Basis Onderofficier Beroepscompetentieprofiel
Inhoudsopgave
Wat is een beroepscompetentieprofiel? ............................................................................................ 3 Wat is de functie van een beroepscompetentieprofiel? .................................................................. 3 Waarom een format beroepscompetentieprofiel? ........................................................................... 3 Colofon .................................................................................................................................................. 4 Brondocumenten .................................................................................................................................. 5 1
Algemene informatie over het beroep ......................................................................................... 6 1.1 Mogelijke functiebenamingen .................................................................................................... 6 1.2 Beschrijving van het beroep ...................................................................................................... 6 1.3 Loopbaanperspectief ............................................................................................................... 12 1.4 Trends en innovaties ............................................................................................................... 12
2
Overzicht kerntaken en werkprocessen in het beroep ............................................................ 15
3
Beschrijving van de kerntaken .................................................................................................. 16 3.1 Kerntaak 1 Voert militaire basisvaardigheden uit .................................................................... 16 3.2 Kerntaak 2 Geeft leiding .......................................................................................................... 21 3.3 Kerntaak 3 Ontwikkelt de professionaliteit van het team ........................................................ 24 3.4 Kerntaak 4 Is specialist in zijn vaktechnisch functiegebied (vakman) .................................... 26
Nawoord .............................................................................................................................................. 27
Er bestaat in het Nederlands een dilemma als het gaat over het gebruik van woorden die als mannelijk en vrouwelijk geïnterpreteerd kunnen worden. We zouden consequent kunnen werken met 'hij/zij' en 'zijn/haar', maar dat geeft een gedwongenheid die wij stilistisch niet verantwoord vinden. De personen die in dit document de handelingen verrichten of beschreven worden, kunnen in onze optiek net zo goed mannen zijn als vrouwen.
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
2
Wat is een beroepscompetentieprofiel? Een beroepscompetentieprofiel (BCP) beschrijft de werkzaamheden en competenties die nodig zijn om een bepaald beroep uit te oefenen. Hierbij wordt uitgegaan van een vakvolwassen werknemer die al drie tot vijf jaar in het beroep werkzaam is. Drie begrippen staan centraal in het beroepscompetentieprofiel: kerntaken, opgesplitst in een aantal werkprocessen en de competenties die noodzakelijk zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden. De inhoud van een beroepscompetentieprofiel moet herkenbaar zijn voor het bedrijfsleven. Daarom worden deze profielen opgesteld in opdracht van of in samenwerking met het georganiseerde bedrijfsleven. Om het document een formele status te geven, is vaststelling door het georganiseerde bedrijfsleven noodzakelijk.
Wat is de functie van een beroepscompetentieprofiel? Een beroepscompetentieprofiel kan verschillende functies vervullen. Binnen een branche kan het een hulpmiddel zijn bij functiewaardering, het kan ook gebruikt worden voor verdere professionalisering van werknemers, voor de ontwikkeling van competentie-instrumenten en als voorlichtingsmateriaal. Daarnaast kan een beroepscompetentieprofiel dienen als input voor opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs. Het bedrijfsleven is immers ‘afnemer’ van mbo-gediplomeerden en is daarom in hoge mate richtinggevend voor de eisen die gesteld moeten worden aan deze gediplomeerden. De eisen hebben zowel betrekking op de aard en inhoud van de werkzaamheden als op de mate van bekwaamheid waarmee iemand handelt: zijn competenties. In het schema is deze laatste functie van het beroepscompetentieprofiel weergegeven: Bedrijfsleven
Beroepscompetentieprofielen
Kenniscentra in samenwerking met onderwijs en bedrijfsleven
>
Opleidingseisen in kwalificatiedossier
Onderwijs
>
Concrete opleidingen en examens
Conform deze ketengedachte is het bedrijfsleven verantwoordelijk voor het ontwikkelen en onderhouden van beroepscompetentieprofielen. Kenniscentra ontwikkelen en onderhouden op basis van deze beroepscompetentieprofielen de opleidingseisen in de vorm van kwalificatiedossiers. Dit gebeurt in samenwerking met vertegenwoordigers van sociale partners en onderwijs. Het onderwijs ontwikkelt op basis van de kwalificatiedossiers concrete opleidingen en examens.
Waarom een format beroepscompetentieprofiel? Uitgaande van het feit dat dit beroepscompetentieprofiel de basis vormt voor het eventueel ontwikkelen of aanpassen van een kwalificatiedossier, is het van belang dat het beroepscompetentieprofiel voldoet aan een aantal minimumeisen. Bij de ontwikkeling van kwalificatiedossiers is het verder van belang dat beroepen onderling vergeleken kunnen worden. Een bepaalde mate van uniformiteit is hierbij gewenst. Daarom is een format beroepscompetentieprofiel ontwikkeld. De informatie over het beroep is verdeeld over drie hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat algemene informatie over het beroep, loopbaanontwikkelingen en trends en innovaties. Het tweede hoofdstuk geeft een overzicht van de hoofdtaken en werkzaamheden van de beroepsbeoefenaar (kerntaken en werkprocessen). Een uitwerking van deze werkzaamheden en de daarbij behorende competenties komt in hoofdstuk 3 aan bod. Het is daarbij belangrijk om per competentie normen aan te geven waaruit blijkt dat de beroepsbeoefenaar de taak goed heeft uitgevoerd.
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
3
Colofon Ontwikkeld door
Expertgroep MBV in opdracht van Projectleider Loopbaanlint (mei 2008) Update van BCP (oktober 2013 – maart 2014) door: CZSK Kltz P.M. Stähli CLAS Lkol T.A.T.J. de Bruijn bc CLSK Lt-kol drs. M. van der Krogt Kol drs. G.J.A. van Tintelen Ministerie van Defensie Mevrouw L. Vleeming ECABO
In opdracht van
Sectorraad Defensie
Verantwoording
Vastgesteld door Regiegroep O&T Op 13 maart 2014 te Den Haag Sectorraad Defensie ECABO Op 25 september 2014 te Amersfoort
Sectorraad Defensie Het ECABO bestuur wordt ondersteund door een sectorraad Defensie. Deze commissie met afgevaardigden uit het bedrijfsleven en het onderwijs, behartigt de opleidingsbelangen voor de beroepsgroep. De beroepseisen zijn vastgesteld door: Namens de werkgevers / beroepsorganisaties Naam
Werkzaam bij
Namens
Kolonel C.A. de Rijke
Defensie\DPOD
Defensie
Kolonel G.J.A. van Tintelen
Defensie\DPOD\BLIM
Defensie
De heer F.J.G. Kuijpers
Defensie\DPOD\DCC
Defensie
Naam
Werkzaam bij
Namens
De heer R. Schilperoort
Bond AMFP/FNV
AMFP/FNV
Naam
Werkzaam bij
Namens
De heer R. Texier
MBO Amersfoort
MBO Raad
De heer J.H.M. Rondeel
ROC van Amsterdam
MBO Raad
De heer M. van der Pijl
ROC Midden Nederland
MBO Raad
Namens de werknemers
Namens het onderwijs
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
4
Brondocumenten CDS aanwijzing 700 A&B (CDS, S.2006038819) Landdoctrine Publicatie ”militaire doctrine voor het landoptreden” (CDS, 05-10-2009) Defensiebeleid Wereldwijd Dienstbaar (18-09-2007) Gedragscode Defensie (CDS, 2007) Regelgeving Fysieke Inzetbaarheids Tests (LO/S & TGTF, 2009) Handboek Mentale Vorming (2-9201) Instructiekaart Mentale Vorming (IK 2-16) Handboek Militair (2-1352, december 2010) Handboek Onderofficier (2-07/A, 28-11-2011) Beleidsvisie op de onderofficier in de Krijgsmacht (oktober 2007) Defensie competentiewoordenboek (02-01-2009) Visie leidinggeven Defensie (november 2007) Leerplan onderofficiersopleiding (CZSK, PS 021794) Leidraad Maritiem Optreden (2005) Handboek Marinier Leerplan voortgezette vakopleiding Mariniers (PS 012969) Nota MBV (CZSK, 01-10-2007) Taakgericht en mensgericht leiderschap. De visie op leiderschap binnen de KM (mei 2007) Beleidsvisie Onderofficieren Koninklijke Marine (augustus 2007) Domein van de Koninklijke Landmacht (oktober 2012) Beleidsvisie op de rol en positie van de onderofficier in de KL (oktober 2006) Handboek leidinggeven in de KL Nota MBV CLAS (25-05-2007) KD Onderofficier algemeen KL (17-01-2012) BCP Korporaal Operationele Dienst (juni, 2008) BCP Onderofficier Grondoptreden (mei, 2008)
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
5
1
Algemene informatie over het beroep
1.1 Mogelijke functiebenamingen Binnen Defensie zijn bijna alle functies mogelijk die ook in de civiele maatschappij in Nederland mogelijk zijn. Defensie hanteert daarvoor specifieke functiebenamingen. Kenmerkend voor de uitvoering van de werkzaamheden is, dat de militair werkzaamheden uitvoert die plaatsvinden in een binnenlandse of buitenlandse (militaire) omgeving waarbij de taken kunnen variëren van vredeafdwingende- tot vredebewarende operaties en ook antiterreur- en humanitaire operaties, evenals vele vormen van bijstand en hulpverlening aan nationale en internationale (civiele) autoriteiten. De onderofficier wordt bij de krijgsmachtsdelen als volgt genoemd: Commando Zeestrijdkrachten (CZSK): Korporaal Commando Landstrijdkrachten (CLAS): Sergeant/Wachtmeester Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK): Sergeant Koninklijke Marechaussee (KMar): Wachtmeester
1.2 Beschrijving van het beroep Werkomgeving
De onderofficier leert, werkt en leeft in een militaire omgeving en voert bijvoorbeeld taken uit op kazernes, een vliegbasis, aan boord van een varende eenheid, op een base en/of compound en in het (militaire) veld, in het binnen- en in het buitenland.
