Onderwijs- en examenregeling (OER) 2015-2016
Bacheloropleiding Mens en Techniek | Biometrie
Vastgesteld door de directeur van de Faculteit Gezondheidszorg: ja Versie: Datum: 2 juni-2015
1/68
Advies verwerkt van de Opleidingscommissie: ja
Ingestemd door de Deelraad: ja Geldig tot: 1 september 2016
Inhoudsopgave Leeswijzer ........................................................................................................................................ 4 Begrippenlijst................................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen ............................................................................................... 12 Artikel 1.1 Reikwijdte............................................................................................................... 12 Artikel 1.2 Openbaarheid en publicatie ................................................................................. 12 Hoofdstuk 2 De Examencommissie ............................................................................................... 13 Artikel 2.1. Examencommissie, taken en bevoegdheden....................................................... 13 Hoofdstuk 3 Toelating tot de opleiding ........................................................................................ 14 Hoofdstuk 4 Inrichting van de opleiding ...................................................................................... 15 Artikel 4.1. Varianten en afstudeerrichtingen ....................................................................... 15 Artikel 4.2. Start van de opleiding ......................................................................................... 15 Artikel 4.3. Voertaal ................................................................................................................ 15 Artikel 4.4. Opbouw van de opleiding ................................................................................... 15 Artikel 4.5. Studielast en verdeling daarvan .......................................................................... 16 Artikel 4.6. Praktische oefeningen ......................................................................................... 17 Artikel 4.7. Specifieke bepalingen over de deeltijdvariant.................................................... 17 Artikel 4.8. Specifieke bepalingen over de duale variant ...................................................... 17 Artikel 4.9. Inrichting van het programma ........................................................................... 17 Artikel 4.10. Propedeutische fase ........................................................................................... 18 Artikel 4.11. Studieadvies ........................................................................................................ 18 Artikel 4.12 Toegangsbeperking afstudeerrichtingen............................................................ 19 Artikel 4.13 Inrichting postpropedeutische fase: differentiatie en minoren ....................... 22 Artikel 4.14 Externe opdracht in de major ............................................................................ 23 Artikel 4.15 Studieplan ........................................................................................................... 23 Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding en bewaking studievoortgang ................................... 24 Artikel 5.1. Studieloopbaanbegeleiding................................................................................. 24 Artikel 5.2 Bewaking studievoortgang .................................................................................. 24 Hoofdstuk 6 Inrichting tentamens en examens .......................................................................... 25 Artikel 6.1. Tentamens en deeltentamens............................................................................. 25 Artikel 6.2. Herkansingen ..................................................................................................... 25 Artikel 6.3 Het afleggen van extra tentamens buiten het reguliere programma ................ 25 Artikel 6.4 Aanwezigheidsplicht ........................................................................................... 26 Artikel 6.5 Examens ............................................................................................................... 27 Artikel 6.6 Beoordelingen ..................................................................................................... 27 Artikel 6.7 Vrijstellingen en bepalingen over EVC’s ............................................................ 29 Artikel 6.8 Organisatie van tentamens en examens............................................................. 30 Artikel 6.9 Inschrijving voor tentamens ............................................................................... 30 Artikel 6.10 Bewaring tentamen- en examenwerkstukken ................................................... 31 Artikel 6. 11 Eigen bijdragen ................................................................................................... 31 Hoofdstuk 7 getuigschriften en verklaring ...................................................................................33 Artikel 7.1. Getuigschriften .....................................................................................................33 Artikel 7.2 Verklaring .............................................................................................................35
2/68
Hoofdstuk 8 Onregelmatigheden en fraude ................................................................................ 36 Artikel 8.1 Onregelmatigheden ............................................................................................. 36 Artikel 8.2 Fraude .................................................................................................................. 36 Hoofdstuk 9 Beroep en klachtrecht ............................................................................................. 37 Artikel 9.1. Beroep .................................................................................................................. 37 Artikel 9.2 Klachtrecht .......................................................................................................... 37 Hoofdstuk 10 Bijzondere voorzieningen en overmacht bij tentamens ....................................... 38 Artikel 10.1 Bijzondere voorzieningen ................................................................................... 38 Artikel 10.2 Overmacht en andere persoonlijke omstandigheden ...................................... 39 Hoofdstuk 11 Ernstige overlast en iudicium abeundi ................................................................... 40 artikel 11.1: Ernstige overlast .................................................................................................. 40 Artikel 11.2 Iudicium abeundi ................................................................................................ 40 Hoofdstuk 12 Slotbepalingen-vaststelling & wijziging-evaluatie ................................................. 41 Artikel 12.1 Hardheidsclausule................................................................................................ 41 Artikel 12.2 Onvoorziene omstandigheden ........................................................................... 41 Artikel 12.3 Vaststelling en wijziging ..................................................................................... 41 Artikel 12.4 Overgangsmaatregelen ....................................................................................... 41 Artikel 12.5 Evaluatie .............................................................................................................. 41 deel 2: Het programma en de tentaminering. .............................................................................. 42 Hoofdstuk 1 Inhoud van programma en tentaminering .............................................................. 43 1.1 Doel van de opleiding ....................................................................................................... 43 1.2 Beschrijving van het opleidings- en tentamenprogramma ............................................. 44 Hoofdstuk 2 Tentamenregeling .................................................................................................... 56 Hoofdstuk 3 Studieloopbaanbegeleiding ..................................................................................... 60 Hoofdstuk 4 Jaarindeling .............................................................................................................. 68
3/68
Leeswijzer De OER begint met een begrippenlijst waarin de belangrijkste zaken die betrekking hebben op de onderwijs- en tentamenprogramma’s gedefinieerd worden. Vervolgens bestaat de OER uit twee delen: Deel 1 omvat regels die voortvloeien uit de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), het beleid van Zuyd Hogeschool en het beleid van de opleiding en faculteit. Het gaat hierbij om regels die betrekking hebben op hoe zittende studenten de opleidingsprogramma’s en examens dienen te doorlopen en wat ze daarbij van de instelling mogen verwachten. Deze regels zijn in de volgende hoofdstukken ingedeeld: Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Beschrijft om welke opleiding het gaat, voor wie de OER geldt, wanneer hij gepubliceerd moet zijn en wie daar verantwoordelijk voor is. Hoofdstuk 2 De Examencommissie. Beschrijft de taken en bevoegdheden van de Examencommissie en hoe en waarvoor studenten de commissie kunnen benaderen. Hoofdstuk 3 Toelating tot de opleiding. Geeft aan welke regeling geldt voor toelating en waar die staat. De regeling zelf staat hier niet beschreven. Hoofdstuk 4 Inrichting van de opleiding. Beschrijft de regelingen en besluiten die zijn vastgesteld rond de inrichting van de opleiding. Het gaat om zaken waar de opleiding zich naar de student toe op kan beroepen en om zaken waar de studenten zich naar de opleiding toe op kan beroepen. Hierin wordt niet beschreven hoe het opleidingsprogramma er uit ziet. Dat staat in deel 2. Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding en bewaking studievoortgang. Geeft garantie dat een student SLB kan krijgen. Hoe deze plaats vindt staat niet hier, maar in deel 2 van de OER. Verder is in dit hoofdstuk beschreven hoe vaak en hoe er over de studievoortgang naar de student wordt gerapporteerd, wie daar eindverantwoordelijk voor is en hoe de student bezwaar kan aantekenen als deze het niet eens is met de inhoud van de rapportage. Hoofdstuk 6 Inrichting tentamens en examens. Beschrijft de regelingen en besluiten die zijn vastgesteld rond de tentamens en examens van de opleiding. Het gaat om zaken waar de opleiding zich naar de student toe op kan beroepen en om zaken waar de studenten zich naar de opleiding toe op kan beroepen. Hierin wordt niet beschreven hoe het tentamenprogramma er uit ziet. Dat staat in deel 2. Hoofdstuk 7 getuigschriften en verklaring. Dit beschrijft de bewijsstukken die worden verstrekt als een student een tentamen of examen met goed gevolg heeft afgelegd, wie deze afgeeft en ondertekent. Ook beschrijft het de graad en wanneer er een ‘cum laude’ vermelding wordt gegeven. Hoofdstuk 8 Onregelmatigheden en fraude. Hier wordt vastgesteld wat onder onregelmatigheden en fraude wordt verstaan, welke procedure hierbij geldt en wat de consequenties hiervan zijn. Hoofdstuk 9 Beroep en klachtrecht. Dit heeft betrekking op beroep over besluiten van de directeur of de examencommissie op grond van de OER. Beschreven wordt de procedure en bij wie beroep kan worden aangetekend. Het hoofdstuk beschrijft ook waarover en aan klachten kunnen worden gemeld en waar de klachtenregeling te vinden is. De klachtenregeling zelf staat hier niet beschreven.
4/68
Hoofdstuk 10 Bijzondere voorzieningen en overmacht bij tentamens. Dit hoofdstuk beschrijft in welke gevallen studenten zich kunnen beroepen op bijzondere of extra voorzieningen voor het afleggen van tentamens en examens. Ook wordt de procedure beschreven hoe studenten alsnog tentamens kunnen afleggen die ze door genoemde bijzondere omstandigheden of overmacht gemist hebben. Hoofdstuk 11 Ernstige overlast en iudicium abeundi. Dit beschrijft wat de consequenties zijn als een student ernstige overlast veroorzaakt of wat er gebeurt als uit het gedrag van de student (niet uit de studieprestaties) blijkt dat hij of zij niet geschikt is voor het beroep waarvoor de opleiding bedoeld is. Hoofdstuk 12 Slotbepalingen-vaststelling & wijziging-evaluatie. Hier wordt beschreven wanneer van de OER mag worden afgeweken en wie daar over beslist en wat er moet gebeuren in gevallen waarin de OER niet voorziet. Ook staat hier volgens welke procedure de OER is vastgesteld en hoe er met wijzigingen in de OER wordt omgegaan (De WHW bepaalt overigens dat wijzigingen niet zijn toegestaan gedurende de looptijd van de OER). De overgangsmaatregelen voor studenten die vertraging hebben opgelopen in een onderwijsprogramma dat niet meer actueel is (bijvoorbeeld door curriculumwijzigingen) staan hier ook. Tenslotte staat in dit hoofdstuk wie verantwoordelijk is voor de evaluatie en zonodige bijstelling. Deel 2 bevat het onderwijs-en tentamenprogramma. In hoofdstuk 1 van deel 2 wordt per variant en per afstudeerrichting en per blok alle informatie over de inrichting van het onderwijs en de tentamens verstrekt. Daarnaast bevat deel 2 informatie over het jaarrooster en de indeling in blokken, de tentamenregeling en studieloopbaanbegeleiding.
5/68
Begrippenlijst In deze regeling wordt verstaan onder: Afstudeerrichting Een door de faculteitsdirecteur vastgestelde leerroute bestaande uit een samenhangend geheel van postpropedeutische onderwijseenheden. De afstudeerrichting wordt vermeld op het getuigschrift. Assessment Een beoordelingsinstrument of een set beoordelingsinstrumenten voor de toetsing van competenties c.q. gestandaardiseerde procedures die het mogelijk maken competenties vast te stellen. Associate Degree programma Een opleiding binnen een bacheloropleiding met een omvang van tenminste 120 EC, als bedoeld in art 7.8a WHW Bacheloropleiding Initiële hbo-opleiding [ARTT. 7.3 en 7.3-a WHW]. De student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd, ontvangt de graad Bachelor. Aan deze graad wordt voor iedere opleiding een toevoeging gehanteerd die door het College van Bestuur is vastgelegd. Blokperiode Een blokperiode is één van de vier termijnen die een studiejaar omvat. Deze perioden hebben een vergelijkbare studielast. Voorafgaande aan een studiejaar worden de dagen waarop de onderscheiden blokperioden starten door het College van Bestuur vastgelegd. CMR De Centrale Medezeggenschapsraad [ART. 10.17 WHW]. College van Beroep voor de Examens Het College van Beroep voor de Examens (College van Beroep) [ARTT. 7.60-63 WHW]. College van Bestuur Het College van Bestuur [art. 10.2 WHW] van Stichting Zuyd Hogeschool met taken en bevoegdheden als vastgelegd in het laatst vastgestelde Bestuurs- en beheersreglement Zuyd Hogeschool. Competentie Competentie is het vermogen om de aanwezige kennis, inzicht, vaardigheden en houding te benutten en verder te ontwikkelen om concrete beroepsactiviteiten op adequate wijze te verrichten. CROHO Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs waarin alle opleidingen zijn vermeld, die een getuigschrift hbo-onderwijs plus daarbij behorende graad opleveren, op voorwaarde, dat het afsluitend examen met goed gevolg is afgelegd [ART. 6.13 WHW]. Deelraad De medezeggenschapsraad van een faculteit [ART. 10.25 WHW]. Deeltentamen Een tentamen waarvan het cijfer bijdraagt aan het cijfer voor het tentamen waar het onderdeel van uitmaakt. In de OER is vastgelegd wat de wegingsfactor van elk deeltentamen is. Deeltijdse opleiding De opleiding die zodanig is ingericht, dat de student naast het verrichten van onderwijsactiviteiten ook andere werkzaamheden kan verrichten. Deze werkzaamheden kunnen in de vorm van vrijstellingen EC’s opleveren, dan wel als onderwijseenheden worden aangemerkt onder door de Examencommissie te stellen eisen. Diplomasupplement Een gestandaardiseerde bijlage met relevante gegevens over de studieloopbaan toegevoegd aan het getuigschrift/diploma en gebaseerd op het model dat door de Europese Commissie, de Raad van Europa en CEPES, de onderwijsafdeling van de UNESCO is ontwikkeld. Duale opleiding Opleiding die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende één of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De opleiding bestaat dan uit
6/68
een onderwijs- en een werkdeel. Het werkdeel is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kan dus studiepunten opleveren [ART. 7.7 WHW]. EC European Credit, een eenheid die 28 uren studielast representeert. De EC is gelijk aan een studiepunt [ART 7.4 lid 1 WHW]. Als een tentamen met goed gevolg is afgelegd verkrijgt de student het aantal EC dat volgens deel 2 van deze OER bij het desbetreffende studieonderdeel behoort. ECTS European Credit Transfer System maakt grensoverschrijdende mobiliteit van studenten mogelijk door studielast op vergelijkbare wijze (in European Credits) uit te drukken. Ervaringscertificaat Het certificaat waarin wordt vermeld welke competenties het individu heeft aangetoond, gemeten aan de hand van een specifieke landelijk erkende standaard, wat het niveau van die competenties is en waarmee die competenties zijn aangetoond. Examen Het propedeutisch of afsluitend examen van een opleiding [ARTT. 7.8 en 7.10 WHW]. Examencommissie De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. [ART. 7.12. WHW] Examinator Een door de Examencommissie aangewezen persoon, al dan niet werkzaam bij de hogeschool, die tentamens afneemt en de uitslag daarvan vaststelt [ART. 7.12c WHW]. Externe opdracht Een verzoek van een andere rechtspersoon dan Zuyd Hogeschool aan een of meer opleidingen van de hogeschool gericht op de uitvoering van een opdracht door een student of groep studenten. De faculteitsdirecteur beschikt over een bindende aanwijsbevoegdheid voor de uitvoering van deze opdracht, met inachtneming van de bevoegdheden van de Examencommissie. Extra kans Een kans op een extra tentamen die toegewezen kan worden aan een student buiten de regulier geplande tentamens/hertentamens. Extraneus Degene die als extraneus aan de hogeschool is ingeschreven [art. 7.32 WHW] en op grond daarvan alleen examens aflegt [ART. 7.36 WHW]. Faculteitsdirecteur De leiding van de faculteit als bedoeld in art. 10.3 b lid 2 WHW . De faculteitsdirecteur is conform artikel 23 lid 5 van het Bestuursregelement onder andere belast met het opstellen van onderwijsprogramma’s en van het opleidingsspecifiek deel van de OER. Fraude Onder fraude wordt verstaan het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten daarvan door een student, gericht op geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken van het vormen van een juist oordeel door de examinator over de verwerving van competenties van hem of een andere student. Geschillenadviescommissie De commissie die advies uitbrengt inzake betaling collegegeld, inschrijvingen en beëindiging daarvan, het verlenen van graden etc. [art. 7.63-A WHW] Getuigschrift Het door een Examencommissie afgegeven bewijsstuk, dat het propedeutisch examen of het afsluitend examen van een in het CROHO opgenomen opleiding met goed gevolg is afgelegd [art. 7.11 WHW]. Hogeschool Zuyd Hogeschool zoals in stand gehouden door Stichting Zuyd Hogeschool gevestigd te Heerlen Jaar van inschrijving Het tijdvak vanaf dag van inschrijving voor een opleiding tot aan het einde van de twaalfmaandse periode waarin de student onafgebroken staat ingeschreven.
