Bouwhistorische opname Monseigneur Van Genkstraat 6-8 Breda (Princenhage) © Veerman Bouwhistorie, 2012
In opdracht van
Arjan Eland Architecten & Ingenieurs Nijverheidsweg 18 4854 MT Bavel T 0161 430 143
Uitvoering
Noordsingel 244 3032 BM Rotterdam T 06 249 330 62 E
[email protected] W veermanbouwhistorie.nl
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
2
Voorwoord In opdracht van Arjan Eland Architecten & Ingenieurs te Bavel, heeft Veerman Bouwhistorie een bouwhistorische opname opgesteld van Monseigneur Van Genkstraat 6-8 te Breda (4813 BL, kadastraal Princenhage H 3853). Het pand is samengesteld uit twee duidelijk te onderscheiden bouwdelen. De woningscheiding valt hiermee echter niet samen en ligt op de verdieping ook op een andere plaats dan beneden. Het blokvormige bouwdeel aan de oostzijde wordt daarom aangeduid als voorhuis. Dit is Mgr. Van Genkstraat 6. Het deel aan de westzijde heet in het navolgende achterhuis. Dit is Mgr. Van Genkstraat 8. Het middenstuk, waarin de woningscheiding ligt, wordt waar verduidelijking nodig is aangeduid als middenhuis. Het huis is geen geregistreerd monument, maar werd begin jaren negentig tijdens het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) aangemerkt als mogelijk toekomstig gemeentelijk monument. Het onderzoek kende als voornaamste doelstellingen te komen tot een waardenstelling en een advisering inzake het al dan niet alsnog aanwijzen van het huis als gemeentelijk monument. Op het terrein staat behalve een kippenhok nog een schuur, ten noorden van het huis. De kern stamt uit 1949. Later is deze vergroot. Het bouwwerk blijft buiten beschouwing. Veerman Bouwhistorie hanteert bij onderzoek en rapportage de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek (2009). Foto's en andere afbeeldingen zijn, tenzij anders vermeld, afkomstig van Veerman Bouwhistorie. Bij dit rapport is een cd-rom meegeleverd met daarop mijn foto’s van exterieur, interieur en omgeving, gerubriceerd volgens de vertreknummering. Onze dank gaat uit naar het Stadsarchief Breda. Rotterdam, maart 2012 Drs. J.W. Veerman
3
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
4
1 Beschrijving Inleiding Bij de beschrijving van het pand wordt voor plaatsaanduiding gebruik gemaakt van termen als ‘voor’, ‘links’, ‘rechts’ en ‘achter’. De voorgevel aan de Monseigneur Van Genkstraat is daarbij het uitgangspunt. De vertrekken zijn ten behoeve van de beschrijving genummerd. Met de uitvouwbare plattegrondschema’s achterin dit rapport kan de lezer volgen ‘waar we zitten’. Ik heb de vertrekken over de verschillende bouwdelen van voor tot achter, dus van oost- naar westgevel, doorgenummerd. Dit heeft de volgende oorzaak: Uitwendig, in de bouwmassa en gevels, is duidelijk sprake van twee verschillende, aaneen gebouwde delen. Binnen heeft de indeling zich echter zo ontwikkeld (door de splitsing in de adressen Mgr. Van Genkstraat 6 resp. 8) dat een onderscheid van voor- en achterhuis of kerngebouw (west) en voorgebouw (oost) onzinnig is. De scheiding ligt tegenwoordig middenin het pand en bevindt zich bovendien op de verdieping ergens anders dan op de begane grond. Stedenbouwkundige situering (afb. 1) Het pand staat vrij op een eigen kavel. Aan de westzijde staat een kippenhok, ten noorden van het huis staat een uitgebouwde schuur. De kavel ligt in een omstreeks 1972 gebouwde woonwijk. Aan de westzijde van het object bevindt zich de Monseigneur Van Genkstraat – ter hoogte van het pand niet meer dan een wandelpad, grenzend aan een speelweide. Aan de west- en noordzijde staan rijtjeshuizen, in een zijtak van de Wethouder van Haperenstraat. Verderop in het zuiden ligt de Nieuwe Heilaarstraat. De dorpskern van Princenhage ligt nog wat verder zuidelijk.
Exterieur Bouwmassa Mgr. Van Genkstraat 6-8 is samengesteld uit twee bouwdelen. Het grootste deel is een langwerpig bouwdeel van één laag plus zolder onder zadeldak. Het ligt min of meer oostwest georiënteerd. Het dak is boven de westelijke kopgevel afgewolfd. Aan de oostkant is een wat hoger, tweelaags bouwdeel met een schilddak aangebouwd. De nog ervan ligt dwars ten opzichte van het andere dak. Tegen de oostelijke gevel is een portaaltje aangebouwd. Dit bezit een flauw hellend zadeldakje.
5
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Doorgaans wordt verondersteld dat het langgerekte gebouw er het eerst was. Tegen 1900 zou aan de oostkant het dwarsgeplaatste tweelaags blok verrijzen. Dit blok staat evenwel niet in de as van het veronderstelde oudere bouwdeel, maar links van het midden. De linkergevel van het blok ligt in het verlengde van het oudere deel, de rechtergevel ligt terug ten opzichte van wat al bestond. Die asymmetrie is tot in de kapconstructie terug te vinden. Als het oostelijke bouwdeel inderdaad later tot stand kwam, waarom dan niet volledig in lijn met het bestaande (omdat men rekening hield met de restanten van het tuinhuis?) ? Voorgevel (afb. 2) Sinds de vergroting van het pand eind 19de eeuw (naar verluidt 1896, zie Bouwgeschiedenis) is de oostelijke kopgevel feitelijk – in architectonische zin – de voorgevel. Dit werd in de praktijk echter pas geëffectueerd toen rond 1972, met de aanleg van de nieuwe wijk (zie het hoofdstuk Bouwgeschiedenis), oostelijk van het perceel bebouwing en substantiele infrastructuur verscheen. Tot dan bleef men zich richten op de oude Heilaarstraat aan de westkant. Deze gevel telt twee bouwlagen en twee traveeën met vensters. In het midden, tussen de vensters, prijkt de portaaluitbouw op vierkante grondslag. Deze uitbouw bevat de prominente entreepartij, met een donkergroene paneeldeur gevat in een rijk geprofileerd houten kozijn op hardstenen neuten. Boven het muurvlak van de uitbouw is een stevig driehoekig fronton aangebracht. Het staat op een hoofdgestel met vlak fries. Boven de deur, ervan gescheiden door een terug liggend kalf, bevindt zich een bovenlicht. Dit