De vanzelfsprekendheid van de leraar Voordracht, gehouden tijdens de AV van AOb/CVHO d.d.5 juni 2015 Inleiding Het pinksterweekend bracht ik door in Sluis. In het fraai gerestaureerde belfort, het enige belfort in Nederland, is daar een aanzienlijk deel van de expositie gewijd aan meester J.H.van Dale(1828-1872), vanaf 1854 hoofdonderwijzer te Sluis; daarnaast sinds 1855 vrijwillig/onbezoldigd stadsarchivaris. Hij schrijft “tussendoor” leerboekjes over grammatica en taalzuiverheid, geschiedkundige artikelen en brochures over Sluis. Ook richt hij de plaatselijke rederijkerskamer “De Oranjebloem” opnieuw op. Naast al deze activiteiten herziet hij in vier jaar tijd de eerste druk van het Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal uit 1864. Een uitnodiging om naar Leiden te verhuizen en medewerker van het WNT te worden slaat hij af: hij blijft liever in Sluis. Zijn drive: de leerling moet een exact antwoord kunnen vinden op zijn vraag: “Wat betekent dat woord?” In bestaande woordenboeken vindt hij dat niet voldoende terug, dus neemt hij zelf zijn verantwoordelijkheid. Helaas sterft hij in 1872 op slechts 44-jarige leeftijd aan de pokken. Leraren van nu Deze vanzelfsprekendheid van een leraar is in onze tijd zo vanzelfsprekend niet meer. Ten gevolge van allerlei maatregelen hebben leraren meestal aan hun schooltaken de handen meer dan vol. En als leraren al naar hun mening wordt gevraagd, hetzij door de staatssecretaris, hetzij door de eigen schoolleiding, dan moeten ze zich voegen in het koor dat de waan van de dag bezingt, op straffe van niet gehoord of serieus genomen te worden. En mocht hun boodschap toch weerklank vinden, dan treden ze al snel toe tot het gilde van de goeroes en verlaten ze het klaslokaal. Hoe krijgen we echte leraren, die meester zijn en willen blijven, weer aan de praat ? Ontwikkeling Mijn opa (1892) wilde predikant worden. Dat was voor iemand van eenvoudige komaf zonder externe financiële hulp niet haalbaar. De kweekschool was een alternatief. ’s Morgens klompen maken om wat te verdienen, ’s middags op de fiets van Barneveld naar Amersfoort voor lessen aan de kweekschool. Als onderwijzer, later hoofdonderwijzer, tenslotte onderwijzer te Rotterdam was hij altijd naast het werk actief in kerk en samenleving. Voor zijn lessen was hij geheel zelf verantwoordelijk. Behalve mijn vader zijn al zijn kinderen in het onderwijs terechtgekomen. Ik herinner me heel goed de zomervakanties in Velp.
Midden zestiger jaren kwam onderwijsvernieuwing op gang. Een van mijn tantes had toen een speelleerklas, waarvoor ze bijna alle materialen zelf maakte. Ze was voor deze ontwikkeling zeer enthousiast en stak er dus tijd, energie en eigen geld in. De leraren op mijn middelbare school in Rotterdam (het Gereformeerd lyceum, nu de GSR), waren stuk voor stuk vanzelfsprekend. Vorm en inhoud van hun lessen werden door henzelf bepaald. Had je een volgend jaar een andere leraar voor een bepaald vak, dan was dat best wel eens even wennen. De meeste leraren die ik heb gehad waren markante persoonlijkheden. Toen ik zelf in 1976 begon als leraar Nederlands, was dat ook op een school met markante persoonlijkheden: het Marnix Gymnasium te Rotterdam, toen een school met ca. 300 leerlingen. Veel vakken waren dientengevolge in één hand, wat de eigenzinnigheid ook niet bepaald relativeerde. Maar ook toen moest je je aanpak en je resultaten uiteraard verantwoorden naar leerlingen, ouders en soms de schoolleiding. En met goede inhoudelijke argumenten kwam je een heel eind…. In 1980 maakte ik de overstap naar het KWC te Culemborg. Vanwege de meer dan 1700 leerlingen bestond daar een stevige coördinatie: je had een jaarlaag in een afdeling altijd met minstens één andere vakcollega en ook uit welbegrepen eigenbelang werkte je zeer collegiaal en vakinhoudelijk samen. De vakgroep als geheel had de regie over de vaklessen en de schoolleiding regelde de organisatie. Ik herinner me dat we vanwege teleurstellende resultaten op de spellingtoets die we (toen al!) in het schoolexamen hadden opgenomen een keer ter verantwoording werden geroepen bij de schoolleiding. Maar deze liet zich, zij het ongaarne, overtuigen door onze vakinhoudelijke argumenten. Met basisvorming en studiehuis/tweede fase sluipt begin jaren ’90 de regelzucht de school binnen. Tot achter de komma wordt de structuur en de inhoud van het onderwijs in wet- en regelgeving vastgelegd. Samen met de lumpsumfinanciering blijkt dat een giftige cocktail. Alle aandacht gaat voor een lange tijd naar inhoud en vorm van vakken en toetsen, en het opleidingsniveau van leraren daalt, mede als gevolg van voorziene lerarentekorten en maatregelen die te voorkomen. Als het dagblad Trouw in 1997 dan ook nog eens begint met het “objectief” vergelijken van schoolresultaten, komt de professionele vrijheid van de leraar nog meer onder druk te staan. Eind jaren ’90, als de structuur van het onderwijs “af” is (1985-1993-1998), en het slechts nog lijkt te gaan om de cognitieve kant, waarbij leerlingen worden gezien als de managers van hun eigen onderwijscarrière, komt er, mede door de roep om normen en waarden, wel weer aandacht voor de pedagogische dimensie. (Cees Klaassen, De herontdekking van de pedagogische professionaliteit, 1998).
