Business Software 2012
WHITE PAPER
Investeringen en behoeftes van gebruikers
Maaike Thoen
Partners White Paper
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
In de meimaand verspreidde Value Chain voor het zesde jaar op rij een online survey over bedrijfssoftware. We legden de lezers een brede waaier aan vragen voor over vier soorten bedrijfssoftware, met name ERP (Enterprise Resource Planning), BI (Business Intelligence), SCP (Supply Chain Planning) en forecasting en ten slotte WMS (Warehouse Management System) en TMS (Transport Management System). Doelstelling was om te vernemen wat de respondenten gebruiken om hun business processen te ondersteunen, wat ze denken of de functionaliteit van hun oplossingen en welke behoeftes ze hebben inzake bijkomende ondersteuning. De respondenten werden doorheen het onderzoek geleid op basis van hun antwoorden. Respondenten die software in huis hebben uit alle vier de luiken, beantwoordden meer dan veertig vragen over de behoefte aan en ervaringen met bedrijfssoftware. Maar liefst 370 respondenten startten de survey en vulden een of meerdere onderdelen van de studie in. Zo’n 150 respondenten worstelden zich door alle vragen heen.
Zoals u in figuur 1 kunt zien, zijn de respondenten met een functie op C‐niveau – CEO, CIO en COO… – het sterkst vertegenwoordigd (29%) in de survey. Daarnaast vormen ook de supply chain en logistieke managers een belangrijke groep (24%), gevolgd door de projectmanagers en analisten (17%). Opgesplitst naar sectoren (figuur 2) zijn de producerende bedrijven, met bijna de helft van de respondenten (47%), het sterkst aanwezig. De producenten van elektrische en elektronische apparaten, metaal en automotive vormen daarbij de grootste groep (31%). Als we de respondenten onderverdelen naar type productie behoort 48% tot de procesindustrie, 30% tot de discrete industrie en de overige respondenten werken voor een organisatie met hybride processen. Iets meer dan de helft (54%) van de respondenten werkt in een vestiging met meer dan 250 werknemers, waarvan 16% in een vestiging met meer dan 1000 werknemers (figuur 3). Een belangrijke
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
kanttekening hierbij is dat er in de survey niet werd gevraagd naar de totale omvang van de organisatie, maar naar de vestiging waar de antwoorden betrekking op hebben.
Beleid & budget Op de vraag of de organisatie een centraal of decentraal IT‐beleid voert, geeft 68% van de respondenten aan een IT‐beleid te hebben dat betrekking heeft op alle vestigingen. Een vijfde van de respondenten zegt een centraal beleid te hebben voor hun ERP‐systeem, maar een decentraal beleid te voeren voor eventuele add‐ons. Drie procent geeft aan dat de lokale vestigingen alles zelf kunnen beslissen en 1% van de respondenten meent geen IT‐strategie te hebben. De resultaten liggen in lijn met de studie van vorig jaar en bevestigen de trend naar een grotere centralisering van de IT‐ activiteiten. Ter vergelijking: in 2008 gaf nog maar 46% van de respondenten aan een centraal IT‐ beleid te hebben dat betrekking heeft op alle vestigingen. Bij 15% van de bedrijven kon het management van de lokale vestigingen volledig zelf beslissingen welke oplossing in huis werd gehaald.
We peilden dit jaar ook naar de evolutie van het IT‐budget (figuur 4). Uit de antwoorden blijkt dat er bij de meeste organisaties weer wat meer ruimte is voor IT‐bestedingen. Een derde (35%) van de respondenten gaf aan dat het IT‐budget onveranderd is gebleven en er in 2011 ook niet noemenswaardig werd gesnoeid in het budget. Vijf procent van de respondenten zegt dat het IT‐ budget onveranderd bleef, maar dat het budget in 2011 aanzienlijk hoger was dan in 2010. Hoopgevend is ook dat 30% van de respondenten aankruist dat het IT‐budget is gestegen, terwijl slechts 17% van de respondenten zegt dat er in het IT‐budget is gesnoeid ten opzichte van 2011. Nog eens 13% zegt dat het IT‐budget onveranderd is gebleven, maar dat het budget in 2011 al een pak lager lag. We merken dus duidelijk terug een positieve trend op in de IT‐bestedingen, hoewel de sector nog steeds de naweeën van de crisis voelt. De positieve trend wordt ook opgemerkt door het onderzoeksbureau Gartner. De Gartner‐analisten schatten de wereldwijde uitgaven voor zakelijke softwareapplicaties in 2012 op zo’n 95 miljard euro, een stijging van 4,5% ten opzichte van 2011. Gartner stelde zijn verwachtingen wel neerwaarts bij (ze voorspelden eerder 5% groei) als een gevolg van de aanhoudende economische onzekerheid wereldwijd. “Bedrijven zullen in 2012 vooral investeren in specifieke applicaties, upgrades, bedrijfskritische software, integratie‐ en beveiligingsoplossingen en SaaS‐oplossingen”, luidt het. ERP heeft het grootste aandeel in de inkomsten van de softwareaanbieders, met zo’n 20 miljard euro geschatte inkomsten voor 2012. De inkomsten van BI worden geschat op 10 miljard euro.
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Deel 1: Enterprise Resource Planning (ERP)
Standaard versus maatwerk De term ERP wordt door verschillende partijen op diverse manieren geïnterpreteerd. Om uit de antwoorden bruikbare conclusies te kunnen trekken – en te weten dat we over hetzelfde praten – gaven we in het begin van de survey de gehanteerde definitie mee: ‘Enterprise Resource Planning is een geïntegreerd bedrijfsinformatiesysteem voor de ondersteuning van alle transactionele bedrijfsprocessen zoals accounting, bevoorrading, orderingave, productieplanning, distributieplanning, human resources,…’ In figuur 5 ziet u waarover de organisaties beschikken op het vlak van ERP. De resultaten lopen gelijk met die van vorig jaar. De standaard ERP‐oplossing ligt nog altijd het beste in de markt. Driekwart heeft een standaard ERP‐tool, maar 15% geeft wel aan dat deze toe is aan vervanging. De bedrijven die voor maatwerk kiezen (figuur 6) doen dit vooral omdat de productfunctionaliteit op die manier een betere fit heeft met de behoeften (33%), maatwerk een hogere flexibiliteit zou bieden dan standaardsoftware (21%) en omwille van de gebruikersvriendelijkheid (13%) en de betere fit met de IT‐strategie (13%). Opmerkelijk is dat productfunctionaliteit dit jaar veel vaker werd aangestipt als reden om voor maatwerk te kiezen (+10%). Aan de bedrijven die vasthouden aan niet‐geïntegreerd maatwerk vroegen we ook waarom er nog niet werd geïnvesteerd in geïntegreerd maatwerk of een standaardpakket. De kostprijs (16%), het feit dat de organisatie en de gebruikers er nog niet klaar voor zijn (16%) en het feit dat de prioriteiten elders liggen (16%) zijn de meest opgegeven redenen. In vergelijking met de survey van 2011 wordt de kostprijs (toen 29%) veel minder vaak als reden opgegeven. Vorig jaar gaf ook maar liefst een vijfde van de respondenten aan dat zijn bestaande oplossing voldeed, terwijl dit jaar slechts vijf procent van de respondenten dat antwoord aankruiste. Daarnaast stellen we vast dat er meer investeringsplann en zijn: 26% zegt plannen te hebben om in een geïntegreerde oplossing te investeren. Vorig jaar was dat bij
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
een op de tien respondenten het geval. Gekoppeld aan de bevindingen over de evolutie in het IT‐ budget, zouden we kunnen stellen dat er anno 2012 gewoon weer meer ruimte is om te investeren. Evengoed kan de niet‐integratie van de verschillende oplossingen in een steeds globalere wereld steeds meer problemen veroorzaken, wat mogelijkerwijs leidt tot nieuwe investeringen. Wat ook de onderliggende reden is, het is zeker dat aanbieders van geïntegreerde softwareoplossingen hier wel oren naar zullen hebben.
