COVERSTORY
Caleidoscopische filmtrip
ANTWERPEN CENTRAAL “Een puur historische documentaire over het station van Antwerpen interesseerde me niet. Van in het begin wou ik het historische, het poëtische, het magisch-realistische en het filosofische niveau door elkaar halen. Met als rode draad: de acteur Johan Leysen”. Op deze summiere wijze duidt Peter Krüger zijn mijmerend document: een verstild eresaluut aan het unieke treinstation van Antwerpen Centraal.
]
DIRK MICHIELS
Af]]fnYf de mooiste symmetrische beelden uit het station van ANTWERPEN CENTRAAL filmt Peter Krüger ((Nazareth, De vreemde man) de drieledige trappenstructuur van de perrons. Een centrale brede trap wordt omflankt door twee smallere roltrappen in omgekeerde looprichting. De linkertrap loopt naar beneden, de rechter naar boven. In Krügers meditatieve en fictioneel narratieve documentaire symboliseert deze trappenscène de tijd, waarbij het centrale ‘heden’ wordt omringd door de paden naar verleden en toekomst. Voor de cineast is het station een plek waar men de tijd voelt stromen. Komt het door de sporen die als dwaalwegen het station verlaten? Door de treinen die traag meanderen over de wissels? Of door het ritme van de aan- en wegrijdende stellen, oude rode rijtuigen beschilderd met graffiti, of nieuwe grijze met roodblauwe markeringen? Of ligt het aan de perspectivistische dakstructuur van de glazen overkapping, illusie van koepel en piramide tegelijk? Of is het veeleer het gevolg van het optische bedrog tussen 12 | APRIL 2011 | FILMMAGIE #614
de rechte en gebogen hoeken van de nok en het lijnenspel van de elektrische bedrading? Of komt het door de mensen die op- en uitstappen, elkaar verwelkomen of afscheid nemen op de perrons in de hoop dat de tijd niet voorbij gaat? Krügers perceptie is dat de tijd in dit station alom aanwezig is. Als vanzelfsprekend in de reusachtige klok met de twaalf Romeinse cijfers, die het statige gebouw in pantheonstijl domineert vanuit de plaats waarop in de Romeinse bouwkunst ooit het beeld van de keizer prijkte. Maar ook in de architectonische details tikt de tijd. Zelfs de tochtgaatjes in de nok, om de stoom van de oude treinen te ventileren, staan in twaalf maten gegroepeerd, gerelateerd aan de kalenderindeling. Stoom, ijzer, glas… In deze stationsruimte regeert de historische tijd van de industriële revolutie, waarvan het imposante gebouw de materialisatie is. Want laat je als reiziger vooral niet misleiden door het schijnuiterlijk van het gebouw. Met zijn zuilen, nissen en koepel lijkt het station een kruising tussen tempel en kathedraal. Maar de
goden en de heiligenbeelden aan de wanden zijn vervangen door wereldlijke wapenschilden met de staf van Mercurius, de patroon van de handel, of met bijenkorfmotief, symbool van de geldkapitalisatie. Voor de cineast staat het buiten kijf; met de kroon op de koepel weerspiegelt het gebouw de opmars van België als kapitalistische en koloniserende natie op het einde van de negentiende eeuw. De Antwerpse stationskathedraal is dan ook een pronkstuk van zuiver negentiende-eeuws erfgoed, dat slechts moeizaam en na decennialange druk van industriële archeologen en architectuurhistorici dankzij de komst van de hogesnelheidstrein de stap naar de 21ste eeuw zette.
Magische tussenwereld Binnen deze nostalgische, bedrijvige ruimte volgt Krügers contemplatieve camera een reiziger (acteur Johan Leysen). Hij is de centrale verteller van deze mijmerende documentaire, een behoedzaam pratend en denkend personage. Met zijn gegroefd
COVERSTORY leen het meisje uit de postkaart. De andere reizigers staan stil, alleen de wijzers van de klok bewegen. De trein vertrekt, maar er stapt niemand op. Het lijkt de oude reiziger alsof de dreiging van een uitgewist verleden opgehoopt zit onder de immense koepel en overkapping van dit station.