Typerende beroepshouding
De onderofficier moet binnen de groep verschillende rollen kunnen aannemen: als vakman, als leider en als instructeur. Hij moet zich er van bewust zijn dat hij door zijn gedrag en handelen het team tot voorbeeld is. Hij is de aanjager die vastberaden het initiatief neemt en ervoor zorgt dat de opdrachten uitgevoerd worden. Hij geeft richtingen aan die helder, motiverend en uitdagend zijn. Omdat de onderofficier een directe afspiegeling vormt van de kwaliteit en de professionaliteit van de organisatie bij haar core-business, bepaalt hij mede het imago van Defensie. De onderofficier moet voldoen aan de militaire basiseisen en gedraagt zich conform de voor de Defensie geldende regels, waarbij waarden en normen uitermate belangrijk zijn. Dat betekent dat hij ethisch bewust is, zich houdt aan de gedragscode van Defensie, de militaire wet- en regelgeving en de militaire hiërarchie. Hij is bij het uitvoeren van de opdrachten niet bang aangelegd. Hij moet onder meer gevechtsbereid zijn. In zijn functie bij Defensie moet hij onder verschillende (extreme) omstandigheden en met gevaar voor eigen leven, zijn taken kunnen uitvoeren. Tevens moet hij over een goede fysieke en mentale conditie beschikken. Persoonseigenschappen die hij dient te ontwikkelen zijn: ethisch bewust zijn kameraadschappelijk zijn zelfstandig zijn trots zijn
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
6
stressbestendig zijn incasseringsvermogen hebben doorzettingsvermogen hebben gedisciplineerd zijn prestatiegericht zijn actief zijn moedig zijn verantwoordelijkheidsbewust zijn flexibel zijn creatief zijn communicatief vaardig zijn initiatief tonen nauwkeurig zijn organisatiebewust zijn oplossingsgericht zijn
Aard van de werkzaamheden De onderofficier werkt in teamverband, maar voert ook werkzaamheden zelfstandig uit. Hij ontvangt opdrachten van en legt verantwoording af aan de leidinggevende. Hij krijgt zo nodig aanwijzingen voor de aanpak van de opdrachten en de randvoorwaarden waarbinnen de opdrachten uitgevoerd moeten worden. De taken van de onderofficier bevinden zich op de scheidslijn tussen bevelvoering en uitvoering (middenkadermanagement). Naast het optreden als militair, ligt de nadruk op het leidinggeven en op het verder professionaliseren van zichzelf en de aan hem toevertrouwde groep militairen. Hij legt verantwoording af aan en ontvangt opdrachten van de direct leidinggevende. Zowel tijdens de vredesbedrijfsvoering als tijdens het operationeel optreden is de onderofficier in staat om de elementen leidinggeven, besluitvorming, bevelvoering, coaching, begeleiding en didactisch handelen integraal in te zetten. Essentiële beroepshouding Voor de uitvoering van de werkzaamheden is het belangrijk dat de onderofficier goed kan samenwerken. Daarnaast moet hij ethisch bewust zijn. Dat betekent dat hij in zijn gedrag en houding onder andere de voor de Defensie geldende regels, waarden en normen naleeft. Ook is het belangrijk dat hij bereid is te leren en instructies, verbetervoorstellen e.d. aan te nemen. Hij is de aanjager die vastberaden het initiatief neemt en ervoor zorgt dat de opdrachten uitgevoerd worden. Hij geeft richtingen aan die helder, motiverend en uitdagend zijn. Rol en verantwoordelijkheden
In de eerste plaats is de onderofficier militair. Het werkterrein van de onderofficier bevindt zich op de scheidslijn tussen leidinggevende en uitvoerende taken. De door de officier gemaakte keuze (opdrachten) zullen door de onderofficier moeten worden vertaald in actie (uitvoering). Hij is direct verantwoordelijk voor de door de functionele commandant/chef/leidinggevende opgedragen taken. Hij is degene die direct ondergeschikten aanstuurt en leiding geeft tijdens de uitvoering van de opdrachten. Hij moet tijdens deze opdrachten zelfstandig beslissingen kunnen nemen. Daarnaast is hij namens die commandant mede verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving, een
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
7
motiverend werkklimaat, opleiding en training van militairen in de eenheid, goede zorg voor personeel en de naleving van de wet- en regelgeving, de gedragscode en de voorschriften. Verder verzorgt hij opleiding en training en geeft hij invulling aan de mentale en fysieke vorming van zowel individu als groep. Bij het uitvoeren van opdrachten en deeltaken staat de onderofficier in de groep. Hij verkeert vrijwel continu in dezelfde omgeving/situaties als de leden van zijn team. Zijn team-/groepsleden verwachten van hem dat hij de stuwende kracht is. Complexiteit
De onderofficier vertaalt en voert de opdrachten van de officier uit. Enerzijds werkt hij volgens standaardprocedures en instructies, anderzijds is soms eigen interpretatie vereist en wordt een beroep gedaan op zijn oplossingsgerichtheid. Vaak werkt hij onder tijdsdruk. De complexiteit wordt vergroot doordat de onderofficier de opdrachten niet altijd individueel of zelfstandig, maar als leidinggevende van een groep uitvoert. Hij moet op die momenten zelfstandig beslissingen durven nemen. Hierdoor is enig afbreukrisico mogelijk. Een andere complicerende factor is dat hij binnen de groep verschillende rollen moet kunnen aannemen: als vakman, als leider en als instructeur. Het werken in een operationele werkomgeving brengt een geheel eigen dynamiek met zich mee. De onderofficier dient in het hoogste geweldspectrum, als leider van een samengesteld team, taken en opdrachten te kunnen uitvoeren. Hij heeft dan de verantwoordelijkheid over de leden van het team, het materieel en is verantwoordelijk voor het welslagen en uitvoeren van de opdrachten. Daarbij moet hij in (levens-) bedreigende- en stressomstandigheden zorg dragen voor de veiligheid van het team of de groep. Het uitvoeren van opdrachten kan zowel plaatsvinden bij dag als bij duisternis, onder alle weersomstandigheden en in alle mogelijke terreinconfiguraties. Het type uit te voeren opdrachten/taken evenals de vereiste uitrusting kunnen hierdoor per inzet verschillen. De onderofficier moet hier flexibel mee om kunnen gaan. In zijn gedrag en houding moet de onderofficier de voor Defensie geldende regels, waarden en normen naleven. Daartegenover staat zijn eigen moreel besef. De onderofficier staat (in beginsel) voor de opgave te handelen volgens de regelgeving en procedures van Defensie. De onderofficier kan in situaties komen waarin hij ethisch verantwoorde beslissingen moet nemen. Dat kan inhouden dat hij zich voor zijn handelen in de organisatie moet verantwoorden.
