Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht Augustus 2009 Opdrachtgever: Bureau LaMi Uitvoerder: Louis Bolk Instituut
© 2009 Louis Bolk Instituut Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht – augustus 2009. Opdrachtgever: Bureau LaMi (Provincie Utrecht, afdeling Bodem en Water) – contactpersoon bij LaMi: Wytze Brandsma. Uitvoerder: Louis Bolk Instituut, Driebergen – contactpersoon: Kees van Veluw – 0343-523 860 www.louisbolk.nl
Inhoud Samenvatting
5
1 Inleiding en doel van het project
7
2 Analyse huidige situatie en trends
9
2.1 Inleiding
9
2.2 Cijfermatige analyse
9
2.3 Relevante ontwikkelingen en trends
13
2.3.1 Globale en nationale ontwikkelingen
13
2.3.2 Specifieke ontwikkelingen in de Melkveehouderij.
18
2.3.3 Ontwikkelingen specifiek voor de pluimveehouderij
21
2.3.4 Ontwikkelingen specifiek voor de varkenshouderij
22
2.4 Samenvatting
23
3 Actieprogramma Overzicht
25
4 Actieprogramma Melkveehouderij
27
4.1 Bio-melkveehouderij: motor voor gangbaar
27
4.2 De Kracht van Koeien: een herontwerp op bedrijfsniveau in de Venen
28
4.3 De Kracht van Koeien: een herontwerp op bedrijfsniveau in de Kromme Rijnstreek
29
4.4 Leverbot en Salmonella
29
4.5 EHS-Landbouw voor bio-boeren: Beheersgras beter gebruiken èn de Natuurwaarde verbeteren
30
4.6 EHS-Landbouw voor gangbare boeren: Beheersgras inpassen in het melkveebedrijf
31
4.7 Pure Graze
32
4.8 Onkruidbestrijding
33
4.9 Een nieuw netwerk voor kennisgeneratie en verspreiding in de bio-melkveehouderij
34
4.10 Teelt van Eiwit
35
4.11 Andere acties
35
5 Actieprogramma Pluimveehouderij
37
5.1 Kippen houden met hele snavels
37
5.2 Bio-verenmeel
37
5.3 Multifunctionele uitloop
38
5.4 Teelt van Eiwit
38
6 Actieprogramma Varkenshouderij 6.1 Varkansen: Verbeteren van de bedrijfsvoering door een herontwerpaanpak.
Inhoud
39 39
3
7 Actieprogramma Algemeen
41
7.1 Bio-Mestkringloop
41
7.2 Catering in grote kantines/bedrijfsrestaurants
42
7.3 Een andere afzet via Landmarkt
42
7.4 Een andere afzet via Landwinkels
43
7.5 Publieksvoorlichting: 1 keer per week (Utrechtse) bio!
43
7.6 Stadslandbouw
44
8 Beleidsaanbevelingen
47
Geraadpleegde Bronnen
51
Bijlage 1: Lijst met geïnterviewde personen
55
4
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
Samenvatting De provincie Utrecht stimuleert de ontwikkeling van de biologische landbouw actief, o.a. door de activiteiten van bureau Landbouw en Milieu (LaMi) die vanaf 1993 projecten initieert op het gebeid van verduurzaming van de (biologische) landbouw. In 2009 wil de provincie een nieuwe impuls geven aan de ontwikkeling van de biologische veehouderij sector en heeft het Louis Bolk Instituut opdracht gegeven een analyse te geven van de huidige ontwikkelingen en op basis daarvan een actieplan op te stellen voor de komende jaren (2010-2015) en als laatste een aantal beleidsaanbevelingen op te stellen.
Analyse •
De groei van het aantal biologische bedrijven in de provincie stagneert. Het schommelt al ca 4 jaar om de 86 bedrijven. Belangrijkste oorzaak is dat de afzet van biologische producten in Nederland wel groeit maar nog steeds opgevangen kan worden door de bestaande biologische bedrijven.
