Arboplan ’Je School Kan de Boom in’ Versie 1.0 September 2014
Samenstellers Marja Zandberg Bob Broeder Kees de Wit
Arbo-coördinator LEU; medewerkster LEU Assistent Arbo-coördinator LEU; vrijwilliger Werkdagcoördinator JSKB; vrijwilliger
Landschap Erfgoed Utrecht
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 1 van 16
Arboplan ‘Je School Kan de Boom in’ Versie 1.0 September 2014
Inhoud 1 2 3 4 5 6 7 8
Doel van project “Je School Kan de Boom in” Arboplan “Je School Kan de Boom in” Organisatie van het project Werkzaamheden Gereedschap Persoonlijke veiligheid en beschermingsmiddelen Begeleiding en toezicht Rapportage
pagina 3 pagina 4 en 5 pagina 6, 7, 8, 9 en 10 pagina 11 en 12 pagina 13 pagina 14 en 15 pagina 16 pagina 16
Bijlagen A. B. C. D. E. F.
Risico inventarisatie en Plan van aanpak JSKB deelnemers Risico inventarisatie en Plan van aanpak JSKB nazorg Werkdagvoorbereiding met de eigenaar / beheerder Werkdagvoorbereiding met de school Werkdaginformatie voor school en Werkdagbeoordeling en Arbo
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 2 van 16
1. Doelstelling van het project “Je School Kan de Boom in” Het project “Je School Kan de Boom in” (JSKB) verbindt leerlingen, grondeigenaren en vrijwilligers met elkaar. Samen voeren ze onderhoudswerkzaamheden uit aan natuur- en landschapselementen in de provincie Utrecht. De leerlingen doen ervaring op in het onderhouden van het landschap en leren waarom dat nodig is. De eigenaren krijgen hulp bij het onderhouden en in stand houden van hun landschapselement. De inzet van vele vrijwilligers maakt dit project mogelijk. De kosten voor deze waardevolle vorm van kennisoverdracht zouden anders te hoog zijn. Landschap Erfgoed Utrecht heeft met de activiteit JSKB de volgende doelstelling: “Leerlingen laten ervaren dat het landschap waarin ze wonen is ontstaan door ingrijpen van de mens en dat het inspanning kost om het landschap zo te houden. De elementen zijn aangelegd en werden onderhouden met een doel, ze waren nuttig voor de mens. Maar ook voor de natuur. De landschapselementen zijn, ook door het beheer, een leefgebied voor verschillende planten en dieren.” Dit doel wordt bereikt door leerlingen, onder begeleiding van ervaren vrijwillige begeleiders, landschapselementen te laten onderhouden, zoals het knotten van knotwilgen en afzetten van hakhoutbosjes en grienden. De werkzaamheden worden op een werkdag van maximaal 4 uur uitgevoerd in klassenverband.
1.1. Doelgroep en randvoorwaarden Landschap Erfgoed Utrecht heeft hiervoor de volgende randvoorwaarden geformuleerd: 1.1.1. Leerlingen van groep 8 basisonderwijs en van de onderbouw van het voortgezet- , bijzonderen beroepsonderwijs. 1.1.2. Het aangeboden werk moet goed en veilig kunnen worden gedaan. 1.1.3. De werkdag wordt begeleid door goed opgeleide en gemotiveerde vrijwillige begeleiders. 1.1.4. Er wordt gewerkt volgens het JSKB ARBO-plan. 1.1.5. Voor aanvang van werkdag worden de werkzaamheden goed voorbereid door de school, eventueel ondersteund door LEU. Zo weten de deelnemers en begeleiders beter wat er op de werkdag van hen wordt verwacht.
1.2. Landschap Erfgoed Utrecht levert: 1.2.1. Goed, veilig en voldoende materiaal en materieel. 1.2.2. Aantrekkelijk en toegankelijk informatie- en lesmateriaal over de werkzaamheden en het landschap. 1.2.3. Goed opleidingstraject voor de begeleiders van JSKB. 1.2.4. Actief projectteam JSKB (bestaande uit vrijwilligers en betaalde krachten van LEU), die zorg dragen voor optimale organisatie en een goed verloop van de werkdagen. 1.2.5. Geschikte en veilige werklocaties in nabijheid (maximaal een half uur fietsen) van de deelnemende school.
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 3 van 16
2. Arboplan “Je
School Kan de Boom in”
2.1. Doel van het Arboplan is het inzichtelijk maken van de risico’s van de activiteit “Je School Kan de Boom in” en de wijze waarop deze risico’s verkleind worden. 2.2. Dit Arboplan geeft inzichten in de organisatie, het begeleiden, de werkzaamheden, de gereedschappen, de werkwijze en de risico’s van het in de natuur werken met schoolkinderen. Een Risico-inventarisatie en een Plan van aanpak voor de deelnemers is opgenomen. 2.3. Ook de werkzaamheden en risico’s voor de nazorg van de werkzaamheden door volwassenen met of zonder mechanische hulpmiddelen zijn in dit plan verwerkt. Ter voorkoming van verwarring is hiervoor een aparte Risico inventarisatie en Plan van aanpak gemaakt. 2.4. De nadruk van de werkdag ligt op het “spelenderwijs” kennis nemen van en ervaring opdoen met praktisch en veilig werken in de natuur. De hoeveelheid geleverd werk is totaal ondergeschikt; bezig zijn en veiligheid voeren de boventoon. De term “spelenderwijs” betekend niet dat de activiteit als spel moet worden benaderd; het wil zeggen geen druk op presteren; wel op concentratie en veiligheid. 2.5. In het Plan wordt aandacht besteed aan het verschil in fysieke en verstandelijke mogelijkheden tussen kinderen en volwassenen zoals: minder krachtig, het niet of onvoldoende kunnen inschatten van risico’s en minder concentratie.
