LUCAS Centrum voor Zorgonderzoek & Consultancy Kapucijnenvoer 39 bus 5310 3000 Leuven Tel. + 32 16 33 69 10 Fax. +32 16 33 69 22 www.kuleuven.be/lucas
ANDERS OUDER WORDEN: EINDRAPPORT
Dr. Nele Spruytte Iris De Coster Bram Vermeulen Liza Van Eenoo Prof. Dr. Anja Declercq Prof. Dr. Chantal Van Audenhove
Leuven juli 2013
Colofon
Opdrachtgever en financiering Cera
Onderzoeksleiding Prof. Dr. Chantal Van Audenhove Prof. Dr. Anja Declercq
Wetenschappelijk medewerkers Dr. Nele Spruytte Iris De Coster Bram Vermeulen Liza Van Eenoo
Administratieve ondersteuning Kevin Agten
Leuven, juli 2013
Inhoud
Lijst figuren
7
Inleiding
11
Hoofdstuk 1: Kwetsbare ouderen
13
1
Waarom inzetten op kwetsbare ouderen?
13
2
Wat is kwetsbaarheid?
14
3
Hoeveel kwetsbare ouderen zijn er in Vlaanderen?
17
3.1
Vergrijzing en verzilvering van Vlaanderen
18
3.2
Determinanten vanuit de levensloop
19
3.2.1 Inkomen en armoede
19
3.2.2 Veranderende leefvormen
20
3.2.3 Allochtone ouderen
21
Indicatoren van fysieke kwetsbaarheid
23
3.3.1 Beperkingen bij dagelijkse activiteiten
23
3.3.2 Chronische ziekten
23
Indicatoren van psychische kwetsbaarheid
25
3.4.1 Dementie
25
3.4.2 Geestelijke gezondheid
26
Indicatoren van sociale kwetsbaarheid
28
3.5.1 Sociaal isolement
28
3.5.2 Eenzaamheid
29
3.3
3.4
3.5
4
Besluit
32
Hoofdstuk 2: De acht innovatieve projecten
33
1
Projecten die vooral inspelen op de fysieke kwetsbaarheid van ouderen
33
1.1
Present Caritas Vrijwilligerswerk
33
1.2
Landelijke Thuiszorg Woningaanpassing
34
2
Projecten die vooral inspelen op de psychische kwetsbaarheid van ouderen
35
2.1
35
De Zavel
3
2.2
Huis Perrekes
35
2.3
Baluchon Alzheimer Vlaanderen
36
Projecten die vooral inspelen op de sociale kwetsbaarheid van ouderen
37
3.1
OCMW Kortrijk
37
3.2
Landelijke Thuiszorg
37
3.3
OCMW Genk
38
Hoofdstuk 3: Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
39
1
Structuur van het project
39
1.1
In opvolging van het vooronderzoek
39
1.2
Selectiecriteria projecten
39
1.3
De betrokken partijen
40
2
De begeleiding van de actieprojecten door LUCAS
41
2.1
Begeleiding op het niveau van de individuele projecten
41
2.2
Coaching voor het algemene projectverloop
42
2.2.1 Interactieve projectendagen
42
2.2.2 Tussentijdse studienamiddag en slotsymposium
44
Coaching bij de opmaak van de draaiboeken
52
2.3 3
Besluit
53
Hoofdstuk 4: Speerpunten voor de toekomstige zorg voor kwetsbare ouderen
55
1
Uitdagingen en tendensen voor de ouderenzorg anno 2007
55
2
Uitdagingen en tendensen voor de ouderenzorg anno 2013
56
3
Speerpunten in de individuele omgang en relatie met (kwetsbare) ouderen
57
3.1
Een persoonlijke en integrale benadering
57
3.2
Aanspreken op zelfredzaamheid en gezond leven
57
3.3
Naar een relatiegerichte zorgverlening
57
3.4
Lichaam en geest in evenwicht
58
3.5
Aandacht voor zelfbeschikking, autonomie en ondersteuning
58
3.6
Zo lang mogelijk thuis wonen in een vertrouwde omgeving
58
4
5
6
Speerpunten in de organisatie van de zorg en begeleiding van kwetsbare ouderen
58
4.1
De noodzaak van samenwerking en netwerken
58
4.2
Kwaliteit met de focus op resultaten en een toenemende prestatieverantwoording
59
4.3
Professionalisering van het vrijwilligerswerk
59
4.4
Deugdelijk bestuur
59
4.5
De materiële omgeving als ondersteuner van de menselijke omgeving
59
4.6
Duurzaamheid
60
Speerpunten op het algemeen maatschappelijk vlak
60
5.1
Participatie en co-creatie
60
5.2
Multiculturalisering
60
5.3
Verbrokkeling en diversiteit van de samenlevingsvormen
60
5.4
Digitalisering
61
5.5
Zingeving en ethiek
61
5.6
Toegankelijkheid en betaalbaarheid
61
5.7
Genuanceerde beeldvorming over ouder worden
62
5.8
Dementie en andere ernstige chronische aandoeningen
62
Besluit
62
Hoofdstuk 5: Aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek
63
1
Aanbevelingen voor de praktijk
63
2
Aanbevelingen voor het beleid
64
3
Aanbevelingen voor onderzoek
67
4
Besluit
68
Literatuur
69
Bijlagen
75
Bijlage 1: Leden adviesgroep
77
Bijlage 2: de Anders Ouder Worden krant
79
Lijst tabellen Tabel 1 2021
Alleenwonenden naar geslacht en leeftijd, Vlaams Gewest, situatie 2007 en prognose 21
Tabel 2 Aantal en aandeel ouderen van vreemde herkomst, naar herkomst, in Vlaams Gewest, op 1/1/2004
22
Tabel 3
29
Sociale contacten en maatschappelijke participatie van ouderen in Vlaanderen
Lijst figuren Figuur 1
Conceptueel model van kwetsbaarheid
16
Figuur 2 Aandeel van 65-plussers in de bevolking voor de gewesten van België en voor de Europese Unie, van 2000 tot 2011, stand op 1 januari (in %)
18
Figuur 3 Evolutie van de samenstelling van de bevolking in leeftijdsgroepen in het Vlaams Gewest, tussen 2000-2050 (in %)
19
Figuur 4
20
Objectief armoederisico bij 65-plussers in Vlaams Gewest (in %)
Figuur 5 Percentage van de bevolking in het Vlaams Gewest met beperkingen in het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten, volgens geslacht en leeftijd 23 Figuur 6 Percentage van de bevolking in het Vlaams Gewest dat lijdt aan een of meerdere langdurige ziekten, langdurige aandoeningen of handicaps
24
Figuur 7
25
Prevalentiecijfers van dementie naar leeftijdscategorie en geslacht
Figuur 8 Percentage van de bevolking in Vlaams Gewest met depressieve problemen, volgens de SCL-90R score, volgens leeftijd en geslacht 26 Figuur 9 Percentage van de bevolking in Vlaams Gewest dat psychotrope geneesmiddelen heeft gebruikt in de afgelopen 2weken, volgens leeftijd en geslacht 27 Figuur 10 Leeftijdsspecifieke sterftecijfers voor suïcide (per 100.000 inwoners), mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2010
28
Figuur 11 Eenzaamheid bij 65-plussers in Vlaanderen, thuiswonend en in woonzorgcentra, op basis van directe vraag: “Voelt u zich soms, dikwijls of nooit eenzaam?” (in %) 30 Figuur 12 Eenzaamheid bij thuiswonende 65-plussers in Vlaanderen, op basis van eenzaamheidsschaal van de Jong Gierveld (in %)
31
“De Betties zijn een intergenerationeel koor waar kinderen, volwassenen en ouderen met en zonder dementie samen zingen en contact maken via muziek. Dit lied brachten zij op het slotcongres van het project Anders Ouder Worden op 25 april 2013 in Brussel. Het staat symbool voor de verbondenheid en het dragen van elkaar, een gedachte die ook een rode draad vormt in de acht projecten.”
Inleiding
In 2007 startten we vanuit LUCAS een intensieve samenwerking met Cera. Met het project ‘Dromen worden werkelijkheid’ wilden we een goed zicht krijgen op de belangrijkste noden en uitdagingen voor de ouderenzorg. Door middel van interviews, focusgroepen en discussies met sleutelfiguren uit de sector werd veel rijk materiaal verzameld. Het was meteen duidelijk dat de ouderenzorg baat kan hebben bij tal van innovaties en Cera tekende een project uit gericht op kwetsbare ouderen en op ontschotting. Met een adviesgroep van experten zijn goede praktijken in Vlaanderen voorgesteld en besproken. Met acht innovatieve praktijkprojecten gingen LUCAS en Cera vervolgens aan de slag. Gedurende drie jaar is hard gewerkt aan het versterken van de eigen werking, het zoeken naar verbeteringen en vernieuwingen en het verspreidbaar maken van de eigen leerpunten. Dit eindrapport biedt een reflectie op het doorlopen proces en op de gemeenschappelijke aandachtspunten. Hoewel er geen onderzoek is gevoerd waarbij LUCAS de initiatieven op wetenschappelijke wijze evalueerde en doorlichtte, is het wel mogelijk om op basis van de coachingservaringen te komen tot aanbevelingen voor de toekomst van de ouderenzorg. Dit rapport is dus vooral bedoeld voor beleidsactoren en management van praktijkorganisaties om inspiratie te bieden over de belangrijkste toekomstige uitdagingen voor ouderen. De lezer die op zoek is naar inzichten en aanbevelingen uit de concrete opzet en werking van elk van de acht projecten, zal hier geen antwoorden vinden. Praktijkwerkers en hulpverleners kunnen dit wel vinden in het draaiboek dat elk project opgemaakt heeft. Van bij de selectie van goede en innovatieve praktijken is ervoor gekozen om in te zetten op diversiteit. De acht projecten variëren van echte pioniersprojecten tot initiatieven met al tientallen jaren ervaring die in stilte is opgebouwd. Geografisch gezien liggen ze verspreid over heel Vlaanderen, met zowel stedelijke als meer landelijke projecten. Sommige projecten spelen vooral in op sensibilisering en preventie, andere staan net klaar voor kwetsbare ouderen die schijnbaar volledig uitbehandeld zijn. Ondanks deze enorme diversiteit, zijn ook een aantal gemeenschappelijke rode draden te onderkennen. In dit eindrapport zien we deze rode draden als speerpunten voor de toekomstige ouderenzorg. Hieruit vloeien ook een aantal aanbevelingen voort voor beleid, praktijk en onderzoek in Vlaanderen.
11
Hoofdstuk 1: Kwetsbare ouderen
1
Waarom inzetten op kwetsbare ouderen?
Het Cera project ‘Anders Ouder Worden’ zet twee thema’s centraal op de agenda: ontschotting en samenwerking enerzijds en de zorg en begeleiding van kwetsbare ouderen anderzijds. Deze thematieken zijn niet lukraak gekozen, maar het gevolg van een voorstudie die LUCAS in opdracht van Cera in 2007 uitvoerde (De Coster e.a., 2007). Sleutelfiguren uit het ouderenbeleid, de praktijk van de ouderenzorg en onderzoekers zijn aangeschreven met een schriftelijke vragenlijst om een zicht te krijgen op innovatieve tendenzen voor de ouderenzorg en dienstverlening in Vlaanderen. Vervolgens is een focusgroep georganiseerd met als doel te komen tot inhoudelijke verdieping en nuancering. Er volgde een slotdenkdag met belangrijke actoren uit het beleid, de praktijk en het onderzoek. Uit de bevraging bleek dat de focus op ouderenzorg best breed kan worden opgevat: niet enkel aandacht voor gezondheid en welzijn, maar ook voor wonen, mobiliteit, sport, cultuur, financiën, levenslang leren, enz. Juist omdat de groep van ouderen zo heterogeen is, vonden de sleutelfiguren het relevant om zich met Cera te richten op de groep van de (meest) kwetsbare ouderen. Hierbij denkt men aan personen met dementie, eenzame ouderen, ouderen van allochtone afkomst, ouderen met een psychiatrisch verleden, enz. Actieve senioren hebben over het algemeen genomen meer mogelijkheden om zelf hun stem te laten horen. Andere ouderen kunnen een duwtje in de rug, wat extra aandacht of ondersteuning gebruiken om ook hun wensen en verwachtingen gerealiseerd te zien. Bij vele zorgtrajecten van ouderen is een scala van professionals betrokken, of zelfs diverse organisaties. De grote werkdruk en de soms geringe mate van scholing van het personeel brengen met zich mee dat er vaak aanbodgestuurde in plaats van vraag- en functiegestuurde zorg verstrekt wordt. Vooral kwetsbare ouderen met complexe zorgvragen blijven hierdoor in gebreke of vallen door de mazen van het zorgnet. Op basis van het toenemend besef van de tekorten in de ouderenzorg, zien we nieuwe bewegingen en ontwikkelingen ontstaan in de ouderenzorg. Twee belangrijke tendensen zijn: - een verplaatsing van de zorglocatie: de verschuiving van een residentiële zorg naar zorg in kleinschaliger voorzieningen en zorg ingebed de samenleving; - een wijziging in de organisatie van de zorg: van ‘aanbodgestuurde zorg’ in de richting van ‘zorg op maat en aangepast aan de individuele wensen en noden van de gebruiker’.
13
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
Deze evoluties zijn fundamenteel en gaan gepaard met uitdagingen voor een aangepaste zorgcultuur en veranderingen in de attitudes en methodieken van de zorgverstrekkers in de ouderenzorg. In het project Anders Ouder Worden zijn ouderen globaal omschreven als 65-plussers omdat dit voor de meeste ouderen een keerpunt is in de levensloop. Het is de wettelijke pensioenleeftijd en gaat ook gepaard met een aantal verschuivingen in belangrijke rollen in het leven van mensen. Deze leeftijdsgrens is niet strikt gehanteerd, want in sommige projecten is ook aandacht voor kwetsbare personen die jonger zijn dan 65 jaar. Leeftijd is geen sluitend criterium voor kwetsbaarheid. Daar gaan we hieronder dieper op in.
2
Wat is kwetsbaarheid?
In de wetenschappelijke literatuur is de afgelopen jaren meer en meer te vinden over ‘kwetsbaarheid’ (‘frailty’). Nochtans zullen ouderen zelden zichzelf omschrijven als ‘kwetsbaar’. Kwetsbaarheid is geen begrip dat leeft bij ouderen zelf. Voor ouderen zelf is het belangrijk dat ze ‘een goede oude dag hebben’. Dit laatste sluit aan bij een andere evolutie in de visie op ouder worden. In de onderzoekswereld en ook in het praktijkveld is er een verschuiving merkbaar van kwaliteit van zorg, goede medische en lichamelijke zorgverlening naar een bredere, holistische visie op ouder worden. Sinds een tweetal decennia wordt kwaliteit van leven een steeds belangrijker begrip. Ter illustratie: De zoektermen ‘quality of life’ en ‘older persons’ of ‘elderly’ leveren in de wetenschappelijke database ‘Web of Knowledge’ in 1985 drie publicaties op. In 1995 zijn dat er 242. In 2000 is dat al gestegen naar 480 en in 2012 gaat het om 1456 publicaties.
Mede in het licht van diezelfde evolutie naar een meer holistische visie op ouder worden, is kwetsbaarheid geëvolueerd van een louter fysiek begrip naar een concept met een meer omvattende invulling (Van Campen, 2011). Het Nederlandse Sociaal Cultureel Planbureau voerde een omstandig onderzoek uit om een zicht te krijgen op kwetsbare ouderen. Vier vragen stonden voorop: 1. Wat is een praktische beleidsdefinitie van kwetsbaarheid? 2. Om hoeveel kwetsbare ouderen gaat het dan in Nederland? 3. Hoe is het verloop van kwetsbaarheid en welke determinanten spelen een rol? 4. Wat zijn beschermende factoren en wat kan het beleid bieden aan ondersteuning? 14
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
We vatten de belangrijkste vaststellingen samen en kijken naar de relevantie ervan voor de ouderen in Vlaanderen. In de internationale literatuur is kwetsbaarheid lange tijd louter fysiek gedefinieerd. Een voorbeeld van zo’n medische definitie is het werk van Fried e.a (2001; uit Van Campen, 2011, p.40): “Kwetsbaarheid is een biologisch syndrooom van een verminderde reserve en weerstand tegen stressoren, dat het gevolg is van dalingen van diverse fysiologische systemen en dat kwetsbaarheid voor ongewenste uitkomsten veroorzaakt”. In de meting ervan wordt verwezen naar criteria zoals: onbedoeld gewichtsverlies, zelfgerapporteerde uitputting, zwakheid, traagheid in lopen en verminderde fysieke activiteit. Men verwijst dus naar de toenemende verliezen en functionele beperkingen bij het ouder worden. Kwetsbaarheid verwijst dan vaak naar een groter risico op ernstige ziekte of verminderde zelfredzaamheid. Toch is het begrip niet eenvoudig af te bakenen: ouderen met ernstige beperkingen of verminderde zelfredzaamheid zijn vaker kwetsbaar, maar het is niet zo dat alle kwetsbare ouderen ook ernstig beperkt zijn of een verminderde zelfredzaamheid hebben. Functionele beperkingen zijn met andere woorden geen exclusief criterium voor kwetsbaarheid. Soms wordt kwetsbaarheid ook gebruikt als tegenpool voor ‘succesvol ouder worden’. Dit is onterecht, want het is niet zo dat kwetsbare ouderen er niet in kunnen slagen een positieve levenskwaliteit te ervaren of dus succesvol ouder te worden. Succesvol ouder worden is dus ook geen exclusiviteit voor de niet-kwetsbare ouderen. Om een beter zicht te krijgen op kwetsbaarheid voerden de Nederlandse onderzoekers gesprekken met 21 ouderen en vroegen hen naar wat er belangrijk is in hun leven en wat zij begrijpen onder ‘kwetsbaarheid’. De meeste mensen vinden gezondheid en familie erg belangrijk. De ouderen worden hier ook steeds meer geconfronteerd met verlies, afscheid en achteruitgang. Tegelijk geven de ouderen ook aan te willen vechten voor hun zelfstandigheid en zo lang mogelijk onafhankelijk te willen blijven van anderen. Kwetsbaarheid verwijst volgens de ouderen zelf naar het verlies van die zelfstandigheid of het verlies van sociale contacten. Opvallend is dat de ouderen indirect ook verwijzen naar de maatschappelijke impact op kwetsbaarheid. Ze voelen zich minder aanvaard in de huidige maatschappij en voelen zich er ook niet altijd even veilig in. Tot slot blijkt dat ouderen zichzelf niet vaak als kwetsbaar zien, maar net vertrekken vanuit hun sterktes en ervaringen in het omgaan met verlies. Het begrip kwetsbaarheid kreeg de afgelopen jaren een bredere invulling, en wetenschappers komen ook meer en meer tot een duidelijke definitie. Daarnaast maakt een brede benadering van kwetsbaarheid ook opgang. Hierbij houdt men ook rekening met de sociale en psychische determinanten. Het werk van Bergman e.a. (2004) vertrekt vanuit de levensloop van ouderen en schetst hoe kwetsbaarheid wordt beïnvloed door 15
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
biologische, maar ook psychische en sociale variabelen. Gobbens e.a. (2010) werkten dit verder uit tot een coherent model van kwetsbaarheid.