7/68
Kernwerkstuk Een kernwerkstuk is een onderwijseenheid die beoordeeld is door een of meer examinatoren en op grond waarvan de relevante competentieverwerving van een opleiding aangetoond kan worden. Het kan hier om scripties, stageverslagen, kunstwerken, voorstellingen etc. gaan. Keuze-onderwijs De verzameling onderwijseenheden van een opleiding, waaronder ook begrepen projecten, die voor de student de mogelijkheden biedt om eigen competentie-accenten te kiezen in zijn opleiding. Learning agreement Overeenkomst tussen student en Examencommissie waarin afspraken over diens buitenlandse leeractiviteiten worden vastgelegd door de betrokken onderwijsinstellingen én conform de richtlijnen van het ECTS-systeem. Leerroute De onderwijseenheden waarin de student volgtijdelijk of gelijktijdig tentamens wenst af te leggen om de competenties behorend bij een opleiding te verwerven. Als de student een van deze OER afwijkende leerroute wil volgen, is toestemming van de Examencommissie noodzakelijk. Leerwerkovereenkomst Overeenkomst tussen student, faculteitsdirecteur van de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven en de organisatie waar de student zijn praktijkdeel van de opleiding doorloopt. De leerwerkovereenkomst bevat concrete bepalingen over de externe leeractiviteiten binnen de leerroute van de student en heeft een vooraf overeengekomen duur. Major De kern van onderwijseenheden van een opleiding, waarin alle studenten tentamens moeten afleggen om de competenties te bezitten die nodig zijn voor het behalen van een getuigschrift. Masteropleiding Initiële hbo-opleiding [art. 7.3 WHW], die bij voltooiing de graad Master aan de student verleent. MBO-opleiding Een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding of van een door de minister aangewezen vakopleiding [art. 7.2.2 WEB]. Minor Keuzeonderdeel van 15 EC. Zie ook Zuyd-minor. Nominale studielast De studielast exclusief het tijdsbeslag dat verbonden is aan hertentamens en de voorbereiding daarop. Onderwijseenheid Een samenhangend geheel van te verwerven competenties en uitgedrukt in hele studiepunten. Onregelmatigheid Elk handelen of nalaten daarvan door een student, waardoor de goede gang van zaken in de onderwijsverzorging wordt verstoord; c.q. waardoor het vormen van een juist oordeel van de examinator over de verwerving van competenties van een student wordt verhinderd of beperkt. Opleiding Een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op verwezenlijking van welomschreven doelstellingen ter zake van kennis, inzicht, vaardigheden en houding, waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken [art. 7.3 WHW]. Opleidingen zijn voltijds, deeltijds of duaal ingericht en leiden op tot bachelor niveau. Opleidingscommissie De commissie die als taak heeft advies uit te brengen over de onderwijs- en examenregeling, het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling, en het desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen aan de faculteitsdirecteur over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de opleiding. [ART.9.18 WHW]
8/68
Plagiaat Het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk. Postpropedeutische fase De fase van de opleiding die volgt op de propedeutische fase en die wordt afgesloten met een afsluitend examen. Praktische oefening Een praktische oefening bestaat uit een of meer samenhangende onderwijseenheden, waarbij de examinator door observatie van de handelende student tot een beoordeling komt. Profileringsruimte De tot maximaal 120 EC's beperkte ruimte van de leerroute van een student die naar eigen inzicht kan worden ingevuld met een of meer Zuyd-minoren, een of meer andere minoren of keuze-onderwijs, waaronder ook projecten, van de eigen opleiding. Een opleiding bestaat uit een major plus profileringsruimte. Propedeutische fase De fase die wordt afgesloten met het propedeutisch examen [ART. 7.8 WHW]. Student Degene die als student is ingeschreven aan de hogeschool [ARTT. 7.32 - 7.34 WHW]. Studentendecaan De medewerker die aan studenten raad geeft en hen voorlicht in studie- en studentaangelegenheden. Ook begeleidt en bemiddelt de studentendecaan bij persoonlijke problemen van materiële en immateriële aard. Studieadvies Het advies over het al dan niet voortzetten van de studie dat in de loop van de propedeutische fase aan de student wordt gegeven. Aan dit advies kan een afwijzing zijn verbonden. [zie: Regeling Studieadvies Zuyd Hogeschool). Studiejaar Het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar [art. 1.1 WHW]. Studielast Het genormeerde tijdsbeslag van elke opleiding en van elke onderwijseenheid uitgedrukt in hele EC’s [art. 7.4 WHW] en zoals vastgelegd in de OER. Studieloopbaan-begeleider/mentor De medewerker die de studievoortgang van de student bewaakt en de student hierin ondersteunt en begeleidt. Studieplan Een route van onderwijseenheden, die een student overeenkomt met zijn mentor/studieloopbaanbegeleider teneinde het afsluitend examen af te leggen. Deze route kan wat volgorde betreft afwijken van het reguliere programma. Tentamen Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden en dat omvat een onderzoek naar kennis, inzicht, houding en vaardigheden van de kandidaat, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Versnelde variant Een traject van 180 EC’s, binnen het bachelorprogramma, gericht op studenten met een VWO diploma [Art. 7.9a WhW]. Voorziening Maatregel getroffen door een daartoe bevoegde medewerker of bevoegd orgaan van de hogeschool om de student in een dienst/service te voorzien met het doel de studievoortgang te ondersteunen of te begeleiden.
9/68
Vrijstelling Gehele of gedeeltelijke ontheffing van de plicht tot het afleggen van een tentamen om te voldoen aan inschrijvings- of toelatingsvoorwaarden en/of verkrijgen van studiepunten inzake het afleggen van het propedeutisch of afsluitend examen. Werkdag Een dag, niet zijnde een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag of een door de overheid erkende nationale feestdag en niet vallend binnen de door het College van Bestuur jaarlijks vast te stellen roostervrije perioden. WHW De Wet op het Hoger Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek [Staatsblad 1992 nr. 593], inclusief latere aanvullingen en wijzigingen. WSF 2000 De Wet op de studiefinanciering 2000 [STAATSBLAD 2000 nr. 571], inclusief latere aanvullingen en wijzigingen). WBP De Wet Bescherming Persoonsgegevens [STAATSBLAD 2000: 302] inclusief latere aanvullingen en wijzigingen. Zuyd Minor Minor van 15 EC’s die als zodanig is benoemd en toegankelijk is voor de studenten van minimaal twee opleidingen.
10/68
Deel 1. Regels over onderwijs en tentamens
11/68
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Reikwijdte Lid 1 Deze onderwijs- en examenregeling is van toepassing op de opleiding Mens en Techniek | Biometrie met Croho-opleidingscode 30039 voor voltijdonderwijs. Deze regeling geldt voor alle aan deze opleiding ingeschreven studenten en extranei, tenzij uit de tekst het tegendeel blijkt. Lid 2 De student kan geen rechten ontlenen aan Onderwijs- en Examenregelingen (OER) die in de voorafgaande studiejaren geldend waren, tenzij deze rechten deel uitmaken van een overgangsregeling als bedoeld in artikel 12.4. Artikel 1.2 Openbaarheid en publicatie De faculteitsdirecteur draagt zorg voor publicatie van de geldende OER, vóór 1 september van het studiejaar waarop deze betrekking heeft, zodat de student zich een goed oordeel kan vormen over inhoud en inrichting van het onderwijs en van de examens.
12/68
Hoofdstuk 2 De Examencommissie Artikel 2.1. Examencommissie, taken en bevoegdheden Lid 1 Elke opleiding heeft zelf een eigen Examencommissie of heeft gezamenlijk met een groep andere opleidingen binnen één faculteit een Examencommissie. Lid 2 De Examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de Onderwijs- en Examenregeling stelt ter zake kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Lid 3 Studenten kunnen zich tot de Examencommissie wenden voor : a) een verzoek tot vrijstelling van een of meer tentamens; b) een verzoek tot vrijstelling van de verplichting tot deelname aan praktische oefeningen met het oog op de toelating tot het afleggen van desbetreffende tentamens, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen; c) een verzoek tot ontheffing van de ingangseis voor het afleggen van een tentamen; d) een verzoek tot toelating tot varianten/leerroutes waarvoor toestemming van de Examencommissie nodig is; e) een verzoek tot verlenging van de geldigheidsduur van een met goed gevolg afgelegd tentamen of deeltentamen; f) een verzoek tot het volgen van een minor die niet in de lijst van de voor studenten van hun opleiding toegankelijke minoren is opgenomen; g) een verzoek om extra tentamens af te leggen; h) een verzoek om voorzieningen en aanpassingen vanwege een functiebeperking of chronische ziekte; i) een verzoek om studiefaciliteiten vanwege het beoefenen van topsport ; j) een verzoek om af te wijken van de Onderwijs- en Examenregeling indien de toepassing daarvan zou leiden tot onbillijkheid van overwegende aard; k) een bezwaar tegen een beoordeling door een examinator. Lid 4 De Examencommissie is bereikbaar via e-mail
[email protected].
13/68
Hoofdstuk 3 Toelating tot de opleiding Toelating tot de opleiding vindt plaats op grond van de bepalingen in de Regeling Inschrijving en Collegegeld Zuyd Hogeschool. Deze zijn in te zien via Zuydnet.
14/68
Hoofdstuk 4 Inrichting van de opleiding Artikel 4.1. Varianten en afstudeerrichtingen Lid 1 De opleiding Mens en Techniek | Biometrie kent de variant voltijdonderwijs Lid 2 Binnen de opleiding bestaat geen associate degreeprogramma Lid 3 De opleiding kent de volgende afstudeerrichting(en): 1. afstudeerrichting Medische Techniek (MT) 2. afstudeerrichting Klinische Diagnostiek (KD) 3. afstudeerrichting Sportbiometrie (SP) Lid 4 De opleiding kent geen versnelde variant van 180 EC voor vwo-ers en kent geen verkorte varianten. Artikel 4.2. Start van de opleiding De opleiding start op 1 september 2015. Artikel 4.3. Voertaal Lid 1 De voertaal van de opleiding is Nederlands.
Lid 2 Wanneer een onderwijseenheid wordt aangeboden in een andere taal dan de in lid 1 genoemde voertaal, is dat aangegeven bij de desbetreffende eenheid in hoofdstuk 1 van deel 2. Artikel 4.4. Opbouw van de opleiding Lid 1 De opleiding kent een uit onderwijseenheden opgebouwde propedeutische fase en een postpropedeutische fase. Aan de propedeutische fase van elke opleiding is een propedeutisch examen verbonden; aan de opleiding is een afsluitend examen verbonden. Lid 2 Een onderwijseenheid is een samenhangend geheel van te verwerven competenties. Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Lid 3 Elke opleiding omvat een major van ten minste 120 EC. De omvang van de major wordt weergegeven in hoofdstuk 1 van deel 2, zo nodig gespecificeerd naar afstudeerrichting.
15/68
Lid 4 Elke opleiding heeft een profileringsruimte van ten minste 15 en ten hoogste 120 EC. De omvang van de profileringsruimte wordt weergegeven in hoofdstuk 1 van deel 2, zo nodig gespecificeerd naar afstudeerrichting. Lid 5 De profileringsruimte is ingericht voor het kunnen volgen van minoren en keuzemodules. Artikel 4.5. Studielast en verdeling daarvan Lid 1 De studielast van de opleiding in haar geheel is 240 EC. Lid 2 Er is geen associate degreeprogramma. Lid 3 Aan een voor een opleiding ingeschreven student wordt per studiejaar ten minste een nominale studielast van 60 EC’s aangeboden. Dit aanbod is ingepland in ten minste 40 cursusweken. Lid 4 Elk studiejaar is verdeeld in vier blokperioden. De blokperioden hebben een vergelijkbare studielast. Het College van Bestuur stelt voorafgaand aan het studiejaar de startdag van de blokperioden vast en draagt zorg voor publicatie. De indeling van het studiejaar in blokken en de momenten waarop toetsing plaatsvindt, zijn neergelegd in hoofdstuk 3 van deel 2. Lid 5 Per blokperiode worden niet meer dan vijf onderwijseenheden en daarmee verbonden tentamens aangeboden; praktische oefeningen maken daarvan deel uit. Lid 6 De faculteitsdirecteur draagt zorg voor het aanbod van voldoende ingeroosterde contacturen om binnen het vastgestelde onderwijsconcept goede onderwijskwaliteit te realiseren en aannemelijk te maken dat de student betrokkenheid van de opleiding jegens zijn persoon en studie ervaart. Jaarlijks evalueert de faculteitsdirecteur met de Opleidingscommissie en de Examencommissie in elk geval het aantal gerealiseerde contacturen. Lid 7 In de propedeuse zijn tenminste 504 contacturen geprogrammeerd. Lid 8 Studenten die een opleiding volgen voor een beroep, waaraan eisen in de wet zijn gesteld ten aanzien van verworven competenties voor de beroepsuitoefening, worden in de opleiding in de gelegenheid gesteld om aan die vereisten te voldoen.
16/68
Artikel 4.6. Praktische oefeningen Lid 1 De faculteitsdirecteur kan aan een of meer samenhangende onderwijseenheden de status ‘praktische oefening’ geven. Alle praktische oefeningen worden in deel 2 hoofdstuk 1 als zodanig vermeld. Lid 2 Bij een praktische oefening komt de examinator door observatie van de handelende student tot een beoordeling. Lid 3 Als voor deelname aan een praktische oefening de voorwaarde geldt dat een specifiek tentamen of deeltentamen met voldoende resultaat moet zijn afgerond, is dat beschreven in deel 2. Als voor deelname aan een tentamen de voorwaarde geldt dat een praktische oefening met voldoende resultaat moet zijn afgerond, is dat ook beschreven in deel 2. Artikel 4.7. Specifieke bepalingen over de deeltijdvariant De opleiding kent geen deeltijd variant. Artikel 4.8. Specifieke bepalingen over de duale variant Lid1 Niet van toepassing, want de opleiding kent geen duale variant. Lid 2 Niet van toepassing, want de opleiding kent geen duale variant. Lid 3 Niet van toepassing, want de opleiding kent geen duale variant. Artikel 4.9. Inrichting van het programma Lid 1 De inrichting van de opleiding is neergelegd in deel 2, hoofdstuk 1. Daarin zijn voor alle varianten, inclusief eventueel versnelde trajecten, van de opleiding per onderwijseenheid (waaronder ook de praktische oefeningen) de volgende gegevens per studiejaar vermeld: 1. naam van de onderwijseenheid; 2. de competenties die met de onderwijseenheid worden verworven; 3. de periode(n) waarin de onderwijseenheid wordt aangeboden; 4. waar dit van toepassing is, de toegangseis voor de onderwijseenheid; 5. de werkvorm(en) waarin de onderwijseenheid wordt aangeboden; 6. het aantal EC dat de onderwijseenheid omvat; 7. het aantal contacturen dat bij de onderwijseenheid behoort; 8. het minimale aantal contacturen studieloopbaanbegeleiding waarop elke student recht heeft; 9. of er sprake is van aanwezigheidsplicht van (onderdelen) van onderwijseenheden;
17/68
10. 11. 12.
de tentamenvorm. In het geval deeltentamens worden afgenomen wordt het aantal, de vorm en de wegingsfactor van de deeltentamens vermeld; de week waarin het tentamen wordt aangeboden; de mogelijkheden voor herkansing van tentamens en –voor zover van toepassing- van deeltentamens
Lid 2 Bij praktische oefeningen wordt bovendien in deel 2, hoofdstuk 1 vermeld: de wijze van verdeling of toewijzing van plaatsen; de wijze van begeleiding; wat van de student ter voorbereiding wordt verwacht; welke beoordelingsnormen van toepassing zijn; hoe en wanneer beoordeling geschiedt; de mogelijkheid van hertentaminering, evenals van onderbreking en afbreking; welke eventuele kosten voor rekening van de student zijn. Lid 3 Niet van toepassing. Artikel 4.10. Propedeutische fase Lid 1 De studielast van de propedeutische fase van een opleiding bedraagt 60 EC's. Lid 2 Aan de propedeutische fase is een propedeutisch examen verbonden. Lid 3 De propedeutische fase maakt onderdeel uit van de major van de opleiding. Artikel 4.11. Studieadvies Lid 1 De propedeutische fase van de opleiding is zo ingericht, dat de student inzicht kan verwerven in de inhoud en doelen van de opleiding. Lid 2 De verstrekking van het studieadvies in de propedeutische fase is uitputtend geregeld in de Regeling Studieadvies Zuyd Hogeschool en in te zien via Zuydnet. Lid 3 Voor die studenten die het propedeutisch examen nog niet met goed gevolg hebben afgelegd, geldt op basis van de Regeling Studieadvies dat de faculteitsdirecteur een bindend afwijzend studieadvies verstrekt indien de studieresultaten met betrekking tot de onderwijseenheden van de propedeutische fase onvoldoende zijn. Als onvoldoende studieresultaat geldt, dat de student aan het
18/68
einde van het eerste jaar van inschrijving minder dan 44 EC’s heeft behaald. Het advies wordt niet eerder dan aan het einde van het eerste jaar van inschrijving verstrekt. Lid 4 Onverminderd het tweede lid geldt tevens dat de student aan de volgende eisen moet voldoen: -
Werkbezoeken met voldaan hebben afgesloten (1 EC) De EC’s voor de bijzondere activiteiten hebben behaald (2 EC) SLB/BEVA met voldaan hebben afgesloten (samen 1 EC)
-
B2-niveau certificaat Nederlands van Hogeschooltaal hebben behaald (dit is voorwaardelijk om de Propedeuse te behalen).