Wettelijke beroepsvereisten Branche vereisten
N.v.t. Om als militair te werken bij Defensie moet hij voldoen aan de door Defensie gestelde aanstellingseisen. Voor meer informatie, zie: www.werkenbijdefensie.nl/defensie-alswerkgever/toelatingseisen-en-keuring/
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
8
Nederlands en (moderne) vreemde talen
Voor een indicatie van het gewenst niveau voor Nederlands, Engels en Rekenen/wiskunde zijn de volgende eindtermen opgenomen: NEDERLANDS Luister- en kijkvaardigheid luister- en kijkstrategieën hanteren compenserende strategieën kiezen en hanteren het doel van de makers van een programma aangeven de belangrijkste elementen van een programma kunnen weergeven een oordeel geven over een programma en dit toelichten een instructie uitvoeren de waarde en betrouwbaarheid aangeven van de informatie die door de massamedia verspreid wordt Spreek- en gespreksvaardigheid relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve van de spreek- en gesprekssituatie strategieën hanteren ten behoeve van de spreek- en gesprekssituatie compenserende strategieën kiezen en hanteren het spreek-/luisterdoel in de situatie tot uitdrukking brengen het spreek-/luisterdoel en taalgebruik richten op verschillende soorten publiek het spreekdoel van anderen herkennen en de reacties van anderen inschatten in spreek- en gesprekssituaties taalvarianten herkennen en daar adequaat op inspelen Leesvaardigheid leesstrategieën hanteren compenserende strategieën kiezen en hanteren functie van beeld en opmaak in een tekst herkennen het schrijfdoel van de auteur aangeven en de talige middelen die hij hanteert om dit doel te bereiken een tekst indelen in betekenisvolle eenheden en de relaties tussen die eenheden benoemen het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte van een tekst aangeven en een samenvatting geven een oordeel geven over de tekst en dit toelichten Schrijfvaardigheid relevante informatie verzamelen en verwerken ten behoeve van het schrijven schrijfstrategieën hanteren compenserende strategieën kiezen en hanteren het schrijfdoel in teksten tot uitdrukking brengen het schrijfdoel en taalgebruik richten op verschillende soorten lezerspubliek conventies hanteren m.b.t. schriftelijk taalgebruik elektronische hulpmiddelen gebruiken bij het schrijven concepten van de tekst herschrijven op basis van geleverd commentaar
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
9
ENGELS Leesvaardigheid aangeven welke relevante informatie een tekst bevat, gegeven een bepaalde informatiebehoefte de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven gegevens uit één of meer teksten met elkaar vergelijken en daaruit conclusies trekken verbanden tussen delen van een tekst aangeven Luister- en kijkvaardigheid aangeven welke relevante informatie een tekst bevat, gegeven een bepaalde informatiebehoefte de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven de betekenis van de belangrijke elementen van een tekst aangeven anticiperen op het meest waarschijnlijke vervolg van een gesprek Gespreksvaardigheid adequaat reageren in veel voorkomende sociale contacten, zoals begroeten informatie geven en vragen naar een mening/oordeel vragen en geven uitdrukking geven aan en vragen naar (persoonlijke) gevoelens een persoon, object of gebeurtenis, ook uit het verleden en in de toekomst, beschrijven Schrijfvaardigheid (persoonlijke) gegevens verstrekken een kort bedankje, groet of goede wensen schriftelijk overbrengen een briefje schrijven om informatie te vragen of te geven, om verzoeken of voorstellen te doen of daarop te reageren, om gevoelens te uiten en ernaar te vragen op eenvoudig niveau briefconventies gebruiken kan een formele brief schrijven om informatie te vragen of om iets te arrangeren of af te zeggen Rekenen/wiskunde
REKENEN/WISKUNDE Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen en daarbij: tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op verstandige manier de rekenmachine gebruiken Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
10
interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen en: statistische representatievormen en een graaf hanteren op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken Geïntegreerde Wiskundige Activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie Aanvullende eisen op de verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Leervaardigheden in het vak natuurkunde rekenvaardigheden toepassen natuurkundige grootheden hanteren en m.b.v. formules berekeningen uitvoeren en redeneringen opzetten natuurkundige apparatuur gebruiken, daarmee experimenten uitvoeren en de resultaten interpreteren de computer gebruiken om met meetprogramma’s experimenten uit te voeren en te interpreteren, om met applets en simulaties onderzoek te doen en om natuurkundige informatie te selecteren/verwerken een onderzoek doen en een ontwerpproces uitvoeren en evalueren, rekening houdend met de veiligheid
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
11
1.3 Loopbaanperspectief De onderofficier start op het niveau van korporaal der mariniers (CZSK) of sergeant/wachtmeester (CLAS, CLSK) en kan doorgroeien naar de functie van sergeant e der 1 klasse, sergeant-majoor en adjudant-onderofficier. Excellerende onderofficieren hebben in bepaalde gevallen ook de mogelijkheid door te stromen naar het hoogste niveau binnen de onderofficiersrangen: stafadjudant of naar bepaalde officiersrangen. Na de indiensttreding bestaat zijn opleiding uit een algemeen (militair) deel en een vaktechnisch deel (bij een specialistisch opleidingscentrum). Dit laatste deel kan per onderofficier verschillen. Binnen Defensie wordt de doorlopende leerweg gedurende de carrière van de onderofficier gevolgd. De onderofficier keert telkens na bepaalde periodes van functioneren terug naar een opleidingscentrum voor het volgen van loopbaan- en/of aanvullende vakopleidingen. Zo heeft een onderofficier ruime mogelijkheden zich verder te scholen. De doorlopende leerlijn voor onderofficieren bestaat uit: Initiële Opleiding/Vorming Primaire Opleiding/Vorming (alleen bij CLAS) Secundaire Opleiding/Vorming Tertiaire Opleiding/Vorming daarnaast volgt hij gedurende zijn gehele loopbaan diverse vakspecifieke, didactische en leidinggevende cursussen en trainingen De onderofficier wordt opgeleid op het niveau van het middenkadermanagement. De nadruk ligt op het leidinggeven en het verder professionaliseren van zichzelf en de aan hem toevertrouwde groep militairen.
1.4 Trends en innovaties Hieronder worden relevante ontwikkelingen voor het beroep beschreven. Trends en innovaties geven aan in hoeverre het beroep nog kan veranderen onder invloed van vernieuwingen. Het gaat hierbij om ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, in wetgeving en overheidsregulering en in de beroepsuitoefening zelf (bijvoorbeeld technologische veranderingen of marktontwikkelingen in de sector).
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
12
Arbeidsmarkt
De opleiding Veiligheid en Vakmanschap (WEB niveau 2, 3 en 4) geeft een goede kans op een baan bij Defensie. Dit blijkt onder andere uit de jaarlijkse arbeidsmarktmonitor (Monitor arbeidsmarkt en beroepsonderwijs) van ECABO. Zie voor actuele informatie: http://www.ecabo.nl. Leerlingen met een diploma Veiligheid en Vakmanschap die zijn goedgekeurd bij Defensie en het veiligheidsonderzoek met positief resultaat hebben doorlopen, krijgen een aanstelling aangeboden als militair. Voor startende beroepsbeoefenaars op WEB niveau 2, 3 en 4 heeft Defensie voldoende banen. Het flexibele personeelssysteem van Defensie voorziet in een continue instroom en uitstroom van jonge militairen, waardoor er jaarlijks een substantiële behoefte bestaat aan personeel. Ondanks de bezuinigingen bij Defensie is de behoefte aan instroom van personeel (manschappen en onderofficieren) uit de VeVa opleiding groot. Defensie heeft een jaarlijkse behoefte van instroom van ongeveer 3.000 militairen. Om dit te realiseren is er ook jaarlijks een behoefte van ongeveer 3.000 leerlingen aankomend medewerker (niveau 2) of aankomend onderofficier (niveau 3 of 4). Defensie heeft ook continu een sterke behoefte aan technisch hoogwaardig geschoold personeel dat buiten Nederland kan worden ingezet.
Wetgeving en regelgeving
De krijgsmacht heeft als instrument van de overheid een specifieke positie in de rechtstaat. De doelstellingen en hoofdtaken van de krijgsmacht zijn vastgelegd in de grondwet. De krijgsmacht is een verlengstuk van de politiek.
Ontwikkelingen in de beroepsuitoefening
Nationale en internationale ontwikkelingen: Er is sprake van (toenemende) gevoelens van onveiligheid, zowel nationaal als internationaal, wat kan leiden tot een toename van de inzet van militairen. Als de politiek hiertoe besluit, voert Defensie de betreffende activiteiten uit. Tevens is er sprake van een (toenemend) gevaar voor terrorisme, wat samenwerking vereist met andere landen in de VN, de NAVO, de OVSE en de EU. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg dat internationale vredes- en crisisbeheersingsoperaties een steeds belangrijker rol krijgen binnen de krijgsmacht. Nederlandse militairen zijn daardoor veelvuldig buiten Nederland werkzaam. Van de militair wordt verwacht dat hij flexibel om kan gaan met uitzendingen en dat hij tijdens de uitvoering van zijn werk steeds vaker in militair Engels met zijn (buitenlandse) collega's moet communiceren. Het onderscheid tussen internationale en binnenlandse veiligheid vervaagt steeds meer. De krijgsmacht is een structurele partner in de nationale veiligheidsketen, naast bijvoorbeeld politie en brandweer. De militair zal tijdens zijn werkzaamheden steeds vaker met collega's van buiten Defensie samenwerken.
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
13
Technologische ontwikkelingen: De onderofficier krijgt tijdens zijn werkzaamheden in toenemende mate te maken met technologische ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen vragen aanvullende competenties van hem. De belangrijkste technologische ontwikkelingen zijn:
toename automatisering, bijvoorbeeld wat betreft beveiligingssystemen toename van het gebruik van informatietechnologie nieuwe communicatiesystemen en navigatiesystemen voortschrijdende technologische ontwikkelingen op het gebied van militaire hulpmiddelen en materieel toename van dreiging van cybercrime
Bedrijfsorganisatorische ontwikkelingen: Defensie is de afgelopen tien jaar geherstructureerd en verkleind. Dit betekent dat met minder mensen, meer taken verricht moeten worden. Een militair moet daardoor over meer en verschillende competenties beschikken. Verder betekent het dat eenheden (militairen) flexibeler en sneller ingezet worden. Defensie heeft een flexibel personeelssysteem. Gedurende de aanstelling heeft de militair de gelegenheid om richting te geven aan de eigen loopbaan. Er vindt daarom actieve loopbaanbegeleiding plaats. Uiterlijk rond het 35e levensjaar wordt bepaald of hij zijn loopbaan bij Defensie kan voortzetten. Dat is uiteraard afhankelijk van de behoefte en kwaliteiten van de persoon en de behoefte van de organisatie. Als de militair niet kan blijven, zorgt Defensie voor begeleiding van werk naar werk, eventueel ondersteunt door aanvullende opleidingen. De militair heeft hierin zelf ook een eigen verantwoordelijkheid.
