Raad
vanState 200707482/1. Datum uitspraak: 21 november 2007
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant, tegen de uitspraak in de zaken nrs. 07/37274, 07/37273 en 07/37275 van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, en de voorzieningenrechter van die rechtbank en nevenzittingsplaats, van 19 oktober 2007 in de gedingen tussen: appellant en de staatssecretaris van Justitie.
200707482/1
1.
2
21 november 2007
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2007 heeft, voor zover thans van belang, de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 19 oktober 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft, voor zover thans van belang, de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 25 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hog er-beroep schrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
200707482/1
3.
3
21 november 2007
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w . g . Roemers Lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwemstra ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2007
91-566. Verzonden: 21 november 2007 Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze.
NR. 8 6 9 2 — P - e NU318
25.OKT. 200?o 9;?&33
P- 2/8
SBR. VREEMDELING 2KN
VL
Rechtbank 's-Gravenhage " zittjnghoudende te Amsterdam vreemdelingenkamer
Uitspraak artikel 8:81 en 6:86 van de Algemene wet besruursrechr (Awb) j° artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en artikel 8:70 van de Awb j° artikel 94 en artikel 106* van de Vw 2000
reg. nrs.i
AWB 07/37274 (voorlopige voorziening) AWB 07/37273 (beroep asiel) AWB 07/37275 (beroep vrijheidsontnemende maatregel)
V-nr.: inzake:
, geboren op , van (gestelde) Iraakse nationaliteit, verblijvende in Uitzetcentrom Schiphol-Oost te Oude Meer, verzoeker/eiser, hierna te noemen: eiser, gemachtigde: mr. Yü. Verkouter, advocaat te 's-Hertogenbosch,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder» gemachtigde: mr. MM. Favier, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie,
ï. PROCESVERLOOP 1. Op 23 september 2007 is eiser op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrij hei ds ontnemend e maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast 2. Bij beroepschrift van 28 september 2007 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding. 3. Op 28 september 2007 heeft eiser tevens beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 september 2007 waarbij de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 is afgewezen, pp diezelfde datum is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, waarbij ü verzocht uitzetting van eiser achterwege te laten totdat op het beroep zal zijn besHst. 4. Het verzoek om een voorlopige voorziening, alsmede het beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel, is behandeld ter zitting van 12 oktober 2007. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig Al Hamawandi, tolk in de Arabische mal. De vooxzieningenrechterAechtbank, hierna te noemen; rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
p
96X nor-ai
f\OC
NR. 8 6 9 2 — P .
NR. 6318
25- OKT. 20070 9:2733
I
P. 3 / 8
S8R. VREEMDELING ZKN AWB 07/37274, AWB 07/37273 en AWB 07/37275
2
n. ASIELRELAAS Eiser heeft het volgende relaas aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is Soenniet en tijdens zijn dienstplicht tussen 1996 en 1999 heeft hij dienst gedaan bij de Republikeinse Garde. De broers van eiser zijn lid van de Baath partij. Als gevolg van deze omstandigheden wordt eiser gezocht door de Kataib Djeah Al Mahdi. Op 8 juni 2007 is hij door hen gevangen genomen en twee dagen vastgehouden en gemarteld. Na zijn vrijlating, op 15 juni 2007» zijn mensen van de inlichtingendienst bij eiser thuis geweest, maar eiser was er niet Zij lieten het bericht achter dat eiser zich bij hen moest melden. Eiser heeft dit niet gedaan en is twee weken later bij een vriend ondergedoken. Vervolgens is hij met behulp van een reisagent uit Irak gevlucht. IfL OVERWEGINGEN Ten aanzien van het beroep asiel 1. Aan de orde is de vraag of er gegeven de spoedeisendheid van het verzoek aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat het besluit van verweerder om de uitzetting niet achterwege te laten wordt geschorst 2. Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechier na behandeling ter zitting van het verzoek om eeo voorlopige voorziening de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak ie doen in de hoofdzaak. Eiser is tijdig op deze bevoegdheid gewezen.