Artikel 4.12 Toegangsbeperking afstudeerrichtingen Lid 1 Als een student niet voldoet aan de volgende voorwaarden met betrekking tot de behaalde tentamenresultaten, besluit de faculteitsdirecteur dat de student geen toegang heeft tot de afstudeerrichting Medische Techniek, afstudeerrichting Klinische Diagnostiek of tot de afstudeerrichting Sportbiometrie. Medische Techniek: N.B Om toegelaten te worden tot de afstudeerrichting Medische Techniek dient de student aan de volgende studie-eisen (voorwaarden) te voldoen: * dat de propedeuse behaald moet zijn; * dat er van de eerste periode van het tweede studiejaar (eerste 20 weken) nog maar maximaal 8 EC’ s mogen open staan om tot de stage in de eerste helft van het derde studiejaar te worden toegelaten; * dat er van de tweede periode (week 21-40) van het tweede studiejaar nog maar maximaal 8 EC’ s open mogen staan om tot de stage in de tweede helft van het derde studiejaar te worden toegelaten; * dat de tweedejaars onderwijseenheid: Beroepsvaardigheden/Studieloopbaanbegeleiding positief is afgerond. Toelating afstudeerstage * dat, om toegelaten te worden tot de afstudeerstage, de Stages van leerjaar 3 behaald moeten zijn. Klinische Diagnostiek: N.B Om toegelaten te worden tot de afstudeerrichting Klinische Diagnostiek en tot één van de drie daarbij behorende varianten of specialisaties (Longfunctie όf Hartfunctie όf Klinische Neurofysiologie) dient de student aan de volgende studie-eisen (voorwaarden) voldaan te hebben: * dat de propedeuse behaald moet zijn; * dat er van de eerste periode van het tweede studiejaar (eerste 20 weken) nog maar maximaal 8 EC’ s mogen open staan om tot de stage in de eerste helft van het derde studiejaar te worden toegelaten; * dat er van de tweede periode (week 21-40) van het tweede studiejaar nog maar maximaal 8 EC’s open mogen staan om tot de stage in de tweede helft van het derde studiejaar te worden toegelaten; * dat de tweedejaars onderwijseenheid Beroepsvaardigheden/Studieloopbaanbegeleiding positief is afgerond
19/68
* voor de specialisatie Hartfunctie geldt verder dat het thema Veiligheid-KD met een voldoende is afgesloten * voor de specialisatie Longfunctie geldt verder dat de thema’s Spirometrie & Dialyse met een voldoende zijn afgesloten én dat het Veiligheid-KD met een voldoende is afgesloten * voor de specialisatie Klinische Neurofysiologie geldt verder dat de thema’s Signaalanalyse & Neurofysiologische Metingen II met een voldoende zijn afgesloten én dat het thema Veiligheid-KD met een voldoende is afgesloten * voor alle afstudeervarianten (specialisaties) , Hartfunctie (HF), Longfunctie (LF), Klinische Neurofysiologie (KNF) geldt dat de student vloeiend Nederlands moet spreken (dit is een eis van het werkveld) * dat als de opleiding Mens en Techniek | Biometrie een student niet geschikt acht voor de afstudeerrichting Klinische Diagnostiek, de student deze dan ook niet mag volgen * dat de stageplek (het werkveld dus) -na gebleken geschiktheid door de opleiding en na het behalen van de vereiste EC’ s in de laatste weken van leerjaar 2 - de student geschikt acht voor de stageplaats, en wel middels een sollicitatieprocedure (de student kan dus ook dan alsnog worden afgewezen) Toelating afstudeerstage * dat, om toegelaten te worden tot de afstudeerstage, de Stages van leerjaar 3 en 4 behaald moeten zijn. N.B. Verder geldt voor de afstudeerrichting Klinische Diagnostiek dat: het aantal stageplekken zeer beperkt is en dat de student hier geen rechten aan kan ontlenen de student die geen stageplek heeft gekregen, de klinische afstudeerrichting niet mag volgen en dat deze student dan nog de keuze heeft uit de afstudeerrichtingen Medische Techniek of Sportbiometrie Sportbiometrie: N.B Om toegelaten te worden tot de afstudeerrichting Sportbiometrie (leerjaar 3 en 4) dient de student aan de volgende studie-eisen (voorwaarden) te voldoen: * dat de propedeuse behaald moet zijn; * dat er van de eerste periode van het tweede studiejaar (eerste 20 weken) nog maar maximaal 8 EC’ s mogen open staan om tot de eerste helft van leerjaar 3 (Interne Scholing en de Module Sportbiometrie)te worden toegelaten; * dat er van de tweede periode (week 21-40) van het tweede studiejaar nog maar maximaal 8 EC’ s open mogen staan én dat bovendien de Module Sportbiometrie (van leerjaar drie) behaald dient te zijn om tot het Projectonderwijs en het Blok Bewegingswetenschappen in de tweede helft van het derde studiejaar te worden toegelaten;
20/68
* dat, om toegelaten te worden tot de Stage van leerjaar 4, maar maximaal 8 EC’ s niet behaald mogen zijn in de eerste helft van leerjaar 3; * dat de tweedejaars onderwijseenheid Beroepsvaardigheden/Studieloopbaanbegeleiding positief is afgerond. Toelating afstudeerstage * dat, om toegelaten te worden tot de afstudeerstage, het Projectonderwijs van leerjaar 3 en de Stage van leerjaar 4 behaald moeten zijn. N.B. Studenten die voor een andere afstudeerrichting dan de Sportbiometrie hebben gekozen, mogen niet deelnemen aan de Module Sportbiometrie!
21/68
Lid 2 In haar beslissing houdt de faculteitsdirecteur mede rekening met persoonlijke en bijzondere omstandigheden. Voordat de faculteitsdirecteur een besluit neemt, stelt zij de student in de gelegenheid om te worden gehoord. Ook vraagt zij advies aan de decaan. Artikel 4.13 Inrichting postpropedeutische fase: differentiatie en minoren Lid 1 De postpropedeutische fase bestaat uit een majorgedeelte en een profileringsruimte. In de profileringsruimte kunnen (Zuyd)minoren en keuzemodules worden gevolgd. Lid 2 Minoren en keuzemodules bestaan uit een studielast van 15 EC’s. Zij worden gepubliceerd in de profileringsetalage. De profileringsetalage is te vinden op http://infonet.hszuyd.nl/view_html.jsp?content=348879. Opleidingspecifieke minoren kunnen door de opleiding aangeboden worden in overleg met de student en na goedkeuring door de examencommissie. Lid 3 Per minor en per keuzemodule is in de Profileringsetalage vastgelegd: op welke doelgroep(en) de minor/keuzemodule gericht is; welke instapvoorwaarden gehanteerd worden; wat de te behalen eindtermen zijn; welke onderwijsvormen gehanteerd worden; de wijze van tentaminering en herkansing; het aantal beschikbare plaatsen; de wijze van selectie bij overintekening (selectie op toelatingseisen, loting of samenstelling op doelgroepen met loting per doelgroep); de evaluatiegegevens. Lid 4 Studenten kunnen zonder voorafgaande toestemming Zuyd-minoren volgen, waarvan in de profileringsetalage is vastgelegd dat zij toegankelijk zijn voor hen. Lid 5 Wanneer een student een minor binnen of buiten de hogeschool wil volgen, waarvoor niet is vastgelegd dat die toegankelijk is voor studenten uit de opleiding waarvoor hij is ingeschreven, dient hij vooraf toestemming te vragen aan de Examencommissie. Lid 6 Via inschrijving in OSIRIS legt een student zijn keuze voor het volgen van een minor of keuzemodule vast. De student krijgt per e-mail een bevestiging van zijn inschrijving.
22/68
Lid 7 In geval een student niet geplaatst kan worden in een minor of keuzemodule, omdat het maximaal aantal plaatsen overschreden is, dan wel het minimum aantal plaatsen niet gehaald is, wordt de student in de gelegenheid gesteld om zich in te schrijven voor een andere minor of keuzemodule. Artikel 4.14 Externe opdracht in de major Lid 1 De faculteitsdirecteur kan besluiten één of meer studenten uit te nodigen om een externe opdracht uit te voeren als alternatief voor één of meer onderwijseenheden van de major. Lid 2 De Examencommissie van de opleiding, waarvoor betrokken studenten staan ingeschreven beslist of de externe opdracht één of meer programma-onderdelen kan vervangen. Daarbij betrekt zij in elk geval inhoud, niveau, omvang en organisatie van de externe opdracht als adequate vervanging van het beoogde programma-onderdeel. Artikel 4.15 Studieplan Lid 1 In overleg met zijn mentor/studieloopbaanbegeleider kan een student een studieplan opstellen voor de profileringsruimte, waarin hij de door hem gemaakte keuzes in zijn leerroute beschrijft. Lid 2 Met voorafgaande instemming van de Examencommissie kan een student bij een andere onderwijsinstelling tentamen(s) afleggen. In geval het tentamen bij een onderwijsinstelling in het buitenland wordt afgelegd, dient daartoe door de betrokken onderwijsinstellingen een learning agreement te zijn ondertekend.
23/68
Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding en bewaking studievoortgang Artikel 5.1. Studieloopbaanbegeleiding Lid 1 Een student krijgt door de opleiding een medewerker c.q. een team van medewerkers toegewezen, belast met studieloopbaanbegeleiding of hiertoe behorende activiteiten. Lid 2 In hoofdstuk 3 van deel 2 is per studiejaar vermeld hoe de studieloopbaanbegeleiding is ingericht. Artikel 5.2 Bewaking studievoortgang Lid 1 Een student kan ten minste tweemaal per jaar van inschrijving, gespreid over het jaar van inschrijving een bewijsstuk van zijn studievoortgang, inclusief een overzicht van de tentamenresultaten, inzien. Via OSIRIS en via Blackboard (per onderwijseenheid worden de resultaten op blackboard vermeld en zijn ze toegankelijk voor de student. Lid 2 De rapportage van de studievoortgang in het eerste en tweede jaar van inschrijving, conform de Regeling Studieadvies Zuyd Hogeschool, is als volgt geregeld. Per leerjaar zijn er 2 officiële cijfervergaderingen met het hele docententeam, deze worden beide voorafgegaan door een voorbereidende vergaderingen van het SLB en de examencommissie. Uit de cijfervergadering volgt een officieel advies dat schriftelijk door de examencommissie(en zo nodig aanvullend ook mondeling) aan de studenten wordt teruggekoppeld. De studieloopbaanbegeleiders koppelen het besluit van de cijfervergaderingen eveneens terug aan de studenten. Gaande het studiejaar monitoren en bespreken de studieloopbaanbegeleiders intensief de studievoortgang van hun studenten in leerjaar 1 en leerjaar 2. Lid 3 De faculteitsdirecteur draagt er zorg voor dat de studievoortgangsrapportage een correcte weergave is van de door de student behaalde resultaten. Lid 4 Als de student meent dat de studievoortgangsrapportage onjuist of onvolledig is, dient hij binnen 20 werkdagen schriftelijk bezwaar aan te tekenen bij de Examencommissie.
24/68
Hoofdstuk 6 Inrichting tentamens en examens Artikel 6.1. Tentamens en deeltentamens Lid 1 Elke onderwijseenheid wordt afgesloten met een tentamen. Lid 2 Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. In deel 2 hoofdstuk 1 is vermeld hoe de deeltentamens zich verhouden tot het tentamen waarvan zij deel uitmaken. Daarbij wordt in elk geval de wegingsfactor vermeld. Lid 3 Bij een praktische oefening komt de examinator door observatie van de handelende student tot een beoordeling. De inrichting en organisatie van praktische oefeningen en de beoordeling daarvan geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de Examencommissie van een opleiding. Lid 4 Een tentamen – diverse samenhangende deeltentamens daaronder begrepen - kan een assessment zijn; de voorwaarden gesteld aan het assessment en het afleggen daarvan zijn vermeld in deel 2 hoofdstuk 1. Artikel 6.2. Herkansingen Lid 1 Een student krijgt per jaar van inschrijving minimaal één herkansing per tentamen of deeltentamen aangeboden. Lid 2 Bij stages en langdurige externe opdrachten kan de Examencommissie een uitzondering op de regel uit lid 1 maken, wanneer het niet mogelijk is om in hetzelfde jaar van inschrijving de stage of opdracht over te doen. Lid 3 Herkansing is mogelijk als het bodemcijfer van een of meerdere Deelcijfer (5,0) niet behaald is of als het bodemcijfer van het Eindcijfer (5,5) niet behaald is. Bij het niet behalen van het bodemcijfer van het Eindcijfer mogen alle Deelcijfers lager dan een 5,5 herkanst worden. Bij het overschrijden van de PO-norm (=maximaal aantal onvoldoende praktijkopdrachten, bepaald per onderwijsonderdeel) dient de student een voldoende te behalen voor een door de opleiding opgedragen Vervangende Opdracht. Artikel 6.3 Het afleggen van extra tentamens buiten het reguliere programma Lid 1 Een student kan met toestemming van de Examencommissie, buiten zijn studieprogramma van 240 EC’s extra tentamens afleggen, en daarvan op zijn resultatenoverzicht en het diplomasupplement
25/68
aantekening krijgen. Aantekening is alleen mogelijk indien de tentamens zijn afgelegd en beoordeeld voordat het getuigschrift is uitgereikt. Lid 2 De student dient daartoe een gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie van zijn opleiding. De student vermeldt daarbij de inhoud, de omvang en het tijdstip van de onderwijseenheid waarin hij tentamen wenst af te leggen en geeft aan welk doel hij met het extra onderwijs en de tentamens nastreeft. Lid3 De Examencommissie toetst het verzoek aan de volgende criteria: de opleiding behoeft geen onredelijke extra inspanningen te leveren om de student te faciliteren; de inhoud van het te volgen onderwijs levert een bijdrage aan de versterking van de beroepsuitoefening; de student kan uitsluitend tentamens afleggen die onder de verantwoordelijkheid van Zuyd Hogeschool worden aangeboden. Lid 4 De Examencommissie neemt binnen 10 werkdagen na ontvangst van het verzoek een gemotiveerd besluit en deelt dit mee aan de faculteitsdirecteur en de student. Artikel 6.4 Aanwezigheidsplicht Lid 1 Aanwezigheidsplicht bij de onderwijsverzorging wordt in de volgende gevallen geëist, de examinator kan alleen door observatie van de handelende student tot een beoordeling komen; de student is in zijn handelen afhankelijk van de persoonlijke aanwezigheid van medestudenten en vice versa. Aanwezigheidsplicht is vastgelegd in deel 2 hoofdstuk 1. Lid 2 In geval aanwezigheidsplicht van de student bij een praktische oefening deel uitmaakt van de beoordeling van die praktische oefening, dan vindt beoordeling van de aanwezigheidsplicht plaats op het niveau van een deeltentamen.
