Samenvatting binnengekomen / afgesloten verzoeken Q1 2015 Belastingen, Amsterdam
KIM 26183 – dossier afgesloten Een vrouw heeft een WAJONG‐uitkering. Normaliter komt zij in aanmerking voor kwijtschelding. Dit jaar heeft het UWV stelselmatig teveel geld gestort – het overschot heeft de vrouw tijdelijk geparkeerd op haar spaarrekening, omdat zij wist dat ze het aan het UWV moest terug betalen. Tegelijkertijd dient zij een verzoek om kwijtschelding in bij DBGA. DBGA wijst haar verzoek af, vanwege vermogen (geld op de spaarrekening). De vrouw gaat in (administratief) beroep en voert aan dat er sprake is van ‘onverschuldigde’ betaling door het UWV. Inmiddels heeft het UWV ook schriftelijk aan haar kenbaar gemaakt het bedrag terug te zullen vorderen. Deze brief voegt ze dan ook bij haar beroepschrift. DBGA verklaart haar beroep ongegrond: ‘U heeft voldoende tegoed op uw bank om de belastingaanslag te kunnen betalen. Met overige kosten of schulden wordt volgens de kwijtscheldingsregeling geen rekening mee gehouden.’ De vrouw kan zich niet vinden in de reactie van DBGA en wendt zich tot de Gemeentelijke Ombudsman. De ombudsman doet navraag bij de dienst en dan blijkt het volgende. De vrouw heeft weliswaar ten onrechte teveel geld gekregen van het UWV echter uit niets blijkt dat zij het geparkeerde geld direct heeft aangewend om de schuld bij het UWV te betalen. Met het UWV is een betalingsregeling getroffen, net als met DBGA. Indien de vrouw daadwerkelijk het ‘geparkeerde’ geld, na ontvangst van de terugvorderingbeschikking van het UWV, direct en volledig had terugbetaald – dan had de vrouw wellicht op grond van vermeende hardheid alsnog kwijtschelding kunnen krijgen. Nu dat niet het geval is, komt zij niet in aanmerking voor kwijtschelding. De ombudsman kan zich vinden in de redenering van DBGA en ziet daarom geen aanleiding om het onderzoek voort te zetten. KIM 26222 – dossier is afgesloten Een man klaagt over het feit dat hij herhaaldelijk met DBGA contact heeft moeten opnemen voor de toezending van kwijtscheldingsformulieren, maar telkens maar niets ontvangt. Pas na de derde poging ontvangt de man de gevraagde formulieren. Omdat hij zijn klacht hierover niet in eerste instantie aan DBGA heeft kenbaar gemaakt, stuurt de Gemeentelijke Ombudsman de klacht door naar de dienst ter eerstelijns behandeling. De dienst neemt telefonisch contact op met de man en de klachten worden naar tevredenheid afgehandeld. Aan de man wordt tevens meegedeeld dat hij inderdaad in aanmerking komt voor kwijtschelding. De ombudsman sluit het dossier. KIM 26236 – dossier is afgesloten Een vrouw stuurt de Gemeentelijke Ombudsman een korte mail dat er loonbeslag is gelegd zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. Daarop neemt de Gemeentelijke Ombudsman contact met haar op en vertelt de vrouw dat ze feitelijk buiten Amsterdam woont, maar staat ingeschreven in Amsterdam omdat ze voor haar werk in de horeca Amsterdam moet wonen. Op het inschrijfadres komt ze af en toe voor de post, ze heeft geen toegang tot het adres. Ze heeft problemen door haar echtscheiding en restschuld, maar probeert het hoofd boven water te houden. Ze heeft geen enkele stukken rond het beslag en heeft het vermoeden dat geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet. Daarop neemt de Gemeentelijke Ombudsman contact op met DBGA en krijgt de ombudsman de meest relevante stukken. Daaruit blijkt dat er wel degelijk rekening is gehouden met de beslagvrije voet. De ombudsman stuurt de stukken door naar de vrouw, met daarbij het rechtstreekse nummer van de
