Besmet wasgoed en andere arborisico’s in de wasserijbranche Resultaten van een inspectieproject in wasserijen (A756)
Arbeidsinspectie, Den Haag Inspectieonderwerpen
AI Bedrijfstakdirectie Landelijk projectleider Landelijk projectsecretaris Looptijd project Projectnummer Correspondentieadres
Biologische agentia en cytostatica Machineveiligheid Fysieke belasting Geluid Commerciële dienstverlening Anja van Vlerken
[email protected] Annet Geurts
[email protected] 1 april t/m 1 juli 2006 A756 Arbeidsinspectie T.n.v. J.M.M. Geurts Postbus 9018 6800 DX Arnhem
2
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD
2
1. SAMENVATTING
3
2. AANLEIDING EN DOEL
4
2.1 AANLEIDING 2.1.1 risico’s 2.1.2 Arboconvenant 2.2 DOELSTELLINGEN 3. OPZET EN OMVANG INSPECTIEPROJECT 3.1 OMVANG EN SELECTIE DOELGROEP EN TYPE WASSERIJEN 3.2 GROOTTEKLASSE 3.3 GENERALISEERBAARHEID 3.4 TOELEVERANCIERS: VAN WIE ONTVANGEN DE WASSERIJEN WASGOED? 3.5 AANGESLOTEN BIJ BRANCHEORGANISATIE 4. RESULTATEN INSPECTIES EN MONITOR 4.1 ALGEMEEN BEELD VAN DE BRANCHE 4.2 DE AANGETROFFEN RISICO’S 4.2.1 Machineveiligheid 4.3.2 Geluid 4.3.3 fysieke belasting 4.3.4. Binnenklimaat. 4.4.4 Blootstelling aan biologische agentia en cytostatica
4 4 6 6 8 8 9 9 9 10 11 11 13 13 16 17 19 20
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
27
BIJLAGE 1: BRANCHEINFORMATIE
29
BIJLAGE 2: WASSERIJEN DIE NIET BEKEND ZIJN MET DE FTN-PROTOCOLLEN 30 BIJLAGE 3. KETENBENADERING: WASGOEDSTROMEN UIT ZIEKENHUIZEN EN ZORGINSTELLINGEN, GEVOLGD TOT IN DE WASSERIJ. 32 BIJLAGE 4. HET ARBEIDSTIJDENBESLUIT-VERVOER IN WASSERIJEN
35
VOORWOORD De zorg dat medewerkers van wasserijen ziektes en mogelijk zelfs kanker kunnen oplopen als gevolg van het in aanraking komen met besmet wasgoed is de belangrijkste aanleiding van dit project geweest. Ook de onduidelijkheid over daadwerkelijke blootstellingrisico’s binnen verschillende kringen van deskundigen en aangehaald in diverse wetenschappelijke publicaties, heeft de Arbeidsinspectie ertoe gebracht hier sterk op te focussen. In vrijwel de gehele sector van natwasserijen zijn vervolgens inspecties uitgevoerd. Het resultaat ervan treft u in deze rapportage aan. Deze gelden voor de hele sector van industriële natwasserijen in Nederland. Kort voorafgaand aan dit inspectieproject is ook in zorginstellingen op dit onderwerp geïnspecteerd. Hierbij is in het bijzonder is gelet op de wijze waarop zorginstellingen het met biologische agentia en cytostatica besmette wasgoed aan wasserijen aanleveren. Het doet de Arbeidsinspectie deugd dat dit onderwerp ook de branche zeer ter harte gaat. Er zijn vanuit de branche goede en effectieve protocollen ontwikkeld die de Arbeidsinspectie als referentiekader wenst te hanteren bij de beoordeling van de mate van bescherming, als het gaat over blootstelling aan besmet wasgoed. Blootstelling aan met cytostatica en biologische agentia besmet wasgoed heeft in deze rapportage verhoudingsgewijs veel aandacht gekregen. Niet zozeer omdat hier de meeste overtredingen op werden verwacht, maar juist omdat het een lastige materie is waar moeilijk de vinger op te leggen is en met een brancheoverschrijdend karakter. Het gaat hier om ziekmakende effecten die pas op de lange termijn zichtbaar worden, anders dan bijvoorbeeld een onveilige machine waaraan zichtbaar gebreken kleven. Bewustwording van de consequenties van dit soort risico’s en het nemen van verantwoordelijkheid, ook als het de eigen branchegrenzen overschrijdt, moeten hier bovenaan de prioriteitenlijst staan. De Arbeidsinspectie spreekt toeleveranciers van besmet wasgoed op hun verantwoordelijkheid aan om consequentheid te betrachten in het duidelijk scheiden van besmet en niet-besmet wasgoed en het met aparte etiketten of labels aangeven om welk soort wasgoed en type besmetting het gaat en dit vervolgens ook duidelijk aangeven richting de wasserijen. Dit is een eerste voorwaarde voor wasserijen om de noodzakelijke beschermende maatregelen te treffen. De Arbeidsinspectie zal een bijeenkomst beleggen om alle betrokken partijen hierover aan te spreken en tot afspraken aan te zetten. De branche is een op arbogebied actieve branche en heeft ook een Arboconvenant ondertekend. Eind dit jaar loopt dit convenant af. In dit project heeft de Arbeidsinspectie geconstateerd dat de nodige effecten van dit convenant op goede wijze zijn doorwerking hebben gekregen op de werkvloer. De Arbeidsinspectie gaat er vanuit dat blijvende aandacht voor arbeidsomstandigheden onderdeel is gaan uitmaken van de zelfwerkzaamheid van deze branche. Naast waardering hiervoor plaatst de Arbeidsinspectie zeker nog een paar kritische kantekeningen. De Arbeidsinspectie vindt meer aandacht gewenst voor maatregelen op het gebied van machineveiligheid, fysieke belasting van met name de chauffeurs en voor de naleving van de eigen ontwikkelde protocollen Biologische Agentia en Cytostatica. In het verlengde van dit laatste benadrukt de Arbeidsinspectie het belang van stevigere afspraken met de toeleveranciers van besmet wasgoed. De Arbeidsinspectie acht het gebrek aan zorgvuldigheid ten aanzien van het scheiden en labellen van besmet wasgoed door de toeleveranciers ontoelaatbaar en zal daarom begin 2007 het initiatief nemen voor een bijeenkomst met alle stakeholders (wasserijen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, deskundigen) om deze problematiek aan de kaak te stellen. Den Haag, december 2006 Dr. J.J.M. Uijlenbroek Algemeen Directeur Arbeidsinspectie
2
1. SAMENVATTING De Arbeidsinspectie heeft met dit inspectieproject het veilig omgaan met besmet wasgoed voor medewerkers van wasserijen willen bevorderen. Daarbij heeft zij alle relevante partijen – zowel de wasserijen, de branche als de toeleveranciers van wasgoed - willen aanspreken. Voorts heeft de Arbeidsinspectie onderzoek gedaan naar de mate waarin de maatregelen uit het convenant op de werkvloer van de wasserijbedrijven zijn ingevoerd. Het project is uitgevoerd in de periode mei t/m juli 2006 en omvatte zowel handhavende interventies als een monitoronderzoek met vragen die vooral betrekking hadden op de manier waarop medewerkers in wasserijen omgaan met besmet wasgoed. Belangrijkste resultaten in dit project zijn: de branche is overwegend een op arbogebied actieve branche. De helft van de bedrijven heeft het op arbogebied redelijk goed voor elkaar. Van het convenant zijn duidelijk de effecten waarneembaar op de werkvloer. In het bijzonder is geïnvesteerd in bewustwording aangaande fysieke belasting, betere en stillere machines en klimaatbeheersing. Bij de andere helft van de wasserijen zijn 1 of meer overtredingen aangetroffen. Deze variëren van administratieve zaken zoals het ontbreken van onderhoudspapieren van machines tot en met serieuze misstanden als gevolg van het werken aan gevaarlijke machines, waardoor stilleggingen hebben moeten plaatsvinden. Ook op het gebied van bescherming van werknemers tegen blootstelling aan met cytostatica of biologische agentia besmet wasgoed dienen wasserijen consequenter te zijn: stevigere afspraken met toeleveranciers over het scheiden van besmet en onbesmet wasgoed d.m.v. duidelijke labels en aparte waszakken zijn nodig, naast meer en beter toezien op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Kennis en toepassing van de door de branche ontwikkelde protocollen over hoe om te gaan met besmet wasgoed is helaas niet bij alle bedrijven doorgedrongen. Hier ligt voor de branche een taak, o.a. door het ontwikkelen van een arbocatalogus waarin deze protocollen worden opgenomen.
3
2. AANLEIDING EN DOEL 2.1 Aanleiding De aanleiding om in de branche te gaan inspecteren heeft primair te maken met de omvang en het type risico’s dat in deze branche voorkomt. Met name onduidelijkheid over blootstellingsrisico’s van met biologische agentia en cytostatica besmet wasgoed afkomstig van patiënten van zorginstellingen was een zorgpunt. Zowel eerdere inspecties als verschillende (wetenschappelijke) onderzoeken hebben tot op heden geen uitsluitsel kunnen geven over daadwerkelijke blootstelling bij een representatieve groep wasserijen. 1 Ook geluid en binnenklimaat i.c. het werken in warme vochtige omgevingen zijn typerend voor de branche als het over arbeidsrisico’s gaat. Dit geldt ook voor fysieke belasting door veelvuldig staan, bukken, tillen en repeterende handelingen aan de machines en uiteraard machineveiligheid. De branche heeft een Arboconvenant afgesloten, wat eveneens mede aanleiding was om in deze branche te gaan inspecteren. Dit als onderdeel van de meerjarenstrategie van de Arbeidsinspectie, waarin die branches in aanmerking komen waar een convenant heeft gelopen. Hierbij zijn tevens afspraken gemaakt over later door de Arbeidsinspectie uit te voeren inspecties. Aldus gaat de Arbeidsinspectie na in welke mate de maatregelen uit het convenant ‘op de werkvloer’ zijn geland.
2.1.1 risico’s Besmet wasgoed Een belangrijk signaal om specifiek naar besmet wasgoed te gaan kijken, is afkomstig geweest van een in een andere branche uitgevoerd inspectieproject, namelijk het inspectieproject ‘schoonmaak zorginstellingen 2002, A505’. Hieruit rezen de nodige twijfels over het veilig en verantwoord omgaan met besmet wasgoed afkomstig van verpleegafdelingen. De vraag diende zich aan in welke mate er sprake is van blootstelling van werknemers aan biologische agentia en/of cytostatica bij het verwerken en transporteren van het vervuilde/besmette wasgoed. Blootstelling hieraan kan een gevaar vormen voor de gezondheid van medewerkers die er beroepsmatig mee in aanraking komen. Ze kunnen infectieziektes als hepatitis B of C en salmonellose (maagdarminfectie veroorzaakt door de salmonellabacterie) oplopen. Van cytostaticageneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van kankerpatiënten en die via uitscheiding door het lichaam in het wasgoed terechtkomen is bekend dat ze kanker kunnen veroorzaken. Ook de branche zelf onderkent deze problematiek en heeft de afgelopen jaren hieraan – onder andere als onderwerp van het Arboconvenant - aandacht besteed. Zo heeft de branche een tweetal onderzoeken laten uitvoeren: 1. een blootstellingsonderzoek in één wasserij; 2. een onderzoek naar de mate waarin het gescheiden aanleveren van besmet wasgoed voorkomt. Ad 1. Het blootstellingsonderzoek, is uitgevoerd door het Institute for Risk Assessement Sciences (IRAS). Dit toont aan dat het risicopreventie protocol wat de branche heeft laten ontwikkelen voor het behandelen van wasgoed dat met cytostatica is besmet voldoende beschermingbiedt, in de gegeven situatie: er is geen meetbare blootstelling aan één van de 8 onderzochte cytostatica gevonden bij werknemers in de vuil-wasgoed-sortering van één wasserij. 2 De Arbeidsinspectie 1
Boeckhout, C. I, cs, Biologische agentia binnen de schoonmaak- en reinigingsbranche en de linnneverhuurwasserij- en texttielreinigingsbranche. Juni 2003. Tauw BV Deventer. C.I.; Verschillende rapporten over cytostatica-bllotstelling door IRAS (2001, 2003, 2004, 2005). Dit was ook de uitkomst van een expertmeeting met de branche en deskundigen ( IRAS,, Tauw) die ter voorbereiding op dit inspectieproject is georganiseerd 2 Fransman W, c.s. ‘Inhalation and dermal exposure to eight antineoplastic drugs in an industrial laundry facility.