Figuur 1 Conceptueel model van kwetsbaarheid
Bron: Gobbens e.a., 2010, p.43
Het model maakt inzichtelijk dat kwetsbaarheid een continu voortschrijdend proces is waarbij leeftijd een belangrijke determinant is. Leeftijd is echter niet het enige of noodzakelijke criterium. Er wordt verwezen naar een aantal levensloopdeterminanten zoals opleiding, inkomen, geslacht, etniciteit en burgerlijke staat. De leef- en woonomgeving is een belangrijke factor en een ongezonde leefstijl draagt ook bij tot verhoogde kwetsbaarheid. Biologische, waaronder genetische factoren zijn volgens onderzoek ook belangrijke determinanten van kwetsbaarheid. 16
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
Deze factoren dragen bij tot de ontwikkeling of het ontstaan van een verminderde fysiologische reserve en/of ziekte(n). Verschillende ziekten kunnen bijdragen tot kwetsbaarheid (bv. diabetes, hartfalen). Dit alles leidt tot een proces van toenemende kwetsbaarheid. Die kwetsbaarheid kan zich uiten op meerdere vlakken en in meerdere vormen. De lichamelijke kwetsbaarheid verwijst dan naar aspecten zoals verminderde voeding, mobiliteit, lichamelijke activiteit, kracht, uithouding, evenwicht en zintuiglijke functies. Bij psychische kwetsbaarheid gaat het om verminderde cognitie, negatieve stemming en negatieve coping (d.i. het omgaan met veranderingen). Sociale kwetsbaarheid betekent een vermindering van sociale steun en sociale relaties. Om negatieve uitkomsten te beperken of te voorkomen, kan op elk van deze factoren worden ingezet. Hierop komen we verderop in dit rapport terug. Samengevat stellen Gobbens e.a. (2011, in Van Campen, 2011) de volgende definitie van kwetsbaarheid voor: “Kwetsbaarheid bij ouderen is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten (functiebeperkingen, opname, overlijden).”
Voor het meten van kwetsbaarheid zijn verschillende instrumenten voorhanden. Er zijn verschillende instrumenten die ingaan op de multidimensionaliteit van kwetsbaarheid. De federale overheid maakt bijvoorbeeld in het Protocol III akkoord gebruik van de Edmonton Frail Scale (Rolfson e.a., 2006). Ook de Groningen Frailty Indicator (Schuurmans e.a., 2004) wordt vaak gehanteerd als multidimensioneel instrument. Voortvloeiend uit het bovenstaande model is een instrument ontwikkeld: de Tilburg Frailty Indicator (Gobbens e.a., 2010). Dit instrument meet de volgende aspecten: kracht, voeding, uithoudingsvermogen, mobiliteit, lichamelijke activiteit, evenwicht, zintuiglijke functies, cognitie, stemming, coping, sociale relaties en sociale steun. De vijftien vragen kunnen door ouderen zelf worden ingevuld.
3
Hoeveel kwetsbare ouderen zijn er in Vlaanderen?
In Vlaanderen bestaat er geen meting van kwetsbaarheid bij ouderen. Het is niet mogelijk om te zeggen hoeveel ouderen vandaag kwetsbaar zijn. Het concept van kwetsbare ouderen is in Vlaanderen nog niet duidelijk afgebakend, geoperationaliseerd en uitgewerkt. We kunnen dus ook niet zeggen hoeveel kwetsbare ouderen er in de toekomst zullen zijn. Er bestaan wel prognoses1, maar die kunnen geen rekening houden met alle aspecten van kwetsbaarheid.
1
Zie bijvoorbeeld de prognoses van het Federaal Planbureau over toekomstige behoeften aan en gebruik van langdurige zorg in België.
17
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
Om toch een idee te geven over de omvang van de doelgroep van kwetsbare ouderen in Vlaanderen, bespreken we hierna enkele afzonderlijke indicatoren van fysieke, psychische en sociale kwetsbaarheid. We verduidelijken eerst in welke mate het aandeel 65-plussers in Vlaanderen zal toenemen. 3.1
Vergrijzing en verzilvering van Vlaanderen
Vlaanderen is een koploper inzake vergrijzing. Begin 2011 is 18,3% van de bevolking een 65plusser. Figuur 2 geeft weer dat dit aandeel het laatste decennium sneller is gestegen dan in de andere gewesten. Ook in vergelijking met het Europees gemiddelde zal Vlaanderen sneller geconfronteerd worden met een nieuwe demografische realiteit.
Figuur 2 Aandeel van 65-plussers in de bevolking voor de gewesten van België en voor de Europese Unie, van 2000 tot 2011, stand op 1 januari (in %)
Bron2: ADSEI, Eurostat, bewerking Studienst Vlaamse Regering
De vergrijzing van de bevolking is grotendeels een verzilvering. Niet de 65-plussers, maar wel de 80-plussers zijn de snelst groeiend leeftijdsgroep. Figuur 3 geeft weer dat deze groep van oudste ouderen de volgende decennia proportioneel het sterkst zullen groeien. In 2011 was 13% van de bevolking in het Vlaams Gewest tussen 65 en 80 jaar oud en 5% ouder dan 80 jaar. Tegen 2020
2
18
Figuur overgenomen uit Vlaamse Regionale Indicatoren (Studiedienst Vlaamse Regering, 2012, p.52)
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
loopt dit op tot respectievelijk 14% en 6%. Tegen 2020 zal het aantal 80-plussers met meer dan 90.000 toenemen.
Figuur 3 Evolutie van de samenstelling van de bevolking in leeftijdsgroepen in het Vlaams Gewest, tussen 2000-2050 (in %) 3.40%
4.98%
6.04%
6.96%
8.97%
10.56%
13.3%
13.2%
14.3%
16.8%
16.9%
15.7%
80-plussers
65 - 80 jaar 61.5%
61.0%
58.6%
54.9%
53.6%
53.2%
19 - 64 jaar
21.8% 2.000
20.8%
21.1%
21.3%
20.6%
2.010
2.020
2.030
2.040
20.6%
0 - 18 jaar
2.050
Bron3: 2000-2010: waarnemingen, ADSEI; 2011-2061: Bevolkingsvooruitzichten 2010-2060, FPB en ADSEI, eigen bewerking
3.2
Determinanten vanuit de levensloop
Bepaalde sociaal-demografische en sociaal-economische factoren gaan hand in hand met een hogere prevalentie van kwetsbaarheid op latere leeftijd (zie model hogerop)(Gobbens e.a., 2010). Zo zijn de financiële situatie en de samenlevingsvorm eerder kenmerken die doorheen de levensloop worden opgebouwd. 3.2.1
Inkomen en armoede
In Vlaanderen heeft bijna 1 oudere op 5 een inkomen dat onder de armoederisicodrempel ligt. Dat is dubbel zo veel dan het armoederisico in de totale bevolking. Figuur 4 geeft weer dat het armoederisico bij ouderen de laatste jaren gedaald is van 23,1% in 2006 tot 18,1% in 2011.De
3
Bevolkingscijfers online beschikbaar bij Statbel
19
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
armoederisicodrempel bedraagt € 1.000 voor een alleenstaande en € 1.500 voor koppels (anno 2011).
Figuur 4 Objectief armoederisico bij 65-plussers in Vlaams Gewest (in %) 25
23.1 19.9
22.3
20.4
19.4
20
20.2 18.7
18.1 65-plussers
15 11.3
%
10.7
11.4
2005
2006
10.9
10.0
10.1
10.4
9.8
2008
2009
2010
2011
10
Totale bevolking
5 0 2004
2007
Bron4: ADSEI, 2012, eigen bewerking
Onderzoek toont aan dat de gezondheid een sociale gradiënt volgt, dit wil zeggen dat naarmate de sociaal-economische positie afneemt, de gezondheidstoestand verslechtert. Armoede zorgt voor een sociale ongelijkheid, niet alleen in zorgbehoefte maar ook naar zorggebruik (Avalosse e.a., 2009). Langdurige armoede bij ouderen is nauw verbonden met een achteruitgang van de gezondheidstoestand (Börsch-Supan e.a., 2008). 3.2.2
Veranderende leefvormen
Door de toegenomen levensverwachting worden ouderen op latere leeftijd vaker geconfronteerd met weduwschap en alleenwonen. Ook het stijgend aantal echtscheidingen en het ontbinden van samenwoonrelaties brengen met zich mee dat ouderen vaker alleen zullen wonen. In Vlaanderen neemt het aantal alleenwonenden toe bij alle leeftijden, maar vooral bij de oudste ouderen. In vergelijking met 2007 wordt verwacht dat het aantal alleenwonende 55- tot 79-jarigen met 39% zal toenemen (prognose voor 2021). Het aantal alleenwonende 80-plussers zal met de helft toenemen. Dat is een toename van meer dan 50.000 alleenwonende 80-plussers. De groep alleenwonenden wordt dus niet alleen groeien, maar zal in de toekomst ook verouderen (Lodewijckx, 2008).
4
20
Armoedecijfers zijn online beschikbaar op de wesbite Oases van de Universiteit Antwerpen
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
Tabel 1
Alleenwonenden naar geslacht en leeftijd, Vlaams Gewest, situatie 2007 en prognose 2021
Bron5: Lodewijck, 2008, p.51, op basis van VUB-projectie (Surkyn, e.a., 2008)
Ouderen die alleen wonen kunnen geen beroep doen op hun partner voor ondersteuning bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. De belangrijkste bron van mantelzorg valt zo weg. Alleenwonende, kwetsbare ouderen moeten dan ook vaker rekenen op de hulp van nietverwanten (Vermeulen & Declercq, 2011). Deze hulp van buren, vrijwilligers en vrienden uit de nabije omgeving zal, samen met de formele zorg, nodig zijn opdat het toenemend aantal alleenwonende ouderen zo lang mogelijk thuis kan blijven wonen.
3.2.3
Allochtone ouderen
In 2004 was bijna 5% van alle 55-plussers in het Vlaamse Gewest van vreemde herkomst. Dit wil zeggen dat ze bij hun geboorte een niet-Belgische nationaliteit hadden. Meer dan de helft (54%) van alle ouderen van vreemde herkomst is afkomstig uit onze buurlanden (vooral Nederland), 17% uit Zuid-Europa (overwegend Italië), 8% uit Marokko en 7% uit Turkijke. (Lodewijckx, 2007). De meeste ouderen van buitenlandse herkomst zijn via arbeidsmigratie vanuit Zuid-Europa,
5
Rapport over veranderende leefvormen van de Studiedienst Vlaamse Regering is online beschikbaar
21
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
Turkije en Noord-Afrika (Marokko, Algerije en Tunesië) naar België gekomen (Talloen, Verstraeten & Chech, 2012).
Tabel 2
Aantal en aandeel ouderen van vreemde herkomst, naar herkomst, in Vlaams Gewest, op 1/1/2004
Bron: Lodewijckx, 2007, p.10 op basis van Rijksregisterbestand
Het aantal allochtone ouderen stijgt snel. In 1970 telde men in België 35.322 ouderen van allochtone afkomst, in 2007 waren dat er 106.567 (Talloen, Verstraeten & Chech, 2012). Het aandeel allochtone ouderen zal in de nabije toekomst niet alleen groter, maar ook gevarieerder worden. De gekleurde vergrijzing brengt specifieke uitdagingen met zich mee. Zo worden allochtone ouderen vroeger met gezondheidsproblemen geconfronteerd, hebben ze een slechtere socio-economische positie en kampen ze met het terugkeerdilemma (Cuyvers & Kavs, 2001). Culturele verwachtingen over de combinatie van formele en informele zorg verschillen bij allochtone ouderen (Talloen, Verstraeten & Chech, 2012). Verschillende drempels zorgen er voor dat allochtone ouderen de weg naar de formele zorg niet altijd vinden, zoals een te beperkte kennis van het Nederlands en het niet kennen van de bestaande welzijns- en gezondheidsvoorzieningen (Janssens, 2003).
22
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
3.3
Indicatoren van fysieke kwetsbaarheid
3.3.1
Beperkingen bij dagelijkse activiteiten
Afhankelijkheid bij het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten is nauw verbonden met leeftijd. De onderstaande figuur geeft weer dat het aandeel met beperkingen in het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten stabiel blijft tot de leeftijd van 65 jaar. Dit aandeel neemt daarna sterk toe, in het bijzonder bij 75-plusssers. Bij deze oudste leeftijdsgroep ervaart bijna de helft beperkingen bij de dagelijkse activiteiten.
Figuur 5 Percentage van de bevolking in het Vlaams Gewest met beperkingen in het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten, volgens geslacht en leeftijd
Bron6: Gezondheidsenquête 2008
3.3.2
Chronische ziekten
In het Vlaams Gewest geeft 26,2% van de bevolking aan een langdurige ziekte, langdurige aandoening of handicap te hebben. De onderstaande figuur geeft weer hoe dit aandeel
6
Figuur overgenomen uit rapport beperkingen op basis van de Gezondheidsenquête 2008 van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (Demarest, 2010, p.363)
23
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
stelselmatig vergroot naarmate de leeftijd toeneemt. Bij de 75-plussers stijgt dit percentage tot 56,4% (Van der Heyden, 2010, p.82).
Figuur 6 Percentage van de bevolking in het Vlaams Gewest dat lijdt aan een of meerdere langdurige ziekten, langdurige aandoeningen of handicaps
Bron7: Gezondheidsenquête, 2008
Vaak voorkomende problemen bij mannen van 65 jaar en ouder zijn een hoge bloeddruk (34%), artrose (27%), lage rugproblemen (24%), prostaatlijden (15%), nekproblemen (14%), diabetes (11%) en chronische longlijden (11%). Bij vrouwen van 65 jaar en ouder komt op basis van deze zelfrapportering artrose vaak voor (50%), alsook hoge bloeddruk (39%) en lage rugproblemen (26%) % (Van der Heyden, 2010, p.74).
7
24
Figuur overgenomen uit rapport chronische aandoeningen op basis van de Gezondheidsenquête 2008 van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (Van der Heyden, 2010, p.82)
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
3.4 3.4.1
Indicatoren van psychische kwetsbaarheid Dementie
Dementie is een degeneratieve hersenziekte die wordt gekenmerkt door een voortschrijdende intellectuele achteruitgang. Ouderen met dementie vormen een groeiende groep die nood heeft aan uitgebreide en vaak gecompliceerde zorg (Van Audenhove e.a., 2009). De natuurlijke evolutie van deze ziekte strekt zich uit over een langere periode van 6 tot 8 jaar (Blazer & Steffens, 2009). Voorlopig bestaat er nog geen afdoende geneeskundige remedie tegen voortschrijdende dementie. In België ontbreekt grootschalig epidemiologisch onderzoek. De laatste studie dateert van 1994 en daar wordt geschat dat 9% van de 65-plussers dementie heeft (Buntinx e.a., 2006). Wellicht zijn prevalentiecijfers uit andere landen ook van toepassing op België en Vlaanderen. Europese prevalentiecijfers tonen aan dat dementie vaker voorkomt bij vrouwen dan bij mannen. Leeftijd blijft de belangrijkste risicofactor voor het ontwikkelen van dementie. Tussen de leeftijd van 65 en 89 verdubbelt de prevalentie ongeveer elke 5 jaar (European Collabaration on Dementia, 2009).
Figuur 7 Prevalentiecijfers van dementie naar leeftijdscategorie en geslacht 50% 40% 30% 20%
mannen
10%
vrouwen
0%
65-69
70-74
75-79
80-84
85-89
90-94
>95
mannen
1.8%
3.2%
7.0%
14.5%
20.9%
29.2%
32.4%
vrouwen
1.4%
3.8%
7.6%
16.4%
28.5%
44.4%
48.8%
Bron: European Collaboration on Dementia, 2009
Het dementieplan Vlaanderen berekent op basis van deze prevalentiecijfers dat Vlaanderen in 2010 101.000 personen met dementie telt. Dit aantal zal tegen 2020 met bijna 30% stijgen tot 129.000 personen (Vandeurzen, 2010).
25
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
3.4.2
Geestelijke gezondheid
Niet enkel lichamelijke gezondheid is van belang, het zich mentaal goed voelen is ook een bufferende factor. Onderzoek toont aan dat somatische aandoeningen, angst, depressieve gevoelens en slaapproblemen vaker voorkomen op latere leeftijd (Gisle, 2010). De Gezondheidsenquête van 2008 vond voor depressieve problemen een globale prevalentie van 13% bij 65 tot 74-jarigen en van 10% bij 75-plussers in het Vlaams Gewest (Van der Heyden e.a., 2010). Op basis van deze zelfrapportering kampen vrouwen vaker met depressieve problemen.