kent een roedeverdeling met een liggende ruit die door een glasrand is omsloten (vergelijkbaar met de slijpvorm ‘baguette’ bij edelstenen). Bij de voordeur zelf is een opvallend element de grote rocaillevormige knop midden op het paneel. Mogelijk is dit een hergebruikt onderdeel uit het midden of de tweede helft van de 18de eeuw. De kleuren van de portaaluitbouw komen we bij de gevels steeds tegen: wit pleisterwerk op de muurvlakken met een hoge zwarte smetrand; okerkleurige kozijnen en gootlijsten (ook op hoofdgestel en fronton); witte ramen; het donkergroen van de voordeur is ook op de vensterluiken aangebracht. De lekdorpels zijn telkens lichtgrijs geschilderd. De eigenlijke voorgevel wordt ingekaderd door twee vlakke pilasters. Zij lopen ononderbroken van maaiveld tot dakvoet door. Het hoofdgestel dat de gevel beëindigt en over de pilasters heen loopt, is vergeleken met de pilasters vrij rank gedimensioneerd (wat voor een fries door moet gaan heeft een geringe hoogte; een noemenswaardige architraaf ontbreekt). De vier vensters in de voorgevel zijn alle zesruits (2x[1+2]) vensters met een vrij brede middenstijl. Van oudsher zijn het schuifvensters, maar ergens in de laatste decennia zijn de vaste bovenlichten veranderd in klepramen. Beneden is voor isolatie voorzetglas geplaatst. Van binnenuit is te zien dat hier en daar nog een oorspronkelijke ruit is behouden. Deze ruiten zouden dus in principe uit 1896 stammen. De lekdorpels zijn van hout. De vensters zijn voorzien van luiken. Beneden zijn dit dichte klampluiken (met versierde windwerveltjes), boven zijn het persiennes (met mo-
6
derne uitzethaken). Deze situatie bestond in elk geval in 1936 (afb. 28 en 29), maar stamt gezien de toenmalige staat van het pand al van ruim daarvoor. Op het dak liggen gesmoorde Opnieuw Verbeterde Hollandse pannen. Dit zijn dus de industriele opvolgers van de oorspronkelijke dakbedekking – vermoedelijk pas geïntroduceerd bij het vernieuwen van de kapconstructie, ergens rond 2000. Zijgevel links (afb. 3 en 4) De linkergevel bestaat uit twee delen, waarvan de muren in hetzelfde vlak liggen. Het deel van de zijgevel dat bij het voorhuis hoort, heeft één venster-as en wordt weer ingekaderd door twee pilasters. De vensters volgen die van de voorgevel: zesruiters met brede middenstijl, luiken (dichte beneden, persiennes boven) en houten lekdorpels. Het lagere stuk van de gevel is eveneens gepleisterd en voorzien van een zwarte smetrand. De gootlijst (oker) is wat bescheidener dan die van het voorhuis. Dit stuk gevel had oorspronkelijk vier vensters. Vanaf 1949-’53 is hierin meer dan eens ingegrepen. Eerst werd het voorste venster vervangen door een dubbele tuindeur. Deze is later gewijzigd in een enkele deur met zijen bovenlicht. Toen de serre in 1991 werd gebouwd is het vierde venster opgeofferd voor een doorgang door de gevel. Eén van de oude vensters bevindt zich nu binnen de serre. Buiten is er dus nog een over. De serre heeft wanden van dubbelglas, gevat in kunststof kozijnen. Op het serredak liggen golfplaten. Ongeveer even oud is de dakkapel er boven, met twee vierruits ramen en bekleed met trespa. Het heeft een hellend dakschild. Op het dak liggen gesmoorde Opnieuw Verbeterde Pannen (afb. 7). Achtergevel (afb. 5) De achtergevel is een kopgevel over twee lagen, waarbij de tweede laag eigenlijk al tot de zolder behoort. De top van de gevel is in wezen driehoekig, maar doordat het dak is afgewolfd, wordt het muurvlak besloten door een rechte gootlijst. Beide bouwlagen bevatten drie muuropeningen die niet recht boven elkaar staan. In het midden zit de voordeur. Weer gaat het om wit gepleisterd metselwerk boven een smetrand. Dat deze gevel lange tijd gefunctioneerd heeft als voorgevel is nog af te lezen aan de – gemaltraiteerde – blokkenbepleistering. Een aardig detail wordt gevormd door de iets naar voren komende hoeken, waarbij de zijmuren als het ware nog wat doorsteken. De gootlijsten boven de zijgevels zijn over deze ‘pilasters’ omgezet. Zo zijn tegenhangers van de veel aanzienlijker pilasters van het oostelijke blok tot stand gebracht. Op de verdieping bestond aanvankelijk maar één venster. Hier is er in 1975 aan weerskanten één bij geplaatst. In 2003 (datering in het glas) zijn de vensters in kunststof vervangen. Hierbij werden aluminium lekdorpels en vaste zonwering in de vorm van rolgordijnen aangebracht. De achteloze wijze waarop het pleisterwerk rondom de vensters en de deur is afgestreken, laat zich hiermee ook dateren.
7
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Zijgevel rechts (afb. 6 en 7) Bij de rechterzijgevel mag men zich niet teveel op de bewaarde bouwtekeningen verlaten. De gevel vertoont ter hoogte van het achter- en middenhuis niet langer de oorspronkelijke indeling. In hoeveel stadia de tegenwoordige toestand ontstond, is daarbij niet volkomen helder. Men was in 1975 voornemens om de indeling flink te wijzigen, met aan weerskanten van de in het midden gehandhaafde deur eerst een klein venster en vervolgens een groot negenruits (3x3) venster. De twee zesruitsvensters die grenzen aan de achterste suitekamer van het middenhuis, zouden vervangen worden. Maar zij zijn er nog. Wel is in de keuken een groot negenruits venster geplaatst, rechts van de positie van een oudere zesruiter. Rechts van de deur sluit haaks op de gevel een tuinmuurtje met deur aan. Hier onmiddellijk rechts van bevindt zich in de plint de koekoek met het kleine verdiept liggende kelderraampje. De zijgevel van het voorhuis volgt het schema van de andere zijgevel: er is één venstertravee tussen twee pilasters en onder het hoofdgestel. Bij het verdiepingsvenster is de persienne verwijderd. Dit stuk gevel ligt wat terug ten opzichte van het aansluitende. En hiermee wijkt de gevel af van de andere langsgevel. Dat het oostelijke blok niet recht voor het diepe huis is gezet, werd hierboven al aangegeven.