4
merkt op dat hier slechts in één wasserij is gemeten en dat bovendien is gemeten onder optimale protocollaire condities. Desondanks lijkt naleving van het protocol de blootstelling aan cytostatica goed te voorkomen. Ad 2. Het door de branche uitgevoerde inzamelingsonderzoek 3 toont aan dat er onvoldoende garanties vanuit de aanleverende zorginstellingen kunnen worden gegeven dat alle wasgoedstromen zorgvuldig worden gescheiden in besmet en niet-besmet wasgoed. Ook Fransman merkt in zijn recente publicatie twijfels op over de betrouwbaarheid van het gescheiden aanleveren van besmet wasgoed (Fransman, 2006:69). Dit wordt onderstreept door het recent uitgevoerde Arbeidsinspectie onderzoek naar wasgoed in zorginstellingen. Hieruit is gebleken dat zowel de onderzochte ziekenhuisafdelingen als de verpleeghuisafdelingen niet altijd aparte wasgoedstromen onderscheiden. Ook is gebleken dat soms een “worst case” benadering werd gekozen, waarbij al het wasgoed als besmet wordt beschouwd. Een belangrijk knelpunt dat de branche signaleert is de afhankelijkheid van de zorgvuldigheid van de toeleveranciers van besmet wasgoed: als de toeleveranciers van besmet wasgoed onvoldoende zorgvuldig te werk gaan en het besmette wasgoed niet apart inzamelen maar het terecht laten komen bij het ‘normaal’ bevuild wasgoed, staan ook medewerkers van wasserijen mogelijk onbewust bloot aan besmettelijke biologische agentia of aan cytostatica, zonder dat zij hiervoor adequate maatregelen kunnen treffen. De vraag is relevant in welke mate de wasserijen het besmette wasgoed van zorginstellingen daadwerkelijk gescheiden aangeleverd krijgen en of duidelijk gemarkeerd is om wat voor type besmet wasgoed het gaat. Fransman constateert dat wasserijen in dit opzicht zich moeten verlaten op de correcte labeling van de toeleveranciers van besmet wasgoed. Daarbij benadrukt hij, in lijn met hetgeen ook door de branche veelvuldig is geuit, dat verbeterde communicatie tussen wasserijen en ziekenhuizen over correcte etikettering essentieel is (Fransman, 2006:96). Situaties waarbij vanuit de toeleveranciers al het wasgoed als besmet wordt aangeleverd, zijn naar de mening van de Arbeidsinspectie evenmin wenselijk. Dit heeft onnodige overprotectie van medewerkers in wasserijen tot gevolg, alsook onnodig duurdere behandelingen van het wasgoed. Als er echter onduidelijkheid bestaat over het al dan niet besmet zijn van wasgoed is (over)protectie noodzakelijkerwijs de beste keuze. Risico Preventie Systeem: protocollen Om besmetting tegen te gaan heeft de branche speciale protocollen ontwikkeld; protocollen die de kans op blootstelling aan biologische agentia en cytostatica voor de medewerkers in een wasserij zoveel mogelijk reduceren. De protocollen omvatten maatregelen als persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen, beschermende kleding) eventueel het preventief vaccineren van personeel, alsook speciale behandelingen van het wasgoed zelf (rechtreeks met zak en al in de wasmachine, speciale wasvoorschriften m.b.t. voorwas en wastemperatuur). Daarnaast zijn zoveel mogelijk afspraken gemaakt met de toeleveranciers van besmet wasgoed om dit in gescheiden, als zodanig gemarkeerde zakken aan te leveren. De Arbeidsinspectie heeft op grond van haar vooronderzoek voorafgaand aan dit inspectieproject, geconcludeerd dat - onderzoeksrapporten tot op heden geen uitsluitsel hebben geven over de daadwerkelijke blootstelling van werknemers uit wasserijen aan biologische agentia en cytostatica - er geen zicht is op de mate waarin beheersmaatregelen breed worden toegepast binnen de branche - het alleszins van belang is – zeker m.b.t. cytostatica, want een kankerverwekkende stof - dat moet worden gestreefd naar een situatie van een zo laag mogelijke i.c. géén blootstelling. Daarmee is het initiatief genomen om specifiek naar deze problematiek in de wasserijbranche te gaan kijken. Ook zijn – in een apart project – de zorginstellingen die In: Antineoplastic drugs, occupational exposure and health risks. Thesis Utrecht University 2006. 3 Inzamelingsonderzoek Cytostatica (FTN, 2005)
5
besmet wasgoed aanleveren op deze problematiek geïnspecteerd.
(Inspectieproject Wasgoedketen Zorg - A754, augustus 2006). Naar de uitkomsten van dit project is daar waar aan de orde in deze rapportage verwezen. 4 ‘Overige’ branchespecifieke risico’s en inspectieonderwerpen Naast aandacht voor besmettingsrisico’s van wasgoed afkomstig van zorginstellingen, spelen in de branche ook nog andere risico’s, zoals risico’s samenhangend met machineveiligheid. In de branche werkt men met specifieke machines zoals sorteerbanden, insteekmachines voor het persen/strijken van wasgoed, mangels, perspoppen. Ook worden stoomketels gebruikt. Sinds 1 januari 2000 zijn er 22 ongevallen bij de Arbeidsinspectie gemeld. Bij 12 meldingen was sprake van bekneld raken in een machine. In 3 gevallen was er tevens sprake van verbranding van het slachtoffer, 2e tot 3e graads brandwonden aan de handen en/of armen. Gegeven het feit dat we hier met een kleine branche (circa 10.000 werknemers) te maken hebben, is het aantal ongevallen relatief groot te noemen. Opmerkelijk is voorts dat in het Arboconvenant machineveiligheid geen apart onderwerp is geweest. Het is daarom voor de Arbeidsinspectie reden geweest dit onderwerp in dit project mee te nemen. Omdat ook geluid en binnenklimaat i.c. het werken in warme vochtige omgevingen typerend zijn voor de branche evenals de fysieke belasting, is in dit project ook op deze risico’s geïnspecteerd. Fysieke belasting is in deze branche de grootste veroorzaker van ziekteverzuim (bron: Raltex, Handboek Werkplekoptimalisatie, maart 2004) 2.1.2 Arboconvenant Ziekteverzuim en WAO-instroom zijn verhoudingsgewijs hoog in deze branche. Dit heeft geleid tot een actieve opstelling van de branche. Zij heeft zich ingezet op de hieraan gerelateerde problemen aan te pakken. Vanaf midden 90-er jaren zijn er - zowel van werkgevers- als van de werknemerszijde verschillende initiatieven genomen om arbeidsomstandigheden te verbeteren. Een belangrijk initiatief in dit verband is het Arboconvenant. Gedurende de looptijd van november 2002 t/m december 2006 hebben sociale partners gezamenlijk tal van activiteiten en maatregelen ontwikkeld om knelpunten op arbogebied in de branche aan te pakken. Het gaat hierbij in het bijzonder om verbeteringen op het gebied van fysieke belasting, werkdruk, klimaat, geluid, blootstelling aan biologische agentia en cytostatica en de arbo-infrastructuur. Het inspectieproject is uitgevoerd in het laatste convenantsjaar en beoogt mede zicht te krijgen op de mate waarin de convenantsmaatregelen daadwerkelijk worden toegepast in de praktijk van de bedrijven.
2.2 Doelstellingen Met dit inspectieproject heeft de Arbeidsinspectie de volgende doelstellingen voor ogen gehad. 1. Doelstellingen specifiek gericht op wasserijen die besmet wasgoed o.a. van ziekenhuizen en verpleegtehuizen aangeleverd krijgen, namelijk.: • het verminderen van de blootstellingskans aan biologische agentia en cytostatica door het bevorderen van gescheiden aanlevering van besmet wasgoed; • verhogen van het aantal bedrijven dat persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt bij het verwerken van besmet wasgoed; • inzicht verkrijgen in de mate waarin werknemers op de hoogte zijn van het protocol biologische agentia en cytostatica; • inzicht in de mate waarin deze protocollen worden nageleefd; • inzicht in de mogelijke belemmeringen voor de naleving van de protocollen. 4
Aan deze rapportage is een aparte bijlage toegevoegd waarin de uitkomsten van het project in de zorginstellingen in samenhang worden bezien met de uitkomsten van de wasserijen aan wie deze instellingen het wasgoed leveren (ketenbenadering: bijlage 3))
6
2. Doelstellingen gericht op alle wasserijen (inclusief de combinatiebedrijven wassen/stomen), namelijk: • het voorkomen van knelgevaar door het verbeteren van de machineveiligheid; • verhogen van het aantal bedrijven dat de fysieke belasting terugdringt; • de geluidbelasting terugdringen op die arbeidsplaatsen waar geluidniveaus (dagdosis) hoger dan 80 dB(A) heersen; • de werkgever verplichten geluidbeoordelingen/metingen uit te voeren en passende maatregelen te nemen om dit doel te bereiken; • voorlichtend en stimulerend optreden en het monitoren van de stand van zaken ten aanzien van klimaat; • inzicht verkrijgen in de effecten van het Arboconvenant in de branche, door convenantbedrijven te vergelijken met niet-convenantbedrijven; • inzicht verkrijgen óf en in welke mate het onderwerp drukapparatuur bekend is en leeft bij werkgever en werknemer. 3. Brancheoverschrijdende doelstellingen: Om de doelstelling ‘verminderen blootstellingkans’ te kunnen realiseren is het nodig te weten hoe wasgoed momenteel wordt aangeleverd vanuit de toeleverende branches, zoals ziekenhuizen en andere zorginstellingen Hiertoe zijn specifieke monitorvragen opgenomen en is bovendien in het recent uitgevoerde inspectieproject ‘Wasgoedketen Zorginstellingen’ aan de ziekenhuizen, verpleegen verzorgingstehuizen gevraagd of en op welke wijze zij besmet wasgoed apart sorteren, voordat zij het aan de wasserij aanbieden. Gegeven de brancheoverschrijdende problematiek als het gaat om blootstellingsrisico’s van besmet wasgoed, is het van belang dat met alle belanghebbende partijen wordt gewerkt aan oplossingen en afspraken voor een goede aanlevering van wasgoed. Doelstelling van dit inspectieproject is tevens om hieraan een bijdrage te leveren.
7
3. OPZET EN OMVANG INSPECTIEPROJECT
3.1 Omvang en selectie doelgroep en type wasserijen Opzet van het project was om zoveel mogelijk de gehele branche van natwasserijen te bezoeken. Het betreft hier circa 200 bedrijven, bestaande uit zo’n 150 wasserijen (inclusief hoofdvestigingen, hoofdbikcode 93011) en daarnaast circa 50 zogenaamde combinatiebedrijven; bedrijven die behalve een wasserij ook een stomerij-afdeling hebben (nevenbik 93011). Gezien de focus van dit project, nl. gericht op aan wasgoed gerelateerde problematiek (niet aan stoomgoed) zijn, conform de opzet, de bedrijven met uitsluitend een stomerij-voorziening niet meegenomen in dit project. Indien aan orde zijn ook interne wasserijen van zorginstellingen geïnspecteerd. Dat heeft slechts sporadisch plaatsgevonden, omdat vrijwel alle ziekenhuizen het wasgoed extern uitbesteden. De adressen van de te bezoeken bedrijven zijn op verschillende wijze geselecteerd: • aan de bezochte zorginstellingen uit het inspectieproject waarin de omgang met besmet wasgoed centraal stond, is gevraagd aan welke wasserijen zij hun wasgoed aanleveren. Deze wasserijen zijn zoveel mogelijk ook in dit project meegenomen. 5 • er is gebruik gemaakt van het adressensbestand van de Arbeidsinspectie, waarbij bedrijven op basis van bikcode zijn geselecteerd • ook is gebruik gemaakt van het telefoonboek en is aan bezochte bedrijven gevraagd naar collega-bedrijven/concurrenten in de regio. Uiteindelijk is het project uitgevoerd in 168 bedrijven, bestaande uit zowel wasserijen (hoofdbik 93011) als de combinatiebedrijven (nevenbik 93011). Bijgaand een overzicht van de omvang en het type wasserijen dat is geïnspecteerd: Aantal en type wasserijen dat is geïnspecteerd 131
natw asserij 31
chemische w asserij interne w asserij
2
anders
3 168
totaal 0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
Iets meer dan driekwart van de wasserijen (78%) zijn ‘gewone’ wasserijen. Verder betreft het chemische wasserijen (19%), en bestaat een klein percentage van de geïnspecteerde bedrijven uit interne of ‘andere’ wasserijen (3%).
5
Met het oog op het volgen van de wasgoedstromen met besmet wasgoed, vanaf het moment van afhalen van het beddengoed van ziekenhuisbedden of van zorginstellingen, het verzamelen van dit wasgoed tot en met de behandeling in de wasserijen is hier specifiek naar gevraagd. Er zijn op basis hiervan specifieke gegevens verzameld. In een aparte bijage (bijlage 3) , de wasgoedketen nader bekeken, zijn deze bevindingen beschreven.
8
3.2 Grootteklasse In de selectie zijn, conform de opzet, alle bedrijven met tenminste 5 werknemers meegenomen. In een enkele situatie zijn, om praktische redenen, ook bedrijven met minder dan 5 werknemers meegenomen. In totaal zijn in 168 bedrijven geïnspecteerd. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, is ruim de helft van de wasserijen aangetroffen in de grootteklasse 10 tot 50 werknemers (86 van de 168), bijna een kwart van de wasserijen zit in de categorie tot 10 werknemers en zo’n 20% heeft tussen de 50 en 100 werknemers in dienst. Slechts 8 bedrijven (5%) hebben meer dan 100 werknemers. Dit beeld komt goed overeen met de verwachtingen over de samenstelling van de branche. Aantal w erknem ers per bedrijf 50 40
41
41
45 33
30 20 8
10 0 minder dan 10 10 t/m 19
20 t/m 49
50 t/m 100 meer dan 100
3.3 Generaliseerbaarheid Gegeven de omvang van de branche, bestaande uit circa 150 wasserijen en circa 50 combinatiebedrijven (op basis van bedrijven met hoofdbik 93011 en met nevenbik 93011) kan geconcludeerd worden dat nagenoeg de gehele branche (wasserijen en combinatiebedrijven) geïnspecteerd is. De diversiteit van de branche wat grootteklasse betreft, wordt goed weerspiegeld in de bezochte bedrijven. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de resultaten van dit inspectieproject en de conclusies die daaruit getrokken zijn gelden voor de hele sector van industriële natwasserijen in Nederland. De resultaten van dit inspectieproject zijn gebaseerd op zowel inspecties in 168 bedrijven als interviews op basis van monitorvragen in 167 bedrijven afgenomen. 6
3.4 Toeleveranciers: van wie ontvangen de wasserijen wasgoed? De geïnspecteerde wasserijen ontvangen wasgoed uit de volgende sectoren: 7 • ziekenhuizen (14%) (* • verpleeg- en verzorgingstehuizen (41%), • horeca (61%), • vleesverwerkende industrie (14%), • overige industrie, zakelijke en publieke dienstverlening (44%) en • particulieren (28%) 8 . *) N.B. Voor wat betreft het wasgoed afkomstig van ziekenhuizen merkt de Arbeidsinspectie op dat het hier om vrijwel het totale aanbod van wasgoed gaat: slechts een gering percentage (nog geen 5%) van de ziekenhuizen wast het wasgoed zelf.
