Beleidsinformatie stelselherziening jeugd: meetbare preventie
Bram Meima en Tom van Yperen Oktober 2013
© 2013 Nederlands Jeugdinstituut
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Auteurs Bram Meima Tom van Yperen
Deze publicatie is tot stand gekomen in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De tekst is te downloaden van www.nji.nl
Nederlands Jeugdinstituut Catharijnesingel 47 Postbus 19221 3501 DE Utrecht Infolijn t (030) 230 65 64 e
[email protected] i www.nji.nl mobi m.nji.nl
Inhoud 1. Inleiding .................................................................................................................................................... 2 2. Opdracht.................................................................................................................................................... 2 3. Het jeugdstelsel, preventie, jeugdhulp en de stelselherziening ............................................................. 3 4. Data en systematiek beleidsinformatie ................................................................................................... 7 5. Benaderingen voor het meten van preventie .......................................................................................... 8 6. Scenario’s ................................................................................................................................................ 10 7. Conclusie ................................................................................................................................................. 14 Bijlage 1. Het jeugdstelsel: functies/taken van voorzieningen .................................................................. 17 Bijlage 2. Ordening Preventie – Jeugdhulp en ‘het grijze gebied’ ............................................................. 21
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 1
1. Inleiding Het belangrijkste doel van het jeugdzorgstelsel is dat alle kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en meedoen in de samenleving naar vermogen. Om kansen voor jeugdigen te vergroten en om groeiende kosten terug te dringen, wordt het huidige stelsel herzien. De nieuwe Jeugdwet treedt op 1 januari 2015 in werking. Met de stelselwijziging worden verantwoordelijkheden en regie van het Rijk en de provincies naar de gemeenten overgedragen. De premisse is dat gemeenten efficiënter voorzieningen kunnen organiseren en dat door meer inzet op goedkope preventie het beroep op dure vormen van jeugdhulp zal afnemen. In dit licht heeft het ministerie van VWS aan het Nederlands Jeugdinstituut gevraagd een advies te geven over hoe een reëel beeld verkregen kan worden over groei of krimp van investeringen van gemeenten op het terrein van preventie. Deze adviesvraag vindt zijn oorsprong in het deelproject ‘Data en systematiek beleidsinformatie’ van het project ‘Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd’ dat door de ministeries van VWS en V en J wordt uitgevoerd. Deze notitie vangt aan met de opdrachtbeschrijving. Om de context te schetsen wordt vervolgens kort stilgestaan bij het jeugdstelsel zelf (welke taken worden uitgevoerd?), bij de begrippen preventie en jeugdhulp en bij enkele aspecten van de stelselherziening. Hierbij komen onder andere de definities van preventie en jeugdhulp uit de nieuwe Jeugdwet aan bod. Daarna komt het deelproject ‘Data en systematiek beleidsinformatie’ van VWS en V en J aan bod. Op voorhand zijn verschillende benaderingen of scenario’s te overwegen om een beeld te verkrijgen van de investeringen van gemeenten in preventie. Eerst passeren meer algemene keuzes die binnen de scenario’s mogelijk zijn de revue: rapportage kan geschieden op basis van zorggebruik (aantallen cliënten) of op basis van kosten (budgetbenadering) en te kiezen is tussen frequente monitoring bij alle gemeenten (bijvoorbeeld jaarlijks) en periodieke studies met selecties van gemeenten. Een centrale vraag in deze notitie is de haalbaarheid van verschillende scenario’s: hiervoor zijn toetsingscriteria benoemd. Daarna komen de te onderscheiden scenario’s aan de orde en volgt een toetsing van elk op bruikbaarheid. De notitie sluit af met een conclusie met daarin ons advies over het te kiezen scenario.
2. Opdracht Het ministerie van VWS heeft het NJi gevraagd om met een advies te komen hoe een reëel beeld verkregen kan worden over groei of krimp van investeringen van gemeenten in preventieve jeugdhulp. Op voorhand zijn verschillende benaderingen of scenario’s te overwegen om een beeld te verkrijgen van deze investeringen. De volgende vier scenario’s zijn aan het NJi meegegeven: 1.
2. 3. 4.
Preventie in termen van (drie) dominante interventies zoals bijvoorbeeld Homestart, gezinscoaching, in het preventieve domein. Of, zoals bijvoorbeeld geformuleerd in de Drentse Jeugdmonitor. Preventie in termen van drie representatieve vormen van aanbod die groei of krimp van preventieve hulp signaleren, zoals jongerenwerk, buurtwerk, en nog een andere variant. Preventie in termen van interventies beneden een X bedrag, waarin het zich onderscheidt van ambulante jeugdhulp. Preventie in termen van het budget dat gemeenten besteden aan vrij toegankelijke hulp op de gemeente begroting.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 2
Meer specifiek is de vraag aan het NJi om een advies te geven met betrekking tot het te kiezen scenario, dan wel om een alternatief scenario te schetsen, inclusief een onderbouwing voor deze keuze. De opdracht is ook om de geschiktheid en haalbaarheid van de scenario’s te toetsen aan de volgende drie criteria: 1.
Representativiteit van het aanbod Is het aanbod dat binnen het scenario wordt gemeten representatief voor het totale aanbod van preventieve jeugdhulp?
2.
Meetbaarheid Is het aanbod uit het scenario in de praktijk meetbaar in termen van gebruik van voorzieningen, kosten of anderszins?
3.
Voorspellende waarde met betrekking tot groei of krimp Het geselecteerde aanbod moet voorspellende waarde hebben (minimaal 60%) ten aanzien van de groei of krimp van het totale aanbod van preventieve jeugdhulp.
Tot slot is gevraagd vooral gebruik te maken van bestaande kennis en expertise.
3. Het jeugdstelsel, preventie, jeugdhulp en de stelselherziening Gemeenten krijgen een groot aantal verantwoordelijkheden. Naast de herziening van het jeugdstelsel is immers sprake van nog twee decentralisaties: de decentralisatie werk en inkomen (Participatiewet) en de overheveling van begeleiding vanuit de AWBZ naar de WMO. Gemeenten worden hiermee verantwoordelijk voor een brede waaier aan taken binnen het ‘sociaal domein’, en wel op de terreinen jeugd, veiligheid, passend onderwijs, leerplicht, aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld, publieke gezondheid, welzijn, zorg en begeleiding, schuldhulpverlening en werk en inkomen1. Gegeven de vele taken en verantwoordelijkheden van gemeenten is het belangrijk om het begrip ‘jeugdstelsel’ af te bakenen. Het jeugdstelsel is te definiëren als ‘het geheel van regelingen, voorzieningen en kaders op het gebied van preventie voor, hulp aan en zorg voor jeugdigen’2. Voor de afbakening is deze (of een andere) definitie echter niet voldoende: inzicht is nodig welke taken tot het werkveld van het jeugdstelsel behoren. Hiertoe baseren wij ons op een uitgebreide eerdere bespreking van de vele functies/taken van voorzieningen in het jeugdstelsel3. De verschillende taken zijn hierbij gegroepeerd naar de belangrijkste onderdelen van het jeugdstelsel. Hieronder worden eerst de onderscheiden stelselonderdelen (taakgroepen) gegeven en worden de onderdelen in de preventieve sfeer kort toegelicht/besproken. Vervolgens wordt nader ingegaan op de begrippen preventie en jeugdhulp. Bijlage 1 bij deze notitie geeft een nadere uitwerking. De uitvoering van de verschillende taken ligt bij natuurlijke personen en de organisaties waarin ze werken. Het kan hier gaan om een heel scala aan betrokkenen, zoals welzijnsorganisaties, thuiszorg, GGD, huisartsenpraktijken, gemeentelijke organisaties, Bureau Jeugdzorg, MEE, organisaties voor Algemeen Maatschappelijk Werk, zorgaanbieders van Jeugd- en Opvoedhulp, jeugd-ggz en/of jeugd-lvb, landelijke aanbieders van gesloten jeugdzorg enzovoort.