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
14
2
Overzicht kerntaken en werkprocessen in het beroep
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de kerntaken en werkprocessen die kenmerkend zijn voor het beroep. Kerntaak 1 is wat betreft inhoud gelijk aan die van het BCP van de basis militair (m.u.v. de werkprocessen 1.9, 1.11 en 1.12). Naast het beheersen van deze werkprocessen moet de onderofficier t.a.v. deze aspecten hierin ook leiding kunnen geven en het team kunnen ontwikkelen. Een kerntaak is een kenmerkende taak binnen de beroepsuitoefening. Het betreft een substantieel deel van de beroepsuitoefening naar omvang, tijdsbeslag, frequentie en/of belang. Een werkproces is een afgebakend onderdeel van een kerntaak. Het werkproces kent een begin en een eind, heeft een resultaat en wordt kenmerkend herkend in de beroepspraktijk. De werkprocessen worden in handelingen beschreven opdat duidelijk is wat de beroepsbeoefening inhoudt. Basis Onderofficier Kerntaak
Werkproces
Kerntaak 1 Handhaaft zich in de militair “veilige”omgeving De onderofficier is in 1.1 Bereidt een militaire opdracht voor de eerste plaats 1.2 Maakt en houdt zijn uitrusting/materiaal inzetgereed militair. 1.3 Besteedt aandacht aan persoonlijke hygiëne en preventieve De uitwerking van dit gezondheidszorg onderdeel van de 1.4 Bouwt zijn fysieke conditie op en onderhoudt deze beroepsuitoefening 1.5 Maakt gebruik van zijn persoonlijk wapen (kerntaak en 1.6 Treedt op bij incidenten en calamiteiten werkprocessen) is gebaseerd op het BCP 1.7 Treft beschermende maatregelen tegen en reageert op de inzet Basis Militair. van CBRN en dreiging als gevolg van TIM 1.8 Is alert op en neemt maatregelen bij het ontdekken van munitie, mijnen en IED’s 1.9 Neemt maatregelen bij (dreigende) onveilige situaties 1.10 Evalueert zijn optreden Aanvullende werkpro1.11 Is in staat te overleven in de operationele omgeving cessen onderofficieren 1.12 Is in staat zich te verplaatsen in of als onderdeel van een konvooi Kerntaak 2 Geeft leiding 2.1 Ontwikkelt een plan om de teamopdracht uit te voeren 2.2 Communiceert het plan aan het team 2.3 Voert de opdracht uit 2.4 Evalueert en beoordeelt de uitvoering van de opdracht met het team 2.5 Voert gesprekken met individuele teamleden 2.6 Reflecteert op zijn eigen optreden als leidinggevende Kerntaak 3 Ontwikkelt de professionaliteit van het team 3.1 Werkt zijn team op 3.2 Lost onderkende prestatieproblemen op Kerntaak 4 Is specialist in zijn vaktechnisch functiegebied (vakman) e Zie de 4 kerntaak van de civiele en niet-civiele vakrichtingen
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
15
3
Beschrijving van de kerntaken
In dit hoofdstuk zijn de verschillende kerntaken in dit beroepscompetentieprofiel beschreven. Daarnaast worden in de rechterkolom de werkprocessen benoemd en vervolgens volgen de resultaten die een werkproces moet opleveren. 3.1 Kerntaak 1 Voert militaire basisvaardigheden uit Kerntaak 1 Handhaaft zich in de militair “veilige” Werkprocessen bij kerntaak 1 omgeving Beschrijving werkproces: 1.1 Bereidt een militaire opdracht voor De onderofficier ontvangt een mondelinge of schriftelijke opdracht van zijn leidinggevende. Hij bereidt deze opdracht alleen of samen met zijn buddy of teamleden voor. Hij Competenties 1.1: verzamelt alle relevante informatie en maakt zo nodig een besluitvaardigheid, initiatief, eenvoudig plan van aanpak (inclusief tijdsplan). Hij maakt samenwerken, communicatie, daarbij gebruik van instructiekaarten, vakliteratuur en/of organisatiebewustzijn, andere bronnen. Hij stelt vragen en controleert of hij de resultaatgerichtheid, flexibiliteit, opdracht(en) begrepen heeft. Hij onderzoekt en ordent de stressbestendigheid gegevens zodanig dat hij een goed beeld krijgt van wat de opdrachtgever met de opdracht(en) wil bereiken. Hij maakt in opdracht van zijn leidinggevende een lijst met aandachtspunten en de te hanteren werkwijze. Resultaat: De opdracht is begrepen en de voorbereiding is conform de eisen uitgevoerd. Het gestelde doel is binnen de gestelde tijd bereikt. Er is ingespeeld op veranderende eisen en omstandigheden. Beschrijving werkproces: 1.2 Maakt en houdt zijn uitrusting/materiaal De onderofficier maakt zijn eigen basisgevechtsuitrusting en inzetgereed overige gevechtsuitrusting (organieke en niet organieke uitrustingsstukken, materialen en hulpmiddelen) passend, stelt deze op uniforme wijze samen en maakt deze Competenties 1.2: gebruiksgereed. Hij assisteert zijn buddy en/of teamleden bij organisatiebewustzijn, plannen, het uitvoeren van deze handelingen. Hij signaleert gebreken resultaatgerichtheid, samenwerken, aan materialen en hulpmiddelen en meldt deze aan zijn flexibiliteit, stressbestendigheid leidinggevende. Ook onderhoudt hij zijn materialen en hulpmiddelen. Voor aanvang van een opdracht inspecteert hij de samenstelling van tenue, uitrusting en bepakking. Resultaat: Zijn eigen tenue en uitrusting zijn compleet, passend en op tijd gebruiksgereed. Materialen en middelen zijn onderhouden en gebreken zijn gesignaleerd en gemeld aan de leidinggevende. De functionele werkzaamheden zijn effectief en efficiënt uitgevoerd en de gebruikte middelen zijn gereed voor inzet. Beschrijving werkproces: 1.3 Besteedt aandacht aan persoonlijke hygiëne en De onderofficier garandeert zijn persoonlijke inzetbaarheid preventieve gezondheidszorg en die van zijn buddy en/of overige teamleden door aandacht te besteden aan persoonlijke hygiëne, persoonlijke mentale fitheid, het voorkomen en bestrijden Competenties 1.3: van stress en het hanteren van een gezonde leefstijl. Hij nauwkeurigheid, resultaatgerichtheid, treft daarvoor de voorgeschreven preventieve maatregelen, verantwoordelijkheidsbesef zoals het verzorgen van het lichaam, op tijd drinken, kleding drills, zoals het aanpassen van de kleding aan de omstandigheden. Hij doet dit zowel op de kazerne, de vliegbasis, aan boord van een schip, op de base/compound als in het (militaire) veld overal op de wereld. Resultaat: De militair blijft inzetbaar. Hij heeft preventieve maatregelen getroffen conform de voorschriften van Defensie. BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
16
Beschrijving werkproces: 1.4 Bouwt zijn fysieke conditie op en onderhoudt deze De onderofficier garandeert zijn persoonlijke inzetbaarheid door aandacht te besteden aan zijn fysieke fitheid. Hij traint zijn kracht en uithoudingsvermogen door middel van sport, Competenties 1.4: verplaatsingen te voet, grensverleggende en vormende resultaatgerichtheid, initiatief, (groeps) activiteiten en andere fysieke (groeps)opdrachten. verantwoordelijkheidsbesef Bij het opwerken van de conditie hanteert hij zijn persoonlijk trainingsprogramma, schat hij zijn eigen kunnen in, merkt hij blessures op en laat hij deze zo nodig behandelen. Hij let er ook op dat zijn teamleden bovenstaande handelingen uitvoeren. Wanneer zij dit niet doen spreekt hij hen hierop aan. Om te bepalen of hij over de vereiste fysieke conditie beschikt neemt hij tussentijds en aan het einde van een opwerkperiode deel aan de Defensie conditieproef, de Fysieke Inzetbaarheids Test (FIT) en/of eventuele andere testen. Wanneer hij te water raakt weet hij zichzelf te redden of drijvende te houden. Resultaat: De onderofficier beschikt over een goede fysieke gesteldheid die hem in staat stelt zijn werkzaamheden uit te voeren. Beschrijving werkproces: De militair maakt indien noodzakelijk gebruik van zijn persoonlijk wapen. Hij doet dit vanuit een gedekte positie om zijn overlevingskans te vergroten. Hij gebruikt verplaatsingstechnieken om gedekt te blijven om zo zijn wapen effectief te (kunnen) gebruiken. Hij observeert en neemt waar in het gebied, om de vijand te lokaliseren. Hij verdedigt zowel zichzelf als de leden van zijn team, als mede het hem toevertrouwde materieel. Gebreken aan zijn wapen meldt hij aan de leidinggevende en lost hij indien mogelijk zelf op.