Figuur 8 Percentage van de bevolking in Vlaams Gewest met depressieve problemen, volgens de SCL-90R score, volgens leeftijd en geslacht
Bron8: Gezondheidsenquête 2008
Het is niet altijd vanzelfsprekend om een depressie te herkennen, zeker niet bij ouderen. De term ‘gemaskeerde depressie’ wijst bijvoorbeeld net op de moeilijkheid om een juiste diagnose te stellen. Tijdens het verouderingsproces kunnen verschillende verlieservaringen zoals een verminderde zelfredzaamheid, chronische ziekten, het rouwproces na overlijden en beginnende dementie zorgen voor langdurige emotionele klachten en zo de diagnostiek van depressie bijkomend bemoeilijken (Van Audenhove e.a., 2007). In 2007 werd aan 20% van de 75-plussers antidepressiva voorgeschreven om de grote prevalentie van emotionele ontregeling op te vangen. Hoewel niet al die ouderen voldoen aan de criteria voor
8
26
Figuren overgenomen uit rapport mentale gezondheid op basis van de Gezondheidsenquête 2008 van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (Gisle, 2010, p.510 en p.542)
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
een depressieve stoornis, worden psychofarmaca dus ook ingezet bij mildere vormen van depressiviteit (Casteels e.a., 2010). Het stellen van een differentieeldiagnose voor depressie is vooral bij ouderen met beginnende dementie moeilijk voor zorgverleners uit de eerste lijn. De gezondheidsenquête geeft aan dat het gebruik van psychotrope geneesmiddelen (slaapmiddelen, kalmeermiddelen, antidepressiva) sterkt toeneemt op latere leeftijd. Figuur 9 toont het aandeel Vlamingen dat in de laatste twee weken psychotrope geneesmiddelen heeft gebruikt. Bij mannen vanaf 65 jaar is dit aandeel ongeveer 20%. Bij vrouwen ligt dit gebruik hoger. Zo stijgt het aandeel dat in de laatste twee weken psychotrope geneesmiddelen heeft gebruikt tot 40% bij de 75-plussers.
Figuur 9 Percentage van de bevolking in Vlaams Gewest dat psychotrope geneesmiddelen heeft gebruikt in de afgelopen 2weken, volgens leeftijd en geslacht
Bron: Gezondheidsenquête 2008
Naarmate de leeftijd toeneemt, vergroot de blootstelling aan risicofactoren die het psychisch welbevinden onder druk zetten. Het Vlaams actieplan voor de preventie van zelfdoding geeft aan dat ouderen een risicogroep zijn voor het ontwikkelen van depressie en suïcidaliteit. Zo zijn de sterftecijfers door suïcide in Vlaanderen opvallend hoog bij mannen van 85 jaar of ouder. Figuur 10 geeft weer dat dit suïcidecijfer in Vlaanderen in 2010 62 per 100.000 inwoners bedraagt.
27
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
Figuur 10 Leeftijdsspecifieke sterftecijfers voor suïcide (per 100.000 inwoners), mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2010
aantal sterftgevallen (1/100.000 inwoners)
60
mannen
vrouwen
50 40 30 20 10 85+ jaar
80-84 jaar
75-79 jaar
70-74 jaar
65-69 jaar
60-64 jaar
55-59 jaar
50-54 jaar
45-49 jaar
40-44 jaar
35-39 jaar
30-34 jaar
25-29 jaar
20-24 jaar
15-19 jaar
10-14 jaar
0
Bron9: Sterftecertificaten alle overlijdens, Vlaams Gewest, 2010
3.5
Indicatoren van sociale kwetsbaarheid
De begrippen eenzaamheid en isolement overlappen elkaar in het dagelijks taalgebruik, maar hebben een andere betekenis. Sociaal isolement is op basis van de omvang van en de contactfrequenties met het sociaal netwerk eerder objectief te bepalen. Het gaat over het aantal contacten dat je hebt met andere mensen. Eenzaamheid daarentegen is altijd een subjectieve ervaring. Eenzaamheid is “het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde relaties.” (de Jong Gierveld,1984). 3.5.1
Sociaal isolement
De contactpatronen van ouderen zijn de laatste decennia veranderd. Zo is er een sterke stijging in het aandeel ouderen dat doorheen de week enkel face-to-face contact heeft met de ‘verticale kring’. Dat zijn de (schoon)kinderen, (achter)kleinkinderen of ouders. In 1985 was dat 11%, in 2001 24% en in 2011 36% (Vandebroucke e.a., 2012). Het contactnetwerk van ouderen wordt dus homogener, want er zijn minder ouderen die wekelijks face-to-face contact hebben met buren, vrienden en andere familieleden. De cijfers van de survey Sociaal en Culturele Verschuivingen voor de periode 2009-2011 tonen aan dat de helft van de 75-plussers niet wekelijks vrienden ontmoet. Een vierde van de 75-plussers maakt geen wekelijks praatje met buren. Bijna 3 op 10 ontmoet niet wekelijks familieleden. In
9
28
Figuur overgenomen van website Zorg en Gezondheid
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
deze contacten is er geen verschil tussen de verschillende leeftijdscategorieën (Noppe, Pauwels, Moons, 2012). De maatschappelijke participatie neemt duidelijk af naarmate men ouder is. Zo is 38% van de 75plussers actief lid van minstens één vereniging ten opzichte van 47% bij de 65-74 jarigen. Bij de 75-plussers participeert 6 op 10 niet aan het culturele leven ten opzichte van 4 op 10 bij de 65-74 jarigen.
Tabel 3
Sociale contacten en maatschappelijke participatie van ouderen in Vlaanderen % wekelijks praatje met buren
% wekelijks ontmoeten familie
% wekelijks ontmoeten vrienden
% dat actief lid is van minstens 1 vereniging
% dat participeert aan cultuur
55-64 jaar
78
69
53
49
75
65-74 jaar
81
68
56
47
63
75-plus
77
71
50
38
40
Bron: Noppe, Pauwels, Moons, 2012
Bij de oudste ouderen is het risico op maatschappelijke isolatie het grootst. Wanneer over verschillende domeinen heen wordt gekeken (verenigingsleven, cultuur, politiek, arbeid, sport en internet) blijkt dat 32% van de 75-plussers op geen enkel domein participeert. Bij de 65- tot 74jarigen is dat 14% en bij de 55- tot 64-jarigen 5%.
3.5.2
Eenzaamheid
Gevoelens van eenzaamheid komen tot uitdrukking in zowel lichamelijke als psychische gezondheidsklachten. Zo gaat eenzaamheid samen met depressie, cognitieve achteruitgang, hogere bloeddruk en hartziekten (Luanaigh & Lawlor, 2008). Door hun gezondheidsklachten doen eenzame ouderen vaker een beroep op de gezondheidszorg en zorgen ze voor een grotere belasting op het zorgsysteem (Hawkley & Cacioppo, 2003). Mogelijk is er ook een indirect verband, omdat eenzame ouderen minder preventief aan gezondheidszorg doen. Eenzame ouderen bewegen minderen, vergeten vaker hun medicatie te nemen, eten minder gezond en gaan niet op geregelde tijdstippen naar de dokter (Cacioppo, Hawkley & Bernston, 2002).
29
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
Figuur 11 geeft weer hoe 65-plussers in Vlaanderen antwoorden op de volgende vraag: ‘Voelt u zich soms, dikwijls of nooit eenzaam?’. Daarbij wordt een opdeling gemaakt tussen thuiswonende ouderen en ouderen die verblijven in woonzorgcentra. De resultaten worden waar mogelijk vergeleken met representatieve surveys die in het verleden zijn uitgevoerd.
Figuur 11 Eenzaamheid bij 65-plussers in Vlaanderen, thuiswonend en in woonzorgcentra, op basis van directe vraag: “Voelt u zich soms, dikwijls of nooit eenzaam?” (in %)
100% 90% 80%
70%
71% 65%
64%
60%
59%
60% dikwijls eenzaam
50% 40% 30% 20%
24%
29%
32%
8%
7%
1985
2001
2011
soms eenzaam nooit eenzaam
21%
10%
10%
29% 11%
10%
2004
2011
0% Thuiswonend
Woonzorgcentra
Bron10: Vandenbroucke e.a., 2012; Vanden Boer & Pauwels, 2005; 2006, eigen bewerking
In 2011 voelt twee derde van de thuiswonende ouderen zich nooit eenzaam. Ongeveer 3 op 10 thuiswonende ouderen voelt zich soms eenzaam en 7% is dikwijls eenzaam. In Vlaanderen voelen thuiswonende ouderen zich vandaag niet vaker eenzaam dan vroeger. Zo voelde 10% van de thuiswonende 65-plussers zich dikwijls eenzaam in 1985 en 8% in 2001 (Vanden Boer & Pauwels, 2005). Een tiende van de ouderen die verblijven in woonzorgcentra voelt zich dikwijls eenzaam. Daarbovenop voelt 32% zich soms eenzaam. De meeste onderzoekers besluiten dat ouderen die verblijven in residentiële zorg zich vaker eenzaam voelen in vergelijking met thuiswonende ouderen in het algemeen (Prieto-Flores e.a., 2011). Ouderen die verblijven in woonzorgcentra zijn niet vaker eenzaam dan thuiswonende ouderen die zorgafhankelijk zijn en/of ernstige geheugenproblemen hebben (Vandebroucke e.a., 2012). De prevalentie van eenzaamheid in
10
30
De cijfers voor 2011 zijn afkomstig van een representatieve studie i.o.v. de Koning Boudewijnstichting. De andere jaartallen zijn afkomstig van het LeefsituatieOnderzoek Vlaamse Ouderen.
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
woonzorgcentra is minder onderzocht, omdat de meeste onderzoeken ofwel focussen op de thuissituatie ofwel op het effect van de overstap van de thuissituatie naar residentiële zorg. In vergelijking met een onderzoek11 uit 2004 zijn de beschreven prevalentiecijfers gelijkaardig. Omwille van sociale wenselijkheid en schaamtegevoelens zijn bovenstaande cijfers eerder een onderschatting. Het stigma rondom eenzaamheid zorgt ervoor dat respondenten vaker sociaal wenselijke antwoorden geven bij een directe vraagstelling (De Jong Gierveld e.a., 2006). Van de ouderen die zich soms of dikwijls eenzaam voelen, geeft 7 op 10 aan dat ze het moeilijk vinden om daarover te spreken (Vandenbroucke e.a., 2012). Wanneer eenzaamheid op een indirecte manier wordt bevraagd, zonder het woord ‘eenzaam’ te gebruiken in de vraagstelling, dan komen de prevalentiecijfers hoger uit. Onderstaande figuur 12 geeft weer hoe eenzaam thuiswonende ouderen in Vlaanderen zich voelen op basis van een indirect meetinstrument12.
Figuur 12 Eenzaamheid bij thuiswonende 65-plussers in Vlaanderen, op basis van eenzaamheidsschaal van de Jong Gierveld (in %) 100%
80%
1.6 3.7
3.0 4.8
40.5
36.3
60%
zeer ernstig eenzaam ernstig eenzaam
40%
matig eenzaam 54.2
55.9
2000
2011
niet eenzaam
20% 0% Thuiswonende 65-plussers in Vlaanderen
Bron: Vandenbroucke e.a., 2012
11
Bij ouderen in woonzorgcentra gaat het om het LOVO-2 onderzoek uit 2004 waarin 500 rusthuisbewoners mondeling werden geïnterviewd. De steekproef beperkte zich tot bewoners met de volgende kenmerken: 75 jaar of ouder zijn en permanent in het rusthuis/RVT wonen (geen kortverblijf, dag- of nachtopvang), geen RIZIV-score Cdement (Vanden Boer & Pauwels, 2006).
12
In het onderzoek uit 2000 en 2011 werd dezelfde Nederlandstalige eenzaamheidsschaal van de Jong Gierveld gebruikt.
31
Hoofdstuk 1. Kwetsbare ouderen
In 2011 is 56% van de thuiswonende ouderen helemaal niet eenzaam, 36% is matig eenzaam, 5% is ernstig eenzaam en 3% is zeer ernstig eenzaam. In vergelijking met een onderzoek13 uit 2000 is deze prevalentie van eenzaamheid niet toegenomen. Dit ligt in lijn met andere Europese onderzoeksresultaten (Dykstra, 2009). Het is dus een mythe dat ouderen de afgelopen decennia beduidend eenzamer zijn geworden. De ouderen vandaag zijn gezonder, onafhankelijker en actiever dan vroeger. Daarnaast verschuiven de relatiestandaarden en verwachtingen van ouderen ook. Het verwachtingspatroon ten opzicht van sociale contacten verschuift mee. Het voorkomen en bestrijden van eenzaamheid zal alleen maar belangrijker worden. De prevalentie van eenzaamheid mag dan wel niet toenemen, het absolute aantal eenzame ouderen zal door de vergrijzing alleen maar toenemen.
4
Besluit
In dit hoofdstuk schetsten we de aanleiding voor het project Anders Ouder Worden. De aandacht gaat uit naar de mogelijkheden tot ontschotting en samenwerking voor kwetsbare ouderen. Een wetenschappelijk model van kwetsbaarheid is voorgesteld en vervolgens een aantal kengetallen gepresenteerd die een beeld schetsen van de verschillende dimensies van kwetsbare ouderen in Vlaanderen. Het mag duidelijk zijn dat de groep kwetsbare ouderen zelf erg heterogeen kan gedefinieerd worden, naargelang het accent komt te liggen op de meer lichamelijke, psychische dan wel sociale componenten van kwetsbaarheid. Deze complexiteit maakt de benadering en aanpak van goede zorg voor kwetsbare ouderen een echte uitdaging. Bij de keuze van innovatieve goede praktijken is bewust gezocht naar diversiteit, zodat verschillende groepen van kwetsbare ouderen. In hoofdstuk twee worden de acht geselecteerde projecten kort voorgesteld, hoofdstuk drie gaat verder in op het doorlopen proces.
13
32
Panel Survey Belgische Huishoudens
Hoofdstuk 2: De acht innovatieve projecten
In dit hoofdstuk schetsen we de acht innovatieve projecten die gedurende drie jaar konden ontwikkelen en groeien met de steun van Cera en LUCAS. In het volgend hoofdstuk vindt men meer details over de selectiecriteria bij aanvang van het project en het verloop van het gehele project. De acht gekozen projecten zijn uniek in hun opzet en belichten elk een eigen aspect van kwetsbaarheid bij ouderen. Het model dat in het vorige hoofdstuk is voorgesteld laat zien dat kwetsbaarheid een voortschrijdend proces is van elkaar beïnvloedende factoren. Hoewel de indeling niet volledig sluitend is - meestal gaat het om een combinatie van kwetsbaarheden, bijvoorbeeld lichamelijke en psychische kwetsbaarheid - hebben we de acht projecten onderverdeeld volgens de drie grote pijlers van kwetsbaarheid: lichamelijk, psychisch en sociaal. Bij aanvang van het driejarige traject diende elk project zijn doelstellingen en opzet uit te schrijven in een projectplan. Dit projectplan vormde de leidraad voor de verdere coaching. Einddoelstelling was het uitwerken van de eigen visie en werking in een draaiboek dat andere initiatiefnemers inspireert. Voor details van elk project verwijzen we naar de draaiboeken op www.cera.be.
1 1.1
Projecten die vooral inspelen op de fysieke kwetsbaarheid van ouderen Present Caritas Vrijwilligerswerk
Ouderen die verblijven in een woonzorgcentrum zijn meestal fysiek kwetsbaar door hun afhankelijkheid van hulp van anderen. Bij sommige ouderen ligt het zwaartepunt op zware fysieke zorgnoden. Bij andere ouderen is er sprake van een cognitieve problematiek (bijvoorbeeld dementie) en ligt de nood meer op het vlak van begeleiding en ondersteuning. De noodzaak aan fysieke hulp bij de dagelijkse levensactiviteiten komt dan later op de voorgrond. Medewerkers in woonzorgcentra leverend meestal schitterend werk met de middelen die ze ter beschikking hebben. Tegelijk zien we dat meer en meer woonzorgcentra aandacht hebben voor de mogelijkheden die vrijwilligers kunnen bieden. Een vrijwilliger die tijd heeft om een praatje te maken met de bewoner en te luisteren naar zijn verhaal, een vrijwilliger die een vertrouwensband opbouwt en de buitenwereld mee naar binnen brengt, … Het project ‘Present Caritas’ speelt in op deze vorm van ondersteuning voor kwetsbare ouderen.
33
Hoofdstuk 2. De acht innovatieve projecten
Werken aan de kwaliteit van het vrijwilligerswerk in de residentiële ouderenzorg door degelijke vorming en ondersteuning van de lokale vrijwilligersverantwoordelijken. Omdat Present Caritas gelooft dat de inzet van vrijwilligers een meerwaarde betekent voor bewoners van woonzorgcentra, ondersteunt deze vzw de professionele uitbouw en de ondersteuning van vrijwilligerswerk. Ze benadrukken dat een goede vrijwilligerswerking maar tot stand kan komen wanneer er een gedragen visie is en een vrijwilligersverantwoordelijke de nodige tijd, ruimte, middelen, ondersteuning en vorming krijgt om de vrijwilligers te begeleiden. Daarom is in dit project de klemtoon gelegd op de uitbouw van een degelijke vorming voor vrijwilligersverantwoordelijken. Ook is er werk gemaakt van een sensibiliseringscampagne over het belang van het aanstellen van een vrijwilligersverantwoordelijke bij directies en besturen van woonzorgcentra. Draaiboek: http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/~/media/5E572A84644C4B50A83CF77B3 DA31211.pdf
1.2
Landelijke Thuiszorg Woningaanpassing
Onderzoek toont aan dat de woon- en leefomstandigheden van ouderen een rol kunnen spelen bij kwetsbaarheid. Ouderen wonen vaak in niet-aangepaste woningen. Dit project van Landelijke Thuiszorg heeft als doelstelling een methodiek uit te werken die bijdraagt tot beter aangepaste woningen. Het richt zich zowel op de thuiswonende ouderen en hun mantelzorgers als op zorgkundigen in de thuiszorg.
