ONDERZOEK NAAR
DE GEZONDHEIDSTOESTAND VAN
VlSSEN
BESTEMD VOOR UITZETTING
C , Belpaire en
D. De Charleroy
December 1985
Laboratorium voor Ekotagie en Faunabeheer Zoiilogisch lnstituut
Naamsestraat 59 LEUVEN
5-3000
Zeer regelmat i g wnrdt door de Administrat i e voar Ruimtelijke Ordening en Leefrnilieu
(Visserijdienst 1 het visbestand i n enze waterlopen aangevuld.
Het uitzetten van deze v i s gebeurde tot no& t o e zonder grondige voorafgaande kontrale op eventuele ziekten. Naas aanleiding van een kontaktnamiddag, tvsaen de Visserijdienst van A.R.O.L. en her Laboratorium voor Ekologie en Faunabeheer van de K.U,Leuven, ander *' l e i d i n g van Prof.Dr. F. Ollevier, werd het voorstel gedaan om b i j enkele uitzettingen een onderzoek te doen naar de geznndheidstaestand van deze
vissen, Driemaal werd ex een staal genomen,
De dieren werden Ee Lettven onderzocht.
Onderzoek staal I
Wet eerste staaL bestand u i t Evee baarzen {Perca fluviatilis), drie brasems Cdbsamis brama) en vi jf blaakvoorns {Rutilus rut i l u s )
.
Na een onderzoek van huid en vinnen, van de dam en van de kieuwen, kan men besluiten dat deze visssn v r i j gezand waren op k&n uitzondering na.
E&n van de voorns fungeerde a l s tussengastheer van cen l i n t m r m , aamelijk L i e l a intestinalis (Soto 3 en 4). Deze platworm bevindt zich h i e s in het
plerocercoid stadium, d i t is het derde en voorlaatste stadium in de levenscyclus van deze warm.
Wanneer d e vis door een watervagel w r d t opgegeten,
ontwikkelt de parasiet z i c h in de darm van de vogel tot een volwassen in&vidu.
Pan begint h i j eieren te leggen d i e overal verspreid worden.
we d i e u i t zulk een e i t j e komt noemt men
coracidium larve.
De lsr-
Deze mrdt
doar Diaptomus, een cyclops-achtig planktonisch kreeftje opgegeten en bereikr hier h e t procercoid stadium.
Diaptomus d i e n t dan weer als voedsel
voor de v i s en za wordr deze besmet.
De lintwarm b ~ v i n d tz i r h in de lichaamsholte van d e vis. l i j k een lengte van 20
B 30 cm berefken.
H i j kan gemakke-
Een apgezwollen buik is vaak een
aanduiding voor het feit dat de vis drager is van zo'n lintworn. van
De mate
zwelling is afhankelijk van de grootte en van her aantal women d i e
zich in de buikholtc bewinden. nen gaan
staan, dat h i j
De buik van de vis kan hierdoor
openbarst.
women v r i j in het water.
gcspan-
H i e r b i j sterft de v i s a£ en kamen de
Z i j kunnen dan nog een c i e n t a l dagen
blijven en gedusende deze periode eventueel door worden.
za
in leven
een warervogel apgegeten
Ligula i n t e s t i n a l i s oef ent oak een inhiberende invloed u i t op de ontwikkeling van de gonaden van de v i s .
Hen weet nog n i e t precies hoe d i t gebeure.
Waarschijnli jk is deze regeling hormonaal. Onderzoek staal 2 Her tweede s t a a l bestond w i t 30 palingen (dnguilla anguilla) . B i j het nemen van het staal werd we1 enigsz i n s uitgekeken naar zieke diesen
Dit verklaart wellicht ook h e t f a i t dat b i j aankomst op het laboratorium 4 palingen gestarwen waren. Er werden dus in de daaropvolgende dagen 26 dieren ondersocht.
Het anderzoek bestond in grote lijnen n i t
twee dclen.
Enerzijds wrd de
algemene toestand nagegaan van dt paLingen aan de hand van de konditiefek-
tor.
Anderzijds werd een grondig onderzoek uitgevoexd naar eventuele bak-
teriEle of parasitaire besmes tingen.
Om een i d e e te krijgen van de algemene konditie van de p a p u l a t i e werd aaa de hand van lengte en gewicht gegevens van palingen u i t een representatief staal van die populatie, de gemiddelda konditiefaktor berekend.