1
KING (2013). Eindadvies Verkenning Informatievoorziening Sociaal domein (VISD). Organiseren en innoveren van de informatievoorziening sociaal domein. Den Haag: Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten. 2
NJi (2013). Woordenboek prestatie-indicatoren CJG. Nulversie. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
3
Yperen, T.A. van & Woudenberg, A. van (2011). Werk in uitvoering. Bouwen aan een nieuw jeugdstelsel. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 3
Onderdelen van het jeugdstelsel met bijbehorende taken 1.
Algemene jeugdvoorzieningen
Enkele voorbeelden van taken zijn het (a) voorzien in kinderopvang, inclusief buitenschoolse opvang; (b) bieden van jeugdwelzijnswerk, peuterspeelzaalwerk, tiener- en jongerenwerk; (c) ondersteuning van en voorzien in jeugdvoorzieningen voor ontspanning, sport, kunst en cultuur; (d) voorzien in Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE). 2.
Basistaken jeugdgezondheidszorg (JGZ)
Volgens de Wet publieke gezondheid (Wpg) hebben gemeenten de taak Jeugdgezondheidszorg uit te voeren. Nu vallen daar nog een uniform deel en een maatwerkdeel onder. Dit onderscheid zal komen te vervallen. De Commissie de Winter stelt voor één set van Basistaken Publieke Jeugdgezondheidszorg te vormen. Bijlage 1 vat deze taken samen. De set is voor iedereen ‘ongevraagd’ beschikbaar, is normaliserend/preventief van karakter (’versterkt eigen kracht’) en wordt actief aan jeugdigen en opvoeders aangeboden.4 De activiteiten uit dit basistakenpakket zijn bij voorkeur gekoppeld aan contactmomenten, die zowel individueel als per groep of digitaal kunnen plaatsvinden. Niet voor iedereen zal precies hetzelfde aantal contactmomenten nodig zijn. De commissie gaat er van uit dat een zekere bandbreedte in aantallen contactmomenten noodzakelijk is. Dit maakt het mogelijk dat meerdere vervolggesprekken gehouden kunnen worden, omdat meer uitleg nodig is of omdat een probleem met kortdurende lichte ondersteuning verholpen kan worden. Het verlenen van verdergaande zorg of hulp behoort niet tot het basistakenpakket, de toeleiding daartoe wel. 3.
WMO prestatieveld 2
Prestatieveld 2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) betreft preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning. De taken zijn (1) informatie en advies, (2) signaleren, (3) toeleiding naar hulp, (4) licht pedagogische hulp, (5) coördinatie van zorg op lokaal niveau. Deze taken vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. In de concept Jeugdwet zijn de taken ondergebracht onder de preventie; volgens de Memorie van Toelichting bij de nieuwe Jeugdwet betreffen de taken dus geen jeugdhulp. Omdat ook de basistaken JGZ onder preventie vallen, zijn voor het onderscheid in de onderhavige tekst de preventietaken uit de WMO hier nog aangeduid als ‘WMO prestatieveld 2’. 4.
Kerntaken jeugdhulp
De kerntaken in dit domein zijn in te delen in twee groepen. • In het nieuwe zorgstelsel zullen de functies van de jeugdhulp in de lichte vormen (eerstelijn; vrij toegankelijke jeugdhulp) zich vooral concentreren op: o advies geven over en het bepalen en het inzetten van de aangewezen vorm van niet-vrij toegankelijke jeugdhulp (de ‘toegang’); o lichte pedagogische thuishulp; o licht-ambulante behandeling. Ook zijn hieronder te scharen informatievoorzieningen als Kindertelefoon en advies via website of email. De activiteiten in dit onderdeel vertonen een overlap met de activiteiten die onder het motto van preventie plaatsvinden. We komen daar straks op terug.
4
Commissie De Winter (2013). Een stevig fundament. Evaluatie van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg. Den Haag: Ministerie van VWS. Zie ook brief Van Rijn, dd 25 juni 2013.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 4
• Voorts omvat de jeugdhulp allerlei intensievere (niet-vrij toegankelijke) vormen: o gespecialiseerde diagnostiek; o intensieve pedagogische thuishulp; o intensieve ambulante behandeling; o vormen van verblijf en hulp in deeltijd of 24-uursvoorziening; o vormen van crisiszorg; o consultatie5. Waar precies de grens tussen vrij- en niet-vrij toegankelijke jeugdhulp ligt, is aan de gemeente om te bepalen. Het NJi werkt aan een advies, waarin vooral de prijs van de dienst, product of zorgvorm bepalend is voor het onderscheid. 5.
Kerntaken Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK)
Zie voor toelichting Bijlage 1. 6.
Kerntaken Raad voor de kinderbescherming, jeugdbescherming, jeugdreclassering en andere justitiële hulp
De uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, maar is volgens de Memorie van Toelichting bij de nieuwe Jeugdwet geen jeugdhulp. Zie voor verdere toelichting Bijlage 1. 7.
Kerntaken andere welkvelden.