Meer kans om langer thuis verzorgd te worden: zorg voor een aangepaste woning Verzorgenden en mantelzorgers zijn belangrijke facilitators om kwetsbare ouderen in een thuiszorgsituatie te overtuigen van het nut van een woning aangepast aan de zorgnoden. Dit project leert verzorgenden en mantelzorgers kijken met een knipperlichtbril naar de woning van de persoon voor wie ze zorgen, met een tweeledig doel: * om pijnpunten te leren detecteren die het moeilijk maken voor de kwetsbare oudere om lang(er) thuis te blijven. * om de eigen ergonomische werk- en zorgomstandigheden te analyseren en te verbeteren. Draaiboek: http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/~/media/19CA2B67C9ED4F2DBF2AA796 F7F3EB87.pdf
34
Hoofdstuk 2. De acht innovatieve projecten
2 2.1
Projecten die vooral inspelen op de psychische kwetsbaarheid van ouderen De Zavel
Mensen die tijdens hun leven te maken hebben met psychische problemen, worden vaak geconfronteerd met stigmatisering en uitsluiting. Wanneer deze personen ouder worden en ook meer nood aan hulp en begeleiding hebben, kunnen ze niet altijd terecht in de gepaste voorzieningen. Het woonzorgcentrum de Zavel bouwde meer dan vijftien jaar ervaring uit in het huisvesten en begeleiden van ouderen met een gestabiliseerde psychiatrische problematiek.
De Zavel - Net een beetje Anders Het woonzorgcentrum De Zavel wenst met dit project haar impliciete zorgpraktijk te expliciteren. Hiervoor voerden ze uitgebreide focusgroepen, gesprekken en bevragingen uit met alle betrokkenen. Bewoners en familieleden werden gehoord, evenals medewerkers, maar ook buurtbewoners, doorverwijzers en stagiaires gaven inzicht in de typische eigenheid van De Zavel. Een beperkt kwantitatief onderzoek is uitgevoerd met het RAI-instrument en het geheel werd in een denkdag samengevat met kernachtige aanbevelingen voor praktijk en beleid. Het draaiboek geeft een unieke kijk op het werken voor en met deze ‘vergeten’ groep van kwetsbare ouderen Draaiboek: http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/~/media/51EE7BFBB13145D69CF3A92E6 425AD97.pdf
2.2
Huis Perrekes
Dementie is een aandoening die leidt tot ernstig geheugenverlies, cognitieve problemen en toenemende beperkingen in fysiek en sociaal functioneren. Leeftijd is één van de belangrijkste oorzaken van dementie. Huis Perrekes is een kleinschalig genormaliseerd woonzorgcentrum dat zich inzet voor de zorg en begeleiding van mensen met dementie. Met dit project slaan ze de brug vanuit de residentiële zorg naar de thuissituatie. Er is werk gemaakt van een samenwerkingsmodel over de grenzen van sectoren heen.
35
Hoofdstuk 2. De acht innovatieve projecten
Samen dragen op maat van de persoon met dementie Gedurende het project is werk gemaakt van de opbouw van een duurzaam samenwerkingsmodel over de sectoren heen. Vertrekkende van casusmateriaal is samen gewerkt om de visie op goede zorg en begeleiding bij dementie scherp te krijgen. Een rode draad vormt ook de juiste en genuanceerde beeldvorming over dementie, met respect voor het ritme van alle betrokkenen. Draaiboek: http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/~/media/A20F2297C2B94074A085C06CC F58A806.pdf
2.3
Baluchon Alzheimer Vlaanderen
Baluchon Alzheimer Vlaanderen richt zich eveneens op de groep ouderen met dementie. Hun doelstelling bestaat er vooral in om de mantelzorgers te ondersteunen door middel van respijtzorg, zodat zij de zorg en begeleiding thuis langer en beter kunnen volhouden.
Ondersteuning van de mantelzorger van mensen met de ziekte van Alzheimer Met het project beoogde men twee doelstellingen: de eigen werking kritisch onder de loep nemen en het opstarten van een bijkomende werking in de regio Oostende. Er zijn gesprekken gevoerd met mantelzorgers om zicht te krijgen op hun ervaringen. Medewerkers, de zogenaamde ‘Baluchonneuses’, stonden stil bij hun profiel en verbeterpunten. Hierdoor kon de visie en werking van Baluchon worden geëxpliciteerd. In Oostende is ingezet op opleiding van nieuwe medewerkers en de bekendmaking van Baluchon als ondersteuningsvorm bij dementie. Draaiboek: http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/~/media/07C8B6A03AF043AC8EA0BC1C A673A8B3.pdf
36
Hoofdstuk 2. De acht innovatieve projecten
3 3.1
Projecten die vooral inspelen op de sociale kwetsbaarheid van ouderen OCMW Kortrijk
Hogerop in dit rapport is al verwezen naar eenzaamheid en sociale isolatie als belangrijk kenmerk van kwetsbare ouderen. Het OCMW Kortrijk richtte een samenwerkingsverband op met meerdere partners uit het lokale beleid en de eerstelijnszorg en werkt al sinds 2002 op proactieve wijze aan het voorkomen van eenzaamheid. Ze beogen hierbij vooral de groep van hoogbejaarde ouderen (75+).
Buren voor buren Het project ‘Buren voor Buren’ is een samenwerkingsverband waarbij professionele medewerkers en vrijwilligers hun krachten en middelen bundelen om zorg te bieden aan de vereenzaamde thuiswonende bejaarde. Ze willen hoogbejaarde stadsgenoten in staat stellen om, zolang zij dit wensen, in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen. Om dit te ondersteunen, realiseert Buren voor Buren een diversiteit aan activiteiten in verschillende deelgemeenten en wijken van Kortrijk: individuele huisbezoeken, ontmoetingsnamiddagen, een centraal meldpunt voor nog onbeantwoorde vragen of signalen van ouderen. Tijdens dit project werden deze activiteiten ook opgestart in nieuwe deelgebieden van de stad en werd de overkoepelende werking geoptimaliseerd. Draaiboek: http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/~/media/7FC105A802284D3B932E8D53 531D6E07.pdf
3.2
Landelijke Thuiszorg
In landelijke omgevingen dreigen ouderen ook vaker te vereenzamen. Diensten zijn minder beschikbaar in de nabije omgeving en wie te kampen heeft met verminderde mobiliteit, riskeert minder toegang te krijgen tot mogelijkheden voor sociaal contact of dienstverlening. Door de inzet van vrijwilligers, namelijk de zorgburen, wil men deze ouderen de kans geven op sociaal contact en tegelijk inspelen op ondersteuning bij kleine beperkingen in het dagelijks functioneren.
37
Hoofdstuk 2. De acht innovatieve projecten
‘Kom binnen, zorgbuur!’ Dit is een project dat het buurtweefsel wil versterken in plattelandsgemeenten die dreigen leeg te lopen. De zorgbuur is een vrijwilliger met een takenpakket dat aanvullend is aan de thuiszorg en diensten voor gezinszorg. Het is een vertrouwenspersoon met een hart voor ouderen, die een sociale functie heeft, elementaire goede buurtaken op zich neemt en een doorverwijs- en signaalfunctie heeft. Tijdens dit project werd de zorgbuurfunctie opgestart voor (alleenstaande) senioren (65+) in de plattelandsdorpskernen van Gelrode, Glabbeek en Kortenaken. Er is veel geïnvesteerd in de ‘werkorganisatie’: de doelgroep bereiken, geschikte vrijwilligers vinden, afstemmen met het ander zorgaanbod, enzovoort. Draaiboek: http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/~/media/0C41A28E68FF49878AD869F92 4E0777B.pdf
3.3
OCMW Genk
Er is weinig gekend over de kwetsbaarheid bij ouderen van allochtone afkomst. Ouderen van vreemde afkomst hebben eigen tradities en culturele waarden die niet altijd overeenstemmen met hoe de zorg en begeleiding in Vlaanderen is georganiseerd en uitgewerkt. Het OCMW Genk wil een brug slaan en meer handvaten hebben om ook kwetsbare ouderen van vreemde afkomst goed te kunnen bereiken en begeleiden.
Toegankelijke zorg voor allochtone ouderen Met dit project zet het OCMW van Genk in op het meer en efficiënter informeren en bereiken van Genkse senioren van een andere etnische afkomst en hun entourage. Naast een inventaris van de vragen en behoeften van de allochtone senioren, ging er vooral aandacht naar het uitbouwen van laagdrempelige interculturele kennismakingsactiviteiten met veel oog voor het intergenerationele aspect. Er werd ook geïnvesteerd in de sensibilisering van de medewerkers en vrijwilligers van de seniorenvoorzieningen. Een belangrijke succesfactor van dit project is de structurele samenwerking van het OCMW met de stedelijke dienst Diversiteit & Educatie en het Forum samenleven in diversiteit. Draaiboek: http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/~/media/51DABA0594514C039086619D B2A9018B.pdf
38
Hoofdstuk 3: Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Dit hoofdstuk beschrijft het verloop van het driejarige project Anders Ouder worden. Eerst wordt de structuur verduidelijkt met de selectiecriteria en samenwerkende partners en betrokkenen. Vervolgens verduidelijken we hoe we vanuit LUCAS onze coaching, ontwikkeling en evaluatie hebben vormgegeven.
1
Structuur van het project
1.1
In opvolging van het vooronderzoek
Het project ‘Anders Ouder Worden’ werd opgezet om de bevindingen uit het vooronderzoek ‘Dromen worden werkelijkheid’ (De Coster e.a., 2007) handen en voeten te geven in de ouderensector. Zowel de Vlaamse als de federale overheid investeerden in die periode in zorgvernieuwingsprojecten. Waar deze overheden vooral de grote lijnen uitzetten, wilde Cera complementair investeren in ondersteuning en verruiming van innovatieve en lokale pilootprojecten in Vlaanderen die bijdragen aan een positieve maatschappelijke visie op ouderen(zorg). 1.2
Selectiecriteria projecten
Het project ‘Anders Ouder Worden’ werd voorbereid door een adviesgroep van experten (zie bijlage 1). Deze adviesgroep bestond uit academici, beleidsactoren en vertegenwoordigers van zorgorganisaties. De deelnemers konden goede praktijken voordragen die voldeden aan de volgende criteria:
Bestaande goede praktijk (visie + uitwerking)
Bereidheid tot regionale samenwerking met andere partners
Bereidheid tot coaching met verkenning van de mogelijkheden tot optimalisatie
Resultaten op middellange termijn (3 jaar)
Vraaggestuurde projecten
Differentiatie als uitgangspunt
Vernieuwende, kleinschalige en niet gekende initiatieven
Steun door Cera betekent een belangrijke meerwaarde
De projecten ontvangen bij voorkeur geen subsidies via andere kanalen 39
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Drieëntwintig projecten werden voorgedragen. Bij de selectie besteedde de adviesgroep extra aandacht aan de kwetsbare ouderen en aan projecten die inzetten op beeldvorming en het werken aan helpende attitudes bij basiswerkers in de zorg maar ook bij vrijwilligers, buurtbewoners en de ruime maatschappij. De adviesgroep streefde naar een diversiteit aan projecten op vlak van doelgroep, doelstelling, levensduur, aanpak en regio. De keuze viel op vernieuwende, kleinschalige en nog weinig bekende initiatieven, voor wie de financiële, wetenschappelijke en communicatieve steun een belangrijke hefboom zou kunnen betekenen. De acht geselecteerde initiatieven getuigden van een krachtige visie op begeleiden van kwetsbare ouderen met veel oog voor de stem van de ouderen zelf. Ze stelden een projectplan op met concrete acties voor drie jaar en moesten ook bereid zijn zich hierbij te laten coachen, samen te werken met andere regionale partners en de leerpunten of resultaten te delen met andere initiatiefnemers in de ouderenzorg. Dat laatste gebeurde door deelname aan twee interactiedagen per jaar. Het doel van het project ‘Anders Ouder Worden’ is niet enkel om een draagvlak te creëren voor de bestaande praktijken, maar ook om een duurzaam hefboomeffect te hebben waarbij de gesteunde projecten een katalysatorfunctie hebben en een inspirerende impact hebben op andere geïnteresseerden. Cera lette er ook op dat de gesteunde projecten de coöperatieve waarden van ‘samenwerking, solidariteit en respect voor het individu’ weerspiegelen.
1.3
De betrokken partijen
Het project ‘Anders Ouder Worden’ werd begeleid en opgevolgd door een samenspel van meerdere partijen: een stuurgroep, adviesgroep, dagelijkse begeleiding, nationale en lokale peter/meter. De stuurgroep is samengesteld uit Cera (Heidi Loos, Lieven Vandeputte, Stéphanie De Smet) en Lucas (Prof. Dr. Chantal Van Audenhove en Prof. Dr. Anja Declercq). Hier ligt de beslissingsbevoegdheid, met inspraak van de samenwerkingspartners. Het is aan deze groep om het project te sturen, richting te geven en beslissingen te nemen. Ook werd een adviesgroep samengesteld die jaarlijks bijeen komt. De adviesgroep is een belangrijk instrument ter ondersteuning van het project. Hier wordt een draagvlak gecreëerd voor aanvullende expertise, samenwerking, netwerking, communicatie, verruiming en mogelijke hefboom- en duurzaamheidseffecten voor het project. Deze ondersteuningsstructuur heeft in de eerste plaats de bedoeling om te adviseren aan de stuurgroep. Leden van de adviesgroep zijn: Geert Claes (Kabinet van de Vlaamse Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin), Luc Griep (FOS), Prof. Em. Alfons Marcoen, Louis Paquay (Federatie Wit-Gele Kruis), Bernadette Van den Heuvel (Groep Gasthuiszusters Antwerpen), Elke Vastiau (VVSG), Tarci Windey (Zorgnet Vlaanderen), Prof. Dr. Chantal Van Audenhove (Lucas), Prof. Dr. Anja Declercq (Lucas), Heidi Loos (Cera), Hilde Talloen (Cera), Lieven Vandeputte (Cera) en Stéphanie De Smet (Cera). 40
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
De dagelijkse begeleiding van de acht innovatieve projecten lag in handen van Stéphanie De Smet (Cera), Iris De Coster en Nele Spruytte (LUCAS KU Leuven). Jan Van Rompaey nam de rol van peter op zich. Zijn belangrijkste taak was het bekendmaken van het project bij het ruimere publiek. Hij deed dit door zijn prominente aanwezigheid op de ‘events’ in het kader van Anders Ouder Worden en door interviews te geven en af te nemen. Daarnaast werd ook een lokale meter of peter aangeduid. Dit waren Regionale AdviesRaadleden (RAR) van Cera. Deze RAR-leden brachten een werkbezoek aan een geselecteerd project en stelden hierbij een aantal vragen die tot een beschrijving van de goede praktijk leiden in een persbericht. De RAR-leden kwamen ook aan het woord in de ‘Anders Ouder Worden’-krant (zie bijlage 2) die is uitgegeven in 2011.
