Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
Steunpunt Beleidsrelevant onderzoek Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot registratierechten: lessen uit de literatuur (Voorlopige versie: mag niet verspreid worden buiten het steunpunt BOV)
B. Brys, F. Naert, C. Smolders, L. Van Ootegem
ABSTRACT
Dit document bespreekt, op basis van een literatuuroverzicht, de factoren die een positieve, negatieve of neutrale invloed hebben op het compliance gedrag met betrekking tot de inkomensbelasting. Op basis van deze resultaten proberen we vervolgens inzicht te krijgen in factoren die het compliance gedrag kunnen beïnvloeden met betrekking tot de Vlaamse belastingen, en voornamelijk met betrekking tot de registratierechten. We concluderen met een aantal ideeën voor verder onderzoek.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
1
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
COMPLIANCE MET BETREKKING TOT REGISTRATIERECHTEN: LESSEN UIT LITERATUUR
DE DE
INHOUDSTABEL 1. Inleiding 2. Inkomensbelasting: factoren die de (non-) compliance beïnvloeden 2.1 Individuele kenmerken 2.1.1 Het inkomen 2.1.1.1 Hoogte van het inkomen 2.1.1.2 Aanvullende kenmerken van het inkomen 2.1.2 Objectieve kenmerken 2.1.2.1 Leeftijd 2.1.2.2 Geslacht 2.1.2.3 Maritale status 2.1.2.4 Uitgeoefend beroep 2.1.2.5 Opleidingsniveau 2.1.2.6 Kennis en ervaring van het belastingstelsel 2.1.3 Subjectieve kenmerken 2.1.3.1 Graad van risico aversie 2.1.3.2 Sociale omgeving en interactie met sociale omgeving 2.1.3.3 Persoonlijke houding t.o.v. belastingen 2.1.3.4 Subjectieve perceptie van institutionele kenmerken 2.2 Institutionele kenmerken 2.2.1 Wettelijk kader 2.2.1.1 Complexiteit inzake belastingbasis en tarifering 2.2.1.2 Tarieven 2.2.1.3 De inhoudingstrategie 2.2.1.4 Boetes (en andere sancties) 2.2.2 Werking van de belastingdienst 2.2.2.1 Kans op audit 2.2.2.2 Voorheen uitgevoerde audits 2.2.2.3 Communicatie met belastingbetaler 2.2.2.4 Houding van belastingdienst 2.2.3 De rol van derden 2.3 Conclusie 2.3.1 Exogene compliance verhogende factoren 2.3.2 Endogene compliance verhogende factoren 3. (Non-) compliance met betrekking tot de registratierechten 3.1 Specifieke karakteristieken van een vastgoedtransactie (en de registratierechten) 3.1.1 Karakteristieken vastgoedtransactie 3.1.2 Non-compliance bij vastgoed 3.2 Hypothesen over factoren die de compliance m.b.t. de registratierechten beïnvloeden 3.2.1 Individuele kenmerken 3.2.2 Institutionele kenmerken 4. Vervolg van het onderzoek Bibliografie
2
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
1. INLEIDING Belastingen worden vaak geëvalueerd op basis van efficiëntie - criteria, rechtvaardigheidscriteria, op basis van de herverdelingseffecten en op basis van de hoogte van de belastingontvangsten. Maar ook de mate waarin de belastingen door de belastingbetaler worden betaald (compliance) of aanleiding geven tot ontwijkings- of ontduikingsgedrag (non-compliance) is een belangrijk evaluatiecriterium. Uiteraard heeft dit ontwijkings- of ontduikingsgedrag invloed op de economische efficiëntie en op de rechtvaardigheid van de belasting. Bovendien beïnvloedt dit gedrag de herverdelingseffecten van de belasting en vermindert ze de belastingontvangsten.
De definitie van (non-) compliance? Het is niet altijd even duidelijk wat er met belasting compliance en non-compliance wordt bedoeld. Is non-compliance voornamelijk opzettelijke belastingontduiking, of wordt er ook legale belastingontwijking en fouten bij de aangifte mee bedoeld? Een populaire definitie van non-compliance is: ‘het verschil tussen de belastingen die economische agenten zouden moeten betalen en wat de fiscus spontaan ontvangt aan belastingen’. Dit verschil kan worden verklaard doordat de belastingbasis niet wordt aangegeven, doordat de belastbare grondslag maar gedeeltelijk wordt aangegeven (zo kan er te weinig inkomen worden aangegeven, kunnen de aftrekken worden overdreven of kunnen er fouten worden gemaakt bij de aangifte) of doordat de fiscus fouten maakt bij de aanslag zodat de belastingbetaler te weinig belastingen moet betalen. De definitie van compliance is dan: ‘de belastingopbrengsten die de fiscus spontaan ontvangt’. De fiscus kan door het voeren van controle de belasting non-compliance verminderen. Een alternatieve definitie van non-compliance is daarom ‘het verschil tussen de belastingen die economische agenten zouden moeten betalen en wat de fiscus ontvangt aan belastingen na controle’. In feite zou de definitie ook rekening moeten houden met de kosten die verbonden zijn aan o.a. het controleren van de aangiften (zoals personeelskosten enz.) en met het feit dat een té strenge controle de belastingontvangsten kan doen afnemen en/of de non-compliance kan doen verhogen. Zo kan controle hoge administratieve kosten tot gevolg hebben die het aantal transacties doet dalen waardoor de belastbare grondslag vermindert. Bovendien kunnen belastingbetalers geneigd zijn om extra belastingen te ontduiken uit gevoelens van wraak na een strenge controle of ontvangen boete. Het blijft echter onduidelijk waar de woorden ‘zouden moeten’ in de definities van non-compliance naar verwijzen. Allereerst is de belastingwetgeving dikwijls complex zodat het niet altijd duidelijk is wat de belastingen zijn die moeten worden betaald. Belastingbetalers passen ook op een legale manier hun gedrag aan, nét met de bedoeling om de belastingen te verminderen. Dit ontwijkingsgedrag wordt meestal niet als non-compliance beschouwd omdat de overheid vaak wil dat de belastingbetaler de belasting ontwijkt, bijvoorbeeld bij de consumptie van sigaretten en alcohol en bij aanvullend fiscaal interessant pensioensparen. Er is echter geen duidelijke grens te trekken tussen wat als ‘normaal’ en wat als ‘overdreven’ ontwijkingsgedrag kan worden beschouwd. Het op een legale manier onderbrengen van de belastbare grondslag in belastingparadijzen zou bijvoorbeeld wel als noncompliance kunnen worden beschouwd. Er moet ook gewezen worden op het belang van de aanvaardingsgraad van de belasting door de belastingbetaler. Sommige maatregelen, zoals bijvoorbeeld boetes, verhogen de compliance omdat agenten de boetes willen vermijden. Deze boetes worden echter vaak ook als onrechtvaardig ervaren waardoor de aanvaardingsgraad van de belasting verkleint. Dit onrechtstreeks effect heeft een negatief effect op de compliance. De compliance kan echter niet gedefinieerd worden als ‘de mate waarin de belastingbetaler de verschuldigde belastingen aanvaardt’, omdat de belastingbetaler de belastingen niet moet aanvaarden om ze toch te betalen. De aanvaardingsgraad is maar één factor, weliswaar een belangrijke, die de compliance bepaalt.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
3
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
De compliance literatuur De uitgebreide compliance literatuur bestudeert de mate waarin belastingen effectief worden betaald. Meer specifiek heeft deze literatuur aandacht voor de factoren die het compliance gedrag beïnvloeden en verklaren. De oorspronkelijke literatuur heeft voornamelijk aandacht voor duidelijk meetbare en aanwijsbare factoren en vooronderstelt rationele economische actoren. Zo wordt er de nadruk gelegd op de invloed van het inkomen, de belastingvoet, de boetes, de pakkans enz. De meer recente literatuur heeft meer aandacht voor minder aanwijsbare factoren, zoals de persoonlijke houding ten opzichte van de belastingen en de invloed van de sociale omgeving op het compliance gedrag. Naast de factoren die het compliance gedrag beïnvloeden bestudeert de literatuur de gevolgen die de non-compliance heeft op de actoren. Zo wordt de optimale reactie bestudeerd van de controlediensten van de fiscus op de non-compliance. Tenslotte worden ook pogingen ondernomen om de compliance te meten. De evolutie in de literatuur heeft ook implicaties voor de gebruikte empirische methoden in de studie van de compliance van de inkomensbelasting. De invloed van de objectieve factoren kan worden bestudeerd op basis van data verkregen van de fiscus (bijvoorbeeld door het gebruik van econometrische methodes). De studie van de invloed van minder aanwijsbare persoonlijke en sociologische factoren is heel wat moeilijker. Vaak wordt er aan de belastingbetaler gevraagd wat de factoren zijn die zijn compliance gedrag beïnvloeden. Survey onderzoek moet echter steeds kritisch worden beoordeeld aangezien actoren niet altijd de waarheid spreken wanneer ze worden bevraagd. Om deze problemen te vermijden worden vaak experimenten gebruikt. In een computerzaal wordt het gedrag en de interactie tussen mensen bestudeerd wanneer zij een economisch spel spelen en moeten reageren op prikkels (bijvoorbeeld hoe de compliance verandert als de boete verhoogt) die worden gestuurd door de onderzoekers. Het nadeel van experimenten is echter dat gedrag in het echte leven complexer is dan in een spelomgeving. Bovendien worden experimenten vaak met studenten gespeeld en niet met mensen die daadwerkelijk belastingen moeten betalen. De theoretische en empirische literatuur besteedt voornamelijk aandacht aan de compliance met betrekking tot inkomensbelastingen. Deze aandacht lijkt logisch omdat de inkomensbelasting zorgt voor hoge belastingontvangsten. Bovendien biedt de belasting vaak ruimte voor ontwijking en/of ontduiking en zijn er veel data beschikbaar voor het uitvoeren van empirisch onderzoek.
Vlaanderen De Vlaamse overheid is bevoegd voor belastingen met betrekking tot vastgoed, zoals de onroerende voorheffing en de leegstandsheffing en voor een aantal belastingen met betrekking tot de overdracht van vermogen, zoals het registratierecht en het schenkings- en successierecht. De focus van de compliance literatuur op inkomensbelastingen heeft tot gevolg dat een veralgemening van de resultaten naar andere belastingvormen niet vanzelfsprekend is. Ook voor het Vlaamse beleid wordt het steeds belangrijker om inzicht te hebben in de factoren die bepalen in welke mate de Vlaamse belastingen worden betaald. Ook is het belangrijk om te weten hoe de fiscus optimaal kan reageren op non-compliance gedrag. Deze kennis is belangrijk bij het uitbouwen van een efficiënt werkende belastingdienst die toeziet op de correcte implementatie en controle.
Onderwerp en structuur van de paper Dit document vertrekt van de factoren die een (positieve, negatieve of neutrale) invloed hebben op het compliance gedrag met betrekking tot de inkomensbelasting. Op basis van deze resultaten proberen we inzicht te krijgen in factoren die het compliance gedrag positief kunnen beïnvloeden met betrekking tot de Vlaamse belastingen, en voornamelijk met betrekking tot de registratierechten.
4
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
In sectie 2 wordt een overzicht gegeven van de empirische literatuur die (non-) compliance m.b.t. inkomensbelastingen verklaart. Elke sectie vertrekt van de intuïtie van de theoretische literatuur, waarmee de empirische resultaten kunnen worden vergeleken. Op het einde van elke sectie worden de resultaten samengevat (in kaders). Een exhaustief overzicht van de geraadpleegde literatuur en het effect van verschillende verklarende factoren wordt in bijlage toegevoegd. Sectie 3 gaat na welke verklarende factoren uit dit overzicht kunnen worden aangewend als hypotheses voor de verklaring van (non-) compliance m.b.t. de registratierechten. Ook wordt nagegaan welke de invloed op (non-) compliance kan zijn van het onderscheiden karakter van de registratierechten t.o.v. een inkomensbelasting, nl. de betrokkenheid van twee partijen (koper en verkoper), het belang van de referentie naar de “werkelijke” (venale of intrinsieke) waarde van het onroerend goed, de invloed van de notaris en de vastgoedmakelaar, enz.