1.5 Maakt gebruik van zijn persoonlijk wapen Competenties 1.5: nauwkeurigheid, resultaatgerichtheid, verantwoordelijkheidsbesef, besluitvaardigheid, initiatief organisatiebewustzijn, flexibiliteit, stressbestendigheid, durf
Resultaat: De juiste maatregelen zijn getroffen, er is alert, juist en kalm opgetreden, waardoor verdere (ernstige) consequenties van het incident zijn voorkomen of beperkt. Er is zo weinig mogelijk materiële en immateriële schade. De overlevingskansen zijn vergroot, zowel voor hem zelf als ook voor zijn teamleden. Beschrijving werkproces: 1.6 Treedt op bij incidenten en calamiteiten De onderofficier treedt in het geval van een incident en calamiteit handelend op. Hierbij neemt hij alle noodzakelijke maatregelen die zijn eigen veiligheid, die van het (de) Competenties 1.6: slachtoffer(s) en die van anderen waarborgen. Hij past de nauwkeurigheid, resultaatgerichtheid, juiste procedures toe. Hij instrueert slachtoffers en andere verantwoordelijkheidsbesef, betrokkenen. Hij maakt een snelle overname van de zorg organisatiebewustzijn, samenwerken, voor (het) slachtoffer(s) mogelijk. Hij zet indien mogelijk het flexibiliteit, stressbestendigheid, communicatie, besluitvaardigheid, gebied af en onderhoudt met behulp van communicatiemiddelen contact met zijn leidinggevende en met (externe) initiatief, integriteit, durf, plannen hulpdiensten. Hij beoordeelt als hulpverlener de toestand van het slachtoffer, verricht levensreddende handelingen, behandelt letsels en hij voorkomt dan wel beperkt verslechtering in zowel de lichamelijke als de geestelijke toestand van het slachtoffer. Hij neemt op de kazerne/base/compound of aan boord maatregelen die betrekking hebben op brandpreventieve voorzieningen. Bij tekortkomingen meldt hij deze aan zijn leidinggevende. Indien er zich een brand voordoet blust hij deze met de aanwezige of geïmproviseerde middelen. Resultaat: Het incident of de calamiteit is volgens de procedures afgehandeld, de juiste maatregelen zijn getroffen en er is zo veel mogelijk rust ontstaan. BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
17
Er is zo weinig mogelijk materiële en immateriële schade ontstaan. De juiste hulp is ingeroepen: er is voldoende contact geweest en goed samengewerkt met collega’s / leidinggevende / hulpdiensten, zo nodig met behulp van communicatiemiddelen. Door het alerte, juiste en kalme optreden zijn verdere (ernstige) consequenties van het incident of calamiteit voorkomen of beperkt. Er is snel en nauwkeurig gerapporteerd aan leidinggevende en hulpdiensten. Beschrijving werkproces: 1.7 Treft beschermende maatregelen tegen en reageert De onderofficier neemt beschermende maatregelen tegen op de inzet van CBRN en de inzet van Chemische, Biologische, Radiologische en dreiging als gevolg van TIM Nucleaire middelen (CBRN) en de gevolgen van Toxic Industrial Materials (TIM). Hij doet dit volgens vaste procedures. Hij neemt preventieve maatregelen bij dreiging. Competenties 1.7: Bij inzet van een middel reageert hij onmiddellijk en past de nauwkeurigheid, resultaatgerichtheid, aangeleerde persoonlijke reactie drills toe. Zodra de verantwoordelijkheidsbesef, dreiging voorbij is, voert hij de persoonlijke flexibiliteit, stressbestendigheid, ontsmettingsmaatregelen uit. Daarnaast is hij zich bewust besluitvaardigheid, initiatief, plannen van de aanwezigheid van giftig industrieel afval. Resultaat: Door preventieve en beschermende maatregelen zijn de gevolgen tot een minimum beperkt doordat er volgens procedures gehandeld is en de juiste maatregelen zijn getroffen. Hierdoor is zo weinig mogelijk materiële en immateriële schade ontstaan. Door het snelle en alerte optreden zijn verdere (ernstige) consequenties voorkomen of beperkt. Er is snel en nauwkeurig gerapporteerd aan de leidinggevende. Beschrijving werkproces: 1.8 Is alert op en neemt maatregelen bij het ontdekken De onderofficier is alert op de aanwezigheid van munitie, van munitie en mijnen en IED’s mijnen en IED’s die hij tegen kan komen. Bij het ontdekken van een mijn maakt hij deze indien mogelijk onschadelijk en/of meldt hij de aanwezigheid en precieze ligging van de Competenties 1.8: mijn aan deskundige collega’s die de mijn vervolgens nauwkeurigheid, resultaatgerichtheid, onschadelijk maken. Bij het uitvoeren van controles aan verantwoordelijkheidsbesef, personen en voertuigen is de militair alert op de organisatiebewustzijn, samenwerken, aanwezigheid van IED’s. Deze controles bestaan uit het stressbestendigheid, communicatie, fouilleren van personen en doorzoeken van voertuigen. besluitvaardigheid, initiatief, integriteit, Bij constatering van munitie en mijnen en ID’s reageert en plannen, flexibiliteit, durf handelt hij volgens voorgeschreven procedures. De onderofficier beheerst daarom minimaal het niveau van “Search Aware”. Bij het signaleren van munitie meldt hij dit aan zijn leidinggevende. Vervolgens markeert hij de plaats waar de munitie ligt. Bij het ontdekken van een mijn maakt hij melding van de ligging aan zijn leidinggevende. Resultaat: Het gebied of terrein is veilig doordat de handelingen alert, juist en kalm volgens de regels zijn uitgevoerd, waarbij zo min mogelijk onrust is ontstaan. Er is tijdig gerapporteerd aan de leidinggevende. De juiste stabiliserende activiteiten zijn uitgevoerd met behulp van de effectieve inzet van benodigde materialen en middelen. Controles zijn alert, juist, kalm, volgens regels en op basis van instructies van de leidinggevende uitgevoerd, waarbij zo min mogelijk onrust is ontstaan. De personen, de voertuigen of het gebied is veilig omdat de juiste stabiliserende activiteiten zijn uitgevoerd met behulp van de effectieve inzet van benodigde materialen en middelen. Beschrijving werkproces: 1.9 Neemt maatregelen bij (dreigende) onveilige De onderofficier voert op/bij de veilige plaats (zowel op de situaties kazerne, vliegbasis, base/compound, als aan boord van een schip) toe- en uitgangscontroles, wacht-, observatie- en Competenties 1.9: openings-, brand-, en/of sluitrondes uit. Hij voert de samenwerken, communicatie, afgesproken controlerende werkzaamheden uit op locaties en organisatiebewustzijn, integriteit bij objecten met een belangrijke infrastructurele waarde. Hij controleert legitimatiebewijzen. Hij neemt bezittingen zonodig in bewaring of weigert de toegang, zodat zijn eigen veiligheid en die van anderen niet in gevaar komt. Daarnaast verwijst hij
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
18
bezoekers door en spreekt hen aan als zij de veiligheid in gevaar brengen. Hij realiseert een veilige omgeving door
zich te houden aan de voorgeschreven regels en gebruiken. Wanneer hij een situatie constateert die de veiligheid in gevaar kan brengen, neemt hij maatregelen om risico's te beperken of weg te nemen. Hij realiseert de veilige omgeving door het uitvoeren van de passieve en actieve beveiligingsmaatregelen. Hij meldt opvallende zaken en onveilige situaties aan zijn leidinggevende. Hij spreekt collega’s aan op de naleving van huisregels en relevante andere wetgeving. Als hij gevoelige gegevens aantreft zorgt hij ervoor dat die niet in verkeerde handen vallen. Hij rapporteert en draagt zijn dienst over. Resultaat: Het inzet-, woon/werkgebied, de verblijfslocatie, werkruimtes, technische centrale en infrastructuur zijn zo goed mogelijk beschermd tegen beveiligings- en veiligheidsrisico’s, conform de instructies en procedures. De eigen veiligheid, die van collega’s en van anderen is geborgd. Bedrijfsprocessen zijn zo min mogelijk verstoord. Er zijn rapportages opgesteld ten dienste van de leidinggevende. Beschrijving werkproces: 1.10 Evalueert zijn optreden De onderofficier participeert actief in de evaluatie van het optreden met het team. Hij levert een bijdrage in de Competenties 1.10: bespreking van het proces en het resultaat, vraagt op eigen leervermogen, samenwerken, initiatief feedback aan buddy, teamleden en communicatie, resultaatgerichtheid, leidinggevende, verwoordt wat goed en/of fout is gegaan en initiatief, integriteit stelt samen met de leidinggevende verbeterpunten op. Resultaat: Er is een substantiële bijdrage geleverd aan de evaluatie van de opdracht. Hij heeft actieve, constructieve feedback geleverd en stond/staat open voor feedback van anderen. Hij kent zijn eigen verbeterpunten en de verbeterpunten van de groep. Aanvullende werkprocessen onderofficier Kerntaak 1 Handhaaft zich in de militair “veilige” Werkprocessen bij kerntaak 1 omgeving Beschrijving werkproces: 1.11 Is in staat te overleven in de 1 operationele omgeving De onderofficier dient nadat hij is afgesneden van de eigen troepen, te kunnen overleven. Hij doet dit d.m.v. een tactische verplaatsing. Hij observeert het terrein en Competenties 1.11: oriënteert zich in het gebied. Hij verplaatst zich door in besluitvaardigheid, initiatief, meer of mindere mate geconditioneerd terrein. Hij doet dit oordeelsvorming, samenwerken, zowel individueel als samen met zijn groepsleden. organisatiebewustzijn, flexibiliteit, Hij zorgt ervoor dat de vijand hem niet opmerkt en voorkomt stressbestendigheid vijandcontact. Hij maakt indien noodzakelijk, gebruik van geïmproviseerde middelen. Hij betrekt, alleen, samen met zijn buddy of in groepsverband al dan niet onder leiding van een commandant, tijdelijk een schuilbivak om te rusten, recupereren en te reorganiseren. Hij voorziet hierbij tijdelijk in zijn eigen basisbehoeften. Hij keert gecontroleerd terug naar zijn troepen. Resultaat: Het contact met de eigen eenheid is op een zo veilig mogelijke en gecontroleerde wijze hersteld. De onderofficier en zijn groepsleden zijn niet opgemerkt door de vijand en vijandelijk contact is voorkomen. Indien noodzakelijk is gebruik gemaakt van geïmproviseerde middelen. Zo nodig heeft hij alleen, samen met zijn buddy of in groepsverband een schuilbivak betrokken. Hij heeft kunnen voorzien in zijn basisbehoeften. 1