klachtencoördinator van DBGA. Ze mag hem bellen als ze vragen heeft. Ook laat de ombudsman weten dat ze contact kan zoeken met de Gemeentelijke Ombudsman als ze er niet doorheen komt. Bij de huidige stand van zaken is er in het dossier geen rol voor de ombudsman weggelegd en wordt het dossier daarom gesloten. KIM 26256 – dossier is afgesloten Een man leent zijn auto uit aan zijn schoonzoon. De schoonzoon parkeert de auto aan de Ijselstraat. Echter, omdat er onvoldoende parkeerbelasting is betaald wordt er een bekeuring uitgeschreven. Op 20 september 2014 ontvangt de man de duplicaatnaheffingsaanslag van Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam (DBGA). Hij geeft de ontvangen aanslag door aan zijn schoonzoon met de opdracht de aanslag te betalen. De schoonzoon vergist zich en stort het bedrag van € 58,50 op 10 oktober 2014 via internet bankieren op het rekeningnummer van het CJIB in plaats van DBGA. De man krijgt vervolgens op 30 oktober 2014 een aanmaning in de brievenbus. De man haalt verhaal bij zijn schoonzoon en die geeft aan reeds op 10 oktober 2014 te hebben voldaan. Op de aanmaning leest de man het volgende ‘Indien u vóór de dagtekening van deze aanmaning het initiatief tot betaling van het verschuldigde bedrag hebt genomen, dan kunt u dit schrijven als niet verzonden beschouwen.’ De man gaat er vanuit dat de betaling van de schoonzoon en het bericht van DBGA elkaar gekruist hebben – en beschouwt het schrijven zoals gezegd als niet verzonden – immers, zo was zijn gedachtegang, de schoonzoon had op 10 oktober reeds betaald. Op 26 november 2014 ontvangt de man plots een dwangbevel. De totale kosten zijn inmiddels opgelopen tot € 104,50. De man begrijpt niet waar het dwangbevel vandaan komt en controleert vervolgens de administratie: dan pas komt hij tot de conclusie dat zijn schoonzoon het bedrag per abuis op het verkeerde rekeningnummer heeft gestort. De kosten van boete, aanmaning en dwangbevel worden vervolgens meteen overgemaakt naar het juiste rekeningnummer. Per brief wendt de man zich vervolgens tot DBGA en doet daarbij zijn verhaal over de vergissing en interpretatie van de aanmaning. Hij toont aan dat reeds op 10 oktober 2014 het bedrag was overgemaakt, alleen op het verkeerde nummer. In de omschrijving is het kenmerknummer van het aanslagbiljet terug te vinden. Hij verzoekt DBGA om de extra kosten uit coulance te laten vervallen. Op 4 december 2014 laat de afdeling Incasso schriftelijk en telefonisch weten dat de kosten terecht zijn opgelegd en DBGA niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de onjuiste betaling. Na een herhaald verzoek van de ombudsman laat DBGA weten dat het op zich de verantwoordelijkheid van de burger zelf is om het verschuldigde bedrag op de juiste rekening over te maken. DBGA voegt altijd netjes een acceptgiro bij de naheffingsaanslag om vergissingen zoals in deze zaak uit te sluiten. De man heeft naar de mening van DBGA een te afwachtende houding aangenomen, waardoor het tot een dwangbevel moest komen. Aan de andere kant constateert DBGA dat de dienst zelf ook niet correct heeft gereageerd op het verzoek om coulance van de man. In schriftelijke afwijzing ontbreekt de beroepsclausule namelijk. Alles tegen elkaar afwegend ziet de dienst in dit geval aanleiding om de kosten uit coulance alsnog ambtshalve te laten vervallen. Bij die beslissing speelt zeker een rol dat de man doorgaans op tijd aan zijn verplichtingen voldoet. DBGA zal het bedrag dat is betaald aan kosten aan de man retourneren en hem daarover informeren. Nu de dienst aan het coulanceverzoek tegemoet is gekomen en gezien de toelichting van de dienst op deze zaak, ziet de Gemeentelijke Ombudsman geen rol meer voor zichzelf weggelegd. KIM 26283 – dossier is afgesloten Een vrouw heeft een Wajong uitkering. Normaliter komt zij in aanmerking voor kwijtschelding. Dit jaar heeft het UWV stelselmatig teveel geld gestort – het overschot heeft de vrouw tijdelijk geparkeerd op haar spaarrekening, omdat zij wist dat ze het aan het UWV moest terug betalen.