•
Een steeds groter wordende groep consumenten die ‘cultural creatives’ genoemd worden, ca 20-30% van de Utrechtse en Nederlandse bevolking, is echter wel actief op zoek naar een duurzame leefstijl. Deze groep zoekt ook nieuwe concepten waarin het biologische (streek) product het verhaal van de productie en het effect op, bijvoorbeeld, het klimaat duidelijk laat zien in de winkelschappen. Bestaande afzetpartijen doen daar te weinig aan. AH durft het niet aan om bijvoorbeeld de voedselkilometers op het pak te zetten zoals in Britse supermarkten wel gebeurd. De uitdaging is om acties en concepten te ontwerpen die de cultural creative bedient.
•
Boeren zelf zien geen heil in het opzetten van dergelijke nieuwe concepten en het wachten is op ondernemers die dat wel aandurven. Nieuwe concepten als Landwinkels, Landmarkt en Lekker Utregs zijn wel in ontwikkeling en sluiten naadloos aan bij de wensen en eisen van de cultural creative.
•
Als we kijken naar de landbouwkundige bedrijfsvoering dan zien gangbare veehouders een grote bedreiging in het uitrollen van de Ecologische Hoofd Structuur terwijl biologische veehouders dat juist als een kans zien om zich te onderscheiden van andere bedrijven.
•
Er komen een aantal problemen in de bedrijfsvoering naar boven die ‘typisch Utrecht’ zijn zoals de sterke uitbreiding van leverbot doordat er steeds meer natte natuur komt en de vraag van boeren hoe je goed kan blijven boeren met de EHS als buurman.
Acties •
In de voorgestelde acties ligt de nadruk op het creëren van extra afzet van biologische producten met een verhaal en een duidelijke identiteit, naast het oplossen van problemen in de biologische bedrijfsvoering. Er is in de afgelopen jaren veel aandacht gegeven aan het omschakelen naar bio en naar het verbeteren van de biologische productiewijze. Om een verdere ontwikkeling van de biologische landbouw te krijgen is het nu nodig om te werken aan het ‘omschakelen’ van marktpartijen en burgers. De biologische sector zal alleen maar groeien als er meer bio producten hun weg vinden naar burgers via de reguliere kanalen zoals de supermarkt en de natuurvoedingswinkels maar nog meer via nieuwe concepten zoals de boerderijwinkels van Landwinkels, Landmarkt of via projecten als Lekker Utregs. Ook de afzet in de biologische catering kan nog flink groeien.
Samenvatting
5
•
Stadslandbouw is enorm in opkomst en is een grassroots beweging die het bewustwordingproces naar een duurzame leefstijl enorm kan katalyseren. LaMi kan die rol van katalysator uitstekend op zich nemen.
•
Daarnaast is het herontwerpen van nieuwe bedrijfssystemen van belang die rekening houden met de eisen die de samenleving stelt aan een verbeterd dierwelzijn, een mooi landschap met een grote biodiversiteit en veel weidevogels, een schoon milieu en aan een fair inkomen voor de boeren. Het uitrollen van de EHS is wellicht een mogelijkheid om, bij een goede participatieve procesbegeleiding, gangbare boeren over de streep te trekken omdat de vergoedingen voor natuurbeheer de inkomstenderving door een lagere melkproductie goed kan compenseren. Pure Graze, als nieuw concept voor de melkveehouderij, verdient ook aandacht omdat het een splinternieuw invulling is van de eisen die de samenleving stelt en tegelijkertijd de kostprijs van melk met 510 cent verlaagd.
•
Als ander actieveld is verbetering van bedrijfsonderdelen zoals leverbot bestrijding, een multifunctionele uitloop, vermindering van het antibioticum gebruik (wat een groot gevaar vormt voor de volksgezondheid) een manier om meer inkomen te genereren op het bedrijf.
Beleidsaanbeveling De belangrijkste beleidsaanbeveling is aandacht en middelen te verschuiven van het stimuleren van een biologische productiesysteem naar het stimuleren van marktpartijen om duurzame systemen van afzet te ontwikkelen (zoals Landmarkt). Een andere verschuiving is het stimuleren van burgers om, bijvoorbeeld 1 x per week, biologische te eten. Vaak wordt gezegd dat het maar ‘uit de markt’ moet komen. Maar dat is te eenvoudig. Zoals LaMi de afgelopen jaren boeren gestimuleerd heeft om biologische te gaan produceren is het nu zaak om de markt te stimuleren om duurzaam te gaan werken en tegelijkertijd ook burgers te bewegen duurzamer te consumeren. Het één kan niet zonder het ander: verduurzaming van productie èn vermarkting èn consumptie moet tegelijk gaan om een duurzame ontwikkeling te katalyseren.
