Curriculummonitor (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs Verkenning van de curriculumpraktijk in 2014/2015
SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
Curriculummonitor (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs Verkenning van de curriculumpraktijk in 2014/2015
November 2015
Verantwoording
2015 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Auteurs: Annette Koopmans-van Noorel, Hans Pietersen Informatie SLO Afdeling: onderzoek & advies Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) 4840 666 Internet: www.slo.nl E-mail:
[email protected]
AN: 7.7283.664
Hoe deze publicatie te citeren: Koopmans-van Noorel, A., & Pietersen, H. (2015). Curriculummonitor (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs: Verkenning van de curriculumpraktijk in 2014/2015. Enschede: SLO.
Inhoud Voorwoord
5
1.
Inleiding
7
2.
Focus van de Curriculummonitor
9
3.
Onderzoeksopzet
11
4.
Leerplankaders en uitwerkingen: houvast en ruimte
13
5.
Opbrengstgericht werken
19
6.
Samenhang in het onderwijsaanbod
25
7.
Speerpunten en uitdagingen
29
8.
Conclusie en discussie
31
Referenties
35
Bijlage 1 Interviewleidraad
37
Bijlage 2 Opzet en leidraad online forum
41
Voorwoord
Het curriculum staat momenteel volop in de belangstelling, denk aan het debat rond Onsonderwijs2032 (Platform onderwijs 2032, 2015). Scholen hebben in Nederland relatief veel vrijheid om hun onderwijs naar eigen inzicht vorm te geven; zij kunnen het onderwijsaanbod afstemmen op hun onderwijsvisie, de leerlingpopulatie en de context van de school. Dit is een van de verworvenheden van de vrijheid van onderwijs. Scholen, ouders en andere betrokkenen hechten hier zeer aan. Voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs is deze ruimte tevens van groot belang om tegemoet te kunnen komen aan de specifieke onderwijsbehoeften van hun leerlingen. Tegelijkertijd stelt het scholen voor complexe uitdagingen zoals: hoe kunnen zij de ruimte die er is optimaal benutten en hoe zorgen zij voor voldoende maatwerk binnen de grenzen van wat haalbaar is. Bovendien, in hoeverre ervaren leraren houvast aan de beschikbare landelijke leerplankaders en andere uitwerkingen om het onderwijsaanbod vorm te geven? Er zijn daarbij grote verschillen in de mate waarin uitwerkingen voor leergebieden, vakken en leergebiedoverstijgende thema's beschikbaar zijn. Dit alles vindt plaats in de context van een snel veranderende maatschappij, mede onder invloed van technologische ontwikkelingen. Het onderwijs zou daar ook op in moeten spelen, maar op dit moment kan niemand de consequenties ervan overzien. Vanuit leerplankundig perspectief zijn dit belangrijke vragen en uitdagingen. Voor de doelgroepen in het (voortgezet) speciaal onderwijs en in het praktijkonderwijs spelen daarnaast veranderingen in wet- en regelgeving een rol. Om als expertisecentrum voor leerplanontwikkeling goed zicht te krijgen op signalen en behoeften vanuit de onderwijspraktijk, heeft SLO de Curriculummonitor ontwikkeld. Met dit brede, tweejaarlijkse onderzoek in het primair, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs wil SLO de ontwikkelingen en knelpunten in de Nederlandse curriculumpraktijk in kaart brengen en volgen. Deze publicatie beschrijft de resultaten van de verkenning van de curriculumpraktijk in het (voortgezet) speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs. Deze sluit aan op de Curriculummonitor 2014 in primair en voortgezet onderwijs. Uit de openhartige gesprekken op de scholen en in de contacten met bestuurders en experts bleek een enorme betrokkenheid bij het onderwijs en bij de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Hartelijk dank aan allen die hebben meegewerkt aan dit onderzoek voor het delen van hun meningen en ervaringen. We hopen dat we een volgende keer weer op u mogen rekenen!
Annette Koopmans-van Noorel Hans Pietersen
5
1. Inleiding
SLO streeft naar een integrale benadering van leerplanontwikkeling. Daarin worden grofweg drie fasen onderscheiden: 1) monitoring en analyse van trends relevant voor het curriculum, 2) ontwikkeling van curriculumproducten en -diensten en 3) het bevorderen van implementatie en opschaling van ontwikkelde producten en diensten. Het ontwikkelen en uitzetten van een tweejaarlijkse Curriculummonitor is een van de activiteiten die behoren bij de eerstgenoemde fase van curriculumontwikkeling: monitoring en analyse. Andere activiteiten in die fase zijn bijvoorbeeld vakspecifieke trendanalyse en de leermiddelenmonitor. Een belangrijke opbrengst van deze eerste fase is de Curriculumspiegel 2015 (SLO, 2015a en 2015b). Hierin worden relevante curriculumtrends beschreven, evenals de mogelijke implicaties daarvan voor toekomstige programmering van curriculumontwikkeling of advisering over curriculumbeleid. De Curriculummonitor is gericht op het uitgevoerde curriculum: hoe gaan scholen om met een aantal inhoudelijke beleidsthema's en welke knelpunten ervaren zij? De resultaten bieden aanknopingspunten voor een nader gesprek over het curriculum, voor beleidskeuzes, voor nader onderzoek en voor ontwikkeling van producten en diensten. Beoogde doelgroepen zijn beleidsmakers, onderwijsonderzoekers, curriculumontwikkelaars en bestuurders/schoolleiders. De eerste afname van de Curriculummonitor was in 2013. Daarbij zijn digitale vragenlijsten voorgelegd aan schoolleiders en leraren in het primair en voortgezet onderwijs (Koopmans-van Noorel, Blockhuis, Folmer & Ten Voorde, 2014). Dit onderzoek is een vervolg hierop, waarbij dezelfde onderzoeksvragen zijn voorgelegd aan schoolleiders, bestuurders en experts uit het (voortgezet) speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs 1. Vanwege de wezenlijk andere context in deze scholen en de specifieke doelgroepen is gekozen voor een kleinschalige kwalitatieve onderzoeksopzet met interviews, een expertmeeting en een online forum. Vooralsnog gaat het om een beperkt onderzoek dat in de komende jaren verder uitgebouwd zal worden. Bij de volgende afname zullen wellicht andere methodologische en inhoudelijke keuzes gemaakt worden.
1
In deze publicatie worden voor de leesbaarheid de volgende afkortingen gehanteerd:
so: speciaal onderwijs, vso: voortgezet speciaal onderwijs, pro: praktijkonderwijs, po: primair onderwijs, vo: voortgezet onderwijs
7
2. Focus van de Curriculummonitor Curriculumcomponenten en -niveaus In de Curriculummonitor is een brede definitie van het curriculum gehanteerd: een plan voor leren (Van den Akker, 2003; Thijs & Van den Akker, 2009). De kern daarvan betreft doorgaans de doelen en inhouden van het leren. Deze hangen echter samen met een aantal andere aspecten die niet los van elkaar gezien kunnen worden. Dit is gevisualiseerd in het curriculaire spinnenweb (Van den Akker, 2003), zie figuur 1. Hierin vormt de visie op leren en onderwijzen de centrale, verbindende schakel en idealiter zijn alle onderdelen consistent en samenhangend daarmee vormgegeven.
Figuur 1. Het curriculaire spinnenweb Beoogd, uitgevoerd en gerealiseerd curriculum Het curriculum kent verschillende verschijningsvormen: het beoogde, het uitgevoerde en het gerealiseerde curriculum. Het beoogde curriculum omvat het denkbeeldig en het geschreven curriculum, zoals onder andere in kerndoelen, examenprogramma's, referentieniveaus en (voorbeeld)uitwerkingen is beschreven. Hoe dit beoogde curriculum door leraren wordt geïnterpreteerd en uitgevoerd, bepaalt hoe het curriculum er in de dagelijkse onderwijspraktijk uit ziet. Ten slotte wordt het gerealiseerde curriculum gevormd door hoe de leerlingen het curriculum ervaren en wat zij ervan leren. Een van de doelen van monitoring en trendanalyse is om discrepanties tussen het beoogde, uitgevoerde en gerealiseerde curriculum te signaleren. Deze bieden aanknopingspunten voor beleid en ondersteuning van scholen.
9
Focus van de Curriculummonitor De Curriculummonitor wil een breed beeld geven van de stand van zaken en de knelpunten rond het curriculum zoals ervaren in de onderwijspraktijk (meso- en microniveau) in de context van landelijk onderwijsbeleid (macroniveau). Een belangrijke vraag is bijvoorbeeld in hoeverre schoolleiders en leraren houvast én ruimte ervaren om op basis van de landelijke leerplankaders en (voorbeeld)uitwerkingen vorm te geven aan het uitgevoerde curriculum. Met dit onderzoek wordt een eerste stap gezet om systematisch informatie te verzamelen betreffende het uitgevoerde curriculum in scholen voor so, vso en pro. De focus is niet vakspecifiek, maar vakoverstijgend, gericht op actuele inhoudelijke thema's. De thema's worden in de inleiding bij elk hoofdstuk kort toegelicht. Het is de bedoeling de Curriculummonitor elke twee jaar af te nemen om ontwikkelingen in beeld te kunnen brengen en beleidskeuzes te voeden. Per keer worden verschillende accenten gelegd.
10
3. Onderzoeksopzet
In deze Curriculummonitor voor so, vso en pro zijn dezelfde hoofdvragen gehanteerd als in de Curriculummonitor 2014 voor po en vo: 1. In hoeverre ervaren leraren en schoolleiders houvast en ruimte om het onderwijsaanbod vorm te geven? 2. In hoeverre ervaren leraren en schoolleiders balans en samenhang in het onderwijsaanbod? 3. Welke belemmeringen ervaren leraren en schoolleiders bij de vormgeving van het onderwijsaanbod en waar hebben zij behoefte aan? 4. Welke (curriculaire) uitdagingen zien scholen op zich af komen? Het is een bewuste keuze de vragen vooral vanuit leerplankundig perspectief te benaderen, omdat het doel van deze monitor is (beleids)keuzes voor curriculumontwikkeling te onderbouwen. Hiermee wordt meteen de inperking of de wellicht ervaren beperking duidelijk, want niet alle knelpunten en mogelijke oplossingen in het onderwijs zijn leerplankundig van aard. Curriculumontwikkeling kan dan ook niet los gezien worden van andere aspecten van onderwijsontwikkeling en het is bij de interpretatie van de resultaten van belang dit niet uit het oog te verliezen.
Generieke curriculaire thema's De hoofdvragen zijn uitgewerkt rond de volgende thema's: • Landelijke leerplankaders (leergebiedspecifiek en leergebiedoverstijgend) • Ruimte voor eigen keuzes • Opbrengstgericht werken (waaronder toetsen/evalueren) • Omgaan met verschillen • Samenhang tussen leergebieden en vakken (horizontaal en verticaal) • Speerpunten en uitdagingen Dit is een bewerking van de thema's zoals die in de Curriculummonitor 2014 gehanteerd zijn, te weten: leergebieden en vakken, leergebiedoverstijgende doelen en vakoverstijgende vaardigheden, ruimte en horizontale samenhang, omgaan met verschillen, ontwikkeling van leerlingen volgen en toetsen, doorlopende leerlijnen, speerpunten en uitdagingen. De thema's zijn iets anders ingedeeld omdat dit beter paste in de opzet van de interviews en bij de context van scholen voor so, vso en pro.