6 7
Van één bedrijf zijn geen monitorresultaten bekend. Het totaal komt boven de 100% uit, omdat de wasserij wasgoed uit meer dan één sector kan ontvangen.
9
3.5 Aangesloten bij brancheorganisatie In de opzet van dit project is gedifferentieerd naar bedrijven met en zonder lidmaatschap van de branche-organisaties FTN en/of Netex. 9 Dit om - conform de doelstellingen- iets te kunnen zeggen over het verschil tussen ‘convenantsbedrijven’ en ‘niet-convenantsbedrijven’. Hierbij is van de veronderstelling uitgegaan dat leden van FTN en Netex, de ‘convenantsbedrijven' vertegenwoordigen De reikwijdte van het arboconvenant strekt zich naar verwachting primair uit over de achterban van deze brancheorganisaties, als zijnde ondertekenaars van het arboconvenant. Door in de monitor een vraag op te nemen over het lidmaatschap is het mogelijk relaties te leggen met bijvoorbeeld het aantal overtredingen en het al dan niet aangesloten zijn bij een branche-organisatie. Uit de monitor blijkt dat ongeveer tweederde van wasserijen aangeeft aangesloten te zijn bij de FTN of de Netex. Een derde van de geïnspecteerde wasserijen is noch lid van de FTN, noch van de Netex. 10
9
In bijlage 1 is nadere branche-informatie opgenomen. Van de wasserijen is 43% alleen bij de FNT aangesloten, 8% alleen bij de Netex en 17% bij zowel FTN als Netex 10
10
4. RESULTATEN INSPECTIES EN MONITOR In dit hoofdstuk zijn de bevindingen weergegeven van de inspectiebezoeken aan de wasserijbedrijven. Het betreft zowel de resultaten uit de inspecties als de monitorvragen. Allereerst is in paragraaf 4.1 een algemeen beeld van de arbeidsomstandigheden in de branche geschetst. Hierbij zijn met name de resultaten van de handhavende interventies weergeven. Daarna is in paragraaf 4.2 afzonderlijk ingegaan op de belangrijkste risico's die inspecteurs hebben aangetroffen. Hierbij zijn, omwille van de volledigheid en een verdere verdieping, zowel de resultaten van de handhaving als ook de uitkomsten van de monitorvragen verwerkt.
4.1 Algemeen beeld van de branche Tijdens de inspecties hebben inspecteurs overwegend een op arbogebied actieve branche aangetroffen. “Dat er een arboconvenant liep, was duidelijk te merken”, aldus een van de inspecteurs. Zo zijn in verschillende wasserijen de posters over een goede werkhouding aangetroffen, hebben werkgevers herhaaldelijk het ‘arbo-oplossingenboek’ getoond waaruit ze praktische tips hebben gehaald om verbeteringen op de werkvloer aan te brengen. 11 Bij een wasserij hing een verkort protocol over het omgaan met besmet wasgoed aan de muur en verschillende wasserijen maakten – zoals in het oplossingenboek is aangegeven - gebruik van onderstellen van ziekenhuisbedden om de werkhoogte voor het vouwen van wasgoed aan te kunnen passen aan de lichaamslengte van de werknemer. Taakroulatie, ook een maatregel door het convenant gepromoot, bleek een wisselend succes. Echter niet zozeer omdat werkgevers dat niet stimuleren. Vaak zit bij de werknemers de weerstand. Zo gaven bij een bedrijf de medewerkers te kennen niet aan taakroulatie te willen doen, ‘omdat ze zo’n gezellig groepje op de werkvloer vormden’. Hoeveel bedrijven zijn ‘in orde’/’niet-in orde’? Ofschoon het beeld van de branche op arbogebied als overwegend positief is gewaardeerd, zijn er beslist ook wasserijen waar het een en ander aan de hand is. Dat geldt toch nog voor bijna de helft zo’n 48% - van de bezochte wasserijen. Het gaat hier om overtredingen die variëren van administratieve tekortkomingen zoals het ontbreken van onderhoudspapieren van machines tot en met zodanig gevaarlijke situaties dat stillegging van het werk werd vereist. In een circeldiagram ziet dat er als volgt uit: Resultaten na 1e inspectiebezoek
48%
52%
inorde niet inorde
Het gemiddelde aantal overtredingen per bedrijf over de gehele branche genomen is bijna 1 overtreding per bedrijf (162 overtredingen op 168 bedrijven). Als we alleen kijken naar de bedrijven die in overtreding waren (de 'niet in orde'-bedrijven), betreft dat een gemiddelde van 2 per bedrijf.
11
VHP Ideeënboek Textielverzorging, 2005
11
Verschil ‘convenantsbedrijven’- ‘niet-convenantsbedrijven’ Er is nagegaan of bij convenantsbedrijven (hoofdzakelijk bij de bij FTN/NETEX aangesloten bedrijven vaker of minder vaak overtredingen zijn geconstateerd, dan bij de ‘niet-convenantsbedrijven’. Uit de cijfers komt dit niet naar voren. Zo zijn bij 50% van de bij FTN/Netex aangesloten wasserijen overtredingen geconstateerd tegenover 46% bij de bedrijven die niet zijn aangesloten. Aangesloten wasserijen komen er naar verhouding iets minder gunstig uit. 12
Aantallen overtredingen per bedrijf Bij de meeste van de ‘niet in orde’-bedrijven, zoals blijkt uit onderstaande verdeling is één overtreding geconstateerd en handhavend opgetreden. Dat is bij 39 wasserijen het geval geweest. Bij een meerderheid van de wasserijen (35) zijn 2 of 3 situaties zodanig niet in orde dat dit als een overtreding is aangemerkt. Er zijn echter ook wasserijen, waar wel 4 tot 8 overtredingen zijn geconstateerd. Dat is bij een kleine minderheid, te weten bij 8 wasserijen, het geval. 0
1
2
3
4
5
6
8
totaal bedrijven
86
39
19
16
5
1
1
1
168
aantal overtredingen per bedrijf Aantal bedrijven
Soorten handhavingsinstrumenten ingezet. De Arbeidsinspectie heeft verschillende type instrumenten om in te zetten als het om handhaving gaat. In het hierna volgende overzicht is het type en de omvang van de handhavingsinterventies weergegeven die de Arbeidsinspectie tijdens haar bezoeken aan wasserijen heeft toegepast. NB. Meerdere handhavingsinstrumenten kunnen tegelijkertijd bij 1 wasserij zijn toegepast. Handhavingsinstrumenten 0 Eis Arbo
20
40
100
120
140
126 6
Waarschuw ing WGW
1 24
Stillegging Stillegging+Boeterapport
80
4
Waarschuw ing Arbo
Boeterapport
60
1
Waarschuwingen, 126 keer uitgedeeld, zijn het type interventies waarbij de werkgever erop geattendeerd wordt dat in een bepaalde situatie niet aan de Arbowet wordt voldaan en dat deze op het genoemde punt een termijn krijgt om de situatie alsnog in orde te maken. In dit project hebben de waarschuwingen het vaakst betrekking gehad op machineveiligheid, in het bijzonder het onvoldoende afgeschermd zijn van bewegende delen van machines. Ook relevant om op te merken is het aantal stilleggingen: dat heeft 25 keer plaatsgevonden. Stilleggingen worden toegepast in situaties waarbij sprake is van direct ernstig gevaar. Ook dit was meestal in situaties waarbij de machines een serieus gevaar vormenden. Zo hebben inspecteurs verscheidene malen drogers en centrifuges aangetroffen die in werking bleven, ook als de deur of het deksel werd geopend. In een aantal gevallen hadden stilleggingen ook betrekking op situaties van knel- of valgevaar. In paragraaf 4.2 zijn deze situaties concreet en met voorbeelden nader toegelicht.
12
Het gaat hier om een relatief klein verschil. Uit de data komt geen verklaring voor dit verschil naar voren.
12
Conclusie Kijkend naar de omvang en verdeling van de handhavende interventies over de branche, concludeert de Arbeidsinspectie dat het niveau van de arbeidsomstandigheden in de branche als geheel genomen redelijk is te noemen. Als echter nader ingegaan wordt op de aard en het type risico’s dat hiermee verbonden is, zoals in de volgende paragraaf is aangegeven, komen de onvolkomenheden beter in beeld en is op onderdelen zeker nog het nodige werk te verrichten.
4.2 De aangetroffen risico’s Welke overtredingen zijn het meest aangetroffen en op wat voor arboproblemen hebben ze betrekking? Hoe ziet de top 4 van de meest voorkomende overtredingen eruit? Bijgaand een overzicht: Aantal overtredingen per onderwerp machineveiligheid
61
fysieke belasting
15
geluid
20
biologische agentia en cytostatica
23 0
10
20
30
40
50
60
70
Op machineveiligheid is, zoals blijkt, het vaakst ‘gescoord’ (61). Daarna volgen overtredingen op het gebied van blootstelling aan besmet wasgoed (23). Geluid neemt een derde plaats in. Daarop is 20 keer gehandhaafd. Tenslotte volgt fysieke belasting (15 keer). Op het onderwerp ‘binnenklimaat’ is bij de opzet van dit project besloten niet handhavend op te treden. Wel is hieraan aandacht besteed tijdens de monitor.
4.2.1 Machineveiligheid
In de wasserij wordt veel met machines gewerkt. Hier een sorteerafdeling met verschillende transportsystemen (rails, lopende band).
Insteekmachine, waarin met de hand het wasgoed wordt ingestoken.
Machineveiligheid is absoluut een aandachtspunt, als we naar de uitkomsten van deze inspecties kijken. De meeste overtredingen, zowel waarschuwingen als stilleggingen hebben hierop betrekking. In totaal is 61 keer gehandhaafd op dit onderwerp.
13
In de wasserijen wordt veel met machines gewerkt: mangels, insteekmachines, lopende banden, waterpersen, drogers, stoommachines, liften etc. In de verschillende wasserijen hebben inspecteurs veelvuldig ‘gekoppelde machines’ aangetroffen. Gevaren en risico’s in relatie met machineveiligheid hebben te maken met: 1. Onvoldoende afscherming van bewegende delen; 2. Onvoldoende beveiliging als gevolg van een beperkt werkende noodstopvoorziening 3. Nalatig onderhoud van de machines en/of slordig onderhoud. Bijgaand een overzicht van de aangetroffen overtredingen: Meest voorkomende overtredingen machineveiligheid 0 schermen/beveiligingsinr. ter voorkoming gevaar bew egende delen van arbeidsm.
5
10
15
20
25
30
35
40
38
adequate maatregelen onderhoud arbeidsmiddelen
5
Machine voorzien van CE-markering
3
zo nodig noodstopvoorziening op arbeidsmiddel
2
voorkomen gevaar door voorw erpen, producten, vloeistoffen of gassen
2
Ad 1. ‘Afscherming bewegende delen’. Dit probleem had meestal betrekking op de onvoldoende afscherming van de aandrijving zoals V-snaren van machines, of de persen of de transportbanden, waarbij knel- en/of pletgevaar kan bestaan. Een voorbeeld hier van is een situatie in een droogkamer waar een hijssyteem werd gebruikt om kleding te laten drogen. Door middel van een handbediende elektromotor waaraan een wiel was verbonden, werd deze op zijn beurt met een lange riem in beweging werd gezet. Bij de oploopplaats van de riem op het wiel bestond knelgevaar voor handen en vingers. Soms waren veiligheidsschermen bij bijvoorbeeld de mangels niet aanwezig of kapot. 13 Van veel machines stonden de afdekkingen deels open, omdat de warmte dan beter werd afgevoerd. Ad 2. ‘Noodstopvoorziening’. Een van de problemen die de inspecteurs regelmatig zijn tegengekomen betreft het niet of niet goed werken van een noodstopvoorziening bij gekoppelde machines. Het gaat erom dat met één druk op de noodstop het gehele samenstel van machines bediend kan worden, waarbij de gevaaropleverende bewegingen worden stilgezet en waarbij tevens de toevoer van producten naar het stilgezette machinedeel wordt voorkomen. Tenminste 8 keer zijn hierop stilleggingen toegepast. Een voorbeeld: “Een mangel wordt vaak met of zonder transportband gekoppeld aan een vouwmachine. Beide zijn CE gemarkeerd. Bij bediening van de noodknop op de vouwmachine stopten allebei de machines; bij bediening van de noodknop op de mangel stopte alleen de mangel; de vouwmachine ging door tot de toevoer van het wasgoed stopte”. Vaak is bij de werkgever onduidelijkheid over de CE-markering. Men weet niet dat, ook al zijn de afzonderlijke machines CE-gemarkeerd, zodra deze aan elkaar gekoppeld zijn en functioneren als een geheel, ook over het totaal van deze machine een CE-markering nodig is. Omdat het vaak verschillende type machines betreft en deze ook nog van verschillende fabrikanten afkomstig zijn, zal een CE-markeringstraject niet in een handomdraai geregeld zijn. De Arbeidsinspectie wijst erop dat hier voor de branche een taak ligt.