Tegelijkertijd dient zij een verzoek om kwijtschelding in bij DBGA. DBGA wijst haar verzoek af, vanwege vermogen (geld op de spaarrekening). De vrouw gaat in (administratief) beroep en voert aan dat er sprake is van ‘onverschuldigde’ betaling door het UWV. Inmiddels heeft het UWV ook schriftelijk aan haar kenbaar gemaakt het bedrag terug te zullen vorderen. Deze brief voegt ze dan ook bij haar beroepschrift. DBGA verklaart haar beroep ongegrond: ‘U heeft voldoende tegoed op uw bank om de belastingaanslag te kunnen betalen. Met overige kosten of schulden wordt volgens de kwijtscheldingsregeling geen rekening mee gehouden.’ De vrouw kan zich niet vinden in de reactie van DBGA en wendt zich tot de Gemeentelijke Ombudsman. De ombudsman doet navraag bij de dienst en dan blijkt het volgende. De vrouw heeft weliswaar ten onrechte teveel geld gekregen van het UWV echter uit niets blijkt dat zij het geparkeerde geld direct heeft aangewend om de schuld bij het UWV te betalen. Met het UWV is een betalingsregeling getroffen, net als met DBGA. Indien de vrouw daadwerkelijk het ‘geparkeerde’ geld, na ontvangst van de terugvorderingsbeschikking van het UWV, direct en volledig had terugbetaald – dan had de vrouw wellicht op grond van vermeende hardheid alsnog kwijtschelding kunnen krijgen. Nu dat niet het geval is, komt zij niet in aanmerking voor kwijtschelding. De ombudsman kan zich vinden in de redenering van DBGA en ziet daarom geen aanleiding om het onderzoek voort te zetten. KIM 26330 – dossier is afgesloten Een vrouw wendt zich tot de Gemeentelijke Ombudsman met een brief van DBGA van september 2014. Hier reageert DBGA op een klacht van betrokkene over de halvering van de beslagvrije voet en geeft uitleg en verwijst naar een brief die haar eerder is gestuurd, waar op de achterzijde de halvering kenbaar is gemaakt. DBGA ziet dan ook geen aanleiding terug te komen op de halvering van de beslagvrije voet tot de vrouw de gevraagde informatie verstrekt. De Gemeentelijke Ombudsman heeft de vrouw geadviseerd contact op te nemen met DBGA en navraag te doen welke informatie precies wordt gewenst en deze alsnog te verstrekken. Indien DBGA dan niet bereid is opnieuw de beslagvrije voet vast te stellen, kan zij zich opnieuw tot GO wenden. Op dit moment is er geen rol weggelegd voor de Gemeentelijke Ombudsman. KIM 26322 – dossier is afgesloten Een man wordt geconfronteerd met een beslaglegging op auto / bankrekening en woonboot. Het beslag is opgelegd omdat de man een grote post aan openstaande belastingaanslagen open heeft staan, dit niet heeft betaald en ook niet wenst te betalen. Het feit dat de man geen belasting wenst af te dragen aan de gemeente of de staat heeft een politiek / ideologische grondslag. De man klaagt bij de ombudsman over de beslagleggingen. De ombudsman nodigt de man uit voor een goed gesprek en laat de man weten niets voor hem te kunnen betekenen. De man laat tijdens het gesprek met de ombudsman ook weten een geschil met de gemeente te hebben over de ligging van zijn woonboot. De ombudsman deelt de man mee dat hij de onderliggende stukken ten aanzien van dat conflict kan toesturen. Dan zal de ombudsman de stukken bestuderen en opnieuw een afspraak met hem maken voor een gesprek. Omdat de man daarna niets meer van zich laat horen en dus geen stukken toestuurt sluit de Gemeentelijke Ombudsman het dossier. KIM 26349 – dossier is afgesloten Een man wendt zich tot de Gemeentelijke Ombudsman. Hij kan zich niet vinden in de gang van zaken rondom de waardering van zijn bedrijfspand in de (belasting)jaren vanaf 2009. Over de belastingjaren 2009 t/m 2011 heeft de ombudsman echter geen stukken van de man ontvangen. Ten aanzien van belastingjaar 2012 is de ombudsman gebleken dat de initiële waarde van het