2. INKOMENSBELASTING: FACTOREN COMPLIANCE BEINVLOEDEN
DIE
DE
(NON-)
Op basis van een uitgebreide literatuurstudie geeft deze sectie een overzicht van het empirisch onderzoek naar de verklaring van (non-) compliance m.b.t. inkomensbelastingen. Dit overzicht identificeert de belangrijkste determinanten van het (non-) compliance gedrag en geeft aan of er een positief, negatief of neutraal verband bestaat tussen de desbetreffende factor en het (non-) compliance gedrag. Het theoretische basismodel in verband met belastingcompliance is het model van Allingham en Sandmo (1972). In dit model bepaalt de belastingbetaler het inkomen dat wordt gerapporteerd en het inkomen dat wordt ontdoken. Dit model is gebaseerd op de volgende uitgangspunten en vooronderstellingen (zie bijvoorbeeld Andreoni (1998)): - de fiscus kan d.m.v. controles het werkelijke inkomen achterhalen - de kans om gecontroleerd te worden is exogeen (dus ook niet afhankelijk van het inkomen) - bij controle en ontdekking van de onderrapportering moet de ontdoken inkomensbelasting alsnog worden betaald, verhoogd met een boete; het boetebedrag stijgt proportioneel met het ontdoken inkomen - belastingbetalers zijn risico-avers (een zeker inkomen wordt verkozen boven een onzeker inkomen met dezelfde verwachte waarde). Dus: hoe risico-averser de belastingbetaler, hoe lager zijn non-compliance (ceteris paribus). Bovendien wordt er verondersteld dat de risico-aversie daalt bij stijgend inkomen - de belastingbetaler maximeert enkel zijn eigen nut. Hoe minder er aan de fiscus moet worden betaald, hoe hoger het nut. Er wordt bijgevolg geen rekening gehouden met de projecten die gefinancierd worden met het belastinggeld. Het gerapporteerde inkomen in het Allingham en Sandmo (1972) model is afhankelijk van de hoogte van het inkomen, de belastingvoet, de boete, de pakkans en de mate van risico-aversie van de belastingbetaler. De belastingbetaler ontduikt aanvullend inkomen als het verwachte nut van de extra opbrengst van ontduiking (wanneer non-compliance niet wordt vastgesteld) hoger is dan het verwachte nutsverlies ten gevolge van de kosten van extra ontduiking (wanneer non-compliance wordt vastgesteld door de fiscus). Factoren die de kost van ontduiking verhogen, zoals de boete en de pakkans, beperken het non-compliance gedrag van de belastingbetaler. Factoren die de opbrengst van ontduiking verhogen, zoals de belastingvoet, verhogen de non-compliance. In feite is het effect met betrekking tot de belastingvoet complexer omdat een stijging van de belastingvoet ook een daling van het netto-inkomen impliceert (bij een gelijkblijvend bruto-inkomen). Deze daling heeft dan weer een daling in de non-compliance tot gevolg ten gevolge van de assumptie m.b.t. de risico-aversie.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
5
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
Yitzhaki (1987) veronderstelt dat het boetebedrag proportioneel stijgt met de ontdoken inkomensbelasting (het belastingtarief vermenigvuldigd met het ontdoken inkomen), en niet met het ontdoken inkomen zoals in Allingham en Sandmo (1972). Een stijging van het belastingtarief verhoogt dan zowel de kost als de opbrengst van belastingontduiking. Een stijging van het belastingtarief heeft bijgevolg geen directe invloed heeft op het ontduikingsgedrag. Er is wel een indirect effect omdat het netto-inkomen daalt ten gevolge van de stijging van het belastingtarief. Dit resulteert in een daling in de non-compliance ten gevolge van de risico-aversie assumptie. Een stijging van het belastingtarief in het model van Yitzhaki (1987) heeft bijgevolg een daling in de non-compliance tot gevolg. De fiscus kan beslissen tot een belastingamnestie, dit wil zeggen dat belastingbetalers die de ontdoken belastingen uit het verleden alsnog aangeven enkel de verschuldigde belastingen moeten betalen maar geen boetes. Het Allingham en Sandmo model impliceert dat belastingamnestie geen extra belasting opbrengt voor de fiscus. De belastingbetaler had beslist, zelfs gegeven de hoge boete, dat ontduiking voordelig was. In geval van een lagere of geen boete, zoals bij een belastingamnestie, blijft de belastingbetaler bij zijn keuze uit het verleden om belastingen te ontduiken. Enkel indien de fiscus aankondigt dat de boetes en de controles in de toekomst hoger zullen zijn en dat de controles ook op het verleden betrekking zullen hebben, enkel dan heeft een belastingamnestie extra belastingopbrengst tot gevolg. Uiteraard kan het eenvoudige model van Allingham en Sandmo (1972) worden bekritiseerd. Zo wordt er vaak op gewezen dat het model een economische agent veronderstelt die rationeel is en die enkel zijn persoonlijke nut maximeert. Deze veronderstelling impliceert bijvoorbeeld dat het volledige inkomen zou worden ontdoken bij afwezigheid van controle (of wanneer de pakkans nihil is). Empirisch gezien is dit een té extreme conclusie. De praktijk toont aan dat er een vrij grote betalingsbereidheid is bij de doorsnee belastingplichtige. Bovendien houden belastingbetalers rekening met de sociale omgeving en is het gedrag ook afhankelijk van meer subjectieve gedragskenmerken. Ook de werking van de fiscus in het model is onderhevig aan kritiek. Zo kan de fiscus zijn controlegedrag aanpassen en bijvoorbeeld afhankelijk maken van het verwachte ontdoken inkomen (ook dit is niet opgenomen in Allingham en Sandmo). De factoren die een invloed kunnen hebben op het (non-) compliance gedrag van de belastingbetaler uit het theoretische model en de factoren die volgens de literatuur ontbreken in het model, zijn de basis voor de structuur van de tekst. De resultaten van de empirische literatuur worden weergegeven op basis van deze factoren. Sectie 2.1 bespreekt de individuele kenmerken van de belastingbetaler die het (non-) compliance gedrag beïnvloeden. Sectie 2.2 bespreekt de institutionele kenmerken en sectie 2.3 concludeert.
2.1 Individuele kenmerken Uiteraard bepaalt de belastingbetaler de mate waarin belastingen al of niet worden betaald. Deze eerste sectie bestudeert daarom het verband tussen de individuele kenmerken van de belastingbetaler en zijn (non-) compliance gedrag. In sectie 2.1.1 analyseren we het effect van het inkomen. Vervolgens wordt het effect van objectieve (sectie 2.1.2) en subjectieve (sectie 2.1.3) individuele kenmerken onderzocht.
2.1.1 Het inkomen In deze sectie wordt de invloed van het inkomen op de houding van de belastingbetalers bestudeerd met betrekking tot het compliance gedrag. Het effect van een verandering in de hoogte van het inkomen wordt toegelicht en besproken in sectie 2.1.1.1. Ook heeft de empirische literatuur aandacht voor specifieke kenmerken van het inkomen (sectie 2.1.1.2).
6
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
2.1.1.1
Hoogte van het inkomen
Deze sectie bespreekt het empirisch verband tussen het inkomen en de compliance (het inkomen dat wordt gerapporteerd aan de fiscus) en tussen het inkomen en de non-compliance (het inkomen dat niet wordt gerapporteerd aan de fiscus). Verwacht theoretisch verband: als de belastingbetaler een gegeven percentage van zijn inkomen probeert te ontduiken, dan leidt een stijging van het inkomen waarschijnlijk tot een stijging van het aangegeven inkomen en tot een stijging van het ontdoken inkomen (stijging van de absolute bedragen).
Verband inkomen en compliance
• Positief verband Een aantal studies gebruiken data van de fiscus. Studie (39), op basis van gecombineerde data van de IRS en TCMP data1, vindt dat het compliance gedrag stijgt met het inkomen. De stijging is minder sterk bij hogere inkomens. Studie (71) voert een regressie-analyse uit op de opbrengsten van belastingcontroles. De compliance blijkt toe te nemen met het per capita inkomen. De stijging is opnieuw kleiner bij hogere inkomens. Ook (98), op basis van tijdreeksen verkregen van het IRS (1980-1995), vindt dat het gerapporteerde inkomen stijgt met het huidige inkomen. • Geen verband In studie (93) werd een survey opgestuurd naar belastingbetalers in Hong Kong en in de US die ervaring hebben met het invullen van een belastingaangifte. Zowel in de US als in Hong Kong heeft het inkomen geen invloed op het compliance gedrag van de belastingbetaler.
Verband inkomen en non-compliance
• Positief verband Een aantal artikels vindt een positief verband tussen de hoogte van het inkomen en het ontdoken inkomen (non-compliance). Studie (105) rapporteert over een survey die werd gestuurd naar 1999 Australische belastingbetalers. Deze survey probeert hun verwachtingen met betrekking tot het non-compliance gedrag van andere belastingbetalers na te gaan. Sommige belastingbetalers kregen nadien feedback over de verkregen informatie. De daaropvolgende belastingaangifte van deze belastingbetalers werd in detail geanalyseerd. Hieruit bleek een positief verband tussen het inkomen en de belastingontduiking. Ook het experiment in (89), uitgevoerd bij studenten aan de universiteiten van Bonn en van Keulen, vindt een positief verband tussen inkomen en non-compliance. Andere studies gebruiken data van de fiscus. De studie in (32) betreft een van de eerste belangrijke studies die empirisch het verband nagaat tussen belastingontduiking, inkomen en de belastingvoet. Op basis van TCMP data van 1969 in de US worden regressies geschat. Het verband tussen inkomen en ontduiking is positief voor alle categorieën van belastingbetalers. Ook de studie in (100) maakt gebruik van individuele data verkregen van de IRS. Door de hoge correlatie tussen inkomen en marginale belastingvoeten kan geen apart effect worden geschat. Het regressieresultaat is dat de belastingontduiking stijgt voor gezinnen gekenmerkt door hogere inkomens en hogere marginale 1
De ‘IRS (Internal Revenue Service) is de Amerikaanse fiscus. ‘TCMP’ (Taxpayer Compliance Measurement Program) data verwijst naar een bestand van belastingaangiftes die door de Amerikaanse fiscus nauwkeurig zijn gecontroleerd op correctheid.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
7
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
belastingvoeten. Dit resultaat impliceert dat de belastingontduiking stijgt door de progressiviteit van de inkomensbelasting. Ook studie (1) toont aan voor individuele data in Jamaica dat de kans op ontduiking en de hoogte van de ontduiking stijgt met het inkomen en de marginale belastingvoet. In (16) wordt het belaste inkomen uitgedrukt in termen van het bruto inkomen en alle aftrekmogelijkheden in Duitsland. De mate waarin aftrekmogelijkheden worden gebruikt en de mate van ontduiking stijgt met het inkomen. (85) maakt gebruik van data verkregen van het belastingamnestie programma in California. Studie (76) stelt dat belastingbetalers hun huidige ontduikingsgedrag bepalen op basis van het voorheen ontdoken inkomen dat niet is vastgesteld door de fiscus. Zo willen belastingbetalers die in vorige jaren veel inkomen hebben ontdoken dit in de huidige periode niet doen. Op die manier voorkomen ze dat de fiscus het voorheen ontdoken inkomen ontdekt, want een controle van de huidige aangifte impliceert dat ook vorige aangiften worden gecontroleerd. Een stijging van het inkomen impliceert dat het ontdoken inkomen in de vorige periodes in relatieve grootte daalt ten opzichte van de huidige belastingverplichtingen. Dit leidt tot een stijging van het ontdoken inkomen bij de huidige aangifte. (33) en (99) meten de ontduiking niet op het niveau van de individuele belastingbetaler maar op het niveau van de 25 kantons in Zwitserland. Ook zij constateren een positief verband tussen het inkomen en de belastingontduiking. • Negatief verband Drie studies, op basis van surveys, vinden een negatief verband tussen inkomen en ontduiking. In (25) wordt het gedrag bestudeerd van 100 belastingbetalers die relevante belastinginformatie bijhouden in een persoonlijk dagboek. Ook het invullen van de belastingbrief gebeurt in de aanwezigheid van een assistent die de gedachten en bedenkingen, die luidop moeten worden gezegd, registreert. De studie wijst uit dat inkomen verzwijgen gerelateerd is aan laag inkomen. De studie (78) vraagt aan 1062 Tsjechen hoe intens ze inkomensbelastingen hebben ontdoken in de jaren 1995, 1999 en 2000. De auteurs concluderen dat belastingbetalers meer ontduiken als de huidige economische situatie minder goed is dan in een vorige periode. Ook (60) bevestigt het negatieve verband tussen inkomen en ontduiking. Er kunnen uiteraard kritische bedenkingen worden geplaatst bij deze resultaten. Misschien zijn belastingbetalers met hogere inkomens minder geneigd om non-compliance toe te geven omdat, bijvoorbeeld, de sociale druk om niet te ontduiken bij hen hoger is dan bij belastingbetalers met lagere inkomens. • Geen verband Artikels (8) en (34) vinden geen verband tussen het inkomen en de non-compliance. De studie (8) vindt geen verband voor Spaanse belastingbetalers. Studie (34) wijst erop dat het apart identificeren van het effect van het inkomen en van de marginale belastingvoeten problematisch is aangezien deze beide variabelen sterk gecorreleerd zijn. Aan de hand van een data set die zowel TCMP data bevat van 1982 en 1985 worden de effecten wel correct geïdentificeerd en geschat. De auteur vindt een duidelijk negatief effect tussen ontduiking en de marginale belastingvoet maar geen verband met betrekking tot het inkomen. Dit resultaat suggereert dus dat de compliance stijgt ten gevolge van de progressiviteit van de inkomensbelasting.
CONCLUSIE: Een stijging van het bruto-inkomen heeft waarschijnlijk tot gevolg dat zowel de compliance stijgt (hoger aangegeven inkomen) als dat de non-compliance stijgt (hoger ontdoken inkomen).
8
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
2.1.1.2
Aanvullende kenmerken van het inkomen
Naast de hoogte van het inkomen wordt het (non-) compliance gedrag beïnvloed door specifieke kenmerken van dat inkomen, zoals het soort inkomen, de aftrekmogelijkheden en de gelegenheid om het inkomen te verhullen. Verwacht theoretisch verband: hoe groter de gelegenheid die belastingbetalers hebben om hun inkomen te verhullen voor de fiscus (dit kan eventueel afhankelijk zijn van het soort inkomen van de belastingbetaler) en hoe groter het aantal aftrekmogelijkheden, hoe groter de verwachte belastingontduiking.
Soort inkomen Artikels (66) en (93) vinden geen invloed van het soort inkomen (bijvoorbeeld inkomen uit arbeid of kapitaal) op het compliance gedrag. In (99) heeft het percentage van het niet-loon in het totale inkomen wel een positief effect op de non-compliance.