Constructie Fundering en kelder (afb. 9) Hoe de bouwdelen zijn gefundeerd, is onbekend maar vermoedelijk ‘op staal’; de draagmuren staan dan direct – na grondverbetering – op de vaste (zand?)laag. Ongeveer halverwege het westelijke bouwdeel, in de noordelijke helft ligt dwars een kelder. Deze meet ca. 2x3 m. De ontsluiting ligt aan de zuidzijde in de vorm van een gangetje waarin van oudsher de entree en trap hebben gelegen. In de noordwand is een klein rechthoekig venster gesitueerd. Buiten, de rechtergevel van het huis, heeft dit een koekoek. De kelder is tegenwoordig vlak gedekt, met het plafond op maaiveldhoogte. De stalen binten die dit dragen wijzen op een latere ingreep. Het is goed denkbaar dat hier een tongewelf verwijderd is. Dat gewelf zou ruim boven het maaiveld zijn uitgekomen, waardoor we ons ook een opkamer moeten voorstellen (zie vertrek 0.11). Draagconstructie (afb. 12) Van de balklagen is vrijwel niets waargenomen. Daarom is niets te zeggen over authenticiteit en eventuele bijzonderheden. Om dezelfde reden kan niet worden aangegeven welke van de binnenmuren, naast de gevels en de brandmuur op de scheiding van voor- en achterhuis, dragend zijn. Het kijkgat in vertrek 1.3 heeft geen bijzonder oude balken aan het licht gebracht; wat hier zichtbaar werd zou uit de bouwtijd tegen 1900 kunnen stammen of jonger zijn. De zoldervloer van het voorhuis vertoont een kwart-verdraaiing van de spijkergaatjes. De vloer is zeer recent. Hij zou als dekvloer op oudere vloerdelen of op een betengeling met ribben bevestigd kunnen zijn. Wanneer in de spijkerrichting inderdaad een onderliggende structuur gereflecteerd wordt, liggen de balken in het linkerdeel – tot en met het trapgat – anders dan rechts.
8
Kapconstructies (afb. 17 en 25) De kap op het voorhuis heeft een traditionele opzet, maar is in zijn geheel nieuw. Misschien nam men wel de vorm van de vervangen constructie over, en zijn de kreupele stijlen met blokkeels daarop gebaseerd. Er zijn twee spanten, die niet symmetrisch geplaatst zijn. Het midden van de constructie ligt rechts van de midden-as van het bouwdeel. Dit wordt veroorzaakte doordat de twee aan elkaar gebouwde bouwdelen niet dezelfde midden-as delen. De kap van het achterhuis komt dus ook rechts van het midden op deze zolder ‘binnen’. In de steekkap die daardoor ontstaat vinden we trouwen het enige stuk oud hout binnen deze zolder: een gording van het achterhuis. Het achterhuis (afb. 25), het verondersteld oudste deel, bezit nog wel een historische constructie. Het dak wordt gedragen door een reeks van drie A-spanten, waarop gordingen (noordzijde) en flieringen liggen. Tussen spanten en gordingen/flieringen zijn windbanden bevestigd. Het geheel is geconstrueerd uit naaldhout, in lichte maten en met een tamelijk grove structuur. De verbindingen zijn halfhouts en gespijkerd. Door het isolatiefolie langs de dakvlakken (en over de balken in langsrichting) kan op deze plaats niets gezegd worden over muurplaten, sporen en/of dakbeschot. Zoals hieronder ter sprake komt, is in de loop der tijd halverwege het bouwdeel een scheidingsmuur gemetseld, tot op nokhoogte.
Interieur Begane grond 0.1 (afb. 8) De portaalaanbouw staat niet in de as van de achterliggende gang, maar iets rechts ervan. Op dit punt spreken de tekeningen (afb. 33, middelste) en de werkelijkheid elkaar tegen. Nu zal niet de aanbouw verschoven zijn, maar mogelijk wel de gang erachter. De afgeschuinde hoek rechtsvoor de bezoeker en de betegeling uit ogenschijnlijk het midden van de 20ste eeuw wijzen samen in die richting. Direct voorbij het portaal bevinden zich links en rechts de deuren naar de beide voorkamers. Daarna begint direct de smalle en steile verdiepingstrap. Kortom, elke suggestie van allure die het uitgebouwde portaal doet, wordt binnen ontkracht. 0.2 (afb. 10) Het vertrek linksvoor is ongeveer vierkant. Het had aanvankelijk alleen een toegang vanuit het halletje, vooraan in de rechterwand. In het jongste verleden is een tweede entree gemaakt, komende vanuit de keuken in de hoek rechtsachter. Hier was achter de trap een inloopkast. Onder de trap zelf bevinden zich nu nog vaste kasten. In voor- en linkerwand bevindt zich één venster. Het plafond is voorzien van een zachtboardplafond met centraal een bescheiden versiering in de vorm van een achthoekig paneel. Dit zal uit het midden van de vorige eeuw stammen. Het laminaat op de vloer en de witte verf op kozijnen en wanden komen we steeds weer tegen in de rest van de begane grond van het voorhuis en het daarmee verbonden middelste stuk van het pand. 0.3 (afb. 11) Het vertrek rechtsvoor. Dit zou één van de meest prominente vertrekken geweest moeten zijn. Dat houdt in dat ook de meest luxueuze aankleding in dit vertrek gezocht zou
9
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
moeten worden. We hebben tijdens de opname een kijkgat gemaakt in het gipsplafond (voorzijde, nabij het venster) om vast te stellen of er een, al dan niet geornamenteerd, historisch stucplafond aanwezig was. Het gat gaf niet alleen een negatief resultaat in dit opzicht, maar het bood meteen een blik op de onderkant van de vloerdelen en een stuk balk van de verdieping. Deze zijn niet afgewerkt en derhalve nooit bedoeld als zichtwerk. Ergo: er moet een wat representatiever plafond hebben bestaan dat is verdwenen. 0.4 Het achterste van de twee en suite geschakelde vertrekken. Alle afwerkingen stammen uit de laatste decennia. Het laminaat is in deze ruimte voortgezet. De stookplaats tegen de achtergevel is rudimentair behouden, maar een oudere schouw is vervangen door een dichtgemetseld blok met houten dekplaat op de overgang naar het rookkanaal. 0.5 Dit is een recentelijk vernieuwde keuken. Tegen de voorwand bevindt zich het gemoderniseerde restant van een stookplaats met rookvang. Links en rechts ervan staan van oudsher vaste kastruimtes. Beide zijn gewijzigd. Rechtsvoor is in de kast een doorgang naar vertrek 0.2 gemaakt. De linkerwand wordt grotendeels ingenomen door een puitje met een buitendeur plus zij- en bovenlicht. Ook dit is in het jongste verleden gemaakt. 0.6 Deze ruimte is een L-vormige gang die van de keuken (0.5) naar de deur in de rechterzijgevel leidt. Aan de linkerkant grenst aan de gang de badkamer annex wasmachineruimte (0.7), achter liggen de keldertoegang en de wc (0.8 en 0.9) 0.7 De wasruimte. Dit vertrek is door een tussenmuur in tweeën gedeeld. Alle aankleding is recent. In het daarmee ontstane rechterkamertje is een douchecabine geplaatst. In de linkerwand, de buitenmuur, bevindt zich een grotendeels origineel venster. 0.8 De entree tot de kelder. Oudere tekeningen laten twee typen trap zien vanuit deze ondiepe ruimte. Elk spoor ervan ontbreekt intussen. Het kleine bordes onmiddellijk achter de deur wordt ondersteund door oud ogende balkjes. Zij geven met de getoogde doorgang anderhalve meter naar rechts de indruk dat de ingang hier van oudsher lag. Hoe een eerste kelder hierop aansloot blijft ongewis. 0.9 De wc. Dit vertrekje bestond al geruime tijd, maar is op enig moment in het laatste kwart van de 20ste eeuw opnieuw aangekleed. 0.10 (afb. 18 en 21) De hal van het achterhuis, die grenst aan de buitendeur, bestond voor 1975 niet. Tot de in die periode uitgevoerde verbouwing lag er een gang dwars in het pand, direct achter en evenwijdig aan de kopgevel. De zijwanden van de hal waren gedeeltelijk wel reeds aanwezig als wanden van een kleine middenkamer. De aankleding van de ruimte stamt in zijn geheel uit de late jaren zeventig. Dit geldt voor de plavuizen op de vloer en voor de schrootjes langs wanden, kasten en plafond. De voordeur is nog de oude.
