‘Ik wil mijn
dansgeluk
doorgeven’
Ballerina Valerie Valentine (51) nam in 2000 afscheid van een glansrijke carrière als eerste soliste bij Het Nationale Ballet. Zevenentwintig jaar stond de Amerikaanse in de spotlights. Maar om roem en glamour was het haar nooit te doen. Aan Bas Maliepaard vertelt Valerie dat dansen voor haar meer is dan een kick of passie. Het is een essentieel onderdeel van haar leven. FOTOGRAFIE: MARLEEN DANIËLS; TEKST: BAS MALIEPAARD
1
2
Een beetje jammer is het wel dat we niet hebben afgesproken in Valeries kasteel in de Franse Bourgogne. Daar brengt ze om de maand een week door met haar man, filmmaker Roeland Kerbosch. Maar haar huis aan de Amsterdamse Herengracht mag er ook zijn. En bovendien is Valerie naar eigen zeggen een echte Amsterdamse. “Toen ik in 1973 bij Het Nationale Ballet auditie deed, was ik op slag verliefd op deze stad met zijn prachtige grachten en dat ben ik nog steeds”, zegt ze met een charmant, maar zwaar Amerikaans accent. Ze loopt voor me uit door een lange gang met wit marmeren tegels, naar de achterkant van het huis. “De voorkamers verhuren we aan een bedrijf, anders is het veel te groot.” Hoewel Valerie al zeven jaar geleden is gestopt als professioneel danseres, heeft ze nog steeds de sierlijke houding en gracieuze tred van een ballerina: kaarsrechte rug en de voeten iets naar buiten gedraaid. “Dat krijg ik er ook niet meer uit, denk ik”, lacht ze als ik haar erop wijs. Ze opent een tussendeur en dan zijn we in een klein halletje, met links een immense woonkamer en rechts de slaapkamer mét hemelbed. Het zijn haast stijlkamers, met de hoge plafonds, antieke meubels en romantische lange gordijnen voor de ramen, met uitzicht op een al even indrukwekkende stadstuin. Je hebt hier niet het gevoel dat je in hartje Amsterdam bent. Gelukkig maar, vindt Valerie, want de stad is in de ruim dertig jaar dat ze er woont, veranderd in een soort Disneyland. “Soms heb ik het gevoel dat ik in een attractiepark woon”, zegt ze. “Op zondag ga ik de deur zelfs niet meer uit, dan is de stad bezet door dagjesmensen en vakantiegangers. Het is zo druk en commercieel. In mijn beginjaren in Amsterdam was dat allemaal een stuk minder. In vergelijking met de steden waar ik daarvoor woonde, was het hier erg gemoedelijk, er hing een vrije en tolerante sfeer en ik werd als buitenlander met open armen ontvangen. Dat is nu echt anders: mensen zijn agressiever op straat en het echte Amsterdamse gevoel is verdwenen op plekken als de Dam en de Kalverstraat. De sfeer van vroeger vind je soms nog wel terug in de Negen Straatjes en op de Albert Cuyp markt, daar ben ik dus ook trouwe klant.”