De verge-
met w = gewicht van de v i s en L z i j n l e n g t e geeft ons d e konditiefaksar van (Tabellen 2 & 3 ) F u l t o n (K). Za'n konditiefaktor zegt uiteraard op zichzelf nog n i e t s .
We moeten name-
l i j k een vergelijkingspunt hebben, waaraan we onze resultaten kunnen toeesen. A l s referentie hebben we dus een palingpapulatie nodig, d i e in gewicht ver-
gehijkbaar is met de te dnderzoeken populatie.
Bovendien met deze referen-
r iepopu l a t ie gezond z i jn Wiervbor werd een staal van 29 palingen genamen, die in het koelwatez van de kerncentrale van Doe1 w h d e n opgekveekt.
De gemiddelde konditiefaktor van staal 2 bedroeg 0,152.
De gemiddelde
konditiefaktor van het referentiestaal bedroeg 0,185. Ststistisch kan door een variantie-enalyse worden aangetoond dat dit verschil de algemene konditie van s t a a l 2 is niet bijzonder
zeker significant is, m.a.w. gded. (Tabel 3)
Tijdens het preliminaire onderzoek naar de algemene konditie van de v i s
werd in de eerste pLaats aandachr geschanken aan de aanwezigheid van even-
tuele uiterlijke kernexken wijzend op een bakterizle infektie.
B i j paling
u i t zich een vergevorderd stadium van b a k t e r i g l e infektie voornamelijk in de
aanwezigheid van rood aanlopende onpare vinnen. dofg r i j s t a t rood geklenrd zii n .
Ook de borstvinnen kunnen
Verder z i j n bloeder ige vlekken (vooral
op de buikzijde en sreaststrcek) en soms zelfs open ulceraties in de huid
duidelijke tekenen van bakterigle aantasting.
Dissectie toont in deze gevallen ook bloeduitstortingen in lever en spierwee£ se 1.
BakteriEle ziekten kunnen in zeer korte t i j d enorme schade aanrichren in een paling bestand. Behandeling m e t a n t i b i a t i c a is v r i j effekeief. Recent
is men er echter in geslaagd om jonge pootalen prevenrief tegen welbepaalde bakterigle pathagenen.
t e immuniseren
Dergelijke vaccinatie procedures
z i j n heel eenvoudig u i t t e voeren (door onderdompeling van de jonge patingen
in
eea oplossing van het vaccin gedurende enkele minuten) en kunnen
in
sommige gevallen resulteren in een mortaliteitsvermindering van 90% (in experiment en op kwekerijen)
.
Na een algemeen onderzoek op de palingen van het tweede staal 130.10.'85) bleken 4 3 Z (13 op 30) van de palingen ernstig bakterieel besmet Zelfs
.
rekening houdend met h c t f e i t dat wc b i j deze eerste staalname opzettelijk enkele vrij z i e k e dieren rer anderzaek meegenomen hadden, b l i j f t d i t percentage
zeer hoog en er mag ook geen optimaal rendement van dergelijke u i t z e t -
ting verwacht mrden.
Geinfekteerde dieren sterven meestal na zeer korte
t i j d , z i j vormen daarenboven cen kontinue bron van i n f e k t i e voor de sesee-
rende gezonde paling. Op hec laboratarium werden de aanwezige bakteriestarrrmen verder afgezonderd
De resultaten z i j n weergegeven in bijlage 1. Naast verschillende soorten d i e u i t h e t uitwendige milieu van de v i s gefsoleerd
en geidentificecrd.
wrden (i.c. kieuwen, h i d , vinnen en staart], is voaral de identificatie
van Vibrio anguillarurn u i t de lever belangrijk, die naar a l l e uaarschijn-
lijkheid, in d i t geval hetvoernaamste ziakte-agens is.
B i j 2 van de 26 palingen werd saprolegniose waargenomen.
Deze riekte mrdt
veroorzaakt door een schimmel beharende t a t het genus Saprolegnia.
Deze
w i t t e vlakkige schimel t a s t uitsluitend zwaWce en beschadigde dieren aan.
Het is een typische wondparasiec d i e doorgaans alleen als sekundaixe infekt i e optreedr, na een beschadiging van de slijmhuid van de v i s .