ANTWERPEN CENTRAAL oogt als een filmreis door de visuele en mentale ruimte met een aanhoudende wisselwerking van historische, antropologische, narratieve en poëtische dimensies. Architect-historicus
gezicht is hij een man die – een beetje zoals het stationsgebouw zelf – lijdt aan het verleden dat hem ontglipt. Als observator en getuige tegelijk laveert hij door de immense ruimte. In zijn witgrijze jas wandelt hij statig, maar ook een tikkeltje rusteloos door het gebouw. Hij observeert hoe mensen er elkaar ontmoeten of verliezen. In een schriftje noteert hij zijn impressies en gaat zichtbaar gebukt onder de spanning tussen zijn huidige waarnemingen en zijn eigen herinneringen. Soms laat hij zijn verbeelding de vrije loop, dan weer vult hij de gaten in zijn herinneringen met encyclopedische kennis over dit bouwwerk, in de hoop de samenhang tussen de dingen te vatten. Geleidelijk opent zich een bevreemdende grenszone van half werkelijkheid en half droom, een soort magische tussenwereld die buiten de tijd staat. Zoals de treinen sporen, laat ook de reiziger een spoor in het station na door zijn klamme handpalm op de muur te drukken. Half beeld, half waas. Wondermooi slaagt cineast Krüger erin om in dit Antwerpse station een magisch-realistische sfeer te laten openbarsten. De leeuwornamenten van de gevel worden levende dieren uit de zoo die de stationstempel inpalmen. Een eenzame fietser rijdt door de stationshal. De stationsvloer wordt door kinderen als dambordpatroon voor hun hinkelspel aangewend. Figuren op oude prentkaarten springen uit het papieren kader de stationshal in. Op het perron beweegt al-
De magisch-realistische textuur vormt voor Peter Krüger een geschikte invalshoek om de invloed van dit gebouw op de mens en de directe stadsomgeving uit te diepen. In een belangrijk deel van de film is dan ook de architect-historicus in Krüger aan het woord. Hij onderzoekt hoe het oude, eerste houten station uit 1854 van Antwerpen-Oost op grondgebied Borgerhout rond de eeuwwisseling in 1905 plaats ruimde voor de zogenaamde Middenstatie. Hierdoor werd de stad door de spoorverhoging in zijn N-O as middendoor gesneden. En hij stelt vast hoe het nieuwe station honderd jaar later deze breuklijn probeert te overbruggen met de oostuitgang richting Borgerhout. Met zijn camera onderzoekt hij hoe de recente spoorondergraving
de oorspronkelijke stationsruimte transformeert, zonder evenwel aan het atriumconcept met de centrale lichtinval te tornen. Met het oog van een architect verdiept hij zich in het assenspel van de sporen op de nieuwe glazen gevels, waar perron, muur en dak één geheel vormen. En ook de antropoloog Krüger vindt zijn gading in de nabijheid van de zoo, de negentiende-eeuwse namaakwereld om dier en natuur te observeren. Zoo en station palen niet alleen aan elkaar, zij zijn ook verwante uitingen van de negentiende-eeuwse samenleving om de wereld met een Europese blik te bekijken. De link naar Leopold II en de koloniale cultuur is voor Krüger dan ook snel gelegd. Niet toevallig siert het beeld van een negerjongen op een dromedaris de gevel van het station. Door de pauw, de uil en de leeuw naar het nachtelijk station te verhuizen maakt hij de twee-eenheid tussen zoo en station in een magischrealistische context voelbaar. Met adembenemende beeldopnames van rustende dieren op de kille marmeren vloer van het station refereert Krüger aan de schilderkunst van het symbolisme uit de late negentiende eeuw, waar mens en dier samenvloeiden in een stenen decor. Zoals deze uit hun natuurlijke biotoop verdreven dieren lijken te aarden tussen de muren van de stationskathedraal, voelt ook Leysens personage zich thuis in hun nachtelijke aanwezigheid. Even vervreemd van het heden als de hem omringende dieren?