26/68
Artikel 6.5 Examens Lid 1 Het propedeutische examen is afgelegd indien alle tentamens van de tot de propedeutische fase behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd. De Examencommissie stelt vast dat dit het geval is en besluit dan tot uitreiking van het getuigschrift. Lid 2 Het afsluitend examen is afgelegd , indien alle tentamens van de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd. De Examencommissie stelt vast dat dit het geval is en besluit dan tot uitreiking van het getuigschrift. Lid 3 In afwijking van lid 1 en lid 2 kan de Examencommissie voordat zij de uitslag van een examen vaststelt, zelf een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student. Artikel 6.6 Beoordelingen Lid 1 Beoordelingen van tentamens worden door de examinatoren uitsluitend verstrekt op basis van de Nederlandse tienpuntsschaal óf op basis van daarmee in relatie staande kwalitatieve beoordelingsschaal. Voor de vergelijking van beoordelingen hanteren examinatoren de onderstaande conversietabel:
27/68
Dutch grade
Description/ beschrijving
ECTS ECTSgrade definition
U.S.OSIRISequiva grade lent
10 (>=9,5)
excellent/ uitstekend
A+
A+
9 (8,5=<x<9,5)
very good/ zeer goed
A
8 (7,5=<x<8,5)
good/ goed
B
7 (6,5=<x<7,5)
Satisfactory/ ruim voldoende
C
6 (5,5<x<6,5) 6 (x=5.5) 5 (4,5=<x<5,5)
sufficient/ voldoende pass/ voldoende almost sufficient/ bijna voldoende
D E FX
excellent outstanding performance with only minor errors very good above the average standard but with some errors good - generally sound work with a number of notable errors satisfactory - fair but with significant shortcomings sufficient – performance meets the minimum criteria fail - some more work required before credit can be awarded
EX (excellent)
A+
ZG (zeer goed)
A
GO (goed)
B
RV (ruim voldoende)
C D F
VO/VLD (voldoende/ voldaan) OV/NVD (onvoldoende/ niet voldaan)
4 (3,5=<x<4,5) 3 (2,5=<x<3,5) 2 (1,5=<x<2,5) 1 (0,5=<x<1,5)
fail/ onvoldoende poor/ zeer onvoldoende very poor/ slecht very poor/ zeer slecht
F F F F
F fail - considerable further work is required
F F F
Lid 2 Een tentamen is met goed gevolg afgelegd als de beoordeling 5,5 of hoger is; in kwalitatieve begrippen is dit sufficient/pass of voldoende en beter. De kwalificatie voldaan staat voor een voldoende resultaat. Lid 3 Na het afleggen van één of meer hertentamens van een onderwijseenheid stelt de examinator het hoogst behaalde resultaat vast als resultaat voor deze onderwijseenheid. Lid 4 De Examencommissie kent onverwijld aan de student behaalde EC’s toe wanneer een tentamen of hertentamen na vaststelling van de beoordeling van de examinator(en) met goed gevolg is afgelegd. Lid 5 Alle tentamens van onderwijseenheden dienen met een voldoende resultaat te worden afgerond. Compensatie op het niveau van tentamens is niet mogelijk; op het niveau van deeltentamens is compensatie wel mogelijk (zie deel 2 hoofdstuk 2) Lid 6 Iedere student heeft het recht om de beoordeling van zijn tentamens in te zien en kennis te nemen van de wijze waarop de beoordeling tot stand is gekomen. Dit inzagerecht vervalt na 20 werkdagen na publicatie van het behaalde resultaat voor een tentamen. Lid 7 De geldigheid van voor tentamens behaalde resultaten of verleende vrijstellingen is in beginsel onbeperkt op voorwaarde dat de student onafgebroken is ingeschreven voor desbetreffende opleiding. Indien voor één of meer tentamens de geldigheidsduur beperkt is, wordt dat in hoofdstuk 1 van deel 2 bij het desbetreffende tentamen vermeld. Daarbij wordt tevens vermeld wat de geldigheidsduur van het tentamen is. Lid 8 De Examencommissie is gerechtigd de geldigheidsduur van de tentamenresultaten of vrijstellingen te beperken, dan wel te verlengen. Zij kan na herinschrijving een aanvullend of vervangend tentamen opleggen. Lid 9 Niet van toepassing.
28/68
Artikel 6.7 Vrijstellingen en bepalingen over EVC’s Lid 1 De Examencommissie kan vrijstelling verlenen van het afleggen van één of meer tentamens wanneer de student reeds aan de vereisten van desbetreffende tentamen of examen heeft voldaan. Lid 2 Vrijstelling kan worden verleend op grond van eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens, of van elders buiten het hoger onderwijs opgedane competenties. Lid 3 De Examencommissie betracht terughoudendheid bij het verstrekken van vrijstellingen. Zij hanteert de volgende uitgangspunten: bij een besluit worden altijd de oordelen van meerdere inhoudsdeskundige examinatoren betrokken; de verworven competenties zijn ten minste gelijkwaardig aan het niveau en de inhoud van de competenties van de onderwijseenheid waarvan wordt overwogen het tentamen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen; het oordeel van examinatoren wordt geveld op basis van geldige documenten waaronder begrepen het ervaringscertificaat. De geldigheid wordt bepaald op basis van de inhoudelijke actualiteit van verworven competenties; voor een afstudeerwerkstuk/-onderzoek kan geen vrijstelling worden verleend. Als afstudeerwerkstuk/-onderzoek geldt de afstudeerstage inclusief het beoogde beroepsproduct (advies-/onderzoeksverslag, ontwerp/eindproduct of handeling). De Examencommissie houdt een verslag bij over de verstrekte vrijstellingen Lid 4 De Examencommissie verstrekt de verzoeker een schriftelijk bewijs van de vrijstelling, dat ten minste de datum verlening, desbetreffende tentamen(s) en de geldigheidsduur vermeldt. Lid 5 De student die in aanmerking wenst te komen voor vrijstelling van één of meer tentamens, dient daarvoor een schriftelijk gemotiveerd verzoek in bij de Examencommissie en overlegt daarbij de bewijsstukken die aantonen dat hij voldoet aan de eisen voor desbetreffende onderwijseenheid. Lid 6 Vrijstellingen kunnen op basis van een ervaringscertificaat verleend worden indien: de in het ervaringscertificaat beschreven verworven competenties qua niveau en inhoud ten minste gelijkwaardig zijn aan de competenties van de onderwijseenheden waarvan wordt overwogen het tentamen vrij te stellen; het ervaringscertificaat per competentie het niveau en de inhoud bewijst; het ervaringscertificaat afkomstig is van een erkend aanbieder van competentiemetingen; het ervaringscertificaat niet ouder is dan vijf jaar.
29/68
Artikel 6.8 Organisatie van tentamens en examens Lid 1 Examinatoren en andere bij een tentamen betrokkenen bewaren volstrekte geheimhouding ten aanzien van de opgaven en opdrachten van een schriftelijk tentamen, totdat deze zijn uitgereikt aan de studenten. Lid 2 Een schriftelijk tentamen wordt afgelegd onder toezicht van ten minste één examinator of een daartoe aangestelde surveillant, die namens hem het toezicht uitoefent. Alle overige tentamens worden onder toezicht van ten minste één examinator afgelegd. Lid 3 Iedere student dient zich bij het afleggen van een tentamen te kunnen identificeren middels één van de volgende identiteitsbewijzen: collegekaart van Zuyd, een origineel en geldig rijbewijs, ID-kaart of paspoort. Is dit niet mogelijk, dan wordt hij direct uitgesloten van deelname en doet de examinator of surveillant daarvan melding aan de voorzitter van de Examencommissie. Lid 4 Een student dient bij het afleggen van een tentamen alle aanwijzingen op te volgen van de Examencommissie, de examinator of andere door de Examencommissie aangewezen personen. Overtreding daarvan geldt als een onregelmatigheid en op grond daarvan kan hij van (verdere) deelname worden uitgesloten. Lid 5 In deel 2 hoofdstuk 2 is de tentamenregeling opgenomen die voor de opleiding geldt. Overtreding daarvan geldt als een onregelmatigheid en op grond daarvan kan een student van (verdere) deelname worden uitgesloten. Lid 6 Een student heeft recht op een tijdige bekendmaking van de vastgestelde beoordelingen van door hem afgelegde tentamens. Onder tijdig wordt hier verstaan: maximaal binnen 15 werkdagen na het afleggen van het tentamen, tenzij er aannemelijke redenen zijn om deze termijn te overschrijden en de student daarvan zo spoedig mogelijk in kennis is gesteld. Lid 7 Tussen het moment van tentamen én hertentamen van eenzelfde onderwijseenheid ligt ten minste een termijn van 5 werkdagen. Voorafgaand aan het hertentamen moet de student de gelegenheid van inzage zijn geboden van een eerder afgelegd tentamen of hertentamen. Artikel 6.9 Inschrijving voor tentamens Lid 1 Voor het afleggen van tentamens en hertentamens van de onderwijseenheden van de major schrijft de student zich in conform de door de Examencommissie vastgelegde inschrijvingsprocedure die is opgenomen in deel 2 hoofdstuk 2.
30/68
Lid 2 De student dient zich in te schrijven voor het afleggen van een hertentamen van een minor en wordt daartoe uitgenodigd door de Examencommissie van de opleiding die de minor aanbiedt. In geval slechts een beperkt aantal studenten een tentamen kan afleggen, is ten minste bepaald, dat de volgorde van inschrijving geldt voor toewijzing tot het afleggen van het tentamen. Lid 3 In geen geval mag er een financiële vergoeding aan studenten gevraagd worden voor het inschrijven voor dan wel deelname aan tentamens en hertentamens. Artikel 6.10 Bewaring tentamen- en examenwerkstukken Lid 1 a. De bewaartermijn van schriftelijk tentamenwerk en/of andere bewijsstukken bedraagt minimaal 60 werkdagen na vaststelling van de beoordeling door de Examencommissie. b. De opleiding is verantwoordelijk voor het bewaren van de kernwerkstukken. De bewaarwijze is afhankelijk van de aard van het kernwerkstuk. c. Met het oog op het accreditatieproces worden de kernwerkstukken gedurende een periode van ten minste zeven jaar bewaard. d. Na afloop van de bewaartermijn wordt het werk vernietigd of op diens verzoek geretourneerd aan de student. Het bewijs dat een tentamen met goed gevolg is afgelegd wordt 10 jaar bewaard. Lid 2 Bewijsstukken voor het verstrekken van een getuigschrift bewaart de faculteitsdirecteur gedurende een periode van ten minste 50 jaar en deze omvatten ten minste: de persoonsgegevens van de student; opleiding en datum van het propedeutisch examen dat met goed gevolg is afgelegd; opleiding en datum van het afsluitend examen dat met goed gevolg is afgelegd. Lid 3 Bewijsstukken voor het verstrekken van een verklaring zoals bedoeld in artikel 7.2. bewaart de faculteitsdirecteur gedurende een periode van ten minste 10 jaar. Het betreft de persoonsgegevens van de student; de opleiding en periode van inschrijving van de student; een overzicht van de met goed gevolg afgelegde tentamens. Artikel 6. 11 Eigen bijdragen Lid 1 De inschrijving als student is niet afhankelijk van een andere geldelijke bijdrage dan het collegegeld. Lid 2 De aanschaf van bepaalde onderwijsbenodigdheden wordt noodzakelijk geacht voor het studieprogramma. Het betreft de volgende leer(hulp)middelen:
31/68
Jaar 1 totaal circa 445-545 € Het betreft de volgende leer(hulp)middelen: -studieboeken (300 -400 €) -eigen bijdrage (160 €) Jaar 2 totaal circa 290- 340 € Het betreft de volgende leer(hulp)middelen: -studieboeken (250-300 €) -eigen bijdrage (40 €) Jaar 3 totaal circa 100-300 € Het betreft de volgende leer(hulp)middelen: -studieboeken Jaar 4 totaal circa 50-100 € Het betreft de volgende leer(hulp)middelen: -studieboeken Alle studiejaren Eigen bijdrage Excursies: eventuele reiskosten Lid 3 Aan onderwijsvoorzieningen zoals excursies en werkbezoeken die deel uitmaken van het onderwijsprogramma kunnen kosten verbonden zijn. Een overzicht van deze activiteiten en bijbehorende kosten is te vinden bij artikel 6.11, lid 2. Lid 4 Als de student de kosten, bedoeld in lid 2, niet kan of wil maken, wordt de student een gelijkwaardig alternatief aangeboden. Lid 5 Als de student op grond van aantoonbare persoonlijke en bijzondere omstandigheden de kosten van onderwijsbenodigdheden of onderwijsvoorzieningen niet kan dragen, kan hij de faculteitsdirecteur schriftelijk verzoeken om een financiële voorziening of ontheffing van de betalingsverplichting. Lid 6 Voordat de faculteitsdirecteur een besluit neemt op een verzoek als bedoeld in lid 4 wint zij advies in bij de studentendecaan. Lid 7 De faculteitsdirecteur neemt haar besluit binnen 20 werkdagen en deelt dit schriftelijk mee aan de student.
32/68
Hoofdstuk 7 getuigschriften en verklaring Artikel 7.1. Getuigschriften Lid 1 Ten bewijze dat een tentamen met goed gevolg is afgelegd, reikt de examinator een daarop betrekking hebbend bewijsstuk uit of wordt het resultaat met de bijbehorende beoordeling in Osiris opgenomen. Lid 2 Ten bewijze dat een propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd, verstrekt de Examencommissie een bewijsstuk, waarop in elk geval is vermeld: de naam van de opleiding (zoals vermeld in CROHO), de examenonderdelen en de datum laatste accreditatie of toets nieuwe opleiding. Ondertekening geschiedt ten minste door de faculteitsdirecteur en de voorzitter van de Examencommissie. Lid 3 Ten bewijze dat een afsluitend examen met goed gevolg is afgelegd, verstrekt de Examencommissie een getuigschrift, waarop in elk geval is vermeld: de naam van de opleiding (zoals vermeld in CROHO), de examenonderdelen en in voorkomende gevallen welke wettelijke bevoegdheid daaraan is verbonden, de graad en de datum laatste accreditatie of toets nieuwe opleiding. Ondertekening geschiedt ten minste door de faculteitsdirecteur en de voorzitter van de Examencommissie. Lid 4 De faculteitsdirecteur verleent namens het College van Bestuur de graad ‘bachelor’ aan de student, die met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding heeft afgelegd; aan de graad wordt een vermelding toegevoegd van het vakgebied of het beroepenveld, waarop de graad betrekking heeft. Lid 5 De Examencommissie geeft niet eerder een getuigschrift af, dan nadat de faculteitsdirecteur heeft verklaard, dat het getuigschrift kan worden afgegeven. Het getuigschrift wordt gedateerd op de dag, waarop de Examencommissie vaststelt, dat de student met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd. Deze dag geldt als het moment van afstuderen. Lid 6 Op het getuigschrift wordt de vermelding ‘cum laude’ gebruikt, wanneer een student: én de stage(s) die zonder verlengingen doorlopen moeten zijn én het onderwijs van periode 4.1 én de profileringsruimte én het afstudeerproject met een waardering “goed” (= cijfer 8) zijn beoordeeld én de student van onbesproken gedrag is : op het getuigschrift wordt de vermelding ‘summa cum laude’ gebruikt, wanneer een student én de stage(s) die zonder verlengingen doorlopen moeten zijn én het onderwijs van periode 4.1 én de profileringsruimte én het afstudeerproject met een waardering “zeer goed” (= cijfer 9) is beoordeeld én de student van onbesproken gedrag is. Voor studenten die op basis van vrijstellingen een verkort programma volgen gelden in beginsel dezelfde criteria: bij vrijstellingen worden de resultaten van de onderdelen in het andere studieprogramma op een vergelijkbare wijze meegewogen. De Examencommissie kan ieder jaar desgewenst op basis van het aantal in aanmerking komende studenten de criteria versoepelen.
33/68
Lid 7 Het getuigschrift van de opleiding wordt aangevuld met een Diploma Supplement waarvan hieronder een model is opgenomen.
Diploma Supplement Zuyd University of Applied Sciences | Nieuw Eyckholt 300 - 6419 DJ Heerlen – The Netherlands This Diploma Supplement follows the model developed by the European Commission, Council of Europe and UNESCO/CEPES. The purpose of the supplement is to provide sufficient independent data in order to improve the international “transparency” and fair academic and professional recognition of qualifications (diplomas, degrees, certificates etc.) for academic and professional purposes. It is designed to provide a description of the nature, the level, the context, the contents and the status of the studies that were pursued and successfully completed by the individual named on the original qualification to which this supplement is appended. The supplement does not give any value judgement, statement on equivalence or suggestions as to recognition. Information is provided on all of the eight sections. If this should not be the case, the reason for not including the sections concerned will be given. 1 Information identifying the holder of the qualification 1.1 Family name: 1.2 Given birth names: 1.3 Date of birth: 1.4 Place of birth: 2 Information identifying the qualification 2.1 Name of qualification and title conferred: 2.1 Main field(s) of study for the qualification: 2.3 Name and status of awarding institution: 2.4 Language(s) of instruction/examination: 3 Information on the level of the qualification 3.1 Level of qualification: 3.2 Official length of programme: 3.3 Access requirement(s): 4 Information on the contents and results gained 4.1 Mode of study: 4.2 Programme requirements: 4.3 Programme details: Subjects Propedeuse (first year) Dutch Credits European Credits Subjects main phase (second year)Dutch Credits European Credits Subjects main phase (third year) Dutch Credits European Credits Subjects main phase (fourth year) Dutch Credits European Credits 4.4 Grading scheme: 4.5 General degree: 4.6 Date of latest accreditation or review: 5 Information on the function of the qualification 5.1 Access to further study: 5.2 Professional status:
34/68
Artikel 7.2 Verklaring Degene die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift kan worden uitgereikt ontvangt desgevraagd een schriftelijke verklaring, waarin de tentamens zijn vermeld, die met goed gevolg zijn afgelegd en voorzien van de behaalde EC’s.
