Bijlage interview meisje Wat moet er aan de leerlingen gezegd worden voor het interview begint:
Ik ben een student van de Universiteit van Gent.
Ik wil met jou praten over schrijven en taken waarbij je moet schrijven in de klas.
Er zijn geen juiste/goede of foute/slechte antwoorden op de vragen.
Wij leggen jouw verhaal voor aan de leerkracht.
Als er dingen zijn waarvan je niet wil dat de leerkracht ziet dan mag je dat zeggen en dan zeggen wij dat niet door.
Je bent niet verplicht om te antwoorden, als je wil stoppen met het interview mag dat altijd en je hoeft niet te zeggen waarom.
Vragen: Kan je mij vertellen wat je gisteren allemaal geschreven hebt toen je thuis kwam van school? Heb je dan nog iets geschreven? Euhm, eigenlijk niets. We hadden eigenlijk de opdracht gekregen waar dat opstaat op school dus de juf was twee dagen ziek en die heeft in ons schrift geschreven wat we moeten doen op school. Dan kunnen we niet nietsen of zo want dan doen we wat ze vraagt. Heb je niet iets anders geschreven? Bijvoorbeeld een brief aan een vriendin of een boodschappenlijstje? Ja, ik schrijf veel boodschappenlijstje voor mijn mama of andere dingen of een tekening en ik schrijf daarbij dingen. Dat was allemaal na school hé? Ja. Eum, als je denkt aan wat je op school geschreven hebt? Weet je dat nog? Misschien kan je de brief van de juf er eens bijnemen en kunnen we daar eens op kijken. Gisteren hebben we gelezen. En heb je oefeningen geschreven of? Nee. Als we denken aan thuis. Zij er zaken die je heel veel schrijft? Als we huiswerk hebben van wiskunde, Frans of taal of spelling dan schrijf ik veel. Wat is het moeilijkste dat je thuis schrijft? Frans, want dat is nog nieuw. Wie helpt je thuis als je het moeilijk hebt? Mama, maar als mama geen tijd heeft dan helpt papa mij bij het schrijven. Hoe doe je dat dan zelf als je een moeilijke tekst hebt? Zoek je het dan op of denk je langer na?
Als je bijvoorbeeld iets niet snapt. Als het moeilijke zin is dan probeer ik die een aantal keer na elkaar te schrijven tot ik het onder de knie heb. Jullie juf is momenteel ziek, maar denk eens aan de tijd voor de juf ziek was. Wat schreef je dan voor Nederlands? We hebben al eens een dictee gedaan, eum, we schrijven ook soms woordjes en dan schrijven we die woordjes in stukken. Ja, zo van die dingen. Schrijf je nooit teksten in de les? Jawel, ook soms alsof je een brief schrijft en we schrijven ook soms gewoon teksten over een onderwerp. Als je een tekst schrijft of een brief, hoe lang doe je dan over de tekst? Je mag gokken hoor. Misschien 15 minuutjes of soms 10 minuutjes Zijn er nog andere vakken zoals WO of Frans waarbij je grote teksten moeten schrijven? Daarmee bedoelen we meer dan 5 zinnen. Niet echt nee. Jullie hebben geen werkstukken? Jawel, maar we schrijven nooit veel zinnen. Ik kan wel eens kijken in mijn mappen. Dit hebben we bijvoorbeeld als geschreven. Ja, maar dit is voor Nederlands hé. Ik bedoel voor WO. Dit hebben we bijvoorbeeld ook geschreven en dit. Dit zijn eerder de korte dingen. En deze dingen, maar in het vorige boek hebben we meerdere zinnen geschreven. Denk eens aan het vorige boek. Denk eens aan de grotere blokjes tekst die je hebt geschreven. Hoeveel tijd heb je daar aan besteed? Zeker 10 minuutjes. Denk nu eens aan de teksten van taal die je hebt geschreven. Denk eens aan de laatste tekst die je hebt geschreven. We zijn echt op zoek naar een iets langere tekst. (kijkt in het boek). Zo’n tekst zoals hier bedoel ik. Denk daar eens aan. We zullen anders eens kijken in je spellingboek. We zullen deze eens nemen. Hoe ging het om deze tekst e schrijven? Het ging goed. Ik schrijf gewoon, maar soms moet ik eens nadenken of het een d of een t is. Let je daar dan vooral op of let je ook op de inhoud? Ik let daar ook op. Ik let vooral op de apen en kattenuitspraken omdat ik daar nog veel foutjes tegen maak. Wat houden die uitspraken precies in? Woorden met een kattenstukje of een apenstukje zoals deze hier. Aja, woorden waar je twee letters hebt. Dus je vindt vooral deze afspraken moelijk bij de tekst? Ja, soms vergeet ik deze bij een bruggetje of bij andere dingen.