6
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
1 Inleiding en doel van het project Bureau LaMi werkt sinds 1993 aan de verduurzaming van de landbouw in de Provincie Utrecht. Dat kan ingedeeld worden is twee deelgebieden: de ontwikkeling van de biologische landbouw en de duurzame ontwikkeling van de gangbare landbouw. In het voorjaar van 2009 heeft de Provincie de behoefte aan het opmaken van de balans voor de dierlijke biologische sectoren en wil graag concrete acties benoemen die, binnen de provinciale beleidskaders en passend bij haar rol, de biologische veehouderij een stap verder brengen en die de gangbare veehouderij verder verduurzamen.
Concrete doelen van dit project zijn: 1.
Overzicht krijgen van wat er de afgelopen jaren is gedaan voor de dierlijke sectoren biologische landbouw door LaMi en door andere partijen.
2.
Inzicht krijgen in wat er op de dierlijke sectoren afkomt de komende jaren
3.
Het belangrijkste doel van dit project is het opstellen van een actieprogramma voor de drie biologische sectoren, namelijk de melkveehouderij, de pluimveehouderij en de varkenshouderij voor de komende 5 jaar.
In de periode maart tot juli 2009 heeft het Louis Bolk Instituut dit project uitgevoerd en getracht de doelen te bereiken.
De werkwijzen, toegepast in dit project, zijn: Voor doel 1: bestuderen van rapporten en websites van Bureau LaMi en de Provincie Utrecht Voor doel 2: bestudering van beleidsrapporten van de provincie Utrecht en het Ministerie van LNV en de regelgeving voor de biologische landbouw in Europa en in Nederland, naast gesprekken met sleutelpersonen uit de praktijk, belangenbehartiging en afzetpartijen. Voor doel 3: gesprekken met sleutelfiguren in Utrecht uit de drie dierlijke sectoren voor het opstellen van een concept actieprogramma. Dit concept actieprogramma is daarna ter bespreking en beoordeling voorgelegd aan de melkveehouders studieclub Utrecht West wat betreft de acties voor de melkveehouderij, aan het bestuur van Biologische Pluimvee Vereniging wat betreft de acties voor pluimveehouderij en aan een aantal ondernemers in de biologische varkenshouderij wat acties betreft voor de biologische varkenshouderij. Doordat het oordeel van de veehouders zwaar is meegewogen in het vaststellen van de definitieve actielijst kan gesteld worden dat het actieprogramma gedragen wordt door de biologisch veehouders in de provincie. In de loop van het project is er meerdere malen overleg geweest met Bureau LaMi over voortgang, haalbaarheid van de acties en afstemming.
Inleiding en doel van het project
7
2 Analyse huidige situatie en trends 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft de huidige situatie aan van de biologische veehouderij in de provincie Utrecht. Waar dat relevant is wordt de situatie vergeleken met andere provincies en met de landelijke situatie. Belangrijkste deel van dit hoofdstuk zijn de relevante ontwikkelingen en trends waar de biologische veehouder in Utrecht op inspelen kan en soms moet om perspectief te houden voor de toekomst.
2.2 Cijfermatige analyse In de periode 1993 tot 2009 heeft LaMi 133 projecten uitgevoerd waarvan 55 specifiek gericht waren op de ontwikkeling van de biologische landbouw. Op de titels afgaand hadden 33 van de 56 projecten landbouwtechnische onderwerpen (59%), 15 projecten gingen over verbeteren van de afzet (27%) en 8 projecten gingen over draagvlakverbetering en communicatie (14%). Bijlage 1. Analyse van LaMi projecten
Tabel 1: Analyse van alle LaMi projecten in de periode 1993 tot 2009 Thema:
aantal projecten tot nu toe
Mineralenbeheer
24
Gewasbescherming
34
Bedrijfsmilieuzorg
26
Biologische landbouw
55
Natuur en Landschap
?
