Liedjesbundel
Appeltje…
Appeltje dik, appeltje rond,…. appeltje,m,m,m… lekker gezond! Ham!!
Spinnetje.
Er was eens een spinnetje, dat had een vriendinnetje. Ze liepen naar hier, ze liepen naar daar. Ze liepen weg en ik weet niet waar!
Deurtje…
Deurtje open, deurtje dicht. Trapjes af, voetjes vegen. Klop, klop, klop! Binnen! Mmmmm
Spinnenpap ….(naam van het kind) zat in het groene gras. Lepelde uit een bord, waar lekker pap in was. Opeens een dikke spin, die viel daar midden in. …huilde van verdriet, die pap, die spinnenpap, die lust onze …..niet!
Tip, tap, top(opruimen)
Tip, tap, top, wij ruimen alles op. Alles netjes in de doos anders wordt …. (naam) heel boos!
Slaap, kindje, slaap
Slaap, kindje, slaap, daarbuiten loopt een schaap, een schaap met witte voetjes, dat drinkt zijn melk zo zoetjes, slaap, kindje, slaap, daarbuiten loopt een schaap.
‘k Zag twee beren
‘k Zag twee beren broodje smeren, oh, dat was een wonder. ’t Was een wonder boven wonder dat die beren smeren konden. Hi,hi,hi!Ha,ha,ha! ‘k Stond erbij en ik keek ernaar.
Sofie de krokodil.
Sofie de krokodil, die tatert maar, die tatert maar. Sofie de krokodil, haar mondje staat nooit stil.
Parapluutje,parasolletje.
Parapluutje, parasolletje, eentje voor de regen en eentje voor de zon, pardon!
De handjes. de handjes op de tafel, de handjes in de zij. De handjes op de schouder, op ’t hoofdje allebei! Nu maken we twee vuistjes, zo stevig als maar kan. Daar gaan we dan mee trommelen van rom, bom, bom, bom, bom! De duimpjes zijn het dikste, de pinkjes zijn maar klein. Nu moeten onze handjes, weer vlug op ’t rugje zijn!
Pim pam peus.
Pim, pam, peus, tik eens op je neus. Pim, pam, poren, trek eens aan je oren. Pimme, pamme,pin, tik eens op je kin.
Waar is duimpie? Waar is duimpie? Waar is duimpie? Hier ben ik, hier ben ik. Dag m’n lieve duimpie, dag m’n lieve duimpie, Smak smak smak. Smak smak smak! Waar is likkepot? Waar is likkepot? Hier ben ik, hier ben ik. Dag m’n lieve likkepot, dag m’n lieve likkepot, Smak smak smak. Smak smak smak! Waar is pinkie? Waar is pinkie? Hier ben ik, hier ben ik. Dag m’n lieve pinkie, dag m’n lieve pinkie, Smak smak smak. Smak smak smak!
In de maneschijn.
In de maneschijn (2x) Klom ik op het trapje naar het raamkozijn en je raad het niet(2x) zo doet een vogel en zo doet een vis zo doet een duizendpoot die schoenenpoetser is. En dat is één en dat is twee en dat is dikke, dikke tante Kee en dat is recht en dat is krom en zo draaien we het wieletje nog eens om, pardon!
In het bos daar staat een huisje.
In het bos daar staat een huisje . ‘k Keek eens door het vensterraam. Kwam een haasje aangelopen, klopte op de deur. Help mij, help mij uit de nood. Want de jager schiet mij dood. Laat mij in uw huisje klein. ‘k Zal u dankbaar zijn.
Met mijn handjes kan ik klappen.
Met mijn handjes kan ik klappen maar ik ga ze goed verstoppen. Hier zijn ze weer, weg zijn ze weer. Toereloere, toereloere en we doen het nog een keer. Met mijn… toereloere, toereloere en we doen het nu niet meer!
Rinke, ranke, rijnen.
Rinke, ranke, rijnen, laat je neus verdwijnen. Rinke, ranke rien, laat je neus eens zien. …oog…, …oor…, …mond…., ….hand…..
Bruin de beer.