Gelegenheid om inkomen te verhullen De empirische literatuur vindt frequent een zéér positief verband tussen de gelegenheid om het inkomen te verhullen (te verbergen voor de fiscus) en het non-compliance gedrag (zoals bijvoorbeeld in studies (21), (32), (44), (79), (92) en in (95)). Studie (67) komt tot de bevinding dat vooral zelfstandigen en beroepen waar het inkomen gemakkelijker kan verborgen worden voor de fiscus, inkomen niet aangeven. In studie (4) wordt een vragenlijst gecombineerd met data van de belastingdienst. De ervaring van de belastingbetaler en de gelegenheid zijn (alweer) de belangrijke determinanten van non-compliance. Ook (47) constateert dat de gelegenheid, zoals bijvoorbeeld het hebben van aftrekmogelijkheden de mate van non-compliance bepaalt. Studie (59) (op basis van surveys) bestudeert het compliance gedrag in lokale gebieden in Tanzania. Belastingbetalers met een hoger inkomen, bijvoorbeeld handelaars, betalen eerder de verschuldigde belasting omdat zij een gemakkelijk doelwit zijn voor de belastingautoriteiten (dus kleinere gelegenheid om inkomen te verhullen). Bovendien zijn de opportuniteitskosten voor hen het hoogst, omdat het niet betalen van belastingen het einde betekent van het handelaarschap.
Aftrekmogelijkheden Een aantal studies bestudeert de rol van aftrekmogelijkheden op het compliance gedrag. In (100) wordt geconstateerd dat de non-compliance stijgt met het aantal aangegeven aftrekken. Studie (105) constateert dat het aantal vroeger ingediende aftrekken de huidige non-compliance positief beïnvloedt. In (99) wordt dan weer geconstateerd dat de belastingontduiking daalt hoe hoger het aantal aftrekmogelijkheden voor lage inkomens. Tenslotte vinden we in studie (4) het interessante resultaat dat de gelegenheid tot overdrijven van de aftrekposten de compliance niet beïnvloedt maar de gelegenheid tot verhullen echter wel. Dit impliceert dat extra aftrekposten de compliance negatief beïnvloeden indien het teveel gebruik maken van deze aftrekken verhuld kan worden voor de fiscus. De gelegenheid tot ontduiken is ook hier een belangrijke determinant van het non-compliance gedrag.
CONCLUSIE: Er is een zéér sterk positief verband tussen de gelegenheid om het inkomen te verhullen en noncompliance. Bovendien zijn de opportuniteiten om inkomen te verhullen groter voor bepaalde inkomenssoorten. Aftrekmogelijkheden vergroten de non-compliance indien overdreven aftrekken verhuld kunnen worden.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
9
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
2.1.2 Objectieve kenmerken De empirische literatuur bestudeert ook de invloed van objectieve persoonlijkheidskenmerken op het (non-) compliance gedrag. Aandacht wordt besteed aan factoren zoals leeftijd, geslacht, maritale status, beroep, opleidingsniveau en kennis van en ervaring met het belastingstelsel.
2.1.2.1 Leeftijd Voor wat de variabele leeftijd betreft is er in de literatuur quasi eensgezindheid over het feit dat de compliance toeneemt naarmate de belastingbetaler ouder wordt. Uit de studies (32), (39), (100), (41), (34), (40) en (99) blijkt dat de compliance significant hoger is bij oudere respondenten. Ook in (71), (62) en (105) vinden we aanwijzingen dat jongere belastingbetalers sneller geneigd zijn om belastingen te ontduiken. Enkel (4) en (90) komen tot tegengestelde resultaten; in (4) houdt de onopzettelijke compliance geen enkel verband met de leeftijd van de belastingplichtige; in (90) blijkt dat zowel de jongere (-30) als de oudere (+60) belastingbetalers vaker verzuimen de ‘poll tax’ te betalen.
2.1.2.2 Geslacht In verschillende studies werd ook aandacht besteed aan mogelijke gender effecten. Zowel in (48), (37), (93) en (78) blijkt dat het ontduiken van belastingen minder voorkomt bij vrouwelijke dan bij mannelijke belastingplichtigen. Ook in het experiment van (87) wordt de variabele geslacht meegenomen, maar hier komt men tot de omgekeerde vaststelling.
2.1.2.3 Maritale status Een kleine minderheid van de studies rond compliance heeft ook oog voor mogelijke verschillen inzake belastinggedrag tussen gehuwden en niet-gehuwden. Zowel (32), (100) als (34) constateren dat gehuwden het minder nauw nemen met hun fiscale aangifte.
2.1.2.4 Uitgeoefend beroep Uit de studie (38) blijkt duidelijk dat het belastinggedrag ook samen hangt met de beroepsgroep waartoe men behoort. (41) en (40) vinden een significant positief verband tussen het percentage van de bevolking dat tewerkgesteld is in bedrijven en de belasting compliance. In de studie (87) wordt via een experiment nagegaan of er een interactie is tussen: A) de professionele status (zelfstandigen versus ondernemers), B) of de agenten enkel rekening houden met het huidige of ook met de toekomstige bedrijfsopbrengsten, C) de verwacht gevolgen van de aangifte (teruggave of bijbetalen). Ondernemers vertonen een hoger niveau van compliance wanneer ze verwachten dat ze in de toekomst belastingen zullen terugkrijgen en verlagen de compliance wanneer ze verwachten dat ze extra belastingen zullen moeten betalen. Zelfstandigen kijken enkel naar de huidige bedrijfsopbrengsten. Zij verlagen de compliance als ze onverwacht extra belastingen moeten betalen en verhogen de compliance als ze extra belastingen terugkrijgen.
2.1.2.5 Opleidingsniveau Diverse studies gaan ook na wat de impact is van de scholingsgraad van de belastingplichtigen. De resultaten zijn verre van homogeen en laten niet toe de aard van het verband tussen beide variabelen ondubbelzinnig vast te leggen. Studie (39), die voornamelijk focust op de mogelijke verbanden tussen de aard van de belastingwetgeving en het gedrag van de belastingadministratie en belasting compliance, komt tot de vaststelling dat hoger opgeleiden minder geneigd zijn te voldoen aan hun belastingplichten. (93) komt in een internationaal vergelijkend onderzoek tot dezelfde conclusie voor wat de US betreft. De studie roept evenwel vragen op rond de betrouwbaarheid van het resultaat. De onderzoekers vinden immers tevens aanwijzingen dat de hoger opgeleiden uit het onderzoek hoger scoren op de zogenaamde ‘morele waarden schaal’ en er dus een hogere ethiek op na houden. Uit ander onderzoek blijkt precies dat deze belastingethiek een belangrijke tussenliggende variabele vormt die compliance kan verklaren.
10
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
Dat hoger opgeleiden ook eerder geneigd zijn om hun aangifte gewetensvol in te vullen blijkt uit de regressie-analyses uitgevoerd op Amerikaanse & Spaanse belastinginkomsten. In de studie (71) correleert de scholingsgraad in positieve zin met de mate waarin burgers hun inkomsten correct opgeven. Ook (8) legt een significant positief verband bloot tussen beide in een studie die betrekking had op de determinanten van de Spaanse inkomstenbelasting compliance. In (4) tenslotte, blijkt de mate waarin de respondenten tegemoet komen aan hun fiscale verplichtingen volkomen onafhankelijk van het opleidingsniveau van de respondenten.
2.1.2.6 Kennis en ervaring van het belastingstelsel Kennis over de wetgeving met betrekking tot inkomstenbelastingen kan zowel direct (rechtstreekse relatie) als indirect (onrechtstreeks verband met compliance via een andere variabele) een impact hebben op de mate waarin burgers hun fiscale verplichtingen nakomen. Studie (10a) concentreert zich vooral op de indirecte effecten die kunnen uitgaan van het bezitten van inzicht in de in te dienen aftrekken voor de inkomstenbelasting en in de berekeningswijze van de aanslag. In een quasi-experimentele setting gaan de auteurs na in welke mate de belastingethiek van studenten wijzigt als gevolg van een les die tot doel heeft het belastingsysteem beter te doorgronden. Belastingethiek werd hier conform Lewis (1982) geoperationaliseerd; er is aandacht voor de houding t.a.v. het eigen ontduikingsgedrag, de ingesteldheid t.a.v. ontduiking door anderen en de ingeschatte graad van rechtvaardigheid van het belastingstelsel. Het onderzoek wijst uit dat een bredere kennis van belastingwetgeving bijdraagt tot de perceptie bij belastingplichtigen dat het fiscaal systeem rechtvaardig is. De perceptie van de rechtvaardigheid van het belastingsysteem blijkt ook in ander onderzoek een belangrijke tussenliggende variabele te zijn die de bereidheid om belastingen te betalen duidelijk positief beïnvloedt. (87) komt tot gelijkaardige bevindingen op basis van een experiment waarin zowel ondernemers als zelfstandigen betrokken waren. Het aantal studies dat de directe impact van de kennis van het belastingstelsel op de belasting compliance nagaat is vrij beperkt. (24), (25) en (4) komen bovendien tot afwijkende resultaten. Net als (25) komt (79) tot de vaststelling dat er geen directe effecten waar te nemen zijn. Het werken met surveys om de mate van belastingontduiking bloot te leggen in deze laatste studie roept wel vragen op rond de betrouwbaarheid van de analyse.
CONCLUSIE: Jonge belastingbetalers ontduiken meer inkomen dan oudere belastingbetalers. Getrouwde belastingbetalers ontduiken meer inkomen dan ongehuwde belastingbetalers. Mannen ontduiken meer inkomen dan vrouwen. De empirische resultaten met betrekking tot het uitgeoefende beroep, het opleidingsniveau en de kennis en ervaring van het belastingstelsel laten niet toe om eenduidige conclusies te trekken.
2.1.3 Subjectieve kenmerken De empirische literatuur bestudeert ook de invloed van subjectieve kenmerken van de belastingbetaler op het (non-) compliance gedrag. Aandacht wordt besteed aan factoren zoals de graad van risico aversie, (de interactie met) de sociale omgeving, de persoonlijke houding van de belastingbetaler ten opzichte van belastingen en de subjectieve perceptie van institutionele kenmerken.
2.1.3.1 Graad van risico aversie Verwacht theoretisch verband: één van de hypotheses vervat in het basismodel van Allingham en Sandmo (1972) is dat een hogere graad van risico aversie de compliance bevordert. Hoe risico-averser
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
11
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
de agent, hoe minder hij geneigd is tot het nemen van risico. Daarom zal hij minder belastingen ontduiken. Er wordt ook verondersteld dat de graad van risico-aversie daalt met het inkomen. Empirisch werk op dit vlak is moeilijk omwille van de multi-collineariteit tussen enerzijds inkomen en aanslagvoeten (feitelijk) en anderzijds inkomen en risico aversie (verondersteld). Een beperkt aantal empirische studies wijst op een positief (studies (25), (73), (75)) of onbestaand (studie (19)) verband tussen de mate van risico aversie en compliance. (75) maakt een grafische analyse waarbij de auditkans aangepast wordt in functie van de risico-aversie. (73) maakt gebruik van ‘prospect theorie’ waarbij mensen beslissingen nemen in functie van de mate waarin hun situatie afwijkt van een neutraal referentiepunt. In de context van inkomensbelastingen is dit het punt waarbij de te betalen belastingen gelijk zijn aan de (som van de) voorafbetalingen. Uit dit experimenteel onderzoek blijkt dat in het geval van een bijbetaling het gedrag risicovoller zal zijn, i.e. dat de non-compliance stijgt.
CONCLUSIE: Als economische agenten geneigd zijn om meer risico te nemen (lagere risico-aversie), dan stijgt de non-compliance.
2.1.3.2 Sociale omgeving en interactie met sociale omgeving Andreoni (1998) stelt vast dat belastingbetalers meer compliant zijn dan wordt voorspeld door de traditionele economische modellen die zich baseren op (één of andere variant van) kosten – baten analyse. Hij roept dan ook op om na te gaan welk de rol is van verschillende psychologische, morele en sociale invloeden en stelt het als een uitdaging om deze te integreren in de bestaande economische modellen. We bespreken de resultaten uit de empirische literatuur met betrekking tot factoren zoals de perceptie van het gedrag van anderen, sociale afkeur en de gepercipieerde relatieve belastingdruk. Verwachte theoretisch verband: hoe groter de overtuiging dat anderen ook ontduiken en dit ook goedkeuren, hoe minder belastingen de belastingbetaler zal betalen.
Perceptie van gedrag van anderen Een aantal studies onderzoekt het verband tussen het eigen belastinggedrag en de perceptie van, of het gevoel dat leeft aangaande, het gedrag bij anderen. Enkel (4) besluit, op basis van een studie onder Nederlandse belastingplichtigen (inkomensbelasting) over de jaren 1983-1990, dat de kans op ontduiking onafhankelijk is van de perceptie van wat anderen doen. Alle andere studies besluiten dat de (gepercipieerde) (non-) compliance bij anderen het eigen gedrag in een analoge richting kan beïnvloeden. D.m.v. een schriftelijke enquête bij 7754 Australiërs bepaalt (102) de ‘sociale identiteit van de belastingbetalers’ als de positie van het individu t.o.v. de anderen. Zo worden ‘ingroups’ en ‘outgroups’ opgemaakt, waarbij ingroups invloed kunnen uitoefenen op het gedrag van de belastingbetaler. In de mate dat de overheid en ook de belastingadministratie (meer) behoren tot de ‘ingroup’ zullen ze (meer) als legitiem en fair worden beschouwd en zal de compliance (meer) toenemen. In (8) wordt gewerkt op basis van gegevens van Spaanse belastingbetalers. Het geloof dat compliance dominant is in de sociale omgeving wordt toegevoegd aan de meer traditionele verklarende variabelen, en leidt tot meer compliance.