2.6. Organisatie formulieren Gegevens en afspraken met de betrokken partijen worden vast gelegd in “organisatieformulieren”, die uit de volgende vier bijlagen bestaan: C Werkdagvoorbereiding; afspraken van LEU met terreineigenaar of beheerder. D Werkdagvoorbereiding; afspraken van LEU met de school. E Werkdaginformatie voor de school, LEU en de begeleiders. F Werkdagbeoordeling en Arbo omstandigheden. 2.6.1. C Werkdagvoorbereiding; Afspraken van LEU met terreineigenaar of beheerder. In te vullen door de coördinator JSKB. Het complete formulier wordt ter bevestiging van de afspraken en ter informatie gezonden aan de terreineigenaar of beheerder, de werkdagcoördinator JSKB en de projectleider LEU. 2.6.2. D Werkdagvoorbereiding; Afspraken van LEU met de school In te vullen door de coördinator JSKB. Het formulier is voor 1 locatie en 1 school. Indien 1 school op meerdere locaties werkt of andersom, dan voor elke combinatie een apart formulier maken. 2.6.3. E Werkdaginformatie voor de school, LEU en de begeleiders, In te vullen door het secretariaat LEU. Dit document, gezonden aan de school en de begeleiders JSKB, informeert de betrokkenen over praktische zaken. In het formulier zijn de afspraken voor 1 school en 1 locatie vastgelegd. Indien 1 school op meerdere locaties werkt of andersom, dan voor elke combinatie een apart formulier maken. 2.6.4. F Werkdagbeoordeling en Arbo omstandigheden. In te vullen door de werkdagcoördinator JSKB. Het is een verslag van het verloop van de werkdag. Daarin zijn opgenomen de mutaties op de afspraken, de invloed van de Last Minute Risico Analyse, het verslag in hoeverre de werkafspraken zijn nagekomen en de eventuele nazorgwerkzaamheden. Dit document wordt gezonden aan de coördinator JSKB. Deze zal het formulier doorsturen naar de projectleider JSKB. Voor elke werkdag dient een eigen formulier gemaakt te worden.
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 4 van 16
2.7. Last Minute Risico Analyse: 2.7.1. Kort voor of gedurende de werkdag kunnen omstandigheden optreden, die het geplande werk of de veiligheid zodanig beïnvloeden, dat nadere maatregelen nodig zijn. 2.7.2. Veelal zijn dit zaken die met “gezond verstand” waargenomen en opgelost kunnen worden. Het structureren van dergelijke voorvallen en omstandigheden gebeurd met de zogenaamde “Last Minute Risico Analyse”.
2.8. Risico inventarisatie. Weegfactoren, zie bijlagen A en B. 2.8.1. De risico inventarisatie wordt uitgevoerd volgens de methode Kinley en Fine met weegfactoren voor het berekenen van de risico’s. In deze methode wordt ervan uitgegaan dat allen bij het werk betrokken personen opgeleid zijn en kennis hebben van het onderhavige werk. 2.8.2. De deelnemers (ook de leraren) waarvoor dit plan geschreven is hebben geen kennis van het werk en de uitvoering is eenmalig. De factor “waarschijnlijkheid” zal om deze reden niet lager gehanteerd worden dan “3 = ongewoon”. 2.8.3. Begeleiders; de vrijwilligers van het LEU hebben wel de kennis van het werk en zijn min of meer regelmatig actief met dit werk.
2.9. Werken op hoogte. 2.9.1. In het “Arbohandboek van het Bosschap” en de website “ArboAgro” welke beide als grondslag voor dit Arboplan dienen, wordt veel aandacht geschonken aan “werken op hoogte”. Bij het werken op hoogte is een speciale opleiding en beveiligingsmateriaal vereist. In die valbeveligingsmaterialen is een demping opgenomen. De ondergrens van de valbeveiliging, in de zin van het “veilig opvangen van het lichaam na een val”, is 2,5 meter. Onder de 2,5 meter is met deze materialen het veilig opvangen na een val technisch niet mogelijk. Knotbomen zijn nagenoeg nooit hoger dan 2 a 2,5 meter. Werkzaamheden op grotere hoogte komen in dit werk niet voor. Om deze reden is in dit Arboplan werken op hoogte niet opgenomen. Wel zijn voorschriften ten aanzien van een stabiele standplaats opgenomen.
2.10. De in dit Arboplan betrokken partijen zijn: 2.10.1. Terreineigenaren: boeren, particulieren, landgoederen, beheerders en natuurorganisaties. 2.10.2. Organisatie en begeleiding: medewerkers en vrijwilligers van het LEU, die voor de diverse taken zijn opgeleid. 2.10.3. Deelnemers: leerlingen, leraren en leidinggevenden van de deelnemende scholen en eventueel andere meehelpende personen van de school.
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 5 van 16
3. Organisatie van het project. De stichting “Landschap Erfgoed Utrecht” (LEU) is verantwoordelijk voor alle handelingen van vrijwilligers van de activiteit “Je School Kan de Boom in” (JSKB). De werkzaamheden vinden voornamelijk plaats van begin november tot half maart. Organisatorische werkzaamheden; werving en opleiding kunnen gedurende het gehele jaar plaatsvinden. Indien een van de genoemde functies of taken door een ander wordt waargenomen, gelden voor deze waarnemer dezelfde eisen als voor de oorspronkelijke uitvoerder.
