Colofon Educatief programma ‘Het Zandspoor’ Uitgave: Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen Maart 2007 Tekst en idee: Rob Vereijken Vormgeving en illustraties: Francisca Zonjee Productie en begeleiding programma: IVN Consulentschap Brabant Postbus 883 5280 AW Boxtel Tel. 0411-614111 E-mail:
[email protected]
Docentenhandleiding Ontdekpad 'Het Zandspoor' Lente 1. Inleiding en uitgangspunten ontdekpad De Loonse en Drunense Duinen vormen een zeer uniek natuurgebied. In West-Europa komen stuifzandgebieden in deze omvang niet voor. Als je in de omgeving van deze duinen bent opgegroeid, dan besef je vaak niet meer het unieke van het gebied. Met dit ontdekpad gaan de kinderen op speurtocht door het duinzand. Daarbij ontdekken zij de speciale relaties tussen geologische, natuurkundige en biologische aspecten van het gebied.
Doelgroep Het pad is ontwikkeld voor groep 6 van het basisonderwijs.
Doelen Het beoogde leereffect van het ontdekpad is terug te vinden in de volgende doelstellingen: • leerlingen leren zich meer thuis voelen in de natuur; • leerlingen ontdekken de veelvormigheid van het zand van de duinen; • leerlingen ontdekken de verscheidenheid aan planten en dieren, die leven in en op het zand van de duinen; • leerlingen ontdekken de samenhang tussen het zand en het planten- en dierenleven in de duinen; • leerlingen leren samenwerken met elkaar en • docenten raken enthousiast voor veldwerk en ontwikkelen de nodige vaardigheden om de kinderen goed te kunnen begeleiden.
Plaats Het ontdekpad kan op drie plaatsen starten: bij Giersbergen, de Rustende Jager of bij Bosch en Duin. De begeleidende schoolgidsen zijn een kwartier voor het afgesproken tijdstip aanwezig bij de startplaats: de parkeerplaats bij de betreffende horecaonderneming.
Duur De uitvoering duurt totaal 2 uur, inclusief pauze. Dit is gerekend vanaf de start van het ontdekpad. Voor de acht opdrachten die uitgevoerd gaan worden, is per vraag ongeveer evenveel tijd nodig. Na vier opdrachten kan een korte pauze worden ingelast.
Begeleiding Vanuit het Nationale park Loonse en Drunense Duinen wordt de groep op aanvraag bij het uitvoeren van het ontdekpad begeleid door schoolgidsen. Zij zorgen er voor dat: • de materialen voor de uitvoering in het duingebied aanwezig zijn (uitgezonderd de werkbladen voor de leerlingen); • de groep in het duingebied wordt ontvangen; • de leerlingen een korte inleiding krijgen over de werkwijze en uitvoering van het ontdekpad; • inhoudelijke vragen opgelost worden; • de materialen weer verzameld worden.
2
Ook al wordt de uitvoering van het ontdekpad inhoudelijk en organisatorisch door schoolgidsen ondersteund, de docent blijft verantwoordelijk voor de groep. Dat betekent dat de leerkracht calamiteiten moet zien te voorkomen en ordeproblemen zullen door hem of haar moeten worden opgelost. Ook is de school verantwoordelijk voor de materialen. Materialen die zoekgeraakt of beschadigd zijn, worden bij de school in rekening gebracht. Dit jaar kunnen de schoolgidsen helaas niet voor een nabespreking op school zorgen. Met behulp van deze handleiding kan de docent dit zelf doen (zie hoofdstuk 5). Volwassenen van school die aanwezig zijn, kunnen ook bij de groepjes ingedeeld worden. Het is niet de bedoeling dat zij de opdrachten uitvoeren of de antwoorden geven, maar dat zij de leerlingen stimuleren om de opdracht op een goede manier uit te voeren. Het is goed om ook hen van tevoren op het veldwerk voor te bereiden.