Diaspora Heel subtiel introduceert de cineast ook de diaspora en de Holocaust in het stationsverhaal. De goudsmeden en diamantairs onder de stationsbogen verraden niet alleen de Joodse aanwezigheid in de onmiddellijke buurt. Beelden van vertrekkende treinen tonen hoe mensen reizen, maar suggereren ook hun vlucht en verdwijning. Het Leysen-personage loopt door de catacomben van het station en herinnert zich vaag zijn aanwezigheid als kind in de nu lege wachtzaal van de derde klas. Heeft de zielenpijn van Leysens personage met de Holocaust te maken? Is hij ooit vanuit dit station gedeporteerd?
FILMMAGIE #614 | APRIL 201 1 | 13
COVERSTORY Het meisje uit de postkaart dat in de wachtzaal opduikt, lijkt nu niet meer van deze wereld. Ze is even onwezenlijk als het kind met het rode manteltje uit Spielbergs Schindler’s List. Zijn dit de wachtkamers en de sporen van waaruit de Antwerpse Joden vervoerd werden naar de Dossinkazerne, een tussenstop voor Auschwitz?
Met zijn gegroefd gezicht speelt Johan Leysen een man die – een beetje zoals het stationsgebouw zelf – lijdt aan het verleden dat hem ontglipt. Maar de drang van deze reiziger om zijn persoonlijke familiegeschiedenis te reconstrueren loopt op niets uit. Het boek over de Joodse gemeenschap in Antwerpen dat hij bij een Joods antiquariaat in de stationsbuurt hoopt terug te vinden, is allang uitgeput. Vertwijfeld wandelt hij terug het station in, dat zich alleen de collectieve geschiedenis schijnt te herinneren van anonieme geesten die eeuwig gedoemd zijn om over de sporen te blijven dwalen. Heel discreet maar met des te meer emotionaliteit suggereert de film de betrokkenheid van het stationsgebouw bij de vernietiging van een deel van haar bewoners van de winkelpanden. Krüger liet zich voor ANTWERPEN CENTRAAL inspireren door de roman ‘Austerlitz’ van de Duitse auteur W.G. Sebald, waarin de koepelvormige stationshal
14 | APRIL 2011 | FILMMAGIE #614
van Antwerpen een rol speelt. Peter Krüger: “Het idee om met een acteur te werken komt uit het boek waarvan alleen maar het eerste deel zich in Antwerpen afspeelt. En gaat over een man, een schrijver, die in het station toekomt en daar een zekere Austerlitz ontmoet, het hoofdpersonage van het boek die historicus is en uitleg begint te geven over het station: Leopold II, waarom het station gebouwd werd, enz. De eerste twintig pagina’s zijn gesitueerd in Antwerpen; de schrijver doolt daar rond, ontmoet een man… Dan gaat het boek verder, reist hij naar Breendonk en andere plekken waar hij altijd diezelfde man tegenkomt. Wat heb ik uit het boek genomen? De schrijver die in Antwerpen toekomt. Mijn eerste idee was: Johan Leysen leest in de trein het boek en wanneer hij uitstapt wordt wat in het boek gebeurt realiteit. Hij wordt dat personage. Maar in plaats van één iemand te zien ontmoet hij talloze figuren: een Afrikaanse historicus,… We bleven wel de geest van het boek trouw, het is namelijk door de ogen van de schrijver dat we een bepaalde wereld ontdekken. En zo leren we niet alleen die wereld kennen maar ook zijn verbeelding. Wat uit het boek komt, is dus: een man arriveert op een plek die hij zich vaag herinnert. Wat hem aan het denken zet. Niet alleen over wat er zich allemaal in dat station afspeelt, hij begint in het boek ook over tijd en ruimte te reflecteren. Op een abstract, filosofisch niveau dat later in het boek aan bod komt, maar dat ik in het station heb gesitueerd”.`