Het gaat hier om het leggen van verbindingen: de gemeente staat in het nieuwe stelsel voor de taak verbindingen te leggen tussen enerzijds de algemene jeugdvoorzieningen, de publieke gezondheidszorg en de jeugdhulp en anderzijds voorzieningen op het terrein van onder meer de maatschappelijke ondersteuning voor volwassenen, begeleiding en participatie. Tevens dient ze samenwerking op te bouwen met het onderwijs, mede met het oog op de ontwikkeling van Passend Onderwijs. Preventie versus jeugdhulp De premisse bij de stelselherziening jeugd is dat gemeenten efficiënter voorzieningen kunnen organiseren en dat door meer inzet op goedkope preventie het beroep op dure vormen van jeugdhulp zal afnemen. Om precies te begrijpen wat dit betekent is het nodig om de begrippen preventie en jeugdhulp te operationaliseren. De verschillende wettelijke kaders die hier relevant zijn, bieden daarvoor echter weinig aanknopingspunten (zie Box 1). Vooralsnog is de definitie van preventie niet scherp: bij de Wpg gaat het vooral om voorkomen van problemen, bij de WMO en de concept Jeugdwet om op preventie gerichte ondersteuning bij problemen. Wat extra compliceert is dat binnen de jeugdhulp twee soorten zijn onderscheiden. Ten eerste de lichte vormen (eerste lijn, vrij toegankelijke jeugdhulp) waaronder advies en lichte ambulante ondersteuning en hulp vallen. Dit is niet hetzelfde als preventie zoals bedoeld in de Wpg. Preventie omvat volgens de Wpg ook een collectief aanbod. De tweede soort omvat de intensieve, duurdere (niet-vrij toegankelijke)
5
Deze functie is vaak niet benoemd. In het nieuwe stelsel moet dit veranderen. Het gaat er om dat experts die veel ervaring hebben met de uitvoering van intensieve zorgvormen waar nodig de professionals in bijvoorbeeld het CJG bijstaan met advies.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 5
Box 1. Definitie van preventie en jeugdhulp in wetgeving Definitie van preventie •
In de WMO: De WMO gebruikt hier het begrip Maatschappelijke Ondersteuning. Dit omvat onder meer op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met
•
In de Wpg: De Wpg gebruikt hiervoor het begrip publieke gezondheidszorg. Dit omvat “gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten”. Hierbinnen onderscheidt de Wpg verschillende deelterreinen, waaronder collectieve preventie en jeugdgezondheidszorg.
•
In de concept Jeugdwet: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking of van de ouders bij opvoedingsproblemen.
problemen met opvoeden en het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning.
Definitie van Jeugdhulp6 1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders; 2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en 3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.
vormen. Een aantal belangrijke intensieve vormen zijn intensieve ambulante hulp, jeugdhulp met verblijf (residentieel/intramuraal: daghulp, dag- en nachthulp), pleegzorg en gesloten jeugdzorg (jeugdzorgplus). De gemeenten hebben beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de grens tussen vrij en niet-vrij toegankelijke hulp. Veel gemeenten zetten – naast de versterking van de algemene voorzieningen en preventie – ook in op een verbetering van het vrij toegankelijke aanbod (‘de eerste lijn’: CJG’s, wijkteams, POH) met het idee dat daarmee het beroep op dure vormen van jeugdhulp zal afnemen. Duidelijk is dat er ‘grijs gebied’ is tussen preventie en jeugdhulp. Met name het terrein van de vrij toegankelijke jeugdhulp zal overlap vertonen met het veld van de preventie. Het maken van het onderscheid tussen preventie, de lichte, vrij toegankelijke vormen van jeugdhulp en de intensievere, duurdere vormen van jeugdhulp is daarom belangrijk voor het uitoefenen van de stelselverantwoordelijkheid. Onderstaand schema (figuur 1) vat dit samen. Bijlage 2 geeft een uitgebreider overzicht.
6
Jeugdwet concept wettekst, versie: 27 juni 2013.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 6
Figuur 1. Preventie en jeugdhulp binnen het jeugdstelsel.
1. Algemene jeugdvoorzieningen Collectieve en universele preventie Selectieve preventie 2. Basistakenpakket JGZ
Lichte ondersteuning ambulant
3. WMO prestatieveld 2 Op preventie gerichte, ambulante ondersteuning Vrij toegankelijke jeugdhulp 4. Kerntaken Jeugdhulp Specialistische jeugdhulp ambulant Intramurale zorg 5. Kerntaken AMHK
Pleegzorg Gesloten jeugdzorg Kerntaken AMHK
6. Kerntaken RvdK, JB, JR, …
Uitvoering maatregelen JB en JR
Conclusie Het jeugdstelsel is opgebouwd uit diverse onderdelen. Preventie speelt zich af binnen drie van deze stelselonderdelen (algemene jeugdvoorzieningen, JGZ en WMO). Jeugdhulp is een op zichzelf staand onderdeel: hierbij is sprake van problemen of het gaat om jeugdigen met beperkingen of aandoeningen. Bij jeugdhulp kan het zowel gaan om lichte, vrij toegankelijke als om intensieve, nietvrij toegankelijke vormen. Om het beroep op deze laatste vormen terug te dringen zetten gemeenten in op de versterking van zowel de preventie als het vrij toegankelijke deel van de jeugdhulp. Het maken van het onderscheid tussen (1) preventie, (2) de lichte, vrij toegankelijke vormen van jeugdhulp en (3) intensievere, duurdere vormen van jeugdhulp is belangrijk voor het uitoefenen van de stelselverantwoordelijkheid.
4. Data en systematiek beleidsinformatie De ministeries VWS en V en J voeren een project ‘Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd’ uit. Dit project kent vier deelprojecten, waaronder het deelproject ‘Data en systematiek beleidsinformatie’.7 Om de stelselverantwoordelijkheid uit te kunnen oefenen is binnen dit deelproject een model voor beleidsinformatie opgesteld. In dit model wordt een drietrapsraket onderscheiden, met (a) een minimale dataset, (b) halfjaarlijks nader onderzoek bij een beperkt aantal gelijksoortige gemeenten (met een vooraf vastgesteld analysekader) en (c) methodieken voor het borgen van de te leren lessen die volgen uit het nadere onderzoek.
7
Brummelman, G., Gresnigt, M., van Herk, R. (2013). Beslisdocument Data en systematiek beleidsinformatie Jeugdwet. Versie 1.1 (concept). Den Haag, Ministeries van VWS en V en J.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 7
De minimale dataset beoogt het gebruik van voorzieningen in het (herziene) jeugdstelsel en een zestal outcome indicatoren op gemeentelijk niveau te volgen.8 Op landelijk niveau zullen zo slim mogelijk minimale aantallen data worden uitgevraagd. Daarom is een beperkt aantal dominante voorzieningen/hulpvormen geselecteerd. De beperkte monitoring dient inzicht te verschaffen in de vraag of investeringen in preventie inderdaad leiden tot minder beroep op dure voorzieningen. De gegevensuitvraag zal zoveel mogelijk gebruik maken van data die al worden bijgehouden door professionals/instellingen. De data uit de minimale dataset zullen via een routeervoorziening vanuit de instellingen beschikbaar komen voor instellingen, gemeenten en het Rijk. De indicator voor het gebruik van voorzieningen/hulpvormen is het aantal unieke gepseudonimiseerde jeugdigen dat gebruik maakt van de voorziening/hulpvorm, uitgesplitst naar gemeente in de tijd. In de minimale dataset worden op dit moment de volgende voorzieningen/hulpvormen onderscheiden: – ambulante hulp – intramurale zorg – pleegzorg – gesloten jeugdzorg. De laatste drie voorzieningen betreffen dure vormen zorg. Gegeven het doel om het gebruik van dure zorgvormen terug te dringen adviseert het NJi om onderscheid te maken tussen de lichte vormen van ambulante jeugdhulp en de intensievere, duurdere vormen (zie ook de bespreking van het jeugdstelsel in het vorige hoofdstuk). Intensieve ambulante hulp zou dan in de minimale dataset thuishoren. Voorts is te overwegen de uitvoering van maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering op te nemen in de minimale dataset. In de minimale dataset is voor kindermishandeling en huiselijk geweld een outcome indicator opgenomen. De jeugdstelselonderdelen Jeugdhulp, Kerntaken AMHK, Kerntaken Raad voor de kinderbescherming, jeugdbescherming, jeugdreclassering komen zo terug in de minimale dataset. De vraag die aan het NJi is gesteld is hoe een reëel beeld verkregen kan worden van groei of krimp van investeringen op het terrein van preventie. Een vervolgvraag die men zich kan stellen is of en hoe het meten van preventie is in te passen in de drietrapsraket van het beleidsinformatiemodel: is het haalbaar en afdoende om vormen van preventie en lichte ambulante jeugdhulp op te nemen in de minimale dataset, of kunnen preventie en lichte ambulante hulp het beste worden geadresseerd via de tweede trap van de drietrapsraket? Aan deze vervolgvraag besteden wij in deze notitie ook aandacht.