Rechtstreeks zakendoen geniet voorkeur ERP‐leveranciers verkopen hun software ofwel rechtstreeks aan de eindklant of doen een beroep op partners om hun oplossing aan de man te brengen. Iets meer dan een derde (38%) van de respondenten zegt via een direct verkoopkanaal zijn oplossing aangeschaft te hebben en 27% zegt de oplossing afgenomen te hebben van een softwarepartner. Op zijn minst opmerkelijk: 35% van de ondervraagden zegt geen idee te hebben rechtstreeks met de softwareleverancier of met een partner zaken gedaan te hebben. Als we de ‘geen idee’‐antwoorden er uit filteren, en het directe en indirecte verkoopkanaal afzetten tegen de tevredenheid van de gebruikers, zijn respondenten die rechtstreeks met de softwareleverancier in contact staan duidelijk meer tevreden over de aanpak (figuur 7). Voor het directe verkoopkanaal geeft 77% van de respondenten aan tevreden tot zeer tevreden te zijn, terwijl dit voor het indirecte verkoopkanaal maar 41% is. Het leeuwendeel (47%) van de respondenten die via partners werken, geven aan matig tevreden te zijn maar er bevinden zich ook ontevreden (5%) klanten onder de respondenten. Een vreemde vaststelling aangezien partners als reden van bestaan vaak opgeven dat ze dichter bij de markt en de klant staan. Zou de grotere afstand tussen de klant en de softwareontwikkelaars hen parten spelen? Voor 57% van de respondenten is de directe/indirecte aanpak van de ERP‐leverancier een belangrijk element bij de keuze van het ERP‐systeem. We peilden ook in hoeverre de licentiekosten meespelen bij de leverancierskeuze: voor 41% van de respondenten speelt dit zeker mee, 38% gaf aan dat ze zich hierdoor ‘eerder wel’ laten leiden, 13% vinkte ‘eerder niet’ aan en 7% zegt dat de licentiekosten helemaal geen rol spelen in het beslissingsproces.
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Zijn de ERP‐systemen up‐to‐date? We polsten in de survey naar het aantal gebruikerslicenties: 35% van de bedrijven heeft 21 tot 100 gebruikers, 26% heeft 101 tot 200 gebruikers en 15% heeft tussen de 251 en 1000 gebruikers. Verder heeft 7% van de bedrijven minder dan 20 gebruikerslicenties en zegt 12% meer dan 1.000 gebruikers van de oplossing te hebben. Een ERP‐systeem koop je niet zomaar, implementeer je niet zomaar en zet je niet zomaar terug aan de deur. Een investering in een ERP‐ oplossing is een langetermijninvestering en dat kunnen we aflezen uit de antwoorden op de vraag ‘hoe lang is uw ERP‐systeem al live?’ (zie figuur 8). Het hoogste percentage vinden we in de categorie tien tot vijftien jaar (27%). Zestig procent van de ERP‐oplossingen zijn zeven jaar of langer in gebruik. Weerom goed nieuws voor de softwareaanbieders, die zich kunnen verkneukelen over het potentieel op de vervangingsmarkt. We peilden eveneens naar het aantal belangrijke upgrades (figuur 9). Een belangrijke upgrade definieerden we als een upgrade die planning, testen, implementatie, training en verandering in de database vergt. Vorig jaar zagen we al dat er steeds meer veranderingen doorgevoerd worden als kleinere upgrades op een regelmatigere basis. Ook dit jaar zet die trend zich verder, met een stijging van 8% ten opzichte van vorig jaar. Vergelijken we deze resultaten met die van 2010 dan is het verschil navenant: 11% in 2010 ten opzichte van 30% in 2012. Softwarehuizen brengen in vergelijking met vroeger ook veel vaker nieuwe releases uit. Aan de basis van die trend liggen onder meer de grotere behoefte aan flexibiliteit en een lagere Total Cost of Ownership (TCO). Vorig jaar bleek dat tweederde van de bedrijven die een voorkeur gaven aan kleinere upgrades op regelmatige basis ondernemingen waren met minder dan 250 werknemers. Dit jaar is het beeld genuanceerder: bij bedrijven tot 1.000 werknemers is dit de meest aangeduide keuze. Bedrijven met meer dan 1.000 werknemers opteren nog net iets vaker voor een jaarlijkse upgrade. De kmo’s zijn, in lijn met vorig jaar, nog steeds het sterkst
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
vertegenwoordigd bij de respondenten die geen upgrades uitvoeren, hoewel de leverancier ze wel aanbiedt, maar het verschil is niet meer significant. Bij de belangrijkste redenen om meer dan drie jaar te wachten met een upgrade of helemaal geen upgrade uit te voeren, prijkt ‘customisatie maakt het upgraden erg duur’ (28%) bovenaan. Daarmee stoot het ‘de huidige release voldoet aan onze behoeften’ (16%) van zijn troon. Een andere belangrijke reden om enkele jaartjes over te slaan zijn de inspanningen die een upgradeproces vergt: het duurt te lang en is duur (15%). Leggen we dat cijfer samen met de 18% van de respondenten die algemene budgettaire redenen aanhalen, dan staat vooral de kostprijs upgrades in de weg.