2
De begeleiding van de actieprojecten door LUCAS
De kernopdracht van LUCAS in het project is dubbel: enerzijds de coaching van de individuele projecten, anderzijds ook de ondersteuning van het algemene projectverloop en het helpen creëren van kruisbestuiving tussen de projecten. In het eerste werkjaar is sterk ingezet op een goede opstart van de individuele projecten. Dit betekende concreet dat de projecten hun doelen scherp stelden, zorgden dat belangrijke samenwerkingspartners betrokken werden en dat de eerste acties gepland werden. Ook konden de projecten elkaar leren kennen tijdens interactieve projectdagen. In het tweede werkjaar is de coaching en begeleiding geïntensifieerd. Zowel bij de individuele projecten als op de interactieve projectdag werd ingezet op inhoudelijke verdieping. Er werd stilgestaan bij de pijlers van de visie van waaruit de projecten zich profileren. Er was oog voor zowel de realisaties, de krachten en kwaliteiten van elk project, als voor de valkuilen en uitdagingen. In het derde en laatste werkjaar kwam het accent te liggen op: enerzijds het afwerken van de geplande activiteiten en acties, en anderzijds het uitschrijven van de ervaringen van de goede praktijken in een draaiboek met tips en aanbevelingen voor nieuwe initiatiefnemers. 2.1
Begeleiding op het niveau van de individuele projecten
Elk van de acht projecten kon rekenen op individuele feedback en begeleiding. Jaarlijks brachten Cera en LUCAS een gezamelijk bezoek aan de 8 projecten. Tijdens deze werkbezoeken werd feedback gegeven op de acties en kregen de projecten tips voor verdere verbetering van de goede praktijk en/of de interne en externe communicatie erover. Doorheen het werkjaar zorgden de onderzoekers van LUCAS voor de opvolging en bijsturing van de projecten per mail en per telefoon. Wanneer projecten dit wensten, kregen ze een meer 41
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
uitgebreide opvolging. Sommige projecten maakten gebruik van dit aanbod en vroegen tips naar methodologie, suggesties of ondersteuning bij de bekendmaking en communicatie van het project, en feedback bij het uitschrijven van hun draaiboek. De individuele begeleiding gebeurde deels via formele en uniforme communicatie (bv. opvragen van actieplannen en tussentijdse versies van het draaiboek), deels via geïndividualiseerde feedback. 2.2
Coaching voor het algemene projectverloop
De bewaking van het verloop van het gehele project ‘Anders Ouder Worden’ gebeurde in nauwe samenwerking tussen Cera (Stéphanie De Smet) en Lucas (Nele Spruytte en Iris De Coster). 2.2.1
Interactieve projectendagen
Jaarlijks werden er twee interactieve projectdagen georganiseerd waarbij de acht projecten samenkwamen voor een interne ‘studie- en uitwisselingsdag’. De interactieve projectdagen hadden een paar terugkerende bouwstenen:
Input van een expert die een thema aanbracht uit de ouderensector dat verbindend is tussen de acht projecten
Voorstelling van de visie en werking van elk van de acht projecten
Tijd voor informele uitwisseling van informatie en ervaringen
Workshops waarin de deelnemende projecten procesmatige ondersteuning kregen, bv. bij het schrijven van artikels of een draaiboek of het voorbereiden van het slotevent
Reflectie op de stand van zaken van het project met oog voor het volgen van het driejarige tijdspad en de externe communicatie over het project
De eerste interactieve projectendag (26 januari 2010) stond in het teken van kennismaking en de uitwisseling van informatie en ervaringen. Nadat Iris De Coster (LUCAS) de resultaten van het vooronderzoek ‘Ontschotting in de zorg voor kwetsbare ouderen’ had toegelicht, was het de beurt aan de individuele projecten om zichzelf voor te stellen. In de namiddag waren er twee workshops. De eerste workshop was een brainstorm over ‘positieve beeldvorming’. ‘Oud is out? Naar een gemeenschappelijke blik over kwetsbare ouderen in de samenleving.’ De tweede workshop stimuleerde de deelnemers om ideeën te formuleren over strategie en aanpak om moeilijk bereikbare ouderen in zorg te betrekken. Het kernthema van de tweede interactieve projectendag (23 september 2010) was ‘vrijwilligers’. Het uitgangspunt was dat zorg dragen voor kwetsbare ouderen een goede zorgequipe vereist en dat het belangrijk is om een visie te hebben over de plek van vrijwilligers hierin: Welke zorg 42
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
bieden ze en welke zorg verdienen ze zelf? Het doel is dus om samen te (v)erkennen wat vrijwilligerswerk kan betekenen. Om hierover helderheid te creëren kwamen twee onderzoeksexperten aan het woord en was er tijd voor uitwisseling tussen de projecten over het initiëren en verbeteren van de samenwerking met vrijwilligers. Prof. Dr. Lesley Hustinx (Ugent) stond stil bij het profiel van de nieuwe vrijwilliger, die niet meer die van weleer is. De ‘episodische vrijwilliger’ is niet enkel een vloek en draagt ook heel wat kansen en uitdagingen in zich voor organisaties! Liliane Krokaert (vzw Present Caritas) en Martine Knockaert (OCMW Kortrijk, Buren voor buren) deelden hun ervaringen met vrijwilligerswerk vanuit de praktijk. Ze confronteerden de deelnemers met de organisatorische en ethische vraagstukken waar je op botst. Op basis van casuïstiek wordt duidelijk hoe belangrijk het is om een krachtige gedeelde visie te hebben op de meerwaarde en de valkuilen van vrijwilligerswerk. Op basis daarvan kunnen samen do’s en don’ts besproken worden in de concrete samenwerking met vrijwilligers. Eva Hambach (Steunpunt Vrijwilligerswerk) begeleidde vervolgens een workshop waarin ze de deelnemers aan de slag laat gaan rond het opzetten van een vrijwilligersbeleid. Een tien-stappen-plan is hiervoor voorgesteld. De derde interactieve projectdag (20 januari 2011) ging van start met een presentatie door Prof. Dr. Chantal Van Audenhove (LUCAS). Zij had het over de vermaatschappelijking van zorg en wat dit betekent voor de ouderenzorg. Vervolgens kregen twee projecten het forum om stil te staan bij hun visie en werking. De Zavel lichtte toe hoe ze zorgen voor een integratie van ouderen met psychiatrische problemen in het WoonZorgCentrum. Daarna vertelde Huis Perrekes wat het betekent om zorg te verlenen en te coördineren voor ouderen met dementie. In de namiddag bracht Johan De Keyser (Essento) een geanimeerde presentatie over het belang van zorg voor de zorgenden zelf. De grote werkdruk in de ouderensector maakt het extra belangrijk om burnout bij medewerkers te voorkomen met een gezonde zelfzorgattitude. “Tussen het volhouden door mogen medewerkers best ook eens uitrusten.” Op 7 februari 2012 werd een vierde interactieve projectendag gehouden. Nele Spruytte en Iris De Coster (LUCAS) gaven een toelichting bij de stand van zaken van het project ‘Anders Ouder Worden’ en een situering van mantelzorgers in Vlaanderen. Dit keer was Baluchon Alzheimer aan de beurt over ‘mantelzorgers een andere kijk geven op de persoon met dementie’ en KVLV bracht een verhaal over ‘het overleg met mantelzorgers over het aanpassen van de woning’. Prof. Lieve De Wachter (KU Leuven – Instituut voor Levende Talen) begeleidde in de namiddag de workshop ‘externe schriftelijke communicatie’ om de deelnemende projectverantwoordelijken uitleg en voorbeelden te geven over de wenselijke structuur en het gepaste taalgebruik voor een draaiboek en een persbericht. De vijfde en laatste interactieve projectendag vond plaats op 15 november 2012. In de voormiddag was samen met Erik Vreven (Reach out Limburg) gewerkt rond ‘outreachend werken’. Daarna was het terug de beurt aan twee projecten om op een korte, inspirerende manier hun eigen werking in de kijker te zetten. OCMW Genk gaf inzicht in hun werking om de zorg voor allochtone ouderen toegankelijker te maken. Het OCMW Kortrijk lichtte toe wat de eigenheid en grootste sterktes zijn van ‘Buren voor Buren’. In de namiddag begeleidden Nele Spruytte en Liza Van Eenoo (LUCAS) twee workshops waarin de uitwisseling van draaiboeken in duo’s en de voorbereiding van het slotevent centraal stonden. 43
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
We bieden hieronder het overzicht van de presentaties die aan bod kwamen op de interactieve projectendagen
Lesley Hustinx: ‘Het profiel van de nieuwe vrijwilliger’
Eva Hambach: ‘Een vrijwilligersbeleid in 10 stappen’
Chantal Van Audenhove: ‘Vermaatschappelijking van de (geestelijke) gezondheidszorg’
Johan De Keyzer: ‘Zorg voor zorgenden’
Lieve De Wachter: ‘Externe schriftelijke communicatie’
Nele Spruytte en Iris De Coster: ‘Mantelzorgers in Vlaanderen’
Nele Spruytte: ‘Oud is out? Naar een gemeenschappelijke blik op kwetsbare ouderen in de samenleving’
Erik Vreven: ‘Toelichting outreach, kom uit uw kot’
2.2.2
Tussentijdse studienamiddag en slotsymposium
Op 29 september 2011 werden de eerste resultaten van de acht projecten voorgesteld aan een breder publiek. Aangezien het project ‘Anders Ouder Worden’ juist tot doel heeft om zaadjes te planten in de ouderensector en vernieuwing te verspreiden, is het belangrijk om voldoende ruchtbaarheid te geven aan het project. We konden hiervoor terecht in de Factorij in Schaarbeek.
44
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Sfeerbeeld van de tussentijdse studienamiddag in Schaarbeek (september 2011)
Prof. Dr. Chantal Van Audenhove (LUCAS) gaat in op de uitdagingen voor de nieuwe generatie kwetsbare ouderen. “We can’t solve problems by using the same kind of thinking we used when we created them.” De presentatie doet nadenken over nieuwe zorgvormen die aansluiting vinden bij de specifieke kenmerken van de toekomstige generatie ouderen.
Prof. Dr. Chantal Van Audenhove – LUCAS
Aansluitend legt Prof. Dr. Lesley Hustinx (Vakgroep Sociologie Ugent) uit wat de betekenis van vrijwilligerswerk voor kwetsbare ouderen is en kan zijn. 45
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Prof. Dr. Lesley Hustinx – Ugent
Peter van het Anders Ouder Worden project, Jan Van Rompaey modereert een panelgesprek over kwetsbare ouderen. De panelleden zijn: Janine Bischops, actrice in onder meer het éénprogramma Thuis, Walter Brusselaers, raadgever Woonzorg en Ouderen, Kabinet Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Ria Grommen, dr. psychologie, Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen en Fons Van Dijck, trendwatcher Think BBDO.
Jan Van Rompaey – Peter van Anders Ouder Worden
46
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
De panelleden: Fons Van Dijck, Ria Grommen, Walter Brusselaers, Janine Bischops
Het debat wordt gevoed door filmfragmenten waarin achtjarige kinderen hun visie onder woorden brengen over vier thema’s: ‘Oud zijn, vriendschap en relaties, wonen en zorg op oude leeftijd’. De kinderen geven aan hoe zij naar oude mensen kijken en wat in hun ogen belangrijk is voor het welbevinden van oudere personen; voor wie ouderen nog echt van tel zijn, hoe ze later het liefste zelf zouden willen wonen en welke zorg ze zouden verkiezen. De filmpjes zijn terug te vinden op de Cera website: http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/nat1682_anders-ouder-worden Nele Spruytte en Iris De Coster brengen vanuit Lucas enkele concrete cijfers en de tussentijdse resultaten van de acht actieprojecten.
Dr. Nele Spruytte en Iris De Coster (LUCAS) 47
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Dr. Guido Cuyvers (Katholieke Hogeschool der Kempen Geel) geeft de eindtoespraak over de ‘verkleurde vergrijzing’ als uitdaging voor de toekomstige ouderenzorg.
Dr. Guido Cuyvers (KHK)
Aan de deelnemers werd die dag in primeur de ‘Anders Ouder Worden’-krant uitgedeeld (zie bijlage 2). Daarin worden de acht vernieuwende projecten, hun doelstellingen en hun werkwijzen voorgesteld. Elk project kreeg een bezoekje van een Regionaal AdviesRaadslid van Cera. Ze stelden vragen over de visie en werking van het specifieke project. Deze kennismaking werd verwerkt in een kort interview. De krant laat ook een aantal visies uit de ouderenzorgsector en de overheid aan bod komen. Tot slot was er ook een informatiemarkt en een receptie met de mogelijkheid tot netwerking.
48
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Snuisteren in de ‘Anders Ouder Worden’-krant.
Op 25 april 2013 is het slotsymposium gehouden van het project ‘Anders Ouder Worden’. Deze feestelijke slotdag van het project bestond uit een aantal inspirerende lezingen gericht op de toekomst en actieve workshops waarin de acht projecten hun beste beentje voorzetten. Het programma vindt men hieronder. 9.00 uur 9.30 uur 9.35 uur 9.45 uur 10.00 uur 10.20 uur 10.40 uur 11.15 uur
11.45 uur 12.00 uur 13.00 uur 14.30 uur 16.00 uur
Onthaal met koffie en fris Verwelkoming, Lieven Vandeputte, Cera Flash forward naar 2040, prof. dr. Chantal Van Audenhove, LUCAS KU Leuven Ouderen aan zet of (te) kwetsbaar? Waarheid, durven en doen, dr. Nele Spruytte en Iris De Coster, LUCAS KU Leuven Een toekomst voor ouderen: samen op zoek naar duurzame antwoorden, Deirdre Maes, Stichting voor Toekomstige Generaties Een co-creatie perspectief op zorg: samen met ouderen zorg opbouwen, Katrien Verleye, UGent Optreden van zangkoor ‘De Betties’, het koor van het project Anders Ouder Worden, Huis Perrekes Panelgesprek over de nieuwe generatie kwetsbare ouderen. Onder leiding van Jan Van Rompaey, peter van het project Anders Ouder Worden. Panelleden: • Prof. dr. Chantal Van Audenhove, directeur LUCAS KU Leuven • Luc Griep, directeur Federatie Onafhankelijke Seniorenzorg • Mie Moerenhout, directeur Vlaamse Ouderenraad • Louis Eelen, RAR-lid Cera en bestuurder Woonzorgcentrum Lindenhof vzw • Marc Vandenberghe, vrijwilliger Buren voor Buren • Anne Dedry, beleidsmanager Zorg en Wonen Reflectie door Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Lunch met gelegenheid elkaar te ontmoeten Workshop 1 Workshop 2 Feestelijke toast op de toekomst 49
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Workshops Toegankelijke zorg voor allochtone ouderen - OCMW Genk Onder het motto van: ‘Wij tonen onze gastvrijheid’ heten drie personen van allochtone afkomst iedereen welkom via een theeceremonie en trakteren met multiculturele hapjes. Kom binnen zorgbuur! – Landelijke thuiszorg De zorgbuur is een vertrouwenspersoon met een hart voor ouderen, die ‘goede buur’taken verricht. Hiermee vormt de zorgbuur een schakel in een continuüm van zorg binnen de gezinszorg voor ouderen. Cliënten voelen zich veiliger, minder eenzaam en ervaren de zorg op maat. Ook de samenwerking met lokale besturen en actoren draagt hiertoe bij. Een aangepaste woning, warm aanbevolen! – Landelijke thuiszorg Iedereen wil zo lang mogelijk thuis verzorgd kunnen worden. Naast voldoende professionele hulp en mantelzorg, is een aangepaste woning onontbeerlijk of minstens aanbevolen. Heel wat kwetsbare ouderen zijn echter niet gemotiveerd om hun thuis tijdig ergonomisch aan te passen. Net een beetje anders … - De Zavel, GZA woonzorggroep De Zavel biedt in het centrum van Antwerpen een aangepaste woon-, leef- en zorgvorm aan voor personen met een gestabiliseerd psychiatrisch ziektebeeld al dan niet met problemen die samengaan met het ouder worden. Hoe verschilt De Zavel van een klassiek woon- en zorgcentrum? Wat karakteriseert dit huis? Buren voor buren – OCMW Kortrijk Jonge senioren zetten zich in als vrijwilliger voor hun oudere buren. Een goede samenwerking en afstemming tussen vrijwilligers en professionele medewerkers is hierbij noodzakelijk. Het project richt zich op drie concrete acties: individuele huisbezoeken, ontmoetingsnamiddagen, informatie, advies en hulpverlening. De kunst van het dragen – Huis Perrekes Hoe kunnen we de zorg voor personen met dementie optimaliseren? Waarom werk je samen? Met wie werk je samen? Hoe werk je samen? Hoe vorm je een dragend, flexibel geheel? Hoe bouw je een brug tussen thuiszorg en residentiële zorg? Voorstelling van een samenwerkingsmodel dat de kwaliteit van leven van personen met dementie en hun omgeving kan verbeteren. Een innoverende thuiszorgdienst voor Alzheimerpatiënten – Baluchon Ondersteuning van de mantelzorger van een persoon met Alzheimer. Getuigenis en ervaringen van een baluchonneuse en een familielid waarbij de zorg gedurende een specifieke periode overgenomen werd.
50
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Het ontroerend optreden van het intergenerationele koor ‘De Betties’ zal de aanwezigen zeker bijblijven. Het publiek genoot alvast met volle teugen.
51
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Ook Minister Vandeurzen drukte zijn waardering uit voor het project ‘Anders Ouder Worden’ en schetste zijn visie op de toekomstige ouderenzorg in Vlaanderen.
Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vandeurzen
Van elk project is ook een filmpje gemaakt dat op bondige wijze toelicht wat het project precies beoogt. De lezingen, presentaties, filmpjes en foto’s van deze slotdag zijn te downloaden op www.cera.be.
2.3
Coaching bij de opmaak van de draaiboeken
Het doel van het project ‘Anders Ouder Worden’ is zowel nieuwe praktijken en innovatieve oplossingen een extra impuls te geven alsook een fundament te leggen voor verdere verspreiding van deze goede praktijken. Om dat laatste te realiseren is van in het begin gevraagd dat elk project zou komen tot een draaiboek.
52
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
Een draaiboek is te omschrijven als een beschrijving van de eigen werking of goede praktijk, met aandacht voor de implementatiefactoren, kritische succesfactoren en valkuilen. Het is de bedoeling dat het draaiboek andere potentiële initiatiefnemers inspireert en aanzet tot actie. Een draaiboek is daarom ook een hulpmiddel voor verdere verspreiding van de goede praktijken. LUCAS heeft gedurende drie jaar erover gewaakt dat elk project kon afronden met een draaiboek. Omwille van de diversiteit en uit respect voor de eigenheid van elk project is niet gewerkt met een gestandaardiseerde template of strak keurslijf. Door middel van individuele coaching heeft LUCAS er wel over gewaakt dat elk draaiboek voldoende gestoffeerd was en duidelijk gericht op andere initiatiefnemers die met concrete vragen zitten bij de realisatie van een gelijkaardig project. Wat is het doel en de doelgroep? Hoe is men tewerk gegaan? Wat zijn tips en valkuilen? Elk project destilleerde de leerervaringen uit het doorlopen traject. Geïnteresseerden kunnen deze draaiboeken terugvinden via de website van Cera en het ingeven van de zoekterm ‘anders ouder worden’ of via de hogerbeschreven links. (http://www.cera.be/nl/maatschappelijkeprojecten/mso/nat1682_anders-ouder-worden).
3
Besluit
In dit besluit staan we kritisch stil bij het doorlopen traject en bij de eigen inbreng vanuit LUCAS. Door de nauwe samenwerking met alle projecten kon er van binnenuit worden kennisgemaakt met het pionierswerk van de acht projecten en de positieve initiatieven die aandacht schenken aan kwetsbare ouderen. De formule met werkbezoeken in huis is belangrijk om voldoende voeling te krijgen met het concrete actieterrein van elk project. Elk project is ook sterk gedragen door één of meerdere figuren die extra trekkracht bezorgen. Dat Cera met hun communicatiekanalen bijkomende aandacht kon schenken is zeker een meerwaarde. Ook de inspanningen die Jan Van Rompaey deed om de projecten te bezoeken en in beeld te brengen zijn zeer lovenswaardig. Het is positief vast te stellen dat elk van de projecten geslaagd is in de opzet om te groeien in de eigen werking. Met relatief beperkte middelen is het ook de opzet om een hefboom te creëren die meerwaarde geeft voor een breder publiek. Uiteraard liep de driejarige tocht niet altijd van een leien dakje. Als we denken aan verbeterpunten voor de coaching en begeleiding van toekomstige gelijkaardige projecten, kunnen we drie elementen vermelden. In de eerste plaats is er het omgaan met het spanningsveld tussen variatie in projectwerking en interactief leren. Op de interactieve projectdagen bleek soms hoe uiteenlopend de acht projecten waren. Elke keer werd er echter bijzonder goed naar elkaar geluisterd. Het beperkt aantal bijeenkomsten, de geografische spreiding hebben o.i. ervoor gezorgd dat de onderlinge wisselwerking beperkt bleef tot de eerste kennismaking met elkaars initiatieven. De acht projecten onderling hebben geen actieve samenwerking opgezet, dit was ook niet de opzet. Indien het doel van een toekomstig project is om de ervaringskennis verder te versterken, zouden 53
Hoofdstuk 3. Drie jaar coaching, ontwikkeling en evaluatie
we voorstellen om nog meer in te zetten op interactieve methodieken, en mogelijk de diversiteit van de projecten wat af te bakenen. In de tweede plaats is er de aandacht voor de stem van de kwetsbare oudere zelf. Doorheen het driejarige project merken we dat er beleidsmatig meer en meer aandacht is gekomen voor participatie en inspraak van ouderen zelf. De projecten hebben elk ook sterk geluisterd naar hun ouderen: de meeste mantelzorgers en vrijwilligers zijn zelf ouder dan 65 jaar. Dit element is dus zeker een rode draad in de acht projecten. Het blijft een uitdaging om ook een stem te geven aan de meest kwetsbaren, de oudsten of minst zichtbare of meest zieke ouderen. Het is geen vanzelfsprekendheid om dit te realiseren. Toch waren er op verschillende interactiedagen ook actieve vrijwilligers en mantelzorgers mee aanwezig en dit bepaalt mee de dynamiek van het proces. Ten slotte was oorspronkelijk het plan dat drie van de acht projecten veeleer zouden werken aan een interne evaluatie van hun werking en de vijf andere projecten veeleer aan vernieuwing en verdieping van hun embryonale werking. De begeleiding van de projecten werd conform hiermee verdeeld over de twee wetenschappelijk medewerkers van LUCAS. Wanneer we nu terugblikken op de afgelegde weg, is dit onderscheid eigenlijk weggevallen. In elk van de acht projecten is sterk gewerkt aan het verbeterenen het kritisch uitdagen van de eigen werking, alsook aan het stilstaan, aan zelfreflectie en evaluatie. Het accent ligt voor elk project anders, omdat sommige projecten kleinschaliger/grootschaliger zijn, meer/minder mankracht hebben, meer/minder jaren ervaring, een groter/kleiner opgebouwd netwerk, enzovoort. Het is vooral hoopgevend te merken dat sommige initiatieven doorheen drie jaar werking bijna vanzelf meer aandacht hebben gekregen in het praktijkveld en dus klaar zijn voor verdieping en verruiming. Parallel hiermee hopen we ook de vruchtbare samenwerking van LUCAS met Cera verder vorm te kunnen geven in nieuwe onderzoeks- en actieprojecten.