Onderzoeksactiviteiten en respondenten Vanwege de specifieke context en doelgroepen van scholen voor so, vso en pro, is gekozen voor een kwalitatieve opzet. Dit leidt tot meer diepgang en doet meer recht aan de eigenheid van deze scholen. Omdat de onderzoeksvragen gericht zijn op de curriculumpraktijk in de scholen zijn allereerst interviews met schoolleiders en/of zorgcoördinatoren afgenomen. Om voldoende ruimte te houden om ook bovenschoolse betrokkenen te bevragen, zijn de interviews op scholen beperkt tot de schoolleiding. Vervolgens is een expertmeeting georganiseerd met bestuurders van grote, overkoepelende schoolbesturen van scholen voor so, vso en pro. Zij hebben dezelfde vragen beantwoord als de schoolleiders, maar dan vanuit het bovenschoolse
11
perspectief. Ook zijn de eerste bevindingen van schoolleiders aan hen voorgelegd en is hun reactie daarop gevraagd. Ten slotte zijn, in samenwerking met OIG (http://oig.nl/), drie hoofdpunten uit de gesprekken met schoolleiders en bestuurders in een online forum voorgelegd aan enkele experts die betrokken zijn bij en expertise hebben op het gebied van so, vso en pro. Door vanuit verschillende perspectieven de onderzoeksvragen te beantwoorden, is een breed en genuanceerd beeld ontstaan van de curriculumpraktijk in deze sectoren. De deelnemende scholen, bestuurders en experts zijn afkomstig uit verschillende regio's om de representativiteit enigszins te bevorderen, ook al gaat het om een kleinschalig onderzoek. De aantallen respondenten per doelgroep zijn: Interviews met schoolleiders en/of zorgcoördinatoren 2: • Vijf scholen voor speciaal onderwijs, waarvan drie scholen voormalig cluster 3 (zml 3), een school voormalig cluster 4 en een school voor leerlingen met een licht verstandelijke beperking en bijkomende gedrags- en/of psychiatrische problematiek; • Vijf scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, waarvan twee scholen voormalig cluster 3 (zml – uitstroomprofiel dagbesteding en arbeidsmarkt) en drie scholen voormalig cluster 4 (uitstroomprofiel vervolgonderwijs en arbeidsmarkt); • Vier scholen voor praktijkonderwijs. Expertmeeting met bovenschoolse bestuurders: Een bestuurder vanuit voormalig cluster 3 so/vso; Twee bestuurders vanuit voormalig cluster 4 so/vso; Een bestuurder vanuit sbo, voormalig cluster 3 so/vso en praktijkonderwijs. Samen vertegenwoordigen zij zo'n 70 scholen. Online forum met experts/bestuurders: Vijf experts/bestuurders met brede kennis van het (voortgezet) speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs hebben hieraan deelgenomen. Zij zijn werkzaam bij verschillende landelijke organisaties die SLO als belangrijke partners ziet voor leerplanontwikkeling, of hebben in hun rol als bestuurder of expert te maken met so, vso of praktijkonderwijs.
Interview- en discussieleidraad Voor de gesprekken met de schoolleiders is een interviewleidraad gemaakt, waarbij de hoofden subvragen zijn afgeleid van de vragen die in de Curriculummonitor 2014 in het regulier onderwijs zijn voorgelegd. De interviewleidraad is opgenomen in bijlage 1. Voor de expertmeeting zijn dezelfde vragen gehanteerd. Voor het online forum is een discussieleidraad ontwikkeld (zie bijlage 2). Daarvoor zijn op basis van de bevindingen uit de interviews en de expertmeeting drie vragen/stellingen geformuleerd die het meest relevant geacht werden om in het online forum voor te leggen.
2
NB: Vanuit wat voorheen cluster 3 scholen waren, zijn in deze eerste verkenning geen scholen voor
langdurig zieke en meervoudig beperkte kinderen meegenomen. 3
Zml: zeer moeilijk lerende kinderen
12
4. Leerplankaders en uitwerkingen: houvast en ruimte In augustus 2012 trad voor het so de Wet Kwaliteit (Voortgezet) Speciaal Onderwijs in werking. Voor het vso was 1 augustus 2013 de ingangsdatum. Deze wet regelt onder meer de volgende zaken: • Van alle leerlingen in het (v)so wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld waarin opgenomen een prognose omtrent de uitstroombestemming van de leerling. • Het vso wordt ingedeeld in uitstroomprofielen waarmee de wettelijke taak van het vso is vastgelegd: toeleiding van leerlingen naar het vervolgonderwijs, de arbeidsmarkt of een vorm van dagbesteding. • Het onderwijs in de uitstroomprofielen in het vso wordt vormgegeven op basis van kerndoelen waarbij geldt dat de uitstroomprofielen arbeidsmarkt en dagbesteding specifieke sets van kerndoelen kennen terwijl het uitstroomprofiel vervolgonderwijs haar programma baseert op de kerndoelen van de onderbouw van het vo en de eindtermen of examenprogramma's. • Daarnaast geldt dat binnen alle uitstroomprofielen in het vso invulling moet worden gegeven aan vier leergebiedoverstijgende thema's: Leren leren, leren taken uitvoeren, leren functioneren in sociale situaties en het ontwikkelen van een persoonlijk toekomstperspectief. Eerder al (2009) kon het so beschikken over een set kerndoelen voor normaal/moelijk lerende kinderen en een set kerndoelen voor zeer moelijk lerenden/meervoudig beperkte kinderen. Ook voor het so geldt een set van leergebiedoverstijgende kerndoelen: Zintuiglijke en motorische ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, leren leren, omgaan met media en technologische hulpmiddelen, ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit en praktische redzaamheid. De kerndoelen voor het so en die voor het vso sluiten nauw aan bij respectievelijk de kerndoelen voor het primair onderwijs en die voor de onderbouw in het vo, hoewel er wel degelijk sprake is van verschillen, met name daar waar het in het vso gaat om de uitstroomprofielen arbeidsmarkt en dagbesteding. Het pro hanteert de kerndoelen voor de onderbouw van het vo als streefdoelen voor de programmering waarbij geldt dat pro eindonderwijs is. Leerlingen worden niet tot diplomering gebracht maar waar mogelijk worden branchecertificaten behaald met het doel de kansen van deze leerlingen op de arbeidsmarkt te vergroten. Sinds 2013 wordt het landelijk curriculum praktijkonderwijs gefaseerd ingevoerd op vrijwillige basis. Dit curriculum is door het Platform Praktijkonderwijs ontwikkeld en heeft geen wettelijke status, maar wordt wel door veel scholen gebruikt om hun onderwijsaanbod op te baseren. Scholen voor vso en pro hebben de verplichting hun onderwijsaanbod mede in te richten rond de transitiedomeinen wonen, werken, vrije tijd en burgerschap 4. Vanaf het midden van het eerste decennium van deze eeuw werden door CED-Groep (en anderen) leerlijnen ontwikkeld op basis van de so-kerndoelen. Later is ook het vso, met name voor zml, meegenomen in deze leerlijnontwikkeling.
4
Voor de leesbaarheid wordt hierna als overkoepelende term leergebiedoverstijgende thema's gehanteerd,
wanneer het gaat om zowel de leergebiedoverstijgende kerndoelen en thema's voor so en vso als om de transitiedomeinen voor vso en pro.
13
Voor het (v)so gelden ook de referentieniveaus voor taal en rekenen, met uitzondering van zmlleerlingen. Voor zowel pro als vso, uitstroomprofielen arbeid en dagbesteding geldt dat de referentieniveaus worden gehanteerd als streefniveaus. Voor leerlingen die qua capaciteiten en ontwikkelingsmogelijkheden de referentieniveaus voor taal en rekenen alleen met de nodige moeite kunnen behalen is Passende perspectieven ontwikkeld. Passende perspectieven stelt leraren in staat om verantwoorde keuzes te maken in het aanbod voor taal en rekenen/wiskunde. Dit moet ertoe leiden dat groepen leerlingen alsnog (met inzet van specifieke ondersteuning) de beoogde referentieniveaus behalen (1F/2F) of in elk geval de voor hen meest relevante doelen daarvan. Bekendheid met en gebruik van landelijke leerplankaders en (voorbeeld)uitwerkingen Uit de gesprekken met scholen en experts blijkt dat scholen in het algemeen voldoende bekend zijn met de landelijke leerplankaders en (voorbeeld)uitwerkingen. Afhankelijk van de sector en de doelgroepen (uitstroomprofielen) van hun school, maken zij een weloverwogen keuze uit de beschikbare kaders en uitwerkingen en baseren daar hun onderwijsaanbod op. De deelnemers aan deze monitor maken veelal gebruik van de leerplankaders en (voorbeeld)uitwerkingen die in de inleiding van dit hoofdstuk zijn beschreven. Ervaren ruimte Zowel schoolleiders als bestuurders in so, vso en pro geven aan dat er voldoende ruimte is om eigen keuzes te maken. De ervaren ruimte wordt soms ingeperkt door bijvoorbeeld de (toegenomen) aandacht voor taal en rekenen en claims van buiten de school. Ook zijn er in het algemeen meer kaders en voorschriften gekomen en dat perkt de ruimte enigszins in. Men is echter wel blij met deze ontwikkelingen omdat ze een kwaliteitsimpuls hebben gegeven aan het onderwijs. De elkaar soms snel opvolgende veranderingen in het onderwijsbeleid stellen scholen voor uitdagingen en dragen volgens sommige schoolleiders bij aan een gevoel van overladenheid. Men vindt vooral dat scholen en leraren zelf verstandige keuzes moeten maken en daar ook goed toe in staat zijn, maar dat de ruimte soms nog onvoldoende benut wordt. Behoefte aan nadere uitwerkingen (houvast) en ervaren knelpunten Uit de interviews met schoolleiders en/of zorgcoördinatoren Er zijn overeenkomsten en verschillen in de mate waarin behoefte is aan nadere uitwerkingen en welke knelpunten per sector ervaren worden. Hierna worden eerst enkele overeenkomsten benoemd om vervolgens de specifieke uitkomsten per sector te beschrijven. Een eerste overeenkomst is dat scholen met name zoeken naar meer houvast voor het vormgeven van het aanbod voor de leergebiedoverstijgende thema's. De zoektocht betreft aspecten als: • het concretiseren van de doelen en inhouden in een doorgaande leerlijn; • het zorgen voor samenhang tussen de leergebiedoverstijgende thema's en de leergebieden en voor een goede implementatie (waarbij verschillende leergebieden betrokken zijn en waarbij met name in pro en vso ook vaak verschillende leraren een rol spelen; dit vraagt inhoudelijke en organisatorische afstemming); • het vinden van geschikte leermiddelen en materialen; het verschilt per thema/transitiedomein in hoeverre deze er zijn en of ze voor elke doelgroep geschikt zijn; • het in beeld brengen van de ontwikkeling van leerlingen op de leergebiedoverstijgende thema's, daarover meer in hoofdstuk 5. Een tweede overeenkomst is dat het begrip 21st century skills nog niet echt leeft in de scholen en nog niet concreet is uitgewerkt. Men vindt deze echter wel heel belangrijk, heeft er aandacht voor en wil er graag meer van weten (NB: de gesprekken vonden plaats voordat het debat over