Werkwijze De groep is op school al verdeeld in groepjes van maximaal 4 kinderen. Er kunnen maximaal 8 groepjes gemaakt worden. Iedere groep krijgt een rugzak met de materialen. In de rugzak zitten de 8 opdrachtkaarten. De resultaten van de opdrachten kunnen op het werkblad 'Het Zandspoor' worden ingevuld. De leerkracht moet zelf het werkblad voor zijn leerlingen kopiëren en meenemen. Omdat de meeste opdrachten uitgevoerd worden in het meer open deel van het gebied, zijn de groepjes tijdens de activiteit ook te zien. Het ontdekpad is in het veld aangegeven door houten paaltjes. Op de kop van het paaltje staat een nummer. Een nummer betekent dat de leerlingen de opdracht met dat nummer daar moeten uitvoeren. Er zit niet een echt begin of eind aan het Zandspoor: het ontdekpad loopt rond. Ieder groepje begint dan ook bij een ander paaltje, en dus met een andere opdracht. Als ze die hebben uitgevoerd, lopen ze met de klok mee naar het volgende paaltje en gaan dan met die opdracht aan de slag. Aangezien elke groep de gehele set met materialen heeft, hoeft het ene groepje niet op het andere te wachten. Tip: Voor een verslag in de schoolkrant is het leuk een fototoestel mee te nemen.
3
2. Inhoud van de rugzak Alle materialen die nodig zijn voor de activiteiten zitten in de rugzak. Bij iedere opdracht staat aangegeven welke materialen de leerlingen uit de rugzak nodig hebben om het onderzoek goed uit te voeren. In de rugzak zitten: • 8 opdrachtkaarten van 'Het Zandspoor' • 4 schrijfplankjes met 4 klemmen • etuitje met: - 4 potloden - gum - puntenslijper - plakstift • blinddoek • liniaal • 2 steelloeps • 2 loeppotjes • 3 grondzeven met onderbakje • schepje • setje kleurpotloden • zoekkaart bodemdiertjes (kleine beestjes) • kaart 'Hoe overleef ik in de duinen' • menukaart
4
3. Voorbereiding in de klas Een goed begin...... Veldwerkactiviteiten, zoals tijdens dit ontdekpad, worden alleen goed uitgevoerd als de leerlingen van tevoren goed weten wat hen te wachten staat. Voor het beoogde leereffect moet het programma inhoudelijk zijn besproken. Hiermee wordt ook voorkomen dat het veldwerk door de leerlingen als een schooluitje wordt ervaren. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat de leerlingen het niet leuk mogen vinden. De voorbereiding omvat de volgende onderdelen:
3.1. Inhoudelijke voorbereiding Leerlingen moeten warm gemaakt worden om aan het onderwerp te gaan werken. Door de leerlingen tijdens de voorbereiding al wat speelser met zand te laten werken, kunnen de activiteiten van het ontdekpad wat serieuzer worden aangepakt. Daarvoor zijn diverse mogelijkheden zoals: • Een grote bak zand staat in de klas en samen praat je over alles wat met zand te maken heeft. • Leerlingen brengen twee soorten zand mee die ze rondom huis hebben gevonden. Het gesprek kan gaan over wat zand is, dat zand en bodem niet hetzelfde is en dat er meerdere soorten zand zijn. • Vertel een verhaal over kamelen in de woestijn en trek de lijn door naar het duingebied (wind, heuvels, ribbels in het zand, vochtige plekken, warmte/kou). Historie van het gebied Het duingebied heeft een boeiende geschiedenis. De mens is uiteindelijk de schuldige van deze 'natuurramp'. Tot de 14e eeuw stond op deze bodem een bos met eiken en berken. Vanaf deze tijd gingen mensen het gebied gebruiken voor landbouw. Bomen werden gekapt voor brandstof en bouwmateriaal. Waar het bos verdween, ontstond heide. De heide werd vervolgens weer gebruikt om vermengd met dierlijke mest akkers te bemesten. Bovendien graasde vee op de heide. Op de beschikbare heide werd zoveel vee geweid dat er gaten in de begroeiing ontstonden. Het gebied werd overbegraasd. Doordat er ook nog geplagd en gebrand werd, kwam zand aan de oppervlakte dat begon te stuiven. Om de omliggende dorpen tegen dit zand te beschermen, werden bossen aan de rand aangeplant. Het resultaat van dit eeuwendurende proces is nu te zien: een kern van zand met eromheen bossen. Nog steeds is het een 'levend' stuifzandgebied. Het