35/68
Hoofdstuk 8 Onregelmatigheden en fraude Artikel 8.1 Onregelmatigheden Lid 1 Onder een onregelmatigheid wordt verstaan: het tijdens het examen niet opvolgen van aanwijzingen van de Examencommissie, de examinator of andere door de Examencommissie aangewezen personen (zie art 6.8 lid 4 van deze OER) het overtreden van de regels, vastgelegd in de tentamenregeling (art 6.8 lid 5 van deze OER). Lid 2 De Examencommissie kan een student van (verdere) deelname van een tentamen uitsluiten, als deze zich schuldig maakt aan een onregelmatigheid. Artikel 8.2 Fraude Lid 1 Onder fraude wordt verstaan: het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten daarvan van een student – plagiaat daaronder begrepen - waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt gemaakt. Lid 2 Tevens wordt onder fraude verstaan: het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten daarvan van een student waardoor een juist oordeel over de kennis, het inzicht of de vaardigheden van een andere student geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt gemaakt. Lid 3 In geval fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator of de aangestelde surveillant dit schriftelijk mee aan de Examencommissie onder overlegging van daartoe strekkend bewijs. De Examencommissie stelt de student in de gelegenheid om te worden gehoord. Lid 4 Fraude wordt door de Examencommissie in een eerste geval bestraft met het ongeldig verklaren van het tentamen en een berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS. In geval van herhaling volgt daarnaast uitsluiting van deelname aan alle tentamens van alle opleidingen van Zuyd Hogeschool voor een periode van zes maanden plus het advies om de opleiding te verlaten. Deze besluiten strekken zich uit tot alle opleidingen van Zuyd.
36/68
Hoofdstuk 9 Beroep en klachtrecht Artikel 9.1. Beroep Lid 1 Tegen een door de faculteitsdirecteur of Examencommissie genomen beslissing op grond van deze OER kan een student beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens, conform het Reglement College van Beroep voor de Examens Zuyd Hogeschool. De regeling is in te zien op Zuydnet. Beroep wordt ingediend bij het Loket Rechtsbescherming (zie lid 4). Lid 2 Een student die beroep heeft aangetekend op basis van het Reglement College van Beroep voor de Examens Zuyd Hogeschool behoudt het recht op het afleggen van tentamens, op voorwaarde dat hij staat ingeschreven voor desbetreffende opleiding. Lid 3 Een student of extraneus – zowel aanstaand of voormalig daaronder begrepen - kan als belanghebbende een bezwaar richten tot de Geschillenadviescommissie inzake betaling collegegeld, inschrijving, beëindiging, graadverlening enz. Beroep wordt ingediend bij het Loket Rechtsbescherming (zie lid 4). Lid 4 De student tekent bezwaar of beroep aan via het Loket Rechtsbescherming, dat bereikbaar is per mail:
[email protected]; enkel bezwaar of beroep via dit loket ingediend, wordt in behandeling genomen. Artikel 9.2 Klachtrecht Lid 1 Een student kan –individueel of deel uitmakend van een groep-als belanghebbende een klacht indienen bij de Ombudsman over een gedraging van een medewerker of student, of een orgaan van de hogeschool conform het bepaalde in de regeling Ombudsvoorziening Zuyd Hogeschool. De regeling is in te zien op Zuydnet. Lid 2 Een student die een klacht wenst in te dienen en een beroep wenst te doen op de Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen of de Regeling Ombudsvoorziening doet dit via het klachtenloket
[email protected]. Lid 3 Een student die een klacht of bezwaar indient op grond van dit artikel, behoudt het recht op het afleggen van tentamens, op voorwaarde dat hij staat ingeschreven voor desbetreffende opleiding.
37/68
Hoofdstuk 10 Bijzondere voorzieningen en overmacht bij tentamens Artikel 10.1 Bijzondere voorzieningen Lid 1 Studenten die te maken hebben met persoonlijke en bijzondere omstandigheden kunnen een beroep doen op bijzondere of extra voorzieningen voor het afleggen van tentamens en examens. Lid 2 Onder persoonlijke en bijzondere omstandigheden wordt verstaan: zwangerschap of (langdurige) ziekte; lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornissen; bijzondere familieomstandigheden te verstaan als: de verzorging van een langdurig zieke bloedverwant of binnen eigen kring; dan wel het bestaan van langdurige psychische en/of sociale problemen al dan niet gepaard gaande met daaruit voortvloeiende financiële problemen in eigen kring; lidmaatschap van de CMR, deelraad, studentencommissie of Opleidingscommissie of andere door het College van Bestuur te bepalen activiteiten, die de student ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van de hogeschool; bestuurslidmaatschap van een stichting gericht op instandhouding van studentenvoorzieningen of een daarmee naar het oordeel van het College van Bestuur gelijk te stellen taak, waarvoor aanvullend als eis geldt bestuurlijke (eind)verantwoordelijkheid plus een betekenisvol tijdsbeslag; bestuurslidmaatschap van een door het College van Bestuur of de faculteitsdirecteur erkende studentenorganisatie met direct belang voor hogeschool en organisatie-eenheden daarbinnen plus de eis van een betekenisvol tijdsbeslag; een onvoldoende studeerbare opleiding; topsport door het beoefenen van een erkend topsportonderdeel of een vergelijkbare activiteit op het (inter-)nationaal hoogste niveau, zoals opgenomen in Regeling Topsport Zuyd Hogeschool; andere omstandigheden die door het College van Bestuur of de faculteitsdirecteur als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt. Lid 3 Een student die beroep wenst te doen op persoonlijke en bijzondere omstandigheden, dient daartoe een schriftelijk verzoek in bij de Examencommissie. Het verzoek is met redenen omkleed en zo veel mogelijk voorzien van bewijsstukken en gaat vergezeld van een advies van de studentendecaan. De Examencommissie neemt binnen 15 werkdagen een besluit en deelt dat schriftelijk mede aan de student. Lid 4 Wanneer sprake is van persoonlijke en bijzondere omstandigheden die permanent of chronisch van karakter zijn, kan de Examencommissie de voorzieningen toekennen voor de gehele inschrijvingsduur van de student voor de desbetreffende opleiding.
38/68
Artikel 10.2 Overmacht en andere persoonlijke omstandigheden Lid 1 Wanneer een student is verhinderd om deel te nemen aan een tentamen ten gevolge van overmacht of andere persoonlijke omstandigheden en het tentamen alsnog wenst af te leggen in het lopende studiejaar, doet hij hiertoe zo spoedig mogelijk een verzoek aan de Examencommissie, onder opgave van de aard van de overmacht of de bijzondere omstandigheden. De Examencommissie beslist binnen 15 werkdagen over dit verzoek.
39/68
Hoofdstuk 11 Ernstige overlast en iudicium abeundi Artikel 11.1: Ernstige overlast Lid 1 De inschrijving van een student voor een opleiding wordt beëindigd - tijdelijk dan wel permanent als die student door zijn gedragingen of uitlatingen ernstige overlast veroorzaakt voor medewerkers van de hogeschool, voor studenten ingeschreven voor een opleiding of externen die een functionele relatie met de hogeschool onderhouden. Onder ernstige overlast wordt een bedreiging voor het welzijn van hier genoemde personen eveneens gerekend. Lid 2 In het geval een medewerker van de hogeschool of de faculteitsdirecteur van mening is, dat de overlast als hier in lid 1 bedoeld, op een student van toepassing is, stelt deze het College van Bestuur hiervan onverwijld schriftelijk in kennis. Lid 3 Het College van Bestuur neemt vervolgens een besluit inzake de beëindiging van de inschrijving als hier bedoeld in lid 1 doch wint voorafgaand daaraan advies in bij de faculteitsdirecteur van de Faculteit waarbinnen de opleiding waarvoor de student is ingeschreven, is ondergebracht. Artikel 11.2 Iudicium abeundi Lid 1 De inschrijving van een student voor een opleiding wordt door de faculteitsdirecteur beëindigd, dan wel geweigerd, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen, waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. Het betreft hier ongeschiktheid voor de beroepsuitoefening van een extreem moreel en fysiek gewicht. [ART. 7.42 WHW] Lid 2 Alvorens de faculteitsdirecteur een besluit neemt als bedoeld in lid 1, wint zij advies in van de Examencommissie en, wanneer het een ingeschreven student betreft, de decaan. Lid 3 Voorafgaand aan een besluit stelt de faculteitsdirecteur de betrokken student of degene die zich wenst in te schrijven, in de gelegenheid om gehoord te worden. Lid 4 In het geval een medewerker betrokken bij de onderwijsverzorging of een examinator van mening is, dat de ongeschiktheid als hier genoemd in lid 1 op een student van toepassing is, stelt hij onverwijld de faculteitsdirecteur hiervan schriftelijk in kennis.
40/68
Hoofdstuk 12 Slotbepalingen-vaststelling & wijziging-evaluatie Artikel 12.1 Hardheidsclausule In geval door toepassing van deze OER het belang van een individuele student gedurende diens inschrijving onevenredig wordt geschaad, kan de student een schriftelijk verzoek indienen bij de Examencommissie tegen deze toepassing van de regeling op hem. De Examencommissie neemt binnen 15 werkdagen een besluit en weegt daarin het individuele belang van de student af tegen het belang van de opleiding en stelt de student daarvan schriftelijk in kennis. Artikel 12.2 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, wordt een besluit genomen door het daartoe bevoegde orgaan. Indien het bevoegde orgaan de Examencommissie is zoals bij tentamens of examens, kan het besluit in dit geval door de voorzitter worden genomen. Artikel 12.3 Vaststelling en wijziging Lid 1 Vaststelling van deze OER geschiedt door de faculteitsdirecteur en behoeft de instemming van de deelraad; de faculteitsdirecteur stelt de OER vast. Over de OER brengt de Opleidingscommissie advies uit. Lid 2 Wijziging van deze OER is gedurende de looptijd ervan niet mogelijk. Lid 3 Deze onderwijs- en examenregeling treedt in werking vanaf 1 september 2015 en kan worden aangehaald als: OER Mens en Techniek | Biometrie 2015-2016. Artikel 12.4 Overgangsmaatregelen Als onderdelen van het onderwijsprogramma worden gewijzigd voor studenten die reeds met hun propedeuse- of hoofdfaseprogramma gevorderd zijn wordt voor hen nog het oude programmaonderdeel gehanteerd als overgangsmaatregel. Echter, als er alleen sprake is van een aanpassing van een gedeelte van de leerstof, dan geldt dat de student zich die leerstof zelf eigen moet maken en dan weer mag herkansen. Artikel 12.5 Evaluatie De faculteitsdirecteur draagt zorg voor regelmatige evaluatie van de OER en weegt in elk geval daarbij - ten behoeve van bewaking en zo nodig bijstelling van de studielast - het tijdsbeslag voor de student, dat daaruit voortvloeit.
41/68
deel 2: Het programma en de tentaminering.
42/68
Hoofdstuk 1 Inhoud van programma en tentaminering 1.1 Doel van de opleiding De student wordt opgeleid tot Biometrist, een meetspecialist in de context van de gezondheidszorg. De opleiding Mens en Techniek | Biometrie bevindt zich momenteel in een transitiefase. In september 2016 vervalt voor de nieuwe studenten de unieke opleidingstatus van de oude opleiding Biometrie en wordt de opleiding een differentiatie van de opleiding Mens en Techniek, CROHO 30039. Het nieuwe opleidingsprofiel, bijbehorende competenties en BoKS worden momenteel vormgegeven. Tot het moment waarop deze formeel zijn, hanteert de opleiding nog het oorspronkelijke opleidingsprofiel en Eindkwalificaties: Tabel Categorieën en codering Eindkwalificaties: THEORIE (body of knowledge) TOEPASSING (body of skills) AA) Theorie algemeen BA) Toepassing Theorie algemeen AA.1) Algemene kennis BA.1) Algemene vaardigheden AA.2) BA.2) Studievaardigheden/Kennisverwerving Studievaardigheden/Kennisverwerving AA.3) Verslaglegging (incl. Word) BA.3) Verslaglegging (incl. Word) AA.4) Presentatie (incl. PowerPoint) / BA.4) Presentatie (incl. PowerPoint) / Instructie Instructie AA.5) Managementvaardigheden BA.5) Managementvaardigheden AA.6) Kritische attitude/Zelfreflectie BA.6) Kritisch attitude/Zelfreflectie AA.7) Algemene analytische BA.7) Algemene analytische vaardigheden vaardigheden AA.8) Zelfstandig/ondernemend BA.8) Zelfstandig/ondernemend functioneren functioneren AB) Theorie Technische kennis BB) Toepassing Technische kennis AB.1) Wiskunde BB.1) Wiskunde AB.2) Natuurkunde BB.2) Natuurkunde AB.3) Computervaardigheden BB.3) Computervaardigheden AC) Theorie Biomedische kennis BC) Toepassing Biomedische kennis AC.1) Anatomie BC.1) Anatomie AC.2) Fysiologie BC.2) Fysiologie AC.3) Pathologie/patho-fysiologie (incl. BC.3) Pathologie/patho-fysiologie (incl. farmacologie) farmacologie) AD) Theorie Meettechniek BD) Toepassing Meettechniek AD.1) Kennisintegratie BD.1) Kennisintegratie AD.2) Planmatig werken BD.2) Planmatig werken AD.3) Data-acquisitie BD.3) Data-acquisitie AD.4) Data-bewerking/Analyse BD.4) Data-bewerking/Analyse AE) Theorie Beroepsattitude BE) Toepassing Beroepsattitude AE.1) Beroepsethiek BE.1) Beroepsethiek AE.2) Professionele BE.2) Professionele Communicatie/Omgangsvormen Communicatie/Omgangsvormen AE.3) (patiënt)Veiligheid en Zorg BE.3) (patiënt)Veiligheid en Zorg
43/68
1.2 Beschrijving van het opleidings- en tentamenprogramma Het opleidingsprogramma kan onderverdeeld worden in een basisprogramma tijdens de eerste twee studiejaren bestemd voor elke student en opgebouwd uit thema’s en slb/beva. Het toptraject van de laatste twee jaren wordt gevormd door de afstudeerrichtingen en is opgebouwd uit modules, stages, profieleringsruimte en afstuderen. thema, verplicht onderdeel voor elke biometriestudent (1-4 EC’s); slb/beva, verplicht onderdeel voor elke biometriestudent (1 EC); module, verplicht onderdeel voor bepaalde variant(en) (3-6 EC’s); minor, verplicht keuzeonderwijs voor elke MT- en KD-student (15 EC’s); stages en afstuderen, verplicht voor elke biometriestudent (30 EC’s).