In het volgende hoofdstuk geven we een breed overzicht van speerpunten voor de toekomstige ouderenzorg in Vlaanderen. Dit geldt als kader en achtergrond voor het slothoofdstuk waarin we een aantal aanbevelingen en concrete voorstellen formuleren.
54
Hoofdstuk 4: Speerpunten voor de toekomstige zorg voor kwetsbare ouderen
In dit hoofdstuk gaan we in op de uitdagingen die we zien voor de toekomst en de verdere uitbouw van gepaste zorg en begeleiding van kwetsbare ouderen. We vertrekken vanuit de vaststellingen aan de vooravond van het project Anders Ouder Worden en trekken daarna de blik weider open naar de verdere toekomst.
1
Uitdagingen en tendensen voor de ouderenzorg anno 2007
Het vooronderzoek ‘Dromen worden werkelijkheid’ bracht een aantal uitdagingen en tendensen aan het licht. Na consultatie van onderzoekers, beleidsactoren en praktijkwerkers konden de belangrijkste evoluties in kaart gebracht worden (De Coster e.a ., 2007). Er zijn verschuivingen en evoluties aan de kant van de vraagzijde van ouderenzorg:
Ontgroening, vergrijzing, verzilvering
Mantelzorg onder druk
Mondigere oudere persoon
Inspraak en participatie
Verbeterde vermogenspositie van ouderen
Toenemende eisen ten aanzien van de kwaliteit van het wonen en de zorg
Maar ook aan de aanbodzijde doen er zich nieuwe maatschappelijke dynamieken voor:
Toenemende differentiatie
Tussenvormen tussen thuiszorg en residentiële zorg
Woon- en zorgaanbod wordt duurder
Zorgtekorten – onderzorg – wachtlijsten
ICT – e-care – telemedicine – e-nurse
Publiek-Private samenwerking (PPS)
55
Hoofdstuk 4. Speerpunten voor de toekomstige zorg voor kwetsbare ouderen
Sleutelfiguren in de ouderenzorg droomden in 2007 over innovaties op het vlak van participatie van ouderen, beeldvorming, organisatie en inhoud van de zorg, betaalbaarheid van de zorg, enz. Voor meer details verwijzen we naar het rapport (De Coster e.a., 2007).
2
Uitdagingen en tendensen voor de ouderenzorg anno 2013
We staan vijf jaar verder en het is begrijpelijk dat de meeste van de genoemde uitdagingen op vijf jaar tijd niet volledig zijn opgelost of weggewerkt. Sommige tendensen worden scherper of zijn intussen afgevlakt. Tegelijk is de dynamiek in de ouderenzorg in Vlaanderen exponentieel toegenomen en spontaan of onder faciliterende druk van de Vlaamse of federale overheid doen er zich vernieuwingen voor op het terrein. Hoe passen de acht geselecteerde projecten in dit verhaal? Ook hier volgde elk de eigen dynamiek, en het is hoopgevend vast te stellen dat de praktijk- en beleidscontext voor sommige projecten gunstig evolueerde. Dat betekent dat het pionierswerk van in het begin ook steeds meer klaar is voor verdere verspreiding en implementatie. Doordat we vanuit LUCAS de acht projecten drie jaar lang nauw begeleid en gecoacht hebben, kregen we ook voeling en inzicht in de gemeenschappelijke lessen, leerpunten en hinderpalen voor het verspreiden van analoge initiatieven. Op basis van de inzichten uit de draaiboeken, onze ervaringen tijdens het coachingstraject en ook op grond van onze eigen LUCAS-expertise, konden we speerpunten destilleren die belangrijk zijn voor de verdere toekomst van de ouderenzorg in Vlaanderen. Het LUCAS-onderzoek over ouderenzorg volgt een aantal kernthema’s zoals dementie, mantelzorg, monitoring en evaluatie van innovaties, kwaliteit, deugdelijk bestuur. Bij de literatuur achteraan dit rapport vindt u een selectie van relevante rapporten, artikels en boeken die Lucas hierover publiceerde. Voor de uitgebreidere lijst verwijzen we graag naar de site en nieuwsbrief: www.kuleuven.be/lucas. De speerpunten voor de toekomstige ouderenzorg kunnen geordend worden onder drie rubrieken. Het gaat om uitdagingen of perspectieven op het vlak van de individuele omgang met (kwetsbare) ouderen, op het vlak van de organisatorische aanpak en op het vlak van het brede maatschappelijke veld. De drie volgende paragrafen gaan hierop in.
56
Hoofdstuk 4. Speerpunten voor de toekomstige zorg voor kwetsbare ouderen
3 3.1
Speerpunten in de individuele omgang en relatie met (kwetsbare) ouderen Een persoonlijke en integrale benadering
De persoon komt nog meer centraal te staan met aandacht voor de kwaliteit van leven. Een kwetsbare oudere is in de eerste plaats een oudere persoon met eigen wensen, verlangens en behoeften. Deze persoon wordt dus niet gereduceerd tot zijn ziekte. Een integrale benadering betekent ook dat ouderen burgers blijven die ook bij verminderde zelfredzaamheid kunnen blijven deelnemen aan de samenleving.
3.2
Aanspreken op zelfredzaamheid en gezond leven
Ouderen en mensen in het algemeen willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven. Hiervoor is het nodig ouderen aan te spreken op hun zelfredzaamheid. Inzetten op preventie en gezondheidspromotie wordt steeds belangrijker. Met het toenemend aantal chronisch zieken wordt het ook steeds meer noodzakelijk dat de zieke persoon zelf leert omgaan met zijn ziekte en de zelfzorg zo goed mogelijk kan worden gerealiseerd. Mensen willen ook steeds meer autonoom kunnen beslissen over de aanpak van hun gezondheid en ziektebehandeling. Dit sluit volledig aan bij een herstelgerichte benadering (binnen de geestelijke gezondheidszorg) en het kijken naar mogelijkheden en kansen, in plaats van zich uitsluitend of hoofdzakelijk te richten op beperkingen en handicaps.
3.3
Naar een relatiegerichte zorgverlening
Kwetsbare ouderen hebben dan wel nood aan zorg, in die zorg moet de relatie terug centraler komen te staan. Zorg bieden kan maar gebeuren in de context van een relatie tussen de zorgverlener en zorgontvanger. Bovendien is dit niet een éénrichtingsproces, maar is er nood aan meer aandacht voor de wederkerige dynamieken. Ook het feit dat kwetsbaarheid en ziekte ook altijd een familiale of relationele impact hebben, wordt meer en meer van belang. We gaan weg van het louter instrumentele zorgverlenen en zoeken naar een nieuw evenwicht met oog voor die relationele vertrekbasis van zorg. Uiteraard blijft de nodige technische kennis en vakkunde noodzakelijk, maar dit mag niet primeren.
57
Hoofdstuk 4. Speerpunten voor de toekomstige zorg voor kwetsbare ouderen
3.4
Lichaam en geest in evenwicht
Psychische kwetsbaarheid is het minst zichtbaar en bespreekbaar. Er is nood aan meer deskundigheid op het vlak van geestelijke gezondheid bij ouderen, inclusief problematieken zoals dementie. Het vergroten van de bespreekbaarheid kan ertoe leiden dat het stigma kan worden afgebroken en volwaardige participatie mogelijk wordt. 3.5
Aandacht voor zelfbeschikking, autonomie en ondersteuning
In het geval van kwetsbaarheid is het extra belangrijk aandachtig te zijn voor de kansen op zelfontplooiing en zelfbeschikking. Nog te vaak schakelen we – vanuit goede intenties – over op ‘hulp inschakelen, taken overnemen, zorgen voor’, terwijl dit niet altijd noodzakelijk is. Kwetsbare ouderen kansen geven om ook zelf controle te houden over het eigen leven, zelf keuzes te kunnen maken, blijft belangrijk om zin te geven aan het leven. Uiteraard is dit een evenwichtsoefening en kunnen we de nood aan ondersteuning niet uit het oog verliezen. Het aandacht hebben voor autonomie en zelfbeschikking begint overigens met het goed uitklaren van de wensen, verwachtingen en zorgvragen. Dit moet het vertrekpunt zijn van een individuele aanpak. 3.6
Zo lang mogelijk thuis wonen in een vertrouwde omgeving
Ouderen willen zo lang mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving blijven wonen, ook wanneer ze meer en meer hulp nodig hebben in het dagelijks leven. Ook ouderen die minder en minder sociale contacten hebben, verkiezen liefst nog omringd te zijn door hun vertrouwde meubelen, hun eigen huis en huisdieren. Het is daarom van belang dat die woonomgeving zo goed mogelijk aangepast is aan eventuele toekomstige zorgbehoevendheid (zie ook verder).
4 4.1
Speerpunten in de organisatie van de zorg en begeleiding van kwetsbare ouderen De noodzaak van samenwerking en netwerken
Door de verschuiving van zorg in de samenleving stijgt de vraag naar gepaste omkadering en begeleiding in de thuisomgeving. De eerstelijnszorg wordt steeds belangrijker en er dienen nieuwe constellaties te worden gevormd. We evolueren meer en meer in de richting van ketenzorg, regionale netwerken en nieuwe vormen van samenwerking tussen organisaties.
58
Hoofdstuk 4. Speerpunten voor de toekomstige zorg voor kwetsbare ouderen
4.2
Kwaliteit met de focus op resultaten en een toenemende prestatieverantwoording
De schaarste aan mensen en middelen gecombineerd met een steeds mondiger wordende oudere persoon leiden ertoe dat kwaliteitsbeleid onmisbaar wordt. Organisaties die zorg bieden staan onder druk om hun ingezette middelen te verantwoorden. Kwaliteit zichtbaar maken en transparant communiceren wordt meer en meer een noodzaak. Op het vlak van kwaliteitsbeleid zien we een verschuiving van aandacht voor de structurele randvoorwaarden naar processen en uitkomsten. 4.3
Professionalisering van het vrijwilligerswerk
Er is een toenemende schaarste aan personeel in de zorgsector. Tegelijk zijn er steeds meer ouderen die net met pensioen zijn en zich nog actief willen inzetten voor de samenleving. Er is tot nu toe weinig gekend over de specifieke eigenheid van vrijwilligerswerk voor en door ouderen. Toch ligt hier een kans voor de toekomst. Het vrijwilligerswerk in het algemeen evolueert ook naar een meer professioneel werkterrein. Veel van de projecten uit Anders Ouder Worden werken actief met vrijwilligers en het valt op dat er ook aandacht is voor aspecten zoals zorgvuldige rekrutering, motivering en erkenning van het vrijwilligerswerk, aandacht voor een goede ondersteuning, enzovoort. Natuurlijk schuilt er ook een gevaar in deze professionalisering van het vrijwilligerswerk. Het kan niet de bedoeling zijn dat vrijwilligers het werk van professionele werkkrachten overnemen. Dit ‘instrumentaliseren’ van het vrijwilligerswerk moet vermeden worden. 4.4
Deugdelijk bestuur
Niet alleen het vrijwilligerswerk wordt in toenemende mate op een meer professionele manier georganiseerd en aangepakt. Zorgorganisaties zijn historisch vaak gegroeid vanuit congregaties of religieuze organisaties. De afgelopen decennia is het bestuur van zorgorganisaties in toenemende mate overgenomen door ‘leken’ (dwz niet-religieuze bestuurders). Met de schaalvergroting en het werken in samenwerkingsverbanden en netwerken, verschijnen ook de eerste bestuurders die werken vanuit deze netwerken of die professioneel als bestuurder optreden. Deugdelijk bestuur wordt in de socialprofitsector een belangrijk thema. Ook hier groeit het besef dat transparante communicatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen, nog verder kunnen worden uitgebouwd. 4.5
De materiële omgeving als ondersteuner van de menselijke omgeving
De zorg en begeleiding van ouderen en kwetsbare ouderen in het bijzonder is sterk geworteld in een traditie van medische zorgverlening. Het klassieke medisch model, met het ziekenhuis als prototype, brokkelt stilaan af. Parallel met de sociale evolutie naar een meer holistische en 59
Hoofdstuk 4. Speerpunten voor de toekomstige zorg voor kwetsbare ouderen
persoonlijke zorgverlening, is ook een trend te ontdekken in de materiële omgeving. Ook hier gaat men weg van standaardbenaderingen, uniforme instellingen of onpersoonlijke ruimtes. Kleinschaligheid en huiselijkheid blijven kernwoorden in de materiële omgeving. Op die manier wordt de materiële omgeving een hulpmiddel ter ondersteuning van de relationele zorgomgeving. 4.6
Duurzaamheid
De klimatologische veranderingen hebben ook een steeds grotere impact op het dagelijks leven. Ook zorgorganisaties staan voor de uitdaging om in de vormgeving van de materiële omgeving op een duurzame wijze om te springen met energie. In de toekomst zal deze aandacht voor duurzame materialen en werkprocessen zich nog meer manifesteren.
5 5.1
Speerpunten op het algemeen maatschappelijk vlak Participatie en co-creatie
De trend naar inspraak en participatie is al enige tijd ingezet. Burgers, en ook ouderen, willen hun eigen stem hebben, willen zelf kunnen kiezen en mee inspraak hebben in hoe de zorg wordt aangepakt wanneer ze die nodig hebben. We staan voor een kanteling van het beslissingsmodel, weg van de betutteling of patriarchale beslissingsprocessen, in de richting van gedeelde besluitvorming en co-creatie. Dit vereist natuurlijk dat alle partners meer en meer gaan samenwerken. De basisvoorwaarde hier is dat er met respect wordt geluisterd naar ieders inbreng. Gelijkwaardigheid van alle partners, professionelen, vrijwilligers, zorggebruikers en familieleden is na te streven. 5.2
Multiculturalisering
Ook de toenemende impact van migratie op de samenleving is een evolutie die niet meer is tegen te houden. Grote steden in Vlaanderen zijn in toenemende mate multicultureel geworden. Dit betekent dat er moet samengeleefd worden met mensen die vaak vanuit een heel verschillende culturele achtergrond zijn opgegroeid. Zorgvragers kunnen eigen gewoonten of verwachtingen hebben rondom zorg, omgaan met het eigen lichaam, sociale omgangsvormen. Maar ook vanuit het standpunt van zorgverleners zal er rekening moeten gehouden worden met andere culturele gebruiken en gewoontes. 5.3
Verbrokkeling en diversiteit van de samenlevingsvormen
Het traditionele kerngezin is lange tijd de overheersende samenlevingsvorm geweest, maar door een toename in het aantal echtscheidingen, de mogelijkheid van het homohuwelijk en adoptie 60
Hoofdstuk 4. Speerpunten voor de toekomstige zorg voor kwetsbare ouderen
van kinderen zijn steeds meer verschillende samenlevingsvormen ontstaan. Alleenstaande ouders, kinderen uit een nieuw samengesteld gezin, grootouders die op latere leeftijd opnieuw huwen, het zijn enkele voorbeelden van nieuwe vormen van samenleven. Wanneer een oudere nood heeft aan begeleiding is het belangrijk zicht te krijgen op het netwerk dat die persoon omringt. Hierbij zal er dus steeds meer gekeken moeten worden naar een brede of wisselende kring van mensen. 5.4
Digitalisering
De technologie evolueert razendsnel en de mogelijkheden van ICT zijn niet meer weg te denken. Deze digitalisering van de samenleving heeft een grote impact op het dagelijks leven. Het gaat om een impact op de dagelijkse leefomgeving van iedereen (denk aan de mogelijkheden van internet of mobiel bellen). Specifiek voor de zorgsector zijn evoluties belangrijk op het vlak van communicatie: het elektronisch patiëntendossier is hier een treffend voorbeeld. Het gaat hier overigens niet enkel om communicatie tussen zorgverleners, maar ook tussen zorgverleners en zorgontvangers of tussen sectoren. De rol van sociale media in de zorg is ook een nieuwe evolutie. Ook op het vlak van domotica en technologische hulpmiddelen doen er zich grote verbeteringen en vernieuwingen voor, maar blijft de implementatie vaak nog haperen doordat er niet altijd voldoende of gepaste aansluiting is met de werking van de zorg. 5.5
Zingeving en ethiek
Met de verminderde rol van de kerk en andere religies, zijn mensen op zoek naar zingeving en betekenis. Dit komt extra tot uiting op het ogenblik dat men geconfronteerd wordt met verlies of afscheid. In de zorg komen ook vaak ethische vraagstukken aan bod, bijvoorbeeld over de rol van privacy bij de toenemende technologische ontwikkelingen. Dat is natuurlijk slechts één voorbeeld. Naarmate de zorgorganisatie complexer wordt, is het van belang dat ook zingeving en ethiek hierin aandacht krijgen. 5.6
Toegankelijkheid en betaalbaarheid
Sinds de kredietcrisis van 2008 wordt nog scherper duidelijk dat de middelen beperkt zijn en dat de zorg in de toekomst wellicht met minder mensen en middelen zich anders zal moeten organiseren. Een grote vraag hierbij is hoe er gezorgd kan worden dat de zorg en begeleiding voldoende toegankelijk blijven voor iedereen. Hoe maken we dat kwetsbare ouderen niet uit de boot vallen? Betaalbaarheid van de zorgverlening is een aansluitende thematiek. Armoede treft ouderen ook en ook in de acht projecten Anders Ouder Worden zijn ook laagdrempeligheid en voldoende betaalbaarheid belangrijke thema’s.
