Datum 16 maart 2004 Ons kenmerk FO2004/57623 Onderdeel Afd. Financiële Organisatie Binnenlands Bestuur Inlichtingen zie onder
CIRCULAIRE GEMEENTEFONDS van 16 maart 2004
Aan
De gemeentebesturen
Onderwerp
gemeentefonds
Doelstelling
bekendmaking van beleid en het geven van informatie
Relatie met andere circulaires
junicirculaire van 2003 (FO2003/70507), septembercirculaire van 2003 (FO2003/78176), circulaire van 18 november 2003 (FO2003/83655)
Geldig tot
1 juli 2004
Inlichtingen
9-11 uur: b.g.g.
R.L.J. de Neef (070) 426 6208 N.P. Passchier (070) 426 6259 Y. Drese (070) 426 6277
E-mail
[email protected]
Internet
www.minbzk.nl/ www.minfin.nl/
Aantal bijlagen geen Bezoekadres Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postadres Postbus 20011 2500 EA Den Haag
2
3
1
Inleiding
In deze circulaire informeer ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën, over de ontwikkeling van het gemeentefonds. De voornaamste onderwerpen zijn de nacalculatie van het accres van het uitkeringsjaar 2003 en de verrekening van de behoedzaamheidsreserve over dat jaar. In aanvulling daarop doen wij u enige nadere mededelingen met betrekking tot het fonds.
2
Uitkeringsjaar 2003
2.1
Opbouw uitkeringen
Tabel 2.1 geeft de definitieve Opbouwtabel 2003. Deze is geactualiseerd ten opzichte van de septembercirculaire van 2003 aan de hand van de nacalculatie van het accres en de verrekening daarvan met de behoedzaamheidsreserve. Voorts zijn enkele kleinere mutaties verwerkt. De tabel is zoveel mogelijk gecomprimeerd. Bij clusters waar zich sinds de septembercirculaire geen wijzigingen hebben voorgedaan, is alleen het totaalbedrag van de mutaties vermeld.
Tabel 2.1
Opbouw uitkeringen 2003 (mln €) Raming deze circulaire
Uitkeringen 2002 algemene mutaties - accres - accres (gerichte verdeling) - behoedzaamheidsreserve, inhouding - behoedzaamheidsreserve, uitkering - wachtgelden herindeling 2 - A + O fonds overige algemene mutaties 3 -
Septembercirculaire van 2003 1
13.038,657 568,799 -13,600 -208,739 8,820 0,010 -0,256 21,293
pm -0,110 -0,265 376,327
cluster sociale dienst/bijstand 4 - implementatie Wet Werk en Bijstand 3 - overige mutaties sociale dienst/bijstand
20,000 -7,632
# 12,368
cluster zorg
3
31,156
cluster fysiek milieu 3 cluster oudheid
3
-1,407 0,500
cluster bestuursorganen 3
13,813
cluster overig/algemene ondersteuning 3
-2,450
Uitkeringen 2003 waarvan - algemene uitkering/aanvullende uitkeringen 3 - overige uitkeringen 1
2 3 4
13.468,964
13.440,015
13.376,082 92,882
13.347,133
De vergelijking met de septembercirculaire is alleen opgenomen als de raming van het betreffende onderdeel is gewijzigd. Het teken # geeft een onderdeel aan dat niet werd geraamd in die circulaire. Technische correctie. De mutatie vermeld in de septembercirculaire, § 4.4, verschuift naar het uitkeringsjaar 2004. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van juni of september 2003. Zie de circulaire van 18 november 2003, § 2.
4
2.2
Ontwikkeling uitkeringsbasis
Nadere gegevens over de ontwikkeling van de uitkeringsbasis geven aanleiding tot verlaging van de uitkeringsfactor voor het jaar 2003 met twee punten. Uit definitieve meetgegevens blijkt dat de dynamiek bij enige recent ingevoerde maatstaven groter is dan aanvankelijk werd geraamd. Dit geldt met name voor de maatstaven die betrekking hebben op de aantallen leerlingen en op de oppervlakten van de bebouwing. Om die reden zijn de ramingen van deze maatstaven voor het jaar 2003 aangepast. Dit heeft een negatief effect op de uitkeringsfactor van afgerond twee punten.