•
3. De AC-procedure voorziet in afdoening van asielverzoeken binnen 48 procesoren. Deze procedure leent zich slechts voor die zaken waarvan verweerder, daarbij de vereiste zorgvuldigheid in acht nemend, binnen deze korte termijn kan beoordelen of de aanvraag op grond van artikel 30 of 31 van de Vw 2000 kan worden afgewezen. 4. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a» van ds Vw 2000 Is de Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen. 5. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan -voor zover hier van belang- een verbUjfVvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling: a. die verdragsvluchteling is; b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëelrisicoloopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; c van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hy terugkeert naar het land van herkomst; d. voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar. 6. Artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 wordt afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f van genoemd artikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de
no-TI
, ftft1 o o i , , OS OKT.2007o 9 : 2 / 3 4
*
NR. 6318
P. 4 / 8
SBR. VREEMDELING ZKN AWB 07/37274, AWB 07/37273 en AWB 07/37275
3
beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen. 7.1 Allereerst is het beroep gericht tegen de overwegingen in het bestreden besluit waarin verweerder aan eiser het ontbreken van documenten heeft tegengeworpen. 7.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dal eiser toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd ter staving van zijn identiteit, nationaliteit en ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Eiser heeft verklaard dat hij voor zijn vertrek uit het land van herkomst in het bezit was van een geldig en op zijn naam gesteld Irakees paspoon, identiteitskaart en nationaliteitsverklaring. Bij aanmelding bij de Nederlandse autoriteiten beschikte eiser hier echter niet meer over. De omstandigheid dat eiser deze na aankomst in Turkije zou hebben afgegeven aan zijn reisagent maakt het ontbreken van voornoemde documenten niet verschoonbaar. Hierbij is in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat etser dusdanig afhankelijk was van de reisagent dat niet van hem verwacht had mogen worden dat bij zijn paspoort zelf In bezit had gehouden. Evenmin heeft eiser documenten overgelegd waarmee hij kan aantonen via welke route, hij naar Nederland is gereisd. De verklaring van eiser dat hij gedurende zijn reis van Turkije naar Nederland nimmer een document heeft gezien en bij uitreiscontrole in Turkije achter zijn reisagent is aangelopen zonder te zijn gecontroleerd wordt niet geloofwaardig geacht Dat de reisagent contacten zou hebben met de Turkse immigratiedienst wordt weinig concreet en als onvoldoende verklaring aangemerkt Voorts heeft eiser onvoldoende gedetailleerde en verifieerbare informatie aangaande zijn reisroute verstrekt Zo heeft eiser geen vluchtnummer en naam van de luchtvaartmaatschappij kunnen geven. Bovendien heeft eiser, naar eigen zeggen, drie dagen op Schiphol gewacht alvorens zich aan te melden bij de Nederlandse autoriteiten. Hierdoor wafdt eventueel onderzoek naar de door eiser gestelde reisroute bij voorbaat bemoeilijk!.