Deze bescha-
diging kan verschillende oorzaken hebben : bakterigle infektie lulceraties op de huid), bijtvanden fagressie tussen soostgenoten, predatiedruk,
...1,
invloed van polluenten of veminderde waserkwalireit, manipulaties door
hengelaar, viskweker o f ttansporteur (afvissetl, sortexen, bewaxen, transporteren), @.a,
B i j elk van deze gevallen bestaat een grote kans dat, als
gevolg van rneehanische beschadiging van de slijmhuid, p l a a t s e l i j k schimmel-
i n f e k t i e zal optreden.
De schinnnel kan dan graeien en het ganse lichaam
overwaekeren.
Uitzetten van slecht behandelde v i s s e n kan
dan oak l e i d e n tot massaal
af sterven t e uij t e n aan saprolegniose.
Pierlijke parasieten a.
Kieuwparasieten B i j twee palingen werden de kieuwen anderzocht.
Een van beide bleek
drager te z i j n van Trichodina sp.
Dit i s e e n c i l i a a r Itrilhaardiertje).
is e e n 6 6 n c e l l i g e p a r a s i e t d i e door de vele haakjes op z i j n oppervlak schade toebrengs aan kieuwen en soms aok aan de huid.
Her
Ernstige besrnetting,kan tot de dood leiden,
maar d i t komt slechts voor b i j erg verzwakte dieren.
b. Darmparasieten In d e d a m van de palingen van staal 2 werden verschillende soorten
trematoden of zuigwormen gevonden (Foto 6 t / m 10).
Trematoda z i j n platwormen d i e uirgeruse z i j n met zuignappen of haken om z i c h vast te heuden aan Be gasr'heer, In het spijsverterlngskanaal z i j n d i r a l t i j d zuignappen. Tremataden worden onderverdeeld in Monogenea en Digenea op basis van
hun voortplantingscyclus. De Digenea onderscheiden zich van de MDTlogenea door het vaorkomen van een generat iewisseling (+ gastheerwisseling) I'
B i j palingen van staal 2 werden in de $arm b i j 14 van de 26 onderzachtc
dieren Digenea gevonden. darqarasicten.
D i t betekent dat 53,8 % besmet wae met dese
De warmen z i j n tweeslaehtig en eierleggend. De larvea
d i e u i r de e i t j c s ontluiken ondergaan verschillende stadia alvorens de
volwassen v o m t e bereiken.
De volwassen vormen voeden z i c h naargelang de soort met bloed of d a m weefsel van de gastheer. D i t heeft uiteraard een nadelige invloed op de vis.
Sekundair kunnen bakterigle i n f e k t i e s optreden via de aange-
brachte zuigwwnden,
Onderzoek staal 3 Bet derde s t a a l bestond u i t 32 palingen.
op het labaratarium.
3 waren gestorven b i j aankomst
29 palingen werden aan een onderzoek ondemrpen.
Na meeingen van lengte en gewicht van de palingen (tabel 2) bekwam men een gemiddelde kondit ief aktor van 0,138. D i t betekent dat d e algemene konditie van deze palingen gemiddeld m g iets
lager ligt dan b i j de palingen van staal 2.
Rierdoor l i g t z i j ook een scuk
lager dan de referentiepopulatie u i t Dael. Het is opmerkelijk dat de gemiddelde konditiefaktoren van sraal 2 en 3 sig-
nificant versehillen (respektievelijk (0,152 en 0,138; zie ook tabel 3).
Waarschijnlijk betreft het h i e r dus stalcn u i t verschillende natuurlijke populaties.
Dit verschil kan echter ook andere ooreaken hebben;
20
is h e t
bijvoorbeeld mogelijk dat stalen 2 en 3 w e 1 u i t dezelfde natuurlijke popu-
l a r i e afkomsrig z i j n , maar dat de palingen van staal 3 een langere t i j d in bewaring werden gehauden, zodat ook hun konditie verzwakte.
Van de 29 palingen van sraal 3 waxeh er I 0 (= 34 X ) makroskopisch d u i d c l i j k bakterieel besmet.
Verder bakteriologisch onderroek op 2 palingen toonde
aan dat in deze gevallen voosal Aeromonas en Pseudomonas soorten de voornaamste ziekteverwekkers waren.
Oak in s t a a l 3 werd Sapsalegnia aangetroffen, schinnnel op de kop of op de huid 120,7 2 ) .