14
Onsonderwijs2032 was gestart – zie http://onsonderwijs2032.nl/). Men vindt ze juist van belang voor kwetsbare doelgroepen die zich ook staande moeten weten te houden in de snel veranderende samenleving. Denk daarbij ook aan de risico's en bedreigingen zoals digitaal pesten, seksueel grensoverschrijdend gedrag of overprikkeld raken door social media. Deze laatste aspecten werden vooral op scholen voor vso en pro genoemd. Op de scholen die voor deze monitor geraadpleegd zijn, wordt op verschillende manieren nagedacht over en invulling gegeven aan aspecten van 21st century skills maar een duidelijke schoolbrede visie en zicht op wat eronder verstaan wordt en hoe hier vorm aan te geven ontbreken nog. Aspecten van digitale geletterdheid en de inzet van ICT worden het meest genoemd als huidige aandachtspunten op het gebied van 21st century skills. Ten slotte wordt door alle deelnemers aangegeven dat het een uitdaging is om te zorgen voor de juiste balans in het onderwijsaanbod. Aandachtspunten zijn bijvoorbeeld de balans tussen taal en rekenen en de overige leergebieden, tussen theorie- en praktijkvakken, tussen sociaalemotionele ontwikkeling/gedragsaspecten en cognitieve ontwikkeling, tussen (jeugd)zorg of onderwijsondersteuning en onderwijs. Door verschillende schoolleiders wordt desgevraagd genoemd dat aan kunst en cultuur/culturele oriëntatie en creatieve expressie soms minder aandacht besteed kan worden dan zij zouden willen. Specifieke uitkomsten per sector zijn: Speciaal onderwijs • Scholen ervaren veel houvast aan de uitgewerkte leerlijnen bij de kerndoelen en er zijn meer leermiddelen en materialen beschikbaar dan voorheen. Voor de normaal en moeilijk lerende leerlingen kunnen scholen meestal goed gebruik maken van reguliere basisschoolmethodes of remediërende methodes. Voor zeer moeilijk lerende leerlingen moeten leraren (of intern begeleiders) vaker materialen zelf aanpassen of verzamelen, maar ook dan bieden de leerlijnen veel houvast. • Veel scholen hebben hun onderwijsaanbod geanalyseerd aan de hand van de kerndoelen. Ook daarbij worden de uitgewerkte leerlijnen veel gebruikt. Op basis daarvan worden hiaten in het aanbod opgespoord en keuzes gemaakt. Het verschilt per school hoe ver men is in dit ontwikkelingsproces. • Specifiek voor bepaalde groepen zml-leerlingen wordt door een school genoemd dat er behoefte is aan passende methodes voor begrijpend lezen en rekenen; - Begrijpend lezen; vooral voor leerlingen met autisme met een relatief hoge intelligentie voor zml en de laag functionerende zml-leerlingen. - Rekenen; er zijn zml-leerlingen die relatief meer aan kunnen, maar die de structuur en complexiteit van de reguliere methodes niet aan kunnen. • Er zijn echter grote verschillen in de manier van werken op scholen en de mate van ervaring van medewerkers: waar de ene school volledig thematisch werkt in betekenisvolle contexten zonder gebruik te maken van methodes (een van de zml-scholen), volgt een andere school zoveel mogelijk de methodes (vooral scholen met normaal/moeilijk lerende leerlingen) en is er op andere zml-scholen juist behoefte aan meer houvast in de vorm van een methode die beter is afgestemd op hun doelgroep(en). • Ook de mate waarin men vindt dat bepaalde leergebieden te weinig aandacht krijgen, wordt mede bepaald door de manier van werken en de mate van ervaring. De meeste scholen geven echter aan dat ze voldoende aandacht aan alle leergebieden kunnen besteden. Zoals eerder geschetst geldt voor vrijwel alle scholen dat men zoekt naar manieren om zo goed mogelijk aandacht te besteden aan de leergebiedoverstijgende thema's. Het is daarbij afhankelijk van de doelgroep, maar ook van de werkwijze en de ervaring van medewerkers, wát dan vooral de worsteling is (bijvoorbeeld gedragsproblematiek, lage niveaus, het gebrek aan methodes of de vaardigheden van leraren).
15
Voortgezet speciaal onderwijs • Veel scholen hebben hun onderwijsaanbod geanalyseerd aan de hand van de kerndoelen. Op basis daarvan worden hiaten in het aanbod opgespoord en keuzes gemaakt. Het verschilt per school hoe ver men is in dit ontwikkelingsproces. • Met name voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs speelt voor een aantal scholen het probleem van de bevoegdheid van leraren, bijvoorbeeld bij de exacte vakken. Leraren die geen specifieke bevoegdheid hebben voor een bepaald vak in v(s)o ervaren soms te weinig houvast aan de kerndoelen. Veel leraren in het vso hebben een pa(bo)-opleiding als achtergrond en bij het werven van personeel is er soms sprake van een spanningsveld tussen affiniteit met de doelgroep en vakinhoud. Het hangt van de context van de school af in hoeverre samenwerking/symbiose met regulier voortgezet onderwijs mogelijk is en dat bepaalt mede in hoeverre deskundigheid van leraren een probleem is. Schoolgrootte, duurzaamheid van de relatie met regulier onderwijs, aantal leerlingen per uitstroomprofiel en per niveau, type leerlingen (niet iedere leerling is in staat om symbioselessen te volgen) en attitudes van schoolleiding en leraren spelen hierbij onder andere een rol. • Er is bij de bevraagde scholen geen behoefte aan nadere uitwerkingen, hooguit aan beter passende en dekkende methodes voor hun doelgroepen, voor bijvoorbeeld de leergebiedoverstijgende thema's. Praktijkonderwijs • De kern- en streefdoelen van het landelijk curriculum praktijkonderwijs worden door de meeste scholen gebruikt om hun onderwijsaanbod op te baseren. Scholen analyseren hun aanbod aan de hand van de kern- en streefdoelen en passen het aan waar nodig. • Omdat er geen eindtermen zijn voor pro, is er bij sommige scholen behoefte aan meer richting en houvast in het algemeen. De invoering van het individueel ontwikkelingsplan en het ontwikkelingsperspectief draagt wel goed bij aan dit richtinggevoel en biedt ook houvast bij de evaluatie en de verantwoording van onderwijsopbrengsten (zie hoofdstuk 5). Verschillende scholen zouden graag meer houvast of uitwerkingen willen hebben voor burgerschap en het transitiedomein vrije tijd. Deze werden expliciet door meerdere scholen genoemd, maar de indruk is dat het per school verschilt voor welke onderdelen men (daarnaast) behoefte heeft aan meer houvast. • Bestaande materialen moeten vaak aangepast worden omdat het niveau van de leerlingen laag is, terwijl de belevingswereld weinig met die van basisschoolleerlingen te maken heeft. Er is ook vaak meer oefenstof nodig dan beschikbaar is. Dit geldt zeker voor reguliere materialen, maar vaak ook voor de weinige materialen die wel speciaal voor pro-leerlingen ontwikkeld zijn. Ook verzamelen en ontwikkelen leraren veel leermiddelen en materialen zelf, passend bij bestaande of zelf ontwikkelde leerlijnen. Er lijkt in het praktijkonderwijs dus wel behoefte aan nadere uitwerkingen, vooral in de vorm van beter op de doelgroep afgestemde methodes en materialen.
16
Uit de expertmeeting en het online forum Het beeld dat door de scholen wordt neergezet wordt herkend en bevestigd door de bestuurders en de experts. Wel wijzen zij op de grote verschillen die er zijn tussen scholen en leraren en tussen so, vso en pro. Voor leraren gaat het dan bijvoorbeeld om vooropleiding, bereidheid en competenties om (zelf) het onderwijsaanbod vorm te geven en de expertise van de doelgroep en/of de inhoud. Voor scholen gaat het om de vraag hoe ver men is met de implementatie van kerndoelen, referentieniveaus, leerlijnen en de mate waarin scholen een dekkend pakket aan leermiddelen en materialen beschikbaar hebben. Het ingezette beleid, waaronder de ontwikkeling van kerndoelen en het toezichtkader van de inspectie, heeft wel een duidelijke kwaliteitsimpuls gegeven volgens de bestuurders en experts. Krimp en bezuinigingen in bepaalde regio's hebben echter een negatieve invloed op de kwaliteitsontwikkeling: scholen zijn dan teveel bezig met organisatie (door onder andere personeelswisselingen) en komen minder toe aan het doordenken van de inhoud.