13
N.b. Uit de ongevalsmeldingen bij de Arbeidsinspectie komen situaties voor waarbij werknemers met de vingers tussen transportband en bufferrollerbaan zijn gekomen op de mangelafdeling, of dat een hand of arm inde lakenvouwmachine terecht is gekomen
14
Soms is er naast knelgevaar ook sprake van verbrandingsgevaar als er geen beveiliging op de machines zit, zoals bij de persen waar hete stoom uit komt. Een concreet voorbeeld betreft deTunnel Finisher Cirocoo 400, waarbij werknemers direct in aanraking konden komen met hete stoom doordat juist dat gedeelte van de machine niet was afgeschermd. N.b. Er zijn bij de Arbeidsinspectie verschillende ongevalsmeldingen uit de wasserijbranche bekend waarbij slachtoffers zowel bekneld raakten als brandwonden hebben opgelopen.
Samengestelde machines komen veelvuldig voor in de wasserijen Ad.3 Vrijwel alle wasserijen hebben een eigen onderhoudsdienst. Omdat het regelmatig nodig is om kleine of grotere storingen te verhelpen, heeft onderhoudspersoneel de neiging om machines na de reparatieklus, niet zorgvuldig weer dicht te doen. Men stelt zich erop in zo meteen weer iets te moeten verhelpen, dus wordt de machine even opengelaten. Hierdoor kan gevaar ontstaan voor de medewerkers die aan of met de machines moeten werken. Apart van de machineveiligheid zijn in voorkomende gevallen ook de stoomketels geïnspecteerd. Er zijn in enkele gevallen onvolkomenheden aangetroffen m.b.t. de keuring. Zo was bij een bedrijf de ketel niet gekeurd. Hier is samen met de specialist een bezoek aan dit bedrijf gebracht. Ook waren in enkele gevallen de ketels weliswaar gekeurd, maar was het aantekeningenblad niet bijgehouden. Soms ontbraken de rapporten en zaten er alleen maar checklisten in het boek. Conclusie Los van de arboproblematiek op het gebied van machineveiligheid is het de Arbeidsinspectie opgevallen dat de laatste jaren ‘branchebreed’ veel is geïnvesteerd in nieuwe, veiligere en stillere machines. Dit neemt niet weg dat op eerder genoemde punten beslist nog het nodige gedaan kan en moet worden. De wasserijen die het betreft, zullen zich aangesproken moeten voelen en maatregelen moeten treffen. Het betreft in het bijzonder: - het afschermen van bewegende delen, ook als onderhoudspersoneel hiermee bezig is geweest; - beter werkende noodstopvoorzieningen op geschakelde machines; - het in gang zetten van een CE-markerkingstraject. Dit laatste punt is vooral iets wat de branche goed zou kunnen oppakken.
De Arbeidsinspectie merkt hierbij op dat machineveiligheid geen convenantsonderwerp is geweest. Juist op de convenantsonderwerpen is veel resultaat geboekt. Een gemiste kans, die in een vervolgtraject beslist dient te worden opgepakt door de bedrijven en de brancheverenigingen.
15
4.3.2 Geluid Op de arbeidsplaatsen in wasserijen komen geluidniveaus voor tussen 75 en 90 dB(A). De hoogste geluidsniveaus worden aangetroffen in kleinere, vaak oudere wasserijen waar de arbeidsplaatsen niet of moeilijk van de wasmachines en drogers te scheiden zijn. In de nabewerking komen permanent bezette arbeidsplaatsen voor, vooral tussen de insteek- en vouwapparatuur waar geluidsniveaus boven 85 dB(A) kunnen voorkomen. Afhankelijk van de opgestelde installaties zijn bij grotere wasserijen in de machinekamers hogere geluidniveaus gemeten. In sommige wasserijen is de radio een niet weg te denken onderdeel van het arbeidsplezier. Om de radio nog enigszins te kunnen horen wordt deze doorgaans 1 tot 2 dB(A) boven het machinelawaai afgesteld. De opstelling van de luidsprekerboxen is van invloed op de geluidsbelasting van de werknemers. Deze bevindingen zijn op basis van een eerste verkenning in de branche, voorafgaand aan dit project, naar voren gekomen. Bij wasserijen moet gestreefd worden naar geluidsniveaus onder 80 dB(A) waardoor het dragen van gehoorbescherming door werknemers niet noodzakelijk is. Wat is er in de praktijk aangetroffen aan overtredingen als het over geluid gaat in de wasserijen? Bijgaand de resultaten: Overtredingen geluid In kader van RI&E law aainiveaus beoordelen en meten individuele gehoorbescherming geven bij te hoge dagelijkse blootstelling voorlichting en onderricht geven i.g.v. blootstelling =80 dB(A)/=112Pa techn./organis. maatregelen bij dag. blootst. >85 dB(A)/>140 Pa Wn gebruikt individuele gehoorbeschermers bij te hoge dag. blootst.
12 4 2 1 1 0
2
4
6
8
10
12
14
In tegenstelling tot de verwachtingen scoort ‘geluid’ toch nog redelijk hoog in de top 5 van arborisico’s. 12 keer is het ontbreken van de beoordeling van lawaainiveaus in het kader van de RI&E genoteerd. Daarbovenop is in een 8-tal gevallen een dagdosis van meer dan 80 dB(A) gemeten. Overigens werd in vrijwel alle bedrijven gehoorbescherming ter beschikking gesteld, die vervolgens niet altijd werd gedragen. Aan werknemers is in een aantal gevallen opgedragen gehoorbescherming te gebruiken en het schortte in een enkel geval aan voorlichting en onderricht over de gevaren van te hoge blootstelling. Geluidsovertredingen zijn in 20 bedrijven aangetroffen. Veel van de geluidsproblematiek heeft betrekking op draaiende en bewegende delen van machines. Belangrijkste oorzaak ligt vaak in het onvoldoende onderhoud van machines. Het op tijd doorsmeren of vervangen van lagers, aandacht geven aan het opheffen van spelingen en het in goede staat houden van (kunststof) aanslagen, is noodzakelijk om het geluidsninveau zo laag mogelijk te houden. Ook geluid, veroorzaakt door perslucht van diverse installaties, levert toch nog een behoorlijke bijdrage aan de geluidsbelasting. Door een juiste afstelling van de persluchtdruk en het gebruik van dempers kan een behoorlijke geluidsreductie bereikt worden. Ook in het convenant is aandacht besteed aan geluid en geluidsoverlast op de werkvloer. In het eerder genoemde ‘Ideeënboek Textielverzorging’ zijn specifiek voor de branche oplossingen aangegeven om overmatige geluidsniveaus aan te pakken. Tijdens de inspectierondes zijn inspecteurs overigens nauwelijks te luide radio's tegengekomen.
16
Tenslotte De Arbeidsinspectie geeft de voorkeur aan een aanpak bij de bron. In dit geval kan veel al eenvoudig aangepakt worden door goed machineonderhoud, en door oude, veel lawaaiproducerende machines te vervangen door geluidsarme machines. Daarnaast biedt het oplossingenboek effectieve tips, waar de werkgevers die het betreft hun voordeel mee kunnen doen. Het informeren over de schadelijke effecten van geluid en het erop toezien dat werknemers daadwerkelijk gehoorbescherming dragen indien nodig, is een blijvend aandachtspunt. Opgemerkt moet worden, dat in de meeste gevallen het geluidniveau onder de grenswaarde is gemeten. Omdat het geluidsniveau in veel wasserijen overwegend net iets tegen de grenswaarde van 80 dB(A) zit– en niet in ruime mate eronder – of in een aantal bedrijven ook wel tussen de 80 dB(A) en de 85dB(A) is gemeten, adviseert de Arbeidsinspectie om toch gehoorbescherming aan de werknemers ter beschikking te stellen en alert te zijn op factoren die het geluidsniveau kunnen verhogen. Dit is aan de betreffende werkgevers kenbaar gemaakt. De Arbeidsinspectie doet de suggestie om in de cyclus van de RI&E voor de verschillende bedrijfslocaties expliciet geluidsmetingen op te nemen. Door veranderde omstandigheden, zoals slijtage aan de machines, nieuwe investeringen of herinrichting van de werkvloer kunnen metingen die voorheen onder de geluidsgrens uitkwamen, op enig moment er toch weer bovenuit komen.
4.3.3 fysieke belasting
Oplossing om langdurig staan tegen te gaan?
In 2010 hebben alle rijdbare bakken een verende bodem
Fysieke belasting is in de branche aangemerkt als de belangrijkste veroorzaker van ziekteverzuim. Tillen, staan en bukken om het wasgoed uit bakken te halen en bijvoorbeeld in de insteekmachine te plaatsen zijn reguliere werkzaamheden in de wasserij. In dit project heeft de Arbeidsinspectie besloten om naast inspectie op misstanden ook te inspecteren op knelpunten fysieke belasting. Bij een misstand is de situatie dermate gezondheidsbedreigend dat een eis wordt gesteld op concrete maatregelen om het gevaar voor de gezondheid te voorkomen of te beperken. Bij een knelpunt is de situatie (minder) gezondheidsbedreigend, het bedrijf moet de situatie gaan inventariseren in een risico-inventarisatie en -evaluatie fysieke belasting. Volgens de 0-meting fysieke belasting, uitgevoerd voor het convenant, is de overschrijding op het gebied van tillen en duwen & trekken zo groot dat deze veelal mistanden zullen zijn. Vanuit het convenant is fysieke belasting dan ook een van de speerpunten geweest binnen de branche.
17
Kijkend naar de resultaten is het volgende aangetroffen: overtredingen fysieke belasting w erk zodanig dat gevaren v&g door fysieke belasting zoveel mog. zijn beperkt
1
w erk zodanig dat fysieke belasting geen gevaren oplevert voor v&g van w erknemers
3
ihkv de ri&e veiligheids- en gezondheidsaspecten fysieke belasting beoordelen
11
0
2
4
6
8
10
12
Op fysieke belasting is 11 keer handhavend opgetreden omdat in de RI&E geen beoordeling hierover was opgenomen. Daarnaast is 4-tal eisen gesteld waarbij diverse misstanden aangekaart zijn, omdat het werk onvoldoende veilig voor de fysieke belasting was ingericht. Het ging hier bijvoorbeeld om situaties van lang onafgebroken staan en behoorlijke oneffenheden in vloeren wat het duwen/trekken van containers fysiek zwaarder maakt. Er zijn aanmerkelijk minder misstanden aangetroffen dan voorafgaand werd verondersteld. In totaal gaat het om 15 overtredingen. Convenantseffect Op het totaal van de inspecties valt het de Arbeidsinspectie op dat aan het voorkomen van fysieke belasting behoorlijk veel gedaan is door de bedrijven. Dit geldt met name voor de werknemers op de werkvloer. Wellicht hebben we hier ook te maken met de effecten van het convenant, dat relatief veel aandacht aan fysieke belasting heeft geschonken. In enkele bedrijven zijn de posters over een goede werkhouding duidelijk gesignaleerd(Je lijf goed met wasgoed!). Ook het gebruik van de bakken met verende bodem zijn opgevallen, ofschoon dit nog niet overal doorgevoerd is. Ook taakroulatie is bij diverse bedrijven een bekend fenomeen. Dit kan echter naar de mening van de Arbeidsinspectie nog verder gestimuleerd worden. Hier zit de bottleneck veelal bij werknemers zelf. Zij zijn gewend aan het werken in een vast ploegje en vinden taakroulatie de werksfeer verstoren. Als de afweging gezelligheid of gezondheid is, is dit echter een nadere overweging waard. De Arbeidsinspectie adviseert dan ook om vooral de goede ervaringen die hiermee zijn opgedaan in bepaalde bedrijven uit te dragen naar andere bedrijven. Fysieke belasting chauffeurs Zoals opgemerkt geldt de positieve aandacht voor fysieke belasting vooral de werknemers op de werkvloer in de wasserij. De Arbeidsinspectie heeft in een aantal situaties echter ook de arbeidsomstandigheden geobserveerd van de chauffeurs die wasgoed ophalen. Zij zijn hiervoor enkele ritten met de chauffeur meegereden. Daarbij is geconstateerd dat de fysieke belasting van de chauffeur vaak te hoog is. Dit ligt niet zozeer aan de zwaarte van de containers: containers die meer dan 400 kilogram wasgoed bevatten zijn niet gesignaleerd. Het maximale gewicht lag veelal tussen de 200 en 250 kilogram. De ondergrond bij de toeleveranciers waar het wasgoed wordt aangeboden is vaak het probleem. Vaker was dit het geval bij horeca-bedrijven (hotels) dan bij bijvoorbeeld ziekenhuizen. Zo moest een chauffeur (dagelijks) het wasgoed van een hotel ophalen uit een achteraf schuurtje, van waaruit de containers over hobbelige kinderkopjes, gras en grind tegen een heuvel op naar de auto moesten worden geduwd. Meerdere inspecteurs meldden de chauffeurs als een ‘vergeten groep’ als het over fysieke belasting gaat. De Arbeidsinspectie adviseert dan ook specifiek aandacht te gaan besteden aan deze categorie werknemers als het over fysieke belasting gaat. In dit geval betekent het vooral afspraken maken met de toeleveranciers, bij wie de chauffeurs het wasgoed ophalen.
18
Op oneffen ondergrond moet extra kracht gezet worden bij het verplaatsen van containers. Grotere wielen onder een waskar vermindert de weerstand en dus ook de fysieke belasting. In 2008 zijn alle rolcontainers voorzien van wielen met een minimale doorsnede van 10 cm.
Afgezien van de fysieke belasting van de chauffeurs, zijn de soms lange afstanden en rij- en rusttijden van de chauffeur opgevallen: Opvallend hierbij zijn de afstanden waarop het wasgoed moet worden opgehaald. Een wasserij haalde wasgoed op in Duitsland en België (Keulen, Düsseldorf, Brussel Leuven). Bekend is dat een bedrijf uit Antwerpen het wasgoed in Limburg ophaalt. Bij weer een ander bedrijf moet het wasgoed vanuit Noord Holland naar Uden worden gebracht door een overname van een bedrijf uit Assendelft. 14 Conclusie fysieke belasting Over het geheel genomen is veel bereikt op het gebied van de fysieke belasting in de branche. De Arbeidsinspectie meent dat hier het convenant duidelijk zijn uitwerking heeft gehad. Een maatregel als taakroulatie kan in de branche nog verder worden gepromoot, o.a. door ‘best practices’ binnen de branche steviger uit te dragen. Blijvende aandacht voor het invoeren van de bakken met verende bodem is nog op zijn plaats. Aandachtspunt is voorts de fysieke belasting van de chauffeurs. Oplossingen liggen hier vooral in het maken van afspraken met de toeleveranciers.