3.1. Landschap Erfgoed Utrecht. Het LEU ondersteunt de vrijwilligers, die deze activiteit helpen organiseren en uitvoeren. De ondersteuning van het LEU omvat: 3.1.1. Dit Arboplan. 3.1.2. Het vinden van mogelijke werklocaties. 3.1.3. Het werven van begeleiders. 3.1.4. De hulp bij secretariaatwerkzaamheden, zoals planning werkdagen en begeleiders, correspondentie met de vrijwilligers (schriftelijk en elektronisch). Tot het secretariaatwerk behoort ook het vastleggen en informeren van betrokkenen (of de controle hierop) van gemaakte afspraken in standaard formulieren evenals het archiveren hiervan. 3.1.5. Het voor vrijwilligers en deelnemers beschikbaar stellen van veiligheidsmiddelen Persoonlijke Bescherming Middelen (PBM’s) en EHBO koffer, gereedschappen en het onderhoud en het transport hiervan. 3.1.6. Het faciliteren van warme drank of soep op een werkdag, indien overeengekomen, met de school. 3.1.7. Veiligheidsmiddelen (PBM’s) werkkleding en laarzen verstrekken aan de begeleiders en coördinatoren. 3.1.8. Vergoeding van bepaalde onkosten en opleiding van deze vrijwilligers. De verzekeringen van de vrijwilligers valt onder de Gemeente De Bilt.
3.2. Grondeigenaar of diens beheerder(bijv. pachter of boswachter). De grondeigenaar of diens beheerder stemt in met de voorgestelde werkzaamheden op zijn grond en aan zijn bomen. De gemaakte afspraken zullen met een werkdagvoorbereidingsformulier bevestigd worden. Ruim voor een werkdag of een afwerkdag zal hij/zij geïnformeerd worden over de aantallen deelnemers, welke school en de werktijden. De inbreng van eigenaar of beheerder is: 3.2.1. De terreinkennis en verwachtte werkomstandigheden bij verschillende weer condities 3.2.2. Het verwijderen of stroomloos maken van afzettingen en het verwijderen van vee uit de weiden waar gewerkt gaat worden. 3.2.3. Het beschikbaar stellen van ruimte voor eten en (indien mogelijk) toiletfaciliteiten voor vrouwen. 3.2.4. Het opsluiten of onder appel hebben van huisdieren (bijv. de erfhond). 3.2.5. Het afvoeren van zwaar hout en/of takhout al naar gelang de gemaakte afspraken. In elk geval niet tijdens het werken met de deelnemers.
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 6 van 16
3.3. Projectleider LEU. De projectleider van het LEU is een persoon die in dienst is van het LEU en namens die stichting de opdracht heeft deze functie te vervullen. Hij of zij voert deze taak uit volgens de doelstellingen, die hiervoor geformuleerd zijn. De projectleider kan naar eigen inzicht voor bepaalde taken ondersteuning vragen aan andere medewerkers van het LEU. Of aan de coördinator JSKB of via deze coördinator JSKB aan een van de andere vrijwilligers. De taken en werkzaamheden omvatten: Afspraken maken en kontact houden met de deelnemende scholen; 3.3.1. Het inplannen van werkdagen in overleg met de school en de coördinator JSKB. 3.3.2. Het hebben van de eindverantwoordelijkheid van het project JSKB ten aanzien van alle voorkomende aspecten. 3.3.3. Het werven van scholen voor deelname aan JSKB en in overleg met de coördinator JSKB mede benaderen, afspraken maken en kontact houden met de deelnemende scholen. 3.3.4. De coördinatie van het vinden van mogelijke werklocaties door het LEU. Deze samen met de coördinator JSKB en/of een of meerdere werkdagcoördinatoren bezoeken en beoordelen op geschiktheid. 3.3.5. Contact onderhouden met de coördinator JSKB en de eigenaren of beheerders van de werklocaties. 3.3.6. Controle houden op de secretariaatwerkzaamheden, de veiligheidsmiddelen, de gereedschappen en de transporten hiervan. 3.3.7. Controle op de vereiste opleidingen van de vrijwilligers en het doen organiseren van voldoende scholing voor het goed en veilig uitvoeren van hun taak, evenals het werven en opleiden van nieuwe begeleiders.
3.4. Coördinator JSKB De coördinator is een persoon die de taak op zich neemt om, samen met de projectleider, de activiteit JSKB te organiseren. Hij of zij voert de werkzaamheden uit namens en onder verantwoordelijkheid van het LEU. De coördinator kan naar eigen inzicht aan werkdagcoördinatoren of begeleiders vragen hem/haar in diverse taken te ondersteunen of in zijn geheel uit te voeren. De taken en werkzaamheden omvatten: 3.4.1. Samen met medewerker van het LEU en/of een of meerdere werkdagcoördinatoren de voorgestelde werklocaties bezoeken en beoordelen. De gemaakte afspraken vastleggen in het formulier C; werkdagvoorbereiding. Zie punt 2.6.1 3.4.2. Contact onderhouden met de medewerker van het LEU en de eigenaren of beheerders van de werklocaties. 3.4.3. Werkdagcoördinator en begeleiders benaderen en inplannen op de werkdagen. 3.4.4. Overleggen met de werkdagcoördinator en met medewerker van het LEU ten aanzien van gereedschappen, catering en andere van belang zijnde zaken. 3.4.5. Het organiseren van de nazorg op de werklocaties, de zogenaamde “afwerkdagen”; met de eigenaar of beheerder van de werklocatie. 3.4.6. De omstandigheden met betrekking tot de Last Minute Risico Analyse die hem/haar bekend zijn of aan hem/haar bekend worden gemaakt doorgeven aan de werkdagcoördinator JSKB. 3.4.7. Mogelijkheden tot verbetering van het project of door anderen voorgestelde verbeteringen aan de orde stellen in de werkgroep JSKB. 3.4.8. Het opleidingsniveau van begeleiders volgen en zo nodig opleidingen mede helpen verzorgen. 3.4.9. Samen met het LEU nieuwe begeleiders ontvangen, opleiden en begeleiden of laten begeleiden gedurende zijn/haar eerste werkdagen. Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 7 van 16
3.5. Werkgroep JSKB 3.5.1. De werkgroep JSKB is een gezelschap waarin; de projectleider JSKB, andere door het LEU aan te wijzen personen, de coördinator JSKB en een aantal werkdagcoördinatoren deelneemt. 3.5.2. In dit gezelschap worden zaken besproken betreffende de veiligheid, gereedschappen, deelnemende scholen, begeleiders JSKB, verbeteringen, knelpunten en dergelijke.