Wie is Valerie Valentine? Valerie Valentine (Salt Lake City, 1955) begon haar professionele balletcarrière op veertienjarige leeftijd bij Ballet West in haar geboorteplaats. Na een studie aan de Royal Ballet School in Londen, kwam ze in 1973 bij Het Nationale Ballet (HNB). In 1978 werd ze daar bevorderd tot tweede soliste en in 1985 tot eerste soliste. Ze was te zien in balletten van Nederlands bekendste choreografen Rudi van Dantzig en Hans van Manen, maar ook in klassieke werken als De Notenkraker en Het Zwanenmeer. Valerie onderbrak haar loopbaan bij HNB twee jaar om bij de Deutsche Oper in Berlijn te dansen. Ook acteerde ze tijdens haar danscarrière in de films ‘Vlinders in de wind’, ‘Voor een verloren soldaat’ en ‘A fair play’, de laatste twee onder regie van haar man Roeland Kerbosch. Ter gelegenheid van haar 25jarig jubileum bij HNB en vanwege haar inzet voor Duchenne Parent Project werd Valerie Valentine in 1998 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Valerie is oprichter en eigenaar van danscentrum Dancestreet in Amsterdam. 3
Typisch Amerikaans gezin Terug naar de Verenigde Staten is voor Valerie geen optie, zegt ze even later. “New York vind ik fantastisch, maar ik voel me nu te oud om nog in zo’n grote stad te wonen. Daarmee vergeleken is Amsterdam een dorp. Ik ben geboren in Salt Lake City en daar heb ik niks meer te zoeken. Het grootste deel van de bevolking is mormoon en als je dat niet bent, hoor je er niet echt bij. Mijn ouders en jongere broer zijn overleden, alleen mijn oudste broer woont er nog. Amsterdam is mijn thuis, ik heb hier tenslotte ook veel langer gewoond dan in Salt Lake City. Op mijn vijftiende ging ik naar de Royal Ballet School in Londen en een paar jaar later deed ik auditie bij Het Nationale Ballet. Jong, hè? Mensen vragen altijd vol medelijden of ik mijn jeugd daardoor niet heb gemist. Maar zo heb ik dat niet ervaren, integendeel zelfs. Door het dansen heb ik júist een mooie jeugd gehad. Ik kom uit een typisch Amerikaans jarenvijftig-gezin, dat er vanbuiten perfect uit zag. Mijn vader was een liberale humorist en columnist in een plaatselijke krant, een soort Carmiggelt. Hij was een hele creatieve en inspirerende persoonlijkheid, met aanzien. Ik was altijd erg trots op hem. Maar thuis was hij niet zo leuk. Dat zie je wel vaker bij mensen die voor hun beroep grappen maken, die zijn in hun privé-leven minder vrolijk. Mijn vader was alcoholist en mijn moeder hield teveel van hem om haar koffers te pakken. Daardoor was er altijd veel ruzie bij ons thuis. Voor mij was de balletles een uitstapje, iets wat helemaal van mezelf was.”
Tien jaar: dansen voor de knuffels “Toen ik een jaar of tien was, ging ik voor het eerst met een vriendinnetje mee naar haar balletles. Tot dat moment was ik een tennisfanaat: ik won medailles en was zelfs de beste van de staat Utah in mijn leeftijdscategorie. De lichamelijke training vond ik heerlijk, maar de competitie kon me niet veel schelen; winnen of verliezen maakte me niks uit. Op de balletles merkte ik wat ik miste bij het tennissen: de mogelijkheid om me op een artistieke manier te uiten. Dat kan ik achteraf zo benoemen, op dat moment was ik natuurlijk veel te jong voor dat soort analyses. Ik was toen alleen maar gegrepen door de muziek en de bewegingen die we maakten. Ik voelde dat ik er meer van mezelf in kwijt kon dan in tennis en toch de fysieke 4
training kreeg waar ik zo van hield. Ballet is topsport, hoor, daar is niks sissy aan. Ik raakte helemaal in de ban van ballet. Elke avond danste ik thuis op mijn kamer voor mijn knuffels. Dat waren er over de honderd, want ik spaarde ze. Ik zette ze allemaal op mijn bed en draaide de elpee van het beroemde romantische ballet Coppélia met muziek van Léo Delibes. Ik weet nog precies hoe die plaat eruit zag. Roze met een foto van dansers voorop.”