5. Benaderingen voor het meten van preventie Gebruik van voorzieningen of budgetbenadering Er kan op twee manieren gemeten worden of gemeenten meer inzetten op preventie en of dit leidt tot minder gebruik van duurdere, gespecialiseerde voorzieningen in het jeugdstelsel. 1.
Registratie van het gebruik van voorzieningen
Aanbieders van zowel preventieve als duurdere, gespecialiseerde voorzieningen kunnen registreren hoeveel jeugdigen en/of ouders gebruik maken van hun voorzieningen. Door het voorzieningengebruik 8
In eerste instantie waren vijf outcome indicatoren geselecteerd: de aantallen kinderen die wonen in een veilige woonomgeving, die deelnemen aan regulier onderwijs, die werkzaam zijn (als zij geen opleiding volgen), die in aanraking komen met de politie, die middelen gebruiken. Inmiddels is een zesde indicator toegevoegd: deze betreft kindermishandeling en huiselijk geweld.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 8
over de tijd te volgen wordt duidelijk of het gebruik van de preventieve voorzieningen in het jeugdstelsel toeneemt en het gebruik van duurdere, gespecialiseerde voorzieningen afneemt. Omdat gebruikscijfers over 408 Nederlandse gemeenten heen vergeleken moeten kunnen worden vergt dit uniformering: er moet één gemeenschappelijke set van producten/diensten worden gedefinieerd waarvoor de aanbieders het gebruik gaan registreren. 2.
Budgetbenadering
De totale budgetten die gemeenten besteden aan hun jeugdstelsels kunnen worden uitgesplitst naar (1) preventieve voorzieningen, (2) duurdere, gespecialiseerde voorzieningen en (3) overige uitgaven in het jeugdstelsel (zoals voor het vormgeven van de samenwerking met andere werkvelden). Het inzicht wordt verhoogd door zowel de preventieve als de duurdere, gespecialiseerde voorzieningen uit te splitsen in een aantal hoofdcategorieën. Voor onderlinge vergelijkbaarheid vergt ook dit uniformering: de gemeenten dienen de afbakening van de hoofdcategorieën op gelijke wijze te maken. De 408 gemeenten moeten ook in staat zijn de budgetten die zij uitgeven daadwerkelijk uit te splitsen naar de onderscheiden hoofdcategorieën. Continue monitoring of periodiek, steekproefsgewijs onderzoek Of meer inzet op preventie gepaard zal gaan met minder gebruik van duurdere, gespecialiseerde voorzieningen in het jeugdstelsel is op twee manieren te monitoren. 1.
Monitoring via de minimale dataset
Via de minimale dataset wordt binnen het beleidsinformatieproject al het gebruik van een aantal duurdere, gespecialiseerde voorzieningen/hulpvormen gemonitord. Overwogen kan worden om vormen van preventie (en ook lichte ambulante jeugdhulp) op te nemen in de minimale dataset. Als dit haalbaar is dan zou dit ontegenzeggelijk grote voordelen hebben: het proces van gegevensverzameling wordt geautomatiseerd en informatie komt continu on-line beschikbaar. 2.
Periodiek onderzoek bij een selectie van gemeenten
Een alternatief is om periodiek, steekproefsgewijs onderzoek te verrichten bij een representatieve groep van bijvoorbeeld 20 gemeenten. Ook deze benadering heeft ontegenzeggelijk voordelen. Deze benadering luistert minder nauw qua landelijke uniformering. Dit betreft zowel de selectie en operationalisatie van te meten diensten/producten/voorzieningen als de registratiesystemen zelf: deze zijn binnen het onderzoek voor gebruik door de onderzoekers uit te werken. Er is geen landelijke standaardisatie van de selectie en operationalisatie nodig die alle gemeenten in staat stelt op een betrouwbare en vergelijkbare manier de registratie te voeren. De benadering brengt daarmee minder kosten met zich mee en de registratiedruk is kleiner. Cliënten en hulpverleners worden zo ook minder belast. Last but not least is deze benadering ook betrouwbaarder doordat bij de geselecteerde gemeenten diepgaander onderzoek is te doen: beschikbare gegevens zijn zo beter te duiden. Een variant van deze benadering is tot slot om in het periodieke onderzoek gebruik te maken van de gemeenten die mee doen in het nadere onderzoek dat is voorzien in de tweede trap van het beleidsinformatiemodel.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 9
6. Scenario’s Hoe kan een reëel beeld verkregen worden over groei of krimp van investeringen van gemeenten op het terrein van preventie? In de opdracht zijn vier scenario’s en drie toetsingscriteria meegegeven. Het NJi is gevraagd om een advies te geven met betrekking tot het te kiezen scenario, dan wel om een alternatief scenario te schetsen. De vier scenario’s zijn recapitulerend: S1. Preventie in termen van (drie) dominante interventies zoals bijvoorbeeld Homestart, gezinscoaching, in het preventieve domein. Of, zoals bijvoorbeeld geformuleerd in de Drentse Jeugdmonitor. S2. Preventie in termen van drie representatieve vormen van aanbod die groei of krimp van preventieve hulp signaleren, zoals jongerenwerk, buurtwerk, en nog een andere variant. S3. Preventie in termen van interventies beneden een X bedrag, waarin het zich onderscheidt van ambulante jeugdhulp. S4. Preventie in termen van het budget dat gemeenten besteden aan vrij toegankelijke hulp op de gemeente begroting. We bespreken hieronder elk scenario, mede tegen het licht van wat we in de voorgaande hoofdstukken hebben opgemerkt, en introduceren vervolgens een vijfde scenario. Bespreking scenario S1 Preventie omvat (drie) dominante interventies zoals bijvoorbeeld Homestart, gezinscoaching, in het preventieve domein. Of, zoals bijvoorbeeld geformuleerd in de Drentse Jeugdmonitor. Bij een korte, eerste inventarisatie zijn 27 verschillende interventies naar voren gekomen (zie Box 2 hieronder), plus 16 cursussen/trainingen die door MEE worden georganiseerd. Dit overzicht is zeker nog niet compleet. Het NJi concludeert dat het aantal en de variëteit van de beschikbare interventies dermate groot is dat een selectie van een klein aantal op zorggebruik te monitoren interventies (bv. drie) niet representatief is voor het totale aanbod van interventies, en dus ook niet voor het totale preventieve aanbod. Het eerste scenario voldoet hiermee niet aan het eerste criterium. NB. Het NJi heeft ook aandacht besteed aan de Drentse Jeugdmonitor. Twee bronnen