3.6. Werkdagcoördinator JSKB De werkdagcoördinator is een vrijwilliger die op verzoek van de coördinator namens het LEU de taak op zich neemt, om op een geplande werkdag met deelnemers of een afwerkdag met begeleiders, als verantwoordelijke de leiding te nemen. Daarbij werkt hij of zij, bij een kleine groep deelnemers, soms zelf mee als begeleider JSKB. Bij incidenten of ongelukken neemt de werkdagcoördinator de nodige actie en coördineert de hulpverlening tot professionele hulp aanwezig is (zie ook punt 7.5). De taken en werkzaamheden omvatten: 3.6.1. Het voorbereiden van de werkdag aan de hand van het formulier “Werkdagvoorbereiding”. 3.6.2. Kennis hebben van de aard en de zwaarte van het werk, de werkomstandigheden en schuilmogelijkheden door een (eerder) bezoek aan de locatie en/of informatie van eerdere werkdagen of verstrekt door de coördinator. 3.6.3. Hij/zij meldt, indien nodig, de werkzaamheden aan bij de daartoe benodigde instanties. Bijvoorbeeld zoals vermeld is in een brandvergunning. 3.6.4. Het continu (ook gedurende de werkdag) uitvoeren van een Last Minute Risico Analyse (LMRA) aan de hand van ontvangen of waargenomen gegevens en omstandigheden. Past, indien nodig het werk of de werkwijze aan. (zie ook punt 7.4). 3.6.5. Op de werkdag de contacten onderhouden met de leraren en de begeleiders van de school, als ook de begeleiders van JSKB. 3.6.6. Op de werkdag contact onderhouden met eventueel de eigenaar of beheerder van de werklocatie en/of de coördinator JSKB. 3.6.7. Ontvangst van de deelnemers met een algemeen praatje over het doel en de aard van het werk. Het geven van veiligheidinstructie van persoonlijke bescherming middelen (PBM’s), werkmethoden, gereedschappen en gedrag op de werkplek. Gebaseerd op dit Arboplan en de Last Minute Risico Analyse. 3.6.8. Controle van de aantallen en kwaliteit van PBM’s en gereedschappen voor en na de werkdag. Kapot materiaal merken en als ook vermissingen melden aan de coördinator JSKB. 3.6.9. Groepen maken van de deelnemers in overleg met de leraren. 3.6.10. Het toezien op een veilige uitvoering van het werk. De algemene conditie en mogelijkheden van de deelnemers, de weersomstandigheden en de invloed hiervan op de deelnemers. 3.6.11. Het (eventueel) organiseren van voor deze werkdag afgesproken catering. 3.6.12. Besluiten nemen ten aanzien van algemene omstandigheden. Als het incidentele personen betreft, in overleg met de leraren van de school en/of de coördinator JSKB, maatregelen nemen. 3.6.13. Leraren hebben in alle omstandigheden de eindverantwoordelijkheid over de leerlingen. Besluiten die leraren ten aanzien van de deelnemers nemen, dienen door de JSKB werkdagcoördinator en de JSKB begeleiders ondersteund te worden. (Zie ook punt 3.8.1). 3.6.14. Aan het eind van de werkdag de deelnemers bedanken voor hun inzet. De dag evalueren met de begeleiders JSKB. Eventueel de eigenaar of beheerder informeren. Tevens de gereedschappen, materialen en PBM’s verzorgen. 3.6.15. Hij/zij communiceert over het uitgevoerde werk met de coördinator JSKB. De omstandigheden, mogelijke veiligheidsrisico’s of voorvallen. Hij/zij completeert het formulier Werkdagbeoordeling F en zendt deze retour naar de coördinator JSKB. Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 8 van 16
3.7. Begeleider JSKB De begeleider JSKB is een vrijwilliger, die de taak op zich neemt om op een werkdag een groepje deelnemers te begeleiden. De werkdagcoördinator kan aan een van de begeleiders vragen, die dag de catering te verzorgen. Een andere begeleider zal dan het toezicht over zijn/haar groep waarnemen. Op een nazorg werken begeleiders en werkdagcoördinator alleen met volwassenen. Dit om het door de deelnemers uitgevoerde werk op goede wijze, volgens afspraak, af te werken. De taken en werkzaamheden omvatten: 3.7.1. Voordat de deelnemers komen, notitie nemen van de instructie door de werkdagcoördinator. Hierin komen aan de orde; de aard en zwaarte van het werk, hoe het snoeihout te verwerken, de werkomstandigheden, werktijden en schuilmogelijkheden. 