zand wordt ook nu nog verplaatst. Dat heeft tot gevolg dat de plaatsen met open zand en begroeide plaatsen ook nu nog ieder jaar veranderen. Biologische informatie over het gebied (kan ook gebruikt worden bij de nabespreking) Op de open stuifzanden groeien pionierplanten. Het zijn vaak taaie grasachtige planten, zoals de zandzegge, buntgras en pijpenstrootje, die het zand vastleggen. Door de geringe voedingsstoffen in de grond en de grote temperatuurverschillen op de kale bodem, is het stuifzand voor veel planten en dieren een minder geschikt leefgebied. Dat is anders aan de randen, daar waar het stuifzand overgaat in bos. Juist de overgang van zand naar bos geeft veel soorten een kans. Heide en allerlei mossen komen hier bijvoorbeeld voor. Karakteristieke diersoorten, zoals de levendbarende hagedissen en unieke insecten als graafwespen, mest- en zandloopkevers, zijn bij de overgang van bos, zand en heide te vinden. De boomleeuwerik en roodborsttapuit zijn markante vogels in het gebied. De Loonse en Drunense Duinen is het belangrijkste broedgebied van de boomleeuwerik in Noord-Brabant. En als het donker wordt komt in de zomer de nachtzwaluw te voorschijn. 5
3.2. Werkwijze ontdekpad • Doornemen algemene werkwijze ontdekpad Deze is al eerder in deze handleiding beschreven. Alle opdrachten staan duidelijk omschreven op de opdrachtkaarten. Voer de opdracht op de opdrachtkaart stap voor stap uit. De hele opdracht is in kleine stukjes geknipt. Voor ieder stukje staat een cijfer. Na de inleiding op de opdrachtkaart lezen de leerlingen eerst het deel met cijfer 1. Dit voeren ze eerst uit. Daarna lezen ze de tekst bij cijfer 2 en gaan dat weer uitvoeren. Uiteindelijk werken ze zo de gehele opdracht af. Het is raadzaam om deze werkwijze in de klas met de kinderen door te nemen. Na vier opdrachten van het ontdekpad te hebben uitgevoerd is er een kleine pauze. De leerlingen kunnen dan eventueel brood en/of drinken nuttigen. Tijdens het uitvoeren van de opdracht blijven de versnaperingen in de tas van de kinderen. Eventueel gemaakt afval wordt weer mee naar school genomen. • Materialen De leerlingen zijn verantwoordelijk voor de materialen die ze meekrijgen. Ze moeten, nadat ze alle opdrachten hebben uitgevoerd, zelf controleren of alles weer in de rugzak zit. Ook moet alles schoon en vrij van zand worden ingeleverd. De begeleidende schoolgidsen doen uiteindelijk nog een nacontrole. Ontbrekende of beschadigde materialen moeten door de school vergoed worden. • U bent gast De school en de leerlingen zijn te gast in het Nationale Park De Loonse en Drunense Duinen. Dat betekent dat er enkele huisregels zijn: - eventueel gemaakt afval meenemen of in de daarvoor bestemde afvalbakken doen. - de leerlingen volgen het pad en gaan niet rondzwerven door het gebied. - iedereen gedraagt zich rustig om zo min mogelijk dieren en mensen te verstoren. - er wordt niets vernield aan bomen, struiken en het ontdekpad zelf.
3.3. Praktische zaken • De leerkracht zorgt er voor: • dat de werkbladen vermenigvuldigd zijn voor de leerlingen en neemt deze mee naar de duinen. • dat het vervoer naar en van de duinen door de school geregeld is. • dat er extra begeleiding is en zorgt er ook voor dat deze weten wat er van hen verwacht wordt. • Groepsindeling De docent maakt al in de klas een indeling in groepjes van maximaal 4 kinderen; bij meer kinderen zijn er niet genoeg spullen in de rugzak. Zo kunnen de leerlingen buiten meteen aan de slag en de leerlingen weten ook waar ze aan toe zijn. Het is raadzaam om per groepje leerlingen één ouder als begeleider mee te laten lopen. • Kleding en schoeisel Nederland staat bekend als een kikkerlandje, maar in de praktijk valt het wel mee. Zorg er wel voor dat de leerlingen goede schoenen aan hebben (liefst laarzen of stevige schoenen). Bij dreigend slechter weer ook regenkleding en/of een warme trui. Vaak is het tijdens de ochtend, ook in de zomer, nog fris als je buiten stil moet zitten om een onderzoek uit te voeren.