12
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
Hetzelfde resultaat als (8), maar in de negatieve formulering (gevoel van non-compliance bij anderen verhoogt de eigen non-compliance), vinden we terug in studies (29), (39), (25) en (59). (39) combineert officiële geaggregeerde belastinggegevens met gegevens verkregen d.m.v. een enquête: als non-compliance bij anderen frequent voorkomt verhoogt de eigen non-compliance. (29) presenteert resultaten op basis van de ‘taxpayer opinion survey’ (1987). De kans op belastingontduiking verhoogt als de perceptie ontstaat (verhoogt) dat ook anderen oneerlijk zijn. Experimentele resultaten suggereren daarenboven dat veel berichtgeving i.v.m. non-compliance belangrijke wijzigingen in die perceptie kan teweegbrengen. (59) onderzoekt de factoren die compliance beïnvloeden in lokale gemeenschappen in Tanzania. Kennis van het gedrag van anderen beïnvloedt de gepercipieerde kans op vervolging. Hoe groter het deel van de lokale bevolking dat geen belastingen betaalt, hoe lager dat de kans op vervolging wordt ingeschat, en dus ook hoe lager de compliance zal zijn. In (25) houden 100 belastingbetalers een dagboek bij i.v.m. belastinggerelateerd gedrag en ideeën, ook bij de voorbereiding van het invullen van de aangifte is iemand aanwezig die deze ideeën en gedragingen noteert. Non-compliance, in de zin van teveel aftrekbare kosten invullen, wordt significant (positief) beïnvloed door een beroep te doen op een vriend of bekende als informatiebron in het jaar voorafgaand aan de studie. In plaats van de perceptie van het gedrag van andere personen bestudeert studie (90) de compliance op het niveau van gemeenten in het Verenigd Koninkrijk. De analyse wijst uit dat districten die grenzen aan gemeenten waar de ontduiking een breed aanvaard gegeven is, zelf ook een groot aantal fraudeurs tellen.
Sociale afkeur Andere studies leggen meer de nadruk op het gevoel van sociale afkeuring dat men moet ondergaan bij non-compliant gedrag, waardoor compliance wordt bevorderd. (5) is een experimentele studie waarin morele normen centraal staan. “Afkeuring vanwege de omgeving” of “het gevoel anderen te schaden” beïnvloeden compliance in positieve zin. Ook in (8) leidt een afkeurende houding tegenover non-compliance tot meer compliant gedrag. Verder blijkt in (12) dat de aankondiging van sociale sancties (dus blootstelling aan sociale afkeuring) de hypothetische compliance verhoogt.
Gepercipieerde relatieve belastingdruk (52) en (53) hebben raakpunten met de volgende paragraaf, waar de houding t.a.v. belastingen als verklaring voor compliance centraal staat. Beide studies, gebaseerd op experimenteel werk, bekijken de invloed van de gepercipieerde relatieve belastingdruk (vergelijking van eigen belastingdruk met belastingdruk bij anderen). (52) besluit dat de gepercipieerde relatieve belastingdruk geen effect heeft op rapportering en compliance. (53) daarentegen vindt dat mensen aan wie gezegd werd dat hun belastingen hoger zijn dan deze van anderen meer ontwijking / ontduiking vertonen dan personen aan wie gezegd wordt dat hun belastingen lager zijn dan die van anderen. In (52) zowel als (53) wordt ook allusie gemaakt op het gevoel van ‘fairness’. Non-compliance kan worden verantwoord of gerationaliseerd indien de belastingbetaler zich unfair behandeld voelt. Ook dit aspect komt meer uitgebreid aan bod in volgende paragraaf.
CONCLUSIE: Hoe lager de gepercipieerde compliance van anderen en hoe lager de gepercipieerde relatieve belastingdruk op anderen, hoe lager de eigen compliance. Vaak wordt de non-compliance van anderen overschat. Goede communicatie brengt hier een oplossing. Hoe groter de sociale afkeur ten opzichte van non-compliance, hoe meer belastingen er worden betaald.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
13
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
2.1.3.3 Persoonlijke houding t.o.v. belastingen Een aantal studies onderzoekt het verband tussen compliance en de houding van de belastingplichtige tegenover belastingen en/of tegenover de besteding van de belastinggelden. We bekijken eerst het onderzoek dat nadruk legt op de invloed van de houding t.o.v. belastingen. Vervolgens kijken we naar het onderzoek dat eerder aandacht heeft voor de besteding van de geïnde belastinggelden. Verwacht theoretisch verband: hoe positiever de houding van de belastingbetalers ten opzichte van de belastingen, de overheid en de bestedingen van het belastinggeld, hoe hoger de compliance.
Houding t.o.v. belastingen Een positieve houding t.a.v. belastingen zal compliance positief beïnvloeden. Deze positieve houding kan van eerder algemene aard zijn, waarbij de operationele specificatie van “een positieve houding” afhankelijk is van de desbetreffende studie. In andere studies is “de houding t.a.v. belastingen” gerelateerd aan een gevoel van ‘fairness’ (rechtvaardigheid), waarbij een groter gevoel van ‘unfairness’ een negatieve invloed heeft op compliance. • Houding algemeen Op basis van cijfers over de Nederlandse belastingplichtigen (inkomensbelasting, 1983 - 1990), komt onderzoek (4) tot de conclusie dat de kans op compliance verhoogt indien belastingbetalers een positieve houding hebben tegenover belastingen. Een zelfde resultaat vinden we terug in (29). Deze studie concludeert op basis van the ‘taxpayer opinion survey (1987)’ dat een positieve houding tegenover belastingen en belastingsystemen een belangrijke factor is in het bevorderen van compliance. (72) vergelijkt gegevens van een groep gekende belastingontduikers met gegevens van een groep niet-ontduikers. Een positieve houding t.a.v. belastingen blijkt ook hier relevant voor het reële gedrag. Ook het experimenteel onderzoek in studie (52) bevestigt de positieve band tussen compliance en de (positieve) houding t.a.v. belastingen. (23) en (93) komen tot gelijkaardige resultaten, maar hebben meer aandacht voor het concept belastingethiek. Studie (23) toont een significant positief verband tussen belastingethiek (belastingbetaler staat meer afwijzend tegenover ontduiking) en compliance. Door middel van een survey bij studenten uit de VS en Hong Kong legt studie (93) een positief verband tussen een hogere morele ontwikkeling, de belastingattitude en compliance. In (15) wordt het onderscheid gemaakt tussen een groep van belastingbetalers die wordt getroffen door een nieuwe (bijkomende) belasting en een controle groep. De studie toont dat, op basis van een enquête, egoïstisch ingestelde mensen die worden getroffen door de belasting die belasting veel minder lijken te accepteren. De houding (tevredenheid) ten opzichte van de belastingen en de overheid kan beïnvloed worden door het politieke kiessysteem. In studie (99) wordt de belastingontduiking vergeleken in Zwitserse kantons waar er referenda worden afgenomen met deze in kantons waar er sprake is van een vorm van representatieve democratie. Uit de analyses blijkt dat het niveau van belastingontduiking significant lager is in kantons waar er sprake is van vormen van directe democratie. Volgens de auteurs hebben kiezers in een directe democratie een belangrijkere impact op het beleid. Zij kunnen de beleidsmakers ook makkelijker afstraffen voor uitgaven die niet gewenst zijn. Ook culturele factoren bepalen de houding ten opzicht van belastingen. In de studie (93) worden de verschillen in compliance van belastingbetalers in Hong Kong en de US in verband gebracht met het culturele verschil tussen ‘collectivisme’ en ‘individualisme’. In de US worden belastingwetten gerespecteerd vanuit de bekommernis geen sociale onrust te veroorzaken. Amerikanen zijn niet louter compliant onder druk van de andere leden van de groep waartoe ze behoren maar eerder omdat het in het eigen belang is om de belastingen te betalen. Het betreft hier een duidelijke individuele keuze die ingegeven is door eigenbelang en daardoor ook sterker doorweegt in de beslissing om al of niet de belastingen aan te geven. In Hong Kong neemt de groep een veel belangrijkere plaats in de
14
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
samenleving in (collectivistisch wereldbeeld). Belastingbetalers verwerpen ontduiking niet zozeer vanuit de individuele vermogenspositie, maar wel omdat de groep waartoe men behoort dit ook doet. Uit de vergelijking van het gedrag van de twee groepen van universiteitsstudenten blijkt dat Hong Kong studenten minder compliant zijn dan studenten uit de US. • (Un)fairness Andere studies komen tot de conclusie dat een groter gevoel van ‘unfairness’ een negatieve invloed heeft op compliance. In (8) wordt dit resultaat bekomen d.m.v. een studie van gegevens van Spaanse belastingbetalers, in (66) d.m.v. van een experimentele studie. Andere studies komen tot deze conclusie op basis van enquêtes en surveys. In (25) moeten 100 belastingbetalers een dagboek bijhouden i.v.m. belastinggerelateerd gedrag en ideeën. Noncompliance (in de zin van te veel aftrekbare kosten invullen) neemt toe als de belastingsprocedure als unfair wordt beschouwd. Studie (80) nuanceert op basis van een enquête bij 2040 respondenten: gevoelens van ‘unjustice’ of ‘unfairness’ beïnvloeden de mogelijke ontwijking van belastingen niet maar hebben wel een invloed op belastingontduiking. Studie (60) vindt geen onmiddellijk (direct) effect van een gevoel van ‘unfairness’ op compliance, wel echter een indirect (langere termijn) effect. Eerlijke belastingbetalers die het systeem als unfair beschouwen gebruiken op termijn de hoogte van de belastingen als motivatie en als excuus om meer belastingen te ontduiken. In (66) moeten testgroepen voorgestelde belastingmaatregelen beoordelen op hun rechtvaardigheid. De studie onderzoekt het verband tussen complexiteit en rechtvaardigheidsperceptie (onder de veronderstelling dat er een positief verband bestaat tussen rechtvaardigheidsperceptie en compliance): complexiteit verhoogt de idee dat de belastingen onrechtvaardig zijn. Dit schadelijk effect van complexiteit op rechtvaardigheid kan worden verzacht door de (complexiteit van de) belastingmaatregel te verklaren en uit te leggen aan de belastingbetalers.
Invloed van de besteding van de belastinggelden Het deel van de empirische literatuur dat de nadruk legt op de invloed van de besteding van de geïnde belastinggelden kan worden opgedeeld naargelang er meer of minder aandacht is voor de directe voordelen die de belastingbetaler heeft. In het eerste geval is er sprake van een fiscale ruilverhouding/profijtbeginsel (de belastingbetaler ervaart dat hij direct iets terugkrijgt in ruil voor zijn belastinggeld) die compliance positief beïnvloedt. In het tweede geval is er sprake van een meer algemene goedkeuring t.a.v. de besteding van de middelen of t.a.v. de voorziening van publieke goederen. • Fiscale ruilverhouding (profijtbeginsel) Indien de belastingbetaler een direct voordeel ervaart van (het publiek goed gefinancierd met) de belastinggelden zal dit zijn gedrag beïnvloeden in de richting van meer compliance. Dit resultaat vinden we terug in (36), (81) en (89). Op basis van experimenten komt studie (3) echter tot het besluit dat er geen significante indicatie is voor de fiscale ruilverhouding. In (89), op basis van experimenten bij studenten, is de fiscale ruilverhouding gedefinieerd als “genieten van transfers”. Als de belastingbetaler meent weinig terug te krijgen in vergelijking met wat wordt betaald aan belastingen is hij minder compliant. Ook als de belastingbetaler meent minder dan anderen te genieten van de transfer van inkomens is hij minder compliant. In (81) is er speciale aandacht voor de invloed van ‘payroll benefits’: dit zijn voordelen verbonden aan de deelname (via belastingen) aan bepaalde programma’s (vb. gehandicaptenfonds, pensioenfonds). Het verlenen van hogere voordelen bij deelname aan dergelijke programma’s zorgt voor meer compliance. • Besteding belastinggelden en publieke goederen Naast de invloed op compliance van de fiscale ruilverhouding, die een directe band tussen betaler en genieter van belastinggelden verondersteld, kan ook een minder directe band tussen bestedingen aan
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
15
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
publieke goederen en compliance worden verondersteld. Alle besproken artikelen die dit verband onderzoeken maken gebruik van experimenten. Volgens (3) blijkt instemming met (of een gevoel van invloed op) de besteding van belastinggelden compliance positief te beïnvloeden. In dezelfde zin stelt (83) op basis van een experiment dat compliance beter zal zijn als de waardering voor het publiek goed gerealiseerd d.m.v. belastingen hoger ligt. Meer algemeen komt (52) tot de conclusie dat (een gevoel van) vervreemding van de overheid non-compliance bevordert. De experimentele studie (101) met studenten in Mexico daarentegen vindt geen significant verband tussen de mate van efficiëntie van de overheid en compliance, noch tussen de voorziening van publieke goederen en compliance. Het verband tussen compliance en de (onzekere) voorziening van publieke goederen wordt in relatie gebracht met de potentiële compliance van anderen in (82). Enige onzekerheid over het belasting- en controlesysteem verhoogt de compliance. Echter, indien de belastingbetaler rekening houdt met het publieke goed dat hij ontvangt als beloning voor zijn belastingbijdrage, dan verlaagt de compliance bij grotere onzekerheid. Dit resultaat is gebaseerd op de vrijbuitersredenering. Door de onzekerheid wordt het minder duidelijk of ook de anderen wel zullen bijdragen en wordt het dus minder zeker dat het publiek goed wel zal gerealiseerd worden. Daardoor wordt de prikkel om ook zelf niet bij te dragen groter en wordt dus in de context van belastingen de neiging tot non-compliance belangrijker.