Tevreden gebruikers gezocht Hoe tevreden zijn de respondenten over hun huidige oplossing (figuur 10)? Vorig jaar merkten we een breuk in de dalende tendens van de tevredenheidcijfers, maar die wordt in de survey van 2012 niet bestendigd. De respondenten quoteren de laagste tevredenheidcijfers sinds het begin van de Business Software Survey. Zo gaven in 2007 73% van de respondenten aan tevreden tot zeer tevreden te zijn met hun ERP‐oplossing. Anno 2012 is dat gemiddeld nog 47%. De respondenten zijn met 50% tevreden en 10% zeer tevreden gebruikers het meest positief over de behaalde voordelen. Traditioneel scoort de implementatietijd het slechtst, met slechts 37% tevreden tot zeer tevreden gebruikers en 26% minder tevreden tot niet tevreden gebruikers. Dat terwijl de ERP‐ leveranciers de laatste jaren alles uit de kast halen om de implementatietijd zoveel mogelijk te verkorten. Denk bijvoorbeeld aan de sterke toename van industriespecifieke oplossingen, applicaties die voorgeprogrameerd zijn om aan de noden van een bepaalde sector te voldoen. Dat moet het aantal maatwerkingrepen, en dus ook de implementatietijd, verminderen. Een klassieke ERP‐implementatie duurt gemakkelijk een jaar of langer, terwijl – zo wordt gezegd door experts in de markt – een industriespecifieke oplossing al in zo’n 100 dagen kan worden geïmplementeerd.
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Als we de tevredenheid over de behaalde voordelen uitsplitsen volgens het soort toepassing dat de respondenten in huis hebben, zijn de bedrijven met een recente standaardoplossing (67%) en met een eigen ontwikkelde geïntegreerde oplossing (71%) het meest tevreden tot zeer tevreden. Het gemiddelde tevredenheidscijfer wordt omlaag gehaald door gebruikers van niet‐geïntegreerde oplossingen – of ze nu aangekocht (11%) of zelf ontwikkeld zijn (45%) ‐ en door bedrijven met een standaardoplossing die aan vervanging toe is (47%). De respondenten met een eigen ontwikkelde geïntegreerde oplossing zijn het meest tevreden over de beschikbare functionaliteit, met 68% die aangeven tevreden tot zeer tevreden te zijn. We stelden eerder in de survey al vast dat bedrijven die voor maatwerk kiezen dit vooral doen omdat de productfunctionaliteit een betere fit heeft met de behoeften en die stelling wordt met deze resultaten nog eens bevestigd. Zestig procent van de standaard ERP‐gebruikers met een recente oplossing is tevreden met de beschikbare functionaliteit. Bij de bedrijven met een ander type oplossing liggen de tevredenheidscijfers over de beschikbare functionaliteit lager dan 50%. Maar in hoeverre gebruiken de respondenten de beschikbare functionaliteit in het ERP‐systeem? Zes procent van de respondenten schat dat ze meer dan 90% van de functionaliteit gebruiken, terwijl 5% aangeeft minder dan 30% van de functionaliteit te gebruiken. Tien procent van de respondenten gebruikt tussen de 80% en 89% van de beschikbare functionaliteit, telkens 20% gebruikt tussen de 70 en 79% en tussen de 60% en 69% van de functionaliteit en 28% gebruikt tussen de 31% en 59% van de functionaliteit. Maar liefst 11% geeft aan niet te weten hoeveel procent van de functionaliteit wordt benut. Met een vijfde van de respondenten die minder dan de helft van de functionaliteit van het pakket gebruikt, kunnen we ons natuurlijk de vraag stellen of de ERP‐oplossingen echt te weinig functionaliteit bevatten of de gebruikers zelf te weinig inspanningen leveren om de beschikbare functionaliteit aan te boren. Een andere vraag die we ons kunnen stellen is of de beschikbare functionaliteit voldoende de behoeften van de gebruikers afdekt. Alvast genoeg stof om over na te denken.
Investeren en strategie Aangezien een ERP‐tool een langetermijninvestering is, is het niet verwonderlijk dat de meerderheid van de respondenten aangeeft wellicht niet of niet te investeren in een nieuw standaardpakket of ‐modules of in een geïntegreerde maatwerkoplossing (figuur 11). De standaardleveranciers zullen wel graag horen dat het aantal respondenten dat in ERP‐upgrades of ‐modules wenst te investeren met zo’n 13% is gestegen in vergelijking met vorig jaar. Dat ligt in lijn met de resultaten over de evolutie van het IT‐budget. Maatwerkoplossingen blijven nog altijd aantrekkelijk. We moeten de cijfers wel enigszins nuanceren, aangezien mensen met een niet‐ geïntegreerde maatwerkoplossing ook kunnen investeren in de integratie op zich, zonder daarom een nieuwe maatwerkoplossing aan te schaffen. We vroegen de respondenten ook welke factoren hun ERP‐strategie het meest beïnvloeden (figuur 12). Interoperabiliteit tussen meerdere operationele locaties (20%), kostenreductie (18%) en het verbeteren van de totale klantenervaring (17%) sieren de top drie. In vergelijking met 2011 blijven de drie belangrijkste redenen, weliswaar in een iets andere volgorde, dezelfde.
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Meer dan één waarheid Bedrijven worden bestookt met allerhande informatie uit verschillende bronnen: media, analisten, consultants, ERP‐leveranciers,... Uit al die informatie distilleren ze een mening, vaak puur gebaseerd op perceptie, soms op ervaring. Wij legden onze respondenten zeven meningsvragen voor. U kunt alvast uw mening toetsen aan de hiernavolgende antwoorden (figuur 13). In onze eerste surveys ging nog 70% tot 80% van de respondenten akkoord met de stelling dat ERP hen een competitief voordeel biedt. Anno 2012 zijn de ondervraagden die menig niet meer toegedaan: 16% vindt dat een organisatie zich met een ERP‐systeem kan onderscheiden van de concurrenten, terwijl voor 46% van de respondenten ERP een commodity is. Een ERP‐pakket is gewoon nodig om op de markt te kunnen meespelen. Het is een must. Het verschil wordt gemaakt met specifieke add‐ons. Twee stellingen hebben betrekking op de industriespecifieke oplossingen, die de laatste jaren sterk worden gepromoot. De industriespecifieke oplossingen – ook wel industry templates genaamd – zijn enerzijds sneller te implementeren, wat voor de bedrijven een belangrijke besparing kan opleveren. Anderzijds is het een sterk ingestelde omgeving waarbij je als gebruiker meer genoodzaakt bent om je aan te passen aan het pakket. De verticale oplossingen zouden meer afgestemd zijn op de specifieke noden van een bepaalde sector en dus ook minder aanpassingen vragen, maar vinden onze respondenten dat ook? Een derde (35%) vindt dat industriespecifieke oplossingen voldoende functionaliteit bevatten, maar ongeveer evenveel mensen (37%) kruisten ‘minder akkoord’ aan en 13% vindt dat er te weinig functionaliteit in dergelijke pakketten aanwezig is. De meningen lopen nogal uiteen, en dat blijkt ook uit de antwoorden op de stelling ‘je investeert beter in een industriespecifiek ERP‐pakket in