17
5. Opbrengstgericht werken
Er is de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan het stimuleren van meer doel- en opbrengstgericht werken, ook in scholen voor so, vso en pro. De invoering van de Wet Kwaliteit (v)so heeft hier in belangrijke mate aan bijgedragen. De verplichting om een ontwikkelingsperspectief te formuleren voor alle leerlingen is hiervan een voorbeeld. Ook scholen voor pro stellen een individueel ontwikkelingsplan op met en voor hun leerlingen. De invoering van de Wet Passend Onderwijs per augustus 2014 stelt scholen voor nieuwe uitdagingen op het gebied van opbrengstgericht werken omdat doelgroepen kunnen gaan veranderen. Nu is opbrengstgericht werken nogal een containerbegrip waaronder veel aspecten van goed onderwijs te vatten zijn. In de context van scholen voor so, vso en pro zijn echter vier aspecten te onderscheiden die voor het (v)so direct zijn af te leiden uit de Wet Kwaliteit (v)so als het gaat om het kijken naar opbrengsten: • bestendiging van de leerroute die de leerling volgt, ofwel vasthouden aan het verwachte uitstroomprofiel (zo nodig met extra ondersteuning of aanpassingen); • uitstroombestemming in relatie tot het geformuleerde ontwikkelingsperspectief en/of het individueel ontwikkelingsplan; • diplomering, certificering, kwalificering; • referentieniveaus voor taal en rekenen. Vooral de eerste twee opbrengstbeschrijvingen zijn voor alle scholen even belangrijk. De andere twee zijn van wisselend belang voor scholen, afhankelijk van hun doelgroepen. Om goed invulling te kunnen geven aan deze aspecten is het allereerst zaak dat scholen een dekkend onderwijsaanbod hebben, passend bij de verschillende uitstroombestemmingen (zie daarvoor hoofdstuk 4). Vervolgens is het van belang dat de ontwikkeling van leerlingen goed gevolgd en beoordeeld wordt. Op die manier kan tijdig bijgestuurd worden om het verwachte uitstroomprofiel vast te houden en uiteindelijk de leerlingen toe te leiden naar de geprognosticeerde uitstroombestemming. Het is evident dat uitgaande van een basisaanbod per leerroute, er ook ruime aandacht moet zijn voor de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen. Waar nodig moet het onderwijsaanbod aangepast worden of moet extra ondersteuning geboden worden. Daarom is in de gesprekken over opbrengstgericht werken ingezoomd op de manier waarop scholen de ontwikkeling van leerlingen volgen en beoordelen en hoe zij in het onderwijsaanbod tegemoet komen aan verschillen tussen leerlingen. Uit de interviews met schoolleiders en/of zorgcoördinatoren Manieren van volgen en beoordelen van de ontwikkeling van leerlingen, behoeften en knelpunten Algemene uitkomsten: Net als bij het vormgeven van het onderwijsaanbod, geldt ook voor het in beeld brengen van de ontwikkeling van leerlingen, dat scholen het meest zoekende zijn voor de leergebiedoverstijgende thema's (bijvoorbeeld sociaal-emotionele ontwikkeling, loopbaanleren – zie ook voetnoot 4). Ontwikkeling op deze thema's is moeilijker te meten en er zijn minder instrumenten beschikbaar dan voor de leergebieden. Als er wel goede instrumenten zijn, zoals
19
observatielijsten, dan vraagt het vaak een behoorlijke (tijds)investering van leraren om er goed mee te werken. Daarnaast is er handelingsverlegenheid: als men de leerling wel goed in beeld heeft, hoe kan men dan het onderwijsaanbod daarop afstemmen zodat de ontwikkeling van de leerling optimaal gestimuleerd wordt? Deze handelingsverlegenheid geldt overigens ook nog wel voor de leergebieden: het vraagt veel van de professionaliteit van leraren om op basis van de resultaten een passend en uitvoerbaar aanbod te realiseren. Dit is op veel scholen nog een aandachtspunt. Scholen en besturen hebben voor de leergebiedoverstijgende thema's behoefte aan valide en betrouwbare (liefst genormeerde) instrumenten en een goed registratiesysteem om zichtbaar te maken hoe leerlingen zich ontwikkelen. Tegelijkertijd is er het besef dat dit misschien niet haalbaar is of bovenmatig arbeidsintensief zou worden en dat veeleer handreikingen en professionalisering nodig zijn om leraren meer houvast te bieden. Specifieke uitkomsten per sector zijn: Speciaal onderwijs • Voor de leergebieden hebben scholen voldoende instrumenten in handen: methodegebonden en methodeonafhankelijke toetsen worden veel gebruikt. Men vindt deze niet altijd even geschikt voor alle doelgroepen, maar er is ook niet echt behoefte aan meer instrumenten. • De uitgewerkte leerlijnen bieden eveneens houvast voor het volgen en beoordelen van de ontwikkeling van leerlingen. Vaak zijn deze gekoppeld aan een digitaal leerlingvolgsysteem of men is nog bezig met het implementeren, ontwikkelen of aanschaffen van een leerlingvolgsysteem. • Schoolleiders vinden het in het algemeen een goede ontwikkeling dat scholen zich meer dan voorheen moeten verantwoorden over hun onderwijsaanbod en de daaraan gerelateerde opbrengsten. Sommige schoolleiders ervaren wel af en toe knelpunten door de nadruk op meten, toetsen en verantwoorden, vooral voor bepaalde doelgroepen. Denk bijvoorbeeld aan jonge leerlingen met een ontwikkelingsleeftijd van twee à drie jaar, laag functionerende leerlingen of juist de hoger functionerende leerlingen met bijkomende gedrags- en/of psychiatrische problematiek. Voortgezet speciaal onderwijs • Voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs kunnen scholen voor vso voor de leergebieden en vakken grotendeels aansluiten bij gangbare manieren van toetsen en beoordelen in regulier vo. Er is geen behoefte aan meer houvast. • Leerlijnen voor de uitstroomprofielen arbeidsmarkt en dagbesteding bieden voldoende houvast voor het volgen van de ontwikkeling van leerlingen. Ook worden enkele speciaal voor deze doelgroepen ontwikkelde instrumenten ingezet. • Vanwege het grote verschil in kalender- en ontwikkelingsleeftijd van zml-leerlingen en de interferentie met sociaal-emotionele en gedragsfactoren (onder andere de doelgroep zmolk) is er voor bepaalde leerlingen wel behoefte aan een breder instrumentarium waarmee de ontwikkeling van de leerling meer holistisch 5 in beeld gebracht kan worden en meer recht gedaan wordt aan de complexe problematiek van deze leerlingen.
5
Miller (2000) omschrijft een holistische benadering in het onderwijs als volgt: "A holistic way of thinking
seeks to encompass and integrate multiple layers of meaning and experience rather than defining human possibilities narrowly. Every child is more than a future employee; every person’s intelligence and abilities are far more complex than his or her scores on standardized tests."
20
•
Voor de uitstroomprofielen arbeidsmarkt en dagbesteding is er zorg over teveel aandacht voor opbrengstgericht werken (en toetsen) en dan vooral het cognitieve, waaronder taal en rekenen. Door teveel te willen aansluiten bij regulier onderwijs dreigt de kenmerkende holistische en multidisciplinaire benadering van het (v)so uitgehold te worden. Met name voor leerlingen op de grens van het uitstroomprofiel arbeidsmarkt en dagbesteding is dit een risico.
Praktijkonderwijs • Scholen hebben moeite om geschikte toets- en beoordelingsinstrumenten te vinden, vooral voor de lagere niveaus. Daarom zoeken zij veel instrumenten zelf bij elkaar en passen deze zo nodig aan. Er wordt ook samenwerking gezocht met andere onderwijsvormen en bedrijfsleven. Men is dan ook blij dat er initiatieven zijn om aangepaste toetsen voor proleerlingen te ontwikkelen, onder andere voor taal en rekenen. Er is behoefte aan een meer samenhangend en passend pakket aan instrumenten. Door enkele scholen wordt genoemd dat zij met name moeite hebben om de ontwikkeling op het gebied van burgerschap en vrije tijd in beeld te brengen. • Een deel van de bevraagde scholen gebruikt een bestaand leerlingvolgsysteem en soms ontwikkelen scholen zelf een systeem. • Bij gebrek aan eindtermen is er soms twijfel of men wel genoeg doet (en aan de andere kant niet teveel eist). Het individueel ontwikkelingsplan en ontwikkelingsperspectief bieden in dit geheel wel houvast. Ook de uitstroommonitor van het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs biedt scholen inzicht in hun opbrengsten en die van andere scholen (http://www.praktijkonderwijs.nl/thema-s-tools/uitstroommonitor-2012-2013). • Verschillende scholen worstelen met de referentieniveaus en de forse aandacht voor taal en rekenen; aan de ene kant vindt men het goed dat ook voor deze doelgroepen gestreefd wordt naar een zo hoog mogelijk niveau, aan de andere kant wordt deze ambitie soms als belemmering ervaren (voor sommige leerlingen voor doorstroom naar mbo of voor anderen juist ten koste van meer aandacht voor praktische vaardigheden). De belangrijkste opbrengst is dat deze leerlingen als ze 25 jaar zijn een goede plek op de arbeidsmarkt hebben verworven. Een van de scholen benadrukt hierbij dat de opdracht van het praktijkonderwijs is om leerlingen toe te leiden naar passende arbeid en hen een brede vorming te bieden; doorstroom van pro-leerlingen naar het mbo zou eigenlijk uitzondering moeten zijn. Eenduidige communicatie met ouders en leerlingen kan volgens deze school bijdragen aan een realistische verwachting en aan een goed en realistisch perspectief. Nu is pro eigenlijk vaak een negatieve keuze. Omgaan met verschillen tussen leerlingen, behoeften en knelpunten Vanwege de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen in het so, vso en pro staat omgaan met verschillen altijd al groot op het netvlies van deze scholen. Er is de laatste jaren echter wel sprake van een verschuiving in het denken over het onderwijs aan deze leerlingen. Mede door het ingezette beleid lijkt zich op veel scholen voor so, vso en praktijkonderwijs een paradigmashift te voltrekken: was er voorheen veelal sprake van individualiserend, kindvolgend onderwijs of juist frontaal klassikaal werken, nu omarmt men de uitdaging om het onderwijsaanbod op een meer planmatige wijze vorm te geven. Het denken vanuit een basisaanbod en schooleigen standaarden, met waar nodig aanpassingen voor subgroepen of individuele leerlingen wordt langzamerhand gemeengoed. Scholen hebben ervaren dat het ingezette beleid, gericht op meer doel- en opbrengstgericht werken een positieve invloed heeft gehad op de kwaliteit van het onderwijsaanbod en op de opbrengsten. Er zijn wel grote verschillen tussen scholen en leraren in de mate waarin de paradigmashift zich voltrokken heeft. Teveel neigen naar individueel of juist naar groepsgericht werken wordt op sommige scholen nog als belemmering genoemd. Ook zijn er grote verschillen tussen leraren in hun attitude en
21
vaardigheden, het vraagt beleid, lef, tijd, ruimte (ook in het toezicht) en vallen en opstaan om hier slagen in te maken en leraren in hun kracht te zetten. Speciaal onderwijs • Het werken met een ontwikkelingsperspectief en met groepsplannen biedt scholen houvast om te differentiëren. Leerlingen worden veelal op basis van het ontwikkelingsperspectief in een leerroute of arrangement geplaatst. Het hangt onder andere van de grootte van de school af hoe leerlingen gegroepeerd zijn en daar hangen vaak ook de ervaren knelpunten mee samen: op kleinere scholen zijn er bijvoorbeeld vaak grotere niveauverschillen per klas. De manier van werken in het algemeen speelt hier ook weer een rol: waar thematisch gewerkt wordt, gaat men op een andere manier om met verschillen tussen leerlingen dan wanneer meer met afzonderlijke vakken gewerkt wordt. • Er zijn flinke verschillen tussen scholen in hoe ver men is met het concreet uitwerken van differentiatie in termen van verschillende arrangementen en groepsplannen, gekoppeld aan leermiddelen en materialen, in een doorgaande lijn. Voortgezet speciaal onderwijs • Scholen hebben vaak verschillende arrangementen uitgewerkt, gekoppeld aan de uitstroomprofielen waarbinnen differentiatie in verschillende niveaus plaatsvindt. • Men ziet verschuivingen in doelgroepen, bijvoorbeeld verbreding - lagere niveaus in uitstroomprofiel dagbesteding - en soms een verdichting van de problematiek, mede onder invloed van de invoering van de Wet Passend Onderwijs. • Het is mede afhankelijk van de schaalgrootte hoe scholen differentiatie organiseren. Voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs spelen ook samenwerkingsmogelijkheden met regulier vo een rol. • Vooral voor het uitstroomprofiel vervolgonderwijs loopt men soms aan tegen verschillen tussen onder- en bovenbouw (bijvoorbeeld behoefte aan meer praktijk in de onderbouw of de doorgaande (leer)lijn en de overgang naar lessen in symbiose met regulier vo). Praktijkonderwijs • Op de ene school wordt veel maatwerk geboden, zodanig dat elke leerling bijna een eigen traject heeft, op de andere school is het nog een uitdaging om te denken in mogelijkheden van iedere leerling en wordt door sommige leraren nog veel uitgegaan van een klassikaal aanbod. Niettemin valt te constateren dat al flinke slagen gemaakt zijn als het gaat om het omgaan met verschillen. • Er is geen opleiding die leraren goed toerust voor de specifieke onderwijsbehoeften van pro-leerlingen, dat wordt als een gemis ervaren. • Er is behoefte aan materialen en leerlijnen die meer houvast bieden voor differentiatie en er is behoefte aan professionalisering van leraren op het gebied van differentiëren. Uit de expertmeeting en het online forum De bestuurders en experts bevestigen het beeld dat door de scholen is geschetst van de ontwikkelingen en de knelpunten op het gebied van het volgen/beoordelen en het omgaan met verschillen. Ook zij noemen het in beeld brengen van opbrengsten op de leergebiedoverstijgende thema's als grootste uitdaging en daarnaast het gebrek aan geschikt instrumentarium voor het pro. Zij wijzen er op dat ontwikkeling op de leergebiedoverstijgende thema's niet op dezelfde manier in beeld gebracht kan worden als de ontwikkeling op de leergebiedspecifieke (kern)doelen. Het is een complexe materie en dat vraagt om andere manieren van beoordelen en volgen. Ook vraagt het veel van de professionaliteit van leraren. Bestuurders en experts bevestigen eveneens dat het onderwijs in alle sectoren een kwaliteitsimpuls heeft gekregen door de extra aandacht voor doel- en opbrengstgericht werken.