6 van de 29 palingen vertoonden
De schimel werd praktisch a l t i j d
teruggevctnthn op wanden. Een voorzichtige behandeling van de vissen t i j d e n s het afvissen, sorteren,
bewaren en transporteren {eventueel preventief enkele baden met malachietgroen} z a l naar onze mening h e t percentage b e s c h h e l d e vissea sterk doen teruglopen.
D i e t l i jke paraaieren a. Kieuwparasieten Van 3 palingen wcrden de kieuwen onderzocht.
Op de kieuwen van 1 p a l i n g
werd een Trematode (zuigworm) gevonden, dismaal b e h ~ r e n d etat de gracp van
Monagenea (6th zuignap), meer bepaald t o t h e t geslaeht Dactylogyrus.
Deze
mrm heeft een vierslippig vooreind en vier goed t e onderscheiden zwarte stippen, de oogvlekken.
W i j is eierleggend.
De warmen infecteren vrijwel uitsluitend de kieuwen, waar z i j ernstige schade kunnen toebrengen.
Dit kan b i j vissen adrrmhalingsproblemen veroorzaken en in somige gevallan (voaral b i j jonge dieren) t o t de dood leiden.
b. Darmparasieten B i j 7 van de 29 palingen werden dezelfde soorten Trernatoda Digenea als in staal 2 teruggevonden i24,t
21-
B i j 2 van de 29 palingen werd in de darm telkens &kn l i n t w o r n gevonden
(Foto 5 ) .
Deze Cestoden of
10 mm lang.
Ze
behoren t o t
Iintwcrmen z i j n wit, angeveer 0,5 m breed en het geslacht Proteocephalus. Men herkent ze
gemakkelijk aan de apikale zuignappen. l n d i e n ze t a l r i j k in de darm aanwezig z i j n , leidt d i t tot verzwakking van d e gasthecr.
A l s tussengastheer gebruiken zij copepoden van het geslacht Cyclops.
c
. Sposozoa (sporediert
jes)
Twee van de 29 palingen werden geparasiteerd door eencelligen d i e
t o t de
orde van de Myxosporidia behoren.
In de vinnen van &&TI paling vond men ongevees 20Q cysten van hes geslacht mabolus.
Deze cysten z i j n zichtbaar a l e witte b o l l e t j e s m e t eea dborsnede van 2 0 , 5 mm. Z i j z i j n gevuld met unipwlaire sporen. Wanneer de sporen r i j p z i j n , barsten de cysten open.
d . Parasieten in de zwemblaas
B i j kkn p a l i n g werden in de zwemblaas dorakere nematoden of spoelwannen ge-
Hoewel deze slechts b i j CCn exemplaar voorkwamen, is dit de belang-
vonden.
r i j k s t e vondst u i t de verschillende stalen. B e t betreft h i e s wormen van her geslachr Anguillicola (Foto 1 f , 1 2 en 13).
nit rijn
pasasitaire Mmen d i e tat nu t o e enkel in de zwemblaas van palingen
waargenomen z i j n .
B i j een ernseige i n f e k t i e krijgen we een volladige groeistap van de
heer.
vis.
Bun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit bloed van de East-
De volwassen warmen z i j n 68nslachtig en vivipaar, rn.a.w.
de larven
worden Zevend geboren.
Tot voor enkele jaren kwam deze parasiet enkel vaor ia AziC en AustraliE. In West-Europa kwam h i j n i e t voor. De laatste maanden is in Italiaanse labcratoria gebleken b i j onderzoek van palingen d i e i n f t a l i E ingevoerd werden, dat een d e e l van deze palingen besmet was met Anguillicala.
Vo1-
gens hen waren deze p a l i n g e n afkomstig u i t BelgiE of Nedesland. Qp de EIFAC bijeenkonst (European Inland Fishery Advisory Commission
Perpignan 16-20 september 1985) werd d i t probleem aangehaald.
FAO-
Onderzoek
naar deze zeer besmettelijke en gevaarlijke parasiet moest worden aangespoord.
Er was zelfs sprake van strengere grenskentroles.
In het Laboratorium voor Ekalogie en Faunabeheer wardt nagegaan in hoeverre
A n g u i l l i e o l a verspreid is binnen het Belgische palingbestand. Tat nu toe hadden we nog geen Anguillicola's gevanden. Vennits nu b l i j k t dat Anguillicola toch aanwezig is, hoewel in een zeer k l e i n percentage, z a l verder onderzoek zeker noadzakelijk z i j n .