pand was vastgesteld op € 193.000 euro. In belastingjaar 2013 is de waarde van het pand initieel vastgesteld op € 191.000 euro. Na een bezwaarprocedure en vervolgens het aantekenen van beroep heeft DBGA nog voor de start van de beroepsprocedure de waarde van het pand over 2013 ambtshalve verlaagd naar € 123.000 euro. Tegelijkertijd heeft DBGA besloten om ook over het jaar 2012 de waarde te herzien en vast te stellen op € 147.000 euro. Voor belastingjaar 2014 is de waarde vastgesteld op € 121.000 euro. De ombudsman stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van de waarde voor belastingjaar 2012 en 2013 DBGA aan de grieven van de man tegemoet is gekomen. De waarde zoals vastgesteld voor belastingjaar 2014 wordt door niet door de man betwist. De man wenst echter dat met terugwerkende kracht ook voor de jaren 2009 t/m 2011 ambtshalve een verlaging van de waarde wordt vastgesteld. Per brief van 24 april 2014 heeft DBGA gemotiveerd aan de man kenbaar gemaakt dat ten aanzien van deze belastingjaren, onder meer gezien artikel 2 besluit wet WOZ, het niet (meer) mogelijk is om ambtshalve tot een ander waarde te komen. Deze redenering van DBGA komt de gemeentelijke ombudsman niet onbehoorlijk of onredelijk voor. De ombudsman kan niet om deze vastgestelde uitvoeringsbesluiten heen. Het had bovendien naar de mening van de ombudsman op de weg van de man gelegen om reeds destijds (d.w.z. in de jaren waarin de desbetreffende aanslagen zijn opgelegd) gebruik te maken van de openstaande bezwaar‐ en beroepsprocedures (of zich tot de ombudsman te wenden) om mogelijk tot een andere WOZ‐waarde te komen. Los van het voorgaande geldt dat de waarde van het pand voor de jaren 2009 t/m 2011 reeds meer dan een jaar geleden is vastgesteld. In het licht van het voorgaande en van artikel 9:24 lid 2 Algemene wet bestuursrecht ziet de ombudsman ook daarom geen aanleiding om over te gaan tot nader onderzoek en sluit hij het dossier. KIM 26457 – dossier in behandeling Een man dient op 27 september 2014, per aangetekende post, een verzoek om kwijtschelding gemeentebelasting in over 2013 en 2014. Via PostNL ziet hij dat de dienst het stuk op 30 september 2014 heeft ontvangen. Op de website van DBGA leest de man dat hij binnen een week op z’n minst een ontvangstbevestiging hoort te krijgen. Op 10 en 19 oktober stelt de man vragen hierover via het contactformulier. De man krijgt echter geen ontvangstbevestiging en hoort verder niets meer van DBGA. Een maand later, op 27 oktober 2014, dient hij dan ook een (formele) klacht in. In de automatische bevestiging die hij krijgt wordt aangegeven dat binnen een week telefonisch of schriftelijk contact met hem wordt opgenomen ter behandeling van de klacht. Opnieuw hoort hij niets meer. Drie weken later wordt er door DBGA per e‐mail contact met de man opgenomen. De dienst deelt mee dat over het jaar 2013 reeds uitspraak is gedaan (in administratief beroep) en derhalve het verzoek over dat jaar niet in behandeling wordt genomen. Het verzoek over het jaar 2014 zal wel in behandeling genomen worden, echter de dienst heeft meer informatie nodig. Op dezelfde dag antwoord de man per mail. Hij geeft aan dat hij zich niet kan vinden in het feit dat er nog a) geen reactie op zijn klacht over het uitblijven van een ontvangstbevestiging is gekomen b) zijn verzoek over 2013 niet in behandeling wordt genomen en c) dat de dienst nu weer om stukken vraagt terwijl deze reeds per aangetekende post d.d. 27 september 2014 zijn verzonden. De man stuurt per brief van 25 november 2014 opnieuw de gegevens per mail. Op 10 december 2014 laat DBGA per mail weten dat het verzoek om kwijtschelding voor 2014 is gehonoreerd en dat de man binnen enkele dagen een uitspraakbrief per post hierover kan ontvangen. Omdat de man niets meer van de dienst verneemt, neemt hij op 13 januari 2015 opnieuw contact op met DBGA en legt de drie hierboven genoemde punten opnieuw voor. Tevens vraagt hij om een formele uitspraak 2014, die hij ondanks toezegging van de dienst, nog steeds niet heeft ontvangen. Een reactie blijft uit en de man legt de zaak voor aan de Gemeentelijke Ombudsman.