22
Er is wel sprake van grote verschillen als het gaat om het in beeld brengen van de onderwijsopbrengsten. Factoren die daarbij een rol spelen zijn: • of een (zelf ontwikkeld of bestaand) leerlingvolgsysteem wordt gebruikt; • of leerdoelen worden gekoppeld aan bewijzen; • de wijze waarop men met leerlijnen om gaat (ook voor de leergebiedoverstijgende thema's). De bestuurders geven net als de schoolleiders aan dat het voor scholen voor pro soms zoeken is naar het antwoord op de vraag hoe om te gaan met de referentieniveaus voor taal en rekenen. Over de hiervoor geschetste pradigmashift van kindvolgend naar meer onderwijsplannend werken is expliciet een vraag gesteld in het online forum en er is ook in de expertmeeting over gesproken. Deze paradigmashift wordt herkend in alle sectoren: scholen kijken kritischer en bewuster naar hun aanbod, plannen hun onderwijs doelgerichter en werken meer aanbodgestuurd. De vertaling van deze veranderde attitude naar de praktijk van alledag vraagt nog wel aandacht en er bestaan grote verschillen tussen scholen en leraren. Het komt zowel voor dat leraren nog teveel kijken naar individueel maatwerk (volgend in plaats van sturend), als dat het onderwijsprogramma nog teveel centraal staat. Het werken met ontwikkelingsperspectieven, individuele ontwikkelingsplannen en uitstroombestemmingen biedt scholen hiervoor duidelijk meer houvast dan voorheen. In scholen voor vso en pro wordt ook de inbreng van de leerling zelf meer meegenomen. De verschillende achtergronden van leraren, bijvoorbeeld hun vooropleiding of de reden waarom men voor een bepaald type onderwijs heeft gekozen (vanwege het vak of de doelgroep) en de noodzakelijke professionalisering op het gebied van opbrengstgericht werken, worden als een belangrijke uitdaging gezien voor alle sectoren.
23
6. Samenhang in het onderwijsaanbod Scholen staan voor de opdracht om een samenhangend onderwijsaanbod te bieden aan hun leerlingen, zowel horizontaal (bijvoorbeeld tussen vakken of leergebieden) als verticaal (doorlopende leerlijnen). Achterliggende ideeën zijn dat leren in samenhang leidt tot minder versnippering en overladenheid in het programma en dat het motiverend is voor leerlingen en bijdraagt aan meer betekenisvol en holistisch leren (SLO 2015a). Dit geldt voor alle leerlingen, maar zeker ook voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Er zijn verschillende manieren om naar (horizontale) samenhang te kijken, zoals het afstemmen van doelen en inhouden van verschillende vakken/leergebieden, het integreren van vakken of werken in thema's, het afstemmen van praktijk- en theorievakken, afstemmen van binnen- en buitenschools leren (ook eventueel met stage) en het werken aan leergebiedoverstijgende thema's. Daarnaast is verticale samenhang in het onderwijsaanbod belangrijk. In de ideale situatie is er voor leerlingen sprake van een doorlopende leerlijn, een continu ontwikkelingsproces, ook in de overgangen van onder- naar bovenbouw, van primair of speciaal naar voortgezet (speciaal) onderwijs en van voortgezet (speciaal) onderwijs naar vervolgonderwijs of arbeidsmarkt.
Aandacht voor horizontale samenhang, behoeften en knelpunten Uit de interviews met schoolleiders en/of zorgcoördinatoren Algemene uitkomsten: Het is een complexe uitdaging om horizontale samenhang goed vorm te geven. Het vraagt afstemming, tijd en een gedeelde visie. Veel leraren en scholen zoeken naar mogelijkheden om samenhang in het onderwijsaanbod inhoudelijk en organisatorisch vorm te geven. Wanneer leerlingen meer lessen van een zelfde leraar krijgen is vormgeven aan samenhang iets minder complex, maar ook dan vraagt het veel van de professionaliteit van de leraar. Er is bij sommige scholen behoefte aan meer houvast bijvoorbeeld in de vorm van een handreiking om samenhang vorm te geven (zoals taal en rekenen in andere vakken) of een geïntegreerde methode (bijvoorbeeld wereldoriëntatie en burgerschap voor zml-leerlingen). Vrijwel alle scholen geven aan nog beter vorm te willen geven aan horizontale samenhang. Specifieke uitkomsten per sector: Speciaal onderwijs • In alle bevraagde so-scholen wordt gestreefd naar zoveel mogelijk samenhang in het onderwijsaanbod. Vooral voor zml-leerlingen en leerlingen met een korte spanningsboog wordt veel leerstof thematisch aangeboden omdat leerlingen dit als meer betekenisvol ervaren, waardoor de betrokkenheid van de leerlingen bij het onderwijsleerproces wordt vergroot.
25
•
Taal en rekenen worden vaak wel als aparte vakken aangeboden, maar er wordt ook gezocht naar mogelijkheden om taal- en rekendoelen te integreren in bijvoorbeeld oriëntatie op jezelf en de wereld. Scholen verschillen in de mate waarin dit ook concreet en schoolbreed is uitgewerkt, of dat een dergelijke benadering vooral afhankelijk is van de individuele leraar.
Voortgezet speciaal onderwijs • In het uitstroomprofiel vervolgonderwijs zijn vakken en methodes vaak leidend. Daardoor is er relatief weinig sprake van vakoverstijgend werken hoewel dat niet altijd als een probleem wordt ervaren. Specifieke kindkenmerken kunnen ook druk leggen op het werken aan horizontale samenhang (denk bijvoorbeeld aan autistische leerlingen voor wie het meer structuur biedt om aan één vak te werken). Toch is het streven in het algemeen wel om meer vakoverstijgend te werken en om leerlingen zicht te bieden op samenhang en transfer (bijvoorbeeld taal en rekenen in andere vakken). • Op scholen met zml-leerlingen is men er van oudsher meer aan gewend om thematisch te werken en wordt veelal ingezet op toegepast leren en integreren van algemeen vormende vakken en praktijkvakken. Een van de scholen geeft aan dat het nadeel van de nu beschikbare leerlijnen is dat deze juist leiden tot meer aparte vakken op het lesrooster. Paktijkonderwijs • Er zijn grote verschillen tussen scholen: op de ene school gebeurt bijna alles in samenhang, mede door het werken rond de transitiedomeinen, andere scholen geven aan dat er eigenlijk nog veel aparte lessen zijn, met af en toe een projectweek. Het streven is op alle scholen wel om zoveel mogelijk in samenhang aan te bieden. Op een van de scholen wordt daarom bijvoorbeeld in ontwikkelgroepen gewerkt aan een vaardighedenlijn, projectlijn en stagelijn naast de kennislijnen. • Doordat in de bovenbouw de aandacht steeds meer gericht is op toeleiden naar arbeid, is er vaak meer sprake van leren in samenhang dan in de onderbouw. Uit de expertmeeting De aandacht voor horizontale samenhang wisselt sterk op scholen en men heeft ook niet altijd zicht op wat scholen precies doen op dit gebied. Er is bovendien niet een algemeen oordeel te geven; wanneer is het goed of onvoldoende? De indruk is dat in het so veel in samenhang wordt aangeboden. In het vso is er in het uitstroomprofiel arbeidsmarkt en dagbesteding meer aandacht voor samenhang dan in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs. In het pro is er in de leergemeenschappen/praktijkvakken meer sprake van leren in samenhang dan in de theorievakken. Deze indrukken bevestigen het beeld dat uit de gesprekken op de scholen naar voren komt. De bestuurders zien dat scholen streven naar meer samenhang in het onderwijsaanbod, maar dat het veel vraagt van de professionaliteit van leraren en schoolleiders. Zij wijzen op het belang van leren met en van elkaar, groepsdoorbrekend elkaar opzoeken: dan kan synergie ontstaan. Aandacht voor verticale samenhang, behoeften en knelpunten Op alle scholen heeft verticale samenhang de aandacht. Intern gaat het dan vooral om de overgang tussen onder- en bovenbouw. De overgang van so naar v(s)o en van vso en pro naar arbeidsmarkt of vervolgonderwijs is ook een belangrijk aandachtspunt op alle scholen. Ondanks pogingen om de overgang soepel te laten verlopen, bijvoorbeeld door een warme overdracht en (inhoudelijke) afspraken met ontvangende scholen en bedrijfsleven, is men over de feitelijke realisatie van verticale samenhang nog niet tevreden. Problemen waar men tegenaan loopt zijn onder andere het plaatsen van leerlingen in een lager niveau dan het advies vanuit de aanleverende school, de specifieke ondersteuning die sommige leerlingen nodig hebben, het gebrek aan tijd en mankracht om intensiever contact met (stage)bedrijven te kunnen
26
onderhouden en aangescherpte instroomeisen van het mbo. Voor het so geldt dat leraren niet altijd goed weten waar ze naar toe moeten werken om leerlingen goed toe te rusten voor een bepaald uitstroomprofiel in het vervolgonderwijs. Ook dat vraagt intensievere (en vroegtijdige) afstemming met vervolgonderwijs. Daar waar so en vso onderdeel van dezelfde school zijn is de afstemming vaak minder gecompliceerd, maar nog steeds een uitdaging. Het werken met leerlijnen en uitgewerkte groepsplannen/arrangementen biedt houvast voor de interne overgangen en voor de overgang naar vervolgonderwijs. Daar wordt dan ook veel op ingezet.