CONCLUSIE: Een positieve ingesteldheid ten opzichte van belastingen verhoogt de compliance. Uiteraard is het belangrijk dat belastingbetalers de belastingen als rechtvaardig beschouwen. Hoe ‘onrechtvaardiger’ de belasting, hoe hoger de non-compliance. Ook is er een positief verband tussen de compliance en de bestedingen van het belastinggeld door de overheid; en dit zowel als de belastingbetaler direct een voordeel ervaart (directe transfer) of als het belastinggeld wordt besteed aan publieke goederen waar iedereen (dus ook anderen) van kan genieten.
2.1.3.4 Subjectieve perceptie van institutionele kenmerken In de volgende sectie wordt gefocust op de (objectieve) institutionele kenmerken, zoals het wettelijk kader en de werking van de belastingdienst. In deze sectie onderzoeken we het verband tussen de persoonlijke perceptie van deze kenmerken door de belastingbetaler en zijn compliance (zoals de gepercipieerde pakkans en de gevolgen van controle). De meeste studies komen tot het besluit dat een hogere (lagere) gepercipieerde pakkans compliance positief (negatief) beïnvloedt. In (25) blijkt non-compliance (teveel aftrekbare kosten invullen) meer voor te komen indien de belastingbetaler geen angst heeft voor de gevolgen, i.e. een lage pakkans ziet. In (48) is er sprake van meer compliance bij een hoger gepercipieerde pakkans. Ook in (83), op basis van experimenten, blijkt compliance hoger dan verwacht indien belastingbetalers de kans op boete of controle overschatten. Tegengesteld aan voorgaande resultaten ziet (29) een stijging van de gepercipieerde pakkans de kans op ontwijking/ontduiking (significant) verhogen en vindt (4) geen relatie tussen compliance en de ervaren pakkans. De persoonlijke perceptie van de pakkans is natuurlijk sterk verbonden met de verwachte kans op een audit. (50) stelt dat de gepercipieerde kans op een audit verlaagt bij een grotere kennis van het belastingstelsel en verhoogt indien er vroeger reeds contact met de belastingdienst was. De subjectieve, ingeschatte kans op een audit blijkt groter dan de objectieve kans. Zoals reeds besproken in de vorige paragraaf zal volgens (82) onzekerheid bij de belastingbetalers m.b.t. het belasting- en controlesysteem compliance verhogen (verlagen) indien de belastingbetaler bij zijn beslissing geen
16
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
(wel) rekening houdt met de kans dat het publiek goed (waarvoor de belastingsbijdrage dient) zal worden gerealiseerd. Volgens (27) hebben belastingbetalers die compliant zijn geen nood aan afschrikking om compliant te blijven, terwijl anderzijds belastingbetalers die non-compliant zijn ongevoelig zijn voor afschrikking. Er blijkt zelfs een positieve correlatie tussen een straf voor ontduiking in het ene jaar, gevolgd door meer bewuste ontduiking in het daaropvolgende jaar. Tot slot beschrijft (62) de resultaten van een enquête bij 117 zelfstandigen met 1 of meer werknemers. Een gevoel van beperking van de vrijheid is gecorreleerd met een positieve attitude t.a.v. ontduiking en ontwijking, een lagere belastingmoraliteit en een grotere neiging om tegen belastingbetaling te ageren. Een zaakvoerder die nog maar kort werkzaam is, voelt door de belastingen een grotere beknotting van zijn vrijheid, en vertoont een hogere neiging tot ‘verzet’ en daardoor meer belastingontwijking. Bij werkgevers met meer ervaring verdwijnt dit gevoel en dus ook de neiging tot non-compliance.
CONCLUSIE: Een hoge gepercipieerde pakkans en kans op controle leiden tot hogere compliance. De invloed van de gepercipieerde kansen op de belasting compliance is groter dan van de objectieve kansen.
2.2
Institutionele kenmerken
Sectie 2.2 onderzoekt hoe de institutionele kenmerken van het belastingsysteem inwerken op de houding van de belastingbetalers ten aanzien van het al dan niet betalen van de verschuldigde belastingen. Op een centrale plaats staat de fiscale regelgeving, die het noodzakelijke uitgangspunt is voor het gedrag van de belastingbetaler. Het compliance gedrag is immers noodzakelijkerwijze altijd een reactie op een voorafgaande wettelijke regelgeving. Elk belastingsysteem bezit een aantal kenmerken, die elk een invloed kunnen hebben op het compliance gedrag van de belastingbetaler: o de belastinggrondslag moet worden vastgesteld o tarieven moeten worden bepaald o modaliteiten met betrekking tot de betaling moeten worden vastgelegd o sancties moeten worden voorzien bij niet-betaling. De werking van de belastingdiensten vindt plaats binnen het kader van de fiscale regelgeving en kan daarbinnen in principe een grote invloed uitoefenen op de mate waarin de belastingbetalers aan hun verplichtingen voldoen. Een cruciale factor die daarbij naar voren komt is de controle, met als facetten de kans dat er gecontroleerd wordt, de reputatie die een belastingdienst met betrekking tot de opstelling tegenover de belastingbetalers en de strengheid van de controles heeft opgebouwd, de communicatie met de belastingbetalers. Een gevolg van de algemeen vastgestelde complexiteit van fiscale regelgevingen is dat het betalen van belasting zich niet beperkt tot de relatie fiscus – belastingbetaler. Belastingbetalers kunnen immers experten inschakelen. Hierbij kunnen verschillende bedoelingen aanwezig zijn: o het reduceren van onzekerheid bij belastingbetalers omtrent hun fiscale verplichtingen o het vermijden van fouten bij aangiftes en betalingen o het reduceren van de kosten gepaard gaande met de aangifte en eventuele controles daarop o het vinden van legale of illegale manieren om de belastingschuld te verminderen o het reduceren van boetes door het exploiteren van dubbelzinnige belastingbepalingen. In elk van deze gevallen is er een invloed op de compliance, zowel in positieve als negatieve zin.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
17
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
Sectie 2.2.1 bespreekt het empirische verband tussen de compliance en het wettelijk kader (fiscale regelgeving). Sectie 2.2.2 heeft aandacht voor de werking van de belastingdienst en sectie 2.2.3 bestudeert de rol van derden.
2.2.1 Wettelijk kader Deze sectie heeft aandacht voor de complexiteit inzake belastingbasis en tariefering (sectie 2.2.1.1), de tarieven (sectie 2.2.1.2), de inhoudingsstrategie (sectie 2.2.1.3) en de boeten (sectie 2.2.1.4).
2.2.1.1 Complexiteit inzake belastingbasis en tarifering Verwacht theoretisch verband: complexiteit impliceert enerzijds vaagheid en onduidelijkheid en impliceert anderzijds dat de belastingregels door een verregaande mate van gedetailleerdheid moeilijk te verwerken vallen voor de belastingbetaler (Andreoni p. 852). In beide gevallen wordt de compliance bemoeilijkt. Een aantal studies neemt complexiteitsaspecten mee in de analyse. In geen enkel van deze studies evenwel staat complexiteit centraal. (4) kan geen effect op de compliance aantonen van fouten in de aangiftes die het gevolg zijn van complexiteit. De overige studies ((14), (25), (39)) laten een negatief verband zien tussen complexiteit en compliance. (14) toont aan dat het bestaan van ontwijkingsmogelijkheden in het belastingsysteem de perceptie over de rechtvaardigheid van dit systeem bij de belastingbetalers negatief beïnvloedt (zie ook studie (66) in sectie ‘unfairness’). De relatie tussen deze perceptie en de naleving van de belastingregels wordt niet empirisch getest, met als gevolg dat het negatief verband tussen complexiteit en compliance voor een deel hypothetisch blijft. (25) concipieert de complexiteit in termen van het bestaan van aftrekmogelijkheden. Complexe aftrekmogelijkheden geven belastingbetalers blijkbaar het gevoel dat ze deze niet ten volle kunnen benutten. Dit zou hen ertoe aanzetten op sommige posten teveel af te trekken ter compensatie van te geringe aftrekken elders. (39) concipieert eveneens complexiteit in termen van aftrekmogelijkheden. Deze aftrekmogelijkheden figureren onder andere als een verklarende variabele in een regressie op compliance. De bewuste variabele toont een significant negatief verband.
CONCLUSIE: Complexiteit van de belastingregels verlaagt de belasting compliance (conclusie op basis van een beperkt aantal empirische resultaten).
2.2.1.2 Tarieven Verwacht theoretisch verband: - In het standaardmodel van Allingham en Sandmo (1972) heeft het verhogen van de belastingvoet (ceteris paribus) 2 effecten. 1) het inkomen na belastingen daalt als er niet ontdoken wordt. In de veronderstelling dat de risico-aversie toeneemt naarmate het inkomen daalt, betekent dit dat er minder ontdoken zal worden. 2) hogere belastingvoeten leiden tot een hoger rendement van het ontduiken. Dit leidt tot meer belasting noncompliance. Het totale effect van 1) en 2) is theoretisch onduidelijk. - In het model van Yitzhaki (1987) speelt enkel het eerste effect (omdat niet enkel het rendement maar ook de kosten van ontduiking stijgen (zie inleiding)). Een stijging van het belastingtarief leidt dan tot meer compliance.
18
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
Van het twintigtal studies die dit aspect behandelen zijn er achttien die een negatieve invloed van het (marginale) belastingtarief op de compliance te zien geven, één geeft een onbestaande relatie en één een positieve. Een kort overzicht: In (1) wijst een regressie op Jamaïcaanse gegevens op een positief verband tussen de marginale belastingvoet enerzijds en te lage aangiftes en de kans daarop anderzijds. (81) werkt eveneens op gegevens uit Jamaïca en komt tot een analoog resultaat, namelijk dat belastingbetalers hun belasting compliance verhogen als de belastingvoeten dalen. (7) werkt op gegevens uit India en legt een negatief verband tussen de marginale belastingvoeten en belastingopbrengsten. (13) gebruikt dan weer Amerikaanse gegevens. Daaruit blijkt dat het marginaal tarief voor ondernemers met een laag inkomen de compliance negatief beïnvloedt. (24) gaat de gevolgen na van een belangrijke wijziging in het Amerikaanse belastingsysteem op de compliance. Objectieve veranderingen in de belastingbetaler’s eigen belastingschuld veranderen relatief weinig aan het compliancegedrag, terwijl de subjectieve perceptie van een belastingverhoging dan weer wel de non-compliance significant verhoogt. In (32) legt Clotfelder een positief significant verband tussen het marginaal belastingtarief en belastingontduiking. (33) onderzoekt gegevens uit Zwitserland. Daaruit blijkt dat de hoogte van het kantonaal belastingtarief de non-compliance positief beïnvloedt. (34) vindt dan weer een significant negatief verband tussen de marginale belastingvoet en ontduiking. (35), (36) en (37) werken met laboratoriumexperimenten, die telkens een positief verband te zien geven tussen belastingvoeten en belastingontduiking. (76) vindt zowel een theoretisch als empirisch positief verband tussen de hoogte van tarieven en ontduiking. (79) trekt uit een cross-sectie analyse het besluit dat hogere aanslagvoeten tot meer ontduiking leiden. Uit een tijdreeksanalyse komt dan weer naar voren dat een daling van de aanslagvoeten daarop geen invloed heeft. (85) onderzoekt specifiek de relatie tussen aanslagvoeten en ontduiking en vindt daar een positief verband. (90) vindt dat een hogere belastingvoet tot een hogere non-compliance leidt. (99) vindt dat een hoger marginaal tarief tot een lagere compliance leidt. (100) vindt hetzelfde verband tussen een hogere belastingvoet en compliance. (101) vindt een weliswaar niet significant negatief verband tussen belastingvoeten en compliance. (88) is de enige studie die een positief verband te zien geeft tussen belastingvoeten en compliance.
CONCLUSIE: Een stijging van de belastingvoet verhoogt duidelijk de non-compliance. Een daling van de belastingvoet verhoogt de compliance.
2.2.1.3 De inhoudingsstrategie Met betrekking tot inkomensbelastingen zijn in de empirie de volgende aspecten van belang: • Is er een loonbelasting (voorheffing)? • Hoe is de verhouding tussen de voorheffing en de werkelijk te betalen belasting: teveel ingehouden, te weinig ingehouden? • Wie bepaalt de voorheffing (de belastingbetaler of de -administratie); moet er ook informatie omtrent inkomens en inkomensaftrekken door derden worden verstrekt? Een aantal studies onderzoekt empirisch of het simpele feit van een voorheffing de compliance verbetert. Het inhouden van loonbelasting (voorheffing) leidt in studie 1 en 39 tot hogere compliance en in studie 25 tot minder verzwijgen van inkomen bij de belastingaangifte. Rapport 95 voert een experiment uit waarin participanten een KMO runnen en op het einde van het jaar de inkomsten
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
19
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
moeten aangeven aan de fiscus. Uit het experiment blijkt dat de voorheffing geen invloed heeft op de non-compliance (dit resultaat wordt bevestigd in (93)), maar dat de non-compliance wel sterk wordt bepaald door de kansen om te frauderen. De resultaten van studies die de impact nagaan van de verhouding tussen de voorheffing en de werkelijk te betalen belasting zijn nogal disparaat. Volgens (4) maakt het niet uit: teveel of te weinig voorheffing heeft geen invloed op de compliance. (19) vindt daarentegen dat de belastingbetalers die slecht bij kas zitten en te weinig voorafbetalingen hebben gedaan minder compliant zijn dan andere. (87) plaats de voorafbetalingen in het kader van de prospect theorie. Uit het experiment (zie ook sectie 2.1.2.4) blijkt dat bij zelfstandigen de belasting compliance laag is als er onverwacht belastingen moeten worden bijbetaald; er is geen effect bij ondernemers. (46) ziet een significante stijging van de compliance bij de overstap naar aangifteregels waarbij ook derde partijen de belastinginformatie moesten verschaffen omtrent bepaalde posten in de aangifte.