4.3.4. Binnenklimaat. Binnenklimaat is ook een van de aandachtspunten tijdens de inspectiebezoeken geweest. Omdat de branche zelf druk bezig is om het treffen van maatregelen op dit punt te bevorderen evenals het feit dat er mogelijke wijzigingen in de regelgeving m.b.t. klimaat op komst zijn, is besloten alleen voorlichtend en stimulerend op te treden, en daarnaast via enkele monitorvragen een indruk te krijgen van de stand van zaken in de branche. Inspecteurs hebben juist in de extreme warme periode van de afgelopen zomermaanden de bedrijfsinspecties uitgevoerd, waardoor het bespreken van dit onderwerp vrijwel automatisch aan de orde kwam. Uit de monitor komt naar voren dat bijna tweederde van de wasserijen gerichte maatregelen heeft getroffen om het binnenklimaat te verbeteren. Iets meer dan eenderde hiervan geeft aan hierbij concreet informatie van het Arboconvenant te hebben benut. De maatregelen die getroffen zijn zeer divers: ze variëren van het plaatsen van extra ramen/dakluiken, scheidingswanden, speciale deuren, meer ventileren en airco t/m afscherming van kappen, afzuiging bij bepaalde machines en meer pauzes indien het erg warm is. Volgens de NEN-ISO 7730 moeten de binnenklimaatomstandigheden zodanig zijn dat minder dan 10% van de werknemers ontevreden is over het binnenklimaat, waarbij overschrijding van deze ‘behaaglijkheidsnorm’ gedurende 10% van de bedrijfstijd acceptabel is. De inspectiebevindingen geven de Arbeidsinspectie geen aanleiding om de branche hierop te bekritiseren. Integendeel: veel wasserijen hebben effectieve maatregelen getroffen om het binnenklimaat te verbeteren, mede door toedoen van de betrokkenheid van de branche. Bij de wasserijen waar nog weinig is geïnvesteerd, is het onderwerp tijdens de inspecties expliciet onder de aandacht gebracht en is gewezen op de verschillende praktische oplossingen die voor de branche voorhanden zijn.
14
In bijlage 4 zijn de inspectiebevindingen opgenomen van het onderzoek naar de naleving van het arbeidstijdenbesluit vervoer in de wasserijsector.
19
4.4.4 Blootstelling aan biologische agentia en cytostatica
Naalden aangetroffen tussen het wasgoed. Deze leveren besmettingsrisico’s op.
Met bloed doordrenkte handdoek
Deze thematiek van mogelijke blootstelling aan met biologische agentia en/of cytostatica besmet wasgoed was de belangrijkste aanleiding van dit inspectieproject. Allereerst is er aandacht voor besmet wasgoed ‘in algemene zin’: hoeveel bedrijven krijgen besmet wasgoed binnen, wat voor overtredingen zijn er op dit onderwerp aangetroffen en hoe staat het met de bekendheid van de protocollen in de branche. Vervolgens besteedt de Arbeidsinspectie afzonderlijk aandacht aan de verwerking van met cytostatica- respectievelijk biologische agentia besmet wasgoed en de hiermee gepaard gaande blootstellingsrisico’s. Hoeveel wasserijen ontvangen eigenlijk besmet wasgoed? De wasserijen die met biologische agentia en met cytostatica besmet wasgoed ontvangen zijn veelal afkomstig van ziekenhuizen en zorginstellingen, maar soms ook van de horeca, vleesverwerkende industrie of andere aanbieders. In dit inspectieproject heeft de Arbeidsinspectie 70 wasserijen bezocht die dit type wasgoed ontvangen. 96 wasserijen ontvangen geen met cytostatica en/of biologische agentia besmet wasgoed. Bijgaand een overzicht van de mate waarin besmet wasgoed voor de verschillende toeleveranciers wordt gewassen: Aard besmetting Cytostatica Biologische agentia Cytostatica en biologische agentia Geen Totaal
Aantal 6 40 24 97 167
% 3.6 24.0 14.4 58.0 100.0
Er zijn 70 wasserijen die besmet wasgoed ontvangen: 6 wasserijen met wasgoed dat alleen besmet is met cytostatica, 40 wasserijen met wasgoed dat alleen besmet is met biologische agentia en 24 wasserijen met een wasgoedstroom waarin zowel met cytostatica besmet wasgoed als wasgoed dat besmet is met biologische agentia voorkomt.
20
Welke en hoeveel overtredingen zijn aangetroffen als het gaat om de blootstelling aan besmet wasgoed? Vrijwel alle overtredingen, op 3 na, hebben betrekking op onvoldoende maatregelen om blootstelling aan met biologische agentia besmet wasgoed te reduceren. Bijgaand het type overtredingen in een tabel weergegeven: overtredingen biologische agentia beperken gevaren verbonden aan de blootstelling aan biologische agentia ter beschikking stellen doeltreffende vaccins tegen biologische agentia ter beschikking stellen w erkkleding en dragen bij arbeid (biologische agentia) beoordeling aard, mate en duur blootstelling biologische agentia doeltreffende voorlichting aan w erknemers die w erken met biologische agentia ervoor zorgen dat w erknemers pbm-en w aar nodig gebruiken
7 5 2 2 1 1 1
onvolledige ri&e 0
1
2
3
4
5
6
7
8
Op het totaal van de 70 bedrijven die besmet wasgoed binnenkrijgen, zijn 23 overtredingen geconstateerd, waarvan 20 overtredingen op het gebied van biologische agentia (zie tabel) en 3 op het gebied van cytostatica. In de meeste gevallen betrof het, het onvoldoende beperken van de gevaren van blootstelling in situaties waarin medewerkers in contact kwamen met besmet wasgoed. Werknemers droegen bij het sorteren van dit type wasgoed geen handschoenen. Daarnaast ging het ook in een aantal gevallen om het niet ter beschikking stellen van doeltreffende vaccins tegen hepatitus B, aan werknemers die nog niet immuun zijn. Soms was er geen blootstellingsbeoordeling aanwezig of waren werknemers niet voorgelicht over de risico’s die samenhangen met besmet wasgoed. Met name de werknemers die vuilwasgoed-sorteerwerkzaamheden verrichten lopen het risico besmet te geraken en dienen goed geïnformeerd te zijn.
Hoe staat het met de bekendheid van het Risico Preventie Systeem van de FTN Door de branche is een Risico Preventie Systeem ontwikkeld, waarin aandacht voor het omgaan met besmet wasgoed. Onderdeel hiervan zijn specifieke protocollen, die aparte aanwijzingen geven voor wasgoed dat is besmet met cytostatica respectievelijk met biologische agentia. In 2005 heeft onderzoek van het IRAS het belang aangetoond van de toepassing van het protocol voor wasgoed dat met cytostatica is besmet. 15 Bij toepassing van dat protocol kon blootstelling aan cytostatica in dat onderzoek niet worden aangetoond. De Arbeidsinspectie heeft kennis genomen van de protocollen en van de effectiviteit daarvan, als het gaat om de beschermende werking tegen infectierisico’s als gevolg van blootstelling aan besmet wasgoed. De Arbeidsinspectie hanteert daarom als uitgangspunt m.b.t. het omgaan met besmet wasgoed het volgende: wanneer een wasserij volgens de protocollen van het Risico Preventie Systeem van FTN werkt, is er voldoende gedaan om de mogelijke risico’s m.b.t. biologische agentia en cytostatica te beheersen. De Arbeidsinspectie is nagegaan of men in de wasserijen bekend is met het risicopreventiesysteem van de FTN. Er is zowel op het niveau van de bedrijven als op het niveau van de werknemers onderzocht in welke mate men bekend is met het risicopreventiesysteem en de deze protocollen die daarvan deel uitmaken. In beide situaties constateert de Arbeidinspectie de nodige tekortkomingen.
15
Praktijkonderzoek cytostatica in een wasserij. Onderzoek verricht door het IRAS in opdracht van de FTN. Concept-rapportage augustus 2005. Auteurs W. Fransman, D. Huizer en H. Kromhout.
21
De bevindingen uit de monitor tonen aan dat bijna tweederde (60%) van alle bezochte bedrijven bekend is met het risicopreventiesysteem van de FTN. Dit betreft ruim driekwart (77%) de bij FTN dan wel Netex aangesloten wasserijen, tegenover iets minder dan een kwart (24%) de niet-aangesloten bedrijven. Bekendheid protocol bij bedrijven die besmet wasgoed ontvangen. Kennis van de protocollen is uiteraard met name van belang de bedrijven die besmet wasgoed ontvangen. Zij dienen deze toe te passen en hun werknemers te informeren. Onderstaande tabel laat zien dat van de 70 wasserijen die besmet wasgoed ontvangen, 52 wasserijen bekend zijn met het risicopreventiesysteem van de FTN en 18 niet. In deze tabel staat ook welk type besmet wasgoed de wasserij inkomt.
Aard besmetting Cytostatica Biologische agentia Cytostatica en biologische agentia Totaal
Bekend met protocol risicopreventiesysteem Aantal % 5 7.1 24 34.3 23 32.9 52
74.3
Niet bekend met protocol risicopreventiesysteem Aantal % 1 1.4 16 22.9 1 1.4 18
25.7
De Arbeidsinspectie constateert dat 18 van de 70 wasserijen niet bekend zijn met de FTN-richtlijnen terwijl hier wel cytostatica wasgoed of met biologische agentia besmet wasgoed binnenkomt. NB. Dit betreft 9 aangesloten en 9 niet-bij-de- branche aangesloten bedrijven. Bekendheid bij werknemers Bij 65 van de bezochte bedrijven zijn aanvullend werknemersvragenlijsten afgenomen. In totaal zijn 89 werknemersvragenlijsten ingevuld 16 . Er zijn voornamelijk werknemers bevraagd die het vuile wasgoed sorteren (49), waarbij expliciet is gevraagd naar de bekendheid met protocollen voor besmet wasgoed. Ook zijn chauffeurs (27) bevraagd en voor het overige deel andere medewerkers (13). 25 van de 89 werknemers waren niet bekend met het gegeven dat wasgoed besmet kan zijn met biologische agentia of cytostatica. Dat is ruim een kwart. 44 personen wisten niet dat er speciale protocollen bestaan die aangeven hoe om te gaan met besmet wasgoed. Dat is van de ondervraagden ruim de helft. Conclusie De Arbeidsinspectie constateert op grond van bovenstaande bevindingen, dat er in de branche, ondanks de extra inspanningen die er op dit punt vanuit het convenant zijn geweest op dit onderwerp, tekortkomingen zijn op het gebied van voorlichting en onderricht aangaande de risico’s van besmet wasgoed en hoe ermee om te gaan. Als er 18 wasserijen niet bekend zijn met het risicopreventiesysteem terwijl zij toch besmet wasgoed ontvangen, lopen de medewerkers in deze wasserijen het risico besmet te geraken. 17 De Arbeidsinspectie heeft – vanwege branchebrede erkenning en aangetoonde effectiviteit - als uitgangspunt de protocollen van FTN genomen. Zij vindt - hier van uitgaande - dat een onaanvaardbaar groot deel van de branche (40%) niet op de hoogte is van het risicopreventiesysteem van de FTN, temeer daar ruim een kwart van deze wasserijen (26%) heeft aangegeven besmet wasgoed te ontvangen. Bij de bedrijven die geen besmet wasgoed ontvangen ligt dit percentage op 52%. Ook dit vindt de Arbeidsinspectie een te hoog percentage. De Arbeidsinspectie is van mening dat - ook al ontvangen bepaalde wasserijen geen besmet wasgoed - het desondanks tot de 16
Het betreft hier geen representatieve steekproef van alle werknemers. De uitkomsten kunnen slechts als indicatief worden beschouwd. De functies die de werknemers hebben binnen het bedrijf zijn grotendeels sorteerders van wasgoed (49). Ook zijn chauffeurs (27) bevraagd en voor het overige deel andere medewerkers (13). 17 NB. hiermee is overigens niet gezegd dat deze bedrijven geen beschermende maatregelen zouden treffen. In een aparte statistische bewerking is dit nog nagegaan: hieruit blijkt o.a. dat bij het sorteren van met biologische agentia besmet wasgoed 3 bedrijven van de 18 in het geheel geen handschoenen worden gedragen, en dat dit bij 3 wasserijen soms wel en soms niet gebeurd. Bij 10 van deze 18 bedrijven zijn overtredingen geconstateerd die betrekking hebben op het ontbreken van beschermde maatregelen t.a.v. besmet wasgoed. (zie bijlage 2)
22