•m
7 3 Eiser heeft In de eerste plaats aangevoerd dat verweerder hem ten onrechte artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 heeft tegengeworpen. De motivering van verweerder over het toerekenbaar ontbreken van identiteitsdocumenten, namelijk dat eiser zijn documenten niet had mogen afgeven omdat hij zijn doel al had bereikt, kan geen standhouden-. Immers, Turkije is geen veilig land voor asielzoekers uit Irak, aangezien Turkije niet altijd de rechten van asielzoekers respecteert Eiser verwijst hiertoe naar het ambtsbericht over Turkije van 12 januari 2001. Voorts heeft verweerder onvoldoende uitvoering gegeven aan de samenwerkingsverplichting welke uit artikel 4 van de zogenoemde Definitierichtlijn voortvloeit (Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vrachceling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming). Immers, niet is gebleken dat verweerder iets heeft ondernomen om in samenwerking met eiser de gevraagde documenten te achterhalen. Voor verweerder zou het op eenvoudige wijze te verifiëren dienen te zyn met welk vliegtuig eiser in Nederland is aangekomen. Eiser heeft immers verklaard op 19 september 2007 om 13.40 uur vanuit Istanbul naar Amsterdam te zijn gevlogen, welke vrucht 3,5 uur duurde. Bovendien heeft eiser zijn stoelnummer genoemd. 7.4 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid het toerekenbaar ontbreken van documenten ter staving van zijn identiteit en nationaliteit aan eiser heeft kunnen tegenwerpen. De gestelde omstandigheid dat eiser zijn documenten met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit heeft afgegeven aan zijn reisagent omdat hij bang zou zijn gemaakt, is geen afdoende verklaring waarom eiser geen documenten met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit heeft kunnen overleggen. De stelling van eiser dat hij in Turkije nog niet op veilig grondgebied verbleef aangezien Turkije asielzoekers uit Irak soms uitzet, maakr vorenstaande niet anders. Van eiser mag immers verwacht worden dat hij zijn identiteits- en nationaliteit documenten bij 2ich houdt om deze over te leggen aan de autoriteiten van het land waar hij bescherming vraagt. 7.5 Over de gestelde schending van de samenwerkingsverplichting als bedoeld in artikel 4 van de Deünitierichtlijn, overweegt de rechtbank als volgt Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser onvoldoende concrete en verifieerbare verklaringen over zijn reisroute heeft afgelegd. Eiser
965*
p
nno
NR. 8 6 9 2 — ? 25. OKT. 20070 9 : 2 7 3 ^
*
NR. 631S
^ P. 5 / 8
SBR. VREEMDELING 2KN AWB 07/37274. AWB 07/37273 en AWB 07/37275
4
heeft immers niet kunnen aangeven wat het vluchtnummer van zijn vhicht was, met welke luchtvaartmaatschappij hij heeft gevlogen en onder welke naam hij heeft gevlogen. Bovendien heeft eiser verklaard na aankomst op Schiphol drie dagen te hebbon gewacht alvorens zich bij de Nederlandse autoriteiten aan te melden. Naar het oordeel van de rechtbank gaat de samenwerkingsplicht als bedoeld in artikel 4 van de Defiaitierichtlijn niet zover dat verweerder, bij het ontbreken van een naam en mei enkel een vhichtdarum en djd en een vertrek- en eindpunt de reisroute van eiser moet verifiëren. 8.1 Volgens het beleid van verweerder wordt in een geval als deze waarin afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van her asielrelaas vanwege het ontbreken van documenten, van de vreemdeling een grotere inspanning verwacht om de noodzaak tot bescherming aannemelijk te maken. Het relaas dient niet alleen op hoofdlijnen consistent en niet onaannemelijk te zijn, maar bovendien dienen in de verklaringen van de vreemdeling geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van relevante bijzonderheden voor te komen. Van het relaas dient een positieve overtuigingskracht uit te gaan, B.