6
4. De opdrachten van het ontdekpad Algemeen Er zijn acht verschillende opdrachten die allemaal over een ander aspect van zand gaan of over het leven van planten en dieren op of in het zand. De opdrachten bestaan uit: • een algemene korte inleiding; • overzicht van materialen die nodig zijn voor die opdracht; • beschrijving van de activiteit; Alleen de vragen die op de opdrachtkaarten staan, moeten meteen in het veld beantwoord worden. Op het werkblad staan ook enkele vragen voor in de klas. Als er tijd over is na het afwerken van het ontdekpad, kunnen deze ook buiten beantwoord worden.
Bespreking van de verschillende opdrachten Het is bij alle opdrachten vrijwel onmogelijk om zekerheid over de uitkomst van het onderzoek te hebben. Het tijdstip op de dag, de maand en het weer op de dag zelf bepalen grotendeels wat de kinderen als resultaat zullen vinden. Daarom worden in meer algemene termen de opdrachten hierna doorgenomen. 1. Warm zand De temperatuur is een zeer belangrijke factor voor planten en dieren in de duinen. Overdag kan het er erg heet zijn en op dezelfde dag kan het gedurende de nacht bijna vriezen. Voor planten en dieren zijn zulke extreme omstandigheden moeilijk om in te overleven. Vandaar dat ook slechts een beperkt aantal organismen, maar vaak wel heel bijzondere, hier leven. Veel verschillende uitkomsten zijn hier mogelijk. Vroeg in de ochtend en in het voorjaar kan de bovenlaag van de grond kouder zijn dan op 5 centimeter diepte. Als de zon fel schijnt zal de bovenlaag in het stuifzand ontzettend warm zijn in verhouding tot alle andere gemeten plekken. Het blijft dus samen met de leerlingen zoeken naar een verklaring voor de temperatuurverschillen. Samenhang met vooral opdracht 4 en 5.
2. Los zand Het stuifzand lijkt oppervlakkig natuurlijk allemaal hetzelfde. Toch bestaat het uit korrels van verschillende grootte. Door een schepje grond te zeven neemt de grootte van de korrel af bij iedere zeef. Onder in het bakje zit dus het fijnste materiaal. Omdat het stuifzand vrijwel alleen uit de zandkorrel zelf bestaat, zonder humus of andere toevoegingen, laat het ook zeer snel water door. Ook de invloed van de wind op het gebied heeft hier veel mee te maken. De grotere en zwaardere korrels blijven bij wind eerder liggen, terwijl de kleine deeltjes het verst worden weggeblazen. Samenhang met vooral opdracht 4 en 6.
7
3. Wat een mooi plaatje! Zo’n groot stuifzandgebied als De Loonse en Drunense Duinen vind je nergens anders in Nederland. Wat iemand het mooist vindt, is erg persoonlijk. Is het het uitgestrekte open stuifzand, zijn het de bossen of de losse duintoppen? In het duingebied zijn de zomereik en de grove den karakteristieke bomen. De zomereiken in het meer open stuifzandgebied zijn vaak al op hoge leeftijd. Het zand is tussen de takken ingewaaid en daardoor kunnen hoge duintoppen ontstaan. Soms legt de eik daarbij het loodje. De takken, stammen en wortels van eiken zijn zeer grillig. Door de wind worden delen ondergestoven of komen juist bloot te liggen. Bij dennen zijn de stammen meestal wel recht, maar een deel van de wortels zijn bloot komen te liggen doordat de wind het losse zand vrij eenvoudig weg kan waaien. Op te tekening van de kinderen kan het hele landschap of bepaalde onderdelen daarvan te zien zijn. Samenhang met vooral 2 en 6.
4. Overleven in het zand Er komt in het duingebied slechts een klein aantal plantensoorten voor. Op de overlevingskaart staan de meest algemene. Bij de gevonden plant kunnen meerdere overlevingsstrategieën staan. Voor het vastleggen van zand zijn deze soorten van belang. Zandzegge is daarbij de actiefste pionier. Met zijn wortelstokken groeit hij vanaf de rand van het losse stuifzand het nog niet vastgelegde zand in. Tussen de planten blijft het losse zand beter liggen. Uiteindelijk kunnen mossen en grassen vanuit het al vastgelegde gebied zich verder in het stuifzand vestigen. Stuifzand wordt zo vastgelegd en het open gebied wordt steeds kleiner gemaakt. Samenhang met 1, 2 en 6.