10
0.11 (afb. 19) De keuken rechtsachter. Deze is doorvergroting van een bestaande keuken tot stand gekomen. De aankleding stamt uit het laatste kwart van de 20ste eeuw. Doordat apparatuur van onder het aanrecht is verwijderd, is te zien dat de rechtermuur (in aanzicht: rechtsonder het venster) metselstenen van kalkzandsteen bevat. Deze zijn hoe dan ook 20ste-eeuws. Buiten is bij de – gepleisterde – gevel is geen spoor van een recente dichtzetting te vinden. Het vlakke plafond boven de kelder, met ijzeren H-profielen, wijst vermoedelijk in de goede richting: Had de kelder een gewelf bezeten, dwars in het pand, dan dit aangesloten hebben op de rechter buitenmuur, in het voorste deel van de keuken. Ook zou er een opkamer geweest kunnen zijn. Uitbraakschade en resten van het keldergewelf, en mogelijk van een opkamer, werden na verwijdering van het gewelf in de zijmuur weggewerkt. Hiervan kan de kalkzandsteen de getuige zijn. 0.12 De badkamer ligt achter de keuken van het achterhuis en boven de kelder. Het is goed mogelijk dat ongeveer hier een opkamer lag, maar de badkamer heeft er dan niet de maten van overgenomen want is kleiner dan de kelderomtrek aangeeft. De aankleding van de badkamer is recent. De kleur blauw overheerst. 0.13 De wc, zonder noemenswaardige elementen. De ruimte is afgescheiden van de tot 1975 aanwezige middenkamer die voor de rest opging in de hal (0.10). 0.14 (afb. 20) Dit zijvertrek, tussen serre en hal, is een vergrote versie van een kamer die hier van oudsher lag. Hij is tot de kopgevel doorgetrokken. Voorheen was er een stookplaats tegen de voorwand. De buitenmuur links is gedeeltelijk, ter plaatse van het achterste venster, open gebroken voor de toegang tot de serre. 0.15 De serre is in 1991 tegen de linkergevel geplaatst. Dit blijkt uit zowel de bouwaanvraag als uit de ingeschreven productiedatum van het dubbel glas. Eén van de vensters werd voor de serre opgeofferd. De muuropening werd vergroot tot een brede doorgang zonder kozijn of deur. Op de vloer is, zoals in veel andere vertrekken, laminaat gelegd. Eerste verdieping 1.1 (afb. 15) Op de overloop zijn de doorgangen links, naar achtereenvolgens het voorvertrek en de zoldertrap, bij elkaar gevat in een tweeledig kozijn. Het is samengesteld uit verschillende hergebruikte onderdelen. Dat is met name aan de bovendorpel en de middenstijl te zien (afb. 15). Halverwege de overloop treffen we twee optreden, precies op de plaats van de muur die het oostelijke van het westelijke bouwdeel scheidt. Tot 1975 was op deze plaats geen doorgang, waardoor ook het niveauverschil niet ervaren kon worden. (Dit niveauverschil blijkt tevens uit de verschillende hoogtes tussen vloer en plafond in de kamers en suite beneden. In vertrek 0.3 is de afstand 255 cm, in het daarachter gelegen vertrek 0.4 is deze 290 cm.) 1.2 (afb. 13) Het vertrek linksvoor is in plattegrond nagenoeg vierkant. De entree bevindt zich achteraan in de rechtermuur. Voor en links zit een venster. Links ligt aan de achterzijde ligt onder
11
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
de zoldertrap een alkoof-achtige extra ruimte. Dit dient als natte cel. De toegang ligt onder een segmentboog. Het venster in de linkergevel is net als alle andere binnen dit bouwdeel een zesruits schuifvenster (2x[1+2]), maar het heeft afwijkende ramen. De glasroetjes en het raamhout kennen een kwartrond omlopend profiel. Het lijkt erop dat het venster met enigszins eigentijdse detaillering werd bijgemaakt. De verbouwing rond 1950 komt daarvoor in aanmerking, al zijn de handgrepen voor die periode weer wat archaïsch. In elk geval gaat de bekleding van het plafond, met diagonaal aangebrachte vierkante platen zachtboard terug op de naoorlogse verbouwing. 1.3 (afb. 14) Het vertrek rechtsvoor op de verdieping is ongeveer het spiegelbeeld van het linkse, al ontbreekt hier de trap die achter door de ruimte snijdt. Het plafond is voorzien van gipsplaten met latjes over de naden. Tegen de achtermuur is een schoorsteenkanaal/rookvang bevestigd die mogelijk bij een kachel heeft gehoord. Tegenwoordig is het pand ruim voorzien van radiators bij een cv-installatie. 1.4 Vertrek aan de rechterkant onder het schuine dakvlak met veluxraam. Alle aankleding is recent. Het is opmerkelijk hoe het rookkanaal dat afkomstig is van de achterste suitekamer geleidelijk in de achtermuur verdwijnt. 1.5 (afb. 16) Klein vertrek onder het schuine dakvlak links. Dit is nog wat kleiner dan 1.4. Wel beschikt het vertrekje over een vaste kast dat als het ware van de middengang is afgescheiden. Recente aankleding; veluxraam ter plaatse van een vroeger ijzeren dakraampje. Achter het knieschot is een stuk spantbeen te zien. Aan de voorzijde van het vertrek is een voorzetwand met onduidelijk doel aangebracht. 1.10 (afb. 22, 23 en 24) Tot medio jaren zeventig was de zolder van midden- en achterhuis niet ingedeeld. Men heeft in het midden, tussen achtergevel en (nieuwe) brandmuur een overloop tot stand gebracht, waarop aan beide kanten kleine vertrekken aansluiten. 1.6 Dit is eerder een dwarsgang dan een vertrekje. Geen vermeldenswaardige, historische onderdelen. 1.7 Het voorste en kleinste vertrek in de driedelige reeks aan de linkerzijde. 1.8 Het middelste vertrek links. De dakkapel wordt met het aangrenzende vertrek 1.9 gedeeld. 1.9 Het achterste vertrek aan de linkerkant. Andermaal geen historische onderdelen. 1.11 (afb. 22) Het vertrek rechtsachter is het grootste zoldervertrek, ondanks het - altijd hinderlijke - dakvlak. Dit heeft weer een volledig recente aankleding. Zolders V Voorste zolder. Trap vanuit 1.1. De zolder is niet ingedeeld, noch met belangwekkende elementen aangekleed. Afgezien van de borstwering rondom en de ene gording die aan de achterzijde 12