Met name voor het CLAS
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
19
Beschrijving werkproces: 1.12 Is in staat zich te verplaatsen in of als onderdeel van een De onderofficier verplaatst zich in een konvooi (in konvooi groepsverband, d.m.v. voertuigen) naar een opgedragen gebied. Hij zorgt tijdens de verplaatsing voor zijn persoonlijke veiligheid en zo nodig ook voor de veiligheid Competenties 1.12: van groepsleden door hen te corrigeren op onveilig gedrag. besluitvaardigheid, initiatief, oordeelsvorming, delegeren, Hij reageert individueel of in eenheidsverband op de overtuigingskracht, samenwerken, aanwijzingen en commando’s van de commandant of communicatie, organisatiebewustzijn, leidinggevende. Hij oriënteert zich en behoudt richting. Hij neemt het gebied waar, verzamelt betrouwbare inlichtingen flexibiliteit, stressbestendigheid en geeft deze door met gebruik van de aanwezige communicatiemiddelen en methoden. Hij neemt maatregelen ter beveiliging bij het oversteken of passeren van kritieke terreindelen en hij benadert en passeert deze terreindelen volgens een vaste geformaliseerde procedure. Hij neemt het opgedragen gebied in en wacht verdere aanwijzingen af. Resultaat: De onderofficier is veilig in het opgedragen gebied aangekomen. De verplaatsing is op een veilige manier en volgens de regels, procedures en instructies van Defensie uitgevoerd. Naast zijn eigen veiligheid, heeft hij de veiligheid van zijn groepsleden zoveel mogelijk gegarandeerd. Zonodig heeft hij samengewerkt met groepsleden en op tijd hulp gevraagd en/of geboden. Materialen en hulpmiddelen zijn juist ingezet. Hij heeft beveiligings- en beschermingsmaatregelen genomen. De benodigde informatie is verzameld en gecommuniceerd aan collega’s en leidinggevende. Keuzes en dilemma: De militair kan individueel of met zijn buddy of groepsleden in situaties terecht komen waarin hij snel een keuze zal moeten maken. Dit geldt ook voor dilemma’s. In beide gevallen zal hij in principe altijd terug vallen op zijn leidinggevende. De militair blijft altijd zelf verantwoordelijk voor de keuze die hij maakt met de daarbij behorende gevolgen. Toelichting: Om de genoemde werkprocessen naar behoeven uit te voeren, dienen de aangeleerde kennis en vaardigheden periodiek op het vereiste niveau te worden gebracht en gehouden. De militair voert in opdracht van de leidinggevende werkzaamheden uit. Hij coördineert bijvoorbeeld een eenvoudig incident (inclusief verlenen van eerste hulp) of een opdracht voor het opbouwen van zijn fysieke conditie. De leidinggevende is eindverantwoordelijk voor de opdracht. De militair staat (in beginsel) voor de opgave te handelen volgens de regelgeving en procedures van de krijgsmacht. Als het uitvoeren van deze opgave niet in overeenstemming is met zijn ethisch besef kan hij een opdracht weigeren. Dit houdt in dat hij zich voor zijn handelen in de organisatie zal moeten verantwoorden. De militair onderneemt verschillende activiteiten. Tijdens het optreden dient alert en snel te worden gehandeld. Het is daarom belangrijk dat hij overzicht over de situatie houdt en de consequenties zoveel mogelijk beperkt. In geval van gebrek aan materialen en hulpmiddelen vereist de uitvoering van het optreden een improviserend vermogen van de militair. Eigen veiligheid versus ethisch bewust handelen. De onderofficier staat voor de opgave om in (operationele) levensbedreigende omstandigheden altijd beslissingen te nemen die ethisch verantwoord zijn. In onoverzichtelijke situaties, waar levens van zichzelf en zijn groep worden bedreigd, dient hij bij het besluit om wel of niet te handelen en geweld toe te passen altijd rekening te houden met ethische aspecten. Hierbij is behalve de dreiging veelal sprake van beperkte informatie en grote tijdsdruk. Onjuiste beslissingen kunnen afbreuk doen aan het succes van de operatie op tactisch, operationeel en strategisch niveau. Hij is in dit proces altijd afhankelijk van een aantal factoren waar hij niet of nauwelijks invloed op kan uitoefenen. Staat open voor samenwerking versus gaat uit van de eigen mening. De onderofficier stelt zich open voor samenwerking en is bereid de eigen belangen naar de achtergrond te schuiven. Hij hecht binnen een team waarde aan een standpunt of zienswijze van
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
20
andere individuen of van de groep. Hij stelt het gemeenschappelijke resultaat boven de eigen belangen. Tegelijkertijd weegt hij af of door anderen of de groep gemaakte keuzes juist zijn, het organisatie/opdrachtbelang dienen en verliest hij zijn persoonlijke waarden niet uit het oog. Afkortingen / begrippenlijst: CBRN & TIM Chemische, Biologische, Radiologische en Nucleaire middelen (CBRN) en de gevolgen van Toxic Industrial Materials (TIM) houdt in de persoonlijke bescherming tegen de uitwerking van CBRNstrijdmiddelen en het vrijkomen van Toxic Industrial Materials. AAW Ammunition Awareness (munitie veiligheid) Het bewust worden van de gevaren van munitie om de risico’s op een ongeval te minimaliseren. Search Het organiseren, leiden en toepassen van systematische procedures en geschikte uitrustingsstukken om als steun aan militaire operaties specifieke doelen te lokaliseren. IED’s Improvised Explosive Device (IED) is een explosief voorwerp dat op geïmproviseerde wijze geplaatst of gemaakt is en dat destructieve, dodelijke, schadelijke, pyrotechnische of brandstichtende chemicaliën bevat met het oogmerk te vernietigen, incapaciteren (tijdelijk uitschakelen van personeel), te hinderen of af te leiden. HPG Hygiëne en preventieve gezondheidszorg hebben tot doel het verbeteren en waarborgen van de gezondheid van de mens. Passieve beveiligingsmaatregelen Onder passieve beveiligingsmaatregelen vallen die maatregelen waarvoor geen personeel nodig is tijdens de uitvoering (bijvoorbeeld een goede camouflage). Actieve beveiligingsmaatregelen Onder actieve beveiligingsmaatregelen vallen die maatregelen waarvoor personeel nodig is tijdens de uitvoering (bijvoorbeeld het lopen van rondes). 3.2 Kerntaak 2 Geeft leiding Kerntaak 2 Geeft leiding Beschrijving werkproces: De onderofficier ontvangt een mondelinge en/of schriftelijke opdracht. Hij beoordeelt alle factoren die van invloed zijn op de opdracht en brengt de risico’s voor de veiligheid van het personeel en materieel in kaart. Na uitgifte van het waarschuwingsbevel stelt hij één of meer mogelijke wijzen van uitvoeren vast. Hij formuleert een voorlopig plan van aanpak en/of besluit waarin de beschikbare personele en materiele middelen zijn beschreven evenals de taken en werkzaamheden, de extra toebedeelde middelen, de veiligheidsbepalingen, de regelingen t.a.v. logistieke aan- en afvoer en de organisatie van de bevelvoering en de verbindingen. Hij toetst dit voorlopig plan of besluit aan de actuele situatie. Hij presenteert het voorlopig plan in een tweede terugkoppeling aan de opdrachtgever. Vervolgens neemt hij een besluit en schrijft hij samenhangend en in chronologische volgorde een groepsbevel.
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
Werkprocessen bij kerntaak 2 2.1 Ontwikkelt een plan om de teamopdracht uit te voeren Competenties 2.1: besluitvaardigheid, initiatief, oordeelsvorming, samenwerken, communicatie, overtuigingskracht, analyseren, conceptualiseren, plannen en organiseren
21
Resultaat: Er is een plan voor een teamopdracht en een groepsbevel geschreven. Relevante beïnvloedende factoren en risico’s voor de veiligheid zijn in kaart gebracht. Er zijn één of meer mogelijke wijzen van optreden vastgesteld. Er is een zo volledig mogelijk voorlopig plan of besluit geformuleerd. Dit voorlopige plan is getoetst aan de actuele situatie. Het voorlopig plan is gepresenteerd aan de opdrachtgever en er is een besluit genomen. Beschrijving werkproces: 2.2 Communiceert het plan aan het De onderofficier communiceert voor aanvang van de team uitvoering mondeling de opdracht aan het team. Hij presenteert het plan mondeling in een gestructureerde Competenties 2.2: bevelsuitgifte in voor het team begrijpelijke taal. Hij verdeelt delegeren, besluitvaardigheid, de taken en controleert de door de teamleden verzamelde overtuigingskracht, communicatie, hulpmiddelen en materialen. organisatiebewustzijn Resultaat: Een correct en volledig plan/bevel is voor aanvang van de uitvoering mondeling aan het team gecommuniceerd. De bevelsuitgifte is gestructureerd. De bevelsuitgifte is uitgevoerd in voor het team begrijpelijke taal. De taken zijn verdeeld. Er heeft controle plaatsgevonden op de verzamelde hulpmiddelen en materialen. Beschrijving werkproces: 2.3 Voert de opdracht uit De onderofficier stuurt het team tijdens de uitvoering van de opdracht aan en controleert de voortgang, zodat het Competenties 2.3: gestelde doel binnen de gestelde tijd wordt gerealiseerd. Hij besluitvaardigheid, initiatief, bewaakt het (groeps)proces en het resultaat van de oordeelsvorming, delegeren, opdracht, herkent externe verstoringen die de uitvoering overtuigingskracht, plannen en ondermijnen, speelt in op veranderende eisen en organiseren, flexibiliteit, omstandigheden en komt zonodig met een alternatief plan, stressbestendigheid zodat aan de doelstelling van de opdracht wordt voldaan. Resultaat: De opdracht is met succes en conform de eisen uitgevoerd. Het gestelde doel is binnen de gestelde tijd bereikt. Er is controle over de voortgang, het groepsproces en het bereikte resultaat. Er is ingespeeld op veranderende eisen en omstandigheden. Beschrijving werkproces: De onderofficier beoordeelt in samenspraak met het team de uitvoering van de opdracht door middel van een gestructureerde evaluatie in een veilige omgeving. Hij geeft een oordeel over de uitkomst en het verloop van de opdracht en over de ervaring, betrokkenheid en persoonlijke acties van de teamleden. Hij koppelt de bevindingen uit de evaluatie op verzoek van zijn leidinggevende mondeling en/of schriftelijk terug.
