Anti-pestprotocol van UZKZ UZKZ wil haar zwemmers een omgeving bieden waarin het prettig blijft om op een positieve manier aan sport en beweging te doen. Pesten is helaas iets dat overal gebeurt en iedere sportclub dient hiervoor waakzaam te zijn, ook wij. Ons anti-pestprotocol is een vast stramien dat wij aannemen bij een voorkomend geval van pestgedrag. Het biedt duidelijkheid over de gevolgen voor alle betrokken partijen, over de specifieke aanpak van dit ongewenst gedrag.
De uitgangspunten van het protocol: 1. Wanneer er zich een pestsituatie of pestgedrag voordoet, ervaren we dit als een probleem dat invloed heeft op zowel het bestuur, begeleiders, afgevaardigden, de trainers, de ouders, de zwemmers en de gepeste zwemmers. 2. UZKZ voelt zich verplicht om pestgedrag te voorkomen en dit ook aan te pakken. Op deze manier wil UZKZ een veilig klimaat kweken waarbinnen pesten als ongewenst gedrag wordt ervaren. 3. Bestuur, afgevaardigden en trainers moeten tijdig pesten herkennen en alert zijn. Er moet onmiddellijk actie ondernomen worden. 4. Wanneer pestgedrag terugkeert, na inspanningen, wordt de procedure uitgevoerd. 5. Dit protocol wordt met het bestuur, afgevaardigden en trainers besproken en verspreid zodat dit steeds ter beschikking is om toe te passen indien nodig.
Procedure en maatregelen Preventieve maatregelen De trainers bespreken met de zwemmers de algemene afspraken in het begin van het seizoen.
Strafmaatregelen Wanneer er vastgesteld wordt dat er herhaaldelijk pestgedrag voorkomt, dan worden de ouders in het bijzijn van de pester op de hoogte gesteld. Hierbij is ook een lid van het bestuur aanwezig. Aan het einde van dit gesprek worden de voorwaarden duidelijk afgesproken en op papier gezet. Ook de sancties bij het niet naleven van deze voorwaarden worden afgesproken. Indien het gedrag niet aanzienlijk verbetert en/of de ouders van het kind onvoldoende meewerken om het probleem op te lossen, dan kan er overgegaan worden tot een uitsluiting van een bepaalde periode uit de club of zelfs tot een definitieve schorsing.
Concrete invulling Het opstellen van een procedure alleen zal niet leiden tot het stoppen of tegen houden van pestgedrag. Bestuur, afgevaardigden en trainers dienen ook duidelijk te monitoren.
De trainer heeft een zeer belangrijke rol Hij/zij zal heel duidelijk moeten maken dat pestgedrag niet geaccepteerd wordt. De trainer zal in eerste instantie de gepeste persoon beschermen, spreekt de pester aan en richt zich eventueel in samenspraak met het bestuur tot de ouders. Daarna richt hij zich ook tot de zwijgende middengroep en tot de meelopers.
Hulp aan de gepeste De begeleiding van de gepeste is heel belangrijk. Het kind is vaak eenzaam en altijd slachtoffer. Het kind heeft het recht op een professionele zorg vanuit de vereniging via gesprekken met de trainer of het bestuur. We proberen het kind zo goed mogelijk te omkaderen zodat het de ongewenste ervaring kan verwerken.
Hulp aan de pester Pesters zijn niet in staat om op een normale manier om te gaan met anderen. Daarom hebben ook zij hulp nodig. Via gesprekken waaruit ondubbelzinnig duidelijk is wat kan en wat niet willen proberen we hulp te bieden en aan te tonen wat acceptabel is. Het gesprek wordt gevoerd als een slecht-nieuwsgesprek en er wordt een verslag gemaakt. Er worden duidelijk afspraken gemaakt en er wordt een vervolgvergadering vastgelegd waarin de ontwikkelingen worden besproken. Ongeacht deze positief of negatief zijn.
Hulp aan de zwijgende middengroep De zwijgende middengroep is eveneens cruciaal. Als de groep eenmaal in beweging is gebracht, hebben kinderen die pesten veel minder te vertellen. De middengroep is gemakkelijk te mobiliseren. Niet alleen door te trainers, maar ook door de ouders.
Hulp aan de ouders Voor de ouders van het gepeste kind is het van belang dat ze voelen dat pesten bij ons niet kan en dat wij dit heel serieus aanpakken. Een overleg met de ouders van het kind is daarom belangrijk. Zij mogen niet aan hun lot overgelaten worden. Ook de ouders van de pesters dienen op de hoogte te zijn van het zorgwekkend gedrag van hun kind. Het sociaal opzicht die jong gekweekt wordt, dient ook op jonge leeftijd aangepakt te worden en op jonge leeftijd vastgesteld te worden. Zelfs de ouders van de middengroep dienen op de hoogte te zijn van het protocol. Ouders kunnen hun kinderen zeggen dat als jun kind het ziet, het zeker niet mee moet pesten, maar stelling moet nemen. Indien het kind die stelling niet durft te nemen, het altijd de ouders, trainers, afgevaardigde of bestuur kan inlichten. Praten over pesten is van cruciaal belang.