professionaliteit van de branche behoort om tenminste kennis van deze problematiek en de daarbij behorende oplossingen, te hebben. Toepassing protocollen Bekendheid met de protocollen is één ding; de toepassing ervan is een ander. Daarbij is het met name van belang dat bedrijven die met biologische agentia besmet wasgoed binnenkrijgen ook dit specifieke protocol toepassen. Idem geldt dit voor het cytostaticawasgoed en de cytostaticaprotocollen. Ook is het van belang dat de wasgoedstromen apart onderscheiden worden aangeleverd. Voor beide typen wasgoed gelden bij blootstelling andersoortige gezondheidseffecten en er gelden deels ook andere beschermingsmaatregelen. In de volgende paragrafen staat de Arbeidsinspectie afzonderlijk stil bij de uitkomsten die betrekking hebben op met cytostatica besmet wasgoed en met biologische agentia besmet wasgoed. Gescheiden aanlevering van met cytostatica besmet wasgoed? Uit de resultaten komt naar voren dat 30 wasserijen (18%) (soms) met cytostatica besmet wasgoed ontvangen. Ook is geconstateerd dat bij de overgrote meerderheid van deze wasserijen (93%) deze wasgoedstroom veelal apart wordt aangeleverd. Echter in 3 gevallen niet altijd en in 2 gevallen helemaal niet. Ontvangers met cytostatica besmet wasgoed Aantal bedrijven 20 Ja 10 Soms 136 Nee 1 Onbekend 167 Totaal
%
Wasgoed besmet met cytostatica aangeleverd als aparte wasstroom Aantal bedrijven %
12.0 6.0 81.4
25 3 2
83.3
30
100.0
10.0 6.7
0.6 100.0
In deze laatste situatie, dus in ieder geval bij 2 en misschien zelfs bij 5 wasserijen bij wie het cytostaticawasgoed niet of niet altijd gescheiden wordt aangeleverd – en die wel dit type besmet wasgoed ontvangen - lopen de medewerkers derhalve gevaar te worden blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen, zonder dat zij zich daartegen effectief kunnen beschermen, eenvoudigweg als gevolg van het feit dat de toeleveranciers dit wasgoed niet als zodanig apart aanleveren. Deze conclusie wordt nog eens versterkt door de bevindingen afkomstig uit aparte analyses (ketenanalyse) van de onderzoeksdata (monitor) naar met cytostatica besmet wasgoed uit de zorginstellingen. Hier geven 6 wasserijen aan geen cytostaticawasgoed te ontvangen, terwijl de zorginstellingen die contracten hebben met deze wasserijen aangeven wel dit soort wasgoed te leveren. Dit betekent dat deze wasserijen met cytostatica besmet wasgoed ontvangen zonder dat zij zich hiervan bewust zijn en dus geen passende maatregelen kunnen treffen. De Arbeidsinspectie merkt hierover op, dat deze wasserijen feitelijk al het wasgoed afkomstig van deze zorginstellingen als besmet, volgens protocol cytostatica, zouden moeten gaan behandelen. Het gesprek met de toeleveranciers en het maken van concrete afspraken over deze onwenselijke situatie moet worden aangegaan. Maatregelen om cytostaticabesmetting tegen te gaan. De Arbeidsinspectie heeft gevraagd naar de toepassing van het cytostaticaprotocol en constateert dat van de 30 wasserijen waar met cytostatica besmet wasgoed binnenkomt, 3 wasserijen (10%) geen cytostatica protocol toepassen. Bekend met protocol cytostatica Aard besmetting Cytostatica Cytostatica en biologische agentia Totaal
Aantal 5 22
% 16.7 73.3
27
90.0
Niet bekend met protocol cytostatica Aantal % 1 3.3 2 6.7 3
10.0
23
Een van de maatregelen om blootstelling aan met dit type besmet wasgoed te reduceren dan wel te voorkomen, – en die onderdeel uitmaken van het cytostaticaprotocol - betreft speciale wasprocedures. Daarnaast dient men ook persoonlijke beschermingmaatregelen toe te passen, zoals het dragen van handschoenen en van beschermende kleding. Apart van de algemene vraag naar de toepassing van het protocol heeft de Arbeidsinspectie gekeken naar de toepassing van deze afzonderlijke maatregelen. De bevindingen van de Arbeidsinspectie met de toepassing van deze beschermende maatregelen luiden: • bij 79% van de wasserijen waar dit type wasgoed voorkomt, wordt het cytostaticawasgoed altijd apart voorgewassen, volgens de daartoe bestemde procedures. Dit impliceert dat bij 21% van de wasserijen cytostaticawasgoed binnenkomt maar niet apart wordt voorgewassen; • bij 7% van de wasserijen waar met cytostatica besmet wasgoed voorkomt worden bij het sorteren geen (of niet altijd) beschermende handschoenen gedragen (het gaat hier om 2 van de 30 bedrijven); • bij 10% van de wasserijen die dit type wasgoed ontvangt wordt bij het sorteren geen (of niet altijd) beschermende kleding gedragen. Conclusie t.a.v. cytostaticawasgoed en het toepassen van maatregelen.. Omdat de Arbeidsinspectie specifiek waar het gaat om de blootstelling aan cytostatica naar een zo laag mogelijke (‘nul-blootstelling’) streeft – het gaat hier per slot van rekening om stoffen die kanker kunnen veroorzaken - is op dit punt zonder meer een verbeterde toepassing van de beschermende maatregelen noodzakelijk. Dit geldt in eerste instantie vooral voor het nog zorgvuldiger zijn in het apart labelen en gescheiden aanleveren van het wasgoed, zodat herkenning voor wasserijmedewerkers mogelijk is. Daarnaast geldt voor een – zij het relatief klein - aantal bedrijven dat zij serieuzer moeten zijn in het toezien op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, met het oog op cytostaticabesmetting. Het gegeven dat circa eenvijfde van de wasserijen het voorwasprotocol niet toepast is niet primair van belang voor bescherming van de sorteerders van bevuild wasgoed, maar een extra maatregel die ervoor zorgt dat eventuele laatste restanten uit het wasgoed verdwijnen. Wel van belang om toe te passen, doch in eerste instantie om wasgoedhygiënische redenen.
Met biologische agentia besmet wasgoed. Als het gaat over met biologische agentia besmet wasgoed valt op, dat de beschermende maatregelen aanzienlijk minder worden toegepast dan in de situatie van het wasgoed wat als met cytostatica besmet is aangemerkt. Ruim éénderde van de wasserijen (38%) geeft aan met biologische agentia besmet wasgoed te ontvangen. Bij bijna driekwart van deze bedrijven (72%) komt deze wasgoedstroom (vrijwel) altijd als aparte aangeduide wasgoedstroom binnen. Bij ruim een kwart van de wasserijen (18) komt dit type besmet wasgoed echter niet exclusief als aparte wasgoedstroom binnen en voor 6 wasserijen geldt dat dit soms het geval is. Ontvangers van biologische agentia besmet wasgoed Aantal bedrijven % 34 Ja 20.4 30 Soms 18.0 100 Nee 59.9 3 Onbekend 1.8 167 Totaal 100.0
Wasgoed besmet met biologische agentia aangeleverd als aparte wastroom Aantal bedrijven %
40 6 18
62.5
64
100.0
9.4 28.1
Bij 18 en mogelijk zelfs bij 24 wasserijen van de 64 die met biologische agentia besmet wasgoed ontvangen worden de medewerkers mogelijk blootgesteld aan biologische agentia zonder dat zij zich hiervan bewust zijn en zonder dat zij zich hiervoor gericht kunnen beschermen. 18 Dit is voor de 18
Ook hier wijzen de bevindingen uit de ketenanalyse erop dat zorginstellingen aangeven met biologische agentia
24
Arbeidsinspectie een onaanvaardbare situatie. Ook voor deze bedrijven geldt eenzelfde opmerking als in de situatie van cytostatica: deze wasserijen zouden al het binnenkomende wasgoed als besmet moeten gaan behandelen en stevige afspraken met de toeleveranciers maken over het duidelijk scheiden en labelen van besmet wasgoed. Maatregelen om besmetting door biologische agentia tegen te gaan. Om besmetting door biologische agentia die in het wasgoed zitten tegen te gaan, dienen bedrijven een aantal maatregelen te treffen. Het meest effect sorteert de toepassing van het protocol biologische agentia, waarin alle noodzakelijke maatregelen zijn beschreven. Gevraagd is naar de toepassing van dit protocol. Bij 64 wasserijen komt met biologische agentia besmet wasgoed voor (namelijk 24 wasserijen waar wasgoed ontvangen wordt dat besmet kan zijn met cytostatica of met biologische agentia en 40 wasserijen waar besmet wasgoed alleen besmet is met biologische agentia). Hiervan wordt door 28 wasserijen geen biologische agentia protocol toegepast. Dat is bij bijna de helft van de wasserijen waar dit type wasgoed binnenkomt!
Aard besmetting Biologische agentia Cytostatica en biologische agentia Totaal
Bekend met protocol biologische agentia Aantal % 14 21.9 22 34.4 36
56.3
Niet bekend met protocol biologische agentia Aantal % 26 40.6 2 3.1 28
43.7
Het dragen van beschermende bedrijfskleding en handschoenen tijdens het omgaan met dit type wasgoed (sorteren) zijn daarbij de belangrijkste maatregelen. Ook preventief vaccineren als er sprake is van grote besmettingsrisico’s is een goede maatregel. Kijkend naar de beschermende maatregelen die deze bedrijven treffen, constateert de Arbeidsinspectie: • dat bij bijna een kwart van deze wasserijen, nl. bij 14 van de 64 bedrijven, tijdens het sorteren van dit type besmet wasgoed geen (8)of soms (6) handschoenen worden gedragen. • Bij bijna eenderde van de wasserijen, nl. bij 20 van de 64 bedrijven, dragen de werknemers geen (18) of soms (2) beschermende bedrijfskleding bij het sorteren van wasgoed dat besmet is met biologische agentia Niet alleen de medewerkers in de wasserijen lopen risico’ van besmetting; dit kan ook de chauffeurs treffen. Voor de chauffeurs van wasserijen is eveneens nagegaan of zij zich beschermen tegen besmettingsgevaar van besmet wasgoed. Uit de bevindingen blijkt dat in ruim tweederde van de gevallen de chauffeur geen (of niet altijd) handschoenen dan wel beschermende kleding draagt tijdens het ophalen van wasgoed. Als er wel handschoenen/beschermende kleding gedragen worden, is dat in de meeste gevallen bij calamiteiten. De Arbeidsinspectie merkt op dat zolang de waszakken dicht zijn en niet lekken, de chauffeur geen maatregelen hoeft te treffen. Het gaat erom dat alleen in gevallen waar blootstelling kan plaatsvinden persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.
Eindconclusie biologische agentia en cytostatica De conclusie op het punt van mogelijke blootstelling aan besmet wasgoed luidt als volgt: de Arbeidsinspectie is van mening dat in nog teveel wasserijen de medewerkers, met name de vuilgoedsorteerders, onvoldoende beschermd hun werkzaamheden verrichten. Oorzaken liggen zowel bij de toeleveranciers die niet in voldoende mate het wasgoed helder gemarkeerd en gescheiden aanleveren. Deze toeleveranciers zijn overigens niet uitsluitend de ziekenhuizen en zorginstellingen; ook vanuit de horeca, vleesverwerkende industrie en soms nog andere sectoren komt besmet wasgoed binnen. Als gevolg hiervan staat in ieder geval een gedeelte van de werknemers zonder meer bloot aan besmettingsrisico’s, zonder dat zij zich hiervoor gericht, d.w.z. conform het protocol, besmet wasgoed aan te leveren terwijl de betreffende wasserijen aan wie zij leveren aangeven geen besmet wasgoed te ontvangen.
25
kunnen beschermen. Dit is een uiterst onwenselijke situatie. Het betreft ruim een kwart namelijk 18 en mogelijk zelfs 24 wasserijen van de 64 waar een reële kans oplopen van een infectieziekte zoals hepatitis B of salmonella-besmetting aanwezig is. Als we het over wasserijen hebben waar met cytostatica besmet wasgoed binnenkomt, betreft het 2 en mogelijk zelfs 5 wasserijen van de 30 die met cytostatica besmet wasgoed ontvangen. Het valt op dat de protocollen, en met name de hieruit voortvloeiende maatregelen in verhoudingsgewijs te veel gevallen niet worden toegepast terwijl het wel nodig is. Deels heeft het met onbekendheid te maken. Ook bij de bedrijven die wel kennis hebben van de protocollen, passen ze desondanks niet altijd toe – terwijl het wel nodig is. De Arbeidsinspectie is nagegaan of de bedrijven zijn die niet bekend zijn met het risicopreventiesysteem mogelijk andere beschermende maatregelen treffen om blootstelling aan besmet wasgoed te voorkomen. Dit is in een minderheid van de bedrijven het geval geweest. Deze inspectiebevindingen geven echter geen aanleiding om op dit onderwerp andere conclusies te trekken. De Arbeidsinspectie heeft tijdens haar inspecties daar waar mogelijk de betreffende bedrijven op het bestaan en het nut van het protocol gewezen en voorts handhavend opgetreden in die gevallen waar overtredingen zijn geconstateerd. Nog z’n 40% van de branche was niet bekend met het protocol. Er is geen reden om aan te nemen dat deze bedrijven nu dan wel in de nabije toekomst geen besmet wasgoed aangeleverd krijgen. De Arbeidsinspectie acht het uiterst wenselijk – ongeacht het feit of wasserijen besmet dan wel ‘onbesmet’ wasgoed ontvangen – dat wasserijen op zijn minst kennis nemen van de protocollen en ook hun medewerkers daarover informeren.