plaats van in een klassiek pakket met add‐ons’. Doorgaans vinden ERP‐leveranciers zichzelf heel innovatief: de softwaresector is immers een snel evoluerende wereld, waarbij een product al bijna verouderd is de dag na de release. De top 50 van ’s werelds meest innovatieve bedrijven – opgemaakt door het Amerikaanse blad Fast Company – bulkt in 2012 opnieuw van de ICT‐bedrijven, zoals Twitter, Facebook en Google. Met Apple, hoeft het nog te verbazen, als onbetwiste nummer een. Microsoft staat op positie 37, wat het bedrijf vooral aan de consumentendivisie te danken heeft. De ERP‐ leveranciers zijn niet op de lijst terug te vinden. Natuurlijk, ERP an sich is niet ‘nieuw’ en dergelijke lijstjes zijn vaak gebaseerd op deels subjectieve criteria. En ERP heeft nu eenmaal niet het meest sexy imago. Maar toch, zouden leveranciers van business software op het vlak van innovatie niet op de barricades kunnen staan? Een ERP‐systeem vormt de ruggengraat van een onderneming: hoe innovatiever de ERP‐applicatie, hoe innovatiever de onderneming. Of niet? Al laten de resultaten van een innovatieve ERP‐tool zich niet meteen vertalen in zichtbare resultaten. Een Apple hou je in de hand. Hoe kijken de gebruikers van applicaties naar de softwarereuzen? Worden de termen ‘ERP‐ leverancier’ en ‘innovatief’ aan elkaar gelinkt? Zo’n 15% van de ERP‐gebruikers vindt dit geen ideale match, 40% kan zich niet helemaal vinden in de stelling dat ERP‐leveranciers innovatief zijn en een kwart (26%) van de gebruikers gaat wel akkoord. Of ERP‐leveranciers moeten sleutelen aan
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
hun oplossingen en zichzelf moeten heruitvinden, of vooral de perceptie van de gebruikers moet veranderen, laten we in het midden. Daartegenover staat dat een kwart (24%) van de respondenten meent dat er te vaak nieuwe releases uitkomen. Veertien procent van de respondenten ziet hier geen graten in en 21% koos de optie ‘minder akkoord’. Feit is dat de softwareleveranciers vandaag veel vaker dan vroeger met een nieuwe release op de proppen komen: was dit vroeger een tweejaarlijkse cyclus, dan kennen we anno 2012 een jaarlijkse of zelfs halfjaarlijkse vernieuwingscyclus. Om af te sluiten, legden we de respondenten de stelling ‘de licentiepolitiek van ERP‐leveranciers is transparant’ voor. Met 17% kregen we een opvallend lage score ‘ja’‐antwoorden. Verschillende ERP‐spelers lanceerden de voorbije jaren een soort vereenvoudigingsprogramma’s voor hun licentiestrategie, maar blijkbaar werpen die nog niet de nodige vruchten af. Volgens marktanalisten, zoals bijvoorbeeld IDC, zou een coherente aanpak, waarbinnen de leverancier zijn werkwijze, voorwaarden en motivering voor de klant helder maakt, in toenemende mate een verschil maken.
Zit SaaS nu in de wolk? Bij de stellingen vroegen we de respondenten ook naar het verschil tussen SaaS (Software as a Service) en cloud computing. Dat resulteerde in een uitzonderlijk hoog aantal ‘geen mening’‐ stemmen (56%), wat er op wijst dat de gebruikers niet vertrouwd zijn met de terminologie of de begrippen moeilijk kunnen duiden. Positief dan weer is dat slechts 4% van de respondenten meent dat er geen verschil is tussen beide termen. Maar, laten we er geen doekjes om winden, het is vandaag helemaal niet evident om de juiste boodschap te distilleren uit de vele interne jargons die softwarehuizen gebruiken. Al te vaak gebruiken aanbieders de begrippen zelf niet in de juiste context, en haspelen ze cloud computing en SaaS door elkaar. Het zou de markt ten goede komen, mochten de verschillende leveranciers dezelfde taal spreken, zodat de invulling van het begrip eenduidig is. Voor alle duidelijkheid: SaaS is een licentiemodel waarbij software als een online dienst wordt aangeboden. De gebruiker hoeft de software niet aan te schaffen, maar sluit een contract af voor een vast bedrag per maand voor het gebruik. Cloud computing is het via het internet op aanvraag beschikbaar stellen van hardware, software en gegevens. De ‘cloud’ staat voor het internet en de delen en acties van de applicatie die niet op de machine van de gebruiker plaats vinden. Het aantal respondenten dat gebruik maakt van het SaaS‐model (figuur 14), is met 4% tot 7%, al naargelang de toepassing, erg laag. Gemiddeld vindt tweederde van de respondenten dat SaaS niet aan de orde is voor hun bedrijf. Een op vijf respondenten meent dat SaaS geen goed model is voor een ERP‐systeem. CRM‐toepassingen scoren het hoogst bij het overwegen van SaaS en het licentiemodel wordt het gemakkelijkst aanvaard voor deze toepassing. Toch is bij Customer Relationship Management (CRM) applicaties het percentage SaaS‐gebruikers
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
erg laag, hoewel de markt – via aanbieders zoals salesforce.com– toch vertrouwd is met het model. De resultaten liggen wel in lijn met de voorgaande jaren, waar ook bijzonder weinig effectief gebruik van het SaaS‐model werd vastgesteld. Kijken we naar cloud computing dan zien we vergelijkbare resultaten (figuur 15). Cloud computing blijkt wel vaker in gebruik te zijn (12%) bij ERP‐ en BI‐toepassingen en oplossingen voor planning, voorraadbeheer en forecasting. Ook hier wordt cloud computing het vaakst overwogen voor CRM‐toepassingen. Met 17% krijgt ERP het minst ‘believers’ achter zich geschaard wat betreft de haalbaarheid van cloud computing voor de toepassing. Het klinkt logisch dat organisaties het ERP‐systeem, met alle bedrijfskritische gegevens, niet graag uit handen geven in de cloud. Het feit dat er geen ‘100%’ uptime beloofd kan worden, speelt – zeker voor productiebedrijven – ook een rol. Wie neemt het risico dat door een verbroken internetconnectie een hele fabriek stilvalt? In een recent rapport (juni 2012) van onderzoeksbureau Gartner wordt voorspeld dat in 2016 16% van de bedrijfsapplicaties via een SaaS‐model zullen worden afgenomen en/of in de cloud zullen draaien. Een cijfer dat duidelijk een stuk hoger ligt dan de opgetekende resultaten, maar in vier jaar tijd kan er veel veranderen. Wel zijn de vooruitzichten voor Europa iets minder rooskleurig: “Hoewel er een grote interesse is in Europa voor de cloud, zal de diversiteit van de 44 verschillende landen in Europa zorgen voor een trage adoptie van de cloudtechnologie in deze regio”, luidt het. Het vertragende effect schrijven de onderzoekers toe aan hoofdzakelijk vier factoren: de diverse en constant veranderende wetgeving over dataprivacy, de integratieproblemen als gevolg van de complexe b2b‐ omgeving met meerdere vestigingen in verschillende landen, de traagheid van het Europese politieke orgaan en de investeringsstop als een reactie op de eurocrisis. Europa zou een vertraging oplopen van twee jaar in vergelijking met de Verenigde Staten.