61
Hoofdstuk 4. Speerpunten voor de toekomstige zorg voor kwetsbare ouderen
5.7
Genuanceerde beeldvorming over ouder worden
Het is van belang dat er een meer genuanceerde beeldvorming komt over ouder worden. Nu overheersen de twee extremen: de valide senioren/medioren die profiteren van de vrijgekomen tijd na pensionering tegenover de zwaar zorgbehoevende ouderen die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen of beslissen over hun zorg. Met een genuanceerde beeldvorming wordt polarisering verder vermeden. Het gaat niet om jong versus oud, actieve senior versus afhankelijke bejaarde, zorgverlener versus zorgontvanger, enz. Het gaat wel om het zo goed mogelijk inspelen op de zorgvragen en noden van de persoon, zo goed mogelijk rekening houdend met ieders levensverhaal. 5.8
Dementie en andere ernstige chronische aandoeningen
De maatschappij zal steeds meer moeten omgaan met een grote groep mensen (ouderen) met ernstige chronische aandoeningen. Dementie is één van de meest ingrijpende aandoeningen in dit verband. Het treft niet enkel de persoon, maar grijpt ook sterk in op het leven van de direct betrokkenen. Andere chronische aandoeningen zijn diabetes, hart- en longaandoeningen, kanker, enz. Vaak hebben ouderen zelfs te maken met multimorbiditeit. De huidige zorgorganisatie is nog teveel geënt op de aanpak van één acute aandoening. Met de komst van zorgpaden, klinische paden, geïntegreerde zorgprogramma’s is meer aandacht gekomen voor deze chronische aandoeningen. Hoe we echter omgaan met ouderen die kwetsbaar zijn omwille van meerdere chronische aandoeningen, is nog een op te lossen vraagstuk. Goede medische diagnostiek en behandeling blijven belangrijk, maar ook welzijnsaspecten van chronische ziekte winnen aan belang. Wat zijn onderbouwde niet-medicamenteuze interventies die mensen met dementie en andere chronische ziektes kunnen ondersteunen?
6
Besluit
Dit hoofdstuk biedt een breed raamwerk van uitdagingen en perspectieven voor de toekomstige ouderenzorg. Deze speerpunten zijn gegroeid uit de ervaringen met de acht projecten, maar ook uit de LUCAS-expertise doorheen de voorbije jaren van onderzoek en dienstverlening. Elk van de speerpunten vormt een uitdaging op zich. In het volgende hoofdstuk brengen we reliëf aan in dit brede raamwerk en formuleren we concrete aanbevelingen die voortvloeien uit het project Anders Ouder Worden.
62
Hoofdstuk 5: Aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek
In dit slothoofdstuk presenteren we de specifieke aanbevelingen die we formuleren naar aanleiding van de voltooiing van het project ‘Anders Ouder Worden’. Het project Anders Ouder Worden vormde een voorbeeld van samenspel tussen onderzoek, beleid en praktijk. Inzichten uit de wetenschappelijke literatuur zijn door LUCAS aangereikt aan de projecten. Ervaringen uit de praktijk werden zichtbaar gemaakt en de dialoog is voor de meeste projecten opgestart met lokale en nationale overheden. Hieruit zijn lessen te trekken voor elk van deze drie spelers. We formuleren aparte aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek. In de realisatie van deze aanbevelingen pleiten we natuurlijk voor een sterk partnerschap tussen alle betrokken partijen, in respect en dialoog voor ieders rol en eigenheid.
1
Aanbevelingen voor de praktijk
In het dagelijkse werk met en voor ouderen gebeuren veel kleine mirakels. Een thuiszorgmedewerker die opmerkt dat een dame vergeetachtig wordt en zo tijdig het proces van diagnosestelling dementie in gang zet door dit te bespreken met de kinderen. Of een vrijwilliger die wat vaker langsgaat bij een oudere die recent familie is verloren en dreigt geïsoleerd te raken. Of nog een hulpverlener die een oudere met depressie over de streep trekt om toch maar een nieuwjaarskaart te sturen naar de kinderen die al zo lang niet meer op bezoek komen. Vaak zit het in kleine gebaren, een respectvolle houding, gevoel voor timing en empathie. Wat de acht projecten van Anders Ouder Worden gemeenschappelijk bindt, is hun aandacht voor de kwaliteit van leven van kwetsbare ouderen. Er wordt veel geluisterd in de acht projecten, geluisterd naar de specifieke noden, naar onderliggende verlangens of niet-uitgesproken verwachtingen. Door deze aandacht voor de zorgvrager, bouwden de projecten initiatieven op die werkelijk aansluiten bij wat ouderen beroert en nauw aan het hart ligt. We pleiten ervoor dat de zorg- en hulpverleners en zorgorganisaties tijd maken voor het expliciteren van de vraag van de oudere zelf, en dat er kan worden ingezet op levenskwaliteit in al haar dimensies. Deze focus moet er automatisch toe leiden dat er oplossingen en antwoorden worden ontwikkeld die zoveel mogelijk op maat zijn van de individuele oudere persoon. Vervolgens gingen de acht projecten de dialoog aan met naburige partners: andere zorgorganisaties, lokale overheden, maar ook diensten en organisaties buiten de zorgsector. Er is tijd geïnvesteerd in het leren kennen van ‘de andere’ en doorheen het groeiend vertrouwen zijn gezamenlijke acties en instrumenten ingezet. We pleiten ervoor dat er nog meer wordt ingezet op samenwerking en ontschotting. In de eerste plaats moet er samenwerking groeien tussen de thuiszorg en de residentiële 63
Hoofdstuk 5. Aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek
zorgvoorzieningen voor ouderen. De verbindende brug tussen beide sectoren wordt nog te weinig bewandeld. Maar de kracht van ‘Anders Ouder Worden’ leert dat ook ontschotting nodig is om verder te kijken dan ‘zorg en welzijn’. De acht projecten tonen dat er méér mogelijk is door ook samenwerking aan te gaan met onderwijs, met cultuurorganisaties, met lokale zelfstandige ondernemers, enz. Een andere rode draad doorheen alle acht projecten is de inzet van mantelzorgers en vrijwilligers. Elk project zocht aansluiting op de noden en de mogelijkheden van deze informele zorgverleners. Het is mooi te zien hoe na drie jaar coaching ook hier een duurzame samenwerking kon worden opgezet. We pleiten ervoor dat zorgverleners en zorgorganisaties uit de praktijk de kracht ontdekken en erkennen van mantelzorgers en vrijwilligers. Dit werken we verder uit bij de beleidsaanbevelingen. Het driejarige project ‘Anders Ouder Worden’ is nu afgelopen. Sommige projecten zijn inmiddels zo stevig dat ze hun werking alleen maar verder zullen doen groeien. Toch is het ook voor eenpaar projecten niet zeker dat ze hun opgebouwde expertise zullen kunnen verder inzetten voor kwetsbare ouderen. Aan ondernemerschap is er geen gebrek in de zorg in Vlaanderen. Er wordt veel creatief en innovatief werk geleverd. Waar het schoentje soms knelt in de praktijk, is de systematische opvolging, evaluatie en vooral het volhouden van deze vernieuwingen. Staan we wel genoeg stil bij wat een project echt opleverde en hoe het zich duurzaam kan inbedden in de eigen werking of die van naburige of gelijkaardige organisaties? We pleiten voor meer aandacht voor methodisch handelen en het borgen van goede praktijken. Binnen elke zorgorganisatie is er nood aan een cultuuromslag gericht op leren en innoveren. Maar ook tussen zorgorganisaties moet er meer worden ingezet op leren. We hollen nog teveel van ‘vernieuwsproject’ naar ‘vernieuwingsproject’ en spelen te weinig ‘leentje-buur’. Het verspreiden en borgen van goede praktijken door samenwerking is nodig om de toekomst tegemoet te gaan. Het werken met regionale borgingsambassadeurs die andere zorgorganisaties coachen bij de opzet van de goede praktijk kan hier een meerwaarde zijn.
2
Aanbevelingen voor het beleid
Het vorige hoofdstuk heeft duidelijk gemaakt dat we geconfronteerd worden met tal van uitdagingen en dynamieken. Anno 2013 staan we met een belangrijke verschuiving in de beleidscontext, gezien de bevoegdheidsoverdracht voor belangrijke sectoren zoals ouderenzorg en een deel van de gezondheidszorg naar Vlaanderen. De defederalisering van de ouderenzorg biedt unieke kansen om na te denken hoe het beleid ervan kan worden hertekend of verbeterd. Ouderenzorg is tot nu toe een gedeelde bevoegdheid van de federale en de Vlaamse overheid. Met de aansturing vanuit de sociale zekerheid (RIZIV) is een overwegend klassiek medisch kader 64
Hoofdstuk 5. Aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek
gehanteerd om ouderenzorg te besturen. Nu de Vlaamse overheid meer bevoegdheden krijgt, biedt dit de gelegenheid om het accent te verruimen van een overwegend medische focus op lichamelijke of geestelijke gezondheid naar levenskwaliteit als bredere doelstelling. Streven naar een goede kwaliteit van leven behelst dan nog altijd aandacht voor een goede fysieke en psychische gezondheid, maar evenzeer aandacht voor de materiële leefomstandigheden, voor ontmoeting en sociale relaties, voor inspraak en autonomie, voor zingeving, enz. Door te vertrekken van levenskwaliteit kan ook duidelijk worden dat zorgvragers veel meer gemeenschappelijk hebben dan tot nu toe gedacht is. We zijn te ver doorgedreven in een sectorale, gefragmenteerde benadering en moeten durven op zoek gaan naar de generieke mogelijkheden van zorg en begeleiding. Een integrale benadering van zorg en welzijn is meer en meer aangewezen (SAR, 2012). Het project ‘Anders Ouder Worden’ trok de kaart van de kwetsbare ouderen. De acht projecten schonken elk op hun eigen manier aandacht aan kwetsbare ouderen. En dan ging het om een 70jarige man van allochtone afkomst, een hoogbejaard koppel dat alleen woont in een veel te groot huis op het platteland, maar even goed om een 57-jarige man met de ziekte van Korsakoff en ernstige geheugenproblemen, of om een 67-jarige vrouw die zorgt voor haar moeder met dementie … Dit rapport maakt duidelijk dat we eigenlijk nog te weinig weten over de groep ‘kwetsbare ouderen’. Doordat kwetsbaarheid een complex proces is van diverse factoren, is het ook duidelijk dat ‘kwetsbare ouderen’ een bijzonder heterogene groep vormen. Wanneer we in de toekomst verder werk willen maken van gepaste ondersteuning, zorg en begeleiding voor deze kwetsbare ouderen, moet er geïnvesteerd worden in kennisopbouw en monitoring, en dit op twee vlakken. We pleiten voor meer gedeelde kennis over de groep van kwetsbare ouderen. Er is nood aan een uniform, eenvoudig en haalbaar systeem waarmee ouderen kunnen worden gescreend op hun kwetsbaarheid. Er wordt al veel geregistreerd, maar het coherent opvolgen van diverse groepen van kwetsbare ouderen biedt een overheid de kans om het beleid beter af te stemmen op de specifieke noden van deze groep. We pleiten voor de opstart van een databank met goede praktijken in de ouderenzorg. De overheid kan hierbij de rol opnemen van facilitator, en in dialoog met het praktijkveld betere zichtbaarheid geven aan nieuwe praktijkinitiatieven en wetenschappelijk onderbouwde interventies. In het buitenland zijn goede voorbeelden beschikbaar, denk maar aan de Nederlandse sites www.zorgvoorbeter.nl of www.moderne-dementiezorg.nl om een paar voorbeelden te noemen. Een ander uitstekend voorbeeld is het National Institute for Health and Care Excellence (NICE) uit het Verenigd Koninkrijk dat richtlijnen uitbrengt die gestoeld zijn op wetenschappelijke effectiviteit en zo meteen het beleid en de praktijk inspireert. Op die manier treedt het beleid op als katalysator voor verbeterprocessen in de zorgpraktijk. Momenteel verricht het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in Vlaanderen een onderzoek naar de haalbaarheid van de ontwikkeling en implementatie van een 65
Hoofdstuk 5. Aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek
kennisdelingsplatform voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (Neyens e.a., 2013). Vertrekkende vanuit een literatuurstudie over concepten zoals kennis en de lerende organisatie, wordt een inventaris gemaakt van bestaande IT-tools en kennisdelingsinstrumenten en –platformen. De finaliteit van een dergelijk kennisdelingsplatform moet nog worden uitgeklaard. Een mogelijkheid is dat impliciete kennis uit de praktijk er ook een plaats in kan krijgen en kan dienen als input voor wetenschap en beleidsmakers. Dit zou aalsluiten bij ons pleidooi voor samenspel tussen praktijk, beleid en onderzoek. Het project ‘Anders Ouder Worden’ heeft concreet aangetoond wat ‘samenwerking en ontschotting’ kan betekenen. De acht projecten hebben dat niet in het minst aangetoond door sterk in te zetten op mantelzorgers en vrijwilligers. Deze groep van informele zorgverleners wordt in het licht van de vergrijzing en de geschetste uitdagingen steeds belangrijker. In zekere zin kunnen de oudere mantelzorgers en vrijwilligers zelf beschouwd worden als ‘kwetsbare ouderen’! We pleiten voor de opmaak van een coherent beleidsplan informele zorg in Vlaanderen. De overheid neemt hier al verschillende initiatieven (denk aan het decreet op het vrijwilligerswerk, het participatiedecreet, het dementieplan Vlaanderen, het Vlaams ouderenbeleidsplan, enz). Het beleidsplan informele zorg moet resoluut de kaart trekken van het zichtbaar maken, erkennen en positief waarderen van mantelzorgers en vrijwilligers. Het is alvast hoopgevend dat de federale overheid een voorontwerp van wet goedkeurde dat mantelzorgers juridisch erkent (persbericht ministerraad 22/3/2013, http://www.presscenter.org/nl/pressrelease/20130322/mantelzorgers-juridisch-erkend). Het beleidsplan informele zorg moet verder gaan dan een juridische erkenning, maar in overleg met het praktijkveld zoeken naar gepaste ondersteuningsmaatregelen. Ook hier is een visie op levenskwaliteit richtinggevend. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat mensen uit alle generaties mantelzorg en vrijwilligerswerk kunnen blijven geven, zonder zelf onder druk te komen? Dit vraagt een grondig debat vanuit een levensloopvisie. De drie jaar samenwerking tussen LUCAS, Cera en de acht praktijkprojecten hebben geresulteerd in draaiboeken met tips, instrumenten en inzichten die meteen inzetbaar zijn in andere regio’s in Vlaanderen. De kracht van het project ‘Anders Ouder Worden’ ligt in grote mate in het feit dat er ruimte is gegeven voor groei en ontwikkeling van onderuit. Dankzij de ondersteunende visie en richting uit onderzoek, zijn de praktijkervaringen naar een hoger niveau getild. We pleiten ervoor dat overheden voldoende middelen vrijmaken voor toegepast wetenschappelijk onderzoek.
66
Hoofdstuk 5. Aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek
3
Aanbevelingen voor onderzoek
Het project ‘Anders Ouder Worden’ is geen typisch onderzoeksproject. Gedurende drie jaar namen pionierswerkers uit de praktijk het voortouw. De rol van de onderzoekers lag erin de praktijk kritisch te bevragen, hen uit te dagen rondom hun visie en werking, inzichten te delen uit onderzoek, enzovoort. Er is de afgelopen jaren meer en meer wetenschappelijke kennis beschikbaar over kwetsbare ouderen, over goede interventies ter ondersteuning van hen. Een knelpunt is dat dit onderzoek te weinig vertaald wordt naar implementatie in de reële leefwereld en praktijksettings. We pleiten voor meer onderzoek dat wetenschappelijke inzichten en kennis toepast en vertaalt naar de dagelijkse leefwereld van ouderen. Er is nood aan interdisciplinair onderzoek dat recht doet aan de vele dimensies van levenskwaliteit van personen, en ouderen in het bijzonder. Deze benadering vergt andere methodes. In een gewone woning of zorgorganisatie kan er geen volledig gestandaardiseerd experiment worden opgezet. Er moet dus gewerkt worden met andere methodes voor het opzetten en evalueren van complexe interventies. Er moet worden ingezet op een variatie aan methodieken: kwalitatief, kwantitatief met zowel proces- als productevaluaties. Vaak gaat het ook om actie-onderzoek waarbij onderzoekers een rol opnemen in het afstemmen van diverse betrokkenen: zorgverleners, zorgontvangers, beleidsactoren, spelers in de marge, enz. We pleiten ook voor meer onderzoek over implementatie- en veranderingsprocessen. De ouderenzorg staat voor enorme uitdagingen, er zal op korte tijd flexibel moeten worden ingespeeld op nieuwe noden en vragen. Onderzoek dat helpt identificeren hoe mensen verbeteringen en vernieuwingen initiëren, oppikken, volhouden en inbouwen in de dagelijkse werking is van groot belang. Fondsen voor innovatie richten zich vaak op de hardere sectoren (technologie, ICT), terwijl ook innovatie in de ‘zachtere’ zorgsector van wezenlijk belang is (bv. www.zorginnovatie.be). Hierbij spelen andere dynamieken en struikelblokken ook een rol (lager opgeleid en wisselend personeel, teamwerking, leiderschap, complexe verwachtingen vanuit ouderen en hun familie, enz). Er is meer kennis nodig over het aanpakken en inspelen op deze randvoorwaarden voor innovatie. Op die manier kan onderzoek op haar beurt als facilitator optreden voor een sterke ouderenzorg van de toekomst.