Antropoloog Met de trage evocatie van treinsporen en Holocaust herinnert Krügers film ook aan Chantal Akermans Rendez-vous d’Anna. Door de onuitwisbare indruk van het station als grenspost in de tijd toont de cineast zich dan weer de zielsverwant van André Delvaux. Geen mis te verstane referenties voor een
documentarist die met ANTWERPEN CENTRAAL zeker niet aan zijn proefstuk toe is. Met Peter Brosens behoort Krüger tot de school van Belgische antropologische filmers, die met hun sterke audiovisuele beeldtaal de grens tussen fictie en documentaire opheffen. In Nazareth (1997) en Poets of Mongolia (1999) confronteerde Krüger zijn westerse camera met de diepere essentie van niet-westerse culturen. In hoeverre correspondeert het OostVlaamse Nazareth met zijn Ghanese en Palestijnse naamgenoot, vroeg hij zich in Nazareth af. Ook in Poets of Mongolia bewandelde hij samen met Peter Brosens de geoculturele ruimte, door zowel het leven van de steppemongolen als dat van Mongoolse migranten te beschrijven. Peter Krüger: “Verschillende plaatsen door een of andere link bij elkaar brengen, daar hou ik van. In het geval van Nazareth was dat een naam. Ook Poets of Mongolia heeft een drieledige structuur. Nu ben ik een scenario aan het schrijven waarin enkele continenten toch een verband krijgen… Wat mij fascineert, is het thema verschil en gelijkenissen tussen culturen of tussen mensen. In mijn kortfilm De vreemde man leven een man en een vrouw samen, maar in welke mate ken je elkaar? Dat is in die kortfilm zo sterk aanwezig dat het hoofdpersonage eigenlijk niet weet met wie ze samenleeft. En in welke mate herken je jezelf in de ander? Het procédé herkenning maar vervreemding blijft mij blijkbaar achtervolgen. Het station en de zoo liggen naast elkaar, hebben niets met elkaar te maken, maar ik had al snel de neiging om dat door elkaar te haspelen. Daardoor zou ik met het magisch realisme kunnen geïdentificeerd worden”. In ANTWERPEN CENTRAAL past Krüger voor het eerst de techniek van culturele interferentie op een en dezelfde locatie toe. Vanuit de centrale stationshal legt de cineast overkoepelende linken
COVERSTORY naar de brede culturele en socio-economische ontwikkeling van de late 19de en 20ste eeuw. Nu eens ontleedt hij de wereldlijke roeping van het bouwwerk, dan weer toont hij met zijn camera hoe het station zijn louter doelmatige functie overstijgt. In Krügers originele filmconcept wordt het station een caleidoscopische ruimte waar heden en verleden, geschiedenis en architectuur samen gaan. Met zijn scherp inzicht weekt Krüger de geschiedkundige aspecten uit de muren los die de tijd verdrongen heeft, zoals de koloniale wreedheden, het ongebreidelde handelsoptimisme, de Holocaust. Tegelijkertijd streelt hij met zijn camera het architectonische materiaal en legt hij speels de kleurnuance vast tussen de drie gebruikte steensoorten van de grijze Vinalmont, de noir de Mazy en de blue de Savoy, waaruit het station is opgetrokken. Zoals Krügers vorige films is ook ANTWERPEN CENTRAAL een filmreis door de visuele en mentale ruimte met een aanhoudende wisselwerking van historische, antropologische, narratieve en poëtische dimensies. Krüger: “De eerste versie was drie uur lang. Er was zoveel informatie. Weliswaar gaat de film over het station van Antwerpen maar via dat verhaal vertel ik de geschiedenis van België: Leopold II, de Belgische Spoorwegen, enz. Het puur historische interesseert me wel, maar ik wil vooral ook een universele thematiek aansnijden. Vandaar die