2.4 Evalueert en beoordeelt de uitvoering van de opdracht met het team Competenties 2.4: communicatie, interpersoonlijke sensitiviteit, conceptualiseren, ontwikkelen medewerkers,analyseren samenwerken, oordeelsvorming,
Resultaat: De evaluatie is gestructureerd uitgevoerd in een veilige omgeving. De uitgevoerde opdracht is in samenspraak met de groep beoordeeld. Er is aandacht besteed aan de uitkomst en het verloop van de opdracht en aan de ervaring, betrokkenheid en persoonlijke acties van de groepsleden. Op verzoek van de leidinggevende zijn bevindingen teruggekoppeld. Beschrijving werkproces: 2.5 Voert gesprekken met De onderofficier voert zo snel mogelijk na plaatsing een individuele teamleden persoonlijk en individueel gesprek met iedere nieuwe medewerker en bespreekt de wederzijdse verwachtingen Competenties 2.5: richting persoon en organisatie. Hij heft een gebleken delegeren, besluitvaardigheid, prestatieprobleem op door preventief en correctief, periodiek overtuigingskracht, interpersoonlijke en in een onderling gesprek informatie uit te wisselen. Hij sensitiviteit, ontwikkelen communiceert het waargenomen gedrag met individuele medewerkers, communicatie, medewerkers volgens het geldende gespreksmodel en BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
22
maakt specifieke afspraken over in de toekomst te integriteit, omgevings-, bestendigen en te verbeteren gedrag. Hij voert organisatiebewustzijn, functioneringsgesprekken volgens het geldende verantwoordelijkheidsbesef gespreksmodel, verstrekt de individuele medewerker informatie over de effectiviteit van zijn taakvervulling en legt bevindingen schriftelijk en conform het format vast. Resultaat: Zo snel mogelijk na plaatsing is een persoonlijk en individueel gesprek gevoerd met iedere nieuwe medewerker over wederzijdse verwachtingen richting persoon en organisatie. Met individuele medewerkers is effectief en minder effectief waargenomen gedrag direct besproken, conform het gespreksmodel begeleidingsgesprek. Er zijn specifieke afspraken gemaakt over in de toekomst te bestendigen en te verbeteren gedrag. Er is minimaal 1 keer per jaar een functioneringsgesprek gevoerd conform het gespreksmodel functioneringsgesprek: de individuele medewerker is op de hoogte van de effectiviteit van zijn taakvervulling. Bevindingen zijn schriftelijk en in het juiste format vastgelegd. Beschrijving werkproces: De onderofficier reflecteert, na het uitvoeren van een opdracht, op zijn eigen optreden als leidinggevende. Hij stelt sterke punten en verbeterpunten vast en bedenkt hoe hij zijn optreden in de toekomst zonodig beter kan uitvoeren. Hij vraagt begeleiding aan zijn leidinggevende als hij er niet zelf uitkomt. Bij een volgend optreden past hij deze nieuwe inzichten toe waarna hij zijn optreden opnieuw evalueert.
2.6 Reflecteert op zijn eigen optreden als leidinggevende Competenties 2.6: leervermogen
Resultaat: Hij heeft op het eigen optreden als leidinggevende gereflecteerd. Het persoonlijk optreden is verbeterd n.a.v. de evaluatie. Hij heeft sterke punten en verbeterpunten vastgesteld. Hij heeft op tijd om begeleiding van de leidinggevende gevraagd. Toelichting Het betreft hier leiding geven aan (militaire) opdrachten zoals geformuleerd in kerntaak 1. In kerntaak 2 is hij naast uitvoerende militair, ook leidinggevende (meewerkend voorman). Eigen veiligheid versus ethisch bewust handelen. De onderofficier staat voor de opgave om in (operationele) levensbedreigende omstandigheden altijd beslissingen te nemen die ethisch verantwoord zijn. In onoverzichtelijke situaties, waar levens van zichzelf en zijn groep worden bedreigd, dient hij bij het besluit om wel of niet te handelen en geweld toe te passen altijd rekening te houden met ethische aspecten. Hierbij is behalve de dreiging veelal sprake van beperkte informatie en grote tijdsdruk. Onjuiste beslissingen kunnen afbreuk doen aan het succes van de operatie op tactisch, operationeel en strategisch niveau. Hij is in dit proces altijd afhankelijk van een aantal factoren waar hij niet of nauwelijks invloed op kan uitoefenen. Het toebedelen van verantwoordelijkheden en beslissingsbevoegdheden aan anderen versus verantwoordelijkheid voor het eindresultaat. De onderofficier draagt uitvoerende taken over aan anderen. Hij houdt daarbij rekening met wat de ander aan kan en draagt vertrouwen uit in de capaciteiten en het zelfstandig handelen van de ander. Hij bewaakt de voortgang op afstand. Hij weegt voortdurend af of de ander nog in staat is zelfstandig op te treden of dat het noodzakelijk is om in te grijpen. Behalen van resultaat van de opdracht versus aandacht voor (het welbevinden van) de groep en individuele groepsleden. De onderofficier staat voor de opgave het vooraf bepaalde resultaat van een opdracht te behalen in de tijd en tegelijkertijd zorg te dragen voor het groepsproces en individuele groepsleden. Hij weegt continu af op welk aspect van het proces hij zich richt. Te weinig nadruk op het ene of het andere aspect kan het bereiken van het doel ondermijnen. Eerlijk en duidelijk communiceren over waargenomen prestaties versus het vertrouwen van individuele groepsleden op peil houden. De onderofficier is in zijn evaluatie van opdrachten of in begeleidings- en functioneringsgesprekken BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
23
oprecht en duidelijk, zodat ondergeschikten hun verbeterpunten kennen, maar hij laat tegelijkertijd anderen in hun waarde en zorgt ervoor dat zij vertrouwen in eigen kunnen opbouwen en behouden. Leren van feedback van anderen en zichzelf verder willen ontwikkelen versus trots zijn, van zichzelf uitgaan en een eigen koers uitzetten. De onderofficier stelt zich open voor feedback van ondergeschikten en leidinggevenden en zet zich in voor verbetering van het eigen functioneren, zonder dat hij in zijn eigenwaarde volledig afhankelijk is van de mening van anderen. Hij meet feedback af tegen zijn eigen waarden en is in staat een goede afweging te maken tussen relevante feedback van anderen opvolgen en een eigen koers gaan. 3.3 Kerntaak 3 Ontwikkelt de professionaliteit van het team Kerntaak 3 Ontwikkelt de professionaliteit van het team Werkprocessen bij kerntaak 3 Beschrijving werkproces: 3.1 Werkt zijn team op De onderofficier werkt op basis van beschreven opleidingsen trainingsplannen zijn team (groep) op naar een Competenties 3.1: inzetgereed niveau. Hij doet dit in het kader van een delegeren, besluitvaardigheid, overtuigingskracht, interpersoonlijke mogelijke inzet. Hij traint en onderhoudt onder meer zijn eigen fysieke en mentale fitheid en die van zijn teamleden. sensitiviteit, ontwikkelen Hij bewaakt of zijn team aan de gestelde taken en eindeisen medewerkers, plannen en voldoet. Hij voert preventief en correctief onderhoud uit op al organiseren, nauwkeurigheid, zijn persoonlijke en tot het team behorende organieke en resultaatgerichtheid, verantwoordelijkheidsbesef, niet organieke uitrustingsstukken, materialen en hulpmiddelen. organisatiebewustzijn Resultaat: Hij heeft de eenheid opgewerkt tot inzetgereed niveau (t.b.v. operationele inzet, militaire exercitie of ceremoniële taken). Hij heeft de eenheid opgewerkt conform beschreven en voorgeschreven opleidings- en trainingsplannen. Zijn eigen fysieke en mentale fitheid en die zijn groep zijn getraind en/of worden onderhouden. Hij heeft gecontroleerd of zijn eenheid aan de gestelde taken en eindeisen voldoet. Hij heeft preventief en correctief onderhoud uitgevoerd op al zijn persoonlijke en tot de groep behorende organieke en niet-organieke uitrustingsstukken, materialen en hulpmiddelen. Beschrijving werkproces: 3.2 Lost onderkende prestatieproblemen op De onderofficier signaleert prestatieproblemen van zijn team(leden) of individu en stelt een plan van aanpak daarvoor op. Afhankelijk van de aard van het probleem kiest Competenties 3.2: hij voor een oplossing via een individueel gesprek, instructie besluitvaardigheid, initiatief, of training. Bij individuele prestatieproblemen neemt hij het oordeelsvorming, delegeren, individu apart, geeft hem aanwijzingen ter verbetering en overtuigingskracht, interpersoonlijke bespreekt oorzaken die het functioneren belemmeren. sensitiviteit, ontwikkelen Voor een instructie selecteert hij leerdoelen. Op basis van medewerkers, communicatie, plannen de leerdoelen maakt hij een lesplan, waarin hij het geheel en organiseren, nauwkeurigheid, aan maatregelen die het didactisch handelen ondersteunen resultaatgerichtheid, vastlegt. Hij geeft een gestructureerde en duidelijke verantwoordelijkheidsbesef instructie, conform het lesplan en voldoet aan de specifieke leerbehoeftes van team en individu. Voor een training formuleert hij oefendoelen. Op basis van de oefendoelen maakt hij een plan van aanpak waarin hij ook de benodigdheden en randvoorwaarden voor het optreden invult. Hij communiceert het plan van aanpak in de vorm van een bevel (briefing) aan het team. Hij observeert en bewaakt het leergedrag binnen het team tijdens het optreden. Hij grijpt in bij onveilige situaties en bij geconstateerd ongewenst en ontoelaatbaar gedrag. Tussentijds en/of na afloop reflecteert hij samen met het team op het vertoonde gedrag met als doel de professionaliteit van het team verder te ontwikkelen.