CONCLUSIE: De voorheffing beperkt de gelegenheid tot belastingontwijking of ontduiking. De voorheffing verlaagt dus de non-compliance.
2.2.1.4 De boetes (en andere sancties) Verwacht theoretisch verband: hoe hoger de boetes hoe minder belastingontduiking. Dit uitgangspunt wordt ook door de meeste empirische studies bevestigd. Een dertiental van de bestudeerde artikels ((8), (35), (42), (43), (33), (60), (73), (75), (78), (36), (88), (92) en (101)) rapporteren een positief verband tussen de hoogte van de boete en de compliance. Een paar studies geven een negatief verband te zien ((59), (39), (81), (99)). In (39) wordt een verklaring gezocht in de mogelijkheid dat sanctionerend overheidsgedrag leidt tot weerstand tegen (een gebrek aan respect voor) fiscale regels. Belastingontduiking kan dan gedeeltelijk geïnterpreteerd worden als een uiting van weerstand en oppositie tegenover de autoriteiten. (72) vindt geen verband tussen de hoogte van de boete en compliance voor zover gebaseerd op het werkelijk gedrag van belastingbetalers. Dat positieve verband is er wel tussen de boete en de compliance zoals gerapporteerd door de belastingbetalers zelf. In de empirische literatuur worden ook enkele varianten op de klassieke boetes onderzocht. Zo vindt (22) een positief verband tussen boetes die aan belastingconsulenten worden gegeven en compliance. (28) ziet compliance toenemen als er terechte sancties worden gegeven en afnemen als terechte sancties achterwege blijven. (27) vindt dat sancties bij vorige audits de compliance niet of negatief beïnvloeden. (12) differentieert tussen drie types sancties: boetes en gevangenisstraffen, informele sancties zoals de publicatie van de namen van fraudeurs, en de mogelijkheid om een slecht geweten over te houden aan belastingontduiking. De laatste twee types blijken beter te werken dan formele sancties. Ook (22) en (60) bevestigen dat publiek kenbaar maken van non-compliance afschrikkend werkt. Een vorm van positieve sanctionering is het geven van financiële beloningen aan belastingbetalers die bij een audit eerlijk blijken te zijn. Deze vorm heeft volgens (101) een positief effect op de compliance.
20
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
(2) en (63) rapporteren in een langetermijnstudie de afwezigheid van een verband tussen amnestie en compliance. In India (55) vermoedt men een verzwakte compliance als gevolg van opeenvolgende belastingamnesties.
CONCLUSIE: Zoals verwacht hebben (formele en informele) boetes een positief effect op de compliance.
2.2.2 De werking van de belastingdienst De manier waarop de belastingdienst controleert, communiceert en functioneert beïnvloedt de compliance. Achtereenvolgens bespreken we het effect van de pakkans (sectie 2.2.2.1), van voorheen uitgevoerde audits (sectie 2.2.2.2), van communicatie met de belastingbetaler (sectie 2.2.2.3) en van de houding van de belastingdienst (sectie 2.2.2.4).
2.2.2.1 Kans op audit Verwacht theoretisch verband: hoe hoger de pakkans (kans op audit), hoe hoger de compliance. Dit positief verband tussen pakkans en compliance wordt empirisch, op een paar uitzonderingen na, bevestigd. De fiscus laat echter de belastingcontrole niet van het toeval afhangen, maar bepaalt de controlestrategie in functie van een aantal factoren zoals bijvoorbeeld het verwachte ontdoken inkomen van de belastingbetaler. Dit impliceert dat de pakkans niet enkel de non-compliance beïnvloedt, maar dat de mate van non-compliance ook de pakkans bepaalt. Deze endogeniteit bemoeilijkt het empirisch vaststellen van het effect van de pakkans op de (non-) compliance. Het gebruik van experimenten lijkt daarom aangewezen. In studies gebaseerd op informatie verkregen van de fiscus wordt het probleem van de endogeniteit omzeild door de kans op audit te vervangen door een andere variabele die de ontduikingsmogelijkheden weergeeft, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van bedrijfsinkomsten en aftrekmogelijkheden (Andreoni, Erard en Feinstein (1998)).
Positief verband tussen compliance en pakkans Het overgrote deel van de empirische literatuur vindt een positief verband tussen de pakkans en compliance. We bespreken kort de empirische resultaten op basis van survey onderzoek, experimenten en data verkregen van belastingautoriteiten. Het positieve verband wordt bevestigd, op basis van survey data, in studies (59), (60), (28), (25) en (92). In studie (28) wordt aangetoond dat de stijging van de gepercipieerde pakkans van de belastingbetaler bij wie non-compliance wordt vastgesteld aanleiding geeft tot meer compliance in de toekomst. Het achterwege blijven van controle die terecht zou zijn heeft een negatief effect op de gepercipieerde pakkans en resulteert in meer belastingontduiking. In (25) worden 100 belastingbetalers bestudeerd die een dagboek bijhouden waarin ze gedachten en gedrag met betrekking tot belastingen noteren. Ook bij hen heeft een stijging van de gepercipieerde pakkans een positief effect op de compliance. Ook bij experimenten wordt het positieve verband tussen pakkans en compliance vastgesteld. Zoals bijvoorbeeld in (6), (35), (43), (73) en (89). In studie (64) krijgt een groep van belastingbetalers in Minnesota (US) een brief dat hun belastingaangifte zal worden gecontroleerd. De hierop volgende
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
21
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
aangifte wordt vergeleken met de aangifte van het vorige jaar. De verhoogde kans op audit heeft een positief effect op de compliance van belastingbetalers met lage en midden inkomens die een grote mogelijkheid hebben tot belastingontduiking (zoals zelfstandigen en landbouwers), maar niet voor de hogere inkomens. In (48) verhoogt een uitgevoerde controle de gepercipieerde pakkans in de volgende jaren en dit heeft een positief effect op de compliance. In studie (88) verhoogt de pakkans en de mate waarin de pakkans wordt overschat de compliance. Ook in (101) heeft de pakkans een positief effect op de compliance. Dit onderzoek verwerpt de stelling van Allingham en Sandmo (1972) dat zelfs bij een hoge pakkans, bijvoorbeeld 30%, er nog belastingen zullen worden ontdoken. Ook schattingen op basis van data verkregen van de belastingautoriteiten vinden een positief verband tussen de pakkans en compliance. Zoals bijvoorbeeld in studie (7) voor India, studie (8) voor Spaanse belastingbetalers, (33) voor kantons in Zwitserland en studie (71). De schatting in studie (39), die de endogeniteitsproblemen verwaarloost, vindt een sterk positief verband voor TCMP data van 1969. Deze data wordt in studie (40) correct herschat. De auteurs vinden een klein positief verband. Ook de studie (45) analyseert panel data zonder de endogeniteit te verwaarlozen en vindt een groot positief verband tussen pakkans en compliance.
Geen verband tussen compliance en pakkans Een aantal artikels vindt echter geen verband tussen de pakkans en compliance. Artikel (36) komt in een experimentele setting tot de conclusie dat de prikkel tot compliance die uitgaat van een realistische waarde van de pakkans klein is. Op basis van cijfers over Nederlandse belastingbetalers van 19831990 komt artikel (4) tot de conclusie dat de gepercipieerde pakkans geen effect heeft op de compliance. Dit resultaat wordt bevestigd in (72) en (41). Deze laatste auteurs voeren een schatting uit, zonder de endogeniteit van de pakkans te verwaarlozen, op basis van de TCMP data van 1969. De auteurs vinden geen verband tussen pakkans en compliance, en dit in tegenstelling tot studie (39). In (99) wordt de non-compliance geaggregeerd gemeten op het niveau van Zwitserse kantons. Het effect van de pakkans is insignificant. Op basis van IRS data voor 1980-1995 vindt ook artikel (98) dat de pakkans insignificant is. Er wordt wel een positief verband gevonden tussen de boete en compliance.
Negatief verband tussen compliance en pakkans Studie (64) vindt een negatief verband tussen de pakkans en compliance voor belastingbetalers met een hoog inkomen. Ook de schattingen in (81), op basis van data voor Jamaica, impliceren dat een hogere kans op ontdekking voor minder compliance zorgt. Het resultaat is echter gebaseerd op data van lage kwaliteit.
CONCLUSIE: De pakkans heeft een positief effect op de compliance, behalve wanneer de pakkans erg klein is. Ook een kleine toename van de lage pakkans heeft geen effect. In dat geval houden belastingbetalers geen rekening met de nog steeds lage pakkans bij het bepalen van het compliance gedrag.
2.2.2.2 Voorheen uitgevoerde audits De empirische literatuur laat niet onmiddellijk toe om algemene conclusies te trekken met betrekking tot het effect van voorheen uitgevoerde audits op de compliance. In de experimenten van (48) en (49) is er wel een duidelijk positief verband. Deelnemers die gecontroleerd werden vertoonden meer compliance in de volgende ronden van het experiment. In (76)
22
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
wordt aangetoond dat wanneer bij een controle ook vorige aangiftes worden gecontroleerd dit een positief effect heeft op de compliance. In studie (26) vinden we echter dat, op basis van TCMP data van 1982, het effect van vroeger uitgevoerde audits verwaarloosbaar is. Een mogelijke verklaring is dat belastingbetalers tot de conclusie komen dat de controle (en eventuele naheffing en/of boete) meevalt. Zo kunnen belastingbetalers de indruk krijgen dat het loont om te ontduiken. In studie (27) vinden we dat er geen of zelfs een negatief effect is van eerdere audits. Volgens deze auteurs hebben belastingbetalers die ‘van nature’ niet ontduiken maar een kleine prikkel nodig om belastingen correct te betalen. Echte ontduikers worden niet of negatief beïnvloed door audits. De echte ontduikers die worden gestraft zijn eerder geneigd om uit wraak terug belastingen te ontduiken.
CONCLUSIE: Voorheen goed – uitgevoerde audits hebben een positief effect op de huidige compliance. De compliance echter daalt wanneer de belastingbetaler leert, ten gevolge van een audit, dat het loont om belastingen te ontduiken.
2.2.2.3 Communicatie met belastingbetaler Communicatie van de fiscus met de belastingbetaler kan de compliance beïnvloeden. Studie (39) toont bijvoorbeeld aan dat de toekomstige compliance stijgt indien de fiscus de belastingbetaler schriftelijk op de hoogte brengt wanneer zijn dossier is behandeld. Het sturen van een rappel dat achterstallige belastingen nog moeten worden betaald heeft echter een negatieve invloed op de toekomstige compliance. Studie (91) toont aan dat het sturen van brieven waarin belastingbetalers worden gewezen op de morele en sociale verplichtingen om belastingen te betalen in het algemeen geen effect heeft op de compliance. Ook het aankondigen van een audit met de gelegenheid tot het herzien van de belastingaangifte heeft een positieve invloed op de compliance. Tot deze vaststelling komt studie (6). Deze studie wijst er ook op dat de kans dat een controle leidt tot een naheffing in feite bestaat uit een aantal kansen, zoals de kans dat de inspecteur ontduiking vermoedt, de kans dat er een controle wordt uitgevoerd, de kans dat er fouten kunnen worden aangetoond en de kans dat dit leidt tot een effectieve naheffing of boete. De meest efficiënte communicatie over seriële pakkansen vertelt alleen de hoogste kans, en dus niet de totale (lage) kans. In studie (82) wordt er op gewezen dat het in stand houden van enige mate van onzekerheid bij de belastingbetaler m.b.t. het belasting- en controlesysteem (dus een beperkte rol van communicatie met belastingbetaler) een positief effect heeft op de compliance, behalve wanneer de belastingbetaler anticipeert dat de belastingen worden gebruikt ter financiering van een publiek goed. In dit laatste geval is er dus wel een belangrijke rol voor communicatie met de belastingbetaler. Het uitleggen van de (negatieve) financiële consequenties van nieuwe belastingregels heeft in studie (20) geen effect op de compliance. Uit studies (104), (105) en (29) leren we dat het leveren van feedback over de compliance van andere belastingbetalers een positief effect heeft op de compliance indien het ontduikingsgedrag van anderen wordt overschat. Publiciteit over de non-compliance van anderen heeft echter een negatief effect op de compliance.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
23
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
CONCLUSIE: De empirische literatuur vindt geen eenduidig positief verband tussen communicatie van de fiscus met de belastingbetaler en compliance. Het communiceren van positief nieuws heeft een positief effect, maar negatief nieuws doet de compliance dalen.