filosofische elementen over ruimte en tijd. Dat de klokken tussen Luik en Gent niet gelijk liepen is historisch. Een ‘vaste’ tijd bestond niet. En het is door de spoorwegen dat de tijd is gelijkgeschakeld. En dat laat mij toe om alles op een meer abstract niveau te tillen en te vertellen wat tijd is”. Nu eens met een beschouwende blik, dan weer nostalgisch of licht ironisch opent Krüger een bredere waaier van indrukken en gevoelens, waarbij woord en beeld met elkaar interfereren. De taalkundige perfectie van Leysens monoloog is even uitgebalanceerd als de plechtstatige emotionaliteit van de ware beeldensymfonie van virtuoos
Rimvydas Leipus en de sfeerbepalende muziek van Walter Hus. ANTWERPEN CENTRAAL is een film die de kijker begeestert door de beeldemotionaliteit waarmee hij zijn historische en architectonische impressies prijsgeeft. × CITATEN PETER KRÜGER – 9 MAART 2011 – BRUSSEL
` documentaire / regie & sce. Peter Krüger, geïnspireerd op een boek van W.G. Sebald / fot. Rimvydas Leipus / muz. Walter Hus / mon. Els Voorspoels & Nico Leunen / act. Johan Leysen / pro. Jan Roekens voor Sophimages / B / 2011 / 92’ > RELEASE APRIL 2011
JOHAN LEYSEN Acteren als alternatief voor het eigen leven Met zijn scherpzinnige blik en zijn doorgroefde kop was Johan Leysen de geknipte figuur om in de stijlrijke auteursdocumentaire ANTWERPEN CENTRAAL van Peter Krüger de eeuwige reiziger te zijn, de zwerver, ‘de doolaard’, de globetrotter die hij in werkelijkheid ook is. Moeiteloos stapt de acteur van de theaterscène over naar de filmset, van de schijnwerper van de Bühne de spots tegemoet, in het blikveld van de filmcamera, waar ook: in Frankrijk, in Nederland, in België. In het Nederlands, het Frans, het Engels.
]
FREDDY SARTOR
N]]drab\a_`]a\ ak `]l minste wat je van Johan Leysen (°1950, Hasselt) kan zeggen. Zo was hij in The American van Anton Corbijn een wat anonieme maffioso – zijn zware, dreigende stem is vooral over de telefoon te horen –, de chef van George Clooney, een Amerikaanse huurdoder die in het Italiaanse hinterland op instructies wacht. Van deze Europees ogende Amerikaanse film naar een Belgische documentaire over het station van Antwerpen lijkt een hele sprong. Niet dus voor de rasacteur die Leysen is. “Ik zag niemand anders dan Johan Leysen in die rol”, zo motiveert cineast Peter Krüger zijn keuze. Worden medespelers door de acteur constant aanzien als “eten en drinken” dan moet hij het in ANTWERPEN CENTRAAL in zijn eentje zien te klaren; Johan Leysen leest in de trein een boek en van het ogenblik dat hij van de trein stapt wordt hij het
personage uit het boek dat hij aan het lezen was… Ronddolend in het gigantische stationsgebouw loopt de eenzaat mijmerend sporadisch een of andere passant tegen het lijf maar voelt zich vooral in zijn sas in de nabijheid van achtereenvolgens een uil, een leeuw en een pauw, respectievelijk metaforen voor kracht, wijsheid en ijdelheid, karakteristieken die we allemaal stilaan aan deze door de wol geverfde acteur kunnen toeschrijven. Hij zal er niet ontevreden mee zijn. Mannen met een ruggengraat, met een smoel, met karakter. Dergelijke zelfbewuste types worden graag door volbloedacteur Leysen neergezet. Je ziet zo voor je ogen zijn gerimpelde kop van graniet, weggestoken achter die volle, warme, directe stem die het mooiste Nederlands zo vlekkeloos, zo zuiver, zo accentloos en zo natuurlijk declameert. Alsof hij deze taal ter plekke bedenkt. “Spelen in het