3.7.2. Als er aan de hand van de LMRA (Last Minute Risico Analyse) wijzigingen zijn in de normale werkwijze, worden deze aan de deelnemers doorgegeven. 3.7.3. Behulpzaam zijn bij de ontvangst van de kinderen, indeling in groepen, PBM’s en gereedschap verstrekken en dergelijke. 3.7.4. Op de werklocatie zoekt de begeleider JSKB met zijn/haar groep een werkplek, waarbij de deelnemers aan het werk kunnen zonder dat er teveel uitwisseling met andere groepen is. 3.7.5. Ondanks de werkinstructie, bij de introductie, door de werkdagcoördinator zal deze de groep eerst praktische instructie geven over het gereedschap en de werkwijze. Daarbij moet de nadruk gelegd worden op een veilige manier van werken voor alle mensen rondom de deelnemer en van de deelnemer zelf. 3.7.6. De begeleider wijst elke deelnemer een taak toe en controleert zeer kritisch of deze veilig en volgens de instructie wordt uitgevoerd en het gereedschap op de goede manier gebruikt wordt. 3.7.7. Met de deelnemers afspreken dat zij in een bepaalde fase van het werk de begeleider waarschuwen, zodat deze hen verder kan begeleiden de tak of boom werkelijk om te zagen. 3.7.8. Kinderen in deze leeftijd (van de hoogste klassen basisonderwijs en de onderbouw van de voortgezette opleidingen) hebben nog niet de mogelijkheid voldoende op te letten, werk goed uit te voeren en af te maken. Vaak is de “rangorde” in de klassen nog niet bepaald, waardoor ongewenst opvallend of stoer gedrag zowel in het werk als onderling (jongens / meisjes) niet ongewoon is. De begeleider dient zich hier terdege van bewust te zijn.
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 9 van 16
3.8. Begeleiding van de school (leraren of ouders) De begeleiding namens de school, in het bijzonder de leraren, zijn verantwoordelijk voor de deelnemers. Gedurende de reis, voor en na het werk en de aanwezigheid. Tevens voor het gedrag tijdens de werkzaamheden De namens de school begeleidende ouders of anderen zijn de verantwoordelijkheid van de school. Taken leraren: 3.8.1. Leraren hebben in alle omstandigheden de eindverantwoordelijkheid over de deelnemers. Besluiten die leraren ten aanzien van de deelnemers nemen, dienen door de werkdagcoördinator JSKB en de begeleiders JSKB gerespecteerd en ondersteund te worden. (zie ook punt 3.6.13). 3.8.2. De leraren (helpen) de groepen samen te stellen en ondersteunen de begeleiders JSKB bij het motiveren en controleren van het gedrag van de leerlingen. 3.8.3. Indien zij verzocht worden door een begeleider JSKB, treden zij op tegen een deelnemer. De begeleider meldt dit aan dagcoördinator. 3.8.4. Aan begeleidende ouders of andere begeleiders van de school kunnen geen andere eisen gesteld worden, dan dat zij meehelpen de werkzaamheden in goede orde te laten verlopen. Dit wel volgens de veiligheidsrichtlijnen die bij de introductie en instructie vermeld zijn.
3.9. Deelnemers (Leerlingen) 3.9.1. Van de deelnemers mag verwacht worden, dat zij zich enthousiast inzetten voor de aangeboden werkzaamheden. 3.9.2. Niet verwacht mag worden, dat zij met kennis van zaken aan het werk gaan, de veiligheid voldoende aanhouden en altijd voldoende zelfbeheersing kunnen opbrengen te handelen naar de instructies.
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 10 van 16
4. Werkzaamheden Uiteenlopende werkzaamheden zijn mogelijk; rijen knotbomen knotten, opslag op stobben in een bos of houtwal terugzetten, exoten (niet inlandse bomen of struiken) uit het bos verwijderen of de heide opschonen (jonge boompjes of struiken verwijderen). Al deze werkzaamheden komen regelmatig voor. Ten aanzien van de terreinomstandigheden is er ook een grote verscheidenheid. Er wordt gewerkt op (modderig) land langs een slootkant, een (modderig) broekbos perceel, droge zandgronden, gras of akkerland. De werkzaamheden worden in de winter uitgevoerd. Bij gladheid, onweer, extreem slecht terrein, extra vermoeidheid of andere gevaarlijke situatie wordt het werk aangepast of gestaakt. (Zie punt 2.7) Langs verkeerswegen wordt niet gewerkt.