44/68
Onderstaande tabel beschrijft de onderwijseenheden met de bijbehorende toetsvormen, beroepscompetenties en EC’s. Tabel Tentamenvormen Propedeuse Jaar 1
Toetsvormen: formatief/summatief/groep/ individueel/interne beoordelaar, externe beoordelaar
f
s
g
i
ib
OP-1 Thema 1,2
Integrale schriftelijke toets (alle thema’s) Praktijkopdrachten (PO) (alle thema’s)
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Thema 3,4
Getoetste Beroepscompetenties (ad codering, zie bijlage 2) Volgorde is willekeurig! (N.B. dit betreft alle beroepscompetenties getoetst in dat studiejaar!) AA AA.1 AA.2 AA.3 AA.4 AA.5 AA.6 AA.7 AA.8 AB AB.1 AB.2 AB.3 AC AC.1 AC.2 AC.3 AD AD.1 AD.2 AD.3 AD.4 AE AE.1 AE.2 AE.3
Thema 5,6
Eindopdracht (EO) (verslag, demonstratie, presentatie) (alle thema’s)
x
x
x
x
x
Thema 7,8
Werkveldoriëntatie 1,2 (th8,th16)
x
x
x
x
x
Thema 9,10
x
x
x
x
x
BA BA.1 BA.2 BA.3 BA.4 BA.5 BA.6 BA.7 BA.8 BB BB.1 BB.2 BB.3
Thema 11,12
x
x
x
x
x
BC BC.1 BC.2 BC.3
Thema 13,14
x
x
x
x
x
Thema 15,16
x
x
x
x
x
BD BD.1 BD.2 BD.3 BD.4 BE BE.1 BE.2 BE.3
x
x
x
x
x
BEVA/SLB
Individueel en groepsgesprek
Postpropedeuse Jaar 2 Thema 27/28
Integrale schriftelijke toets
x
x
x
x
x
Thema 19/20
Praktijkopdrachten (PO)
x
x
x
x
x
Thema 25/26
Eindopdracht (EO) (verslag, demonstratie, presentatie) Werkveldoriëntatie 3,4 (th24,th32)
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Thema 21/22
x
x
x
x
x
Thema 17/18
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Thema 23/24
Thema 29/30
45/68
eb1
Projectonderwijs (PGO)
AA AA.1 AA.2 AA.3 AA.4 AA.5 AA.6 AA.7 AA.8 AB AB.1 AB.2 AB.3 AC AC.1 AC.2 AC.3 AD AD.1 AD.2 AD.3 AD.4 AE AE.1 AE.2 AE.3 BA BA.1 BA.2 BA.3 BA.4 BA.5 BA.6 BA.7 BA.8
EC’s
60
60
Thema 31/32
BEVA/SLB
Werkveldoriëntatie 5 (optioneel) Integrale schriftelijke toets, practica Individueel en groepsgesprek
MT Jaar 3
Product/opdracht
Stage 1 en 2
-
x
x
x
x
x
x
x
x
x
BB BB.1 BB.2 BB.3 BC BC.1 BC.2 BC.3 BD BD.1 BD.2 BD.3 BD.4 BE BE.1 BE.2 BE.3
x
x
x
x
x
opdracht, onderzoeksvraag verslag
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
-
presentatie
x
x
x
x
x
individueel leerproces
x
x
x
x
x
KD Jaar 3
stappenplan
x
1 week variantspecifiek onderwijs
BA BA.1 BA.2 BA.3 BA.4 BA.5 BA.6 BA.7 BA.8 BB BB.1 BB.2 BB.3 BC BC.1 BC.2 BC.3 BD BD.1 BD.2 BD.3 BD.4 BE BE.1 BE.2 BE.3
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x x
x x
x x
x x
Modules/5 weken 1 t/m 4 Theorie per module = 2 EC Praktijk per half jaar = 22 EC 5 t/m 8 Theorie per module = 2 EC Praktijk per half jaar = 22 EC
46/68
integrale schriftelijke toets per module 4 weken klinische stage logboek, reflectieverslag individueel leerproces
AC AC.1 AC.2 AC.3 AE.1 AE.2 AE.3 BA BA.1 BA.2 BA.3 BA.4 BA.5 BA.6 BA.7 BA.8 BB BB.1 BB.2 BB.3 BC BC.1 BC.2 BC.3 BD BD.1 BD.2 BD.3b BD.3d BD.4b BD. 4c BD.4d BE BE1 BE.2 BE.3
60
60
Sportbiometrie , jaar 3, specialisatie (identiek aan MTspecialisatie jaar 4) Module Sportbiometrie
Vaardigheidsprojecten
Module Sportbiometrie Integrale schriftelijke toets Praktijkopdracht (PO) Eindopdrachten (EO), (verslag, demonstratie, presentatie) Vaardigheidsprojecten: Individueel leerproces Stappenplan Presentatie, demonstratie, verslag
Projectonderwijs Integrale schriftelijke toets Verslag Posterpresentatie Module BW/UM
x x x
x x x
x
x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x
x
x
x x
x x x
x x x
x x
x x
x
x x
integrale schriftelijke toets x
Statistiek/Methodologie
- verslag
x
x
Matlab
- individueel leerproces
x
x
Sensoren
- opdracht, onderzoeksvraag
x
x
x
x
x
Profileringsruimte (15 EC)
- stappenplan
x
x
x
x
x
Afstuderen (30 EC)
Beroepsproduct
Modules 9, 10 verplicht! (15 EC)
x
x
Minor/Keuzeonderwijs (15 EC)
47/68
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
-
x
x
x
x
x
x
x
x
-
individueel leerproces
60
BD.2 BD.3a
1 week variantspecifiek onderwijs integrale schriftelijke toets per module - 4 weken klinische stage logboek, reflectieverslag
AB AB.2 AB.3b AB. 3c AD AD.1 AD.2 AD.3a AD.4a AD.4c BA BA.1 BA.2 BA.3 BA.4 BA.5 BA.6 BA.7 BA.8 BB BB.1 BB.2 BB.3 BD BD.1
stappenplan, thesis, project, presentatie Leerproces: individueel, scriptie
KD Jaar 4 (modules)
60
x x x
MT Jaar 4: Specialisatie (verplicht!): (15 EC)
x
AA.1 AB.1 AB.2 AC.2 AC.3 AD.2 AD.3 AD.4 BA.2 BA.3 BA.4 BA.6 BA.7 BA.8 BB.1 BB.2 BB.3 BC.1 BC.2 BD.1 BD.2 BD.3 BD.4 BE.2
x
BD.3c BE BE.1 BD.4 BE.2 BE.3 AC AC.1 AC.2 AC.3 AD.1a AD.2 AD.3b AD.4b AD.4d AE AE.1 AE.2 AE.3
60
(vrije keuze per klinische variant) Afstuderen: 30 EC ------------------------------------
-
schriftelijke toets
x
x
x
-
verslag presentatie
x x
x x
x x
Profileringsruimte
opdracht, onderzoeksvraag stappenplan
x
x
x
-
Verplicht: Minor of Keuzeonderwijs (codering afhankelijk van keuze)
Sportbiometrie, Jaar 4, Stage 1:
30 EC
Afstuderen: 30 EC
Product/opdracht stappenplan opdracht, onderzoeksvraag verslag presentatie individueel leerproces -
SLB (studiejaar 3 en 4)
48/68
individueel leerproces
scriptie
Individuele begeleiding (op verzoek van student of coach) tevens mogelijkheid tot aantekening “beroepshouding en inzet”
x
x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x x
x x
x x
x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
BA BA.1 BA.2 BA.3 BA.4 BA.5 BA.6 BA.7 BA.8 BB BB.1 BB.2 BB.3a BC BC.1 BC.2 BC.3 BD BD.1 BD.2 BD.3b BD.3d BD.4b BD.4c BD.4d BE BE.1 BE.2 BE.3 BA BA1 BA2 BA3 BA4 BA.5 BA.6 BA.7 BA 8 BB BB.1 BB.2 BB.3 BC BC.1 BC.2 BC.3 BD BD.1 BD.2 BD.3 BD.4 BE BE.1 BE.2 BE.3
60
BE BE.1 BE.2 BE.3 BA.6
0
1 3
4
1
2
2
3
49/68
Thema 16 Oriëntatie Werkveld 1 BEVA/SLB Bijzondere activiteiten Thema Signaalanalyse/ Neurofys. metingen II Thema Dialyse/Spirometrie Thema Medische Beeldvorming Thema Biomechanica
15
max. aantal gemiste PO's 2 3
34 15
% Stralingshygiëne
% Indivi cijfer PGO
4
% Engels
Thema 15 Conditiemeting
% Accesopdracht
4
% Elekt. Pat.-dossier
50
% Praktijkopdracht
4
% Verslag
50
% Eindopdracht-2
85 66 50
% Eindopdracht
4 4
% Presentatie
Thema 1 Inleiding Thema 2 Antropometrie Thema 3 Temperatuurmeting-1 Thema 4 Audiometrie Thema 5 Medische informatica Thema 6 Neurofysiologische metingen-1 Thema 7 ECG Thema 8 Oriëntatie Werkveld 1 Thema 9/10 Bloedstroom/ Bloeddruk-meting Thema 11 Temperatuurmeting -2 Thema 12 Medische informatica-2 Thema 13 Oogmeting Thema 14 Plethysmografie
% Wiskunde
% schriftelijke toets
% open
2
% gesloten
1
Onderwijseenheid
EC's Credits
Onderwijsperiode
Studiejaar
Onderstaande tabel beschrijft de vorm en weging van de Deelcijfers + EC’s per onderwijseenheid Tabel Toetssamenstelling
35
2
64 60 40
36
2
4
50
33
4
55
50
50 15
4
50
50
50
17
2
30
2
50
3
0,5 3 x aanwezigheid + 3 x verslag; max 1 O 8
68 50
50
32
2
4
68 50
50
32
2
4
35
4 4
10 0 50 50 68 50 10 50 0
32 50 50
18
15
50 32
2 2 2
50
2
0,5 3 x aanwezigheid + 3 x verslag; max 1 O 1 2 8
50
50
8
40 60 40
30
8
40
36
8
50
Thema Oriëntatie Werkveld 3
0,5
3 x aanwezigheid + 3 x verslag; max 1 O (werkveld) 1 x aanwezigheid + 1 x verslag + 1 x evaluatie (klin)
Thema Infuus- en insulinepomp
8
45
50
50
50
67 33 15
50
3 30
50
2 24 2 2
40
2
Thema Statistiek/ Methodologie Thema Implantaten/ Hulpmiddelen
4
8
40 50 50
8
40
MT Veiligheid
4
KD Veiligheid
4
Thema Oriëntatie Werkveld 4
0,5
BEVA/SLB Bijzondere activiteiten
1 2
Module-1 HF
2
Module-1 KNF
2
Module-1 LF Spirometrie-1
2
Module-2 HF
2
Module-2 KNF
2
Module-2 LF Spirometrie-2
2
SP BIO4 Sensoren
6
SP BIO4 Matlab
3
SP BIO4 Statistiek
6
Module-3 HF
2
Module-3 KNF
2
Module-3 LF Spirometrie-3
2
Module-4 HF
2
Module-4 KNF
2
Module-4 LF Diffusie
2
SP Module Sportbiometrie MT Stage-1 (OP1+OP2) KD Stage-1 (OP1+OP2)
15 30 22
Module 5 HF
2
Module 5 KNF
2
Module 5 LF Longvolumes
2
1
3
2
3
50/68
10 0 10 0
30
30 35
10
10 0 50
2 15
2 1
50
0?
3 x aanwezigheid + 3 x verslag; max 1 O (werkveld) 1 x aanwezigheid + 1 x verslag + 1 x V evaluatie (verpleegkundig)
10 0 10 0 10 0 10 0 10 0 10 0 50
50
50
50
50 50
2 10 0
50 10 0 10 0 10 0 10 0 10 0 10 0 50
10 0 10 0 70
2 50
50
50
10 0
50
50 50
10 0 10 0 50
50
30
2
Module 6 HF
2
Module 6 KNF
2
Module 6 LF Luchtwegweerstand Module BW UM Module-7 HF Module-7 KNF
4
Module-7 LF Provocatietesten/ Allergie Module-8 HF Module-8 KNF Module-8 LF Diverse LFmetingen SP Project (OP3+OP4
1 4
2
51/68
+extern
divers
3+ 4
2
80 20 10 0 50
50
6 2 2 2 2 2 2
50 10 0 10 0
30
70
70
30
70 50
50
10 0 10 0 10 0
50
50
30
50
24
MT Stage-2 (OP3+OP4)
30
KD Stage-2 (OP3+OP4) MT BIO4 Sensoren
22 6
MT BIO4 Matlab
3
MT BIO4 Statistiek Module-9 HF+LF Ergometrie
6
Module-9 KNF
2
Module-10 HF
2
Module-10 KNF+LF Poly(somno)grafie KD Stage-3 SP Stage-1 (OP1+OP2) MT+KD Minor Afstuderen
10 0 10 0 10 0
2
2
50
50
2 10 0
50 10 0 10 0 10 0 10 0
2 50
2
11 30 15 30
20 50
50
50
40 40
Minor Brain Therapy Minor Technologie in de Zorg Minor Brain Therapy
15
50
15
50
50
50
50
Minor Brain Therapy
15
50
50
50
50
10 0
15
De planning van de toetsing verschilt tussen de onderwijseenheden. In de thema van de eerste 2 studiejaren vindt de toetsing plaats in de laatste week. In de KD-modules vindt de toetsing plaats in week 3. In de modules van 10 weken vindt de toetsing plaats in week 7 en/of week 10. De geldigheidsduur van de postpropedeutische examens bedraagt 48 maanden!
52/68
Onderstaande tabel beschrijft het aantal contacturen en de gehanteerde didactische werkvormen per onderwijseenheid. Tabel Contacturen en didactische werkvormen
x x x
66,5
x
x
x
x
68,5
x
x
x
x
Thema 8 Oriëntatie Werkveld 1 16,0 1 3
4
1
2
2
Thema 9/10 Bloedstroom/ Bloeddruk-meting Thema 11 Temperatuurmeting 2 Thema 12 Medische informatica-2 Thema 13 Oogmeting Thema 14 Plethysmografie Thema 15 Conditiemeting Thema 16 Oriëntatie Werkveld 1 BEVA/SLB Bijzondere activiteiten Thema Signaalanalyse/ Neurofys. metingen II Thema Dialyse/Spirometrie Thema Medische Beeldvorming Thema Biomechanica Thema Oriëntatie Werkveld 3
3
53/68
Thema Infuus- en insulinepomp Thema Statistiek/ Methodologie
x
116
x
x
x
x
47,5
x
x
x
x
63,0
x
x
x
x
45,0 51,5 45,5
x x x
x x
x x x
x x
(x)
20,0 17,0
x
102
x
x
x
x
86,5
x
x
x
x
82,0
x
x
x
x
59,0
x
x
x
x
16,0
x
60,0
x
x
81,0
x
x
x
x x
x
terugkomdagen
x x x x x
Stage
x x x x x
Groepsbijeenkomst
Project
x x x x x
Zelfstudie
Practicum
42,5 65,0 54,5 45,0 63,0
Opdracht
Werkcollege
2
Thema 1 Inleiding Thema 2 Antropometrie Thema 3 Temperatuurmeting-1 Thema 4 Audiometrie Thema 5 Medische informatica Thema 6 Neurofysiologische metingen-1 Thema 7 ECG
Hoorcollege
1
Onderwijseenheid
Contacturen(n)
Studiejaar
Onderwijsperiode
Didactische werkvormen
Thema Implantaten/ Hulpmiddelen MT Veiligheid 4
1
2
3
3
4
74,0
x
29,5
x
x
x
KD Veiligheid
133,0
x
x
x
Thema Oriëntatie Werkveld 4
16,0
BEVA/SLB Bijzondere activiteiten Module-1 HF Module-1 KNF Module-1 LF Spirometrie-1 Module-2 HF Module-2 KNF Module-2 LF Spirometrie-2 SP BIO4 Sensoren SP BIO4 Matlab SP BIO4 Statistiek Module-3 HF Module-3 KNF Module-3 LF Spirometrie-3 Module-4 HF Module-4 KNF Module-4 LF Diffusie SP Module Sportbiometrie MT Stage-1 (OP1+OP2) KD Stage-1 (OP1+OP2) Module 5 HF Module 5 KNF Module 5 LF Longvolumes Module 6 HF Module 6 KNF Module 6 LF Luchtwegweerstand Module BW UM Module-7 HF
23,0
Module-7 KNF
MT Stage-2 (OP3+OP4)
54/68
x
x
(x) x
15,0 15,5 13,5 23,0 16,5 16,0 78,5 33,0 56,0 16,0 10,0 11,0 17,5 12,0 14,0 138+32 12,0 12,0 16,0 12,0 13,5 19,0 9,5
x x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x x
x x x x x x
x x x x x x
x x x x x x
x x x x x
x x x x x x
x x x x x
x x x x x x
x x x x x
12,0
x
x
x
x
x
15,0
x
x
x
x
x
5,0
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
9,5
x
x
x
x
x
48,0
x
x
x
x
x
Module-7 LF Provocatietesten/ 5,5 Allergie Module-8 HF 17,0 Module-8 KNF 10,0 Module-8 LF Diverse LFmetingen SP Project (OP3+OP4
x
16,0
x x x x x x x x x x x x x x x x
x x x
x
x
x x x
x x x x x x x x x x x x x x x
x
x
x x
x x
x
x
55/68
+extern
divers
4
KD Stage-2 (OP3+OP4) MT BIO4 Sensoren MT BIO4 Matlab MT BIO4 Statistiek Module-9 HF+LF Ergometrie 1 Module-9 KNF Module-10 HF Module-10 KNF+LF Poly(somno)grafie KD Stage-3 SP Stage-1 (OP1+OP2) 2 MT+KD Minor 3+4 Afstuderen Minor Brain Therapy Minor Technologie in de Zorg
16,0 79,0 33,0 56,0 11,0 9,0 8,5
x x x x x x
x x x x x x
8,5
x
x
12,0 ?? 14,0 104,0 87,5
Minor Brain Therapy
104,0
Minor Brain Therapy
104,0
x x x
x x x
x
x x x x x x x
x
x x x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
Hoofdstuk 2 Tentamenregeling Leerjaar 1 en 2 Thema’s In de thema’s maken studenten zich kennis en vaardigheden en attitude eigen, die nodig zijn voor de stages en de afstudeerfase en ontwikkelen hun beroepshouding . De leerstof wordt niet in afzonderlijke vakken, maar binnen de thema’s zo veel mogelijk in onderlinge samenhang aangeboden. Binnen de thema’s kunnen onderscheiden worden: - Hoorcolleges en Werkcolleges (HC ’s en WC’s) - Praktijkopdrachten (PO’s). Per thema geldt een vooraf bepaalde PO-norm. Deze is voorwaardelijk om de EC’s van een thema toegekend te krijgen, zie ook vervangende opdracht PO’s. - Beroepshouding & Inzet (o.a. ook SLB en BEVA) - Eindopdracht - Schriftelijke toets Het tentamen van onderwijseenheden is veelal samengesteld uit deeltoetsen (deeltentamens) zoals een schriftelijke toets, een eindopdracht (verslag/presentatie/demonstratie) of specifiek benoemde deeltoets. (Deel)tentamens • Studenten zijn verplicht om zich voor alle schriftelijke toetsen( zowel regulier als herkansing) in te schrijven bij Bureau Onderwijs. N.B. Indien een student zich niet heeft aangemeld voor een toets bij Bureau Onderwijs, mag hij de toets niet maken. • Voor elke eindtoets of (deel)tentamen wordt er ook een herkansing aangeboden. • Een student dient een of meer onderdelen van een eindtoets te herkansen als het eindcijfer lager is dan een 5,5. Daarvoor dient de student zich tijdig voor het volgende toetsmoment in te schrijven. Voor de schriftelijke toets is dit altijd bij Bureau Onderwijs. Voor de herkansing van een eindopdracht (verslag en/of presentatie, demonstratie) dient dit bij de desbetreffende themacoördinator te gebeuren. • Indien binnen een thema is aangegeven dat er minimumeisen aan een deeltoets zijn gesteld, dient een student de betreffende deeltoets te herkansen als het eindcijfer lager dan een 5,0 is. Daarvoor dient de student zich tijdig voor het volgende toetsmoment in te schrijven. Voor de schriftelijke toets is dit altijd bij Bureau Onderwijs. Voor de herkansing van een eindopdracht (verslag en/of presentatie, demonstratie) dient dit bij de desbetreffende themacoördinator te gebeuren. • Bij aanmelding voor herkansingen geldt dat de score van het hoogste eindcijfer van dat thema geldt. N.B. Deelcijfers kunnen dus wel lager worden. Het Tentamen is voldaan als het eindcijfer 5,5 of hoger is EN voldaan is aan de normen voor de deeltoetsen en eindopdracht EN aan de PO-norm van dat thema is voldaan. • De toetsmomenten worden in het overzicht Toetsen en Herkansingen vastgelegd. • In bijzondere gevallen kan de Examencommissie Mens en Techniek besluiten dat een student individueel een extra herkansing wordt aangeboden, bv. als dit het enige onderdeel is van de studie dat de student nog heeft openstaan.