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser positieve overtuigingskracht ontbeert. Aan het asielrelaas van eiser kan geen geloof worden gehecht nu hij mot geloofwaardig heeft gemaakt dat hij is geboren In en daar, behoudens een onderbreking van drie jaar vanwege zijn militaire dienst en een kort verblijf in Syrië en Jordanië, zijn verdere leven heeft gewoond. Eiser is immers niet in staat gebleken om elementaire en basale vragen over zijn gestelde geboorte- en woonplaats in het algemeen, dan wel over zijn directe woonomgeving in en rond de wijk. in het bijzonder, juist te beantwoorden. Eiser beeft geen plausibele verklaring kunnen geven voor zijn gebrek aan kermis over zijn geboorte- en woonplaats. De stelling van eiser dat het voor de hand had gelegen hem een taalanalyse aan te bieden, leidt niet tot een ander oordeel Eiser heeft immers geenszins geloofwaardig gemaakt daadwerkelijk uit afkomstig te zijn. Voorts dient het beroep van eiser op artikel 15c van de DefiniricrichtHjn, gelat op de omstandigheid dat eiser Zijn herkomst geenszins geloofwaardig heeft gemaakt, te falen. Eiser komt dan ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde t\jd op één van de in artikel 29 van de Vw 2000 genoemde gronden. 8.3 Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn nationaliteit om te concluderen dat het niet aannemelijk is dat eiser zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder twijfelt niet aan de Iraakse nationaliteit van eiser, maar aan zijn herkomstgebied. In dergelijke gevallen is een taalanalyse een middel om duidelijkheid te verkrijgen over de herkomst van de vreemdeling. Verweerder is in de bestreden beschikking ongemotiveerd voorbijgegaan aan het feit dat er geen taalanalyse heeft plaatsgevonden. Eiser heeft wel degelijk veel informatie over Irak en Bagdad verschaft. De stalling van verweerder dat eiser veel vragen niet, onjuist en/of onvoldoende heeft beantwoord is te laat en onvoldoende onderbouwd. Eiser heeft op 66 van de 74 vragen antwoord gegeven en hij heeft wel degelijk veel informatie over Bagdad verstrekt die controleerbaar is. Verweerder heeft enkel gesteld dat informatie die eiser heeft versrrekt onjuist is, de relevante bronnen en vindplaatsen daarvan worden echter niet genoemd, noch is eiser in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, hetgeen niet zorgvuldig is. Uitgaande van de geloofwaardigheid van het asielrelaas dient verweerder zich opnieuw een oordeel te voimen over de vraag of eiser m aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b of c van de Vw 2000. Gelet op de omstandigheid dat eiser uit Centraal Irak komt dient hij in aanmerking te komen voor verblijf op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. 8.4 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisen relaas positieve overtuigingskracht ontbeert. In geschil is of eiser zijn gestelde herkomst uit Bagdad aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiser geen dan wel onvoldoende antwoord heeft kunnen geven op basale vragen zoals de naam van de dierentuin van Bagdad, wat voor bezienswaardigheden / monumenten in Bagdad zijn en welke wijken aan zijn gestelde woonwijk
OCV AA .
1 1
25. OKT. 2QÖ?7 9:285 V ' ""
*
NR. 8692 F\ NR. 6318 F. 6/8"
SBR. VREEMDELING I U
AWB 07/37274, AWB 07/37273 en AWB 07/37275 grenzen. Van een inwoner van Bagdad kan in redelijkheid verwacht worden dat hij op dergelijke vragen antwoord weet te geven. De omstandigheid dat eiser op andere vragen wel een juist antwoord heeft gegeven evenals de omstandigheid dat verweerder een aaDtal onjuiste antwoorden van eiser, die hij in,zijn correcties en aanvullingen heeft verbeterd, in de bestreden beschikking heeft gehandhaafd, maakt vorenstaande niet anders. Nu verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van het asielrelaas van eiser geen positieve overtuigingskracht uitgaat, heeft verweerder in redelijkheid evenmin aanleiding hoeven zien om een taalanalyse btf eiser af ta nemen. 8.5 In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich eveneens in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser, gelet op de ongeloofwaardigheid van zijn relaas, niet voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid. aanhef en onder a, b, c of d, van de Vw 2000 in aanmerking komt. 9. Uit het voorgaande volgt dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan beoordeling van de hoofdzaak en dat deze slechts in ongegrondverklaring van het beroep kan eindigen. Derhalve wordt met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk op het beroep beslist Het beroep tegen de afwijzende beschikking op de asielaanvraag van eiser zal ongegrond worden verklaard. Dat brengt mee dat het verzoek om een voorlopige voorziening wegens gebrek aan belang dient te worden afgewezen. Ten aanzien van hei beroep gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel: 10. Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar bij zich dient op te houden. Verweerder voert het beleid dat onder meer tot - voortzetting van - de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 wordt besloten indien de asielaanvraag binnen de aanmeldcentrumprocedure is afgewezen. 11. Eiser heeft aangevoerd dat hem op grond van zijn asielrelaas wel degehjk de toegang tot Nederland dient te worden verleend. Voorts wordt er naar weten Van eiser niet naar bak uitgezet, zodat er ook hierom geen grond bestaat om hem ter fine van de uitzetting vast te houden. 12. Verweerder heeft zakelijk weergegeven aangevoerd dat gezien de omstandigheid dat de aanvraag van eiser in een AC-procedure is afgewezen de aan eiser opgelegde maatregel op grond van artikel 6 van de Vw 2000 dient te worden voortgezet. 13. Gelet op het feit dat het beroep van eiser gericht tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond is verklaard en de rechtbank overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die maken dat verweerder • na afweging van alle bij de vrijheidsontnemende maatregel betrokken belangen - voornoemd beleid in het geval van eiser in redelijkheid niet heeft kunnen voeren, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot voortzetting van de vryhéidsontnemende maatregel. De stelling van eiser dat er geen sprake is van zicht op uitzetting leidt niet tot een ander oordeel aangezien het doel van de oplegging van de vrijheidaontnemende maatregel, als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000. is de vreemdeling te beletten zich toegang te verschaffen tot Nederland. Voor de oplegging van deze maatregel is derhalve geen zicht op uitzetting vereist 14. De rechtbank is ook overigens van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 thans niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.
oc*/ na-
O")
i
25- OKT. 2007? 9:2?5
NR. 8692 «K. 6318
P- H P. 7/8
SBR. VREEMDELING ZKH ' AWB 07/37274, AWB 07/37273 en AWB 07/37275
6
15. Ook het beroep tegen de vrij hei ds ontnemend e maatregel is derhalve ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. In (die zaken: 16. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld In de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken.
AA .
1 1
.NR.8692.-P- 12
OKT. 20077 9 : 2 8 5
nn. OJIÖ
*
r. o/B
SBR. VREEMDELING IU ' AWB 07/37274, AWB 07/37273 en AWB 07/37275 rv. BESLISSING De voonieningenrechter in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 07/37273: - verklaart het beroep ongegrond; in de zaak geregistreerd ouder nummer AWB 07/37274; - wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De rechtbank in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 07/37275: - verklaart het beroep tegen de vrijheids ontnemende maatregel ongegrond; - wijst het verzoek om toekenning van schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan op 19 oktober 2007 door mr. C.W.M, Giesen, voorzitter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. MX. van Leer, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier
Afschrift verzonden op: Conc.:ML Coll: f u D:C
1 9 (ftj JQQJ
V O O R K O R E
cQNFofi In DE GRiFREfi OER
I
Tegen de uitspraak in beroep kunnen partyen binnen een *eek na do verzending van een «Schrift van deze uitspraak hoger beroep burellen by de Afdeling bestounrechispraak van de Raad van 5tatc (adres: Raad vin State; AfiWteg bestuursrechtspraak. Hoger beroep vrecmdeJmgenaken, Postbus 16113,2500 BC 'B-Gravtntage). De tennijn voor bet Insieflea van hoger beroep ter zake van de asielaanvraag bedraagt een week. De termijn voor het instellen van hoger beroep ter zake van de wijbeidsontnemende maatregel bedraagt eveneens een week. Naast do vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van ardkel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge ardkel 85, eerste lid, ven de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (hernd verzuim)teniet van toepassing. Tegen de uitspraak op hei verzoek om een voorlopige voorziening staat gasn rechtsmiddel open.
r\Q-
'SO
NR. 8692
25. OKT. 2007 9 : 2 6
P.