Kees Waaijman Bij het 85-jarig bestaan van St.-Bonaventura (november 2003) houdt prof.dr Kees Waaijman de eerste Bonaventuralezing. Enkele kerngedachten daaruit: - Een echte leraar spreekt zelf, praat niet na, maar maakt uit traditie/ doorleefde ervaring een persoonlijke boodschap, die uniek is voor zijn eigen persoon. Vgl. Jezus van Nazareth: “ Ge hebt gehoord dat er gezegd is…maar ik zeg jullie….” Openbaring is veelstemmig, meningsverschil, gesprek. In het verschil van mening openbaart zich de waarheid. Een leraar in de geest van Jezus verbergt zich niet achter instanties en instituten, maar spreekt zelf, in de eerste persoon enkelvoud, op eigen verantwoordelijkheid, op eigen gezag. Hij is authentiek. Uiteraard is dit een levenslang proces: iedereen begint met napraten en nadoen…. - De leraar heeft niet alleen een mond, maar ook een gezicht. Naast de inhoudelijke boodschap zend je ook voortdurend non-verbale signalen uit. Straal je enthousiasme, betrokkenheid, liefde voor je vak en aandacht uit, of geef je les op de automatische piloot ? Non-verbaal communiceer je het door jou gewenste gedrag: aanpassing of creativiteit ? Een leraar is nonverbaal een gids, een coach of een dwaallicht…. - De leraar staat voor de klas als geheel, maar ziet en spreekt iedere leerling afzonderlijk. Om tot deze wederkerigheid te komen, vergt een groeiproces van jaren. - De leraar blijft zelf ook altijd leerling. Jezus bestraft de wijzen en de weters, en roept hen op zonen van God te worden, nooit te oud om zelf te leren. “Ik dank u, Vader, dat ge dit voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, maar aan kinderen geopenbaard.” Waar blijft de leraar ? (sept.2005) Op 30 september 2005 wordt door Bonaventura en CVHO aan de vertrekkende bestuursleden Leo van Luik, Frank Seller en Nanne Sluijs een studieconferentie aangeboden, waaraan ca. 130 collega’s deelnemen. Inleiders bespreken de leraar als coach, pedagoog en expert en in een zevental workshops kan met de deelnemers worden nagedacht over onderwerpen als ontwikkeling van leraren, praktische vormgeving van de identiteit en de leraar als professional en persoon. De ietwat uitdagende titel vroeg ook toen al (tien jaar geleden…) aandacht voor een sindsdien steeds nijpender geworden probleem: hoe waarborgen we in het onderwijs de inbreng van gekwalificeerde, zelfbewuste en identiteitsgevoelige leraren ? Inmiddels lijkt zelfs tot beleidsmakers door te dringen dat onteigening en doorgeschoten rendementsdenken hun grenzen hebben bereikt en dat herstel van het geschonden vertrouwen onontkoombaar is… Bouwstenen van een bijzondere leraar In november 2009 presenteren ABO, Bonaventura en CVHO de brochure BouwStenen van een bijzondere leraar met daarin een pleidooi voor professionele intuïtie in het bijzonder onderwijs. Bouwstenen voor reflectie op de bijzondere taak van een bijzondere leraar. Aandacht voor professionele ruimte: persoonlijke
identiteit, professionele identiteit, schoolidentiteit. Met daarbij als uitgangspunt levensbeschouwelijke, pedagogische en didactische intuïtie. Een professional volgt geen protocollen. Op basis van kennis en ervaring weet hij in zeer diverse situaties intuïtief te kiezen voor een voor die situatie geschikte werkwijze. CVHO en Bonaventura vragen daarbij uiteraard ook aandacht voor de levensbeschouwelijke component in het bijzonder onderwijs. En niet alleen bij het vak godsdienst/levensbeschouwing ! Als illustratie: p.19 uit de brochure (voorbeeld van noodzakelijk te herstellen vertrouwen) Beeldfiguren van het christendom Als duidelijk wordt dat er moeilijk overeenstemming te bereiken valt over een canon voor het bijzonder (katholiek en protestants-christelijk) onderwijs, besluiten Bonaventura en CVHO zelf een “Canonproject” te starten. In februari 2009 beginnen we daarom aan de in eigen beheer ontwikkelde en vrij toegankelijke website www.beeldfigurenchristendom.nl . Oorspronkelijk doel is het toegankelijk maken van dertig “vensters” met daarin beeldbepalende christenen, die in hun leven ieder op zich bepaalde waarden van het christendom hebben