56/68
• Na de bekendmaking van een voorlopige toetsuitslag heeft de student wettelijk maximaal 20 werkdagen recht op inzage in de toets. Uit praktische overwegingen hanteert de opleiding een richtlijn voor de inzageperiode van 5 werkdagen (student kan zich altijd beroepen op de wettelijke inzageperiode). • Na de inzageperiode worden de definitieve toetsuitslag en het eindcijfer vastgesteld. De student krijgt van de themacoördinator een compleet overzicht van al zijn cijfers en beoordelingen, inclusief een overzicht van de PO-beoordelingen. Na de inzageperiode gaan de eindresultaten(eindcijfers) naar Bureau Onderwijs en worden ze in OSIRIS ingevoerd en worden ze tevens op het secretariaat van de opleiding Mens en Techniek | Biometrie bewaard. Bij de thema’s geldt dat het geheel positief beoordeeld moet zijn om de EC’s van het thema toegekend te krijgen. Binnen de thema’s gelden de PO’s daarbij vaak als ‘praktische oefening’. Aanwezigheid en de wijze van functioneren tijdens de PO’s spelen ook mee bij de beoordeling. Alternatieven toetsresultaten en herkansingen 1e toets: Eindcijfer is (een gewogen) gemiddelde van de deelcijfers Optie-1: Thema gehaald: Eindcijfer ≥ 5,5 en deelcijfers ≥ 5 PO-onderdeel voldoende (aantal onvoldoende PO’s ≤norm) Optie-2: Thema niet gehaald: Deelcijfer < 5,0 Eindcijfer < 5,5 Aantal onvoldoende PO’s > norm
herkansen deelcijfer herkansen deelcijfer(s), keuze uit alle Deelcijfers < 5,5 vervangende opdracht
PO-norm (0-3 PO’s onvoldoende per thema) wordt vooraf vastgesteld en bekendgemaakt door de themacoördinator. Beoordelingscriteria afzonderlijke PO’s: - Beroepsattitude/gedrag + aanwezigheidsplicht + Meetstaat (mits van toepassing) moeten voldoende zijn. - Meetstaatformat wordt per PO aangeleverd door docent en bij voorkeur beoordeeld tijdens het practicum (eventueel verdere uitwerking thuis toegestaan) - Meetstaat mag niet herkanst worden; wordt eventueel vervangende opdracht - Voor PO’s geldt een aanwezigheidsplicht!
Vervangende praktijkopdracht (PO) Vorm en planning vervangende opdracht(en) bij overschrijden PO-norm: - Deelname aan vervangende opdracht alleen op initiatief van studenten. - Vorm: opdrachtgericht op zwakte en wordt alleen op de opleiding uitgevoerd.
57/68
1e studiejaar 1 x per jaar in de roostervrije periode aansluitend op thema 15/16 2e studiejaar 1 x per jaar in de roostervrije periode halverwege het jaar en aansluitend op thema 31/32. Bij twijfel over haalbaarheid van de toelatingseisen voor het 3e jaar (art 4.12 Toegangsbeperking afstuderen) kan de opleiding een vervroegde vervangende opdracht opleggen. - Het is verplicht om de vervangende opdracht in hetzelfde academiejaar in te halen! ( N.B. dit geldt niet voor doubleurs bij wie het eindcijfer, na herkansing van de toets en/of eindopdracht nog steeds < 5,5 is, bij deze studenten vervallen sowieso alle niet behaalde deelcijfers en de student moet het thema dan verplicht helemaal opnieuw volgen) - Planning:
N.B. Bij inschrijven herkansing en het niet komen opdagen (dus zonder afmelding ) is cijfer ingeschreven onderdeel = 0 N.B. 2e-jaars, 3e-jaars en 4e-jaars studenten Voor hen geldt het volgende: Hebben er wijzigingen in de leerstof plaatsgevonden, dan geldt dat de student zich die leerstof zelf moet eigen maken. Inschrijven herkansing in volgend academiejaar: de student(e) dient zich op tijd in te schrijven voor een herkansing van een schriftelijke toets bij Bureau Onderwijs. N.B. Inschrijven herkansing in volgend academiejaar voor het onderdeel eindopdracht: de student(e) dient zich voor aanvang van het desbetreffende thema voor de eindopdracht bij de betreffende themacoördinator in te schrijven voor de herkansing, dit i.v.m. planning van de groepen. Herkansingsregeling voor doubleurs: Voor alle thema’s waarvan de EC’s in het voorafgaande leerjaar behaald zijn, blijven de resultaten van deze thema’s geldig. De student heeft vrijstelling voor deze thema’s, dus hoeft hij deze thema’s niet opnieuw te volgen. Dit mag wel (zie profielverbetering). Alle andere thema’s die in het voorafgaande jaar niet behaald zijn, dienen opnieuw volledig gevolgd te worden door de studenten. Eerder behaalde voldoendes op deelcijfers vervallen! Profielverbetering: als een student het cijfer van een reeds eerder behaald eindcijfer van een thema wil verbeteren, dan mag dit middels de schriftelijke toets. Het hoogste eindcijfer geldt dan voor dat thema. De student dient een profielverbetering voorafgaand aan het betreffende thema schriftelijk aan te geven bij de themacoördinator. Voorwaarden en rechten 2e toetsmoment (=herkansing): * bij afwezigheid of onvoldoende (=deelcijfer lager dan 5,0 en/of eindcijfer lager dan 5,5); * herkansen alleen mogelijk na inschrijving (planning van herkansing toetsen staat vermeld in het Toetsrooster); * bij profielverbetering dient de student zich in te schrijven voor de schriftelijke toets met behoud van de reeds behaalde resultaten (geldt voor doubleurs);
58/68
Afname tentamens:
59/68
Zorg dat je op tijd bent als je een toets hebt! De toets begint precies op tijd, als het toetslokaal dicht is word je niet meer toegelaten en mag je niet meer deelnemen aan de toets! Een student moet zich met zijn collegekaart kunnen legitimeren bij het afleggen van een tentamen. Is dit niet mogelijk, dan wordt hij direct uitgesloten van deelname en doet de examinator of surveillant daarvan melding aan de voorzitter van de Examencommissie. Een student dient bij het afleggen van een tentamen alle aanwijzingen op te volgen van de Examencommissie, de examinator of andere door de Examencommissie aangewezen personen. Overtreding daarvan geldt als een onregelmatigheid en op grond daarvan kan hij van (verdere) deelname worden uitgesloten.
Hoofdstuk 3 Studieloopbaanbegeleiding 1.Inleiding Je start vandaag met je nieuwe studie, een nieuwe uitdaging een nieuwe taak. Natuurlijk wil je graag dat je je studie gaat halen en dat je een prettige studietijd zult hebben. Om je te helpen dit te realiseren hebben we, zoals veel opleidingen, een studieloopbaantraject ontwikkeld. In dit document is beschreven wat studieloopbaanbegeleiding inhoudt, waar en met wie je zoal te maken krijgt en hoe het studieloopbaantraject binnen de opleiding Mens en Techniek | Biometrie verloopt. In hoofdstuk twee is een indeling beschreven van de verschillende fasen van de opleiding, waaraan de verschillende doelen van het SLB-traject gekoppeld zijn. Binnen onze opleiding gaan we met een digitaal portfolio aan de slag. De rol van de docent zal in het studieloopbaantraject vooral een rol als coach inhouden. Samen met jou gaat hij/zij aan de slag om je bewust te maken van jouw verantwoordelijkheden en mogelijkheden binnen opleiding. De exacte inhoud van het slb-traject kan afwijken van het basis programma, omdat iedere slb’er een bijeenkomst over actuele zaken die aandacht nodig hebben, kan inplannen in het rooster.
2. Doelen studieloopbaanbegeleiding Studieloopbaanbegeleiding is erop gericht dat je als student je bewust wordt van de keuzen die je maakt en die nog gaat maken met betrekking tot de studie en eventueel daarbuiten. Vragen zoals, waarom heb ik voor deze studie gekozen, wat weet ik al uit eerdere studies of ervaringen, wat kan of moet ik nog leren, zowel m.b.t. de inhoud van mijn vak als m.b.t. sociale vaardigheden, wat zijn mijn sterke en zwakke kanten, hoe kan ik mijn leerdoelen formuleren en hoe kan ik deze doelen bereiken m.a.w. welke acties moet ik ondernemen om deze doelen te verwezenlijken. Per studiejaar zijn deze vragen op andere leerprocessen gericht. Tijdens de studie kunnen we drie fasen onderscheiden, waarin het doel van de studieloopbaanbegeleiding, net als de inhoud van de studie, per fase anders is. In deze handleiding is de volgende indeling gehanteerd: 2.1 De propedeuse (fase 1) : In het eerste studiejaar ga je vooral nadenken over waarom je voor Mens en Techniek | Biometrie gekozen hebt, wat je al aan kennis in huis hebt, wat je nog zou kunnen, moeten en willen leren, hoe je je studie effectief plant, zodat je voor andere zaken als werk en sociale contacten nog tijd over hebt enz. Je maakt kennis met een manier van verslagleggen van al je vragen, bevindingen en doelen, nl. het portfolio. Binnen de opleiding Mens en Techniek | Biometrie hebben we gekozen voor het elektronische portfolio. Het einddoel van de studieloopbaanbegeleiding in de eerste fase :
60/68
Je kan m.b.v. je zelf samengesteld e-portfolio verwoorden en laten zien waar je op enig moment tijdens het eerste jaar in de studie staat, wat je aan kennis verwerft (studieresultaten), hoe je je studie aanpakt, wat je sterke en zwakke punten zijn en aan welke leerdoelen je in de komende periode gaat werken. Uiterlijk aan het eind van de periode weet je tevens of je voor de juiste studie gekozen hebt. Twee keer per jaar zal door de studieloopbaanbegeleider dit leerproces beoordeeld worden aan de hand van een beoordelingsformulier. 2.2 De postpropedeutische binnenschoolse fase (fase 2): In de tweede fase ga je het leerproces van de propedeuse evalueren. Opnieuw bekijk je je leerproces. Je bespreekt met de studieloopbaanbegeleider wat er in het eerste jaar goed en wat minder goed is gegaan en stelt hiervoor leerdoelen op. Tevens wordt er een start gemaakt met het vooruitkijken naar de stage in de derde fase van de studie. Je leert om een beeld te krijgen van wat er tijdens stages van je verwacht wordt. Het einddoel van de studieloopbaanbegeleiding in de tweede fase: Je kan m.b.v. je bijgewerkt portfolio laten zien en verwoorden hoe het tot nu toe met je studie is gegaan, of je alle verplichte zaken hebt gedaan, of je hierover tevreden bent, of en welke verplichtingen je nog hebt voordat je de stage kan starten, hoe je volgens jezelf kan samenwerken in een groep en hoe andere leden van de groep de samenwerking ervaren. 2.3 De buitenschoolse periode (fase 3) In de derde fase van je studie zijn de leerdoelen gericht op de stage. Hierbij ligt het accent vooral op de competenties waarover een beginnende biometrist moet beschikken. Hierbij moet je onderscheid maken tussen de 3 verschillende studierichtingen binnen Mens en Techniek | Biometrie : medische techniek, klinische diagnostiek en sport. Elke richting vereist zijn specifieke competenties. Het einddoel van de studieloopbaanbegeleiding in de derde fase: Je kan m.b.v. je bijgewerkt e-portfolio laten zien en verwoorden waarom je vindt dat je al of niet kan starten met het afstudeertraject, wat van je verwacht wordt tijdens deze afstudeerstage en welke competenties je al in voldoende mate hebt eigengemaakt en welke leerdoelen je met betrekking tot deze competenties je hebt opgesteld.
3 Het e-portfolio Het portfolio is een instrument om de studieloopbaanbegeleiding te archiveren. Ook in het bedrijfsleven en tijdens sollicitatiegesprekken neemt het portfolio een steeds belangrijkere plaats in. Vandaar is het portfolio voor jou als student niet alleen een document waaraan je tijdens de studie veel tijd en energie besteedt, maar komt het je direct van pas tijdens sollicitaties. Je hebt op deze manier al ervaring met de manier van werken en denken in bedrijven m.b.t. loopbaanbegeleiding en de persoonlijke ontwikkeling. Tijdens de hele studie blijft het portfolio in jouw bezit. Je bepaalt zelf wie het portfolio mag inzien en wie niet, met uitzondering van de studieloopbaanbegeleider. De
61/68
studieloopbaanbegeleider mag te allen tijde het portfolio van de student vragen en inzien. Het is de bedoeling dat je het portfolio altijd bijgewerkt hebt met de laatste gegevens erin verwerkt. Binnen het digitale portfolio ben jij beheerder van je portfolio en bepaal je zelf wie het mag inzien. Het portfolio kent de volgende onderdelen: 1.
Wie ben ik : Het Curriculum Vitae : Hierin staan buiten je persoonlijke gegevens studies, werkervaringen en je hobby’s op een overzichtelijke wijze gepresenteerd. Bij alle belangrijke mijlpalen, zoals het behalen van diploma’s staan data vermeld. Fotoalbum: Om te laten zien wie je bent kun je hierin naar believe foto’s opnemen. Natuurlijk moet je je blijven afvragen of de foto’s relevant zijn voor je eigen presentatie Powerpointpresentatie: Deze powerpointpresentatie laat toe dat je je op een creatievere manier in je portfolio presenteert. Verder kun je zelf creatieve manieren bedenken, zoals b.v. een link naar een eigen website, geluidsfragmenten e.d.