4.1. Knotten 4.1.1. Het knotten omvat het zagen van de takken vanuit de knot. Bij het zagen wordt gewoonlijk in de knot gestaan. Het risico van vallen is daarbij aanwezig. Dit valrisico kan sterk verminderd worden door een stabiele standplaats. Deze wordt gecreëerd door in de knot staan en de takken rondom op heup/borsthoogte af te zagen. Hierdoor is een comfortabele werkhoogte mogelijk en wordt gelijktijdig door de ontstane kooi een veilige werkplek gecreëerd. (Zie ook punt 6.6) Men moet ook attent zijn op het risico van vallende takken. 4.1.2. In en uit de knot te komen via een ladder. 4.1.3. Zware takken, ter plaatse van de zaagsnede dikker dan 13 cm, of langer dan 6 meter boven de zaagsnede, mogen niet door de deelnemers gezaagd worden. 4.1.4. Van de gezaagde takken het dikke hout uitsnoeien en opstapelen voor uitrijden, het dunne hout verbranden of in bossen leggen voor verdere verwerking. 4.1.5. Knotbomen waar niet in gestaan kan worden moeten in principe niet gezaagd worden door deelnemers. Het staande op een ladder zagen vergt de nodige kennis die bij de deelnemers niet aanwezig is. 4.1.6. Op nazorg werkdagen, met alleen volwassenen, worden de hoog gezaagde knotten op de goede hoogte afgewerkt; veelal met een motorkettingzaag. Ook dit werk vindt over het algemeen staande in de boom plaats. Het risico van vallen is hierbij groter omdat nu de takken die de kooi vormen weggezaagd moeten worden. Als de zager daarbij een goed gevoel heeft kan door middel van een gordel met schuifkoord een stabiele standplaats gecreëerd worden. Het is ook mogelijk, dat de zager zich veiliger voelt om de resterende stompen en takken vanaf een ladder weg te zagen. Beide mogelijkheden worden als veilig beschouwd. Tijdens die werkzaamheden worden ook de te dikke takken die zijn blijven staan gezaagd en afgewerkt. (Zie ook punt 6.6)
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 11 van 16
4.2. Opslag op stobben terugzetten en bomen in een bos vellen 4.2.1. Hierbij wordt staande op de grond gewerkt. Van belang is, dat de werkplek vrij is van gezaagd hout, takken, bramen en dergelijke en dit zo te houden. De reden is, dat struikelen en vallen voorkomen wordt. Ook hier wordt door de kinderen op heup/borsthoogte gezaagd. Risico bij dit werk is de meestal de grote lengte en de dikte van het hout. 4.2.2. Een aan elke begeleider, groep deelnemers, verstrekte maximale diktemaat moet voorkomen dat men te zware bomen gaat zagen. Er is een sterke voorkeur om aan dik hout te beginnen en halverwege te stoppen omdat “het niet gaat”. De maximale lengte zal de begeleider ter plekke bepalen aan de hand van de terreinomstandigheden, de ruimte en de deelnemers. De maximale dikte zal in de orde van 18 cm stamdiameter zijn. 4.2.3. Van de gezaagde stammen, het dikke hout uitsnoeien en opstapelen voor uitrijden. Of de stammen van het uitgesnoeide dikke hout naar verzamelpunten brengen. Daarbij is van belang, dat kinderen niet te zwaar belast worden. Dikkere stammen door twee of meer kinderen laten dragen. Het dunne hout wordt veelal in takkenrillen in het perceel zelf verwerkt. 4.2.4. Op nazorg werkdagen, met alleen volwassenen, worden de hoog gezaagde stobben met een motorkettingzaag op de goede hoogte afgewerkt. Dan worden eventueel ook de te dikke of te lange bomen, die zijn blijven staan, geveld en afgevoerd.
4.3. Heide schonen 4.3.1. Dit werk kenmerkt zich door kleine boompjes en struiken te verwijderen, die over een groot oppervlak verspreid staan. De bomen en struiken zo kort mogelijk bij de grond af te zagen of knippen. 4.3.2. Als de omstandigheden er geschikt voor zijn kunnen de struiken ook met wortel en al verwijderd worden met een schop. 4.3.3. Het snoeihout naar een centrale stapel te brengen voor latere afvoer. 4.3.4. Het grootste risico is hier afdwalende of “verdwenen” kinderen. 4.3.5. Bij deze activiteit wordt over het algemeen met grotere groepen gewerkt.
4.4. Branden Het resthout of takkenhout wordt in de meeste gevallen verwerkt in een takkenril. Als er voldoende resthout of takkenhout aanwezig is en daarbij ook bereikbaar met een trekker wordt het hout meestal, na het vertrek van de deelnemers, verhakseld. In een aantal situaties wordt het hout verbrand. 4.4.1. Het branden mag alleen met een “Ontheffing verbranden snoeihout” worden gedaan. Deze ontheffing dient ruim van te voren (6 tot 8 weken) te worden aangevraagd. Dit kan bij de desbetreffende gemeente. 4.4.2. Op de dag van het branden dient de werkdagcoördinator, voor aanvang, de meldkamer van de brandweer in Utrecht op de hoogte te stellen. 4.4.3. Er behoort altijd tenminste 1 begeleider bij het vuur aanwezig te zijn. 4.4.4. De deelnemers mogen het vuur alleen vanaf de windkant benaderen. Zij kunnen de takken om de beurt in de lengterichting, met de dikke kant naar de wind, rustig op het vuur gooien. De begeleider bepaalt wanneer de takken op het vuur mogen gegooid. 4.4.5. Het moet voorkomen worden, dat men in de rook komt te werken. 4.4.6. Het vuur niet te dicht benaderen en geen takken uit het vuur halen. 4.4.7. Personen met brandgevaarlijke kleding, zoals nylon, mogen niet dichter dan 10 meter bij het vuur komen. 4.4.8. Bij het vuur dient een blusdeken aanwezig te zijn.
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 12 van 16
5. Gereedschap 5.1. Op de werkdagen met kinderen wordt alleen gewerkt met handgereedschappen, zoals: 5.1.1. handzagen, de zogenaamde puntjes, de ca. 40 cm lange snoeizaag voor een persoon en de tweepersoons beugelzaag van ca 50 cm. 5.1.2. takkenschaar, voor knippen van takken tot maximaal 15 mm dik. 5.1.3. ladders, lengte ca. 2 tot 2,5 meter, om veilig in en uit knotbomen te komen. 5.1.4. EHBO koffer. 5.1.5. trektouwen, als hulpmiddel bij het vellen. 5.1.6. spaden, voor uitsteken van kleine struiken en bomen bij het opschonen van heide. 5.1.7. vuur, voor direct verbranden van snoeihout. 5.1.8. sloothaken en harken. 5.1.9. uitdraagtangen, voor dik hout. 5.1.10. gereedschapaanhanger.