naar binnen steekt, is alles dat men hier waarneemt van (zeer) recente makelij. Opmerkelijk blijft het, dat de zolder asymmetrie vertoont – zoals hierboven bij de kapconstructie en bij de bouwmassa al ter sprake is gebracht. Niettegenstaande de uitvoering in moderne materialen lijkt het er dus op dat men bij de renovatie de aangetroffen situatie gekopieerd heeft. Echter, uit de tekeningen ‘1975’ lijkt te kunnen worden opgemaakt dat de zoldertrap vanuit het midden verplaatst werd naar links achterin het voorhuis en daarbij een kwartslag werd gedraaid. De trap zelf lijkt daarentegen behoorlijk oud. M Middelste zolder of vliering. Toegankelijk vanuit 1.6 via luik zonder ladder. Deze zolder behoort tot het oudste bouwdeel, onder zadeldak. De scheidingsmuur met de achterste zolder of vliering is ‘kunstmatig’ en in het vrij recente verleden in kalkzandsteen opgemetseld. De ruimte is niet verder ingedeeld. De dakschilden zijn aan de binnenzijden voorzien van isolatiemateriaal, dat om de gordingen heen is bevestigd. Van de voorste zolder wordt deze middelste zolder gescheiden door een brandmuur die wel degelijk historisch is. Tijdens de opname kon ik – bij gebrek aan goede verlichting en onzekerheid over de draagkracht van de vloer – de oude brandmuur (oorspronkelijk buitenmuur?) niet nader inspecteren. A Achterste zolder of vliering. Te bereiken via een luik met vlisotrap boven overloop 1.10. Deze zolder behoort tot het oudste bouwdeel, onder zadeldak. Opnieuw zien we isolatiemateriaal tegen de dakschilden. Achteraan is met houten platen (waartegen een unit voor de verwarming) een kleine ruimte afgescheiden. Het wolfeinde van het dak boven de achtergevel is afgedekt met isolatiefolie. Een oud ogende balk met twee als stempels fungerende schoren ziet er interessant uit. Zonder destructieve acties kom je er niet dichterbij.
13
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 1: Luchtfoto met omcirkeld de locatie (Google). Afb. 2: De voorgevel aan de oostzijde van het pand.
14
Afb. 3 en 4: De linkerzijgevel.
15
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 5: De achtergevel.
16
Afb. 6: De rechterzijgevel. Afb. 7: Detail van het pannendak op het midden- / achterhuis. De pan is een variant op de Opnieuw Verbeterde.
17
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 8: Binnen in het portaal (0.1) bevindt zich de doorgang door de eigenlijke voorgevel. De gang daarachter ligt naast de midden-as van het portaal. Daarom is de hier getoonde hoek afgeschuind. De tegellambrisering is zeker secundair aangebracht (ontstaan XX M?).
18
Afb. 9: De kelder, gezien naar rechts. Afb. 10: Het begane-grondvertrek linksvoor (0.2).
19
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 11: De suite aan de rechterkant van de begane grond (0.3 naar 0.4). Afb. 12: Vooraan in het voorste vertrek (0.3) krijgen we dankzij een kijkgat in het gipsplafond zicht op de verdiepingsvloerdelen. Een oud geornamenteerd plafond is niet (meer) aanwezig.
20
A
Afb. 13: Het vertrek linksvoor op de verdieping van het voorhuis (1.2), naar linksachter.
21
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 14 en 15: Gerommeld aan kozijnen kan het gevolg zijn van verplaatsen en hergebruik. Beide kozijnen grenzen aan de overloop in het voorhuis.
22
Afb. 16: Zijvertrek links op de verdieping van het ‘middenhuis’ (1.5). Afb. 17: De geheel vernieuwde kap op het voorhuis.
23
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 18: De gang met de buitendeur van het achterhuis (0.10). Afb. 19: De keuken rechts achterin (0.11).
24
Afb. 20: Het vertrek linksachter in het achterhuis, gezien in de richting van de serre (0.14 en 0.15). Afb. 21: De hal (0.10) met de doorgang naar de keuken, de deur naar de wc en de verdiepingstrap.
25
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 22: De verdieping van het achterhuis overloop en rechterkamer richting achtergevel (1.10 en 1.11). Afb. 23: Verdiepingsvenster in de achtergevel met het moment van vervaardiging van het glas: 12-06-2003.
26
Afb. 24: De overloop (1.10) op de verdieping van het achterhuis naar voor (richting oosten). Afb. 25: Een van de drie spanten van de dakconstructie van achter- en middenhuis.
27
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
2 Geschiedenis Stedenbouwkundig Het perceel ligt wat afzijdig van een van de hoofdaders naar het hart van Princenhage. Iets meer naar het westen ligt sinds lang de verbindingsweg in de richting van Beek. Op de minuut heet deze straatweg Het Kerk Straatje.1 De aanduiding Heilaarstraat kwam later in zwang. In dit deel van de gemeente Breda is, onder andere dankzij archeologisch onderzoek, menselijke bewoning en activiteit tot in de prehistorie terug te voeren. Bovendien zijn ten noorden van Princenhage belangrijke sporen uit de Spaanse tijd (de Opstand) aangetroffen. Er geldt dan ook een hoge archeologische verwachting.2 De vroege geschiedenis van het perceel waarop Van Genkstraat 6-8 staat, is niet bekend, ofschoon er verhalen de ronde doen over bebouwing die vanaf de late middeleeuwen is voortgezet.3 Hierbij valt ook de naam van een Huis Raevenstyn, dat er in de 17de en 18de eeuw zou hebben gestaan. Het bestaan ervan is echter niet bewezen. Wat we zeker weten, is dat hier omstreeks 1830 een theekoepel of tuinhuisje stond, te midden van moestuinen. Dit stukje Princenhage werd ook wel aangeduid als ‘de Tuintjes’.4 Het tegenwoordige huis geeft vooralsnog geen aanleiding om te veronderstellen dat we eigenlijk te maken hebben met een versteende hoeve, die in de loop der tijd buitenplaats is geworden.
1
www.watwaswaar.nl.
2
Correspondentie met drs. Erik Peters, senior archeoloog Bureau Cultureel Erfgoed, gemeente Breda, d.d. 14 maart 2012.