2. Waar sta ik : Begin: Hierin beschrijf je je studiemotivatie, je sterke kanten en minder sterke kanten van je ontwikkeling tot nu toe die je van jezelf kent of die je van anderen te horen hebt gekregen. Van hieruit ga je leerdoelen formuleren, die je wil bereiken in een bepaalde periode. Midden: Hierin beschrijf je waar je halverwege het jaar staat, welke ontwikkeling je hebt doorgemaakt en welke nieuwe of bijgestelde leerdoelen je hebt voor de volgende periode. Eind: Hierin beschrijf je waar je aan het eind van het eerste jaar staat. De gegevens heb je inmiddels verzameld uit feedback die je spontaan gekregen hebt of waarna je gevraagd hebt bij kennissen, familie, docenten of medestudenten eventueel m.b.v. feedbackformulieren. Deze formulieren bewaar je in de map “Feedback”. Formulieren: Hierin zijn standaard invulformulieren opgenomen die nodig zijn bij opdrachten of die je op eigen initiatief kunt gebruiken om feedback van anderen te krijgen of om zelf te reflecteren. Je kunt hierin ook zelfgemaakte formulieren opnemen. De ingevulde formulieren kun je bewaren in de map “Feedback” Osiris: Met deze koppeling kun je jouw studieresultaten inzien. Bewijsstukken: - Diploma’s : Van alle relevante diploma’s wordt een kopie in het portfolio gevoegd. - Evaluatieformulieren: Van werkervaringen, waaronder ook bijbaantjes is er meestal geen diploma of bewijs aanwezig. Het is raadzaam en handig om bij een werkgever een verklaring te vragen hoe jouw functioneren is/was tijdens werk dat je gedaan hebt. Deze verklaringen geven vaak al sterke en zwakke punten aan, waaraan gewerkt kan worden. - Verslagen van stages en bijzondere activiteiten zijn eigenlijk ook een onderdeel van het portfolio, als bewijs van de gedane activiteit en stage. In de uitgeprinte vorm is het toevoegen van deze verslagen erg onhandig. In de digitale vorm wordt het toevoegen hanteerbaar. 3. Wat wil ik bereiken: Handleiding POP: Hierin staat beschreven wat een Persoonlijk OntwikkelingsPlan is, hoe je het samen kunt stellen en aan welke eisen een POP moet voldoen.
62/68
Het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Vanuit de beschrijving van je ontwikkeling in de map “Waar sta ik” ga je leerdoelen omschrijven die je aan het eind van een bepaalde periode bereikt wil hebben. Deze leerdoelen moeten SMART worden geformuleerd, SMART staat voor : Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden Om leerdoelen controleerbaar te maken/houden is de SMART methode een handige werkwijze. De doelen blijven op die manier niet omschreven al wensen of alleen als voornemens. B.v . - Niet volgens SMART: Mijn studieresultaten vallen tegen. Ik ga hier toch eens iets aan doen - Volgens SMART: Over 6 weken ken ik hoofdstuk 3 en 4 van regeltechniek en heb ik voor de toets een voldoende gescoord. In het laatste voorbeeld staat duidelijk vermeld wanneer , welke resultaten bereikt moeten zijn. 4. Wat ga ik doen. Handleiding PAP: Hierin staat beschreven wat een Persoonlijk Activiteiten Plan is, hoe je het samen kunt stellen en aan welke eisen een PAP moet voldoen. Het persoonlijk activiteiten plan (PAP). Aan de hand van de omschreven leerdoelen in het POP ga je activiteiten bedenken en omschrijven, waarmee je de doelen kan bereiken. Ook deze activiteiten moeten volgens de SMART methode omschreven worden. B.v. Ik ga iedere week minstens twee avonden per week gedurende twee uur regeltechniek leren samen met een medestudent. 5. Feedback: Beoordeling: Hierin komen de beoordelingen van het studieloopbaantraject te staan. Wanneer je de beoordelingen op slaat geef ze dan een naam met daarin begin, midden en eind, zodat je in een oogopslag kunt zien op welke periode de beoordeling betrekking heeft. Reacties van docenten: Hierin kun je documenten bewaren die door docenten naar jou toegestuurd m.b.t. jouw functioneren. Enerzijds kunnen docenten zelf reacties naar jou toesturen, anderzijds kun je ze vragen feedbackformulieren in te vullen en aan jou terug te sturen. Reacties van studenten: Hierin kun je feedbackgegevens van medestudenten opslaan. Reacties van anderen: Hierin kun je feedback informatie bewaren van anderen dan docenten en studenten. Dit kunnen natuurlijk familieleden zijn, maar ook collegae van je werk enz.
4.
63/68
4. Rol van de studentbegeleider/coach Samen met je coach ga je in gesprek over je leerproces, je sterke en zwakke punten en je leerdoelen en activiteiten. Door hierover te praten word je je bewust van de besproken punten en leer je hoe je zelf invloed hierop kunt uitoefenen. Ook kun je persoonlijke omstandigheden bespreken die je belemmeren in je functioneren en/of studeren. De studieloopbaanbegeleider mag je altijd verzoeken om een gesprek om te zien of je je portfolio in orde hebt en of je je aan gemaakte afspraken houdt. Verder zal hij op minstens twee momenten in het jaar beoordelen of jij goed functioneert. Als docenten problemen ervaren met jou als student in de les kunnen de betreffende docenten je studieloopbaanbegeleider hierover aanspreken, die vervolgens het probleem met jou bespreekt. Een overzicht van welke student bij welke studieloopbaanbegeleider hoort wordt toegankelijk gemaakt voor alle docenten, zodat verwijzen naar de betreffende SLB’er zeer gemakkelijk uitvoerbaar wordt. Studieloopbaanbegeleiding maakt een voorwaardelijk onderdeel uit van de studie Mens en Techniek | Biometrie en is derhalve verplicht voor alle studenten. Behalve de studieloopbaanbegeleider zijn er meerdere personen waar je een beroep op kunt doen wanneer de begeleiding van de studieloopbaanbegeleider niet intensief genoeg is. De studentendecaan De studentendecaan kan aan de hand van een gesprek over je persoonlijke omstandigheden, financiële aspecten en wet- en regelgeving het probleem samen met jou verduidelijken en een begeleidingstraject opstellen. In samenwerking met het decanaat kan ondersteuning worden geboden door het aanbieden van cursussen bijvoorbeeld op het gebied van zelfhantering, faalangstreductie en assertiviteitstraining. In de toekomst wordt dit aanbod uitgebreid met onderwerpen als time-management, snellezen, toetsvoorbereiding. Als de decaan op basis van het gesprek en ervaring weet dat er psychologische hulp nodig is voor je probleem kan deze je verwijzen naar een psycholoog of psychotherapeut. Wanneer je samen met de studieloopbaanbegeleider in een gesprek al duidelijk krijgt dat voor je probleem psychologische hulp nodig is en een gesprek met de decaan voor jou niet zinvol lijkt kan de begeleider jou rechtstreeks verwijzen naar een studentenpsycholoog binnen of buiten Zuyd Hogeschool. Binnen Zuyd Hogeschool zijn met een aantal externe psychologen en psychiaters afspraken gemaakt over een snelle dienstverlening voor studenten van Zuyd Hogeschool. De studentendecanen: Roos Franssen email :
[email protected] tel. nr. 045-4006311
64/68
kamer : C3.107 Marjo Dullens email :
[email protected] tel. nr. 045-4006611 kamer : C3.103 N.B! Afspraken maken via Finie Hamers: tel: 045-4006253,
[email protected] De studentenpsychologen: Studentenpsychologen: Christianne Albertz
[email protected] (tevens werkzaam bij de opleiding Fysiotherapie), (045-400)6278, kamer D.3.104 Contactpersoon : Esther Glavimans secretaresse opleiding Fysiotherapie e-mail:
[email protected] tel.nr.: 045-4006266 kamernummer: D.2.309 Regels m.b.t. verwijzing: Bij verwijzing verzorgen de studentenpsychologen een uitgebreide intake volgens het protocol van Pro Psy /RIAGG Maastricht om aan de hand daarvan te bepalen of er indicatie is voor kortdurende begeleiding (max. vijf sessies, door henzelf te verrichten of verwijzing naar anderen), of voor zwaardere begeleiding (altijd, op basis van de indicatiestelling, gerichte verwijzing naar de best passende therapeut in de regio. De studentenpsychologen zorgen ervoor dat bij externe verwijzing contact wordt gehouden met betreffende student en diens therapeut en dat er een terugkoppeling plaatsvindt naar de studieloopbaanbegeleider en studentendecaan. Dit uiteraard met inachtneming van de nodige privacyregels. Om de beperkte capaciteit van de studentenpsychologen zo goed mogelijk te benutten, mogen studenten vooralsnog alleen NA verwijzing door de studentendecaan of een begeleidende docent een afspraak met een van de studentenpsychologen maken. Daarnaast blijft het altijd mogelijk dat studenten een afspraak met de studentendecaan maken of dat de begeleider naar de studentendecaan verwijst. Voor financiële en juridische gevolgen van persoonlijke problemen is dit in ieder geval sterk aan te raden.
65/68
5. Verwijzing naar de studieloopbaanbegeleider Als je als student gedrag laat zien dat volgens de docent besproken dient te worden, omdat het gedrag niet past bij professioneel handelen of dat je na waarschuwen geldende regels blijft overtreden dan is het gewenst dat dit gedrag met de slb begeleiders wordt besproken. Op deze manier is het mogelijk consequenties te verbinden aan dit verkeerde gedrag. Voor eerste en tweedejaars worden eventueel voorwaardelijke slb studiepunten niet toegekend. Voor de derde en vierdejaars is vooralsnog geen consequentie vastgelegd in het OER. Om duidelijkheid voor de student en de docent te creëren willen we de volgende afspraak hanteren bij het verwijzen van de student naar de docent. -
De docent spreekt je aan op je gedrag. De docent zal je mededelen dat hij of zij het gedrag of voorval doorgeeft aan je studieloopbaanbegeleider en je je binnen twee weken persoonlijk of per mail gemeld moet hebben bij je studieloopbaanbegeleider.
6. Programma SLB 1e en 2e studiejaar In het jaar 2015-2016 worden alle eerstejaars en tweedejaars studenten begeleid volgens een duidelijk omschreven stramien. Zoals eerder vermeld kan dit programma per slb’er aangepast worden gedurende het jaar. Het programma voor de tweedejaars bestaat uit een aantal bijeenkomsten en gesprekken die door de slb’ers zelf worden gepland. Je kunt je te allen tijde melden bij de studieloopbaanbegeleider voor een gesprek, om advies te vragen over studie- en persoonlijke problemen (zie hoofdstuk 4 ) of ook in het positieve geval dat je jouw leerdoelen eerder wil bijstellen omdat je deze al eerder hebt behaald dan verwacht. Voor de derde en vierdejaars studenten wordt de mogelijkheid geboden om gesprekken met een studieloopbaanbegeleider aan te gaan. Of deze studieloopbaanbegeleider tevens de stagebegeleider zal zijn wordt nog nader afgesproken. Deze begeleiding bestaat in principe al. Het verschil met deze eerdere begeleiding zal zich uiten in de wijze waarop de gesprekken gevoerd gaan worden. Hierin wordt ook uitgegaan van het zelfbewust worden van de student. De student leert zijn probleem te omschrijven en leert zelf zijn doelen en activiteiten die met het probleem te maken hebben op te schrijven en uit te voeren. Rol studieloopbaanbegeleiding bij het afgeven van een BSA (bindend studieadvies) De inbreng van de studieloopbaanbegeleider is heel belangrijk bij het tot stand komen van een BSA. Het advies van de studieloopbaanbegeleider wordt in de cijfervergadering zwaar meegewogen voor het afgeven van een bindend studie advies.
66/68
7. Studiebelasting en studiepunten Tijdens iedere thema periode zal je aan je studieloopbaan moeten werken. In het 1e studiejaar kan je 1 EC voor SLB/BEVA (0,5+0,5) behalen. Ook in het 2e studiejaar kan je 1 EC voor SLB/BEVA (0,5+0,5) behalen. Studieloopbaanbegeleiding in het 3e en 4e jaar valt onder eigen verantwoordelijkheid van de stagiair. Contacttijd is minimaal 1 uur per jaar. Formeel is in het Onderwijs- en Examenreglement (OER) opgenomen dat de student ook kan worden aangesproken op zijn attitude en betrokkenheid tijdens terugkommomenten in het 3e en 4e studiejaar. De beroepsattitude tijdens de stage en de terugkommomenten vallen formeel onder de beoordeling van de stages. Het bijwerken van het e-portfolio, de coachgesprekken en overige activiteiten binnen BEVA en SLB zijn voorwaarden om de EC’s te ontvangen in het 1e en 2e studiejaar. Voor het individuele coachgesprek geldt dat je één week voor het geplande gesprek je bijgewerkt portfolio en eventuele speciale opdrachten ter inzage aanbiedt aan je slb’er. Wanneer dit niet gebeurt gaat het gesprek niet door. Waar wil je dan immers constructief met de slb’er over praten als hij niet is voorbereid? Een keer per studiejaar wordt je beoordeeld met betrekking tot de studieloopbaan. De belangrijkste aspecten waarop je wordt beoordeeld en EC’s voor SLB krijgt toegekend, zijn samengevat: -
Je neemt deel aan de verplichte SLB-activiteiten met een pro-actieve houding en maakt de opdrachten. Je houdt je aan de afspraken die je met de studieloopbaanbegeleider maakt. Je hebt de afspraken en de leerdoelen op een duidelijke manier gedocumenteerd m.b.v. het e-portfolio, conform de geldende afspraken. N.B. De individuele studieloopbaanbegeleiders worden aan het begin van het studiejaar bekend gemaakt aan de studenten.
67/68
Hoofdstuk 4 Jaarindeling 2015 m aand
aug.
septem ber
oktober
2016 novem ber
decem ber
januari
42
1
16 17 18 19 20 V
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 V 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
m aandag
24
31 7 14 21 28 5 12 19 26 2
9
4 11 18 25 1
8
15 22 29 7 14 21 28 4 11 18 25 2
dinsdag
25
1
8 15 22 29 6 13 20 27 3
10 17 24 1
8 15 22 29
5 12 19 26 2
9
16 23 1
w oensdag
26
2
9 16 23 30 7 14 21 28 4
11 18 25 2
9 16 23 30
6 13 20 27 3 10 17 24 2
donderdag
27
3 10 17 24 1
8 15 22 29 5
vrijdag
28
4 11 18 25 2
zaterdag zondag
8
V
9
V
augustus
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
36
V
V
43
1
9 16 23 30 6 13 20 27 4 11 18 25
1
8 15 22
29
5
8 15 22 29 5 12 19 26 3 10 17 24 31 7 14 21 28 5 12 19 26
2
9 16 23
30
6
9 16 23 30 6 13 20 27 4 11 18 25 1
8 15 22 39 6 13 20 27
3 10 17 24
31
7
12 19 26 3 10 17 24 31
7 14 21 28 4 11 18 25 3 10 17 24 31 7 14 21 28 5 12 19 26 2
9 16 23 30 7 14 21 28
4 11 18 25
1
8
9 16 23 30 6
13 20 27 4 11 18 25
1
8 15 22 29 5 12 19 26 4 11 18 25 1
8 15 22 29 6 13 20 27 3 10 17 24 1
8 15 22 29
5 12 19 26
2
9
29
5 12 19 26 3 10 17 24 31 7
14 21 28 5 12 19 26
2
9 16 23 30 6 13 20 27 5 12 19 26 2
9 16 23 30 7 14 21 28 4 11 18 25 2
9 16 23 30
6 13 20 27
3
10
30
6 13 20 27 4 11 18 25 1
15 22 29 6 13 20 27
3
10 17 24 31 7 14 21 28 6 13 20 27 3 10 17 24 1
8 15 22 29 5 12 19 26 3 10 17 24 31
7 14 21 28
4
11
16 23 30 7 14 21 28
periode 2
periode 2
periode 3
periode 4
Het schooljaar is opgedeeld in 4 onderwijsperiodes. Onderwijsvrije dagen zijn gearceerd (paars) aangeduid.
68/68
V
sept. 35
V
8
10 11 12 13 14 15 V
8
V
periode 1
7
7
juli
roosterw eek
6
6
juni
1
5
5
m ei
36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 4
4
april
35
3
3
m aart
kalenderw eek
2
2
februari