5.2. Op de nazorg werkdagen kan ook worden gewerkt met: 5.2.1. motorkettingzagen met bijbehorende brandstof en smeerolie. 5.2.2. lange ladders voor het bevestigen van trektouwen hoog in een boom. 5.2.3. handsappies, een scherpgepunt stuk gereedschap, die in het hout geslagen wordt voor draaien of slepen. 5.2.4. velhevel / kantelhaak, een stuk gereedschap te gebruiken bij het vellen van zware bomen of kantelen van liggende stammen. 5.2.5. het kan zijn dat er gedurende het werk een landbouwtrekker met hulpapparatuur of kar dan wel een shovel of kraan aanwezig is. (Zie ook punt 5.11).
5.3. Bovengenoemde handgereedschappen, materialen en ladders zijn eigendom van het LEU en worden aan de JSKB organisatie ter beschikking gesteld. 5.4. Het LEU draagt er zorg voor, dat de handgereedschappen, ladders en materialen in goede staat op het werk zijn. 5.5. Handgereedschappen, waaronder ook de ladders, worden aan het begin en eind van elke werkdag geïnspecteerd. Bij onbruikbaarheid wordt het betreffende gereedschap gemerkt en uit het werk genomen. 5.6. Ontbrekend gereedschap wordt vermeld en kapot gereedschap wordt gemerkt, apart gehouden en aan het LEU retour geleverd. 5.7. Handgereedschappen mogen door elke deelnemer en begeleider worden gebruikt. 5.8. Dragen van gereedschap. In de introductie wordt gewezen op het veilig dragen van gereedschappen ter voorkoming van ongelukken. Zagen naar beneden, niet mee zwaaien of wijzen. Snoeischaren langs het been (zeker niet met handvaten aan weerszijde van de nek dragen). Ladders ondershands dragen, eventueel door 2 personen, niet op de schouder. 5.9. Alleen voor motorkettingzaag opgeleide begeleiders JSKB mogen deze gebruiken op de nazorg werkdagen. 5.10. De te gebruiken motorkettingzagen kunnen beschikbaar worden gesteld door het LEU. Ook mogen motorkettingzagen, in eigendom of onder verantwoordelijkheid van de betreffende begeleider, op het werk aanwezig zijn. De veiligheidsvoorzieningen en de conditie van de machine en zaagketting zijn de verantwoordelijkheid van degene die met de machine op het werk komt. Het is verplicht (NEN 3140 klasse 1) een motorkettingzaag jaarlijks door een bevoegd persoon te keuren of te laten keuren. Dit te ondersteunen met een keuringsbewijs van de machine. 5.11. Indien er een landbouwtrekker of ander werktuig aanwezig is, moet deze bediend worden door de eigenaar van de machine of een door de eigenaar aangewezen persoon. Het bedienen van een machine door een begeleider, onder verantwoordelijkheid van het LEU, is niet toegestaan. Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 13 van 16
6. Persoonlijke veiligheid en beschermingsmiddelen (PBM’s), kleding en schoeisel 6.1. Werken in het landschap bij kou en natte omstandigheden vergt functionele waterdichte en warme kleding en schoeisel. In de uitnodigingsbrief naar de scholen, de instructie video’s, en het werkdagvoorbereidingsformulier worden deelnemers en scholen gewezen op dit belangrijke aspect. Toch blijkt bij aankomst van de deelnemers op de locatie vaak, dat kleding en schoeisel niet functioneel zijn. Het blijft dus zaak de deelnemers in de gaten te houden ten aanzien van kou of doornat zijn en zo nodig de betreffende deelnemers, in overleg met de leraren, op te laten halen. 6.2. Werkhandschoenen zijn voor iedereen verplicht. Deze worden door het LEU ter beschikking gesteld. Zonder werkhandschoenen niet werken! 6.3. Veiligheidshelm. Het gevaar van vallend hout of geraakt worden door gedragen takken is aanwezig. Het LEU heeft bepaald, dat bij alle onder haar verantwoordelijkheid georganiseerde werkzaamheden in het landschap, waarbij er kans is op vallend hout en/of zwaardere takken verplaatst worden, een veiligheidshelm gedragen moet worden. Zonder veiligheidshelm, mag men niet op de werkplek aanwezig zijn. Veiligheidshelmen worden door het LEU ter beschikking gesteld. Indien een helm bij een incident betrokken is geweest, moet deze apart gehouden worden en aan het LEU, met vermelding van de reden, overhandigd. 6.4. Ladders. Er dienen voldoende ladders aanwezig te zijn om de leerlingen veilig in en uit de knot te laten komen. De gebruikte ladders zijn maximaal 2,5 m lang. Ladders op te stellen met beide benen aan weerszijde van de stam, tak of knot; de beide benen op de grond stevig in de grond duwen waardoor een stabiele opstelling gewaarborgd is. Meerdelige langere ladders worden eventueel gebruikt op nazorgdagen om trektouwen hoog in de boom vast te zetten. Indien meerdelige ladders op werkdagen met kinderen aanwezig zijn mogen deze alleen door begeleiders JSKB gebruikt worden voor het zetten van trektouwen in de boom. 6.5. EHBO koffer. Op het werk moet een EHBO koffer aanwezig zijn. Deze moet in de nabijheid van de werkplek op een duidelijk herkenbare plaats gezet worden. De plaats markeren met duidelijk waarneembaar bord of vlag. 6.6. Stabiele standplaats, In de knot staand werken heeft het risico van vallen in zich. Er mag dan alleen gewerkt worden op een stabiele standplaats. Een stabiele standplaats is mogelijk door in de knot staand de takken rondom op heup/borsthoogte af te zagen. De zager staat dan geborgd tegen vallen in een ring van takken. (Zie ook punt 4.1.6) Men kan op deze manier veilig in de knot werken. Bij nazorg werkdagen worden de staken die deze kooi vormen weggezaagd, de veilige werkplek verdwijnt daardoor. Als de zager daarbij een goed gevoel heeft, kan door middel van een gordel met schuifkoord een stabiele standplaats gecreëerd worden. (zie ook punt 3.2.6) Het is ook mogelijk, dat de zager zich zekerder of veiliger voelt, door vanaf een ladder de resterende stompen en takken weg te zagen. Beide mogelijkheden worden als veilig beschouwd. 6.7. Nazorg werkdagen. Op deze dagen, waarop alleen volwassenen op de werkplek zijn, worden de te lang afgezaagde takken op de juiste lengte gezaagd. Ook de takken of stammen die te dik of te lang waren kunnen dan gezaagd worden. Let op deze dagen ook op vermoeidheid van de medewerkers en te zware lasten door dikke of te lange stammen.
