. Peering : Het uiwisselen van ip verkeer tussen backbone's Private Peering : Directe verbindingen tussen 2 bakcbone's
TOP LVL Domein ( TLD ) : is de extensie van een domeinnaam, dus het meest rechtse deel van een url, voor eventuele slashes of vraagtekens. Een top level domein kan uit twee tot en met 6 karakters bestaan (.nl .be .com ) GTLD ( Generiek ) : Moet je denken aan .com . net .gov .org .edu Uitgegeven door Generic Names Supporting Organization CCTLD ( Country ) : Moet je denken aan .nl .be .usa .tv .nu SIDN deelt .nl domeinen uit. Subdomeinen : Een subdomein is een domein onder een top LVL domein bijv: www.selwyn.nl Subdomein : www.test3.selwyn.nl
Domain Name System (DNS )- Zet ip's op naar Computernamen en andersom ( der kunnen meer domeinen op 1 ip ) Wie deelt IP's UIT : Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN) En heeft wereld in 5 regio's uitgedeelt Wie beheert de protocollen? The Internet Research Task Force en Internet Architecture Board (IAB) Server : Is altijd beschikbaar en is reactief ( Zendmast ) Client : is wanneer het moet actief en legt de eerste connectie met een server ( Telefoon ) P2P : Een peer to peernetwerk is er geen spraken van een server maar clients die met elkaar verbonden zijn. ( computer = Server + Client )
Sheet 3 Hypertext : Een serie van text doorgelinkt door de pagina . (verwijzingen ) WWW ( Internet ) : Een verzameling onderling verbonden computerbestanden, gedistribueerd door HTTP, te bekijken in een browser HTTP : Hypertext Transfer Protocol is het protocol voor de communicatie tussen een webclient (meestal een webbrowser (denken aan safari of firefox )) en een webserver. HTTPS : Zelfde als http maar dan beveiligd. Webserver : Is de zendmast ( Een programma dat informatie bijhoud en indien er gecommuniceert word informatie uitdeelt ) Web client : is de ontvanger ( Safari of Chrome. Of een programma waarme je communcatie mee kan maken met een webserver. URL : Uniform Resource Locator is een gestructureerde naam die verwijst naar een stuk data, bijvoorbeeld een webpagina of een e-mailadres.
NODIG VOOR WEB : Internet + HTML + Server ( webserver ) + Client ( webbrowser ) + protocoll ( Http url )
HTML : HyperText Markup Language is programmeertaal op een pagina op internet op te bouwen Commando's : Dit noem je tags bijv
Voorbeeld
Hyperlinks in html: Tekst of plaatjes doorlinken Versies van HTML : 4.0, XHTML, HTML 5 HTML 5 : Nieuwe versie van HTML. Zie het maar als nieuwe functies in het programmeren van het oude html
W3C ( Worde wide web consortium ) : Ontwikkelt nieuwe HTML versies en valideert HTML CSS : Cascading stylesheets is voor de vormgeving van een html pagina Scripttalen : javascript actionscript ( flash ) Gebruikt voor menu'tjes en scrollende lijstjes maar ook klokjes en spellen Dynamische websites : Pas op het moment dat je de website bezoekt haalt de website informatie uit een server. ( tekst van de website ) Programmeertaal : PHP ASP en MYSQL Client side scripting : De script wordt uitgevoerd op je compter en niet op de server Serve side scripting : De script word uitgevoerd op de server en verbeeld op je computer Web 1 : Internet van documenten
Web 2 : WEB 1 + Interactie
Web 3 : Web2 + toepassingen