27
7. Speerpunten en uitdagingen
Er is de afgelopen jaren met het ingezette beleid veel op scholen voor so, vso en pro afgekomen en er zijn veel ontwikkelingen in gang gezet. Ook nu zijn er veranderingen gaande die grote impact kunnen hebben op deze scholen en hun leerlingen. Denk daarbij aan de invoering van de Wet Passend Onderwijs per augustus 2014 en per januari 2015 de transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten, de veranderingen in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de invoering van de Participatiewet. Aan scholen, bestuurders en experts is gevraagd welke (leerplankundige) speerpunten en uitdagingen zij verwachten of nodig achten de komende tijd. De antwoorden zijn samengevat in verschillende categorieën en niet afzonderlijk weergegeven om de leesbaarheid te bevorderen. Professionalisering Er zijn volgens de scholen, bestuurders en experts al flinke stappen gezet op het gebied van meer opbrengstgericht werken en het meer planmatig vormgeven van het onderwijsaanbod. Dit vraagt echter veel van leraren en professionalisering wordt dan ook breed genoemd als dé uitdaging om de ingezette ontwikkelingen goed te vertalen naar de praktijk van alledag. Aspecten als differentiatie, klassenmanagement, inzicht in en werken vanuit doelen en leerlijnen en mede daardoor meer invloed uitoefenen op het curriculum, worden hierbij als voornaamste aandachtspunten genoemd. Hetzelfde geldt voor het vormgeven van het onderwijsaanbod voor de leergebiedoverstijgende thema's en het vormgeven aan samenhang. In het so wordt omgaan met gedragsproblemen door verschillende scholen genoemd. Professionalisering kan er ook toe bijdragen dat de beschikbare ruimte voor eigen keuzes in doelen en inhouden (nog) beter wordt benut. Een passend aanbod van (na)scholing, specifiek gericht op de verschillende doelgroepen, wordt ook regelmatig genoemd. Onderwijsaanbod De verdere implementatie en uitlijning van de verschillende leerroutes en arrangementen, gekoppeld aan het ontwikkelingsperspectief van leerlingen, vraagt nog veel aandacht. Het zoeken naar passende vormen van toetsing en daaraan gekoppelde leerlingvolgsystemen, de implementatie van de referentieniveaus en het vormgeven aan differentiatie worden hierbij met name genoemd. Voor het so en vso gaat het daarbij onder andere om de operationalisering van de Wet Kwaliteit (v)so. Men ziet daarnaast kansen voor meer samenwerking en afstemming tussen scholen voor vso met het uitstroomprofiel arbeid en scholen voor pro. Verder geven alle scholen aan (nog) meer aandacht te willen besteden aan de samenhang in het onderwijsaanbod en aan het integreren van leergebiedoverstijgende thema's en 21st century skills. Daarbij worden leren leren en digitale geletterdheid door verschillende scholen voor vso en pro specifiek genoemd. De inzet van ICT in het onderwijs is een speerpunt voor alle scholen. De experts en bestuurders onderschrijven deze uitdagingen. Schoolleiders en bestuurders konden nog niet verwijzen naar Onsonderwijs2032 omdat die dialoog nog niet gestart was, maar op het moment dat de experts bevraagd zijn in het online forum, was het debat hierover al wel in volle gang (http://onsonderwijs2032.nl/). Een van de experts wijst op het belang voor het so, vso en pro om aan te sluiten bij deze discussie: de uitkomsten zijn óók van belang voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Voor hen zijn veelal dezelfde inhouden relevant als voor alle andere leerlingen. Het speciale is verwoord in de orthopedagogiek en de orthodidactiek.
29
Samenwerking en invloed van ontwikkelingen buiten het onderwijs Scholen voor vso met het uitstroomprofiel arbeid en scholen voor pro zien als grote uitdaging om (nog) meer samen te werken en af te stemmen met het bedrijfsleven. Zij hebben vaak al goede contacten vanwege stage en leerwerkplekken, maar het zou nog beter kunnen. Om leerlingen toe te leiden naar een passende, duurzame plek op de arbeidsmarkt is intensieve samenwerking en ondersteuning nodig. Overigens wijzen verschillende scholen er op dat leerlingen met het uitstroomprofiel arbeid en pro-leerlingen vaak blijvend ondersteuning nodig hebben en dat het heel moeilijk is om deze leerlingen structureel aan werk te helpen. Het vraagt ook een inspanning van de samenleving en zo nodig gericht beleid om deze jongeren een aantrekkelijk maar realistisch perspectief te bieden. Daarnaast is afstemming met vervolgonderwijs een aandachtspunt omdat een klein deel van deze leerlingen (alsnog) door kan stromen naar vervolgonderwijs. Nu zijn er soms belemmeringen in de doorgaande leerlijn, bijvoorbeeld met instroomeisen van het mbo. De meeste vso-scholen met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs moeten samenwerken met een school voor regulier voortgezet onderwijs, vanwege examinering en het aanbieden van (praktijk)lessen in symbiose. Een ander aspect van samenwerking dat door verschillende betrokkenen in alle sectoren wordt genoemd, is de samenwerking en afstemming tussen jeugdzorg en school. Het is belangrijk om daar een goede balans in te vinden en goed te kijken hoe de verantwoordelijkheden verdeeld zijn. Kinderen hebben recht op onderwijs en het streven is om zoveel mogelijk in de behoefte aan specifieke zorg te voorzien zonder dat het ten koste gaat van onderwijstijd. Voor alle doelgroepen in deze sectoren geldt dat maatschappelijke en economische ontwikkelingen, net als de ontwikkelingen in beleid en wetgeving zoals in de inleiding geschetst, een belangrijke invloed hebben op hun kansen en toekomstperspectief. Deze ontwikkelingen raken de jongeren en dus de scholen. Vooral scholen voor vso en pro verwachten dat ze ook in hun onderwijsaanbod hierop moeten inspelen, bijvoorbeeld door (nog) meer aandacht te besteden aan wonen, zelfstandig functioneren en bewustwording bij leerlingen van waarom ze leren wat ze leren. De consequenties van deze (maatschappelijke) ontwikkelingen zijn echter nog niet goed te overzien.
30
8. Conclusie en discussie
Per hoofdvraag worden de conclusies beschreven. Per sector en per thema worden de hoofdlijnen weergegeven van wat er speelt in scholen voor so, vso en pro. Daarbij is ook aandacht voor algemene, overstijgende conclusies en wordt een aanzet gegeven voor discussie. Ten slotte worden enkele suggesties voor nader onderzoek gegeven. Vooraf wordt nog opgemerkt dat het in de onderzoeksvragen gaat om hoe schoolleiders én leraren aankijken tegen de vormgeving van het onderwijsaanbod. In de huidige onderzoeksopzet zijn de vragen echter enkel door schoolleiders beantwoord. Ervaringen van leraren zijn indirect, vanuit het perspectief van de schoolleider beschreven. Verder moet meegenomen worden dat er grote verschillen zijn tussen scholen die op een andere manier dan in po en vo een rol spelen bij scholen voor so, vso en pro. Scholen hebben vaak een regionale functie en er zijn grote verschillen in schaalgrootte. Er zijn ook (soms mede door de schaalgrootte) grote verschillen in de doelgroepen die de scholen bedienen, in de mate van verschillen tussen leerlingen, in de mogelijkheden tot samenwerking en in de faciliteiten die beschikbaar zijn. Dit maakt dat ervaren knelpunten, de organisatie van het onderwijs en de achtergronden van leraren vaak ook behoorlijk van elkaar verschillen. Toch zijn in dit hoofdstuk enkele algemene conclusies beschreven en wordt voor nuancering verwezen naar de voorgaande hoofdstukken.
1.
In hoeverre ervaren leraren en schoolleiders houvast en ruimte om het onderwijsaanbod vorm te geven?
Houvast Scholen, bestuurders en experts geven aan dat de ontwikkeling van kerndoelen, referentieniveaus en leerlijnen met bijbehorende (voorbeeld)uitwerkingen zeker heeft bijgedragen aan meer houvast om het onderwijsaanbod vorm te geven. Het helpt hen ook om de ontwikkeling van leerlingen beter in beeld te brengen. Er zijn echter wel duidelijk verschillen tussen sectoren en tussen bijvoorbeeld de mate van houvast die ervaren wordt voor de leergebieden en voor de leergebiedoverstijgende thema's (zie hoofdstuk 4). Voor de leergebiedoverstijgende thema's lijkt er het meest behoefte aan meer houvast. Dit geldt zowel voor het vormgeven van het onderwijsaanbod als voor het in beeld brengen van de ontwikkeling van leerlingen (zie hoofdstuk 4 en 5). In zijn algemeenheid wordt in pro-scholen het meest aangegeven dat er behoefte is aan leermiddelen en beoordelingsinstrumenten die beter zijn afgestemd op hun doelgroepen. Vergeleken met de resultaten van de Curriculummonitor 2014 lijken specifieke leergebieden in scholen voor so, vso en pro minder vaak genoemd te worden als het gaat om behoefte aan uitwerkingen. Er is echter wel behoefte aan uitwerkingen voor specifieke doelgroepen per sector. De behoefte aan meer houvast voor de leergebiedoverstijgende thema's sluit aan bij de uitkomsten van de Curriculummonitor 2014. Ook wordt in so, vso en pro net als in po en vo de aandacht voor 21st century skills heel belangrijk gevonden. Op dit moment wordt daar in het onderwijsaanbod nog niet systematisch en structureel aandacht aan besteed en het is voor scholen ook nog niet helemaal duidelijk wat er precies onder verstaan wordt. Met het debat over Onsonderwijs 2032 zal dit zeker
31
gestimuleerd worden (http://onsonderwijs2032.nl/). Uit de gesprekken met schoolleiders blijkt in elk geval de belangstelling voor en de betrokkenheid bij dit thema.
Ruimte Over de ruimte die er is om (school)eigen keuzes te maken is men eensgezind: de ruimte is er zeker, maar wordt nog niet altijd voldoende benut (zie hoofdstuk 4). De indruk is dat men in deze sectoren relatief minder overladenheid ervaart dan in po en vo (Koopmans-Van Noorel et al., 2014). De resultaten zijn echter niet een op een te vergelijken omdat in het huidige onderzoek geen leraren zijn bevraagd (en leraren in po en vo juist iets minder ruimte lijken te ervaren dan schoolleiders). Ook is het huidige onderzoek kleinschalig en kwalitatief van opzet terwijl in de Curriculummonitor 2014 digitale vragenlijsten zijn voorgelegd aan een grote groep leraren en schoolleiders. Tegelijkertijd is de ervaring wel dat in scholen voor so, vso en pro leraren en schoolleiders altijd al veel eigen keuzes moeten maken vanwege de specifieke doelgroepen die zij bedienen. De (grotere) mate van eigenaarschap die ervaren wordt en de beperktere afhankelijkheid van methodes (deels noodgedwongen omdat die niet voldoende beschikbaar of geschikt zijn) spelen wellicht een rol in de ervaren en benutte ruimte in scholen voor so, vso en pro. Verschillen in eisen die gesteld worden aan deze doelgroepen zouden eveneens mee kunnen spelen, al zijn daar met de aandacht voor opbrengstgericht werken in so, vso en pro ook veranderingen merkbaar. Scholen geven aan dat met de aangescherpte kaders de ervaren ruimte enigszins wordt ingeperkt, maar dat zij het wel een goede ontwikkeling vinden dat er duidelijker eisen gesteld worden.
2.
In hoeverre ervaren leraren en schoolleiders balans en samenhang in het onderwijsaanbod?