Bruin, de beer is erg verkouden, vuur. Hij moet goed zijn muts ophouden. zuur. O wee! O wee! O wee! (2x) Geef hem honing, geef hem wijn. wijn. Hij zal vlug genezen zijn. O ja!O ja! O ja! (2x)
Bruin, de beer heeft zere tanden. En veel blaren op zijn handen . O wee! O wee! O wee! (2x). Geef hem goede medicijn. Hij zal vlug genezen zijn. O ja!O ja! O ja! (2x) Bruin, de beer heeft muggebeten. Waar heeft Bruin nu weer gezeten?. O wee! O wee! O wee! (2x). Geef hemolie en azijn. Hij zal vlug genezen zijn. O ja!O ja! O ja! (2x)
Bruin, de beer zit bij het Hij is ziek en kijkt zo O wee! O wee! O wee! (2x) Pers citroen en warme Hij zal vlug genezen zijn. O ja!O ja! O ja! (2x)
Kikker Kwak.
Kikker Kwak heeft kou gevat. Nu zit hij op een lelieblad te drogen in de zon. Met een wollen sjaaltje om. Hatsjie, hatsjie, hatsjie. Kikker Kwak moet naar de dokter toe. Hij is erg ziek hij is zo moe. Daarom krijgt hij nu een pil en een spuitje in zijn bil. Auw , auw, auw.
Smakelijk eten. Smakelijk eten lieve vriendjes, het eten is al klaargemaakt. Eet nu maar je buikje rond, want het is zo lekker en het is gezond! Smakelijk eten !!!
Papegaai is ziek. Papegaai is ziek en hij moet sterven. We maken appelmoes al van conserven voor onze gaai, voor onze gaai, voor onze allerliefste zoete papegaai! Papegaaitje leef je nog ? Ia, dia. Ja, mevrouw ik ben er nog. Ia, dia. Ik heb mijn eten opgegeten, maar mijn drinken laten staan! Ia, dia. Boeoeoeoem!
Schaapje, schaapje. Schaapje, schaapje, heb je witte wol? Ja baas, ja baas, drie zakken vol. Eentje voor de meester, eentje voor de vrouw, eentje voor het kindje dat bibbert van de kou.
We maken een kringetje. We maken een kringetje van jongens en van meisjes. We maken een kringetje van jou en mij. Maak nu een buiging (2x). Bij de hand, bij de hand, neem je vriendje bij de hand.
Daar komt Jan met de brandweerwagen. Daar komt Jan met de brandweerwagen. Oei, oei, oei, wat een brandweerman. Tingeling, daar komt hij aan, met de ladder en de slang, hij is helemaal niet bang!
Zeven kleine popjes. Zeven kleine popjes zitten in een doos. Ze kunnen er niet uit en worden daarom boos. Zeven kleine popjes dansen in het rond. Ze wippen en ze draaien en vallen op de grond. Zeven kleine popjes worden toch zo moe. Ze kruipen weer terug, het doosje gaat nu toe.
Op een grote paddenstoel. Op een grote paddenstoel vol met witte stippen, zat kabouter pinnenmuts, heen en weer te wippen. “Krak” zei de paddenstoel, met een diepe zucht. Allebei de beentjes, hopla in de lucht. Op een andere paddenstoel, vol met witte stippen , zat kabouter pinnenmuts heen en weer te wippen. Toen kwam vader langbaard aan en die zei toen boos: “moet dat stoeltje ook kapot, pinnenmuts hou op.
Er was eens een spinnetje. Er was eens een spinnetje dat had een vriendinnetje dat had een vriendinnetje. Ze kropen hier, ze kropen daar. Ze kropen ik weet niet waar.
Vrolijke vrienden.
Vrolijke, vrolijke vrienden vrolijke vrienden dat zijn wij. Vrolijke, vrolijke vrienden vrolijke vrienden dat zijn wij. Als we samen gaan kamperen in in het bos of op de hei, dan klinkt het wel duizend keren: “vrolijke vrienden dat zijn wij”.
Hoedje van papier. Eén, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van . Eén, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van papier. En als het hoedje dan niet past, dan zetten we ’t in de glazen kast. Eén, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van papier.
Hansje, pansje kevertje. Hansje, pansje kevertje, die klom eens op een hek. Neer viel de regen en spoelde Hansje weg. Op kwam het zonnetje en maakte alles droog. Hansje, pansje kevertje die klom toen weer omhoog.
Het regent. Het regent, het regent, de pannetjes worden nat. Er kwamen twee boerinnetjes aan, die vielen op hun gat. Kletsnat.
Berend Botje. Berend Botje ging eens varen met zijn bootje over de baren. De weg was lang, de weg was krom, nooit kwam berenbotje weerom. 1,2,3,4,5,6,7, waar is Berend Botje gebleven? Hij is niet hier, hij is niet daar, hij is naar ……. AMERIKA!