Landbouw en water
22
Agrotoerisme
5
Landbouw en Zorg
1
Totaal
Analyse huidige situatie en trends
133 (veel projecten gaan over meerdere thema’s)
9
Tabel 2: Analyse van de LaMi projecten over biologische landbouw in de periode 1993-2009 Thema:
aantal projecten tot nu toe
Melkveehouderij
12
Markt en afzet
12
Communicatie met burger/scholen
6
Voerteelt/strooisel
6
Pluimveehouderij
3
Onkruidbestrijding
2
Varkenshouderij
2
Fruitteelt
2
Boer-boer kennisoverdracht
2
Voorlichting en Quick Scans
2
Natuur
1
Voorlichting aan intermediairs
1
Tuinbouw
1
Mest/Compost
1
Onderwijs
1
Totaal:
55
59% van de bio-projecten had als doel de landbouwtechnische bedrijfsvoering te verbeteren. Dat was in deze periode ook de belangrijkste vraag van de biologische ondernemers. Nu, anno 2009, is de biologische bedrijfsvoering goed op poten maar vanwege de ontwikkelingen in o.a. markt en veranderende tijdsgeest, zie 2.3, zijn weer aanpassingen in de bedrijfsvoering nodig. In 2004 waren er 82 bio-bedrijven in de provincie. In 2009 zijn er 89 bio-bedrijven. Daarmee is de doelstelling, beschreven in het visie-en activiteitenprogramma Platteland In Ontwikkeling (PIO) om 85 bio-bedrijven te hebben in 2009, gehaald. Dit zijn voornamelijk veehouderijbedrijven: 30 melkvee, 26 pluimvee en 10 varkensbedrijven.
10
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
Tabel 3: Aantal bio-bedrijven en areaal in Provincie Utrecht Bedrijf
2008
2004
Opmerkingen
Melkvee
30
34
waarvan 4 Bio dynamisch
Pluimvee
26
20
Fruitteelt
16
9
Veevoergewassen
13
Varkens
10
7
Tuinbouw
10
8
Schapen
6
1
Vleesvee Rund
4
Akkerbouw
4
Geiten
3
Sierteelt
2
Bomen
2
Paddenstoelen
1
Opfok Koeien
1
Opkweek groenten
1
Totaal aantal bedrijven
89
melkschapenhouderij
5
82
veel bedrijven hebben meerdere takken
Aantal ha bio in Utrecht waarvan: AGF
78
Graan
101
Gras
1.507
Voedergewas
48
Braak
18
Overig
17
Totaal
1.769
1.900
aantal ha bio in Nederland
50.435
48.000
aantal bedrijven bio in Nederland
1.473
1.469
Analyse huidige situatie en trends
11
Echter de groei van het aantal biologische bedrijven in de provincie Utrecht ligt de laatste 3-4 jaar bijna stil. Dat is ook voor heel Nederland de laatste jaren het geval; in 2008 is het aantal bio-bedrijven met 4 bedrijven gestegen tot 1473 in vergelijking met 2004. Dat lijkt een slechte prestatie. Maar dat is het niet. Volgens CBS-cijfers liep, in dezelfde periode, het totaal aantal landbouwbedrijven in Utrecht terug van 3336 naar 3000 bedrijven; een krimp van ca 3% per jaar. Deze cijfers worden beïnvloed door het feit dat er onder de 3000 bedrijven veel ‘hobbyboeren’ zitten. Een schatting van LaMi is dat er van de 3000 bedrijven ca 2000 echte bedrijven die hun hoofdinkomen van het bedrijf halen en dat er ca 1000 hobbyboeren zijn. Tabel 4: Aantal landbouwbedrijven in Provincie Utrecht Type bedrijf
totaal
totaal
bio
bio
2004
2008
2004
2008
Graasdier (melkvee + geiten)
2525
2292
34
33
van 33 bedrijven in 2008: 3 melkgeiten
Hokdieren (pluimvee en varkens)
141
135
27
28
in 2008: 19 leghennen, 9 mestvarkens
Blijvende teelt (fruit)
245
217
9
8
Tuinbouw
133
105
8
7
Akkerbouw
66
67
5
4
Gemengde bedrijven
92
66
Overig
134
118
0
5
Totaal
3336
3000
83
89
2,5
3
Percentage bio
opmerkingen
4
deze 89 bedrijven hebben 129 bedrijfstakken
Bron: CBS Rabobank, ABN Amro en het LEI verwachten dat de melkveesector de komende jaren flink zal krimpen. De Rabobank voorspelt dat er over 5 jaar, dus in 2014, van de 20.000 huidige melkveehouders er 10.000 over zijn, vooral vanwege de slechte marktsituatie. Het LEI is iets voorzichtiger: in 2020 zijn er nog 10.000 melkveehouders. In vergelijking met deze cijfers doet de biologische sector, door op hetzelfde nivo te blijven, het goed. In het rapport Platteland in Ontwikkeling; visie en activiteitenprogramma plattelandsontwikkeling in Utrecht 20062009 wordt gesteld dat er geen grote afname in hectares landbouw verwacht wordt in de provincie. Het aantal bedrijven neemt wel af maar de overblijvende bedrijven kunnen de vrijkomende landbouwgronden overnemen. Er treedt schaalvergroting op en er worden landbouwgronden omgezet in bijvoorbeeld natuurgebied. Soms blijven gestopte bedrijven hun grond toch houden en verpachten dat aan hun buurman.