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Deel 2: Business Intelligence (BI)
BI‐gebruik in kaart gebracht Met Business Intelligence verwijzen we naar technologieën die eindgebruikers in staat stellen kwantitatieve bedrijfsinformatie te raadplegen en analyses op deze informatie uit te voeren. Het doel is een organisatie in staat te stellen betere beslissingen te nemen en genomen beslissingen beter te evalueren teneinde de bedrijfsperformantie te verbeteren. Twee derde van onze respondenten (68%) gaf aan over een BI‐oplossing te beschikken. Van de respondenten die geen BI‐oplossing hebben, zegt 72% er wel behoefte aan te hebben. Goed nieuws dus voor leveranciers van BI‐applicaties. Wat organisaties die over een oplossing beschikken in huis hebben op het vlak van BI ziet u in figuur 16. Merk daarbij op dat er meer respondenten over een best‐of‐breed‐applicatie beschikken op het gebied van BI, dan over een module van het ERP‐pakket. Dit kwam ook naar voren in de Business Software Survey van de voorbije jaren, maar het verschil wordt steeds groter: in 2010 gaf 25% van de respondenten aan over een module van het ERP‐pakket te beschikken en 27% zei een best‐of‐breed‐applicatie te gebruiken. In 2011 was dit respectievelijk 30% en 40%. Het aantal respondenten dat niet over een volwaardige BI‐oplossing beschikt, maar aan gewone rapportage doet, verminderde van 28% in 2010 naar 9% in 2011 en 8% in 2012. BI‐tools hebben de voorbije jaren een opmars gekend. Dat blijkt duidelijk uit figuur 17, die weergeeft hoe lang de BI‐tool live is. Precies de helft van de respondenten heeft een BI‐tool die minder dan vijf jaar oud is. Een schril contrast met de ERP‐oplossingen waar 41% van de systemen ouder is dan tien jaar (figuur 8). Op zich hoeft dat niet te verbazen, gezien bedrijven eerst op een goede manier data moeten kunnen verzamelen, alvorens goede rapporten te kunnen genereren op basis van die data. Omdat veel van onze respondenten ‘jonge’ BI‐gebruikers zijn, is het moeilijk om gefundeerde conclusies te trekken uit de vraag ‘Hoe vaak gebeurt er een belangrijke upgrade van de BI‐
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
oplossing?’. Interessant om te vermelden is dat een kwart van de respondenten aangeeft dat alle veranderingen worden doorgevoerd als kleine upgrades op een regelmatige basis. Business Intelligence applicaties blijven vooral tools die gebruikt worden door het management om beslissingen te nemen: zo’n zeventig procent van de BI‐gebruikers behoort tot het topmanagement en het middenmanagement. En ook figuur 18 illustreert dat. Beleidsbeslissingen nemen voor de toekomst staat bovenaan het lijstje met factoren die de BI‐ strategie beïnvloeden. Verder is BI als noodzaak binnen de supply chain context belangrijker (+3%) geworden in vergelijking met de studie van 2011.
Investering overwegen Figuur 19 geeft een beeld van het investeringsbeleid op het vlak van BI. We diepten dit verder uit door ook te peilen naar welke BI‐functionaliteit de gebruikers graag zouden willen, welke al in gebruik is, welke zal worden aangeschaft en waar er geen behoefte aan is (figuur 20). De voorbije jaren hebben heel wat organisaties geïnvesteerd in de integratie met Microsoft Office (59%) en daarnaast zijn typisch rapportage/query (94%), management dashboards (55%) en analyse, zoals OLAP en data mining (61%), het best ontwikkeld. De functionaliteit die de basis vormt van BI is het vaakst aanwezig. Heel logisch. De integratie van sociale media in de BI‐oplossing en de zoekfunctie lijken nog in hun kinderschoenen te staan. Heel weinig, respectievelijk 6% en 9%, van de bedrijven hebben deze functionaliteit in huis. Opmerkelijk is dat beide functionaliteiten hoog scoren op ‘nice to have’, maar dat er nog meer gebruikers aangeven dat ze ‘geen behoefte’ hebben aan dergelijke functionaliteit.
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Maar brengt de investering in BI op? Zo’n 37% van de respondenten gelooft dat de bedrijfsresultaten verbeterd zijn door het gebruik van een BI‐tool, 11% denkt dat het weinig uitmaakt voor de bedrijfsresultaten – zonde van de investering – en meer dan de helft van de respondenten (52%) heeft er geen idee van. Zoals eerder aangehaald zijn heel wat van onze respondenten ‘jonge’ BI‐gebruikers. Voor hen is het moeilijk om al een concreet zicht te hebben op de effectieve resultaten van een BI‐tool. Het goed gebruik van een BI‐tool vergt een leerproces en vermoedelijk zal het aantal ‘believers’ in BI groter worden naarmate de markt meer matuur wordt. Dat heel wat productie‐ en supply chain medewerkers geen duidelijk zicht hebben op de algemene bedrijfsresultaten, waarbij vaak in termen van financiële Key Performance Indicators (KPI’s) wordt gesproken, kan een bijkomende reden zijn waarom zoveel respondenten het ‘weet het niet’‐vakje aankruisten.