Nederlands betekent niet alleen dat Nederlands op een bepaalde manier uitspreken maar ook een band ermee hebben en vooral dan op zo’n manier om bepaalde dingen niet te zeggen”. Zo verklaarde hij na Sailors Don’t Cry van Marc Didden. Johan Leysen, in het werkelijke leven al even nuchter als in de meeste van zijn films, werkt vooral in Frankrijk, Duitsland, UK, Nederland én België uiteraard. Overigens leerde hij voor de Nederlandse sfeerfilm Felice... Felice... van Peter Delpeut in drie weken Japans. En voor een andere hoofdrol, van een illegale vluchteling die op een armzalige flat in Schaarbeek hokt (The Crossing van Nora Hoppe) zelfs Farsi (Perzisch). Om maar te zeggen dat zijn engagement oneindig en totaal is. Dat heeft hem tot een rasacteur geboetseerd. In 1977 werd Johan Leysen op slag bekend in Vlaanderen dankzij zijn portrettering van ons ‘cultureel FILMMAGIE #614 | APRIL 201 1 | 15
COVERSTORY
erfgoed’ Pieter Pauwel Rubens in de prestigieuze vijfdelige tv-serie ‘Rubens, schilder en diplomaat’ naar een scenario van Hugo Claus en in een regie van Roland Verhavert, maker van Meeuwen sterven in de haven, Het afscheid, Pallieter, De loteling en Boerenpsalm. Aanvankelijk was deze zware rol uitbesteed aan Senne Rouffaer en diens zoon/acteur Peter die de jonge schilder zou spelen, maar toen dat niet kon doorgaan werd een beroep gedaan op Johan Leysen die was geselecteerd voor een kleine rol als bisschop. “Eigenlijk was dat te veel,” zou hij achteraf vertellen, “ik moest een heel leven spelen zonder acteurscoach. Eerst beschouwde ik dat als een kwelling. Daarna juist heel leuk aan filmen!”. Het was tijdens dat lange opnameproces dat hij met de filmmicrobe besmet raakte. “Wél heb ik toen goed de cameratechniek in het oog gehouden waaraan veel zorg werd besteed. Ik ben het spannend gaan vinden om te filmen”. Er werd op pellicule gedraaid met Ralf Boumans & Walther Vanden Ende als chefs foto, waardoor het film werd. Meldde een tv-criticus “Leysen acteert niet, hij is er” dan gewaagde een andere tv-journalist net van “een krachtig acteur”. De BRT-serie was destijds bij uitzending omstreden. De figuur van Rubens, een
16 | APRIL 2011 | FILMMAGIE #614
onderkoelde diplomaat (in de ogen van scenarist Hugo Claus), fungeerde in feite als aanleiding om allerlei kleurrijke figuren uit zijn tijd op te voeren, die dan wat tegen hem aanhikten. Rubens bleek een soort presentator, een aangever. Hij was figurant in zijn eigen film, een edelfigurant dan wel. Zo kwam hij Teniers tegen, ontmoette Caravaggio… Bevlogen artiesten. Net zoals hij. “Het maken van ‘Rubens’ was vier maanden lang een harde leerschool,” zo herinnerde Leysen zich jaren later, “film is een ander vak. Niet alles moet uit je komen. Het beeld maakt het drama. Het kan goed zitten wanneer je alleen maar voor je uit kijkt. Bij theater werkt dat anders. De verhouding met de regisseur is ook anders; je eet als het ware uit zijn hand. Geeft hij je weinig dan voel je je ontheemd. Bij theater bouw je mee aan de architecturale compositie van een theaterbeeld”. Na in 1974 te zijn afgestudeerd aan het gerenommeerde Studio Herman Teirlinck in Antwerpen begon Leysen zijn theatercarrière moedwillig in Nederland. Hij wou Noord-Nederlands leren en kijken hoe het er in de theaterwereld in Nederland aan toe ging waar vanuit België naar werd opgekeken. Leysen komt terecht bij gezelschappen zoals De Appel