2.3
Nacalculatie accres en verrekening met de behoedzaamheidsreserve
Wij verhogen de algemene uitkering met € 8,820 miljoen in verband met de nacalculatie van het accres over het jaar 2003 en de verrekening daarvan met de behoedzaamheidsreserve. In totaal wordt € 199,919 miljoen in mindering gebracht op de behoedzaamheidsreserve van € 208,739 miljoen. De nacalculatie 2003 Ten opzichte van 2002 zijn de voor de normeringssystematiek relevante rijksuitgaven gestegen met circa € 2,2 miljard. Dit resulteert in een definitief nominaal accrespercentage voor het uitkeringsjaar 2003 van 2,81. De groei is met name te herleiden tot hogere uitgaven bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (€ 1,2 miljard), het ministerie van Financiën (€ 0,4 miljard) en bij de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (€ 0,3 miljard). Het accrespercentage 2003 werd aanvankelijk geraamd op 3,00. Op dit voorlopige percentage werd de bevoorschotting in eerste instantie gebaseerd (zie de meicirculaire van 2002, § 4.3). Na de Voorjaarsnota 2003 is het accrespercentage geactualiseerd tot 4,36, hetgeen leidde tot een herziening van de bevoorschotting (zie de junicirculaire van 2003, § 2.3). Na toepassing van de normeringssystematiek resulteren de uitkomsten van de Voorlopige Rekening 2003 van het Rijk nu in een nagecalculeerd accrespercentage van 2,81. Tabel 2.3 geeft een overzicht van het verloop van het accres 2003 vanaf mei 2002.
Tabel 2.3 Het verloop van het accres 2003 accresberekeningen / circulaires raming Voorjaarsnota 2002/ mei 2002 (1e stand bevoorschotting)
accres %
mln €
3,00%
390,000
verschil
raming Miljoenennota 2003 / september 2002
5,35%
699,838
+309,838
raming Voorjaarsnota 2003 / juni 2003 (2e stand bevoorschotting)
4,36%
568,799
-131,039
raming Miljoenennota 2004 / september 2003
3,62%
472,260
-96,539
realisatie Voorlopige Rekening 2003 / maart 2004 (nacalculatie)
2,81%
368,880
-103,380
De neerwaartse aanpassing van het accres met 1,55% ten opzichte van de junicirculaire van 2003 is veroorzaakt doordat de voor het gemeentefonds relevante netto gecorrigeerde rijksuitgaven per saldo circa € 1,6 miljard lager zijn uitgevallen dan werd verwacht in het voorjaar van 2003. Eerder informeerden wij u reeds over de daling van het accrespercentage naar 3,62 tussen de juni- en de septembercirculaire van 2003 (zie de septembercirculaire van 2003, § 4.3). Na
5
september hebben zich diverse mee- en tegenvallers voorgedaan; per saldo is echter sprake geweest van een verdere daling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Deze daling is vooral in de laatste maanden zichtbaar geworden. Bij de onderdelen van het budgettair kader Rijksbegroting in enge zin, die relevant zijn voor het accres, was ten tijde van de Najaarsnota 2003 nog sprake van een lichte overschrijding. Bij de Voorlopige Rekening 2003 blijken de daadwerkelijke uitgaven echter onder het beschikbare budget te zijn gebleven. De omslag heeft zich over de gehele linie voorgedaan; in totaal bedraagt de onderuitputting op de Rijksbegroting € 780 miljoen. Zij is vooral veroorzaakt door meevallers op de begrotingen van het Infrastructuurfonds (wijziging kasritme) en op de begrotingen van de ministeries van OCW en Financiën. Deze meevallers leiden tot lagere netto gecorrigeerde rijksuitgaven en daarmee tot een lager definitief accres. Naast deze meevallers heeft zich op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken een tegenvaller voorgedaan door hogere afdrachten aan de Europese Unie. Deze werkt echter niet door op het accres van de fondsen, omdat de netto rijksuitgaven worden gecorrigeerd voor EU-afdrachten. Van het budgettair kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA) zijn alleen de begrotingsgefinancierde uitgaven relevant voor het gemeentefonds. Het kader SZA vertoont een overschot van circa € 0,6 miljard, waarvan circa € 0,25 miljard op de bijstandsuitgaven (begrotingsgefinancierd). Deze meevaller werkt negatief door op het accres 2003, omdat in dat jaar de bijstandsuitgaven nog wel onderdeel uitmaken van de grondslag van de normeringssystematiek. De omvangrijke uitvoeringsmeevallers op de WW en de WAO hebben geen effect op het accres. De verrekening met de behoedzaamheidsreserve Het nagecalculeerd accrespercentage van 2,81 komt