Net als scholen voor po en vo, zoeken ook scholen voor so, vso en pro voortdurend naar de juiste balans in het onderwijsaanbod (zie hoofdstuk 4). Eveneens klinkt regelmatig dat er niet teveel aandacht moet uitgaan naar taal en rekenen, maar dat de brede vorming van leerlingen belangrijk is. Het gaat om soortgelijke dilemma's in alle sectoren. Vanwege de specifieke doelgroepen hebben scholen voor so, vso en pro daarnaast te maken met de balans tussen (jeugd)zorg en onderwijs. Juist voor de leerlingen in so, vso en pro is samenhang in het onderwijsaanbod van belang om tot betekenisvol leren te komen. Dit geldt het meest voor leerlingen met het uitstroomprofiel arbeid of dagbesteding. Alle scholen onderschrijven dit (zie hoofdstuk 6). Het betekent niet dat het voor alle doelgroepen het beste is om thematisch of geïntegreerd te werken, maar een goede afstemming van doelen, inhouden en didactiek is wel voor alle leerlingen belangrijk. Scholen worstelen hiermee, vullen het verschillend in en zouden vrijwel allemaal meer samenhang willen aanbrengen dan nu het geval is. Dit komt overeen met de bevindingen in po en vo (Koopmans-van Noorel et al., 2014). Verticale samenhang is voor alle scholen een belangrijk aandachtspunt en tegelijk een grote uitdaging (zie hoofdstuk 6). Juist voor de leerlingen met specifieke onderwijs -en ondersteuningsbehoeften wordt vaak al meer dan gemiddeld geïnvesteerd in een warme overdracht. Toch worstelen scholen voor so, vso en pro met soortelijke problemen als po en vo: het (laten) plaatsen van leerlingen op de juiste school of in de juiste leerroute, doorgaande leerlijnen binnen en tussen scholen en afstemming van didactiek en werkvormen. Voor leerlingen in pro en leerlingen in vso met het uitstroomprofiel arbeid gaat het vooral om het vinden van een passende, duurzame plaats op de arbeidsmarkt. Dit vraagt naast inzet door de scholen ook om beleidsmatige inspanningen en maatschappelijk draagvlak.
32
3.
Welke belemmeringen ervaren leraren en schoolleiders bij de vormgeving van het onderwijsaanbod en waar hebben zij behoefte aan?
Het meest genoemde punt van aandacht is de professionalisering van leraren. Er zijn grote stappen gezet in de ontwikkeling naar meer doel- en opbrengstgericht werken, maar het vraagt veel van leraren om deze ontwikkelingen in de praktijk goed vorm te geven. Het vraagt ook tijd en ondersteuning: leraren en scholen kunnen niet allemaal zelf het wiel uitvinden en dat is ook niet wenselijk. Let wel: in dit onderzoek zijn schoolleiders, bestuurders en experts bevraagd en niet de leraren zelf. In de Curriculummonitor 2014 in po en vo bleek dat schoolleiders relatief vaak deskundigheid van leraren benoemen als uitdaging, maar dat leraren zelf vooral ook een gebrek aan tijd en faciliteiten ervaren om een en ander vorm te geven. Genoemde belemmeringen wijzen echter beide op de hoge eisen die aan leraren gesteld worden. Eisen die vragen om tijd, faciliteiten en zeker niet in de laatste plaats, professionalisering. Andere genoemde belemmeringen zijn het gebrek aan goede materialen en toetsen voor specifieke doelgroepen en voor sommige doelgroepen ook de nadruk op toetsen en meten in het algemeen. Eveneens ziet men voor sommige doelgroepen een risico in de mate van aandacht voor taal en rekenen. Voor een meer concrete beschrijving van de ervaren belemmeringen wordt verwezen naar de resultaten per thema in de hoofdstukken 4 tot en met 7.
4.
Welke (curriculaire) uitdagingen zien scholen op zich af komen?
Schoolleiders, bestuurders en experts zien dat er grote stappen gezet zijn in de ontwikkeling van het so, vso en pro, mede door het ingezette beleid. Er wordt meer doel- en opbrengstgericht gewerkt en er is een flinke kwaliteitsslag gemaakt. Uitdagingen zijn er op het gebied van de verdere vertaalslag in de dagelijkse lespraktijk, professionalisering van leraren, inzet van ICT en het vormgeven aan leergebiedoverstijgende thema's. Ook is er veel belangstelling voor wat onder 21st century skills verstaan kan worden en hoe deze in het onderwijs geïntegreerd kunnen worden. De verschuiving in doelgroepen (verbreding en verdichting van de problematiek) onder invloed van de Wet Passend Onderwijs werd in dit onderzoek alleen in het vso expliciet genoemd. Tijdens andere ontmoetingen in het veld wordt deze verschuiving echter ook in so en pro gesignaleerd door betrokkenen. Het is nu nog niet te zeggen in hoeverre doelgroepen van so, vso en pro gaan veranderen, de monitoring van de implementatie van de Wet Passend Onderwijs zal daar wellicht meer zicht op bieden. De scholen volgen ook nauwlettend de overige ontwikkelingen in wet- en regelgeving (transitie jeugdzorg naar gemeenten, Wet Maatschappelijke Ondersteuning, Participatiewet). Het is nog de vraag wat precies de invloed van de veranderingen zal zijn op de scholen en jongeren. Duidelijk is echter dat deze veranderingen hen op de een of andere manier zullen gaan raken. Bovendien gaat het veelal om kwetsbare jongeren die, wanneer zij onvoldoende begeleid worden, het risico lopen op verschillende plekken in de statistieken op te duiken: denk aan voortijdig schoolverlaters (zie WRR, 2009), langdurige werkloosheid, criminaliteit, of (jeugd)zorg.
33
Aanbevelingen en vervolgactiviteiten Deze eerste verkenning in so, vso en pro biedt waardevolle aanknopingspunten om het gesprek over het curriculum in deze sectoren aan te gaan op verschillende niveaus. Er vloeien echter ook vervolgvragen uit voort en enkele eerste aanbevelingen: •
•
•
Vervolgonderzoek is nodig om dieper in te kunnen gaan op de verschillende thema's en een breder scala aan scholen te bevragen (waaronder scholen voor leerlingen met een visuele of auditieve beperking en scholen voor langdurig zieke kinderen). Daarbij zal ook het perspectief van leraren meegenomen moeten worden: nu zijn alleen schoolleiders bevraagd. Ontwikkel- en begeleidingstrajecten kunnen meer zicht bieden op het type ondersteuning en professionalisering dat nodig is om scholen en leraren verder op weg te helpen met de benoemde uitdagingen en belemmeringen. Een belangrijke aanbeveling is om scholen voor so, vso en pro te betrekken bij de dialoog rond Onsonderwijs2032. Scholen denken ook nu al heel bewust na over wat het meest relevant is voor hun leerlingen om te leren voor de toekomst. Het is van belang dat het perspectief van jongeren met specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften wordt meegenomen in het debat.
De volgende afname van de Curriculummonitor is gepland in 2017 en daarin zal in ieder geval gestreefd worden naar verdieping en verbreding van de huidige resultaten. Daarnaast worden in het najaar van 2015 discussiebijeenkomsten georganiseerd met bestuurders, schoolleiders en leraren uit het vso om een bijdrage te leveren aan het debat over Onsonderwijs2032. Aan de hand van die ervaringen wordt ook gekeken hoe scholen voor so en pro bij het debat betrokken kunnen worden, indien dat niet al gebeurt.
34
Referenties
Akker, J. van den (2003). Curriculum perspectives: An introduction. In J. van den Akker, W. Kuiper, & U. Hameyer (Eds.), Curriculum landscapes and trends (pp. 1-10). Dordrecht: Kluwer. Koopmans-van Noorel, A., Blockhuis, C., Folmer, E., & Voorde, M. ten (2014). Curriculummonitor 2014. Verkenning van de curriculumpraktijk in primair en voortgezet onderwijs. Enschede: SLO. Miller, R. (2000). ‘A brief introduction to holistic education’, the encyclopaedia of informal education. Geraadpleegd op 7 juli 2015 van http://infed.org/mobi/a-brief-introduction-to-holisticeducation/. Platform onderwijs2032 (2015). Hoofdlijn advies: Een voorstel. Geraadpleegd op 5 oktober 2015 van http://onsonderwijs2032.nl/advies. SLO (2015a). Curriculumspiegel Deel A: Generieke trendanalyse. Enschede: SLO. SLO (2015b). Curriculumspiegel Deel B: Vakspecifieke trendanalyse. Enschede: SLO. Thijs, A., & Akker, J. van den (2009). Leerplan in ontwikkeling. Enschede: SLO. WRR, (2009). Vertrouwen in de school. Over de uitval van 'overbelaste' jongeren, WRR rapporten aan de regering nr. 83. Amsterdam: Amsterdam University Press.
35
Bijlage 1 Interviewleidraad Thema's: 1. Landelijke leerplankaders 2. Opbrengstgericht werken (waaronder toetsen/evalueren) 3. Omgaan met verschillen 4. Samenhang (horizontaal en verticaal) 5. Ruimte voor eigen keuzes 6. Speerpunten en uitdagingen Thema 1: landelijke leerplankaders (leergebieden én leergebiedoverstijgend) Hoofdvraag: In hoeverre bieden de landelijke leerplankaders voldoende richting (houvast)? (denk aan: kerndoelen - leergebieden en leergebiedoverstijgend, referentieniveaus taal en rekenen) (daarnaast zijn er natuurlijk vele uitwerkingen, in tussendoelen en leerlijnen, methodes en materialen, ICT enz.) Deelvragen/aandachtspunten: • Op welke (landelijke) leerplankaders baseert u uw onderwijsaanbod (voornamelijk)? • Heeft u voldoende zicht op de belangrijkste doelen en inhouden die u zou moeten nastreven in het onderwijsaanbod? Hebben de teamleden voldoende zicht hierop? • Voor welke leer- en vormingsgebieden en/of vakken of lgo doelen heeft u behoefte aan meer duidelijkheid en specificatie van doelen en inhouden? In welke vorm zou een dergelijke specificatie wenselijk zijn? • Aan welke leer- en vormingsgebieden en/of vakken of lgo doelen kunt u voor uw gevoel onvoldoende aandacht besteden? Wat maakt dat u onvoldoende aandacht kunt besteden aan deze vakken en/of leer- vormingsgebieden? • Vindt u het belangrijk om aandacht te besteden aan de zogenaamde 21st century skills? Kunt u er voldoende aandacht aan besteden, en indien nee, waar heeft u behoefte aan? (denk aan: leren leren, ICT-geletterdheid, kritisch denken, creativiteit, probleemoplossend vermogen, samenwerken, communiceren enz.) Thema 2: opbrengstgericht werken, waaronder toetsen en evalueren Hoofdvraag: In hoeverre ervaart u voldoende houvast om doelgericht en opbrengstgericht te werken? Deelvragen/aandachtspunten: • Heeft u voldoende geschikte instrumenten in handen om de ontwikkeling van leerlingen in beeld te brengen en op basis daarvan het onderwijsaanbod af te stemmen? (globaal laten benoemen hoe men dit nu doet voor de verschillende leergebieden en leergebiedoverstijgende doelen) • Voor welke leer- en vormingsgebieden en/of vakken en/of leergebiedoverstijgende doelen heeft u behoefte aan meer houvast om de ontwikkeling van leerlingen in beeld te brengen? Wat zou u kunnen helpen om de ontwikkeling van de leerlingen voor die onderdelen beter in beeld te brengen?