gerepresenteerd. Van elk van deze zo geheten beeldfiguren geeft de website een korte biografie, de context waarin hij of zij leefde en ten slotte een overzicht van bronnen en mogelijke opdrachten voor leerlingen. Collega’s en leerlingen kunnen zo makkelijk aan betrouwbare informatie komen, en ideeën opdoen hoe ze die informatie zouden kunnen verwerken. Uit de analyse van de bezoekersgegevens blijkt dat de site goed wordt gebruikt, en de loop van het schooljaar is in de gebruikscijfers terug te vinden…. De teller staat inmiddels bijna op zeventig beeldfiguren. Als illustratie de website aanklikken en illustreren aan een figuur naar keuze. Voor het CLV is Nel Benschop misschien interessant… Inspiratietoolkit In januari 2011 wordt op de NOT een volgend product van Bonaventura en CVHO ten doop gehouden: www.inspiratietoolkit.nl . Op deze website is allereerst een zevental interviews te vinden met bij het bijzonder onderwijs betrokkenen: twee experts (Cok Bakker en Kees Waaijman), vier collega’s uit de onderwijspraktijk en Mirjam Bouwman als “bekende buitenstaander”. Uit elk interview zijn enkele begrippen af te leiden, die samen een waaier van informatie bieden over vorm en inhoud van ons bijzonder onderwijs. Ook via een begrippenlijst zijn de onderwerpen binnen de website overigens te benaderen. Bij elk begrip wijzen hyperlinks naar externe bronnen. Doel van deze website is (jonge) collega’s kort en kernachtig informatie aan te reiken over het bijzonder onderwijs en hun eigen mogelijke rol daarbinnen. Voorbeeld: interview met Cok Bakker en enkele begrippen daaruit.
www.reformatieenonderwijsnu.nl 2017 wordt een bijzonder jaar: 500 jaar reformatie, 100 jaar pacificatie van het onderwijs en afscheid van een flink deel van de huidige bestuurders van zowel Bonaventura als CVHO. Wegens deze bijzondere samenloop van omstandigheden hebben beide afdelingen een bijzonder project opgezet, dat op de NOT van 2017 zal worden gepresenteerd en na de zomer van 2017 feestelijk aan de AOb zal worden aangeboden als “afscheidsgeschenk”. In Duitsland loopt vanaf 2008 de Lutherdekade: elk jaar heeft een thema waarbinnen allerlei activiteiten worden ontplooid op weg naar het grote jubileum van 2017, waarin Berlijn(Kirchentag) en Wittenberg in het middelpunt van de belangstelling zullen staan. Het thema voor 2015: Houd van elkaar- dien anderen in de wereld.(2016: Neem verantwoordelijkheid en spreek je uit; 2017:Vier het geloof, leef het leven.) In Nederland “loopt” Refo500. Ook hierin veel aandacht voor het reformatiejubileum. Wat kunnen twee afdelingen van de AOb daaraan toevoegen ? Omdat een bijzondere leraar vanzelf spreekt, en dus een authentiek geluid laat horen, hebben we ons unique selling point gezocht en gevonden in een nieuw te ontwikkelen website. We zijn er namelijk van overtuigd dat de Reformatie en de daarmee sterk verbonden Contrareformatie nog steeds van grote invloed zijn op de Europese cultuur. Veel dingen die voor ons volstrekt vanzelfsprekend zijn, zoals het onderwijs voor jongens en meisjes, de eigen verantwoordelijkheid van het individu en het zogeheten Rijnlands model in de economie vinden daar hun oorsprong. Daarnaast zijn we ervan overtuigd dat veel jongere collega’s (en wie boven de zestig is mag dat ruim nemen) weinig kennis hebben van wat er in de zestiende eeuw voorviel. Het op moderne wijze toegankelijk maken van ons erfgoed leek ons dus geen slecht plan. En ten slotte hopen we door jongere collega’s van zowel katholieke als protestants-christelijke scholen met hun leerlingen bij dit project te betrekken enig enthousiasme voor dit erfgoed los te maken en mogelijk zelfs nieuw kader voor onze afdelingen te interesseren. Daarom vullen we de nieuwe website met betrouwbaar en makkelijk toegankelijk materiaal rond vier thema’s: reformatoren/contrareformatoren; religieuze conflicten; veelvormige christelijke cultuur; missie/zending en oecumenische activiteiten. Daaronder komt een tijdbalk van 1450 tot 1950. Voorbeeld: Veelvormige christelijke cultuur en/of religieuze conflicten. Henk Willigenburg Maart-juni 2015