Doordenkertjes Wederom legden we onze respondenten enkele stellingen voor (figuur 21). Eerste vraag was in hoeverre de rapportages realtime moeten zijn. Er gaan iets minder respondenten akkoord met deze stelling in vergelijking met vorig jaar, maar de verschillen zijn niet significant. Realtime applicaties worden soms afgedaan als te duur en onnodig. De kostprijs zou niet in verhouding staan tot de meerwaarde van de oplossing. De gebruikers blijven echter realtime oplossingen eisen. De in‐memorytechnologie, die sinds enkele jaren op de markt is en toelaat om snel grote hoeveelheden data te analyseren, komt tegemoet aan de realtime behoeften. De database staat in het werkgeheugen van een computer, zodat het niet vanaf harde schijven moet worden gelezen. In softwareland is heel wat te doen rond de in‐ memorytechnologie. De ene aankondiging na de andere volgt elkaar op. De in‐memorytechnologie wordt gezien als een oplossing om met de grote hoeveelheden data, ook wel big data genoemd, om te kunnen gaan. In onze 21ste eeuw worden organisaties overladen met grote hoeveelheden transactionele data, gestructureerde of ongestructureerde informatie over klanten, leveranciers en operaties en gegevens die worden gegenereerd door sensoren in mobiele toestellen, meters, auto’s, industriële machines, … Op het vlak van data lijkt het er steeds meer op dat organisaties op zoek moeten naar de speld in de hooiberg: hoe de bruikbare informatie vinden tussen de grote datastromen? Big data is één van de technologietrends die zich zou doorzetten in 2012. Vinden de respondenten ook dat de hoeveelheid data het steeds moeilijker maakt om analyses te maken? Een kwart van de respondenten ziet geen probleem, 43% is minder akkoord en 37% ziet de grote hoeveelheid data als een mogelijk obstakel. Een kwart van de respondenten vindt dan ook dat in‐memorytechnologie heel wat mogelijkheden biedt voor de toekomst. Slechts 8% gaat minder of niet akkoord. Opvallend is het grote aantal (67%) respondenten zonder mening. Een typisch patroon bij technologieën die nog in de kinderschoenen
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
staan. De respondenten kennen de technologie nog niet, hebben er wel vaag van gehoord, maar kunnen niet duiden waar de technologie precies voor staat of hebben nog weinig zicht op de concrete voordelen en resultaten van de nieuwe technologie. Hetzelfde kan gezegd worden over de stelling die we poneerden over Business Analytics en Business Intelligence. De term Business Analytics wordt – zeker door de pure BI‐leveranciers – steeds vaker opgeworpen. Met Business Analytics wordt verwezen naar forecasting, statistical modeling, predictive modeling en optimaliseringsoplossingen. BA‐oplossingen zijn proactief, terwijl BI‐tools weergeven wat er in het verleden is gebeurd. Denk maar aan zaken als OLAP, standaardrapporten, alerts en ad‐hocrapporten. BA zou ook veel meer gegevens van externe bronnen gebruiken. Het onderscheid tussen BA en BI wordt zeker niet door iedere leverancier in de markt gemaakt, of toch niet in die benaming. We kunnen ons ook niet van de indruk ontdoen dat de nieuwe terminologie door sommige BI‐spelers in de markt wordt gelanceerd om zich te onderscheiden van de concurrenten: ‘wij doen BA en BI, zij enkel BI’. Voor de gebruikers is het weer een boom bij in het bos. Dan is er de stelling dat BI‐oplossingen het best bij een pure BI‐speler worden gekocht, een partij die dus geen andere applicaties, zoals ERP, aanbiedt. Een kwart van de respondenten (26%) onderschrijft deze stelling. Toch heeft de meerderheid van de respondenten (51%) weinig of geen bezwaar tegen megaleveranciers. De BI‐module van een ERP‐systeem vormt dikwijls de tussenstap naar een specifieke BI‐tool, op het moment dat er tegen de grenzen van de BI‐module wordt aangelopen. De softwareleveranciers pakken stuk voor stuk uit met mobiele applicaties. Overnames van ontwikkelaars van mobiele tools volgen elkaar in sneltempo op. En de BI‐gebruiker lijkt eveneens in te zetten op mobiel. De stelling ‘het is belangrijk dat we de BI‐oplossing ook op mobiele toestellen kunnen gebruiken’, is de enige uit de reeks die meer ‘akkoord’‐antwoorden kreeg in vergelijking met de Business Software Survey van 2011.
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Deel 3: Forecasting en Supply Chain Planning
Forecasting wordt meer matuur In dit luik van de studie focussen we op de forecasting‐ en planningsoplossingen, gaande van oplossingen voor voorraadbeheer, capaciteitsplanning, Manufacturing Execution Systems (MES), tot Sales & Operations Planning. Een vijfde van de respondenten (21%) die aan het onderzoek deelnamen, doet niet aan forecasting. Zij hebben geen forecastingproblematiek omdat de vraag stabiel en gekend is of omdat ze bijvoorbeeld enkel op order produceren. Het leeuwendeel van de respondenten die een forecastingproblematiek heeft, maakt de vraagvoorspelling op een formele manier via een mix van kwantitatieve en kwalitatieve methodes (33%). Daarbij denken we bijvoorbeeld aan het exponentieel voortschrijdend gemiddelde en Box‐Jenkins als kwantitatieve methodes en bijvoorbeeld historische analogie, raadplegen van de verkopers en marktstudies als kwalitatieve methodes. Vijftien procent gebruikt in hoofdzaak kwantitatieve methodes en 11% hanteert enkel kwalitatieve methodes. Nog eens 20% produceert op basis van een informele forecast, ofte op basis van ‘gevoel’. Twintig procent van de respondenten die geen enkele methode hanteert om de forecast te genereren lijkt veel, maar is een daling van 10% ten opzichte van de voorbijgaande jaren. In economisch onstabiele tijden is een juiste voorspelling van de vraag moeilijker, maar ook meer dan ooit nodig. In figuur 22 geven we weer welke ondersteunende tools de respondenten gebruiken voor hun forecast. Met 37% van de respondenten die de forecast manueel maken of met behulp van spreadsheets, blijft het percentage dat geen geavanceerde forecastingtool in huis heeft vrij hoog, maar opnieuw merken we een daling in vergelijking met voorgaande jaren. In 2010 en 2011 maakten respectievelijk 50% en 44% van de respondenten geen gebruik van geavanceerde forecastingapplicaties. We vroegen onze respondenten die geen forecastingtool gebruiken ook naar het waarom. Hier zien we opmerkelijke verschillen in vergelijking met 2011. Vorig jaar prijkte ‘We moeten eerst onze andere processen in orde krijgen’ op nummer een. In 2012 is dit met 16% nog altijd een belangrijke reden, maar ‘Te weinig steun vanuit het management’ tikt af als eerste met 19%. Erg opmerkelijk omdat dit vorig jaar maar door 6% van de respondenten naar voren werd geschoven als mogelijke hinderpaal. Een andere reden die dit jaar eveneens veel vaker wordt aangehaald is dat de forecastingtools te duur zijn (15% t.o.v. 6% in 2011). Een derde opvallende verschuiving zien we bij de vraag die de beschikbaarheid van forecastingtools op de markt nagaat. Negen procent van de respondenten geeft aan geen forecastingtool te hebben omdat ze geen forecastingtool vinden die geschikt is voor hun activiteiten. Vorig jaar kampte nog 15% van de respondenten met dit probleem. Een teken dat de markt van forecastingtools meer en meer matuur wordt.