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
24
Resultaat: Voor onderkende prestatieproblemen is een plan van aanpak opgesteld. Er is een juiste keuze gemaakt uit instructie, training of een individueel gesprek. Zo nodig heeft de aspirant-onderofficier op individueel niveau aanwijzingen voor verbetering gegeven. Het individu kent zijn verbeterpunten en weet hoe hij deze doelen kan bereiken. De juiste leerdoelen (instructie) of oefendoelen (training) zijn geselecteerd. Op basis van leerdoelen is een lesplan voor een effectieve instructie-activiteit gemaakt. De instructie was gestructureerd en duidelijk en de leerdoelen zijn bereikt. Er is ingespeeld op specifieke leerbehoeftes van groep en individu. Op basis van oefendoelen is een plan van aanpak voor een effectieve training gemaakt. De training is in de vorm van een bevel uitgegeven en de oefendoelen zijn bereikt. Het leergedrag van de groep is nauwkeurig geobserveerd en getoetst, zonodig is op tijd ingegrepen. Er is tussentijds en/of na afloop met de groep gereflecteerd op het optreden. Vakkennis: Heeft kennis van persoonlijke- en groepswapens Heeft kennis van gebruiksmogelijkheden, werking en functionaliteit van (letale en minder-letale) wapens Heeft kennis van (samenwerking met) International Organisations (IO's), Non Gouvernementele Organisations (NGO's) en humanitaire hulpverleningsorganisaties Heeft kennis van humanitair oorlogsrecht Heeft kennis van militair tuchtrecht Kent de doelen, leden en hoofdactiviteiten van de NAVO en VN en de passage uit de grondwet over Defensie Kent de kenmerken van en werkzaamheden binnen verschillende posten (observatie-, waarnemings- en luisterpost) Kent de hoofdtaken van Defensie Kent van (de gevolgen van) Toxic Industrial Materials (TIM) Kent de definitie leidinggeven uit de beleidsvisie onderofficier Kent de relatie tussen werk- en leefklimaat en ziekteverzuim en actiebereidheid Heeft kennis van commandovoeringprocedures Heeft kennis van observeren en beïnvloeden van groepsprocessen Kent de sociale en communicatieve processen die een rol spelen bij samenwerken en het opwerken van het team Heeft kennis van groepsontwikkelingsfases in een praktijksituatie Vaardigheden: Formuleert en stelt persoonlijke verbeterpunten vast (evt. vastleggen in POP) Gebruikt reddingsmiddelen (reddingsvlotten, zwemvesten) Gebruikt sjormateriaal en voert schiemanswerkzaamheden uit (knopen en splitsen) Gebruikt technische handleidingen (als naslagwerk) Hanteert reflectie- en evaluatietechnieken van Defensie Hanteert trainingsleer en trainingsschema's Kan zich zwemmend redden Maakt verantwoord gebruik (vanuit de functie) van communicatiemiddelen en (social) media Past bedrijfsinstructies en procedures voor het optreden bij incidenten en calamiteiten toe (m.b.t. brand, averij, ongevallen en/of veelvoorkomende criminaliteit) Past ammunition awareness (AAW) toe Past Basic Search toe: Search Aware en/of Patrol Search Past beschermende maatregelen tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire middelen toe (CBRN) Past brandpreventie toe Past de Engelse taal toe in de militaire context (niveau ERK: luisteren B1, lezen B1, gesprekken voeren B1, spreken B1, schrijven A2; STANAG 6001: listening 2,speaking 2,reading 2,writing 1) Past de gedragscode Defensie toe Past de juiste verplaatsingsmethoden toe Past geweldsinstructies en Rules of Engagement (ROE) toe Past het ethisch bewustwordingmodel (EBM) toe
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
25
Past het NATO spellingsalfabet toe Past hygiëne en preventieve geneeskunde (HPG) toe Past navigatie/plaatsbepaling toe (kaartlezen, kompas, gps en geïmproviseerde middelen) Past omgangsnormen van Defensie toe (aanspreken met de juiste rang en/of stand) Past wettelijke regels, procedures en (veiligheidsregels-) voorschriften van Defensie toe Past zelf hulp kameraden hulp (ZHKH) toe Zorgt voor een basisconditie die beter is dan de minimale eisen van Defensie (de Defensie conditieproef) Hanteert planning- en besluitvormingsprocedures Geeft een waarschuwingsbevel uit Past sociale vaardigheden toe Past het integriteitbeleid van Defensie toe Observeert en beïnvloedt groepsprocessen (o.a. strategieën voor omgaan met weerstand) Past gespreksmodellen en gesprekstechnieken toe (intake- , begeleidings- en coachingsgesprekken) Past leermeesterschap toe (opvangen en begeleiden van nieuwe medewerkers, inzicht in toepassen van methoden praktijkleren en leidinggeven aan een groep in een praktijksituatie) Past processen die een rol spelen bij het samenwerken en leidinggeven toe Past communicatieve processen toe die een rol spelen bij samenwerken en leiderschap. Voert gesprekken met leidinggevenden en medewerkers Hanteert het BOB model (Beeldvorming, Oordeelsvorming, Besluitvorming) Hanteert trainingsschema’s, opleiding- en trainingsplannen en stelt deze op Past wettelijke regels, procedures en (veiligheidsregels-) voorschriften van Defensie toe Past skills en drills toe Geeft instructie (theorie en vaardigheid) en past didactische werkvormen toe (voordrachtsvorm en opdrachtsvorm) Hanteert trainingsschema’s, opleiding- en trainingsplannen en stelt deze op
Toelichting Het betreft het opwerken van het team vanuit de rol van instructeur Behalen van resultaat van de opdracht versus aandacht voor (het welbevinden van) de groep en individuele groepsleden. De onderofficier staat voor de opgave het vooraf bepaalde resultaat van een opdracht te behalen in de tijd en tegelijkertijd zorg te dragen voor het groepsproces en individuele groepsleden. Hij weegt continu af op welk aspect van het proces hij zich richt. Te weinig nadruk op het ene of juist het andere aspect kan het bereiken van het doel ondermijnen. Eerlijk en duidelijk communiceren over waargenomen prestaties versus het vertrouwen van individuele groepsleden op peil houden. De onderofficier is in zijn evaluatie van opdrachten of in begeleidings- en functioneringsgesprekken oprecht en duidelijk, zodat ondergeschikten hun verbeterpunten kennen, maar hij laat tegelijkertijd anderen in hun waarde, staat open voor de mening van anderen en zorgt ervoor dat zij vertrouwen in eigen kunnen opbouwen en behouden.
3.4 Kerntaak 4 Is specialist in zijn vaktechnisch functiegebied (vakman) Kerntaak 4 Is specialist in zijn vaktechnisch functiegebied (vakman)
Werkprocessen bij kerntaak 4
Zie de BCP’s van de civiele en niet-civiele vakrichtingen.
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
26
Nawoord Voor de jongste categorie onderofficieren van Defensie die als leidinggevenden functioneren in een startfunctie aan de basis van het laagste functioneringsniveau, is het van zeer groot belang dat zij competenties ontwikkelen die hen in staat stellen succesvol te presteren binnen de complexiteit en de dynamiek van de huidige beroepspraktijk. Voor hen is het essentieel dat zij op algemeen - en op vakspecifiek gebied- een samenstel van complexe vaardigheden als militair optreden, leidinggeven, didactisch handelen in combinatie met zorg voor personeel en materieel en die in meer of mindere mate behoren tot het domein van de onderofficier, integraal en flexibel kunnen inzetten, combineren en coördineren in steeds weer wisselende situaties en in alle geledingen van het geweldsspectrum. Om hier succesvol te kunnen zijn is het in eerste instantie en boven alles van belang dat zij de essentiële militaire basisvaardigheden beheersen, voldoen aan de fysieke en mentale basiseisen en zij de mentaliteit en het karakter bezitten om ook onder de moeilijkste omstandigheden een opdracht naar beste kunnen uit te voeren. Vanuit een mondeling of schriftelijk ontvangen bevel voor uitvoering van algemene opdrachten en (deel)taken moet de onderofficier, aan de hand van een geformaliseerde besluitvormingsprocedure, een plan met alternatieven ontwikkelen voor het optreden van zijn team/ groep en het besluit formuleren in de vorm van een bevel. Hij moet zodanig sturend en regelend tijdens de bevelvoering op kunnen treden, dat boven alles aan de doelstelling van de opdracht wordt voldaan. Vervolgens vindt een nabeschouwing plaats waarin de succesfactoren en tekortkomingen worden vastgesteld. Essentiële tekortkomingen in kennis, vaardigheid en/of attitude die zich voordoen binnen het team/groep aangaande de militaire basisvaardigheden en het optreden van zijn team/groep moet hij kunnen detecteren. Door middel van gesprekken, instructies en/ of trainingen moet hij zijn team/groep en de individuele groepsleden verder kunnen ontwikkelen met als doel dat de professionaliteit van het team/ de groep en de individuele leden toeneemt en hun inzetbaarheid verzekerd blijft.
BCP Basis Onderofficier 22 mei 2014
27