Wat vond je makkelijk aan deze tekst? Dingen die ik kan schrijven. Zoals? Hoofdletters vind ik makkelijk. Vind je de beweging met je hand gemakkelijk want je schrijft wel heel erg mooi hé? Ja. Heb je iets geleerd bij het schrijven van deze tekst? Dingen die je hebt bijgeleerd die je nog niet wist. Eum, ja. We schrijven een tekst en we kijken dan in ons taal – en leesboek en kunnen we onze fouten bekijken en zo leer je ook wat je fout doet en kunnen we leren uit onze fouten. En bij deze tekst. Je kan er ook niets uit geleerd hebben. Wat heb je exact geleerd uit deze tekst? Ja van sommige woorden dacht ik deze moeten aan elkaar terwijl ik dacht dat ze van elkaar moesten. En vind je dit interessant om te leren? Ja, want dan maak je die fouten ook niet meer. Werd je geholpen bij deze tekst? Door je buurman bijvoorbeeld. Nee, dit moeten we helemaal alleen doen. Zou je het leuk vinden dat je buurman je bijvoorbeeld helpt. Zou je dan minder fouten maken? Misschien zou ik dan minder fouten gemaakt hebben. Ik weet het eigenlijk niet. Wat was de precieze opdracht bij deze tekst? Wat vertelde de juf dat je moest doen? Het was eigenlijk een luisterdictee. Je moet goed luisteren en dan zegt ze bijvoorbeeld “de wielrenners reden aan volle vaart”. Dat is dan de hoofdvraag en je moet dan heel goed luisteren en dan zegt de juf dat ze de zin helemaal zal zeggen en daarna in stukjes. “De wielrenners”, “reden” en dan moet je de stukjes noteren en op het einde zegt ze dat ze het zal overlopen zodat jullie de foutjes zien en kunnen verbeteren. Dat was eigenlijk zo’n opdracht. En heb je hulp gekregen van de juffrouw als bijvoorbeeld je vinger opsteekt en zegt dat je het stukje niet hebt begrepen of het ging even te snel? Ja, dan moet je gewoon je hand opsteken en zegt ze als ik te snel ga dan ga ik even zachter en zal ik het eens herhalen en dan zegt ze de zin nog eens opnieuw. Dit doet ze dan met de hele klas en het is niet zo dat de juf de zin nog eens in je oor fluistert? Eum, nee. Als je het niet hebt dan herhaalt ze het gewoon nog eens voor de hele klas. Stel dat je juffrouw wordt en je hebt hetzelfde boek en je moet dit geven aan je eigen leerlingen. Wat zou je doen om de opdracht leuker te maken en je meer kan leren? Misschien moeilijkere woordjes uitleggen en zeggen wat het betekende en op het einde het verhaal eens uitleggen.
Vond je het een leuk verhaal? Ja. Dus je zou dezelfde tekst gebruiken Ja. Zijn er dingen waarvan je zegt ik zou dat wel willen leren of dit leren zodat ik betere teksten kan schrijven. Bijvoorbeeld wanneer je zelf een tekst mag schrijven. Ja, vooral de dingen die ik niet kan. Bijvoorbeeld apen – en kattenuitspraken waar ik veel fouten tegen maak. Of woordjes leren splitsen. Zou je graag nieuwe regeltjes daarrond leren zodat je weet hoe alle woorden zijn geschreven? Apart of aan elkaar. Ja, dan zou de juf of ja ik zou het wel heel graag goed willen kunnen. En kan je een tekst uit een ander vak eens tonen of heeft de juf jouw boeken mee? Hoe bedoel je welk boek? Ik bedoel je boek van WO. Want je hebt nu een heel nieuw boek en je hebt daar geen teksten in geschreven. Heb je nog geen spreekbeurt of een werkstuk geschreven? Jawel. We hebben een spreekbeurt gegeven en een boekbespreking. Zullen we deze eens bekijken? Ja. Heb je geen tekst in je kast liggen die je zelf hebt geschreven? Of is dit allemaal van de juf? Dit is allemaal van de juf, maar we hebben wel een boekbespreking zelf moeten schrijven. De juf heeft die. Weet je nog waarover je hebt geschreven? Ja, dat weet ik nog. Zullen we het dan zo proberen? Je hebt waarschijnlijk een goed geheugen? Oké. Wat heb je allemaal geschreven in die boekbespreking? Eum, we moesten schrijven wie het hoofdpersonage was een een collage maken over het boek. We moesten ook het uiterlijk van het hoofdpersonage beschrijven. Hoe ziet de personage er eigenlijk uit. De collage was met fotootjes en niet met woorden? Ja. We moesten ook de uitgeverij en het jaartal enzo opschrijven. We schreven ook een beetje over de auteur en waarover het boek ging zo van die dingen en dat waren wel lange teksten. Hoe was het om die tekst te schrijven? Dat ging wel goed, maar ik herbekeek de tekst veel om te kijken of ik geen schrijffouten had geschreven?
Hoe herbekeek je die tekst dan? Gewoon eens de tekst herlezen en dan vond ik nog fouten en verbeterde ik de fouten. Soms dingen die niet duidelijk waren en dan keek ik nog eens in het boek. Wat vond je moeilijk? Om te schrijven wat het hoofdpersonage was, want toen dacht ik van ziet dat er zo uit of ziet dat er zo uit en dan moest ik nog eens kijken in het boek en herlas ik nog sommige stukken. Wat vond je het makkelijkst? Eum, de collage maken was makkelijke en dat was ook leuk. En van alles behalve de collage? Eum, gewoon schrijven hoe de hoofdpersonage heet. Haha, da’s wel makkelijk. Mocht je voor deze tekst samenwerken? Nee, want iedereen had een ander boek dus konden we niet samenwerken. Ook niet als je vroeg aan de juf of je hetzelfde boek mocht lezen en dan samenwerken? We hebben dit eigenlijk niet gevraagd dus misschien mocht het wel, maar dit weten we niet. Niemand heeft het echt gevraagd. We hebben ook een website gemaakt waar je uw boekbespreking kon opplaatsen. Da’s leuk hé. Heb je hulp gekregen van de juffrouw? We deden het vooral alleen, maar je mocht wel vragen is het boek goed en zo van die dingen. We doen nog eens alsof jij de juf bent. Wat zou jij anders doen om de opdracht leuker te maken? We denken dan vooral aan hetgeen je moest schrijven. Ik weet het eigenlijk niet. Nee? Oké en zijn er hier dingen waarbij je denkt dit had ik wel graag geleerd tijdens de taalles zodat ik mijn boekbespreking beter kon maken? Niet echt nee. Oké, dat was het. Heel hard bedankt. Het is graag gedaan.