12
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
De Agrarische Natuurverenigingen in de provincie tellen ca 800 boerenleden, dat is ca 27% van het totaal aantal boeren. Dat geeft aan dat een groot deel van de boeren in Utrecht met verduurzaming bezig zijn. Misschien iets te kort door de bocht: dit geeft ook aan dat er nog veel boeren, 73% nog niet met verduurzaming bezig zijn! Er zijn ca 30 zorgbedrijven (waarvan de helft biologische), 21 bedrijven die meedoen aan ‘Boerderij in de Kijker’ en 6 biologisch-dynamische landbouwbedrijven in Utrecht; 4 met als hoofdtak melkvee en 2 met als hoofdtak tuinbouw. Zorg en BD-bedrijven zijn ‘pareltjes’. Ze voldoen vaak aan het beeld wat een gemiddelde burger heeft van een landbouwbedrijf. In die zin is het belangrijk voor de provincie Utrecht om dit soort duurzame bedrijven te behouden en in aantal te ontwikkelen.
2.3 Relevante ontwikkelingen en trends Uit de bestudeerde rapporten, beleidsstukken, artikelen maar vooral uit de gesprekken met sleutelfiguren komen een flink aantal trends, ontwikkelingen en visies naar voren die in potentie een kiem in zich dragen om ontwikkeld te worden tot een LaMi project voor de komende 5 jaar. In de gevoerde gesprekken is steeds nagegaan of de trend een kans vormt om actie te ondernemen. Direct ook de discussie: voor wie dan? En wie moet dat organiseren? Hier volgt een overzicht van gevonden en besproken trends en kansen. Zij vormen de inspiratiebronnen voor de uiteindelijke actielijst. In hoofdstuk 3 t/m 6 worden de gekozen acties beschreven.
2.3.1
Globale en nationale ontwikkelingen
Deze ontwikkelingen spelen zich af op globaal of nationaal nivo. Toch kan ‘provinciale’ actie een bijdrage leveren om het bovenprovinciale probleem op te lossen. 1.
Van 2 naar 4-5 graden Temperatuurstijging en zeewaterstijging zijn grote gevaren voor het veenweidegebied. Negen van de tien klimaatwetenschappers stellen zelfs dat de wereld in 2050 niet 2 graden warmer zal zijn maar 4 of 5 graden. De klimaatsverandering lijkt daarmee nog steeds een onderschat probleem en vraagt grootschalige actie door overheden en burgers. In de provincie Utrecht neemt de bodemdaling in het veenweidegebied toe en het wegmalen van water door het waterschap wordt steeds belangrijker. Veenweiden dragen ook flink bij aan het broeikaseffect doordat bij een lage grondwaterstand organische gronden oxideren en dus CO2 uitstoten en bij hoge waterstand vooral methaan uitstoten. Onder boeren leeft deze problematiek wel maar het leidt in dit project niet tot acties die prioriteit hebben. Dat houdt niet in dat daarmee de provincie, waterschappen en anderen niets hoeven te doen. Het broeikasgaseffect zal de komende jaren constant onze aandacht vragen. Projecten als ‘Zien is geloven’, gesteund door o.a. de provincie Utrecht, verdienen dan ook volop vervolg.