zijn geraadpleegd: de website http://www.jeugdmonitordrenthe.nl/gezondheid-en-welzijn/ en het naar onze informatie meest recente rapport “Jeugd in Drenthe: Basisrapport van het jeugdonderzoek 2008”. Het NJi heeft hierin geen aanknopingspunten gevonden voor een goed operationaliseerbare definiëring van preventie. Box 2. Voorbeelden van interventies. Triple P (niveau 2 en 3), Peuter in zicht!, Opvoeden & Zo, Kortdurende Video-hometraining (K-VHT), SPRINT, Praten met kinderen, OUDERS van tegendraadse jeugd, Beter omgaan met pubers, Gordon-cursus “Effectief omgaan met kinderen”, Stevig Ouderschap, Jij bent belangrijk, Video-feedback Intervention to Promote Positive Parenting and Sensitive Discipline (VIPP-SD), Stap-voor-stap, Pedagogisch adviseren, Opstap, Opstapje, Overstap, VVE peuterspeelzaal & VVE thuis, Gezinscoaching (diverse trajecten), Jongerentrajecten (diverse trajecten), Thuisbegeleiding, Voorzorg, Themis Opvoedcursus, KopOpOuders Online, Ouder-babyinterventie, Home-Start, Moeders Informeren Moeders
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 10
Bespreking scenario S2. Preventie omvat drie representatieve vormen van aanbod die groei of krimp van preventieve hulp signaleren, zoals jongerenwerk, buurtwerk, en nog een andere variant. Vertrekpunt bij dit scenario is dat een (beperkt) aantal aanbodvormen gedefinieerd dient te worden. Denkbare voorbeelden van mogelijke aanbodvormen zijn: jongerenwerk, buurtwerk, algemeen maatschappelijk werk, schoolmaatschappelijk werk, aanbod gerelateerd aan kinderopvang, opvoedondersteuning en hulp, lichte ambulante hulp. Een aantal complicaties doet zich hier voor: – binnen het buurtwerk en jongerenwerk is sprake van een groot aantal verschillende activiteiten/projecten/diensten (zie Box 3) – verschillende gemeenten bieden verschillende activiteiten/projecten/diensten aan – registratie van zorggebruik is in de welzijnssector nog niet ver / volledig doorgevoerd – verschillende aanbodvormen zijn moeilijk af te bakenen (bv. in de praktijk komen termen voor als kinderwerk, tienerwerk, jongerenwerk, jeugdwerk, buurtwerk, algemeen maatschappelijk werk, welzijnswerk) – het is de vraag of nu toekomstbestendige afbakeningen gemaakt kunnen worden. In het project ‘Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd’ wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van gegevens die worden geleverd door de instellingen die het preventieve aanbod verzorgen. Het grote aantal activiteiten/projecten/diensten en de andere genoemde complicaties maken dat een dergelijke ‘bottom-up’ uitvraag van gegevens bij instellingen niet haalbaar is. Via dit scenario kan daarom niet worden voldaan het tweede criterium (‘meetbaarheid’). Box 3. Voorbeelden van mogelijke diensten door een welzijnsinstelling op het gebied van buurtwerk, jeugdwerk en schoolmaatschappelijk werk. Buurtgerichte sociale activering, Sportbuzzie & sport uitleen, Combinatiefunctie sport & welzijn, Opvoeden als buurtprogramma, Opvoedondersteuning Web in de Wijk, Coördinatie buurtnetwerk, Oud en jong op school, Tienermoedergroep, Peuterspeelzalen, Spraakmakend, Dreumesopvang, Bso, BSO+, Kinderwerk plus, Kinderkampweek, Schoolpreventieplan, Weerbaarheidstrainingen groep 7 en 8, SMW, Coördinatie Maatschappelijke stages, Tieneractiviteiten, Meidengroep, Jeugdsoosbegeleiding, Sport en beweegteam, Jeugdparticipatie, Jeugdhulpverlening, Coördinatie Jeugdteam 12+, Coördinatie jongeren opvang, Brainart, Stap voort (bemiddeling allochtonen), Zelforganisatie: zelf activiteiten opzetten, Jongerenwinkel, Training sociale vaardigheden en assertiviteit voor jongvolwassenen; Jongerencoaching / woonbegeleiding, Straatcoaches, SMW voortgezet onderwijs, SMW ROC
Bespreking scenario S3. Preventie bestaat uit interventies beneden een X bedrag, waarin het onderscheidt van ambulante jeugdhulp. Hier speelt hetzelfde probleem als bij scenario S2. In Box 2 is al geïllustreerd dat er sprake is van een zeer groot aantal mogelijke interventies. Deze worden door tal van instellingen uitgevoerd. In het project ‘Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd’ wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van gegevens die worden geleverd door de instellingen die het preventieve aanbod verzorgen. Het grote aantal interventies maakt dat een ‘bottom-up’ uitvraag van (zorggebruik) gegevens bij instellingen niet haalbaar is. Via dit scenario kan daarom niet worden voldaan het tweede criterium (‘meetbaarheid’).
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 11
Bespreking scenario S4. Preventie omvat het budget dat gemeenten besteden aan vrij toegankelijke hulp op de gemeente begroting. Naar de mening van het NJi kan alleen met een scenario op basis van een budgetbenadering worden voldaan aan de drie toetsingscriteria. Het NJi stelt een uitgebreidere variant van dit scenario voor, scenario S5. Het budget dat gemeenten besteden aan vrij toegankelijke hulp is onderdeel van dit scenario en wordt in dit scenario in tweeën geknipt. Een complicerende factor hierbij is wel dat de gemeente vrij is om te bepalen wat al dan niet tot het vrij toegankelijke deel is te rekenen. Dat kan binnen een gemeente per jaar verschillen. Ook kunnen gemeenten daar verschillende keuzes in maken. Dit scenario is dan ook alleen hanteerbaar als het onderscheid vrij- en niet vrij-toegankelijk wordt vertaald naar een vast ijkpunt. Eerder heeft het Nederlands Jeugdinstituut voorgesteld hier een kostengrens als ijkpunt te hanteren. Alle hulp en diensten met een gemiddelde kostprijs van X Euro worden in vergelijkingen toegerekend aan preventie en het vrij toegankelijke deel van de jeugdhulp.9
Bespreking scenario S5. Gezien het bovenstaande stellen wij een vijfde scenario voor, dat feitelijk een aanvulling en verdere uitwerking is van het vierde: Gemeentelijke budgetregistratie voor het jeugdstelsel. Figuur 2 illustreert dit scenario. In dit scenario wordt het totale budget dat gemeenten besteden aan het jeugdstelsel geregistreerd, en worden de budgetten die gemoeid zijn met een aantal belangrijke componenten geregistreerd. Figuur 2. Het scenario S5: gemeentelijke budgetregistratie voor het jeugdstelsel.