(Den Haag), zijn grote droom Baal (Amsterdam), destijds de luis in de pels van het Nederlandse theater waar Peter Handke en Botho Straus werden opgevoerd, en het RO Theater (Rotterdam). Na rollen in Belgische films zoals In alle stilte van Ralf Boumans en Le lit van Marion Hänsel wordt hem de unieke kans geboden om in Frankrijk voor Je vous salue, Marie met het monstre sacré van de Franse cinema, de Frans-Zwitserse oerfilmer JeanLuc Godard, te kunnen werken. Het deed hem in 1983 naar Parijs uitwijken. Sinds 2000 woont hij in de Franse Lichtstad. Over deze ervaring – hij speelt er een soort professor in – wou hij aan ondergetekende kwijt: “Met Godard werken is cinéma pur. Stel je even voor. Godard! Een wat mensenschuwe man die in een appartementje aan het meer van Genève woont en die op bepaalde momenten naar buiten moèt om een film te maken. Hij nodigt je uit om ginds even in een hotel te komen zitten, heeft nauwelijks een idee, hooguit een synopsis van een 6-tal pagina’s. En wij maar doodsbang wachten in dat hotel. Hij draait wel snel, met een ploeg van een viertal mensen. Maar het kon gebeuren dat alles klaar stond en hij gewoon zei: ‘Je n’ai rien dans la tête, ik heb geen inspiratie’. En vroeg je hem hoe hij wou dat je een bepaalde tekst zei antwoordde hij in het beste geval: ‘Cherche!’. Het was een heel goede les in hoe je je als acteur moet beperken”. Dat is even anders wanneer hij met Daniel Daniel (Ei) werkt die hem eerlijk opbiecht: “Ik vind je formidabel voor de clap en op het einde van het shot”. Of met Freddy Coppens Bizzness/Dilemma maakt, waarin een gezinnetje in het Antwerps bourgeoismilieu wordt geportretteerd met Leysen als jonge, ambitieuze bedrijfsleider, getrouwd met een advocate. Of te zien is in historische romanadaptaties zoals L’oeuvre au noir van André Delvaux en Daens van Stijn Coninx. Daarin is hij de slechterik van
COVERSTORY
SELECTIEVE FILMOGRAFIE 1978 IN ALLE STILTE – Ralf Boumans 1982 LE LIT – Marion Hänsel 1984 GEBROKEN SPIEGELS – Marleen Gorris 1985 JE VOUS SALUE MARIE – Jean-Luc Godard 1987 MACBETH – Claude d’Anna 1987 EI – Danniel Danniel 1987 LE MAITRE DE MUSIQUE – Gérard Corbiau 1988 SAILORS DON’T CRY – Marc Didden 1988 L’OEUVRE AU NOIR – André Delvaux 1989 DILEMMA – Freddy Coppens 1990 ROMEO – Rita Horst 1991 ELINE VERE – Harry Kümel 1992 DAENS – Stijn Coninx 1993 TRAHIR – Radu Mihaileanu 1994 LA REINE MARGOT – Patrice Chéreau 1996 TYKHO MOON – Enki Bilal 1998 FELICE... FELICE... – Peter Delpeut 1998 TRAIN DE VIE – Radu Mihaileanu 1999 THE CROSSING – Nora Hoppe 1999 MISSING LINK – Ger Poppelaars 2001 DE GROT – Martin Koolhoven 2005 MISS MONTIGNY – Miel Van Hoogenbemt 2005 EEN ANDER ZIJN GELUK – Fien Troch 2010 THE AMERICAN – Anton Corbijn 2011 ANTWERPEN CENTRAAL – Peter Krüger
dienst, de meedogenloze ploegbaas Schmitt die in de fabriek, aan het einde van de negentiende eeuw, aan de band werkende kinderen een gewisse dood injaagt en zich aan jonge werkende meisjes vergrijpt. Een heel aparte ervaring moet Felice... Felice... van