overeen met een accres van € 368,880 miljoen. Ten tijde van de Voorjaarsnota 2003 werd op grond van de toen beschikbare gegevens een accres verwacht van € 568,799 miljoen (zie de Opbouwtabel 2003 in de achtereenvolgende circulaires, zie ook tabel 2.3 hierboven). Het negatieve verschil van € 199,919 miljoen is de omvang van de nacalculatie over het uitkeringsjaar 2003. Het resultaat van de nacalculatie wordt verrekend met de behoedzaamheidsreserve die in 2003 is ingehouden (zie voor een algemene toelichting op de wijze van verrekening en verwerking van de behoedzaamheidsreserve de meicirculaire van 1998, §§ 3.4 en 4.3). Wij brengen daarom de nacalculatie 2003 van € 199,919 miljoen in mindering op de behoedzaamheidsreserve 2003 van € 208,739 miljoen. Hierdoor komt uit deze reserve een bedrag van € 8,820 miljoen tot uitkering. Dit bedrag is vermeld in de herziene Opbouwtabel 2003 (tabel 2.1). Het bedrag wordt alsnog toegevoegd aan de algemene uitkering en verdeeld via de uitkeringsfactor (afgerond één punt positief). De doorwerking De nacalculatie over 2003 zal een meerjarig effect hebben op de uitkeringsfactor in de orde van 18 punten (negatief). Dit effect zal voor 2004 en latere jaren verwerkt worden bij de aanstaande meicirculaire. Zoals gebruikelijk worden op dit moment geen mutaties doorgevoerd voor de komende jaren. De uiteindelijke omvang van de uitkering 2004 zal afhankelijk zijn van ontwikkelingen en beleidsbeslissingen, die in hun totaliteit nu nog niet zijn te overzien. Om die reden wordt de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2004 afgewacht. In de meicirculaire zullen wij u informeren over de
6
aanpassingen die zullen resulteren uit die besluitvorming. Dan wordt ook het meerjarig effect van de nacalculatie weergegeven. Met nadruk wijzen wij u echter nu reeds op de doorwerking van de nacalculatie. Gezien de actuele situatie van de overheidsfinanciën adviseren wij u om hiermee rekening te houden bij het begrotingsbeleid.
2.4
Wachtgelden herindelingen
De algemene uitkering wordt ten opzichte van de eerdere raming eenmalig verhoogd met € 0,120 miljoen in verband met de recente ontwikkeling bij het onderdeel Wachtgelden gemeentelijke herindeling op de begroting van BZK. Jaarlijks wordt de algemene uitkering aangepast op grond van de uitputting van het onderdeel Wachtgelden gemeentelijke herindeling op de begroting van BZK. Eerder werd voor 2003 een neerwaartse mutatie voorzien ten opzichte van 2002 van € 0,110 miljoen (zie de junicirculaire van 2003, § 2.4). Op grond van onderuitputting op het genoemde begrotingsartikel wordt nu € 0,120 miljoen toegevoegd aan de algemene uitkering, zodat over 2003 een positieve mutatie resulteert van per saldo € 0,010 miljoen ten opzichte van 2002.
2.5
Algemene uitkering, uitkeringsfactor en bedragen per eenheid
Wij stellen de algemene uitkering voor het jaar 2003 (inclusief de aanvullende uitkeringen) nu vast op € 13.376,082 miljoen. In dit bedrag zijn de ontwikkelingen verwerkt, zoals die zijn vermeld in deze circulaire en in de circulaire van 18 november 2003. Dit betekent een toename van € 28,949 miljoen ten opzichte van de septembercirculaire en van € 8,949 miljoen ten opzichte van de novembercirculaire. De uitkeringsfactor voor het jaar 2003 stellen wij voorlopig vast op 1,316. Dat is een daling van één punt ten opzichte van de stand van 1,317, die werd vermeld in de septembercirculaire van 2003. Deze mutatie is het saldo van de ontwikkeling van de uitkeringsbasis (§ 2.2) en van de nacalculatie (§ 2.3). De definitieve vaststelling van de uitkeringsfactor 2003 zal geschieden vóór 31 december 2005.
2.6
Voorschotbetalingen 2003
De stijging van de algemene uitkering leidt tot een nabetaling op de uitkering 2003 van € 8,949 miljoen, die zal plaatsvinden op 4 mei 2004.
3
Uitkeringsjaar 2004
3.1
Bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
De algemene uitkering wordt verhoogd met € 111,000 miljoen in verband met de bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Dit bedrag is opgebouwd uit vier afzonderlijke toevoegingen: a) € 50 miljoen die voortvloeit uit een amendement Verburg c.s. bij de begroting van SZW met als doel de gemeenten in staat te stellen bij de invoering van Wet Werk en Bijstand (WWB) maatwerk te leveren via de bijzondere bijstand.