Preventie: collectief en ongevraagd (Basistakenpakket JGZ) Selectieve preventie (€ ≤ x) Overige dienstverlening
Lichte ambulante jeugdhulp (x < € ≤ y) Intensieve (ambulante) hulp Intensieve ambulante jeugdhulp (> y €) Intramurale zorg Pleegzorg Gesloten jeugdhulp Maatregelen JB en JR Kerntaken AMHK Overig
Voor- en vroegschoolse educatie (VVE)
9
Eijgenraam, K. & Ingrid Ligtermoet, I (2013). Afbakening lichte en intensieve zorg voor jeugd (concept). Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 12
In dit scenario wordt een grove driedeling gemaakt: –
– –
Preventie: dit zijn de activiteiten in het jeugddomein onder de WMO, de Wpg en overige preventieve activiteiten in het jeugddomein, waaronder ook advies- en ondersteuningstrajecten met een gemiddelde kostprijs beneden een X-bedrag (doorgaans zullen dit trajecten zijn die uit hoogstens 5 contactmomenten bestaan) Licht ambulante jeugdhulp: dit zijn trajecten met een gemiddelde kostprijs van boven een Xbedrag en onder een Y-bedrag Intensieve (ambulante) hulp: dit zijn trajecten boven een Y-bedrag.
In dit scenario bestaat preventie uit alle niet gearceerde blokken uit het figuur. Een discussiepunt is of ook “licht ambulante hulp” tot preventie gerekend moet worden (het ‘grijze gebied’). Het voorstel van het NJi is hier geen principiële discussie van te maken, maar om hier pragmatisch mee om te gaan. Omdat het doel van de metingen is na te gaan of een investering in preventie leidt tot minder inzet van intensieve (dure) zorg, ligt het voor de hand ook de licht ambulante hulp hier onder ‘preventie’ te scharen. De reden daarvoor is dat veel gemeenten door te investeren in een versterking van licht ambulante hulp tevens willen komen tot minder inzet van intensieve (dure) zorg. Het gaat er dan om na te gaan of een groter budget voor WMO-diensten in het jeugddomein, de jgz en andere preventieve diensten, alsook voor de jeugdhulp met een gemiddelde kostprijs onder een Y-bedrag leidt tot een kleiner benodigd budget voor intensieve jeugdhulp (i.e. jeugdhulp met een gemiddelde kostprijs boven een Y-bedrag). In dit scenario worden bijvoorbeeld geregistreerd: I.
–
het (geoormerkte) budget voor het Basistakenpakket JGZ (NB: dit budget maakt een zeer groot onderdeel uit van het totale budget van gemeenten voor preventie) – het (geoormerkte) budget voor Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) – de geschatte budgetten voor alle vormen van preventieve hulp en licht ambulante hulp met een gemiddelde kostprijs van minder dan Y. – in dit scenario is tot slot het budget voor “Overige dienstverlening in het jeugdstelsel” de restcategorie. II. de budgetten voor intensieve ambulante hulp, pleegzorg, intramurale hulp, jeugdzorgplus, jeugdbescherming en jeugdreclassering etc.; III. het totale budget voor het jeugdstelsel.
Figuur 3 op de volgende pagina illustreert deze wijze van registreren, waarbij licht ambulante hulp (het ‘grijze gebied’) is toegerekend aan preventie. Centraal in de monitoring staat dan de toetsing of de veronderstelling dat toename van I/III ook leidt tot een afname van II/III in de praktijk is terug te zien. Deze monitoring hoeft in onze ogen niet standaard en continu te worden uitgevoerd, maar kan periodiek en steekproefsgewijs via een specifieke studie plaatsvinden. Dat voorkomt dat alle gemeenten zich moeten gaan vastleggen op te maken onderscheidingen en calculaties. Het volstaat met deze opzet dat onderzoekers desnoods post hoc in de onderzochte steekproef onderscheidingen maken en calculaties uitvoeren. Een variant van deze benadering is om de monitoring te verrichten bij de gemeenten die mee doen in het nadere onderzoek binnen de tweede trap van het beleidsinformatiemodel. Of deze laatste variant een verstandige keuze is hangt af van de wijze waarop het nadere onderzoek in deze tweede trap invulling zal krijgen.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 13
Figuur 3. Gemeentelijke budgetregistratie met toerekening van licht ambulante hulp aan preventie. I. Budget Preventie + ‘licht ambulant’ 1. Algemene jeugdvoorzieningen
2. Basistakenpakket JGZ
3. WMO prestatieveld 2
Basistakenpakket JGZ (geoormerkt) VVE (geoormerkt) Universele preventie Selectieve preventie Ondersteuning/jeugdhulp ambulant (Gemiddelde kostprijs per product < Y) Overige dienstverlening in het jeugdstelsel
4. Kerntaken Jeugdhulp
II. Budget intensieve (ambulante) hulp (gemiddelde kostprijs per product ≥ Y)
5. Kerntaken AMHK
Specialistische jeugdhulp ambulant Intramurale zorg Pleegzorg Gesloten jeugdzorg Kerntaken AMHK Uitvoering maatregelen JB en JR
6. Kerntaken RvdK, JB, JR, …
7. Conclusie Een belangrijke premisse bij de stelselherziening jeugd is dat door meer inzet op goedkope preventie het beroep op dure vormen van jeugdhulp zal afnemen. De centrale vraag in deze notitie is hoe een reëel beeld verkregen kan worden over groei of krimp van investeringen van gemeenten op het terrein van preventie. Het ministerie van VWS heeft het NJi verzocht om hiervoor vier scenario’s te onderzoeken. Gevraagd is om een advies te geven met betrekking tot het te kiezen scenario, dan wel om een alternatief scenario te schetsen. Voor het uitoefenen van de stelselverantwoordelijkheid hebben de ministeries van VWS en V en J een beleidsinformatiemodel opgesteld. Dit model is te zien als een drietrapsraket. De eerste trap betreft het monitoren van onder meer het gebruik van voorzieningen in het (herziene) jeugdstelsel op gemeentelijk niveau. De tweede trap behelst halfjaarlijks nader onderzoek bij een beperkt aantal gelijksoortige gemeenten, met een vooraf vastgesteld analysekader. In ons advies gaan wij ook in op hoe de scenario’s zich verhouden tot het beleidsinformatiemodel. In drie van de vier scenario’s is registratie van het gebruik van preventieve voorzieningen het vertrekpunt. Deze scenario’s voldoen niet aan de toetsingscriteria ‘meetbaarheid van het geselecteerde preventieve aanbod’ en/of ‘representativiteit van het geselecteerde aanbod voor het totale preventieve aanbod’. Naar de mening van het NJi kan alleen aan de toetsingscriteria worden voldaan op basis van een budgetbenadering. Het vierde scenario is zo’n scenario. Het NJi adviseert een vijfde scenario dat hier feitelijk een aanvulling en verdere uitwerking van is: Gemeentelijke budgetregistratie voor het jeugdstelsel. In dit scenario wordt een grove tweedeling van het jeugdstelsel gemaakt: preventie versus intensieve hulp (al dan niet ambulant). Het totale budget voor het jeugdstelsel en de budgetten voor deze beide hoofdcategorieën worden geregistreerd. Een discussiepunt hierbij is waar “licht ambulante
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 14