KIM 26468 – dossier is afgesloten Een vrouw wendt zich tot de Gemeentelijke Ombudsman omdat zij niet tevreden is over de behandeling van haar administratief beroep tegen de afwijzing van haar verzoek om kwijtschelding gemeentebelastingen. Zij kan zich niet vinden in het feit dat de dienst het administratief beroepschrift niet in behandeling wil nemen. Tijdens het spreekuurbezoek heeft zij de ombudsman diverse stukken overhandigd. Uit de stukken maakt de ombudsman op dat zij een verzoek om kwijtschelding heeft ingediend. DBGA heeft het verzoek echter op 13 september 2014 afgewezen. Deze afwijzing was niet op grond van een te hoog saldo, maar op grond van het ontbreken van benodigde stukken om het verzoek inhoudelijk te beoordelen. De dienst heeft de vrouw immers per brief van 3 juli 2014 om relevante stukken gevraagd, maar niet van haar ontvangen. Uit de stukken in het dossier maakt de ombudsman verder op dat mevrouw, na bovengenoemde afwijzing, een herhaald verzoek om kwijtschelding heeft ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft DBGA haar opnieuw om relevante aanvullende informatie gevraagd. Uit de uitspraak van DBGA maakt de ombudsman op dat het herhaalde verzoek om kwijtschelding als administratief beroep tegen de afwijzing van 13 september 2014 is opgepakt. DBGA beslist ook hierop negatief, na ontvangst van de relevante gegevens van mevrouw. Op 18 december 2014 schrijft zij een (administratief) beroepschrift aan DBGA. Per brief van 6 januari 2015 laat DBGA haar weten dat haar beroepschrift niet in behandeling wordt genomen nu er reeds uitspraak is gedaan in beroep. De ombudsman constateert dat tegen een afwijzing één keer administratief beroep openstaat. In het dossier heeft DBGA het herhaalde verzoek om kwijtschelding van de vrouw naar de mening van de ombudsman terecht opgepakt als een administratief beroep tegen de afwijzing van het eerdere verzoek d.d. 13 september 2014. De brief van de vrouw van 18 december jl. betreft feitelijk een administratief beroep tegen een administratief beroep. Dat is niet mogelijk. De ombudsman moet daarom constateren dat DBGA voor wat betreft het niet in behandeling nemen van haar brief van 18 december jl. niet onbehoorlijk of onredelijk heeft gehandeld. Hij sluit daarom het dossier. KIM 26598 – dossier is afgesloten Een vrouw vraagt aan de ombudsman of hij iets voor haar kan doen nu ze al meerdere jaren geen kwijtschelding krijgt. De vrouw heeft schulden en om die reden wordt haar inkomen beheert door Plangroep. Daar heeft ze een beheerrekening waarop in de loop der jaren reserve/ spaargeld is opgebouwd. Door dit spaargeld komt zij nu niet in aanmerking voor kwijtschelding. Omdat ze niet zonder medewerking van Plangroep over dit geld beschikken, ervaart de vrouw het als onrechtvaardig dat ze geen kwijtschelding kan krijgen. Het spaargeld is echter wel van haar en zal op enig moment ten gunste van haar (schulden) gebruikt worden. Het kan ook nu worden gebruikt om de belastingaanslag te betalen. Als mensen geld op een spaarrekening hebben staan waarover ze wél vrij kunnen beschikken geldt dezelfde regel. Kort gezegd: Spaargeld staat het krijgen van kwijtschelding in de weg; er is dan immers geld om de belastingaanslag te betalen. Zo heeft de beleidsmaker het bepaald en vastgelegd in regelgeving. De ombudsman kan dan ook in zo’n situatie zelden iets doen want hij mag zich niet bemoeien met de inhoud van het beleid. Alleen als de uitwerking van het beleid tot zeer schrijnende situaties leidt, is dat anders. In dit geval zegt de vrouw daar niets over. KIM 26615 – dossier is afgesloten Een man wendt zich tot de Gemeentelijke Ombudsman in verband met de afwijzing kwijtschelding gemeentebelastingen 2013. De man heeft het verzoek in juni 2013 ingediend. Het verzoek om kwijtschelding is afgewezen op grond van het feit dat hij teveel vermogen zou