Werken belangrijker dan applaus Valerie pakt een fotolijstje van een bureau in de hoek van de kamer. Er zit een foto van een meisje in, dat in tutu danst voor een bed vol knuffels. “Dit heeft Roeland een keer voor me uitgeprint. Ik ben het niet, maar ik zal er ongeveer zo uitgezien hebben. Van mijn knuffeldans zijn geen foto’s, want als mijn moeder mijn slaapkamer binnenkwam, deed ik net of ik zat te lezen. Ik was een verlegen en onzeker meisje. Dat ik goed kon dansen, vond ik helemaal niet bijzonder. Zo gingen mijn ouders daar ook niet mee om. Ze waren wel trots als ik met kerst mocht meedansen in De Notenkraker bij het gezelschap Ballet West uit Salt Lake City, maar ze gaven me niet het gevoel dat ik iets uitzonderlijks deed. Mijn vader vond het jammer dat ik gestopt was met tennis en mijn moeder betaalde de balletles. Verder moest ik alles zelf regelen: met de bus naar ballet en uiteindelijk ook alleen naar de auditie van de Royal Ballet School in Londen. Maar ik deed dat zonder zeuren, want dansen was voor mij al heel vroeg een manier van leven, iets wat ik nodig had om gelukkig te zijn. Ik heb nooit behoefte gehad aan een publiek, aan mensen tegenover wie ik me kon bewijzen. Met die knuffels speelde ik meer na hoe het hoorde, hun aanwezigheid was geen voorwaarde om te genieten van het dansen. Veel collega’s uit de balletwereld vinden de show en het applaus het mooiste wat er is. Voor mij is dat nooit zó belangrijk geweest. Ik voelde me eerder opgelaten bij een applaus dan dat ik ervan genoot. Zelfs tijdens mijn afscheidsgala in Carré. Roeland zegt dan dat ik veel te verlegen en bescheiden ben, maar van mij hóeft het gewoon niet zo. Echt, ook als er nooit iemand naar me was komen kijken, was ik danseres gebleven. Nu ik gestopt ben met dansen, mis ik ook vooral de lessen, niet de voorstellingen. Ik mis het werkproces met de choreograaf, het zweten en hijgen en het gevoel dat je door veel oefenen je bewegingen steeds meer kunt perfectioneren.”
Kwetsbare ijsprinses Het regime op de Royal Ballet School stimuleerde Valeries bescheiden opstelling, vertelt ze terwijl we de trap naar het souterrain afdalen om de rest van het huis te bekijken. “Daar werd mij en de andere leerlingen ingeprent: denk maar niet dat je iets bent. We waren soldaatjes die gedrild werden; steeds maar weer opnieuw Het Zwanenmeer dansen. Toch was ik dolgelukkig dat ik door de auditie was gekomen. We waren drie maanden met ons gezin in Londen, omdat mijn vader een tijdje vrijaf had genomen. Toen zag ik de advertentie voor de auditie hangen en heb ik meegedaan. Uit honderden kandidaten werden zes meisjes en jongens gekozen en daar was ik er één van. Mijn familie ging terug naar Salt Lake City en ik bleef in Londen. Na een jaar mocht ik me aanmelden bij Het Nationale Ballet en ook daar werd ik aangenomen. Ik geloof dat ik 5
6
xxxxxxxx
7
xxxxxxxx
8
vooral uitblonk in timing en muzikaliteit. Ik was technisch goed, waar ik aan moest werken was mijn kwetsbaarheid laten zien op het podium. Mensen noemden mij de ijsprinses, omdat ik te strak keek. Dat had denk ik ook weer te maken met mijn naar binnen gekeerde houding: ik danste voor mezelf, maar moest me leren geven aan het publiek.”
Idealen en dansgeluk
Dancestreet Na het interview neemt Valerie me mee naar Dancestreet, ongeveer vijf minuten lopen van haar huis, in de schaduw van de Westertoren. Onderweg vertelt ze over haar zoektocht naar een geschikt pand. Ze vond een goede plek in De Stokerij, een verwaarloosde sporthal van 1200 m2, waar ze haar droom kon realiseren. Als we binnenkomen, valt me meteen op hoe gezellig het in Dancestreet is. Het heeft absoluut niet meer de uitstraling van een sportcomplex. Alle studio’s zijn warm ingericht en overal hangt en staat kunst. Valerie vertelt dat kunstenares Saskia Pfaeltzer een permanente tentoonstelling in Dancestreet heeft, omdat ze prachtige ‘dansende’ beelden maakt. Andere kunstenaars exposeren tijdelijk. Iedereen mag gratis komen kijken. We lopen door het complex heen: er is een Yoga Garden, een fitnesscentrum en sauna, ruimtes voor de fysiotherapeut, de masseur en de orthopedisch chirurg, een pilatesruimte en twee grote zalen waar balletles wordt gegeven en ook streetdance, tango, salsa, flamenco en capoeira. Dit moet wel een paradijs zijn voor de dansliefhebber en professional. Kleuters in roze tutu’s komen hier net zo graag als dansers van Het Nationale Ballet of kandidaten van het televisieprogramma ‘Dancing with the Stars’. www.dancestreet.net 9