67
Hoofdstuk 5. Aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek
4
Besluit
In dit slothoofdstuk formuleerden we bedenkingen en aanbevelingen voor praktijk, beleid en onderzoek. Een sterke aanpak gericht op kwetsbare ouderen is nodig om de toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Het beschreven kwetsbaarheidsmodel illustreert hoe ouderen in een proces van toenemende kwetsbaarheid terecht komen. Het niet inzetten op preventie en aanpakken van kwetsbaarheid kan leiden tot ongewenste gevolgen die we als samenleving willen voorkomen. Het gaat om de preventie van verdere beperkingen in het functioneren van ouderen, maar ook het vermijden van een vroegtijdige of onnodige overstap naar residentiële zorg. Ook het ondersteunen van de mantelzorger, zodat deze persoon zelf niet gebukt gaat onder een te hoge belasting, behoort tot de doelstellingen. Het goed omkaderen en ondersteunen van oudere vrijwilligers, in partnerschap met professionele medewerkers is eveneens een aandachtspunt. Samen met de leden van de adviesgroep doen we een oproep aan de Vlaamse en federale overheid en de praktijksector om samen aan de slag te gaan rondom twee concrete punten:
De opmaak van een beleidsplan informele zorg/mantelzorg dat vertrekt vanuit de lokale besturen
De uitwerking van een model van borgingsambassadeurs en een platform van goede zorgpraktijken
Als onderzoekers willen we de verdere initiatieven steunen en blijven werk maken van het zichtbaar maken en evalueren van goede praktijken. Zodat ook de toekomstige generaties ouderen in waardigheid kunnen leven en ook bij kwetsbaarheid van een kwaliteitsvolle oude dag kunnen genieten.
68
Literatuur
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (2012). De Statistiek naar Inkomens en Levensomstandigheden. Resultaten van de SILC-enquête 2011, Brussel: Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie. Avalosse, H., Gillis, O., Cornelis K. & Mertens R. (2009). Gezondheidsongelijkheid in België: de harde cijfers. Vaststellingen op basis van de gegevens van de ziekenfondsen. Belgisch tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 1, 145-171. Bergman, H., F. Beland en A. Perrault (2004). Development d’un cadre de travail pour comprendre et etudier la fragilite). In: Gérontologie et société, deel 109, p. 15-29. Börsch-Supan, A., Hank, K., Jürges, H. & Schröder, M. (eds.) (2008). Health, ageing and retirement in Europe (2004–2007). Starting the longitudinal dimension, Mannheim Research Institute for the Economics of Aging, University of Mannheim. Cacioppo, J., Hawkley, L., Crawford, E., Ernst, J., Burleson, M.,Kowalewski, R. & Berntson, G. (2002). Loneliness and health: Potential mechanisms. Psychosomatic Medicine, 64, 407–417. Casteels, M., Danckaerts, M., De Lepeleire, J., Demyt-tenaere, K., Laekeman, G., Luyten, P., Pattyn, B., Schokkaert, E. & Truyts, T. (2010). Het toenemend gebruik van psychofarmaca. Metaforum visietekst 1, pp. 1-28, Werk-groep Metaforum Leuven. Cuyvers, G. & Kavs, J. (2001). De huidige en toekomstige behoeften van allochtone ouderen aan welzijns- en gezondheidsvoorzieningen, Geel: Katholieke Hogeschool Kempen, Departement Sociaal Werk. Declercq, A., Demaerschalk, M., Vanden Boer, L., Bronselaer, J., De Witte, N., Verté, D. & Molenberghs, G. (2009). De invloed van individuele en gemeentelijke kenmerken op het formele en informele zorggebruik van Vlaamse ouderen. In: Focus Gezondheid Sociale Staat van Vlaanderen (pp. 381-399). De Jong Gierveld, J. (1984). Het ervaren van eenzaamheid; een toets op een theoretisch eenzaamheidsmodel. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 39, 376-384. De Jong Gierveld, J., Van Tilburg, T., & Dykstra, P. (2006). Loneliness and social isolation. In A. Vangelisti & D. Perlman (Eds.), Cambridge handbook of personal relationships (pp. 485–500). Cambridge: Cambridge University Press. Demarest, S. (2010). Beperkingen. In: Van der Heyden J, Gisle L, Demarest S, Drieskens S, Hesse E, Tafforeau J. (2010).Gezondheidsenquête België, 2008. Rapport I - Gezondheidstoestand. Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance, Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. 69
Literatuur
Dykstra, P. A. (2009). Older adult loneliness: myths and realities. European Journal of Ageing, 6, 91-100. European Collaboration on Dementia (2009). Prevalence of dementia in Europe. www.alzheimereurope.org/Research/Europea-Collaboration-on-Dementia/Prevalence-of-Dementia-in-Europe. Gisle, L. (2010). Mentale Gezondheid. In: Van der Heyden J, Gisle L, Demarest S, Drieskens S, Hesse E, Tafforeau J. (2010).Gezondheidsenquête België, 2008. Rapport I - Gezondheidstoestand. Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance, Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Gobbens, R., van Assen, M., Luijkx, K., Wijnen-Sponselee, M., Schols, J. (2010). The Tilburg Frailty Indicator: psychometric properties. Journal of the American Medical Directors Association, 11(5), 344-355. Gobbens, R.J., Van Assen, M.A., Luijkx, K.G. & Schols, J.M. (2012). Testing an integral conceptual model of frailty. Journal of Advanced Nursing 68(9), 2047–2060. doi: 10.1111/j.13652648.2011.05896.x Hawkley, L. & Cacioppo, J. (2003). Loneliness and pathways to disease. Brain, Behavior and Immunity, 17 (Suplement 1), S98-S105. Janssens, A., (2003). Hoe elkaar de hand reiken? De zoekende interactie tussen allochtone ouderen en het zorgaanbod in de stad Antwerpen. Steunpunt gelijkekansenbeleid. Lodewijckx, E. (2007). Ouderen van vreemde herkomst in het Vlaamse Gewest. Origine, sociaaldemografische kenmerken en samenstelling van hun huishouden. Studiedienst van de Vlaamse Regering. SVR-Rapport 2007/2. Lodewijckx, E. (2008). Veranderende leefvormen in het Vlaamse Gewest, 1990-2007 (en 2021). SVR-rapport 2008/3. Luanaigh, C. & Lawlor, B. (2008). Loneliness and the health of older people. International Journal of Geriatric Psychiatry, 23, 1213-1221. Neyens, I., Van Audenhove, C., Maes, L. & Carrette, V. (2013). Onderzoek naar de haalbaarheid en implementatie van een WVG-kennisdelingsplatform. Intern interim rapport. Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Noppe, J., Pauwels, G. & Moons, D. (2012). Wie participeert niet? Deelname van ouderen aan verschillende domeinen van het maatschappelijk leven. SVR-Webartikel, 2012/9. Prieto-Flores, M., Forjaz, M. , Fernandez-Mayoralas, G. , Rojo-Perez, F., Martinez-Martin, P. (2011). Factors associated with loneliness of noninstitutionalized and institutionalized older adults. Journal of Aging And Health, 23(1), 177-194.
70
Literatuur
Rolfson, D.B., S.R. Majumdar, R.T. Tsuyuki, A. Tahir en K. Rockwood (2006). Validity and reliability of the Edmonton Frail Scale. In: Age Ageing, jg. 35, nr. 5, p. 526-529. Spruytte N., De Coster I., Vermeulen K., Declercq A., & Van Audenhove Ch. (2009), Onderhandelde zorg. Ondersteunende methodieken voor participatie van bewoners en familie in de residentiële ouderenzorg. Eindrapport, Leuven, Lucas Statbel (2012). Structuur van de bevolking van leeftijd en geslacht: België. Brussel: FOD Economie; http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/bevolking/structuur/leeftijdgeslacht/belgie/. Studiedienst van de Vlaamse Regering (2012). VRIND 2012: Vlaamse regionale indicatoren. Studiedienst van de Vlaamse Regering: Brussel. Strategische Adviesraad Welzijn Gezondheid Gezin (2012). Visienota Integrale zorg en ondersteuning in Vlaanderen. Brussel, 7december 2012. Talloen, D., Verstraete, J., Chech, J. (2012). Allochtone ouderen, senioren van bij ons. Lessen uit de praktijk. Overzicht van 22 projecten die en brug slaan tussen ouderen met een migratieachtergrond en de bestaande dienstverlening. Brussel: Koning Boudewijnstichting. Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging. Zelfdoding per leeftijd [Online publicatie]. Brussel: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afd. Informatie en Ondersteuning, [geraadpleegd op 16-april-2013], Beschikbaar op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers/ Van Audenhove, Ch., De Coster, I., van den Ameele, H., De Fruyt, J. & Goetinck, M. (2007). De aanpak van depressie door de huisarts. Een handboek voor de praktijk. Leuven: Lannoo Campus. Van Audenhove, Ch., Spruytte, N., Detroyer, E., De Coster, I., Declercq, A., Ylieff, M., Squelard, G. & Misotten, P. (2009). De zorg voor personen met dementie: perspectieven en uitdagingen. Brussel: Koning Boudewijnstichting. Van Campen, C. (2011). Kwetsbare ouderen. Sociaal Cultureel Planbureau: Den Haag. Van Der Heyden, J. (2010). Chronische aandoeningen. In: Van der Heyden J, Gisle L, Demarest S, Drieskens S, Hesse E, Tafforeau J. (2010).Gezondheidsenquête België, 2008. Rapport I Gezondheidstoestand. Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance, Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Vanden Boer, L. & Pauwels, K. (2005). Eenzame ouderen: mythe of realiteit? www.cbgs.be, bijdragen onderzoek, 11 februari 2005. Vanden Boer, L. & K. Pauwels (2006). Thuis in het rusthuis. www.cbgs.be, bijdragen onderzoek, 13 maart 2006. Vandenbroucke, S., Vermeulen, B., Maggi, P., Delye, S., Gosset, C., Lebrun, J., Declercq, A. (2012). Oud word je niet alleen. Een enquête over eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen in België, Brussel: Koning Boudewijnstichting. 71
Literatuur
Vandeurzen, J. (2010). Naar een dementievriendelijk Vlaanderen – dementieplan Vlaanderen 2010-2014. Brussel. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Vermeulen, B. & Declercq, A. (2011). Mantelzorg, vanzelfsprekend!? Over zorgervaringen en noden van mantelzorgers van kwetsbare ouderen, SWVG Feiten & Cijfers (VoZs). Vermeulen, B., Spruytte, N., Declercq, A. (2012). Zorgen voor een kwetsbare, thuiswonende oudere: warmte en conflict in de relatie tussen mantelzorgers en ouderen. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 36 (327), 12-21.
Selectie van relevante rapporten, artikels en boeken van Lucas Voor meer informatie over de onderzoekslijn ouderenzorg en verwante publicaties: www.kuleuven.be/lucas. RAPPORTEN De Coster, I. , Declercq, A. & Van Audenhove, Ch. (2008). Dromen worden werkelijkheid. Voorbereiding van een actieproject ouderenzorg. Leuven, LUCAS. PDF De Coster, I. & Van Audenhove, Ch. (2008). FOTON: analyse van de gespreksgroepen, Leuven, LUCAS PDF De Groof, M., Declercq, A., Jacob, B. & Van Audenhove, Ch. (2009). RAI Mental Health. Onderzoek naar de mogelijkheid tot implementatie van de instrumenten RAI Mental Health en Community Mental Health/Estimation des possibilités d'implementation des outils RAI, Mental Health et Community Mental Health. Leuven: LUCAS. PDF Demaerschalk, M., Spruytte, N., Hermans, K., Declercq, A., Van Audenhove, C. (2011). Deugdelijk bestuur in de residentiële ouderenzorg. Leuven: Lucas. PDF Spruytte, N., Vermeulen, B., De Groof, M., Declercq, A. & Van Audenhove, Ch. (2009). Thuisbegeleiding dementie Foton: een eerste evaluatie. Leuven, LUCAS PDF Spruytte, N., De Coster, I., Vermeulen, K., Declercq, A. & Van Audenhove, Ch. (2009). Onderhandelde zorg. Ondersteunende methodieken voor participatie van bewoners en familie in de residentiële ouderenzorg. Eindrapport, Leuven, LUCAS PDF Spruytte, N., Demaerschalk, M., Declercq, A., Van Audenhove, C. (2011). Narratieve zorg: een pilootstudie, 97 pp. Leuven: LUCAS. PDF
72
Literatuur
Van Audenhove, Ch., Spruytte, N., Detroyer, E., De Coster, I., Declercq, A., Ylieff, M., Squelard, G. & Misotten, P. (2009). De zorg voor personen met dementie: perspectieven en uitdagingen. Brussel, Koning Boudewijnstichting. PDF Vandenbroecke, S., Vermeulen, B., Maggy, P., Delye, S., Gosset, C. & Declercq A. (2012). Oud word je niet alleen. Een enquête over eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen in België. Brussel: Koning Boudewijnstichting. PDF Vermeulen, B., Demaerschalck, M., Declercq, A. (2011). De Vlaamse Ouderen Zorg Studie: methodologisch rapport. Leuven: Steunpunt WVG. PDF Vranken, R. & Hermans, K. (2008). Project zorginnovatie in welzijn - Deel I: Zorginnovatie: gebruikersgericht vernieuwen en veranderen. Leuven, LUCAS PDF
ARTIKELS Declercq, A. (2013). De mantelzorg van de toekomst. Socio-economisch congres 19 & 20 oktober 2013, KHBO Brugge. PDF Declercq, A. & Vermeulen, B. (2011). Kwaliteit van leven bij ouderen die thuiszorg gebruiken en geheugenproblemen en/of depressieve gevoelens ervaren. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 42, februari, p.45 PDF Declercq, A. (2011) Hulp krijgen om te helpen, Weliswaar, April 2011, pp. 24 PDF Declercq, A. (2012). Oude vragen over zorg voor ouderen: zijn er nieuwe antwoorden? In: Hermans K., van den Bosch D. (Eds.), Zorg voor welzijn. Oude vragen en nieuwe antwoorden. Leuven/Den Haag: Acco, 67-82. Declercq, A. (2013). Vergrijzing en mantelzorg. Op weg naar een rampscenario? Alert, 39 (2). Spruytte, N., De Coster, I., Declercq, A., Van Audenhove, Ch. (2011). Op weg naar 'onderhandelde zorg' in de woonzorgcentra. Van onderzoeksproject naar praktijk,Tijdschrift voor Welzijnswerk, 35(319), 23-34 PDF Vermeulen, B. & Declercq, A. (2011). Depressieve klachten bij kwetsbare ouderen die thuiszorg gebruiken. Steunpunt WVG Feiten en cijfers, 2010-4. PDF Vermeulen, B. & Declercq, A. (2011). Een goede oude dag? Steunpunt WVG Feiten en cijfers, 2011-14. PDF Vermeulen, B. & Declercq, A. (2011). Zorggebruik, -behoefte en –tevredenheid bij kwetsbare ouderen. Steunpunt WVG Feiten en cijfers, 2011-15. PDF
73
Literatuur
Vermeulen, B., Spruytte, N. & Declercq, A. (2011). Met de mantel der liefde? Over de kwaliteit van de relatie tussen kwetsbare ouderen en mantelzorgers. Steunpunt WVG Feiten en cijfers, 2011-17. PDF Vranken, R. & Hermans, K. (2010). Zorginnovatie daagt je uit. OCMW Visies, 2, 6-8. PDF
BOEKEN Hermans, K., Vranken, R. (2010). Zet je licht op groen voor zorginnovatie - Praktijkboek. Brussel: Vlaams Welzijnsverbond vzw. Rommel, W., Declercq, A., De Clercq, J., Van Audenhove Ch. & Lammertyn, F. (1998). Tussen autonomie en geborgenheid. Dementerende ouderen en hun omgeving. Leuven/Apeldoorn: Garant. Spruytte, N., Declercq, A., Herbots, B., Holvoet, M., Elst, R., Van der Flaas, J., Molenberghs, C., Kuylen, L., Lecoutere, J., Van den Heuvel, B. & Van Audenhove, Ch. (2010). Kleinschalig genormaliseerd wonen voor mensen met dementie. Het antwoord op 101 vragen. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Van Audenhove, Ch., Declercq, A., De Coster, I., Spruytte, N., Molenberghs, C., Van den Heuvel, B. (2003). Kleinschalig genormaliseerd wonen voor personen met dementie. Antwerpen: Garant.
74
Bijlagen
75
Bijlagen
Bijlage 1: Leden adviesgroep
Dhr. Luc Griep, FOS
Prof. Em. Alfons Marcoen
Dhr. Louis Paquay (Federatie Wit-Gele Kruis)
Mevr. Bernadette Van den Heuvel (Groep Gasthuiszusters Antwerpen)
Dhr. Robert Geeraert (VVSG)
Mevr. Elke Vastiau (VVSG)
Mevr. Liesbet Noe (VVSG)
Dhr. Tarci Windey (Zorgnet Vlaanderen)
Mevr. Anne Dedry (Landelijke thuiszorg - Ons Zorgnetwerk)
Dhr. Geert Claes (Kabinet van de Vlaamse Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin)
Mevr. Lut Vanden Boer (Kenniscentrumteam wetenschappelijk onderzoek, Dept. Welzijn, Volksgezondheid en Gezin)
Dhr. Jan Van Rompaey (Peter van het project Anders Ouder Worden)
Dhr. Jos Plessers (Lid Raad van Bestuur Cera)
Mevr. Heidi Loos (Cera)
Dhr. Lieven Vandeputte (Cera)
Mevr. Hilde Talloen (Cera)
Mevr. Stéphanie De Smet (Cera)
Mevr. Annemie Minsaer
Prof. Dr. Chantal Van Audenhove (Lucas)
Prof. Dr. Anja Declercq (Lucas)
Dr. Nele Spruytte (Lucas)
Iris De Coster (Lucas
77
Bijlagen
Bijlage 2: de Anders Ouder Worden krant
79
Bijlagen
80
Bijlagen
81
Bijlagen
82
Bijlagen
83
Bijlagen
84
Bijlagen
85
Bijlagen
86