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Hoe juist is de voorspelling? We vroegen de respondenten naar de forecastaccuraatheid van de kortste voorspellingshorizon. Negentien procent behaalt een forecastaccuraatheid van meer dan 90%. Twintig procent van de respondenten geeft aan een forecastaccuraatheid tussen de 85% en 90% te hebben en 31% heeft een forecastaccuraatheid tussen de 60% en 85%. Slechts 2% zegt een forecastaccuraatheid te hebben van lager dan 60%, een serieuze daling ten opzichte van 2010 waar nog 14% een forecastaccuraatheid had van lager dan 60%. Ook op het vlak van forecastaccuraatheid wordt nog niet altijd adequaat gemeten, want 27% weet niet hoe accuraat de forecast is. De vraag is natuurlijk hoe goed de forecastaccuraatheid moet zijn om te kunnen spreken van een goede tool. De markt en de vraag worden voor veel bedrijven instabieler en dat heeft voor driekwart van de respondenten een matige tot hoge impact op de manier waarop er aan vraagvoorspelling wordt gedaan. De resultaten ziet u in figuur 23. De meeste organisaties (51%) hebben een forecastingtool in huis die alleen de vraag kan forecasten op basis van tijdsreeksen op een beperkt onderdeel van de producthiërarchie. Bijna een kwart van de respondenten (24%) kan scenario’s simuleren met factoren die de vraag beïnvloeden doorheen de volledige producthiërarchie en 15% kan scenario’s alleen op beperkte tijdsreeksen zonder beïnvloedende factoren simuleren.
Nice to have Ongeacht of ze al dan niet over een specifieke forecastingtool beschikken, vroegen we onze respondenten of ze de komende 18 maanden zullen investeren in een forecastingtool. Een vijfde van de respondenten antwoordde bevestigend. Daarvan zullen bijna evenveel bedrijven investeren in een forecastingsoplossing als onderdeel van een ERP‐pakket, als in een add‐on van een specifieke leverancier. Het aantal respondenten dat voor een maatwerkoplossing kiest is verwaarloosbaar. Figuur 24 geeft weer welke functionaliteit de respondenten graag terug zouden vinden in hun tool, in welke functionaliteit ze zullen investeren en waaraan ze geen behoefte hebben. Risk management is het meest gegeerd, maar is het minst vaak effectief in gebruik en zal slechts door 4% van de organisaties worden aangeschaft. Bedrijven werken steeds meer op mondiaal niveau waardoor risk management een grotere uitdaging wordt, maar het schoentje knelt blijkbaar bij het vrijmaken van de nodige financiën. Daarnaast staan ook ‘ondersteuning bij nieuwe productintroducties’ en ‘collaboratieve forecasting’ hoog in de ranking bij ‘nice to have’. Verder zien we dat analyse‐ en rapportagetools het vaakst effectief in gebruik zijn, het meest zullen worden aangeschaft en het minst respondenten aangeven er geen behoefte aan te hebben.
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Planningsissues Figuur 25 geeft een overzicht van de oplossingen die bedrijven in huis hebben voor voorraadbeheer, capaciteitsplanning, S&OP en MES. De meeste bedrijven blijven toch de module van het ERP‐pakket gebruiken. Specifieke add‐ons scoren, net als vorig jaar, opvallend laag. Voor het voorraadbeheer, dat toch het meest ingeburgerd is, doet 65% een beroep op de ERP‐module. We peilden eveneens naar de behoefte aan een nieuwe oplossing voor voorraadbeheer, capaciteitsplanning, S&OP en MES (figuur 26). De behoefte – met of zonder investeringsplan – is voor alle oplossingen vrij gelijklopend, met net iets minder belangstelling voor MES. Vrij veel respondenten geven aan dat S&OP en MES niet van toepassing zijn voor hun bedrijf. Dat terwijl ieder bedrijf toch, al is het op een informele manier, de informatie uit verkoop en productie op elkaar zou moeten afstemmen. Tot slot vroegen we naar de tevredenheid over de desbetreffende oplossingen (figuur 27). Voorraadbeheer en capaciteitsplanning kennen de meest tevreden gebruikers, maar zijn ook het meest ingeburgerd als oplossing. De tools zijn beter gekend, de gebruikers weten wat er van te verwachten en de markt is meer matuur en stabieler.
Om over na te denken Als afsluiter van dit luik legden we enkele stellingen voor inzake planning en planningstools (figuur 28). Op de eerste vraag die peilde naar de mate van integratie tussen de verschillende planningtools zegt 30% van de respondenten dat er onvoldoende integratie is. Iets meer dan de helft van de respondenten kan zich hier niet in vinden. Laat ons daarbij niet vergeten dat heel wat bedrijven geen boodschap hebben aan integratie tussen de planningniveaus omdat ze te vaak op één niveau met ondersteunende tools plannen. Een positieve noot voor de leveranciers: er zijn meer mensen die standaard planningtools gebruikersvriendelijk vinden dan respondenten die aangeven ontevreden te zijn over de gebruikersvriendelijkheid (19%). Bovendien is het aantal respondenten dat niet
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
tevreden is over de gebruikersvriendelijkheid in dalende lijn (in 2011 nog 28%). Een derde van de respondenten gaat ermee akkoord dat best‐of‐ breed planningtools een meerwaarde bieden ten opzichte van een planningmodule in een ERP‐systeem. Toch zien we geen massale overstap naar specifieke planningtools. In tegendeel, zoals eerder vermeld doen de meeste bedrijven een beroep op de module van het ERP‐systeem. Dan is er de stelling dat S&OP een middel is om de forecastfout te verkleinen. Zo’n 36% van de respondenten kan zich hierin vinden, maar er zijn ongeveer evenveel respondenten die ‘geen mening’ aanvinkten. Dat staaft onze eerdere veronderstelling dat het begrip S&OP nog weinig gekend is. Hier is nog een taak weggelegd voor de leveranciers. De stelling ‘de planning probeer je het best zoveel mogelijk te automatiseren’ krijgt het meeste ja‐stemmen (54%). Slechts 18% van de respondenten vindt dat de voordelen van MES onvoldoende bekend zijn, desalniettemin antwoordde 49% van de respondenten met ‘geen mening’. En op de volgende stelling ‘MES is interessant, maar voor ons veel te duur’, antwoordde weerom een hoog aantal respondenten met ‘geen mening’. Slechts 9% van de respondenten vinkte aan dat ze akkoord gaan met de stelling. Om te eindigen vroegen we onze respondenten of het voorraadbeheer voldoende ondersteund wordt door het ERP‐ systeem. De helft van de respondenten gaat daar volledig mee akkoord, 38% is minder akkoord tot niet akkoord. Opvallend, gezien twee derde van de respondenten gebruik maakt van de module van hun ERP‐oplossing. Mogen we de volgende jaren dan een stijging van het aantal gebruikers van add‐on tools verwachten? We zullen zien.