De 10 gouden regels 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Je beoordeelt de ander niet op zijn/of haar uiterlijk Je sluit een andere zwemmer niet buiten van activiteiten Je komt niet zonder de toestemming aan iemand anders spullen Je scheldt een andere zwemmer niet uit Je lacht een andere zwemmer niet uit en je roddelt niet over andere zwemmers Je bedreigt elkaar niet en doet elkaar niet pijn Je accepteert een andere zwemmers zoals hij of zij is Je bemoeit je niet met een ruzie door zomaar partij te kiezen Als je zelf ruzie hebt, praat je het eerst uit; lukt dat niet dan meld je dat bij de trainer of het bestuur Als je ziet dat een zwemmer gepest wordt, dan vertel je dat aan de zwemmer/begeleider/ afgevaardigde/bestuurder. Dit is geen klikken!
De belangrijkste regel tegen pesten: Word je gepest, praat er dan thuis en op school over! Je mag het niet geheim houden!
Achtergrondinformatie Voorbeelden van specifiek pestgedrag Verbaal ! Vernederen: “Leg jij de plankjes maar op een hoopje, je bent toch niet goed genoeg om nog een lengte te zwemmen” ! Schelden: “Viespeuk, dikkerd, mietje”… ! Dreigen: “Als je dat zegt aan de trainer, dan grijp ik je” Belachelijk maken, het lachen met lichaamskenmerken, kinderen een bijnaam geven die als negatief worden ervaren (dikke, dunne, kleine, flapoor,…)
Fysiek Trekken, duwen, spuwen, schoppen, laten struikelen, aan de voeten trekken in het zwemmen, kopje onder duwen, aan de zwemvliezen trekken,…
Intimidatie ! ! ! ! ! !
En zwemmer opwachten in de kleedcabine Iemand opwachten aan het keerpunt en dan onder water trekken De weg versperren in het keerpunt, Iemand niet binnenlaten in de kleedcabine Dwingen om iets af te geven dat niet van jou is Zwemmers verplichten om snoep of geld mee te brengen
Isolatie ! Bv. Steun zoeken bij andere zwemmers zodat er een bende gevormd wordt en een zwemmer niet uitgenodigd wordt op een verjaardagsfeestje
Uitsluiten ! ! ! ! ! !
De zwemmer mag niet meefietsen naar huis Er zit nooit iemand naast op de bus naar een kampioenschap Bezittingen vernielen materiaal stelen kledij vuil maken fietsband lek zetten
Het specifiek gedrag van pesten is gelegen in het bedreigende en vooral systematische karakter. De inzet van pestgedrag is altijd macht door intimidatie. Bij echt pestgedrag zien we onderstaande rolverdeling bij een aantal betrokkenen.
Rolverdeling De gepeste kinderen (slachtoffers) Sommige kinderen hebben een grotere kans om gepest te worden. Dat kan komen door uiterlijke kenmerken, maar ook vaak door vertoond gedrag, de wijze waarop het gevoelens beleefd en uit. Veel kinderen die worden gepest hebben een beperkte weerbaarheid en zijn niet in staat om in te gaan tegen de pesters. Ze stralen dit ook uit naar de kwelgeesten. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep, ze durven weinig of niets zeggen, omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Dit versterkt de kans om gepest te worden. Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam en hebben vaak geen vrienden waar ze terecht kunnen. Ze vertoeven in een vicieuze cirkel, waar het zonder hulp niet uitkomt.
De pestkoppen (daders) Kinderen die pesten zijn vaak fysiek de sterksten van de groep. Ze kunnen het zich permitteren om agressiever te zijn en om te dreigen met geweld of de indirecte inzet van geweld. Pesters lijken op het eerste zicht populair in het team. Ze dwingen hun populariteit af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Met het vertoonde pestgedrag gaat ze dat gemakkelijk af en ze krijgen andere kinderen mee bij het gedrag naar een slachtoffer. Pester hebben heel goed in de gaten wie de gemakkelijkste slachtoffers zijn. Wanneer ze zich vergissen gaan ze gemakkelijk naar hun volgende “prooi”. De zwijgende meerderheid heeft de keuzen tussen volgen of niet volgen. Hier is de grote dreiging “alles is beter dan zelf gepest te worden door de machtige pester”. De pesters overtreden bewust de regels en hebben vaak vaardigheden om met hun daden weg te komen. De pester ziet zichzelf als een slimme durfal die de dommerds de loef afsteekt. Het komt ook regelmatig voor dat de pestkop een kind is dat in een andere situatie eerder het slachtoffer was. Om te voorkomen dat hij opnieuw het mikpunt is, kan een kind zich bijvoorbeeld in een andere omgeving dan die van zijn slachtofferrol, vervolgens als pester opstellen en manifesteren. “pesten doet pesten.” Een succesvolle pester leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten dan door het ongewenste pestgedrag te vertonen. Pesters maken een abnormale sociale ontwikkeling door met alle gevolgen van dien voor de pester zelf.