gelijk
r
ADVOCATEN I DEN BOSCH
m w m r R P vanEmpeUBomnan mw mr I.M. van Kuilenburg, nu. R.M.T. van Boxmeer mw mr YE. Verkoutef mw. mr E. van den Homberg» advocaten
PER TELEFAX 070-3651380 griffier van de Raad van State afdeling bestuursrechtspraak Hoger Beroep Vreemdelingenrecht Postbus 16113 2500 BC 'S-GRAVENHAGE
mw E. Hendriks n-w, R. Hoognuis secretariaat
[~RAAD VAïTsTATË INGEKOMEN
2 5 OKT 2Q07 Den Bosch, 25 oktober 2007 inzake / IND Schiphol (Asiel) betreft 0709.23.0007/ac-beroep ons kenmerk 00004221/YV7YV uw kenmerltagggSL.
BEHANOEin- DTV
U ó
Hoogedelgestrenge Staatsraden, Appellant is de heer , geboren , van Iraakse nationaliteit _ verblijvende te Uitzetcentrum Schiphol- Oost te Oude Meer. Appellant kiest woonplaats ")f<e Den Bosch, Smalle Haven 151, ten kantore van Gelijk Advocatea Appellant heeft mevrouw mr. Y.E. Verkouter, advocaat werkzaam bQ Gelijk Advocaten, met het recht van substitutie, bepaaldelijk gevolmachtigd tot het indienen van onderhavig hoger beroepschrift. Appellant stelt hierbij hoger beroep in tegen het in kopie bijgesloten afschrift van de uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam (verder de uitspraak, productie 1V gedateerd en verzonden op 19 oktober 2007AWB 07 Z37273 waarbij het beroep, dat d.d. 28 september 2007 door appellant werd ingediend, ongegrond werd verklaard. Appellant legt aan u de navolgende grieven voor Grief één Ten onrechte overwoog de rechtbank in r.o 8.4 en 8.5 (eerste alinea) van de bestreden uitspraak: De rechtbank is met verweerder van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relaas positieve overtuigingskracht ontbeert in geschil is of eiser zijn gestelde herkomst uit Bagdad aannemelijk heeft gemaakt. De W i s Hoven 1511 Pulbui 1138 5200 BD Den Boich | T 073 750 28 29 | F 073 750 2B 201 info6gfinfcifWolefl.n> I SJkhting Derdengstdan GeÜjit Advocaten 175 4 3 7 07Ó-
25-10-2007
09:30
WA
getijfcodvocatan.nl
NR. 8692
25. OKT. 2007 9 : 2 6
P. 2
rechtbank is van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiser geen danwei onvoldoende antwoord heeft gegeven op basale vragen zoels de naam van de dierentuin van Bagdad, wat voor bezienswaardigheden /monumenten er in Bagdad zijn en welke wijken aan zijn gestelde woonwijk grenzen. Ven een inwoner van Bagdad kan in redelijkheid worden verwacht dat hij op dergelijke vragen antwoord weet te geven . De omstandigheid dat eiser op andere vragen wel een juist antwoord heeft gegeven, evenals de omstandigheid dat verweerder een aantal onjuiste antwoorden van eiser, die hij in zijn correcties en aanvullingen heeft verbeterd, in de bestreden beschikking heeft gehandhaafd, maakt vorenstaande niet anders. Nu verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stelten dat van het asielrelaas van eiser geen positieve overtuigingskracht uitgaat, heeft verweerder in redelijkheid evenmin aanleiding hoeven zien om een taalanalyse bij eiser af te nemen. 