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Deel 4: Warehouse Management Systems (WMS) & Transport Management Systems (TMS) Waarover beschikken we? Het laatste luik van de survey peilde naar het gebruik van WMS‐ en TMS‐oplossingen. Eerste vraag was of het bedrijf wel over een magazijn beschikt. De antwoorden op deze vraag vindt u in figuur 29. Twee derde van de respondenten beschikt over meerdere magazijnen, al dan niet binnen of buiten de landsgrenzen. Twaalf procent van de bedrijven heeft geen magazijnactiviteiten, omdat ze uitbesteed zijn aan een logistieke dienstverlener (6%) of omdat er gezien de business geen behoefte aan is (6%). De organisaties die niet over een eigen magazijn beschikken, legden we geen vragen meer voor. Dertien procent van de respondenten vindt zijn warehouseactiviteiten zeer complex. Dit is natuurlijk een subjectief gegeven, want wat voor de ene als complex aanvoelt, is dat niet voor de andere. Telkens 38% van de respondenten vindt zijn warehouseactiviteiten complex tot minder complex en 11% omschrijft de activiteiten op het gebied van warehousing als eenvoudig. Het hoeft ook niet te verwonderen dat respondenten die werkzaam zijn in een vestiging met meer dan 500
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
werknemers hun warehouseactiviteiten veel frequenter als ‘complex’ beschrijven dan respondenten die werkzaam zijn in kleinere vestigingen. Figuur 30 geeft weer waarover de respondenten beschikken om hun warehouse te beheren. Het leeuwendeel van de respondenten maakt gebruik van een standaardpakket, of dit nu de module is van het ERP‐systeem (45%) of van een specifieke WMS‐leverancier (26%). We koppelden deze gegevens aan de mate van complexiteit. Te verwachten is dat hoe complexer de warehouseactiviteiten zijn, hoe meer gesofisticeerde systemen de bedrijven in huis hebben. De resultaten van de survey bevestigen deels deze redenering: respondenten die aangaven zeer complexe processen te hebben, maken het vaakst gebruik van een standaard WMS‐pakket. Hoe minder complex de warehouseactiviteiten zijn, hoe meer er een beroep wordt gedaan op de warehousemodule van het ERP‐pakket. Wat betreft de eigen ontwikkeling gaat de redenering niet op: er is geen significante relatie terug te vinden tussen het zelf ontwikkelen van een WMS‐tool en de complexiteit van de warehouseprocessen. De respondenten die geen standaard WMS‐pakket in huis hebben, specifiek ontwikkeld voor de ondersteuning van warehousingactiviteiten, vroegen we naar het waarom van deze keuze (figuur 31). Het antwoord ‘ons bestaande systeem voldoet’ voert de lijst aan, net zoals voorgaande jaren. Rekening houdend met het grote aantal respondenten dat zegt vrij eenvoudige warehouseactiviteiten te hebben, is het begrijpelijk dat dit antwoord op de eerste plaats komt. Dat de aangeboden oplossingen onvoldoende fit hebben met de specifieke businessactiviteiten is voor bijna een vijfde van de respondenten een reden om niet over te schakelen op een standaardpakket. Dat is op zijn minst eigenaardig, gezien WMS‐pakketten al matuur zijn en het aanbod op de markt ruim en divers is. Over het algemeen zijn WMS‐gebruikers tevreden klanten. Twee derde (66%) zegt zeer tevreden (11%) tot tevreden (55%) te zijn. Vijftien procent is minder tevreden (12%) tot niet tevreden (3%). Als we de tevredenheid toetsen aan het soort oplossing, merken we dat er een groot verschil is in tevredenheid tussen de diverse oplossingen. De respondenten met een WMS‐tool zijn het meest tevreden (81% tevreden tot zeer tevreden gebruikers), de respondenten met een eigen ontwikkeld systeem van losse, niet‐geïntegreerde IT‐oplossingen het minst (50% tevreden tot zeer tevreden gebruikers). De tevredenheidscijfers van gebruikers van een zelf ontwikkeld geïntegreerd IT‐ systeem en van de warehousemodule van het ERP‐pakket vallen samen met de gemiddelde tevredenheidscijfers.
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
Investeren in WMS Figuur 32 geeft een beeld van de investeringsplannen voor de komende achttien maanden. Zes op de tien zullen niet investeren, noch in WMS noch in TMS. De cijfers zijn gelijkmatig verdeeld over de verschillende oplossingen. Voor de standaard WMS‐systemen – een module van het ERP‐pakket of een specifieke add‐on – is er een lichte stijging (4% à 5%) vast te stellen ten opzichte van 2011. Als we kijken naar de criteria die doorslaggevend zijn bij de keuze van een WMS‐pakket (figuur 33), is de top vijf al enkele jaren dezelfde. Deze wordt aangevoerd door het criterium dat de tool de beste fit heeft qua productfunctionaliteit met de eisen van het bedrijf. Verder zijn ook de Total Cost of Ownership, de licentiekosten en de prijs en de gebruikersvriendelijkheid belangrijk bij de pakketkeuze. Bij de WMS‐leveranciers is er een tendens om steeds meer functionaliteit aan te bieden en de pure WMS‐functionaliteit te laten evolueren naar complete executiesystemen. We vroegen onze respondenten hoe zij tegenover deze ontwikkeling staan: 28% van de respondenten vindt dat een goede ontwikkeling, maar evenveel respondenten geven aan dat ze het liever beperkt en eenvoudig houden.
TMS: een ‘buiten’beentje Met Transport Management Systems (TMS) verwijzen we naar een bedrijfsbeheersysteem om het intern en extern transport binnen de bedrijfsvoering te ondersteunen. Volgens de Wikipedia‐ definitie bevat TMS vijf functies: de voorbereiding van het transport, de planning, de controle van de voortgang van de rit, de financieel‐administratieve afhandeling en de managementinformatie.
WHITE PAPER ‐ Business Software 2012 : investeringen en behoeftes van gebruikers
We vroegen aan onze respondenten hoe ze de waarde van een TMS inschatten. Zo’n 26% ziet het als een must voor distributievervoer, volgens 9% is het een soort routeplanner, 8% ziet het als een e‐businessplatform voor het uitwisselen van vrachten, 2% denkt dat het om een andere benaming gaat voor WMS en 17% ziet een TMS als iets voor wegvervoerders en 3PL’s. Daarnaast zegt 33% niet volledig bekend te zijn met het begrip en als we voorgaande antwoorden in acht nemen, zal dat percentage in de praktijk nog veel hoger liggen. Toch is TMS niet nieuw. Wel is de definitie van TMS de laatste jaren uitgebreider geworden door de toevoeging van extra functionaliteit. Uit de cijfers blijkt duidelijk dat de TMS‐leveranciers nog een lange weg af te leggen hebben om hun product meer, en vooral de juiste, naamsbekendheid te geven. Een vijfde van de respondenten zegt over een TMS te beschikken, 5% zegt dat de aanschaf van een TMS‐systeem voordeel zou kunnen opleveren en 17% denkt dat zijn bedrijf wellicht baat heeft bij een dergelijke tool. Blijft 57% van de respondenten die zegt geen voordeel te doen (36%) met de aanschaf van een TMS‐oplossing of niet te weten wat de term is (21%). Maaike Thoen
White paper 2012 www.valuechain.be Tel.: + 32 (0)50 40 80 80