De meelopers en de andere kinderen De meeste kinderen zijn niet direct betrokken bij pesten in de direct actieve rol van pester. Sommige kinderen behouden enige afstand en andere kinderen doen incidenteel mee. Dit zijn de zogenaamde “meelopers “. Er zijn ook kinderen die niet merken dat er gepest wordt of er zijn kinderen die het niet willen weten dat er gepest wordt in hun directe omgeving. Het specifieke kenmerk van een meeloper is de grote angst om zelf in de slachtofferrol te geraken. Maar het kan ook zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor ook populariteit te winnen samen met de pester in kwestie. Het heeft absoluut zin om daadwerkelijk op te staan tegen het pesten. Zodra andere kinderen het gepeste kind te hulp komen of tegen de pesters zeggen dat ze moeten ophouden, kan de situatie aanzienlijk veranderen. Het pesten wordt dan al direct minder vanzelfsprekend en draagt bovendien grotere risico `s met zich mee. De situatie voor met name meelopers verandert door het ongewenste karakter van het vertoonde pestgedrag. Het wordt duidelijk dat het geen groepsnorm is om mee te gaan in het pestgedrag. Meelopers horen graag bij de norm en de grote groep en zijn niet bereid om grote risico`s te lopen waarvan ze de gevolgen niet kunnen overzien, dit in tegenstelling tot de ervaren pester. Kinderen die pestgedrag signaleren en dit bij de trainer/begeleider/afgevaardigde aangeven vervullen dus een belangrijke rol. Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van kinderen die gepest worden en die dit probleem met de club willen bespreken, zijn natuurlijk altijd emotioneel bij het onderwerp betrokken. De gevoelde onmacht bij deze ouders wordt door hen sterk ervaren en is niet altijd een goede leidraad tot een rationeel handelen. De ouder wil maar een ding en dat is dat het pestgedrag ogenblikkelijk stopt.
Te verwachten problemen bij de aanpak van pesten. Bij het gepeste kind: Een gepest kind schaamt zich vaak voor zijn gedrag, het voldoet niet aan normen die de ouders graag in hun kinderen terugzien: een vrolijk en vooral onbezorgd kind dat zelfstandig in staat is zijn boontjes te doppen. Pesten is een groot probleem voor kinderen en zorgt ook voor een evenredig groot probleem bij de erkenning en de aanpak ervan. Veel gepeste kinderen doen er dan uiteindelijk ook maar het zwijgen toe en vereenzamen. De angst wordt aanvankelijk nog groter als het pesten bespreekbaar gemaakt wordt door de ouders, waardoor het gepeste kind eens te meer met de gevolgen van het pesten kan worden geconfronteerd. Als represaille kan er in nog heviger mate gepest worden dan daarvoor al het geval was.
Bij de pester: De pester zelf ziet zich in zijn machtsspel bedreigd, en dat moet ten koste van alles voorkomen worden. Soms blijken de pesters echter net zo opgelucht als de slachtoffers bij een duidelijke aanpak. Er wordt immers ook aandacht besteed aan hun onmacht om normaal met andere kinderen een relatie op te bouwen. Bij een aantal pesters is dat hun liefste wens waardoor ze echter helaas onmachtig zijn door het ontbreken van het hanteren van de juiste vaardigheden. In de directe kind-omgeving: Daarnaast is het goed te weten dat er altijd kinderen zijn die zich schuldig voelen omdat ze niet op kunnen komen voor het slachtoffer door actief te helpen of een volwassene te hulp roepen. Dit is vergelijkbaar met het niet te hulp schieten bij het verdrinken van mensen, waar een menigte bij aanwezig is. Ook zijn er altijd kinderen die helemaal niet in de gaten hebben dat er in hun omgeving gepest wordt. Ze zien wel het een en ander gebeuren, maar kunnen de gebeurtenissen niet duiden als pestgedrag, waar gepeste kinderen erg veel last van ondervinden. Bij de ouders: Ouders van kinderen hebben vaak moeite om hun kind terug te zien in de rol van meeloper of pester. Ouders beschikken niet altijd over de juiste informatie en ook het zich op beperkte schaal voordoen van conflictsituaties tussen groepen kinderen, zorgt ervoor dat er nauwelijks vergelijkingsmateriaal voorhanden is. Een pester in de zwemclub hoeft zich in de thuissituatie niet als pester te manifesteren. Sommige ouders zien ook de ernst van de situatie onvoldoende in. Zij vertalen het pestgedrag van hun kind in weerbaar gedrag. Hun kind maakt echter een abnormale ontwikkeling door met grote risico`s op normatief afwijkend gedrag op latere leeftijd met grote gevolgen. Andere ouders zien er niets meer in dan wat onschuldige kwajongensstreken. De slogan: "Ach iedereen is wel eens gepest, u toch ook?", geeft de visie van de ouders op dit gedrag aardig weer. Behalve de pester moeten dus ook vaak de ouders doordrongen worden van het ongewenste karakter voor alle betrokkenen van het vertoonde pestgedrag.