hebben op de spaarrekening. Op 23 september 2013 is de man in administratief beroep gegaan tegen de afwijzing, maar dat heeft hem geen soelaas geboden. Eind 2014 wendt hij zich opnieuw tot DBGA en verzoekt opnieuw om kwijtschelding van de belastingen over het jaar 2013. De man is van mening dat hij nu wel in aanmerking komt, omdat het vermogen – dat destijds op zijn rekening zou staan – is veroorzaakt door een voorlopige aanslag inkomstenbelasting, waardoor hij om en nabij de € 6000 euro op zijn rekening gestort heeft gekregen. Nu is er echter sprake van een definitieve aanslag inkomstenbelasting en vordert de Rijksbelastingdienst het bedrag inclusief heffingsrente terug. De ombudsman doet navraag bij de dienst en komt tot de conclusie dat het bedrag dat destijds op de spaarrekening van de man stond niet correspondeert met het bedrag dat hij van de Rijksbelastingdienst heeft ontvangen. Bovendien geldt dat de man destijds in het administratief beroepschrift heeft aangegeven dat de hoogte van de spaarrekening is ontstaan uit enige afkoopsommen (pensioen) – en niet, zoals hij aan de ombudsman heeft voorgelegd, een voorlopige teruggave van de Rijksbelastingdienst. De afwijzing van het administratief beroepschrift / de kwijtschelding kan daarom niet als onbehoorlijk worden beschouwd. Had de man het bedrag, zoals ontvangen door de Rijksbelastingdienst (volledig) geparkeerd – en vervolgens bij de terugvordering door de Rijksbelastingdienst direct terugbetaald, dan zou DBGA uit coulance nog kwijtschelding hebben verleend. Dit is echter in casu niet aan de orde. De Gemeentelijke Ombudsman ziet in het dossier geen aanknopingspunten om verder onderzoek te verrichten en sluit daarom het dossier. KIM 26643 – dossier is afgesloten Een dame wendt zich telefonisch tot de ombudsman, omdat een antwoord op haar klachtbrief van 10 december 2014 aan het Gemeentebestuur en de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam (DBGA) uitblijft. Daarin beklaagt zij zich over het opleggen van een aanslag reclamebelasting van 400 euro aan een stichting die opkomt voor varkensleed, waar zij donateur van is. Tot op heden ontvangt zij geen reactie. Navraag via 14020 lukt niet: zij wordt niet doorverboden met DBGA . Wel krijgt zij een registratienummer. Zij wil graag een schriftelijk antwoord. De ombudsman doet navraag bij DBGA. Daarop laat de dienst weten, dat er telefonisch contact is opgenomen met de vrouw en dat de klacht per mail afgehandeld. Er is afgesproken, dat de klachtafhandeling tevens per post aan haar wordt toegezonden. Dit doet DBGA per omgaande. In de klachtafhandelingsbrief legt DBGA gemotiveerd uit waarom er een aanslag reclamebelasting is opgelegd. KIM 26675 – dossier in behandeling Een vrouw staat door faillissement onder bewind en de post, waaronder de gemeentelijke aanslagen, schijnt niet goed doorgestuurd te worden door de bewindvoerder. De advocaat van de vrouw verzoekt per mail om een kwijtscheldingsformulier bij de dienst belastingen Amsterdam. Op het verzoek van de advocaat een nieuw formulier te sturen zou (mondeling) negatief gereageerd zijn, omdat het formulier al verzonden zou zijn per email en een nieuw formulier daarom niet meer verzonden zou mogen worden. Naar aanleiding van deze mededeling heeft de advocaat op 16 januari 2015 een klachtbrief heeft geschreven., waarin hij opnieuw verzoekt om een kwijtscheldingsformulier. Tevens beklaagt hij zich over de moeizame procedure die gevolgd zou moeten worden om het formulier te verkrijgen. Hoewel de klacht ontvangen zou zijn ( er is geen ontvangstbevestiging meegestuurd) heeft de advocaat tot op heden niets gehoord. KIM 26699 – dossier afgesloten