3
E.M. Dolné, Beschrijving van Mgr. Van Genkstraat 6-8, d.d. 31 maart 2010. Dolné is niet zeer uitvoerig in de bronvermelding. Navraag bij mogelijke betrokkenen en deskundigen, zowel binnen als buiten de gemeentelijke organisatie, alsmede eigen literatuuronderzoek hebben geen positieve resultaten opgeleverd. De heer Herman Dirven, die expliciet voor informatie bedankt wordt, is geruime tijd geleden overleden. Desgevraagd antwoordt diens collega, de heer Leenders, niets te weten van een Huis Raevenstyn, noch van de onderzoekingen door de Werkgroep Haagse Beemden die tot de reconstructie van de laatmiddeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis van perceel en bebouwing zouden hebben geleid.
4
G. Otten, De straten van Breda, Breda 1988, p.47.
28
In de Tweede Wereldoorlog werd het dorp door Breda geannexeerd. In 1972 kwam ten noorden van de oude kern een uitbreidingswijk tot stand. Men liet zich bij de aanleg weinig gelegen liggen aan historische begrenzingen, wegen en dergelijke. De huidige structuur doorsnijdt daarom grotendeels de historische. De kavel met Van Genkstraat 6-8 vormt één van de weinige overblijfselen.
Bouw- en gebruiksgeschiedenis Veronderstellingen over de ouderdom van bewoning en bebouwing op deze plek laten we voor wat zij zijn. Uitgegaan moet worden van wat de tegenwoordige bebouwing vertelt. Rond 1830 stond hier, zoals gezegd, een gebouw van geringe afmetingen. De kadastrale legger vermeldt Jan van Poppel, rentenier, als eigenaar van de theekoepel midden op de twee percelen. Dat dit gebouw bescheiden was, blijkt uit de contour op de kadastrale minuut maar ook uit de taxatie. De aanslag van ƒ 9,-- bedroeg minder dan de helft tot zelfs maar een kwart van de waarde van een gewoon huis met erf in de nabije omgeving.5 Het huis dat op enig moment daarna gebouwd werd, bestaat duidelijk uit twee delen. Eerst zou een diep huis met één bouwlaag en een zolder onder een zadeldak verrezen zijn. Later, vermoedelijk rond het midden van de eeuw, kwam hier aan de oostzijde een dwars tweelaags blok tegenaan. Dolné tekende op, naar mondelinge overlevering, dat dat blok in 1896 werd ontworpen en gebouwd door A.N. Sprangers.6 Het is merkwaardig dat het aangebouwde deel niet in de as van het reeds bestaande is neergezet, maar iets naar links. Van portaal tot kap ‘wreekt’ dat zich. Een ander probleem wordt gevormd door de architectonische vormgeving. Een aantal details, zoals het portaal met timpaan en de zesruitsvensters met brede middenstijl, zou een vroegere datering (derde kwart 19de eeuw) kunnen rechtvaardigen. Helaas is de oorspronkelijke kapconstructie van het oostelijke bouwdeel nog maar onlangs (ca. 2000) vervangen en kan deze niet dienen als referentiemiddel. Naarmate we dichter bij het heden komen, worden de gegevens talrijker en beter verifieerbaar. Na een periode van verval volgde tussen 1949 en 1953 renovatie. De schuur ten noorden van het huis werd gebouwd. Het grote huis werd in tweeën gedeeld. De scheiding kwam halverwege het middenhuis te liggen, maar boven op een andere plaats dan beneden. De splitsing tussen afzonderlijk te bewonen voor- en achterhuis kwam tot stand. Pas bij de volgende verbouwing werd de verdieping van het voorhuis (oostzijde) vergroot met een deel van de achterliggende zolder. De plannen voor die volgende verbouwingen werden gesmeed in 1975. Men beoogde opnieuw een stevige ingreep. De tekeningen die bewaard bleven, laten zien hoe zowel voor- als achter-
5
www.watwaswaar.nl.
6
E.M. Dolné, o.c. noot 3.
29
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
huis inwendig op de schop moest (zie de uitvouwbare tekening achterin dit rapport). Door wijzigingen in de indeling van de verdieping verschoof op die hoogte de woningscheiding. Het achterhuis kreeg boven een reeks kamertjes aan een gang. Ook de begane grond van het westelijke deel werd ingrijpend gewijzigd. Eén en ander zou gevolgen hebben voor venster- en deurpartijen in de gevels. Dat de tekeningen niet exact weergeven wat er werd gedaan, blijkt echter uit de analyse die ik maakte (afb. 33). De voorgenomen wijzigingen aan de oostzijde, dus Mgr. Van Genkstraat 6, bleven veel beperkter dan voorzien. In 1991 verrees tegen de linkerzijgevel, aan de zuidwestzijde van het huis, een serre. Hiervoor paste men ook de bestaande gevel aan. Een wezenlijk deel van de aankleding van de woningen – zoals het laminaat op de vloeren – kan toen ingebracht zijn. Maar die aankleding kan ook iets jonger zijn. In 2003 volgde namelijk een voorlopig laatste renovatie. Onder meer de kunststof vensters op de verdieping van de achtergevel werden aangebracht. De kap van het voorhuis is vernieuwd (niet zeker of dat in 2003 was, maar in elk geval kortgeleden) en ook de dakhuid werd gemoderniseerd: nu liggen er machinale pannen op het voorhuis.
30
Afb. 26: Het kadastraal minuutplan van omstreeks 1830 met omcirkeld de locatie van het tegenwoordige Mgr. Van Genkstraat 6-8 (watwaswaar.nl).
31
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 27: Combinatie van de kadastrale minuut van een luchtfoto uit 1944 (watwaswaar.nl, bewerking auteur). Deze afbeelding maakt inzichtelijk dat de theekoepel ter plaatse van het oostelijke deel van het huidige huis heeft gestaan. De Heilaarstraat had nog zijn oude tracé (vergelijk met de kaart op p. 4.
32
Afb. 28 en 29: Het huis anno 1936 (Stadsarchief Breda, opnamen door Brekelmans).
33
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 30 en 31 (uitsnede): Vogelvlucht uit het begin van de zestiger jaren.
34
Afb. 32: Luchtfoto van omstreeks 1962. Op deze en voorgaande foto’s is de situatie nog te zien met het grotendeels open landschap ten noorden van de oude kern. Rond 1972 zou dit voorgoed veranderen (Stadsarchief Breda / KLM Aerocarto).
35
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Afb. 33: In 1975 werd een verbouwing voorbereid. Wie zich verlaat op de bijbehorende tekeningen trekt ten dele foutieve conclusies over de nu aanwezige indeling. Op deze afbeelding geven de buitenste plattegronden de bestaande respectievelijk beoogde beganegrondindeling. Wat daadwerkelijk gerealiseerd is, c.q. wat verschilt tussen plannen en werkelijkheid, heb ik op de middelste tekening – een combinatie – aangegeven (Stadsarchief, bouwdossiers BWT).