Indien b l i j k t dat van de
ingevoerde paling u i t Nederland een v r i j groot percentage besmet is, z a l z i c h de vraag zeker s t e l l e n of deze invoer nag we1 veranrvocrd is. Emguillicola's
planten zich namelijk s n e l voart.
In de zventblaas van de besmette
paling werden 18 volwassen wormen gevonden ( t o t 2 cm lang).
Deze zaten in
een slijrncrige massa die heel de zwemblaas opvulde en waarin zich honderd-
duizenden larven bevonden (foto 1 4 ) .
Grobbendonk
TABEL 2 INDIVIDUELE GEWICHm,LENGTEN,KONDITIEFAK.TOM VAN DIE PALINGEN
GEMIDDEZDE GEWICETEN, LENGTEH EB RONDITIEFAKTOREN VAN STAAL 2,3 EN HET
REFERENTIESTAAL OIT DOEZ
S t a t i s t ische verwerking
Eenvarianrieanalyse werd uitgevoerd an na t e gaan of er een signifikant verschiX merkbaar was tussen de konditiefakraren van de verschillende stalen. Er werd m.a.w.
uitgemaakt hoe groot of hoe klein de probabiliteit is, dat de
verschillende stalen palingen bevatten die eenzelfde konditie hadden. P
Verge lijking tussen
F-waarde
Probabil i t e i t
Staal 2 en staal 3
7,80
?/I39
Staal 2 en staal Doel
34,83
I/IQ.OOO
Staal 3 en staal Doel
122,94
<
1SiO.000
Foto 7 : Cysten van Blyxobolus s p . uit de vinnen van paling. (Vergroting: x 3 2 )
Foto 2 s Deze c y s t e n z i j n gevuld met miljoenen sporen. [Vergroting: x 160)
F o t a 3 : Ligula intestinalis in de lichaamsholte van Kutilus rutilus.
Foto 4 : Ligula intestinalis uitgeprepareerd.
F a t o 5 : Proteocephalus s p . uit de darm van p a l i n g . Bernerk de vier zvignappen op
Foto 6 : Een Trematode v a s t g e h e c h t in de darmwand. (Vergrotkng: x 32)
F o t o 7 : Dezelfde Trematode uitgeprepareerd [ V e r g r o t i n g : x 32)
.
Foto 8 : Een Trematode vastgehecht in de darmwand. (Vergroting: x 323
Foto 9 : DezeXfde Trematode uitgeprepareerd. (Vergrocing: x 3 2 )
I
'.,
Foto 10 : Een z i c h t op de. eitjes binnenin h e t IichapC van de zuigworm. (Vesgroting: x 160)
Foto I t : Een p a l i n g waarbij d e zwemblaas g e f n f e k t e e r d is met Anauillicola s p .
Foto 1 2 r De u i t g e p r e p a r e e r d e volwassen wormen.
Foto 13 : Een volwassen Anguillicola specimen. (Vergroting: x 6 , J )
Foto 1 4 : Larven van
: AROL StaaL 2
Oorsprong staal
Paling
:
-- rode vlekken ap de buikzfjde rode staart- en borstwinnen - onderkaak
Staa lname
:
- huidstrijkje ter h -
:
w e van de vlekken en de
staart
stukje borstvin
- stukje Identifikatie
raodpaars
lever
- Citrobacter freundii - Aeromnas sabria
- Alcaligenes faeealls - Pseudomanas fluareseens - Acinetobaeter calcoacetius var- a n i t r a t u s - Vibrio anquillarum
: AROL StaaL 2 Pa 1ing
Oarsprong staal
Ref. 851104/1 Uitzieht
:
- rode rand
Staalname
:
- lever
Identifikatie
:
- Aexomonas
aan de vinnen
sobria
Oorsprong staal
:
MOL Staal 3
Paling R e f . 851203$1
Uitzieht
:
- rode staastvin
Staalnm
:
-
stukje huid
Oorsprong staal
Staal 3 Paling
: AROL
R e f . 851 203/1
Ditzicht
:
-
rode staaxtvin
staa lname
:
-
stukje huid
Identifikatie
:
- Aeromanas sobrla