8.5 in het licht van vorenstaande Is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich eveneens in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser, gelet op de ongeloofwaardigheid van zijn relaas, niet voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, c, of d van de Vw in aanmerking komt. Toelichting a) Ten onrechte oordeelt de rechtbank dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt uit Bagdad afkomstig te zijn en zijn relaas niet inhoudelijk beoordeeld. b) Tevens heeft de rechtbank zich ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat nu van het relaas van appellant geen positieve overtuigingskracht zou uitgaan, verweerder In redelijkheid geen aanleiding had hoeven zien een taalanalyse bij appellant af te nemen. c) Voorts is de rechtbank ten onrechte zonder enige motivering voorbij gegaan aan hetgeen appellant gemotiveerd heeft aangevoerd aangaande het feit dat appellant ten onrechte geen inzage is gegeven in de bronnen waarop verweerder zich baseert, zodat het voor hem niet mogelijk Is zich adequaat te verweren tegen de vage en oncontroleerbare stellingen van verweerder , aangaande vermeende onjuiste gegevens omtrent zijn herkomst r d) Tevens is de rechtbank ten onrechte zonder enige motivering voorbij gegaan aan hetgeen namens appellant is aangevoerd aangaande categoriale bescherming Inzake Noord-lrak. Ad a en c) Appellant meent zoals eerder al uitgebreid is aangegeven, wel degelijk aannemelijk te hebben gemaakt afkomstig te zijn uit Bagdad. Verweerder stelt enkel dat appellant onjuiste informatie heeft gegeven, doch weigert concreet aan te geven welke Informatie niet correct zou zijn. Appellant heeft onbestreden op bijna alle door verweerder gestelde vragen antwoord gegeven. Een zeer groot deel van de door hem verstrekte antwoorden zijn controleerbaar juist. Door de rechtbank wordt gewezen op het feit dat appellant een onjuiste naam van de dlentuin van Bagdad heeft genoemd. Appellant heeft blijkens zijn verklaringen in het eerste gehoor (pagina 16) geantwoord dat de dierentuin van Bagdad dierentuin van Bagdad heet. Blijkens bijgevoegde informatie is dit correct (bijlage 2). Bagdad Zoo betekent Bagdad dierentuin, Zoo = immers dierentuin In het Engels. Zowel de rechtbank als verweerder stellen ten onrechte zonder enige motivering dat appellants antwoord niet correct zou zijn. Dat appellant geen monument in Bagdad zou kunnen noemen, zoals de rechtbank stelt is eveneens in strijd met hetgeen In het eerste gehoor staat genoteerd op pagina 16. Hier
Smalle Hoven 151 | Porfbw 1136 5200 BD Den Boidi | T 073 750 2 8 2B | F 073 750 28 201 infoO9aKjkadvocciefl.nl | www.gelijkadvoeotan.nl Rabobank 101 6o9 6 M | Slichting DerctengnWen Gdlpr Advocaten \7S 437 076
25-10-2007
09:30
qfi*
D
Artl
NR. 8692
25.OKT. 2007 9 : 2 6
P. 3
antwoordt appellant immers op de vraag enige monumenten te noemen: Bagdad museum. Niet valt in te zien waarom dit niet correct zou zijn. Voorts heeft appellant zowel in de zienswijze als In beroep gemotiveerd gesteld en aangetoond dat hetgeen hij omtrent de informatie over de (aangrenzende) wijk heeft genoemd, wel degelijk correct was. Naar mening van appellant heeft de rechtbank dan ook miskend dat appellant zijn herkomst wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt Ad b) De rechtbank heeft naar mening van appellant voorts ten onrechte gesteld dat er, gezien het feit dat het relaas positieve overtuigingskracht zou ontberen, terecht geen aanleiding gezien heeft een taalanalyse af te nemen. Immers, blijkens verweerders eigen beleid inzake taalanalyses zoals neergelegd in 227 en 270 B is niet vereist dat van een relaas positieve overtuigingskracht uit dient te gaan alvorens een taalanalyse kan worden afgenomen. Wanneer dat het geval was, zou immers nimmer een taalanalyse meer behoeven te worden