5. Kleine beestjes De leerlingen mogen bij deze opdracht op meerdere plaatsen beestjes zoeken. Ieder beestje heeft natuurlijk wel zijn favoriete plek. Door goed naar het leukst gevonden dier te kijken, zal er toch een overzicht komen van allerlei soorten dieren. Daarbij kan de leefplaats en de leefwijze besproken worden. Samenhang met 1, 2, 4, 6 en 8.
6. Vliegend zand Het valt niet mee om een stevig bouwsel van los zand te maken. Soms kun je het met takjes of steentjes verstevigen. Ook als het zand vochtiger is, blijft het beter liggen (het zand is dan zwaarder en kan ook aan elkaar blijven hangen). Bij vrijstaande bomen met laaghangende takken is het goed te zien dat de ondergroei van grassen en/of mossen zich vooral aan de noordoostelijke kant van de boom afspeelt. Door de overheersende zuidwestelijke winden wordt het zand in de boom geblazen of het wordt voor de boom weggeblazen. Achter de boom is een luwte en het zand zakt naar beneden. Daar hebben andere planten dan ook de grootste kans om zich te ontwikkelen. Samenhang met vooral 2, 3 en 4.
8
7. Spoorzoeker In het duingebied laten de verschillende bezoekers nogal verschillende sporen achter. Mensen, honden, paarden, vogels, konijnen, reeën en kleine beestjes. Soorten sporen die je kunt vinden zijn: eetsporen (gat in blad, leeg blikje) poepsporen braaksporen (braakballen) voetsporen (poten, autobandsporen, slijmspoor van een slak) woningen (hol van vogel, muis, mestkever, nesten, galappel) kleren (haren, veren, kleding) Samenhang met vooral 5.
8. Kijken met je handen De meeste dieren in het duingebied zijn klein en leven tussen het gras en de bladeren. Om hun weg te vinden maken ze onder andere gebruik van tasters of voelsprieten. Ze tasten de omgeving af en weten zo een schuilplaats, een partner of eten te vinden. Ook zoogdieren, zoals muizen, de vos, das en konijnen, hebben snorharen die in het donker vaak goed van pas komen. Mensen doen bijna alles op het zicht. De kinderen schakelen bij deze opdracht het zicht uit door een blinddoek om te doen. Dan zal blijken dat je zonder te kijken heel veel andere dingen van het voorwerp te weten komt. Je voelt beter de structuur aan de buitenkant: is het ruw, stekelig, glad, etc. Ook of het voorwerp hard of heel zacht is beleef je dan veel meer. Samenhang met vooral 3 en 5.
9
5. Nabespreking • Resultaten per opdracht Voor de nabespreking kan informatie uit paragraaf 4. ‘De opdrachten van het ontdekpad' worden gebruikt. Per opdracht worden tips gegeven hoe de resultaten besproken kunnen worden. • Samenhang Naast het bespreken van de resultaten per opdracht, is het ook mogelijk om juist de samenhang tussen de verschillende onderzoeken aan bod te laten komen. Dwarsverbanden tussen de opdrachten staan bij ook bij 4. aangegeven. • Vervolgactiviteiten op school Duinlandschap bouwen, waarin de hoogten in het gebied, de begroeiing en andere elementen verwerkt kunnen worden. Tentoonstelling maken over de resultaten van het ontdekpad. Ieder groepje kan daarbij bijvoorbeeld één opdracht uitwerken. Ook de veranderingen van de zomer naar de winter zouden de leerlingen in beeld kunnen brengen. Het gezamenlijke resultaat kan in de klas opgehangen worden of tijdens een ouderavond gebruikt worden om te laten zien op welke manier de leerlingen met natuur- en milieueducatie bezig zijn. • Toekomst van het gebied Hoe zal het gebied er over honderd jaar uitzien? Wat heeft de mens nu voor invloed op het gebied?(positief: bescherming; negatief: toerisme) Dit kan verwerkt worden in een collage of een muurkrant. Met een rollenspel door de leerlingen (mogelijke rollen: recreant, natuurliefhebber, natuurmonumenten, horeca) kunnen belangen besproken worden. Daarmee gaan leerlingen ook bewuster nadenken over oplossingen die in het intensief gebruikte duingebied gevonden moeten worden om iedereen zoveel mogelijk tevreden te stellen.
10