Valerie laat me haar badkamer zien, met een luxe ligbad verzonken in een verhoging bij het raam. “Dit was tijdens de laatste jaren van mijn danscarrière een heel belangrijke plek. Ik ging twee keer per dag in bad om mijn spieren te ontspannen. Normaal moet je als ballerina stoppen rond je achtendertigste, want dan wordt de kans op blessures steeds groter. Je lichamelijke kracht en flexibiliteit gaat achteruit. Maar na mijn achtendertigste werd ik nog zeven jaar achter elkaar gevraagd om bij het ballet te blijven. Daar was ik wel een beetje trots op: dat ik zo goed voor mijn lichaam had gezorgd dat ik het aankon. Nu zit ik nauwelijks meer in bad. Ik heb er geen tijd meer voor. Eigenlijk was het mijn plan om na mijn afscheid te gaan tuinieren in Frankrijk en mijn vogels daar te verzorgen. Maar het liep anders. Ik werkte eerst nog een tijdje door als freelance danseres en toen merkte ik dat er in Nederland helemaal geen goede studio’s zijn waar je als zelfstandig danser kunt trainen. Het was allemaal heel armoedig, zelfs in Amsterdam. Na lang nadenken besloot ik zelf zo’n danscentrum op te richten. Dat werd Dancestreet, een plek waar alles wat je als danser nodig hebt onder één dak aanwezig is. Van massage tot pilates en danslessen van de beste docenten. Ik doe het echt uit idealisme: ik wil mijn dansgeluk doorgeven, anderen de mogelijkheid bieden om hetzelfde te ervaren. Het is wel zwaar om cultureel ondernemer te zijn zonder subsidie. Ik heb genoeg geld om mijn personeel te betalen en de ruimtes te huren, maar ik word er niet rijk van. Het is een fantastisch project: de studio ziet er schitterend uit en er werken geweldige mensen. Ik neem je er straks mee naartoe, dan kun je het zien. Dat ik die mensen iets van mijn dansgeluk kan meegeven, dát is rijkdom.”
Een regen van rozen We zijn inmiddels in de keuken, naast de badkamer in het souterrain. “Ik kook nauwelijks”, bekent Valerie. “Geen tijd. Roeland en ik eten vaak in het restaurant van The Movies, de Art House bioscoop waar hij eigenaar van is.” Aan het plafond van de keuken hangen tientallen gedroogde boeketten bloemen. “Die heb ik allemaal gekregen na voorstellingen. Ik wilde ze niet weggooien, want bij alle bossen horen herinneringen. Ik weet van elk boeket nog wanneer ik het gekregen heb.” Valerie wijst er één aan: “Deze rozen werden bij mijn afscheidgala vanaf de tribunes op het podium gegooid. Het was een regen van rozen. Ik wilde afscheid nemen op Valentijnsdag, dat is een speciale dag voor mij. Natuurlijk vanwege mijn naam, maar ook omdat mijn vader vroeger elke Valentijnsdag via de krant geld inzamelde voor een goed doel. Hij is op Valentijnsdag overleden, net als mijn jongere broer een paar jaar later. De opbrengst van mijn afscheidsgala is naar het Duchenne Parent Project gegaan, een organisatie die onderzoek doet naar de spierziekte Duchenne. Omdat ik mijn spieren zo intensief heb gebruikt, besef ik hoe het moet zijn als je dat niet kunt.”
Vrij als een vogel Dansen is haar leven, zoveel is wel duidelijk, na haar verhaal. Nu ze er zelf nauwelijks meer tijd voor heeft, stimuleert Valerie anderen om te dansen. “Ik denk dat ik nooit zonder dans zal kunnen, maar als Dancestreet bekend genoeg is en door veel mensen gewaardeerd wordt, zal ik vaker naar Frankrijk gaan. Dan kan ik de hele dag van mijn ganzen, pauwen, fazanten en andere vogels genieten. Ja, zo wil ik wel oud worden. Als vogelvrouwtje, dat de hele dag zwanen en kaketoes voert. Weet je waarom ik vogels zo mooi vind? Ze kunnen vliegen en dat is wat ik als ballerina ook altijd heb geprobeerd. Zó dansen dat het lijkt of ik vlieg.” o 10