7
b)
c)
d)
€ 30 miljoen op grond van een verhoging van het voorafgaande bedrag door het kabinet. Daarbij zijn de middelen expliciet aangemerkt als een tegemoetkoming in de kosten die huishoudens met een inkomen op minimumniveau (of vlak daarboven) maken in verband met een chronische ziekte of een handicap. € 20 miljoen ter beschikking gesteld door de werkgevers bij het Najaarsoverleg. Besloten is dit bedrag additioneel in te zetten voor de inkomensondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten. € 11 miljoen in verband met het extra beroep op bijzondere bijstand, dat zal voortvloeien uit het buiten toepassing laten van een fiscale faciliteit. Recent is de mogelijkheid van fiscale compensatie voor de kosten van ziekte en handicap aanzienlijk uitgebreid. Mensen met een minimuminkomen zouden hierdoor aanspraak kunnen maken op én bijzondere bijstand én fiscale compensatie. Vervolgens zou verrekening moeten plaatsvinden tussen gemeente en Belastingdienst. Om deze bureaucratie te voorkomen, is besloten dat de belanghebbenden een beroep kunnen doen op één regeling om de volledige tegemoetkoming in de kosten te verkrijgen. Met de € 11 miljoen worden de gemeenten gecompenseerd voor het vervallen van de mogelijkheid van verrekening van de bijzondere bijstand met de Belastingdienst.
Voor nadere informatie over de achtergronden van de maatregelen verwijzen wij naar de brieven van de bewindspersonen van SZW aan de Tweede Kamer over deze aangelegenheid (zie Kamerstukken II 2003/04, 29200 XV, nrs. 64 en 73). Inmiddels is de uitvoering van de koopkrachtmaatregelen ter hand genomen. Een wetsvoorstel om categoriale bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten mogelijk te maken, is half februari bij de Tweede Kamer ingediend. Voor de juiste toepassing van de regelingen heeft het ministerie van SZW onlangs een Handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen gepubliceerd. De verhoging van de algemene uitkering heeft vooralsnog een incidenteel karakter. De Tweede Kamer heeft door instemming met de motie-Weekers c.s. verzocht om de onderdelen (a) en (b) om te zetten in een structurele maatregel. Het kabinet zal de mogelijkheid hiertoe bezien bij de voorbereiding van de begroting 2005. De omvang en het karakter van onderdeel (d) zullen op een later tijdstip aan een nader onderzoek onderworpen worden. Zo nodig komen wij hierop terug in latere circulaires. De middelen worden verdeeld op de wijze die gebruikelijk is bij toevoegingen in verband met bijzondere bijstand. Tabel 3.1 geeft een overzicht.
Tabel 3.1
Verdeling extra middelen bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen (bedragen in € in basis)
maatstaven / onderdelen
(a + b)
(c)
(d)
totaal
9,37
2,36
1,30
13,03
bijstandsontvangers
52,75
13,07
7,19
73,01
uitkeringsontvangers
8,98
2,26
1,24
12,48
minderheden
5,17
1,37
0,75
7,29
huishoudens met laag inkomen
3.2
Voorschotbetalingen 2004
Zoals gebruikelijk wordt de bevoorschotting over het lopende jaar niet gewijzigd bij de maartcirculaire. Omdat de omvang van het gemeentefonds mede wordt bepaald door de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2004 vindt wel een aanpassing van de voorschotbetalingen plaats bij de
8
meicirculaire. Op dat moment wordt ook het effect van de maartcirculaire meegenomen. Zo wordt voorkomen dat de bevoorschotting te vaak wordt bijgesteld. De voorschotbetalingen over 2004 blijven vooralsnog gebaseerd op de verdeeltabel en de uitkeringsfactor, die werden meegedeeld in de circulaire van 18 november 2003. Bij de komende meicirculaire wordt de bovengenoemde mutatie in de Verdeeltabel 2004 opgenomen. Dan wordt ook de structurele doorwerking van 18 punten op de uitkeringsfactor 2004, die voortvloeit uit de nacalculatie over 2003, doorgevoerd.
4
Overige mededelingen
4.1
Informatie over de toekomstige ontwikkeling van de algemene uitkering
Wij hebben de berichtgeving over de verdeling van het gemeentefonds op het internet uitgebreid met informatie per gemeente over de toekomstige ontwikkeling van de algemene uitkering. Het betreft meerjarige ramingen, die ter beschikking worden gesteld op verzoek van gemeenten die een inschatting willen maken van de toekomstige ontwikkeling van hun algemene uitkering in lijn met de uitgangspunten die op Rijksniveau worden gehanteerd. Wij achten dit een nuttige ondersteuning van het gemeentelijk begrotingsproces. De informatie bestaat uit een rekenprogramma in Excel, dat kan worden gedownload van de website van het ministerie van Financiën (www.minfin.nl , vanaf de hoofdpagina via Terzake, Gemeente en Provincie en Gemeentefonds kiezen voor de pagina Verdeling). Het programma is een hulpmiddel dat ramingen op een bepaald tijdstip weergeeft. Aan de uitkomsten kunnen geen rechten ontleend worden; voor het gebruik en de interpretatie van de gegevens zijn de gebruikers zelf verantwoordelijk. Het programma bevat een korte handleiding voor het gebruik.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
J.W. Remkes