Peter Delpeut zijn geweest. Leysen is er een fotograaf, Felice Beato, die op het einde van diezelfde negentiende eeuw naar Japan reist om de vrouw te zoeken die hij daar heeft achtergelaten. Voor deze bijzondere hoofdrol, die hem in Nederland een Gouden Kalf als Beste Acteur opleverde, leerde hij de Japanse taal spreken. “Wat je bijblijft is de structuur van die taal, de bouw van de zinnen. En daarna is het gewoon blokken, uren per dag de woorden en zinnen van de dialogen fonetisch uit je hoofd leren”. Daar kwam nog bij dat de acteur geen Japanner speelde maar een westerling, die in zijn lang niet volmaakte Japans met Japanners moest communiceren. Het verraste hem dat er naar hem werd geluisterd. “Als je aan een blik of reactie merkt dat wordt gevoeld wat je bedoelt, dan ben je gerustgesteld. Dan doe je het samen”. Dat was een van de weinige ruggensteunen die de acteur had want veel actie kwam er niet aan te pas, meestal bleef het bij voorzichtig een kopje thee optillen. Bij de eerste lezing van het scenario was Leysen – hij is en blijft een wereldreiziger, een en al gedreven door een grenzeloze nieuwsgierigheid –, geboeid door de verwijzingen naar het Japan van de negentiende eeuw, het Japonisme in het westen, ‘Madame Butterfly’ en het begin van de cinematografie maar in samenspraak met de maker Delpeut besloot de acteur zich te concentreren op het spelen van een man die zijn lief mist. “De film is een soort odyssee, een roadmovie in Felice’s hoofd” aldus Leysen. Bijgevolg talloze shots van luisterende gezichten. En hij voegt eraan toe: “Hier voelde ik me meer betrokken. Die zorgvuldigheid en aandacht voor elk detail – de manier waarop DOP Walther Vanden Ende dat shot van mij met dat hoertje uitdoktert, zodat het licht precies goed is en hoe je je hoofd ook beweegt, ja, dat is het mooiste wat er is. Op zo’n moment is het leuk om toneelspeler te zijn”.
En al vermeldt zijn filmografie intussen ruim dertig titels, toch voelt Leysen die zich inleeft in de meest diverse persoonlijkheden, zich geenszins een transformatieacteur; hij is niet iemand die zomaar even een bepaalde rol neerzet. Hij ziet een personage als een alternatief voor het eigen leven. “Ik poog een plaats te vinden in de Europese cinema” beklemtoonde hij herhaaldelijk. Hij accepteerde een theaterproject in Frankfurt in het Duits, deed een jaar later een film in Londen, speelde in een Spaanse film. Niet te verwonderen dat hij opkijkt naar een acteur van het kaliber Michel Piccoli. “Ik bewonder Piccoli die én zeer transparant én zeer present kan zijn”. Of een Marcello Mastroianni. “Die rust, die helderheid, dat helemaal-in-zichzelf zijn”. “Het spelen in het Frans heeft mij de zorg om helder te formuleren bijgebracht” zo laat hij optekenen in het theatertijdschrift Etcetera (april 2008), “en om de taal zijn werk te laten doen. Taal kan erg mooi zijn als je er maar zorg aan besteedt. Om een tekst goed gezegd te krijgen, moet je door een fase van hard werken heen, om die tekst te kunnen vergeten. Zoiets heb je natuurlijk ook in het Nederlands, maar daar valt het minder op omdat het je eigen taal is. Terwijl ik in het Frans elke keer opnieuw in die machinerie moet stappen, omdat die niet evident in je zit, en dat vraagt veel werk”. De rol van zwerver (“Amper gearriveerd moet je al weer weg”) ligt de karaktermens Leysen wel. De acteur van wie de intelligentie en de sérieux afstraalt, is vaak het liefst in diepe gedachten verzonken en niet gauw emotioneel (wat hem een rol oplevert in Een ander zijn geluk van Fien Troch), steevast op zoek als hij is naar intimiteit, naar de juiste toon in zijn spel, maar vooral naar het juiste woord, de juiste interpunctie. En graag de stilte in zijn spel incorporeert. Niet de loden stilte, wel de wegtikkende stilte. ×
FILMMAGIE #614 | APRIL 201 1 | 17