Miauw, zegt de poes.
“ Miauw “, zegt de poes, “ waf waf “ zegt de hond. “ Kukelekuu” roept de haan in de morgenstond. “ ia”, zegt de ezel en “ boe”, zegt de koe. “ Piep piep”, zegt het muisje, oh wat ben ik moe. Slaap lekker.
Een aapje wou eens vrolijk zijn. Een aapje wou eens vrolijk zijn, en kneep in de billen van de kapitein. De kapitein werd vreselijk boos en hij stopte de aap in een poederdoos. De poederdoos vloog open, het aapje kon weer lopen, het aapje kon weer zien. Dat 5 plus 5 is 10.
Appelsien. Appelsien, laat u zien. Pas maar op, want ik eet u op.
Moriaantje. Moriaantje zo zwart als roet ging eens wandelen zonder hoed. En het zonnetje scheen op zijn bolletje, daarom droeg hij een parasolletje.
Alle eendjes zwemmen in het water. Alle eendjes zwemmen in het water , falderalderiere. Alle eendjes zwemmen in het water , falderalderaldera.
Dit zijn mijn wangetjes. Dit zijn mijn wangetjes en dit is mijn kin. Dit is mijn mondje met tandjes er in. Dit zijn mijn oortjes, mijn ogen, mijn haar, nu nog mijn neusje en dan ben ik klaar.
In een klein stationnetje.
In een klein stationnetje ’s morgens in de vroegte, stonden 7 wagentjes, netjes op een rij. ‘k Zie het machinistje, draaien aan een wieltje. Hakke, hakke, tuut tuut, weg zijn wij. Daaaaaag.
Hoofd en schouders…. Hoofd en schouders, knie en teen, knie en teen Hoofd en schouders, knie en teen, knie en teen Oren, ogen en het puntje van mijn neus. Hoofd en schouders , knie en teen, knie en teen.
Klein soldaatje Klein soldaatje, groot soldaatje, laat ons flink marcheren en de trommels slaan en de fluit die blaast en mijn papa is soldaat kameraad!
Vuurwerk
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
4 4 4 4 4
psssht (naar boven) psssht (naar onder) psssht (naar links) psssht (naar rechts) psssht (4x: boven, onder, links en rechts) psssht psssht psssht psssht BOEM! oh oh oh!
Sinterklaas kapoentje.
Sinterklaas kapoentje, leg wat in mijn schoentje, leg wat in mijn laarsje, dank u sinterklaasje!
Stoomboot. Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan. Hij brengt ons Sint-Nicolaas, ik zie hem al staan. Hoe huppelt zijn paardje het dek op en neer, hoe waaien de wimpels al heen en al weer. Zijn knecht staat te lachen en roept ons reeds toe: “ wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe!”. Oh, lieve Sint-Nicolaas, kom ook eens bij mij en rijd dan niet stilletjes ons huisje voorbij.
Hop, hop, hop… Hop, hop, hop,we zitten hier rechtop. Sinterklaas die komt uit Spanje, hij brengt appels van oranje. Altijd in galop. Hop, hop, hop, hop, hop!
Zwarte Piet ging eens fietsen. Zwarte Piet ging eens fietsen, toen knapte zijn band. PANG!!!!! Toen moest hij gaan lopen , met de fiets aan de hand. Hij kwam in een dorpje en zei tegen de smid: " 'k geloof dat er in mijn achterband een pepernootje zit". De smid moest toen lachen en plakte zijn band. Toen kon Piet weer fietsen door heel Belgiëland. Och jongens en meijes let nu toch eens op! Mischien zie je Piet wel fietsen met Sint achterop.
Dag Sinterklaasje Dag Sinterklaasje, daag, daag, daag, daag, zwarte Piet! Dag Sinterklaasje, daag, daag, luister naar ons afscheidslied!
Kerstmis. Kerstmis, Kerstmis is weer daar. We zetten nu een kerstboom klaar. Kerstbol hier en klokje daar, maar we zijn nog lang niet klaar. Slingers hier en lichtjes daar. Kijk, nu is de kerstboom klaar.
Oh, dennenboom. Oh, dennenboom,oh, dennenboom, wat zijn je takken wondermooi. Ik heb je laatst in’t bos gezien, toen zaten er geen kaarsjes aan. Oh, dennenboom, oh, dennenboom, wat zijn je takken wondermooi.