afgenomen, aangezien indien er sprake is van positieve overtuigingskracht, aan de herkomst van een vreemdeling niet getwijfeld zou worden. Vereist is dat er sprake is van twijfel omtrent de herkomst of nationaliteit. In casu is tussen partijen de Iraakse nationaliteit van appellant niet in het geding. Discussie bestaat of appellant zijn herkomst uit voldoende aannemelijk heeft gemaakt Naar mening van appellant kon verweerder niet zorgvuldig beslissen op het asielverzoek zonder een taalanalyse af te nemen. Ook in andere zaken maakt verweerder van dit instrument gebruik, en niet valt in te zien dat in dit geval, waarin verweerder niet twijfelt aan de nationaliteit en appellant tevens onbestreden correcte informatie omtrent zijn beweerde herkomst heeft verstrekt, geen gebruik zou worden gemaakt van het deskundig bevonden Bureau Land en Taai. De rechtbank heeft dit miskend en is onvoldoende gemotiveerd voorbij gegaan aan hetgeen appellant dienaangaande heeft gesteld. Ad d) Appellant meent voorts dat de rechtbank ten onrechte en zonder afdoende motivering niet is ingegaan op hetgeen namens appellant subsidiair is aangevoerd aangaande een beroep op categoriale bescherming voor asielzoekers afkomstig uit Noord-lrak, indien de rechtbank verweerder zou volgen in haar standpunt dat appellant niet uit Centraal-lrak afkomstig zou zijn. Verweerder erkent dat appellant de Iraakse nationaliteit heeft. Indien appellant zoals Verweerder stelt niet uit Centraal-lrak afkomstig is, doch wel zijn Iraakse nationaliteit geloofwaardig acht dient verweerder zich een oordeel te vormen omtrent hetgeen is aangevoerd aangaande Noord-lrak. De rechtbank stelt ten onrechte dat nu appellants relaas geen positieve overtuigingskracht heeft, op hetgeen is aangevoerd omtrent categoriale bescherming, geen bespreking behoeft. Immers, bij een beroep op artikel 29 d Vw gaat het er niet om of de verklaringen van appellant die de inhoud van zijn asielrelaas betreffen geloofwaardig zijn, maar om de vraag of hij behoort tot een categorie van personen die op de voet van artikel 29, eerste lid aanhef en onder d van de Vw 2000 voor verlening van een verblijfsvergunning asiel in aanmerking komen. Zie hiertoe tevens uw uitspraak d.d. 28 oktober 2004, r.o. 2.2.3, fbiilaae 3). De rechtbank heeft dit miskend door te overwegen dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat appellant, gelet op de ongeloofwaardigheid van zijn relaas, niet voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw in aanmerking zou komen. Conclusie
SmotU Haven 151 I PoUbus 1138 5200 BD Den &oscH IT 073 750 28 28 I F 073 750 28 2 0 1
[email protected] l vwfw.garjkodvocalen.nl ftabobenlc 101 669 8941 Stichting Duaengdden Getijtc Advocaten 175 437 074
25-10-2007
09:30
qfi*x
O
AftO
NR. 8692
25. OKT. 2007 9 : 2 6
r. 4
Gezien bovenstaande grieven verzoekt appellant u het hoger beroep gegrond te verklaren en de bestreden uitspraak van de rechtbank te Den Haag, zitting houdende te Amsterdam te vernietigen en de zaak naar de rechtbank terug te verwijzen. Afschrift hiervan wordt heden per fax verzonden aan venteerder, per adres [ND Den Haag: 070- 370 3286
Snode Hoven 151 I Posfous 1138 5200 BD Den Boich | T 073 750 28 26 | f 073 750 26 201 infoOgeIIikodvocaten.nl! www.BelijkaoWolen.nl Rabobank 101 669 8 W | Stichting Derdengetden Gelijk Advocaten 175 4 3 7 0 7 6
25-10-2007
09:31
96K
p.nn*