Een man uit Woerden wendt zich tot de ombudsman inzake een gecombineerde aanslag uit 2007. De man vertelt dat hij in 2007 samen met zijn vriendin naar Nederland is verhuisd. Zijn toenmalige werkgever heeft gedurende één maand dat hij in Amsterdam verbleef zijn woning betaald. Na één maand verhuist de man uit Amsterdam. Begin maart 2013 ontvangt de man een brief van de gemeente Amsterdam waarin staat dat hij € 63,82 moet betalen. De man vertelt dat het bedrag uit twee delen bestaat namelijk: €20,00 gecombineerde aanslag en 43,82 incassokosten. De man zegt dat hij de gemeente per mail enkele vragen heeft gesteld waar hij geen reactie op heeft gekregen. Begin maart 2015 ontvangt de man wederom een brief waarin staat dat hij €63,82 euro moet betalen. Het betreft de kosten uit de gecombineerde aanslag en de incassokosten. De man weet niet waar hij een klacht moet indienen en stuurt daarom een klachtbrief naar het incassobureau. De ombudsman stuurt de klacht van de man door naar Dienst Belastingen ter behandeling in eerste lijn. Van de dienst ontvangt de ombudsman per e‐ mail een terugkoppeling. De dienst laat weten dat zij telefonisch contact met de man hebben genomen. Aan de man is verteld dat de kosten voor de aanmaning en dwangbevel komen te vervallen, de reden hiervan is dat de brieven naar een verkeerd adres zijn gestuurd. Daarnaast laat de dienst weten dat het een oude aanslag van 2007 betreft, daarom is de aanslag om oninbaar gesteld wegens verjaring. KIM 26711 – dossier afgesloten Een vrouw komt op het spreekuur van de ombudsman namens haar dochter. De dochter heeft in 2012/2013 enige tijd in Amsterdam gewoond en ingeschreven gestaan. Belastingen heeft haar in beide jaren een combiaanslag gestuurd. De dochter had in die tijd weinig inkomsten en deze wisselden bovendien. Om die reden vraagt zij kwijtschelding aan. Haar verzoek om kwijtschelding wordt in september 2013 afgewezen. Zij kan zich daarin niet vinden en gaat eind 2013 in beroep. Pas begin 2015 ontvangt zij een uitspraak op beroep. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Belastingen heeft berekend dat de dochter destijds voldoende betalingscapaciteit had. De ombudsman vraagt Belastingen wanneer de dochter precies in Amsterdam heeft gewoond en of er aanleiding is om de tijdvakbelastingen in dit verband nader te bezien. Belastingen doet onderzoek en dan blijkt dat de dochter een tijd in Amsterdam stond ingeschreven terwijl zij al elders buiten Amsterdam woonde. Belastingen ziet aanleiding om de opgelegde tijdvakbelastingen aan te passen en de aanmaningskosten ongedaan te maken. Nu hoeft zij nog maar minder dan de helft van de oorspronkelijke vordering te betalen. KIM 26714 – dossier is afgesloten Een man wendt zich tot de ombudsman en beklaagt zich over Dienst Belastingen, die twee naheffingsaanslagen uit 2009 wil innen. De ombudsman is bekend met de klacht van de man. In 2013 wendde de man zich tot de Gemeentelijke Ombudsman inzake deze twee Naheffingsaanslagen. De klacht van de man is in 2013 door de ombudsman doorgestuurd naar de Dienst Belastingen. In maart ontvangt hij brieven van een incassobureau inzake deze Naheffingsaanslagen. De man vindt dit vreemd omdat hij zegt dat hij sinds de doorzending geen inhoudelijke reactie van de dienst op zijn klacht heeft ontvangen. De ombudsman ziet in het dossier van de man een kopie van de klachtafhandeling van de dienst. Hoewel de brief juist geadresseerd is stelt de man dat hij de brief niet heeft ontvangen. De dienst richt de brief aan de man. De man wordt hiervan door de ombudsman op de hoogte gesteld. In die brief stelt de dienst dat de vordering voor de twee Naheffingsaanslagen
openstaat, de incassokosten laten zij vervallen. De ombudsman mailt de kopie van de klachtafhandeling naar de man door. Daarbij adviseert de ombudsman de man contact met het incassobureau op te nemen en te vragen of de dienst o.g.v. bovenstaande de bijkomende kosten wil laten vervallen KIM 26722 – dossier afgesloten Een vrouw klaagt bij de Gemeentelijke Ombudsman over de wijze van invordering van een schuld bij de gemeentelijke belastingdienst, ontstaan doordat de dienst eind 2013 een foutief bedrag aan woonkostenbijdrage op de rekening van de vrouw heeft gestort. Ze heeft bij de dienst een betalingsregeling getroffen, maar nu houdt de dienst