2.2.2.4 Houding van belastingdienst Studie (28) bepaalt, op basis van survey data, dat onbeschaafd gedrag van de belastingdienst de door de belastingbetaler gepercipieerde correctheid van de fiscus verlaagt. Dit heeft een negatief effect op de intentie tot naleving. In (59), een studie over de ‘poll tax’ in Tanzania, leidt het niet correcte gedrag van de belastingbeambten tot non-compliance van belastingbetalers als uiting van verzet. Studie (30) bepaalt, ook op basis van survey data, dat een correcte en snelle werking van de belastingdienst het beeld versterkt van een effectieve en efficiënte handhaving. Ook dit leidt tot meer compliance.
CONCLUSIE: Een correcte houding van de belastingdienst ten opzicht van de belastingbetaler heeft een positieve invloed op de compliance.
2.2.3 De rol van derden Deze sectie bestudeert de rol die belastingconsulenten spelen in de relatie tussen belastingbetaler en fiscus. Een vaststelling uit de realiteit is dat de belastingbetalers, omwille van de complexiteit van belastingsystemen, niet volledig geïnformeerd zijn. Het is derhalve evident dat de aanwezigheid van derden in de relatie fiscus – belastingbetaler gevolgen kan hebben voor de compliance. Verwacht theoretisch verband: het gebruik van derden, die kennis hebben over het belastingsstelsel en dus tips kunnen geven om belastingen te ontduiken, verhoogt de non-compliance. De empirie laat het volgende beeld zien. Een voorafgaande vraag die door (9) werd onderzocht is die naar de determinanten voor de keuze al dan niet een beroep te doen op een expert/consulent. Deze blijken vooral te liggen bij de inkomensbron en niet zozeer bij de inkomenshoogte: bedrijfs-, landbouw-, huur- en royalty inkomsten moedigen het beroep op experten aan. De vastgestelde invloed op de compliance is niet eenduidig. Zo rapporteert (9) zowel een verbetering van de compliance als gevolg van het verminderen van onopzettelijke fouten, als een verslechtering omdat hulp van consulenten tot meer ontwijking en ontduiking leidt. (51) geeft hetzelfde positieve effect aan bij duidelijk geformuleerde belastingregels en een negatief effect bij onduidelijk geformuleerde regels. (73) vindt een negatieve invloed, (99) eveneens een negatieve, weliswaar niet significante negatieve invloed. (25) vindt een negatief effect in het geval de ingeschakelde consulent niet op de hoogte wordt gesteld van verzwegen inkomsten.
24
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
Duidelijk gecommuniceerde boetes voor consulenten verhogen dan weer de compliance in studie (22). Maar dezelfde studie vindt dat het risico van klantenverlies bij niet-medewerking aan non-compliance consulenten juist tot non-compliance aanzet. (86) vindt ook dat de mate waarin de consulent zelf kan verliezen bij fraude de compliance verbetert, terwijl de mate waarin consulenten betaald worden op basis van prestaties de compliance verslechtert. (10) stelt vast dat het inschakelen van experten zorgt voor minder belastingbetalers die niet of te weinig aangeven, maar wel voor hogere ontduikingsbedragen.
CONCLUSIE: Het gebruik van derden verlaagt de fouten bij de aangifte maar verhoogt de totale non-compliance. Boetes voor de derden kunnen dit effect verminderen. Concurrentie tussen de derden verhoogt dan weer de non-compliance.
2.3
Conclusie
Deze sectie geeft kort een overzicht van de factoren die de compliance met betrekking tot de inkomensbelasting kunnen beïnvloeden. Sectie 2.3.1 focust op de factoren die niet door de fiscus en de overheid te beïnvloeden zijn. In sectie 2.3.2 komen de factoren aan bod die door de overheid gebruikt kunnen worden om de belasting compliance te verhogen.
2.3.1 Exogene compliance verhogende factoren De volgende factoren hebben een invloed op de compliance, maar kunnen door de fiscus niet gebruikt worden om de compliance te verhogen: • het inkomen Een stijging van het bruto-inkomen leidt waarschijnlijk tot een stijging van de compliance en tot een stijging van de non-compliance. • objectieve kenmerken van de belastingbetaler Jonge belastingbetalers ontduiken meer inkomen dan oudere belastingbetalers. Getrouwde belastingbetalers ontduiken meer inkomen dan ongehuwde belastingbetalers. Mannen ontduiken meer inkomen dan vrouwen. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat het compliance gedrag samen hangt met het uitgeoefende beroep, het opleidingsniveau van de belastingbetaler en de ervaring en kennis die hij heeft van het belastingstelsel. • risico-aversie Hoe meer risico dat belastingbetalers geneigd zijn om te nemen, hoe hoger de non-compliance. • sociale afkeur De mate waarin de maatschappij belastingontduiking afkeurt beïnvloedt de belasting compliance. Op korte termijn heeft de fiscus op deze factor geen invloed.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
25
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
2.3.2 Endogene compliance verhogende factoren De volgende factoren hebben een invloed op de compliance, en kunnen door de fiscus gebruikt worden om de compliance te verhogen: • gelegenheid en complexiteit Bij het uitbouwen van het belastingstelsel is het belangrijk dat de gelegenheden om inkomen te verhullen worden beperkt, zoals het heffen van een voorheffing. Aftrekmogelijkheden mogen niet leiden tot een gelegenheid om inkomen te verhullen. Bovendien leidt ook een té complex belastingstelsel tot minder compliance. • de belastingtarieven Hoe lager de tarieven van de belasting hoe hoger de compliance. Dus: een belastingstelsel dat gekenmerkt wordt door hoge tarieven maar dat voorziet in talrijke uitzonderingen op de algemene belastingregels leidt tot minder compliance • de pakkans en kans op controle Een hoge gepercipieerde pakkans en kans op controle leiden tot hoge compliance. De invloed van de gepercipieerde kansen op de belasting compliance is groter dan van de objectieve kansen. Dit resultaat moet genuanceerd worden indien de stijging van de pakkans nog steeds een lage pakkans oplevert. In dat geval houden belastingbetalers nog steeds geen rekening met de pakkans bij het bepalen van het compliance gedrag. • de boetes Formele en informele (zoals bekend maken van wie fraudeert) boetes verhogen de compliance. Ook voorheen uitgevoerde controles hebben een positief effect op de compliance behalve wanneer de belastingbetaler leert dat het loont om te ontwijken/ontduiken (bijvoorbeeld bij te lage boetes). Dus te lage boetes zijn niet efficiënt. • de houding van fiscus Een correcte houding van de fiscus ten opzichte van de belastingbetaler heeft een positieve invloed op de compliance. • communicatie Het communiceren van ‘goed’ nieuws verhoogt de compliance. Het communiceren van ‘slecht’ nieuws heeft echter het tegenovergestelde effect. Toch kan ook in dit laatste geval met de belastingbetaler gecommuniceerd worden om een positievere ingesteldheid te bereiken. Het is belangrijk dat belastingbetalers de belasting ‘rechtvaardig’ vinden. Communicatie (bijvoorbeeld uitleggen waarom de belasting geheven wordt) kan dan een positief effect hebben op de compliance. Ook wordt vaak de non-compliance van anderen overschat, wat aanleiding geeft voor de belastingbetaler om zelf ook belastingen te ontduiken/ontwijken. Een goede communicatie brengt ook hier de oplossing. • de besteding van belastingen Het is belangrijk dat belastingbetalers instemmen met de besteding van het belastinggeld. • derden Het gebruik van derden verhoogt de non-compliance. De belasting compliance zal verhogen indien ook deze derden een prikkel krijgen om niet over te gaan en niet te helpen bij non-compliance (bijvoorbeeld door boetes).
26
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
3. (NON-) COMPLIANCE MET REGISTRATIERECHTEN
BETREKKING
TOT
DE
Deze sectie vertaalt de conclusies uit de studie van de compliance van de inkomensbelasting naar vastgoed, en meer bepaald naar de compliance met betrekking tot de registratierechten. Deze sectie is niet gebaseerd op de literatuurstudie maar betreft eigen werk. Sectie 3.1 bestudeert heel kort een aantal specifieke karakteristieken van een vastgoedtransactie die onderhevig is aan de registratierechten. Sectie 3.2 somt een aantal hypothesen op over factoren die de compliance met betrekking tot de registratierechten beïnvloeden. Een aantal van deze hypothesen kan later getest worden met betrekking tot de registratierechten in Vlaanderen.
3.1 Specifieke karakteristieken van een vastgoedtransactie (en de registratierechten) Allereerst worden een aantal specifieke karakteristieken van een vastgoedtransactie opgesomd (sectie 3.1.1). In sectie 3.1.2 wordt nagedacht over de non-compliance bij vastgoed dat valt onder de registratierechten.
3.1.1 Karakteristieken vastgoedtransactie De volgende opsomming geeft kort een aantal belangrijke karakteristieken weer met betrekking tot vastgoedtransacties: • •
•
• •
partijen: koper – verkoper – overheid – (derden) organisatie van de verkoop uit de hand (tussen 2 partijen) bemiddeling door vastgoedkantoor en notaris openbare verkoop controle transactie-prijs >< contract-prijs >< venale waarde specifiek controle mechanisme naheffing + boete (enkel voor koper) rol van derden bij de non-compliance (vastgoedkantoor, controlebeambte, notaris...) hoe worden ze vergoed mogelijkheid en prikkel tot helpen bij compliance of non-compliance registratierechten: grondslag registratierechten: verkoopwaarde (venale waarde), of verkoopprijs + lasten indien hoger dan de verkoopwaarde tarief (hoog en laag) abattement meeneembaarheid
3.1.2 Non-compliance bij vastgoed Definitie non-compliance bij vastgoed: verschil tussen de totale prijs (transactie-prijs) die door de koper wordt betaald voor het onroerend goed en de officiële prijs waarop registratierechten worden betaald (contract-prijs).
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
27
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
Voordelen/nadelen van non-compliance: - voor de koper: minder RR die moeten worden betaald minder RR die (eventueel) kunnen worden meegenomen - voor de verkoper: zal geld onderhands krijgen + gedeelte van het voordeel van noncompliance dat de koper realiseert voorkomen heffing meerwaardebelasting
3.2 Hypothesen over factoren die de compliance met betrekking tot de registratierechten beïnvloeden De hypothesen over factoren die de compliance met betrekking tot de registratierechten beïnvloeden zijn ondergebracht in een sectie over individuele kenmerken van de belastingbetalers (sectie 3.2.1), in een sectie over institutionele kenmerken (sectie 3.2.2). Per sectie is er een sectie exogene factoren (die niet beïnvloedbaar zijn door de fiscus) en endogene factoren (die wel beïnvloedbaar zijn door de overheid en/of fiscus).
3.2.1 Individuele kenmerken Exogene compliance verhogende factoren
• Inkomen en vermogen van de belastingbetaler Heeft de hoogte van het inkomen en het vermogen van de verkoper en/of verkoper een invloed op het compliance gedrag? Belastingbetalers zijn risico-avers. Dus: hoe risico-averser de belastingbetaler, hoe lager de noncompliance (ceteris paribus). Er kan verondersteld worden dat de risico-aversie daalt bij stijgend inkomen en vermogen van de belastingbetaler (hoe rijker, hoe meer risico dat de belastingbetaler geneigd is om te nemen want relatief gezien valt er minder te verliezen wanneer de non-compliance wordt vastgesteld). Dus: Hoe hoger het inkomen en vermogen van de koper/verkoper, hoe hoger de noncompliance met betrekking tot de registratierechten. • Transactieprijs Heeft de hoogte van de onroerend goed transactie een invloed op het compliance gedrag? Zoals in sectie 2.1.1.1 m.b.t. een stijging van het inkomen, heeft een stijging van de transactie-prijs (waarschijnlijk) een stijging van de contract-prijs (stijging van de compliance) en een stijging van de non-compliance tot gevolg. (Bijvoorbeeld als we veronderstellen dat x% (vast percentage) van de waarde van het onroerend goed (transactie-prijs) wordt aangegeven (contract-prijs), en (1-x)% niet wordt aangegeven (non-compliance)). Dus: een stijging van de transactie-prijs impliceert in absolute bedragen een stijging van de non-compliance. Bovendien kan er een positief verband worden verondersteld tussen de waarde van de onroerend goed transactie en het inkomen/vermogen van de belastingbetaler. Hoe hoger de waarde van de transactie (gegeven de redenering m.b.t. de risico-aversie, zie hierboven), hoe hoger dus opnieuw het noncompliance gedrag. Hoe hoger de transactieprijs, hoe hoger de non-compliance.
28
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
• Gelegenheid om transactieprijs te verhullen Hoe groter de gelegenheid om waarde van het onroerend goed te verhullen voor de fiscus, hoe groter de prikkel tot non-compliance. Zo is de gelegenheid om de waarde te verhullen bij een onderhands koop groter dan bij een openbare koop. Hoe groter de gelegenheid om waarde van het onroerend goed te verhullen, hoe hoger de non-compliance. Zo zal de non-compliance bij een onderhandse koop groter dan bij een openbare verkoop.
•
Objectieve kenmerken van de belastingbetaler (leeftijd – geslacht - maritale status – uitgeoefend beroep – opleidingsniveau) We verwachten dezelfde resultaten als bij de inkomensbelasting (zie sectie 2.1.2).