26
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN De doelstellingen van dit inspectieproject waren divers. Zij hadden enerzijds betrekking op risico’s die met het verwerken van besmet wasgoed samenhangen en anderzijds op de meer ‘algemene’ risico’s die zich in deze branche voordoen. Op grond van de aangetroffen bevindingen in de praktijk van de wasserijen, kijkt de Arbeidsinspectie nu naar de mate waarin met dit inspectieproject tegemoetgekomen is aan de beoogde doelstellingen. Voorop gesteld zij, dat de Arbeidsinspectie hier een op arbo-gebied zeer actieve branche heeft aangetroffen, die in de afgelopen jaren duidelijk heeft geïnvesteerd in verbetering van arbeidsomstandigheden. Het convenant heeft in deze branche zijn uitwerking niet gemist. Dit is vooral zichtbaar geworden in maatregelen op het gebied van de fysieke belasting. Voor wat betreft de doelstellingen die samenhangen met het verminderen van blootstellingsgevaar door besmet wasgoed concludeert de Arbeidsinspectie als volgt: Het gescheiden aanleveren van besmet wasgoed. De Arbeidsinspectie is van mening dat het weliswaar niet veelvuldig, maar in zijn ogen nog te vaak voorkomt dat besmet wasgoed niet of onvoldoende helder als een gescheiden wasgoedstroom wordt aangeleverd. Hier ligt primair een taak voor de toeleveranciers, die door de AI zullen worden aangesproken op het consequent scheiden en etiketteren van besmet wasgoed. Er ligt ook een taak voor de branche, om in samenspraak met toeleveranciers nog betere afspraken te maken. De Arbeidsinspectie zal begin 2007 het initiatief nemen voor een bijeenkomst met alle stakeholders (wasserijen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, deskundigen) om deze problematiek aan de kaak te stellen. De naleving van de FTN-protocollen over de behandeling van besmet wasgoed en verhogen gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen om blootstelling aan besmet wasgoed te voorkomen. De effectiviteit van de protocollen is op basis van wetenschappelijk onderzoek gebleken. Het siert de Branche dat zij dit protocol op eigen initiatief heeft laten ontwikkelen. Van de wasserijen die mogelijk besmet wasgoed ontvangen, kende toch nog ruim een kwart bedrijven het protocol niet. Door dit onderwerp aan te kaarten, heeft de Arbeidsinspectie deze bedrijven in ieder geval op dit protocol geattendeerd. Een relatief groot aandeel van de bedrijven kent weliswaar het protocol maar past dit desalniettemin niet toe. Dit acht de Arbeidsinspectie uiterst ongewenst, temeer daar het hier bedrijven betreft bij wie zonder twijfel besmet wasgoed binnenkomt. De branche zal, naast het breed onder de aandacht brengen van het bestaan en de werking van deze protocollen, vooral zijn aandacht moeten richten op de toepassing van protocollen op de werkvloer. Het gaat daarbij in het bijzonder om het verhogen van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddels zoals handschoenen en beschermende kleding om blootstelling aan besmet wasgoed te voorkomen, in samenhang met specifieke voorlichting en onderricht aan werknemers over deze risico’s en de beschermende maatregelen die nodig zijn. Gedurende de inspecties is op het punt van persoonlijke beschermingsmiddelen een aantal keren gehandhaafd. De Arbeidsinspectie acht het van belang om – ook als het convenant is afgelopen regelmatig gerichte voorlichting vanuit de branche te verstrekken over de noodzaak en effectiviteit van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, expliciet in relatie met het kunnen ontstaan van infectieziektes en/of kanker. Ook de vakbonden kunnen hierin via hun kaderleden een informatieve rol richting de werkvloer spelen. Het lijkt de Arbeidsinspectie zinvol om met name ook de preventiemedewerker een expliciete taak hierin te geven. Het is de Arbeidsinspectie niet duidelijk geworden wat de belemmeringen zijn voor het niet toepassen van dit protocol. De Arbeidsinspectie beveelt aan deze protocollen expliciet op te nemen in een door de branche te ontwikkelen arbocatalogus, met daarbij de aantekening dat deze gelden als stand van de wetenschap voor de gehele branche.
27
Voor wat betreft de overige doelstellingen, concludeert de Arbeidsinspectie als volgt: Machineveiligheid Op dit onderwerp was de doelstelling (een bijdrage leveren aan) het voorkomen van knelgevaar, door verbeterde machineveiligheid. Naast het afdwingen van de naleving op dit punt o.a. door stilleggingen tijdens de inspecties, zijn dit punt zijn naar het oordeel van de Arbeidsinspectie beslist de nodige verbeteringen door te voeren. In het bijzonder als het gaat over het (beter) afschermen van bewegende delen. Hierbij merkt de Arbeidsinspectie op dat vooral ook de medewerkers van de onderhoudsdienst hierop moeten worden aangesproken.Ook de noodstop van samengestelde machines is een punt van aandacht gebleken. Het niet of onvoldoende functioneren op het geheel van de gekoppelde machines levert onveilige situaties op. Daarbij zal de branche zelf het initiatief moeten nemen om de CE-markerning van samengestelde machines in gang te zetten. Geluid De doelstelling om zoveel mogelijk geluidsbeoordelingen te laten uitvoeren en geluidsbelasting zoveel mogelijk terug te dringen is - daar waar aan de orde - gerealiseerd. Er zijn diverse metingen verricht en ook zijn de bedrijven gesommeerd om lawaaibeoordelingen op te nemen in hun RIE. Juist omdat de lawaainiveaus vaak net iets onder de norm zaten, zoals bij metingen is gebleken, adviseert de Arbeidsinspectie om zoveel mogelijk preventieve gehoorbescherming/otoplastieken te gebruiken. De Arbeidsinspectie adviseert bovendien om regelmatig (bijvoorbeeld jaarlijks dan wel mee te nemen in de RI&E-cyclus) metingen te verrichten, omdat in de loop der tijd omstandigheden kunnen veranderen waardoor weer hogere meetwaardes kunnen ontstaan. Fysieke belasting. Op het gebied van het terugdringen van fysieke belasting is mede door het convenant veel winst geboekt. Veel bedrijven hebben wasbakken met verende bodem aangeschaft, hetgeen een goede ontwikkeling is. De Arbeidsinspectie beveelt aan om de vervanging van de ‘oude’ wasbakken in versneld tempo te laten plaatsvinden. In de maatregelen sfeer is voorts het sterker bevorderen van taakroulatie een goede methode. De Arbeidsinspectie beveelt aan om goede ervaringen bij bepaalde bedrijven op dit gebied nog meer uit te dragen, juist omdat dit praktische en voor andere bedrijven herkenbare situaties betreft. Meer aandacht voor chauffeurs vindt de Arbeidsinspectie nodig. Chauffeurs lijken een ‘vergeten groep’ te zijn als het over fysieke belasting gaat. Ook hier onderstreept de Arbeidsinspectie het belang van het maken van goede afspraken met toeleveranciers van wasgoed. Het gaat dan in het bijzonder om voorzieningen die het trekken en duwen van containers met wasgoed gemakkelijker maken. Binnenklimaat Op dit onderwerp heeft de Arbeidsinspectie vooral voorlichtend en stimulerend willen optreden. Er is in de ogen van de Arbeidsinspectie de afgelopen jaren goed geïnvesteerd in een veelheid van maatregelen om het binnenklimaat te verbeteren, zowel in technische en praktische oplossingen alsook op het gebied van bedrijfsorganisatorische maatregelen, zoals vaker korte pauzes of kortere werktijden bij extreme warmte. Ook de concrete suggesties en tips die vanuit het convenant zijn aangedragen vinden ingang in de branche. Deze zouden in de ogen van de Arbeidsinspectie nog wat breder uitgedragen kunnen worden, zodat meer bedrijven in de branche hiervan kennis kunnen nemen. Tenslotte: arbocatalogus De Arbeidsinspectie raadt de branche aan een arbocatalogus op te stellen, opdat de inspanningen en resultaten van het arboconvenant geborgd worden. Daarbij is het advies, naast de convenantsonderwerpen de volgende drie onderwerpen hierin op te nemen: 1. machineveiligheid 2. bij fysieke belasting de chauffeurs als aparte doelgroep op te nemen 3. het Risico Preventie Systeem van de FTN Bij dit laatste merkt de Arbeidsinspectie op dat zij dit systeem en bijbehorende protocollen bij toekomstige inspecties zal hanteren als referentiekader voor de beoordeling van te treffen maatregelen bij de blootstelling aan besmet wasgoed. Bij de bedrijven die het nalaten deze protocollen dan wel andere maatregelen met een vergelijkbaar beschermingsniveau toe te passen, zal de Arbeidsinspectie streng handhaven.
28
BIJLAGE 1: BRANCHEINFORMATIE Branche en markt De textielverzorgingsbranche bestaat uit wasserijen, stomerijen en ondernemingen die een combinatie van wasserij en stomerij hebben. Naast wasgoed afkomstig van particulieren bestaat het grootste aandeel uit beddengoed, handdoeken en andersoortig textiel zoals bedrijfskleding van zorginstellingen (ziekenhuizen en verpleeghuizen) en de horeca (zie jaarverslag 2005 van de Federatie Textielbeheer Nederland (FTN)). Ook de handel en industrie is een belangrijk marktsegment voor de branche. Naast het reinigen van textiel maakt verhuur van textiel (bedrijfskleding, beddengoed, lakens, handdoeken) inclusief alle logistieke en beheersmatige activiteiten bij een aantal bedrijven eveneens deel uit van de kerntaken. Omzet van de branche in 2005 was € 1152 mln, waarvan de gezondheidszorg het grootste aandeel uitmaakte (44%). De branche signaleert o.a. als gevolg van de vergrijzing een groei in het afnemen van haar diensten en verwacht tot 2010 een jaarlijkse groei van ca. 2%. Werknemers en omvang/samenstelling branche In totaal werken er ongeveer 10.000 werknemers in de gehele branche. De sector linnenverhuur- en wasserijbedrijven bestaat uit circa 100 ondernemingen met 150 vestigingen, met een totaal van circa 7.500 werknemers. De branche bestaat uit veel kleine mkb-bedrijven en een paar grote. Er zijn drie grote industriële wasserijketens met ongeveer 50 vestigingen die 85% van het ziekenhuiswasgoed verwerken. Kijkend naar biologische agentia en cytostatica gaat het om enkele honderden blootgestelde medewerkers. Daarnaast zijn er zorginstellingen die eigen wasserijen hebben. Op uitvoerend niveau werken veel vrouwen en allochtonen en er is sprake van veel parttime dienstverbanden. CAO en CAO-partijen Sociale partners in branche hebben een collectieve arbeidsovereenkomst: de CAO Textielverzorging. Deze is van toepassing op alle werknemers werkzaam in de bedrijfstak. Om er op toe te zien dat de bij CAO gemaakte afspraken worden nagekomen en om de uit de CAO-afspraken voortvloeiende activiteiten te coördineren, is de Stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Linnenverhuur- en Wasserijbedrijven en Textielreinigingsbedrijven (kortheidshalve de Stichting RALTEX) in het leven geroepen. Deze stichting is binnen de bedrijfstak het belangrijkste orgaan van CAO-partijen en fungeert als koepel boven de andere door CAO-partijen opgerichte stichtingen en commissies. Het bestuur van deze stichting bestaat uit vertegenwoordigers van CAO-partijen: de werkgeversorganisaties FTN (Federatie Textielbeheer Nederland en de NETEX (Nederlandse Vereniging van Textielreinigers) enerzijds en de werknemersorganisaties CNVBedrijvenBond en FNVBondgenoten anderzijds.