ook de uitbetaling van de woonkostenbijdrage 2014 in ter verrekening van de hiervoor genoemde schuld. De vrouw is het hier niet mee eens. Omdat de klacht niet in eerste instantie kenbaar is gemaakt aan de gemeente, wordt de klacht met toestemming van de vrouw door de Gemeentelijke Ombudsman ter eerste lijn behandeling doorgestuurd naar de gemeente. KIM 26756 – dossier in behandeling Een vrouw klaagt bij de Gemeentelijke Ombudsman over het handelen van afdeling Belastingen van de gemeente Amsterdam. Op het formulier Toetsing Kwijtschelding Gemeentelijke Belastingen wordt, in februari 2015 ontvangen door mevrouw, vraagt Belastingen aan mevrouw om een afschrift toe te sturen van een rekeningnummer van ABN AMRO. Het punt is echter dat mevrouw reeds tijdens de toetsing van de kwijtschelding in 2014 aan Belastingen kenbaar heeft gemaakt dat dit een oud rekeningnummer betreft en reeds is opgeheven. Nu vraagt Belastingen echter opnieuw naar het meest actuele overzicht van deze rekening, tot frustratie van de vrouw. Zij verzoekt de ombudsman om hulp, nu dit een jaarlijks terugkerend ritueel blijkt te zijn. KIM 26764 – dossier in behandeling Een man klaagt over de behandeling van zijn bezwaarschrift inzake de WOZ‐waardebeschikking 2015. Zijn bezwaarschrift is afgewezen en volgens de man is de motivering van de afwijzing ondeugdelijk. Hij is van mening dat Belastingen onvoldoende is ingegaan op zijn argumenten en dient daarom een klacht in bij de afdeling. Tegelijkertijd stuurt hij de klacht door naar de wethouder financiën van de gemeente Amsterdam en naar de Gemeentelijke Ombudsman. KIM 26768 – dossier in behandeling Een man stuurt aan de ombudsman een kopie van een mail, die hij op 22 mei 2015 heeft gestuurd naar het invorderingskantoor in verband met uitstaande aanslagen van de DBA over de jaren 2011 tot en met 2012. Voor de aanslagen 2010 en 2011 heeft de man verzoeken tot kwijtschelding ingediend en stuurt hiervan de kopieën bevestiging ontvangst van de DBA. Op beide verzoeken zou de man nooit een uitspraak hebben ontvangen.De gecombineerde aanslag over het jaar 2012 heeft de man nooit ontvangen. De dagtekening van deze aanslag was op 30 september 2012 en de man is per 28 februari verhuisd naar zijn huidige adres. Om die reden zou hij de aanslag misschien niet ontvangen hebben suggereert de man in zijn brief. KIM 26771 – dossier in behandeling Een man heeft op 21 maart 2015 van Belastingen een brief ontvangen (gedateerd 16 maart 2015), waarin hem te kennen wordt gegeven dat een eerder getroffen betalingsregeling wordt ingetrokken omdat hij niet tijdig een machtigingsformulier heeft teruggestuurd. De man stelt echter dat hij het machtigingsformulier direct na ontvangst op 14 februari 2015 heeft ondertekend en teruggestuurd naar Belastingen. Ook zijn de termijnbedragen door Belastingen
afgeschreven. Hij wenst dat Belastingen de betalingsregeling in stand te houdt en indien nodig het machtigingsformulier opnieuw naar hem toe stuurt ter ondertekening. KIM 26779 – dossier in behandeling Een man wendt zich tot de Gemeentelijke Ombudsman in verband met het handelen van de gemeente Amsterdam, Belastingen. De man klaagt over het feit dat Belastingen hem in het jaar 2011 en 2012 geen kwijtschelding heeft verleend van de gemeentebelastingen, omdat hij in het bezit zou zijn van twee (oude) auto’s. Belastingen geeft als toelichting dat de waarde van slechts één voertuig kan worden vrijgesteld. De waarde van andere voertuigen wordt volledig als vermogen gezien. De man stelt echter dat beide voertuigen geen enkele financiële waarde hebben, het zijn volgens hem slechts hobby auto’s. De auto’s stammen uit 1975 en 1979. De man stelt dat hij de voertuigen ook al in 2009 en 2010 in zijn bezit had en dat hij in die twee jaren wel kwijtschelding van de gemeentebelastingen heeft gekregen. Voor de jaren 2013 en 2014 heeft hij wel weer kwijtschelding ontvangen, maar toen had hij de auto’s ook niet meer.