hulp” toe gerekend moet worden: de wetgeving is hierin niet helder (‘grijs gebied’). Omdat het streven is om de inzet van intensieve (dure) zorg terug te dringen stelt het NJi voor deze hulp aan preventie toe te rekenen. De monitoring van het gemeentelijke budget hoeft naar de mening van het NJi niet standaard en continu te worden uitgevoerd (opname in de minimale dataset), maar kan beter periodiek en steekproefsgewijs via een specifieke studie plaatsvinden. Dit voorkomt dat alle gemeenten zich moeten gaan vastleggen op te maken onderscheidingen en calculaties. Als variant hierop kan tot slot worden overwogen om de periodieke monitoring te verrichten bij de gemeenten die mee doen in het nadere onderzoek binnen de tweede trap van het beleidsinformatiemodel.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 15
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 16
Bijlage 1. Het jeugdstelsel: functies/taken van voorzieningen1 In het jeugdstelsel wordt een groot aantal taken uitgevoerd. Het onderscheid en de aard van de taken vormt veelal onderdeel van wet- en regelgeving en financiering van de sector. Hier zetten we de taken op een rij. Ze zijn gegroepeerd naar de belangrijkste onderdelen van het stelsel. De financieringscategorieën die daarbinnen verder zijn te onderscheiden zijn niet vermeld. Algemene jeugdvoorzieningen Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Nederland heeft zich met de ratificering van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) verplicht er zorg voor te dragen dat ouders in die taken worden ondersteund. In dat kader voert de overheid beleid met het oog op de beschikbaarheid en kwaliteit van voorzieningen die taken hebben als de volgende: • voorzien in basisgezondheidsdiensten zoals de kraamzorg en de algemene gezondheidsbevordering; • voorzien in onderwijs en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE); • voorzien in kinderopvang, inclusief buitenschoolse opvang; • bieden van jeugdwelzijnswerk, peuterspeelzaalwerk, tiener- en jongerenwerk; • stimuleren en ondersteuning van vrijwillig jeugdwerk; • ondersteuning van en voorzien in jeugdvoorzieningen voor ontspanning, sport, kunst en cultuur; • waar nodig faciliteren van ontmoeting jeugdigen en opvoeders. Uitvoering van de taken is onder meer bedoeld voor het stimuleren van een veilige en gezonde ontwikkeling van jeugdigen (hun lichamelijke gezondheid, talenten, competenties), het faciliteren van de pedagogische civil society en versterken van sociale netwerken. Basistaken jgz De gemeente heeft volgens de Wet publieke gezondheid (Wpg) de taak Jeugdgezondheidszorg uit te voeren. Daaronder vallen nu nog een uniform deel en een maatwerkdeel. In de toekomst zal dit onderscheid vervallen. Het voorstel is één set van Basistaken Publieke Jeugdgezondheidszorg te vormen. Deze set is voor iedereen ‘ongevraagd’ beschikbaar, is normaliserend/preventief van karakter (’versterkt eigen kracht’) en wordt actief aan jeugdigen en opvoeders aangeboden.2 Het gaat hier om: • monitoren en signaleren; • inschatten zorgbehoefte en inroepen zorg (‘toeleiden tot zorg’); • screeningen en vaccinaties; • preventieve voorlichting bieden en normaliseren van ontwikkeling via kortdurend(e) advies, instructie en begeleiding; • beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen (o.a. onderzoek uitvoeren ten behoeve van het treffen van collectieve, preventieve maatregelen); • zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking.
1
Voor een uitgebreide bespreking zie: Yperen, T.A. van & Woudenberg, A. van (2011). Werk in uitvoering. Bouwen aan een nieuw jeugdstelsel. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. 2 Commissie De Winter (2013). Een stevig fundament. Evaluatie van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg. Den Haag: Ministerie van VWS. Zie ook brief Van Rijn, dd 25 juni 2013. Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 17
Eerder3 zijn deze taken als kerntaken van het Centrum voor Jeugd en Gezin benoemd, met daaraan toegevoegd een vierde kerntaak: • integrale zorg organiseren (coördinatie van zorg, één-gezin-één-plan, casemanagement). WMO-taken Volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) zijn gemeenten verantwoordelijk voor de realisering van een voldoende hoeveelheid en kwaliteit van aanbod op het terrein van maatschappelijke ondersteuning.4 Onderdeel daarvan is het zogeheten prestatieveld 2, de preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning. Dat prestatieveld van de WMO houdt de volgende taken in: • informatie en advies; • signaleren; • toeleiding naar hulp; • licht pedagogische hulp; • coördinatie van zorg op lokaal niveau. Let op: deze taken vallen dus wel onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, maar ze zijn volgens de Memorie van Toelichting bij de nieuwe Jeugdwet - net als JGZ en de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering - geen jeugdhulp. Omdat ook de basistaken JGZ onder preventie vallen, zijn voor het onderscheid in de onderhavige tekst de preventietaken uit de WMO hier nog aangeduid als ‘WMO prestatieveld 2’. Daarnaast zijn er nog andere voormalige WMO-taken die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. Het gaat dan om taken op het terrein van: • het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een beperking of een probleem; • het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een psychiatrische aandoening of beperking. Kerntaken jeugdhulp Zo mogelijk richt deze hulp zich ook op normaliseren, voorkomen van (nieuwe) problemen, versterking eigen kracht. Voor een deel gaat het echter ook om taken gericht op het langdurig verlenen van steun. In het nieuwe zorgstelsel zullen de functies van de jeugdhulp in de lichte vormen (eerstelijn; vrij toegankelijke jeugdhulp) zich vooral concentreren op: • advies geven over en het bepalen en het inzetten van de aangewezen vorm van niet-vrij toegankelijke jeugdhulp (de ‘toegang’); • lichte pedagogische thuishulp; • licht-ambulante behandeling. Ook zijn hieronder te scharen informatievoorzieningen als Kindertelefoon en advies via website of email. Wat vaak vergeten wordt, is dat dit onderdeel in de nieuwe situatie een in volume aanzienlijk aandeel van eerstelijns jeugd-ggz (m.n. diagnostiek en ambulante 3 Brochure Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Samenwerken in het belang van jeugdigen en opvoeders. Utrecht/Den Haag: MOgroep, GGD-N, V&VN, VNO, NVMW, VNG, Actiz, NVDA, NIP, AJN, ZonMw, NCJ, RIVM, Movisie, Ministerie voor Jeugd & Gezin, Nederlands Jeugdinstituut. 4 De WMO kent negen prestatievelden; (1) bevorderen leefbaarheid en sociale samenhang; (2) preventieve ondersteuning jeugdigen en opvoeders met problemen; (3) geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; (4) ondersteunen van mantelzorg en vrijwilligers; ( 5) participatie van mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem; (6) voorzieningen voor de mensen genoemd bij veld 5; (7) maatschappelijke opvang waaronder vrouwenopvang en aanpak huiselijk geweld; (8) bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg; (9) bevorderen van verslavingsbeleid. De laatste drie worden ook wel samen aangeduid als ‘Maatschappelijke zorg en de aanpak van huiselijk geweld’.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 18