36
3 Waardenstelling Inleiding Bij de waardenstelling zijn de uitgangspunten gevolgd van de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek, gepubliceerd in 2009. Deze zijn als download beschikbaar via de website van de Rijksgebouwendienst en via bouwhistorie.nl Hoge monumentwaarde wordt toegekend aan onderdelen die van cruciaal belang zijn voor de structuur en/of betekenis van het object of gebied. Elementen met positieve monumentwaarde zijn van belang voor de structuur en/of betekenis van het object of gebied. Een indifferente waarde hebben onderdelen die van gering belang zijn. In een enkel geval kan sprake zijn van een negatieve waarde. Deze wordt toegekend als een element duidelijk afbreuk doet aan het geheel en vervanging of verwijdering ervan zonder meer gerechtvaardigd zijn. Een waardenstelling is geen dictaat. Naarmate cultuurhistorische of monumentwaarden hoger zijn, zal men wel met kracht van argument – mede vanuit andere overwegingen – moeten verdedigen dat men ze wil aantasten.
Contextuele waarden Algemene historische waarden Voor zover bekend hebben zich op of om het perceel geen gebeurtenissen van betekenis voorgedaan: indifferente waarde. Stedenbouwkundige en ensemblewaarden Zoals uit de kadastrale minuut blijkt, staat op deze plaats sinds op zijn laatst het tweede kwart van de 19de eeuw bebouwing (zij het aanvankelijk bescheiden). Deze bevond zich van aanvang af wat afzijdig van de doorgaande weg, ten noorden van Princenhage. In de situatie die rond 1972 ontstaan is, zijn perceel en bebouwing in stedenbouwkundig opzicht toevalligerwijs uitzonderlijk gebleven. Deze ruimtelijke relatie met de omgeving kan positief gewaardeerd worden. Architectuurhistorische waarden De voorgevel, aan de Mgr. Van Genkstraat, bezit allure en kan positief gewaardeerd worden. De overige gevels zijn dermate aangetast dat enige waarde nog slechts plaatselijk aanwezig is. Aan een aantal relatief weinig geschonden vensters kan een positieve waarde worden toegekend. Hetzelfde geldt voor het ongeschonden deel van de blokbepleistering op de achtergevel. Deze elementen zijn typisch voor hun ontstaanstijd, maar niet uitzonderlijk.
37
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Bouwhistorische waarden In tegenstelling tot wat wel beweerd is, blijkt uit het materiaal niet dat de huidige bouwdelen een ononderbroken voortzetting zijn van de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis vanuit een versterkte, versteende hoeve tot een buitenhuis dat na verval werd getransformeerd tot een wat bescheidener landelijke woning. De bouwgeschiedenis tekent zich, in tegendeel, vrij helder af: een midden-19de-eeuws ‘diep’ huis is in de loop van de zelfde eeuw uitgebreid met een dwars bouwdeel. In een aantal 20ste-eeuwse fases zijn de indeling en een deel van de gevels gemoderniseerd. De bouwhistorische betekenis van het geheel is derhalve gering. Gebruikshistorische waarden In dit opzicht heeft het pand weinig tot geen betekenis.
Interne waarden Exterieur Bouwmassa De bouwmassa, waarin duidelijk de twee samenstellende delen herkenbaar zijn gebleven, heeft een positieve monumentwaarde. Hier is uiteraard het portaal tegen de voorgevel inbegrepen. De serre aan de linkerkant valt erbuiten. Gevels De voorgevel, aan de zijde van de Van Genkstraat, mag nog het meest aanspraak maken op een kwalificatie ‘monumentaal’. Zijn opzet en uitvoering zijn typisch – niet uitzonderlijk! – voor de ontstaanstijd, de tweede helft van de 19de eeuw. De architectuur suggereert dat het ontwerp van grofweg 1870 zou stammen. Voor een bouwwerk uit 1896 is het wat ouderwets. Dat de ontwerper aannemer was en geen architect, zou hiervoor een verklaring kunnen bieden. Het geheel is, tot en met de ramen, die tegenwoordig wel anders openen, vrij gaaf behouden: positieve tot hoge waarde. Helaas zijn de dakpannen vervangen: indifferente waarde.
Constructie Kelder De kelder moet tot de 19de-eeuwse opzet van het pand behoren en heeft daarmee een positieve monumentwaarde. Doordat een gewelf spoorloos is deze waarde echter aangetast. Draagconstructie Er zijn geen bijzondere balklagen waargenomen. Kapconstructie De kap van het voorhuis stamt van rond 2000 en heeft geen monumentale waarden. De kapconstructie van het achterhuis heeft nog de 19de-eeuwse spanten en ten minste een deel van de bijbehorende flieringen/gordingen. Deze constructie vertegenwoordigt geen uitzonderlijk type maar heeft vanwege de authenticiteit een positieve monumentwaarde.
Interieur Bij het voorhuis of het oostelijke bouwdeel geeft de indeling van zowel de begane grond als de verdieping te denken over de authenticiteit. Dat er van oudsher een structuur was met een centrale verkeersruimte (middengang) mag wel worden aangenomen, maar op beide bouwlagen wijzen discrepanties op latere veranderingen. Bij het achterhuis, of het westelijke bouwdeel, is het zonneklaar dat de indeling in 1975 geheel op de schop ging.
38
Begane grond Beneden in het voorhuis of oostelijke bouwdeel is het merkwaardig dat de gang achter de portaalaanbouw niet in de as staat (0.1). Is hier de rechterkamer misschien vergroot? De betegeling in het portaal voedt het vermoeden van een secundaire ingreep. Dat de trap vrijwel onmiddellijk op de binnendeuren aansluit geeft ook te denken – al zou men dit als boertig kunnen afdoen. De suite rechts in de plattegrond (0.3 en 0.4) kan de gemoderniseerde versie zijn van een oorspronkelijke situatie, maar dit is geenszins zeker. Tot kortgeleden een verbinding tussen linker voorvertrek (0.2) en keuken (0.5) gemaakt werd, was de voorkamer alleen via het gangetje aan de voorkant toegankelijk. Hier zijn bijna geen onderdelen behouden met enige monumentale waarde. Oude stookplaatsen, betimmeringen, vaste kasten, mogelijk bedsteden e.d. zijn verdwenen. Voor zover kon worden vastgesteld zijn er geen oude plafonds of vergelijkbare afwerkingen behouden. Overal zien we modern materiaal: indifferente waarde. Alleen de al dan niet verplaatste en van beplating voorziene binnendeuren met hun kozijnen hebben een positieve monumentwaarde. Bij het achterhuis of het westelijke bouwdeel is in 1975 grondig ingegrepen. De indeling is van T-vormig, met de verwijdering van de dwarsgang direct achter de gevel, veranderd in een driebeukige opzet. De ‘kamer’ en de keuken (0.14 resp. 0.11) bleven min of meer op hun plek en werden iets verhoogd, de trap verhuisde naar de middenbeuk. Net als met het oog op de indeling gelden voor de nu bestaande aankleding louter indifferente waarden. Ten overvloede wordt gesteld, dat de serre uit 1991 geen monumentale kwaliteiten heeft. Eerste verdieping Op de verdieping van het voorhuis of oostelijke bouwdeel blijkt dat er geknutseld is aan diverse binnendeurkozijnen. Verstekken passen niet goed (zie bijvoorbeeld 1.3) en geprofileerde 19de-eeuwse kozijnen zijn gecombineerd met veel vlakkere, ogenschijnlijk midden-20ste-eeuwse onderdelen. De meeste oudere paneeldeuren zijn aan één kant met een vlakke plaat afgetimmerd. Het hang- en sluitwerk geeft aan dat we de ingrepen in het derde kwart van de 20ste eeuw moeten plaatsen. De tekeningen uit 1975 spreken tegen dat de aanpassingen aan de deurpartijen en dus aan de indeling reeds begin jaren vijftig werden doorgevoerd. Misschien is één en ander in fasen gegaan. Voor het achterhuis of westelijk bouwdeel geldt hetzelfde als op de begane grond: de structuur is rond 1975 volledig aangepast. Als er al belangwekkende elementen waren in de voorafgaande, vrijwel niet ingedeelde situatie, zijn die in 1975 verdwenen. Hier heeft het gehele interieur weer een indifferente waarde. Zolders De zolders bevatten geen indeling noch een aankleding van waarde.