• Graad van risico-aversie Hoe risico-averser de beide partijen, hoe hoger de non-compliance. Voornamelijk de risico-aversie van de koper speelt een rol, aangezien hij een naheffing (+ eventuele boete) zal moeten betalen ingeval non-compliance wordt vastgesteld. Invloed van de ‘prospect theorie’ (die de actuele toestand vergelijkt met een referentiepunt; als je wint t.o.v. het referentiepunt dan neem je minder risico (compliance stijgt), als je verliest t.o.v. het referentiepunt dan neem je meer risico (compliance daalt). Dus, indien de koper een hogere prijs moet betalen dan verwacht (bijvoorbeeld door een prijsstijging) krijgt hij een grotere prikkel tot noncompliance. Indien de koper een lagere prijs moet betalen dan verwacht (prijsdaling) zal hij minder registratierechten ontduiken. Hoe risico-averser, hoe lager de non-compliance. Onverwachte prijsstijgingen leiden tot meer non-compliance. Onverwachte prijsdalingen leiden tot meer compliance.
• Sociale afkeur Hoe hoger de (gepercipieerde) non-compliance van anderen (direct betrokkenen of andere belastingbetalers in de maatschappij), hoe hoger de eigen non-compliance. Afkeuring vanwege de omgeving leidt tot meer compliance. Belangrijk met betrekking tot de registratierechten is de invloed van de andere partijen. Het noncompliance gedrag van de koper kan worden beïnvloed door de prikkels die de verkoper geeft en de prikkels die uitgaan van de derden (vastgoedmakelaar, notaris). Hoe hoger de (gepercipieerde) non-compliance van anderen (direct betrokken partijen of andere belastingbetalers), hoe hoger de eigen non-compliance. Afkeuring vanwege de omgeving leidt tot meer compliance.
Endogene compliance verhogende factoren
• Kennis er ervaring van het belastingstelsel Er is geen eenduidig antwoord of het hebben van (voor)kennis de compliance met betrekking tot de registratierechten verhoogd. Omdat de meeneembaarheid een complexe regeling is waarover de kopers en verkopers weinig kennis bezitten en omdat de meeneembaarheid een prikkel tot compliance is, kan
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
29
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
de hypothese worden verdedigd dat het niet bezitten van kennis over de meeneembaarheid tot een grotere non-compliance leidt. Meer kennis over de hervormde registratierechten (bijvoorbeeld meeneembaarheid) verhoogt de compliance.
• Persoonlijke houding t.o.v. registratierechten Een algemene positieve houding ten opzicht van belastingen (registratierechten) heeft een positief effect op de compliance. Een gevoel van ‘unfairness’ leidt tot non-compliance. De hypothese kan worden verdedigd dat de registratierechten een ‘unfaire’ belasting zijn, voornamelijk wanneer de koper van onroerend goed de aankoop grotendeels financiert met geleend geld. In dit geval wordt de koper belast op een onroerend goed dat hij nog moet betalen (aan een bank). Dus: als de aankoop van onroerend goed wordt betaald met eigen vermogen zal de heffing van registratierechten eerder als ‘fair’ worden beschouwd; dit heeft een hogere compliance tot gevolg. (‘eerder fair’, want de registratierechten zijn een belasting op een tweedehands duurzaam goed, en deze goederen worden normaal en logischerwijze niet belast). Als de aankoop van onroerend goed wordt betaald met geleend geld zullen de registratierechten eerder als ‘unfair’ worden beschouwd; dit resulteert in een prikkel tot non-compliance. Hoe hoger het gevoel van ‘unfairness’ (voornamelijk bij investering gefinancierd met geleend geld), hoe hoger de non-compliance. • Invloed van de bestedingen van de registratierechten Hoe het belastinggeld wordt gespendeerd door de overheid, en ook de mate waarin de belastingbetaler iets terugkrijgt (profijtbeginsel) speelt een rol in de compliance m.b.t. de inkomensbelasting. De invloed van de bestedingen (inclusief profijtbeginsel) van de ontvangen registratierechten door de fiscus is waarschijnlijk minder van belang voor de compliance m.b.t. de registratierechten omdat de heffing enkel gebeurt bij een verkoop van onroerend goed (dus op onregelmatige basis, vaak maar één keer in de levenscyclus van de koper). De invloed van de bestedingen blijft uiteraard van belang voor de algemene compliance, dus met betrekking tot al de belastingen die door de belastingbetaler moeten worden betaald. De invloed van de bestedingen van het belastinggeld zorgt niet rechtstreeks voor meer of minder compliance met betrekking tot de registratierechten. • Subjectieve perceptie van institutionele kenmerken Een stijging van de gepercipieerde pakkans en de gepercipieerde kans op audit verhoogt de compliance. Artikel (50) stelt dat de gepercipieerde kans op een audit verlaagt bij een grotere kennis van het belastingstelsel en verhoogt indien er reeds meer vorige contacten met de belastingdienst waren (gegeven een overschatting van de objectieve kansen). Omdat een gezin slechts zelden een onroerend goed transactie onderneemt lijkt de invloed van de subjectieve (gepercipieerde) pakkans en kans op audit van groot belang voor de compliance m.b.t. de registratierechten. Het vaker aan en verkopen van onroerend goed ten gevolge van de meeneembaarheid kan bijgevolg een leereffect tot gevolg hebben (verlaging gepercipieerde pakkans) waardoor de non-compliance stijgt. Een daling van de gepercipieerde pakkans en kans op audit verhoogt de noncompliance.
30
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
3.2.2 Institutionele kenmerken Endogene compliance verhogende factoren
• De rol van derden Net zoals bij de inkomensbelasting hebben derden een grote invloed op de non-compliance met betrekking tot de registratierechten. De hypothese kan worden verdedigd dat het gebruik van consulenten (zoals bijvoorbeeld de vastgoedmakelaar, notaris) de fouten bij de aangifte verlaagt, maar dat het de totale non-compliance verhoogt. Inderdaad, ook notarissen hebben een prikkel om zoveel mogelijk klanten aan te trekken. Dit kan door het leveren van goed advies en informatie, ook met betrekking tot de verwachte venale waarde van het onroerend goed die door de controlediensten wordt gebruikt. Als hypothese zou er kunnen worden nagegaan of de notaris een invloed heeft op het bepalen van de (non-) compliance van de belastingbetalers. Een eventuele boete voor de notaris of een informatieplicht (het verplicht melden van ‘verdachte’ transacties) wanneer er non-compliance wordt vastgesteld zou hoge non-compliance sterk bemoeilijken. Bovendien kan er gewezen worden op de invloed van de controlebeambte bij het bepalen van de venale waarde van het onroerend goed. Als hypothese zou er getest kunnen worden of de controlebeambte de venale waarde aanpast zodat boetes voor de koper of verkoper van het onroerend goed worden vermeden. Derden (o.a. de notaris) hebben een grote invloed (of kunnen een grote invloed hebben) op het non-compliance gedrag m.b.t. de registratierechten. Boetes of informatieplicht voor de notaris kunnen worden overwegen als middel om de compliance te verhogen. Ook de controlebeambte heeft invloed.
• Complexiteit inzake belastingbasis en tarifering Complexiteit van de belastingregels m.b.t. de inkomensbelasting verlaagt de belasting compliance. De invloed van de complexiteit met betrekking tot de registratierechten lijkt echter van minder belang door de rol die de notaris speelt (o.a. verlenen van informatie). De notaris beperkt de invloed van de complexiteit van de regelgeving op de noncompliance. Hoe eenvoudiger het belastingstelsel, hoe hoger de compliance.
• Tarieven Hoe hoger het tarief, hoe hoger de non-compliance. De daling van het tarief van de registratierechten door de hervorming van 01/01/2002 leidt tot meer compliance.
• De inhoudingsstrategie Bij de meeneembaarheid kan het stelsel van de ‘verrekening’ (je moet minder registratierechten betalen) of van de ‘teruggave’ (je moet eerst betalen, nadien krijg je een deel van de betaalde registratierechten terug) van kracht zijn. De hypothese kan verdedigd worden dat de prikkel tot noncompliance bij ‘teruggave’ groter is dan bij onmiddellijke ‘verrekening’.
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
31
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
• De boetes Formele en informele boetes hebben een positief effect op de compliance. Bij registratierechten is het niet zo eenvoudig om te spreken over echte fouten bij de aangifte omdat er niet bewezen kan worden dat de contract-prijs afwijkt van de transactie-prijs. Er is dus geen sprake van een publiceerbare ‘fout’, omdat enkel een afwijking van de contract-prijs met de venale waarde kan worden vastgesteld. Hoe hoger de boete, hoe hoger de compliance m.b.t. de registratierechten.
• Kans op audit De pakkans heeft een positief effect op de compliance, behalve bij een te lage kans. Dus ook bij de registratierechten zal een stijging van de kans op audit leiden tot meer compliance Hoe hoger de kans op audit, hoe hoger de compliance m.b.t. de registratierechten
• Voorheen uitgevoerde audits Zoals bij de inkomensbelasting, maar gegeven dat gezinnen zelden onroerend goed aan- en verkopen: Voorheen goed – uitgevoerde audits hebben een positief effect op de huidige compliance met betrekking tot de registratierechten, behalve wanneer de belastingbetaler leert dat het loont om belastingen te ontduiken.
• Communicatie met belastingbetaler Het houden van onzekerheid met betrekking tot het belasting- en controlesysteem verhoogt de compliance. Het meedelen aan de belastingbetaler van de werkwijze en karakteristieken van de controle en controlediensten (met betrekking tot pakkans, boetes) kan een positief effect hebben op de compliance als dit impliceert dat de gepercipieerde pakkans en boetes stijgen. Communicatie die bevestigt dat er weinig controle is kan beter achterwege blijven. Communicatie over de totale verwachte boete (die bestaat uit controlekans, vermenigvuldigd met de kans dat non-compliance wordt vastgesteld (=pakkans) vermenigvuldigd met de boete) kan beter vervangen worden door communicatie enkel over het hoogste element uit de vermenigvuldiging. (Bijvoorbeeld: je moet de belastingbetaler attent maken op de eventuele hoge kans van controle, maar niet wijzen op, bijvoorbeeld, de lage boetes) Communicatie over de strenge werking van de controlediensten verhoogt de compliance met betrekking tot de registratierechten.
• Houding van de belastingdienst Zoals voorheen: Een correcte werking, efficiënte dienstverlening en informatieverstrekking verhoogt de compliance m.b.t. de registratierechten.
32
Spoor Fiscaliteit
Compliance met betrekking tot de registratierechten: lessen uit de literatuur
4. VERVOLG VAN HET ONDERZOEK In het vervolg onderzoek bestuderen we de invloeden van een aantal factoren met betrekking tot de compliance van de registratierechten. Het in kaart brengen en evalueren van de werking van de controlediensten van de fiscus is daarin een belangrijke eerste stap. Een aantal vragen zal hierbij worden gesteld (het is belangrijk om er reeds nu op te wijzen dat deze analyse sterk afhangt van de hoeveelheid informatie die we krijgen van de fiscus). De volgende vragen kunnen worden gesteld: - Hoe worden onroerend goed transacties op non-compliance gecontroleerd? - Hoeveel geld brengen de controles op? - Hoe hoog is de pakkans volgens de fiscus? - Wat is de invloed van de kans op audit op de compliance? - Hoe hoog zijn nu feitelijk de boetes en wat is hun invloed op de compliance? - Wat is de rol van derden (o.a. de notaris) in Vlaanderen? - Kan de communicatie met betrekking de belastingen verbeteren? - Zijn de belastingregels te complex? - Moeten we niet evolueren naar een totaal andere manier om onroerend goed en de overdracht van vermogen te belasten? Bovendien willen we komen tot aanbevelingen voor betere audit procedures en controle mechanismen. Ook is het interessant om de volgende aspecten te onderzoeken: - Modelleren van de non-compliance beslissing van de registratierechten à la Allingham en Sandmo (1972) - Bestuderen in meer detail van de verschillende technieken voor het meten van noncompliance (zoals opgenomen in jaarplan 2003).
Fiscaal Spoor Hogeschool Gent
33
Steunpunt beleidsrelevant onderzoek - bestuurlijke organisatie Vlaanderen
BIBLIOGRAFIE Allingham, Michael G. en Agnar Sandmo, “Income tax evasion: a theoretical analysis,” Journal of Public Economics, vol. 1 (3-4) (1972), pp. 323-338. Andreoni, James, Brian Erard en Jonathan Feinstein, “Tax compliance,” Journal of Economic Literature, vol. 36 (2) (1998), pp. 818-860. Elffers, Henk, Freek Barwegen, Dick Hessing en Pieter van Baal, “Naleving van belastingregels: een literatuurinventarisatie: 1992-1998,” Erasmus Centre for Sociolegal Tax Research working paper, 1999, pp. 1-61. Graetz, Michael J. En Louis L. Wilde, “The economics of tax compliance: fact and fantasy,” National Tax Journal, vol. 38 (3), pp. 355-363. Simon, James, John Hasseldine, Peggy Hite en Marika Toumi, “Developing a tax compliance strategy for revenue services,” Bulletin of the International Bureau of Fiscal Documentation, april 2001, pp. 158-164. Slemrod, Joel en Shlomo Yitzhaki, “Tax avoidance, evasion and administration,” National Bureau of Economic Research, NBER working paper series, nr. 7473 (2000), pp. 1-76. Skinner, Jonathan en Joel Slemrod, “An economic perspective on tax evasion,” National Tax Journal, vol. 38 (3), pp. 345-353. Yitzhaki, Shlomo, “A note on income tax evasion: a theoretical analysis,” Journal of Public Economics, vol. 3(2) (1974), pp. 201-202.
Document: Compliance met betrekking tot registratierechten (lessen uit de literatuur) 30-04-2003 14:30
34
Spoor Fiscaliteit