37
•
•
Voor welke doelgroepen heeft u behoefte aan meer houvast om de ontwikkeling van leerlingen in beeld te brengen? Wat zou u kunnen helpen om de ontwikkeling van die leerlingen beter in beeld te brengen? (denk aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, beperkingen, capaciteiten enz.) Ervaart u nog andere knelpunten op het gebied van opbrengstgericht werken? (denk aan leermiddelen en materialen, deskundigheid van leraren, nadruk op toetsen, eenzijdig toetsen enz.)
Thema 3: omgaan met verschillen Hoofdvraag: In hoeverre bent u tevreden over de mate waarin u in het onderwijsaanbod tegemoet kunt komen aan verschillen tussen leerlingen? Deelvragen/aandachtspunten: • In hoeverre is differentiatie inhoudelijk uitgewerkt voor de verschillende leer- en vormingsgebieden en/of vakken? • Wat ervaart u als knelpunten, of wat zou u kunnen helpen om het onderwijsaanbod (nog) beter af te stemmen op verschillen tussen leerlingen? (denk aan leerlijnen, leermiddelen, toetsen, professionalisering, suggesties voor onderwijstijd enz.) Thema 4: samenhang in het onderwijsaanbod Hoofdvraag: In hoeverre vindt u dat er een goede samenhang is in het onderwijsaanbod? (horizontaal; tussen vakken en verticaal; tussen leerjaren/sectoren) Deelvragen/aandachtspunten: • Op welke manier besteedt u aandacht aan (geeft u vorm aan) de horizontale samenhang in het onderwijsaanbod? (denk aan: afstemmen van doelen en inhouden van verschillende vakken, taal en rekenen in andere vakken, vakoverstijgende projecten, thematisch werken/vakkenintegratie, afstemmen van binnen- en buitenschools leren enz.) • Aan welke aspecten van samenhang in het onderwijsaanbod zou u (nog) meer of beter invulling willen geven? • Op welk gebied ervaart u belemmeringen of mogelijkheden om te komen tot (nog) meer horizontale samenhang in het onderwijsaanbod? • Op welke manier besteedt u aandacht aan (geeft u vorm aan) de afstemming in het onderwijsaanbod tussen leerjaren en sectoren? (denk aan afspraken tussen onder- en bovenbouw, met vervolgonderwijs of aanleverende scholen enz.) • Op welk gebied ervaart u belemmeringen of mogelijkheden om te komen tot (nog) meer afstemming in het onderwijsaanbod tussen leerjaren en sectoren? (verticale samenhang) Thema 5: naar een bruikbaar onderwijsaanbod (over ruimte en overladenheid) Hoofdvraag: In hoeverre ervaart u dat er voldoende ruimte is voor eigen keuzes in het onderwijsaanbod? (inhoudelijk en in omvang)
38
Deelvragen/aandachtspunten: • In hoeverre ervaart u in de praktijk ruimte om (school)eigen keuzes te maken in het onderwijsaanbod? • Vindt u dat eigen keuzes en accenten voldoende tot hun recht kunnen komen in het onderwijsaanbod? Waarom wel/niet? Wat helpt en blokkeert bij het maken van eigen keuzes? (denk aan overladenheid, inspectietoezicht, onvoldoende zicht op keuzemogelijkheden enz.) • Wat is nodig om overladenheid te voorkomen/verhelpen? Thema 6: (leerplankundige) speerpunten en uitdagingen de komende jaren Hoofdvraag: Welke (leerplankundige) speerpunten heeft u geformuleerd (verleden, heden, toekomst) en welke uitdagingen ziet u de komende jaren op u af komen? Deelvragen: • Wat zijn de belangrijkste veranderingen geweest in de afgelopen jaren wat betreft het vormgeven van het onderwijsaanbod? • Welke speerpunten heeft u nu in uw schoolbeleid en in hoeverre verwacht u dat deze in de komende 5 jaar zullen veranderen? • Wat ziet u als belangrijke (leerplankundige) uitdagingen voor uw school vanaf 2015?
39
Bijlage 2 Opzet en leidraad online forum Vooraankondiging: Geachte [naam], SLO organiseert een online discussie over ontwikkelingen en ervaren knelpunten rondom het curriculum van scholen voor so, vso en praktijkonderwijs. De afgelopen maanden heeft SLO een leerplankundig onderzoek uitgevoerd in deze sectoren. Graag leggen wij enkele conclusies uit dit onderzoek aan u voor om deze aan te scherpen of aan te vullen. De voorgelegde conclusies zijn gebaseerd op interviews met schoolleiders in het so, vso en praktijkonderwijs en op een expertmeeting met bovenschoolse directeuren. Hoe werkt het? Vanaf maandag 8 december tot en met vrijdag 12 december nodigen we u uit om online in een besloten omgeving mee te praten over uw ervaringen. Drie dagen ontvangt u een e-mail met een link naar de vraag of stelling van die dag. U kunt uw mening geven door een reactie te schrijven. Het forum biedt ook gelegenheid om te reageren op uitspraken van andere deelnemers. Wie worden uitgenodigd? Deelnemers aan deze discussie zijn werkzaam bij verschillende landelijke organisaties die SLO als belangrijke partners ziet voor leerplanontwikkeling, of hebben in hun rol als bestuurder of expert te maken met so, vso of praktijkonderwijs. Privacy Uw antwoorden zijn alleen zichtbaar voor de overige (door ons uitgenodigde) deelnemers en voor de onderzoekers. U kunt een anonieme schermnaam gebruiken indien u dat wenst. Wij vinden uw mening en inbreng van groot belang. Bent u bereid om deel te nemen aan deze kortlopende discussie, klik dan hier. Namens de projectleiders van SLO; Hans Pietersen en Annette Koopmans, alvast bedankt voor uw deelname! Team Het Onderwijspanel.
41
De discussievragen:
Onderwerp dag 1: Veranderende visie
Welkom bij het eerste onderwerp in deze discussie: de verschuiving in het denken over het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Achtergrond Met de ontwikkeling van kerndoelen voor het so, de wet Kwaliteit voor het vso en het referentiekader voor taal en rekenen lijkt zich voor veel scholen voor so, vso en praktijkonderwijs een paradigmashift te voltrekken: Voorheen was er veelal sprake van individualiserend, kindvolgend onderwijs of juist frontaal klassikaal werken, nu is de uitdaging om meer onderwijsplannend het aanbod vorm te geven. Meer denken vanuit een basisaanbod en schooleigen standaarden, met aanpassingen voor subgroepen of individuele leerlingen waar nodig. Discussie Wij zijn benieuwd naar de mate waarin scholen voor so, vso en praktijkonderwijs deze paradigmashift volgens u hebben gerealiseerd.
Geef een score van 0 tot 10 voor het so, vso en praktijkonderwijs; geef duidelijk aan voor welke sector(en) u de score geeft.
Licht uw antwoord toe: Waarom geeft u deze score, wat maakt dat de ene sector wellicht verder is met deze ontwikkelingen dan de andere, welke uitdagingen of randvoorwaarden spelen bijvoorbeeld een rol?
Onderwerp dag 2: Houvast voor scholen
Welkom bij het tweede onderwerp in deze discussie: de mate van houvast die scholen ervaren (of juist missen) om het onderwijsaanbod vorm te geven. Achtergrond Scholen hebben in Nederland relatief veel vrijheid om hun onderwijs naar eigen inzicht vorm te geven. Scholen hechten hier net als andere betrokkenen zeer aan, maar het stelt hen ook voor een grote uitdaging: hoe kunnen zij de ruimte die er is optimaal benutten, hoe voorkomen zij overladenheid van het programma en in hoeverre ervaren leraren houvast op basis van de beschikbare landelijke leerplankaders en andere uitwerkingen? Bovendien zijn er voor so, vso en praktijkonderwijs grote verschillen in de mate waarin uitwerkingen beschikbaar zijn voor de leergebieden, de leergebiedoverstijgende doelen en de transitiedomeinen. Voor de duidelijkheid een korte toelichting op de leergebiedoverstijgende kerndoelen en de transitiedomeinen: • Leergebiedoverstijgende kerndoelen so: zintuiglijke en motorische ontwikkeling, sociaalemotionele ontwikkeling, leren leren, omgaan met media en technologische hulpmiddelen, ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit, praktische redzaamheid. • Leergebiedoverstijgende kerndoelen vso: leren leren, leren taken uitvoeren, leren functioneren in sociale situaties, ontwikkelen van een persoonlijk toekomstperspectief. • Transitiedomeinen vso en praktijkonderwijs: wonen, werken, vrije tijd, burgerschap.
42
Discussie Landelijke leerplankaders als kerndoelen, referentieniveaus voor taal en rekenen en andere beschikbare (voorbeeld)uitwerkingen bieden scholen in het algemeen voldoende houvast om het onderwijsaanbod vorm te geven. Scholen worstelen nog het meest met het vormgeven van het aanbod en het in beeld brengen van opbrengsten voor: • de leergebiedoverstijgende kerndoelen (so en vso) • de transitiedomeinen wonen, werken, vrije tijd en burgerschap (vso en praktijkonderwijs)
In hoeverre bent u het eens met bovenstaande conclusie over de mate van houvast die scholen voor so, vso en praktijkonderwijs ervaren?
Licht uw antwoord toe en geef duidelijk aan over welke sector(en) het gaat.
Onderwerp dag 3: Speerpunten en uitdagingen
Welkom bij het derde onderwerp in deze discussie: de belangrijkste leerplankundige speerpunten voor de komende 5 jaar. Achtergrond Het curriculum staat momenteel volop in de belangstelling, denk bijvoorbeeld aan de huidige discussie rond 'onderwijs 2032'. Daarnaast zijn verschillende ontwikkelingen in gang gezet zoals opbrengstgericht werken, de invoering van passend onderwijs en de nieuwe participatiewet. Zo zijn er vast meer maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen te noemen die allemaal ook hun invloed hebben op het curriculum van het so, vso en praktijkonderwijs. Voor welke uitdagingen staan deze scholen de komende jaren? Discussie Wat zouden volgens u de leerplankundige speerpunten moeten zijn voor de komende 5 jaar voor scholen voor so, vso en praktijkonderwijs? Licht uw antwoord toe en geef duidelijk aan voor welke sector(en) u de speerpunten benoemt.
43
SLO heeft als nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling een publieke taakstelling in de driehoek beleid, praktijk en wetenschap. SLO heeft een onafhankelijke, niet-commerciële positie als landelijke kennisinstelling en is dienstbaar aan vele partijen in beleid en praktijk. Het werk van SLO kenmerkt zich door een wisselwerking tussen diverse niveaus van leerplanontwikkeling (stelsel, school, klas, leerling). SLO streeft naar (zowel longitudinale als horizontale) inhoudelijke samenhang in het onderwijs en richt zich daarbij op de sectoren primair onderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs. De activiteiten van SLO bestrijken
Piet Heinstraat 12 7511 JE Enschede Postbus 2041 7500 CA Enschede T 053 484 08 40 E
[email protected] www.slo.nl company/slo @slocommunicatie
Fotografie: Shutterstock
in principe alle vakgebieden.