39
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
Waarderingsplattegronden
40
41
MGR. VAN GENKSTRAAT 6-8 | BREDA | BOUWHISTORISCHE OPNAME
4 Conclusies en advies Monseigneur Van Genkstraat 6-8 is in twee nieuwbouwfasen tot stand gekomen, tussen het tweede en het vierde kwart van de 19de eeuw. Van vermeende voorgangers van enig aanzien ontbreekt ieder concreet spoor; zo blijft een Huis Raevenstyn vooralsnog mythisch. Alleen van een theekoepel of tuinhuisje, bekend van de kadastrale minuut, is het bestaan omstreeks 1830 zeker. Het huis Mgr. Van Genkstraat 6-8 is sterk aangetast in de periodes 1949-1953, 1975 en 19902005. Aan de buitenzijde oogt het nog aardig intact, waarbij het oostelijke deel zelfs enige indruk maakt, maar kijkt men beter dan valt op dat aan gevels en daken veel gewijzigd is. Binnen is er vrijwel niets over van historische betekenis: er zijn geen bijzondere elementen als betimmeringen, plafonds en schouwen bewaard. Het keldergewelf is verdwenen, en daarmee vermoedelijk een opkamer. Bij het achterhuis is, met de tekeningen uit 1975 in de hand, meteen duidelijk dat van een oudere indeling niets resteert. In het voorhuis treft men nog laat-19de-eeuwse binnendeuren. Echter een deel hiervan is aantoonbaar verplaatst, kozijnen werden aangepast. De indeling van het voorhuis, die op het eerste gezicht historisch lijkt, wordt daarmee in zijn geheel ‘verdacht’. De verhouding van de portaalaanbouw en het achtergelegen gangetje wekt sterk de indruk dat een ingrijpende wijziging werd doorgevoerd. Dat gaat op voor de maatverhoudingen, want het gangetje is zeer krap bemeten, en voor de positionering: het gangetje ligt links van de middenas. De suggestie ontstaat dat men het gangetje versmalde om de voorkamer rechts groter te maken. Toch is in 1975 in het voorhuis minder gedaan dan op grond van de tekeningen verondersteld wordt. De ingrepen in de plattegronden zullen uit de vroege jaren vijftig stammen (helaas beschikken we uit 1953 alleen van een bouwplan dat de zuidgevel betreft). In 1991 is aan de zuidwestkant een serre uit kunststof en dubbel glas aangebouwd. Hoewel daartoe één van de oude vensters werd opgeofferd, vormt die nu onmodieuze aanbouw vanuit monumentenoptiek geen groot probleem, omdat de ingreep niet volledig onomkeerbaar is. Erger zijn de nog nieuwe kap van het voorhuis én de aantasting van de westelijke kopgevel. Vermoedelijk reeds rond 1975 werd de blokbepleistering op de achtergevel door dichtsmeren beschadigd, maar toen men in 2003 kunststof vensters op de verdieping plaatste, is de gevel in haast onaanvaardbare mate verminkt. Van beide daken zijn de oorspronkelijke pannen weg; zij werden in het jongste verleden door machinale pannen (beide varianten van Opnieuw Verbeterde) vervangen.
42
Stedenbouwhistorisch en ruimtelijk is het 'huis met erf', zeker sinds de aanleg van de wijk, de verdichting van de bebouwing en a-historische herverkaveling van rond 1972, van betekenis. Verder zijn van waarde: de bouwmassa; de gevels van het voorhuis, c.q. het oostelijke blok plus portaalaanbouw; het deel van de vensters dat oorspronkelijk is; de buitendeuren; een aantal binnendeuren; de 19de-eeuwse kap boven achterhuis en middenhuis, met A-spantjes uit licht gedimensioneerd en grofdradig naaldhout (‘waaibomenhout’). De kelder zou van meer betekenis zijn als de trap en het plafond niet waren verdwenen. Van de monumentale kwaliteiten die in maart 2010 werden ge(her)formuleerd blijken er bij nadere beschouwing veel niet aanwezig. De voorgeschiedenis, zoals in het document geschetst, is historisch/archivalisch niet aangetoond en blijkt op geen enkele wijze uit het onderzochte object. Esthetische waarde wordt niet verkregen door houten kozijnen en pannendaken an sich. Het argument van ‘totale uitvoering in stijl’ is niet valide. Gaan we op zoek naar authentieke elementen dan resteert zoals gezegd weinig meer dan een aantal zesruitsvensters, een handvol deurpartijen en een markant element zoals het portaal tegen de westgevel. Het architectuurhistorische belang van het huis is gering. Mgr. Van Genkstraat 6-8 is wel een typisch voorbeeld voor zijn ontstaanstijd, maar niet uitzonderlijk en zeker niet van bovenlokale betekenis. Aanwijzing als gemeentelijk monument is op grond van deze onderzoeksresultaten niet gerechtvaardigd. Het aantal monumentale aspecten en onderdelen blijkt bij nadere beschouwing zeer klein – en binnen het totaal zelfs van ondergeschikt belang. De verbouwingen in de laatste halve eeuw, en niet in de laatste plaats de renovaties sinds 1991, hebben tot onomkeerbare verminkingen geleid. Wat van de 19de-eeuwse gebouwen resteert, is onvoldoende om over te gaan tot actieve bescherming; ten onrechte zou de indruk gewekt worden dat behalve de bouwmassa en de ligging nog aanzienlijk meer van betekenis behouden bleef.
43
De bouwtekening bij het plan uit 1975 door architect H.P.J. van den Ven te Breda (Stadsarchief). Wat hiervan wel en niet gerealiseerd is, is aangegeven op afb. 33.