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 14 van 16
6.8. Motorkettingzagers mogen, mits opgeleid, alleen werken met beschermende kleding aan. Dit moeten zijn; zaaglaarzen, zaagbroek en helm met geluid- en gezichtsbeschermer. Deze kleding is de verantwoordelijkheid van de zager en wordt niet verstrekt door het LEU. Indien de werkdagcoördinator de beschermende kleding niet voldoende acht, mag er niet met een motorkettingzaag gewerkt worden. 6.9. Helpers van motorzagers, zij die veelvuldig in de directe nabijheid de zager ondersteunen, wordt aangeraden een helm met geluidbescherming of een andere gelijkwaardige geluidbescherming te dragen ter voorkoming van gehoorschade. De helmen worden beschikbaar gesteld door het LEU.
Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 15 van 16
7. Begeleiding en toezicht Begeleiders JSKB zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van de deelnemers en de kwaliteit van het werk. Leraren zijn verantwoordelijk voor de leerlingen (zie ook punt 3.8). Alle begeleiders JSKB dienen intensief toe te zien op het voorkomen van onveilige situaties. Met nadruk wordt gewezen op risico’s van een niet stabiele standplaats, een niet opgeruimde werkplek, vallende takken, struikelen of uitglijden en het overlangs splijten van takken of bomen. De begeleiding legt geen druk op presteren, maar op concentratie en veiligheid, rekening houdende met de fysieke en verstandelijke vermogens van de deelnemers.
7.1. Het aantal deelnemers per begeleider JSKB wordt vooraf door de coördinator JSKB bepaald aan de hand van de zwaarte van het werk, de school en het totaal aantal deelnemers aan die dag. Aan de hand daarvan wordt het aantal uit te nodigen begeleiders JSKB en leraren bepaald. Ter Indicatie aantal deelnemers per begeleider JSKB; Bij weinig risicovol werk, bijvoorbeeld heide schonen, kunnen 10 deelnemers een groep vormen. Bij eenvoudig en licht werk zijn 6 deelnemers goed te overzien. Bij moeilijk of zwaar werk zijn dat 4 deelnemers. De groepen worden samengesteld door de werkdagcoördinator JSKB in overleg met de leraren. 7.2. Als er in totaal weinig leerlingen zijn, kan de werkdagcoördinator zelf ook een groep geheel of gedeeltelijk begeleiden. 7.3. De werkdagcoördinator JSKB beoordeelt continu het terrein en de weersomstandigheden evenals de conditie van de deelnemers en past de planning van de werkdag daarop aan. (zie ook punt 3.6.4). 7.4. Bij incidenten of kleine ongelukken neemt de werkdagcoördinator JSKB de nodige actie. Bij (ernstige) ongelukken neemt de werkdagcoördinator JSKB de nodige actie. Hij/zij schakelt eventueel de hulpdiensten via 112 in en coördineert de hulpverlening tot professionele hulp aanwezig is (zie ook punt 3.6). Hij/zij neemt direct contact op met de projectleider of coördinator en/of de directeur van het LEU. Het incident of ongeluk dient goed gedocumenteerd te worden. Wie, Wat, Wanneer en Hoe. 7.5. Bij een ernstig ongeval dient een ambulance snel en duidelijk naar de dichtstbijzijnde toegang van de werklocatie te worden geleid. Een duidelijke omschrijving en/of een GPS locatie dient in de formulieren C en D te worden vermeld. 7.6. Op nazorg werkdagen beoordeelt de werkdagcoördinator het terrein en de weersomstandigheden, evenals de conditie van de deelnemers. Hij/zij past de planning en de werkzaamheden van de werkdag daarop aan.
8. Rapportage 8.1. Het verloop van de werkdag wordt vastgelegd in het: Werkdagvoorbereidingsformulier, delen C en D. In te vullen door projectleider en coördinator Werkdaginformatieformulier E. In te vullen door projectleider en coördinator Werkdagbeoordelingsformulier F. In te vullen door de werkdagcoördinator. In dit laatste formulier zijn Arbo omstandigheden en Last Minute Risico Analyse opgenomen. Verder komt aan de orde of de gemaakte afspraken zijn nagekomen, het weer, de terreinomstandigheden, eventuele nazorgwerkzaamheden, de werksfeer, en de bevindingen van de begeleiders JSKB. 8.2. Indien geen ernstige ongelukken zijn gebeurd, blijft dit formulier binnen de LEU organisatie. Arboplan JSKB versie 1.0
11-09-2014
pagina 16 van 16