Afspraken over arbeidsomstandigheden: arbo cao en convenant De branche heeft een algemeen verbindend verklaarde CAO, lopende tot 1 juli 2007 waarin expliciete bepalingen over naleving van de Arbo-wet en het bevorderen van goede arbeidsomstandigheden. Daarnaast heeft de branche sinds december 2005 een aparte ‘Arbo-CAO’ en loopt er vanaf 2002 t/m 2006 een arboconvenant. Ondertekende partijen vanuit sociale partners zijn de eerder genoemde CAO-partijen. De afspraken van het convenant hebben betrekking op: fysieke belasting, werkdruk, klimaat, geluid, biologische agentia, cytostatica en arbo-infrastructuur. Enkele voorbeelden van producten van het convenant zijn: • instructiefilms voor wasserij en stomerij op het gebied van fysieke belasting (Raltex, 2004); • handboek werkplekoptimalisatie (2004); • een oplossingenboek (VHP: Ideeënboek Textielverzorging voorjaar 2005) waarin praktische oplossingen voor werkgevers en werknemers op het gebied van binnenklimaat, geluid en fysieke belasting. Deze publicatie kan als een actuele stand der techniek worden beschouwd; • een posteractie om fysieke belasting te verminderen en een gezondere werkhouding bij de werknemers te bevorderen; • bijeenkomsten en workshops om de branche te enthousiasmeren voor het toepassen van in het convenant ontwikkelde producten; • een stimuleringsregeling om scholing op het gebied van verbeterde arbeidsomstandigheden te bevorderen; • protocollen voor het omgaan met cytostatica en BA besmet wasgoed
29
BIJLAGE 2: WASSERIJEN DIE NIET BEKEND ZIJN MET DE FTNPROTOCOLLEN Er zijn 18 wasserijen die wel besmet wasgoed ontvangen maar niet bekend zijn met de richtlijnen van de FTN (en dus ook de protocollen niet toepassen). Hieronder staat hoeveel overtredingen daar zijn aangetroffen. x-overtreding Aantal bedrijven % 0 4 22.2 1 5 27.8 2-3 7 38.9 4 en > 2 11.1 Totaal 18 100.0
Hieronder staat hoeveel overtredingen m.b.t. de zogenaamde ‘wasgoedinspectiepunten’ (gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen bij besmet wasgoed) zijn geconstateerd: x-overtreding Aantal bedrijven % 0 8 44.4 1 4 22.2 2 4 22.2 3 2 11.1 Totaal 18 100.0
Hieronder bovenstaande tabel maar dan naar wel/ niet aangesloten bij branche. Aangesloten bij branche x-overtreding Aantal bedrijven Aantal bedrijven NIET Totaal WEL 0 2 6 8 1 3 1 4 2 3 1 4 3 1 1 2 Totaal 9 9 18
Hieronder of er wel/ geen beschermende maatregelen zijn genomen (vraag 6d en 6e uit de monitor) Handschoenen bij het sorteren van wasgoed besmet met biologische agentia. Aantal bedrijven % Ja 11 61.1 Soms 3 16.7 Nee 3 16.7 ? 1 5.6 Totaal 18 100.0
Bedrijfskleding bij het sorteren van wasgoed besmet met biologische agentia. Aantal bedrijven % Ja 6 33.3 Soms 1 5.6 Nee 9 50.0 ? 2 11.1 Totaal 18 100.0
30
Hieronder een tabel die de resultaten van de vorige 2 tabellen combineert (vraag 6d en 6e uit de monitor) Wordt bij het sorteren van wasgoed, besmet met biologische agentia handschoenen en bedrijfskleding gedragen Bedrijfskleding Ja Soms Nee ? Totaal Ja 4 1 6 0 11 Handschoene n Soms 0 0 2 1 3 Nee 2 0 1 0 3 ? 0 0 0 1 1 Totaal 6 1 9 2 18
Hieronder een bewerking van bovenstaande resultaten: Aantal Altijd handschoenen en altijd 4 bedrijfskleding (Soms) handschoenen en/of 12 (soms) bedrijfskleding Geen handschoenen en geen 1 bedrijfskleding onbekend 1 Totaal 18
% 22.2 66.7 5.6 5.6 100.0
31
BIJLAGE 3. KETENBENADERING: WASGOEDSTROMEN UIT ZIEKENHUIZEN EN ZORGINSTELLINGEN, GEVOLGD TOT IN DE WASSERIJ. (op basis van inspectieprojecten a754 en a756) De projecten a754 en a756 zijn gestart vanuit een ketenbenadering. De ‘zuivere’ ketenbenadering houdt in dat instellingen die in het kader van a754 bezocht zijn wasgoed doorgeven aan wasserijen die in het kader van a756 bezocht zijn en dat nagegaan wordt wat dat ketenverhaal ons vertelt. Hieronder een uitwerking van dit ketenverhaal. Het ketenverhaal vanuit het perspectief van de wasserij In de keten zitten 31 wasserijen die van 73 ziekenhuizen, verzorgings- en verpleegtehuizen uit project a754 wasgoed krijgen aangeleverd 19 . Als naar het ketenverhaal gekeken wordt, dan komt het volgende naar voren: Cytostatica wasgoed • Bij 18 wasserijen is aangeven, dat cytostatica wasgoed wordt ontvangen. Dit antwoord komt overeen met de antwoorden zoals die door de instellingen die in deze keten zitten gegeven zijn. Van deze 18 wasserijen weten we wat betreft de keten (‘wat zeggen de instellingen in a754 over de manier waarop het aangeleverd wordt’ en ‘wat zegt de wasserij (in a756) over hoe het binnenkomt’) het volgende: - Er zijn 11 wasserijen waar door de instellingen, die het wasgoed aanleveren aangegeven is, dat het cytostatica wasgoed apart aangeleverd wordt. Dit antwoord komt overeen met het antwoord van de wasserijen. - Er zijn 6 wasserijen waar door de instellingen, die wasgoed aan deze wasserijen aanleveren, aangegeven is, dat dit wasgoed niet apart aangeleverd wordt. Wel is door deze wasserijen aangegeven, dat ze cytostatica wasgoed aangeleverd krijgen. Het ligt voor de hand hier er van uit te gaan dat het cytostatica wasgoed door andere instellingen apart aangeleverd wordt. - Er is door de instelling(en) bij 1 wasserij aangegeven, dat het met cytostatica besmette wasgoed niet apart wordt aangeleverd. Dit antwoord komt overeen met het antwoord van de wasserij. • bij 4 wasserijen is aangegeven dat geen cytostatica wasgoed is ontvangen, wat correspondeert met de antwoorden zoals die gegeven zijn door de instellingen die in deze keten zitten. • Door 3 wasserijen is aangegeven, dat wel cytostatica wasgoed wordt ontvangen, terwijl de instellingen uit deze keten hebben aangegeven, dat niet aan te bieden. Het is waarschijnlijk dat dit wasgoed aangeboden wordt door andere instellingen die wasgoed aan de wasserij leveren en die niet in het kader van a754 bezocht zijn.
19
In deze keten zijn directe relaties gelegd tussen de instellingen in a754 en de wasserijen in a756. Deze keten ziet er als volgt uit: • er zijn 13 wasserijen die van 1 in a754 bezochte instelling wasgoed ontvangen • er zijn 5 wasserijen die van 2 in a754 bezochte instellingen wasgoed ontvangen • er zijn 8 wasserijen die van 3 in a754 bezochte instellingen wasgoed ontvangen • er zijn 2 wasserijen die van 4 in a754 bezochte instellingen wasgoed ontvangen • er is 1 wasserij die van 5 in a754 bezochte instellingen wasgoed ontvangen • er is 1 wasserij die van 6 in a754 bezochte instellingen wasgoed ontvangen • er is 1 wasserij die van 10 in a754 bezochte instellingen wasgoed ontvangen In bovenstaand overzicht is verwerkt dat er 3 instellingen zijn die aan twee verschillende wasserijen het wasgoed aanbieden.
32
Echter: • Door 6 wasserijen is aangegeven, dat geen cytostatica wasgoed wordt ontvangen, terwijl de instellingen uit deze keten wel aangegeven hebben dit soort wasgoed aan te bieden. Dat zou dus betekenen dat deze wasserijen niet weten dat ze met cytostatica wasgoed ‘binnen’ krijgen, terwijl dat wel het geval is.
Infectieus wasgoed (biologische agentia) • Bij 24 wasserijen is aangeven, dat infectieus wasgoed wordt ontvangen. Dit antwoord komt overeen met het antwoord dat door instellingen in a754 is gegeven. - Bij 19 van deze wasserijen is door de instellingen die het wasgoed aanleveren aangegeven, dat het infectieuze wasgoed apart aangeleverd wordt, wat door de wasserijen wordt bevestigd. - Bij 4 wasserijen is door de instellingen aangegeven, dat deze wasgoedstroom apart aangeleverd wordt, maar is door de wasserij aangegeven, dat dit wasgoed niet apart wordt aangeleverd. - Bij 1 wasserij is door de instelling(en), die wasgoed aan deze wasserij aanleveren, aangegeven, dat dit wasgoed niet apart aangeleverd wordt. Wel wordt door de wasserij aangegeven, dat ze infectieus wasgoed aangeleverd krijgen. Het ligt voor de hand ook hier er van uit te gaan dat het infectieuze wasgoed door andere instellingen apart aangeleverd wordt. • Bij 1 wasserij is aangegeven dat geen infectieus wasgoed is ontvangen, wat correspondeert met de antwoorden zoals die gegeven zijn door de instelling(en) die in deze keten zitten Echter: • Door 6 wasserijen is aangegeven, dat geen infectieus wasgoed wordt ontvangen, terwijl de instellingen uit deze keten wel aangegeven hebben dit soort wasgoed aan te bieden.
Tabellen ketenbenadering Wel/niet aangeboden wasgoed door zieken- en verpleeghuizen besmet met cytostatica welke wel/niet is ontvangen door wasserijen.
Aangeboden en ontvangen Aangeboden en niet ontvangen Niet aangeboden en niet ontvangen Niet aangeboden en wel ontvangen Totaal
Aantal 18 6 4
In % 58.1 19.4 12.9
3
9.7
31
100.0
Wel/niet apart aangeleverd wasgoed door zieken- en verpleeghuizen besmet met cytostatica welke wel/niet is apart is ontvangen door wasserijen.
Apart aangeleverd en ontvangen Niet apart aangeleverd en niet apart ontvangen Niet apart aangeleverd en wel apart ontvangen Totaal
Aantal 11
In % 35.5
1
3.2
6
19.4
18
58.1
33
Wel/niet aangeboden wasgoed door zieken- en verpleeghuizen besmet met biologische agentia (infecteus) welke wel/niet is ontvangen door wasserijen.
Aangeboden en ontvangen Aangeboden en niet ontvangen Niet aangeboden en niet ontvangen Totaal
Aantal 24 6 1
In % 77.4 19.4 3.2
31
100.0
Wel/niet apart aangeleverd wasgoed door zieken- en verpleeghuizen besmet met biologische agentia (infecteus) welke wel/niet is apart is ontvangen door wasserijen.
Apart aangeleverd en ontvangen Apart aangeleverd en niet apart ontvangen Niet apart aangeleverd en wel apart ontvangen Totaal
Aantal 19
In % 61.3
4
12.9
1
3.2
24
77.4
34
BIJLAGE 4. NALEVING VAN HET ARBEIDSTIJDENBESLUITVERVOER IN WASSERIJEN Inleiding Tijdens het inspectieproject in de wasserij-sector is ook de naleving van het Arbeidstijdenbesluitvervoer onderzocht. Totaal zijn 68 (vestigingen van) wasserijen onderzocht op dit onderwerp. Bij 24 bedrijven was de naleving in orde en werd een afhandelingsbrief gezonden. Bij 2 bedrijven was direct een boeterapport noodzakelijk omdat het aantal overtredingen meer bleek te zijn dan 10% van het aantal werkdagen van de gecontroleerde chauffeurs. Bij 42 bedrijven kon worden volstaan met een waarschuwing. Ruim 9300 werkdagen van 483 bestuurders werden hiertoe geïnspecteerd. De bedrijven aantal
Aantal bedrijven naar activiteit BIK-code omschrijving
1 65234 1 747023 1 85112 56 93011 9 93012 68 totaal
Financiële holdings Overige reiniging Algemene ziekenhuizen Wasserijen en linnenverhuur Chemische wasserijen en ververijen
De bezochte bedrijven zijn te onderscheiden naar de in tabel aangegeven activiteiten. Totaal waren er 3240 werknemers in dienst, waarvan er 483 als bestuurder van een vrachtauto werkzaam waren.
Wagenpark Het onderscheid naar maximum toegestaan MTG van de vrachtauto aantal gewicht (MTG) wordt = 3500kg 43 geen tachograafplicht gemaakt omdat de tachograafplicht ingaat bij > 3500 kg en = 7500 kg 131 tachograafplicht een MTG van meer dan 3500 > 7500 kg 180 tachograaf- en diplomaplicht kg en het chauffeursdiploma totaal 354 verplicht is boven 7500 kg. Er bleken 17 bedrijven niet te beschikken over vrachtauto’s met een MTG > 7500 kg. Volgens opgave van de bedrijven zelf beschikten alle chauffeurs van vrachtauto’s met een MTG > 7500 kg over het chauffeursdiploma of hadden daar een vrijstelling voor.
Gezamenlijke wagenpark geïnspecteerde bedrijven
De inspectie Aan de bedrijven die bezocht werden in project A756 wasgoedketen/natwasserijen 2006 is verzocht om alle registratiebladen van alle chauffeurs op te sturen naar de Arbeidsinspectie. Van 68 vestigingen zijn 9327 registratiebladen ontvangen aan de hand waarvan de inspectie is verricht. In de eerste fase zijn, behalve bij de 2 vestigingen waar een boeterapport noodzakelijk was, geen bedrijfsbezoeken gedaan. Er zijn 24 afhandelingsbrieven verstuurd en 42 waarschuwingsbrieven. Bij14 bedrijven bleek het niet nodig om een hercontrole uit te laten voeren, omdat slechts “administratieve” overtredingen of een enkele overtreding van rij- en/of rusttijdnormen was geconstateerd. Registratiebladen en gebruik van de tachograaf Bij 35 bedrijven zijn tekortkomingen aangetroffen met betrekking tot het gebruik van de tachograaf. In de tabel op de volgende pagina zijn de aantallen overtredingen aangegeven. Opvallend is het aantal overtredingen met betrekking tot het niet aanbrengen van de noodzakelijke gegevens op de tachograafschijf. Chauffeurs bleken nogal eens gemakzuchtig als het gaat om het juist noteren van hun naam en voornaam, de plaatsen van vertrek en aankomst, het kenteken van de vrachtauto en de kilometerstanden bij vertrek en aankomst. Bij 30% van de bedrijven was dit een
35
probleem wat door de Arbeidsinspectie werd afgedaan met een waarschuwing. Hiermee in verband staat de verhoudingsgewijs veel voorkomende overtreding van de werkgever, waar deze verplicht is om toe te zien op het juiste gebruik van de tachograaf. 25% Van de bedrijven kreeg hiervoor een waarschuwing. geen bestuurderskaart gebruikt (digitach) dagelijkse rijtijd
Overtredingen bij 68 bedrijven
registratieblad te lang gebruiken bew aartermijn registratie niet/onjuist bedienen van schakelorganen voortijdig uitnemen van registratieblad dagelijkse rusttijd toezicht op gebruik controleapparaat ononderbroken rijtijd niet aanbrengen gegevens op registratieblad
0 5 10 15 20 25 aantal bedrijven waar handhaving is toegepast Overtredingen rij- en rusttijdnormen Gebleken is dat de chauffeurs in 24 bedrijven niet meer dan 10 uur arbeid verrichtten tussen 07.00 uur en 19.00 uur en dat zij voldoende pauze hadden. Deze bedrijven hebben een afhandelingsbrief ontvangen. De meest voorkomende overtreding op het gebied van rij- en rusttijden is bij wasserijen de ononderbroken rijtijd, ofwel de chauffeur neemt onvoldoende pauze. In 2 boeterapporten werden hiervoor 74 overtredingen opgenomen en voorts werden 17 waarschuwingen gegeven. Op de dagelijkse rusttijd is relatief veel gehandhaafd, namelijk 12 waarschuwingen en ook 1 overtreding in een boeterapport. In de waarschuwingsbrieven is steeds aangegeven dat, wanneer een overtreding van de dagelijkse rusttijdnorm of de ononderbroken rijtijdnorm bij wegcontrole wordt geconstateerd, door Inspectie Verkeer en Waterstaat of Politie, altijd staken van de arbeid (en direct boeterapport) zal worden toegepast.
36