behandeling) omvat. Nog onduidelijk is in hoeverre dit laatste echt als vrij toegankelijk moet gelden. Voorts omvat de jeugdhulp allerlei intensievere (niet-vrij toegankelijke) vormen: • gespecialiseerde diagnostiek; • intensieve pedagogische thuishulp; • intensieve ambulante behandeling; • vormen van verblijf en hulp in deeltijdzorg (‘daghulp’, ‘semi-residentiële zorg’); • vormen van verblijf en hulp in residentiële zorg (‘klinische zorg’, ‘24-uurs zorg’) o niet-gesloten o gesloten (o.a. ‘Jeugdzorg Plus’); • vormen van intensief begeleid wonen; • vormen van intensieve ondersteuning bij of overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging i.v.m. psychiatrische aandoening of beperking; • vormen van pleegzorg; • vormen van crisiszorg; • consultatie5. Waar precies de grens tussen vrij- en niet-vrij toegankelijke jeugdhulp ligt, is aan de gemeente om te bepalen. Het NJi werkt aan een advies, waarin vooral de prijs van de dienst, product of zorgvorm bepalend is voor het onderscheid. Kerntaken AMHK. Het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling fungeert als herkenbaar en toegankelijk meldpunt voor alle gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. • Het geeft advies en consult aan de melder. • Het doet onderzoek naar aanleiding van een melding van (een vermoeden van) geweld in huiselijke kring. • Het schakelt passende hulpverlening in. • Het informeert, indien nodig, de politie. • Het schakelt, zodra blijkt dat vrijwillige hulpverlening de problemen niet kan oplossen en een kind bedreigd wordt in zijn ontwikkeling, de Raad voor de kinderbescherming in. Kerntaken Raad voor de kinderbescherming, jeugdbescherming, jeugdreclassering en andere justitiële hulp • Taken Raad voor de kinderbescherming: o Beschermingsonderzoeken o Gezags- en omgangsonderzoeken o Adoptie gerelateerde activiteiten o Strafonderzoeken o Coördinatie taakstraffen. • Treffen en uitvoeren maatregelen van jeugdbescherming. • Treffen en uitvoeren maatregelen van jeugdreclassering. • Andere hulp in het kader van een strafrechtelijke maatregel (bijvoorbeeld jeugdhulp die door de kinderrechter is opgelegd, zoals een gedragsmaatregel of forensische (ggz-)zorg).
5
Deze functie is vaak niet benoemd. In het nieuwe stelsel moet dit veranderen. Het gaat er om dat experts die veel ervaring hebben met de uitvoering van intensieve zorgvormen waar nodig de professionals in bijvoorbeeld het CJG bijstaan met advies.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 19
Kerntaken andere werkvelden De gemeente staat in het nieuwe stelsel tevens voor de taak verbindingen te leggen tussen enerzijds de algemene jeugdvoorzieningen, de publieke gezondheidszorg en de jeugdhulp en anderzijds voorzieningen op het terrein van onder meer de maatschappelijke ondersteuning voor volwassenen, begeleiding en participatie. Tevens dienst ze samenwerking op te bouwen met het onderwijs, mede met het oog op de ontwikkeling van Passend Onderwijs.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 20
Bijlage 2. Ordening Preventie – Jeugdhulp en ‘het grijze gebied’ Niveau*
Titel
Korte omschrijving
Indicatieve omvang (gemiddelde prijs per jeugdige cliënt)
Toegankelijkheid
Domeinen
Wettelijke titel (concept jeugdwet)
Totaal budget gemeente
Niveau 1
Universele preventie
Universele preventie Nieuwe Welzijn, beleid m.b.t. zelfhulpgroepen, vrijwilligerscircuit, etc
(€ nader in te vullen)
Vrij toegankelijk, actief aangeboden
• Basistaken JGZ • Overige diensten sociaal domein Jeugd
Preventie • Jeugdgezondheidszorg • WMO, waaronder prestatieveld 2 (preventieve opvoeden opgroeiondersteuning: informatie en advies; signaleren; toeleiding naar hulp; licht pedagogische hulp; coördinatie van zorg) • Wettelijk kader VVE??
Budget preventie:
Bijzondere indicator
+ Budget jgz + Budget VVE + Budget CJG + Budget overige sociale diensten jeugd
Niveau 2
Selectieve preventie
Adviesgesprekken met ouders, ouderavonden, selectieve voorlichting
1 á 2 contacten (€ nader in te vullen)
Niveau 3
Lichte ondersteuning ambulant
Korte oudertraining of kortdurende interventies (tot vijf contacten)
2 – 5 contacten ambulant / thuis (€ nader in te vullen)
Niveau 4
Intensievere ambuante ondersteuning / jeugdhulp
Langdurig laagfrequente ondersteuning en casemanagement, ambulante interventies of trainingen.
5-12 keer individueel of 5-8 keer in groepen ambulant / thuis (€ nader in te vullen)
Vrij toegankelijk, op vraag of aanwijzing; deel niet-vrij toegankelijk (afh. van gemeentelijk beleid)
Niveau 5
Specialistische jeugdhulp ambulant
Gespecialiseerde interventies of trainingen en behandeling
>12 contacten ambulant / thuis (€ nader in te vullen)
Niet-vrij toegankelijk
Niveau 6
Specialistische intensieve jeugdhulp ambulant
Crisishulp ambulant Intensieve multiprobleeminterventies
Meerdere malen per week/ > 20 contacten ambulant / thuis (€ nader in te vullen)
• % jeugdigen crisishulp • % jeugdigen in intens. ambulant
Specialistische intensieve jeugdhulp niet-ambulant
Crisisopvang
(€ nader in te vullen)
Dagbehandeling, pleegzorg, residentie, etc.
(€ nader in te vullen)
• % jeugdigen crisisopvang • % jeugdigen in ov. opvang
Uitvoering maatregel jeugdbescherming / jeugdreclassering
Variabel, eventueel in combinatie met andere niveaus (€ nader in te vullen)
Niveau 7 en hoger
Vrij toegankelijk, op vraag of actief op aanwijzing
• VVE • Overige diensten sociaal domein Jeugd • CJG (incl. jgz) / Wijkteam • CJG / Wijkteam • Overige aanbieders VT A jeugdhulp
Niet-vrij toegankelijk
Preventie / Jeugdhulp
• Aanbieders B NVT-jeugdhulp
• Gecertificeerde instelling
Jeugdhulp
Uitvoering kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Budget jeugdhulp
Budget jeugdbescherming / jeugdreclass.
*Stam & Doodkorte (2011) A B Overige aanbieders Vrij Toegankelijke jeugdhulp; Overige aanbieders Niet-Vrij Toegankelijke jeugdhulp; De aanbieders hoeven niet per se gescheiden organisaties te zijn.
Beleidsinformatie: meetbare preventie
Pag. 21
• % jeugdigen in gespecialiseerd ambulant
• % jeugdigen met maatregel