2.
Energie transitie De energie transitie speelt op twee niveaus: van fossiel naar duurzaam en van centraal naar decentrale opwekking. De provincie Utrecht stimuleert geen windmolens, wel zonne-energie. Er is veel belangstelling onder
Analyse huidige situatie en trends
13
veehouders voor decentrale energieopwekking. De SDE subsidieregeling is echter niet erg stimulerend omdat de terugverdientijd op investeringen, met subsidie, ca 15 jaar vragen. Toch beginnen boeren met het installeren van zonnepanelen. Decentrale energieopwekking werd door bijna alle geïnterviewde sleutelfiguren genoemd als belangrijk aandachtsgebied voor LaMi. Er zijn initiatieven zoals Boer en Buur waarbij burgers mee helpen bij de investering in zonnepanelen in ruil voor korting op boerderijproducten en diensten. Dit soort initiatieven verdienen blijvende ondersteuning. Aandacht is ook nodig voor projecten die de aanwezige warmte in melk, mest, bodem en dakplaten via warmtewisselaars omzetten in warm water. Met relatief eenvoudige technieken is daar veel te winnen. Dit zou eventueel een nieuwe actie kunnen worden. 3.
Cultural Creatives blijven groeien Professor Han Wiskerke van de WUR omschrijft de achtergrond van de groei van het aantal Cultural Creatives als een verschuiving van de visie van mensen op de voedselvoorziening. Na de oorlog was voedselzekerheid het belangrijkste doel van de overheid. Productie werd gestimuleerd. Toen er voedseloverschotten kwamen greep de overheid in met markt regulering om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Sinds de jaren negentig trekt de overheid zich daarin terug en stelt meer regels op over dierenwelzijn, natuur en landschapsbeheer, kwaliteit van voedsel en stimuleert een maatschappelijke rol van de landbouw in onderwijs, zorg en recreatie en regionale landbouw, De maatschappij is op zoek naar contact met het platteland en al haar producten en diensten.
Box 1. Cultural Creatives stijgen naar 1,6 miljoen Het afgelopen jaar zijn er in Nederland 100.000 mensen bij gekomen, die een duurzame levensstijl nastreven. Uit het laatste onderzoek van MarketResponse blijkt dat het er inmiddels 1,6 miljoen in Nederland zijn.
De Cultural Creatives kenmerken zich door een gemeenschappelijk waardepatroon. Ze hebben hun wortels in de moderne wereld. Ze maken zich zorgen over de planeet en ze willen hun werk en leven duurzaam inrichten. Ze verwerpen niet zozeer de commercie of het bedrijfsleven, maar hebben wel een hekel aan massaproductie en de eenzijdige nadruk op succes.
14
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
De Cultural Creatives worden gekenmerkt door een keuze voor kwaliteit, in plaats van kwantiteit en zij kopen bewust producten en diensten die geen verdere ecologische of maatschappelijke problemen veroorzaken. Je herkent een Cultural Creative aan de bewuste keuze voor voeding, energie en persoonlijke verzorging. Cultural Creatives laten zich leiden door 6 grote thema’s: 1. zorg wereld ecologische problemen 2. anti achterstelling van vrouwen en kinderen 3. kritisch t.a.v. materialisme en economisch gewin 4. aandacht voor anderen in omgeving 5. nastreven betere leefomgeving 6. persoonlijke levensstijl De Cultural Creatives zijn bereid meer te betalen voor eerlijk voedsel en willen niet leven volgens het credo meer is beter. Door minder te kopen, maken zij het prijsverschil weer goed. Ook zoeken zij naar een evenwichtige balans in hun werk, bijvoorbeeld door naar een gelijke positie van mannen en vrouwen te streven. Ze houden van reizen, doen vrijwilligerswerk, hebben aandacht voor anderen, koesteren idealen, lezen veel en houden van kunst en cultuur. En de politiek interesseert ze minder. Ze hebben een actief sociaal leven en consumeren niet tot het hun een lieve lust is! Ze komen in alle lagen van de bevolking voor en leven overal in Nederland. Bron: www.marketresponse.nl/specials/cultural-creatives/de-cultural-creative/ Burgers die op zoek zijn naar duurzame producten en duurzame ontwikkeling worden ‘cultural creatives’ genoemd. Ca 30% van de Nederlanders behoort tot deze groep en de vraag van de cultural creatives naar duurzame producten blijft, ondanks de economische crisis, aantrekken. Dat biedt kansen voor afzetvergroting via de reguliere wegen als supermarkten (bijvoorbeeld het AH-huismerk Puur en Eerlijk) maar ook door directe links tussen burgers en boeren zoals in Lekker Utregs in Utrecht en omgeving, Stad zoekt Boer in Amersfoort, Adopteer een Koe of Boerderij in de Kijker. Er komen nieuwe supermarktconcepten die aansluiten bij de vraag van de Cultural Creatives. De nieuwe supermarkt Marqt heeft reeds filialen in Amsterdam en Haarlem. Marqt richt zich voorlopig op het duurdere segment. Een ander concept Landmarkt richt zich meer op de modale inkomens en grootschalige afzet terwijl de al lang bestaande Landwinkels kleinschalige afzet organiseren op het platteland. En er zijn tal van andere projecten te noemen waarin boer en burger elkaar zoeken en vinden. Dat is een trend die ongetwijfeld door zal gaan de komende 5 jaar. Hoewel LaMi vooral gericht is op duurzame ontwikkeling in de voedselproductie zijn een beter contact tussen boer en burger en een ontwikkeling van de regionale economie ook belangrijke onderdelen van duurzaamheid. Uit de gesprekken blijkt toch dat maar een klein deel van de Utrechtse melkveehouders kansen zien in een
Analyse huidige situatie en trends
15
regionale economie en in het zelf organiseren van de markt. Het algemene gevoel is dat ‘Ecomel dat maar moet doen’ of een aparte onderneming zoals in Lekker Utregs gebeurt. In Overijssel, Gelderland en Noord Holland ligt dat anders. In Overijssel werkt bio-melkveehouder Henk de Lange samen met Courage en andere ketenpartijen aan het concept Zuivelnatuur. Dat is in principe een formule waar Utrechtse veenweide melkveehouders direct op in kunnen springen maar er is voorlopig geen belangstelling. Het bereiken of bedienen van de Cultural Creative via nieuwe of via uitbreiden van de bestaande afzet kanalen is een zeer belangrijke activiteit om de biologische landbouw te laten groeien. Meer afzet is eenvoudig meer omschakelaars. Actie 7.2 t/m actie 7.6 zijn geënt op deze trend. 4.
Bio-Catering Volgens de laatste Biomonitor vertoont de bio-catering sector in 2008 een groei van 97%. Dat is erg hoog en biedt dan ook direct kansen voor kantines in de provincie Utrecht bij o.a. de provincie, alle gemeentes, de kantines van de Universiteit Utrecht en alle grote bedrijven en instellingen. Actie 7.2 is een reactie op deze trend.
5.
Omschakeling naar bio stagneert De overheid stimuleert omschakeling niet meer met omschakelsubsidies. Onderzoek onder boeren van W. Sukkel van de WUR geeft aan dat omschakelsubsidies leuk maar niet essentieel zijn voor omschakeling. De Provincie Noord Holland geeft nu omschakelingssubsidie. Ook daar geldt: Het helpt, maar de markt is de meest belangrijke factor. Er is nu, juni 2009, een goed evenwicht tussen vraag en aanbod van bio-melk, eieren en varkensvlees. Dat stimuleert de omschakeling niet. Een andere factor die meespeelt aan de stagnatie is dat het inkomensverschil tussen bio en gangbare boeren veel kleiner geworden is. Dat stimuleert de omschakeling ook niet. Trekt de markt aan dan betekent dat niet direct dat er ruimte is voor omschakelaars omdat veel biologische bedrijven heel makkelijk hun productie kunnen opvoeren. De Natuurweide schat dat bio-melkveehouders nog steeds ca 5% van hun quotum verleast hebben. Hetzelfde geldt voor de varkens en de pluimveehouderij. De uitbreidingscapaciteit per bedrijf is groot. Uit alle gesprekken met biologisch veehouders blijkt dat men niet zit te springen op nieuwe omschakelaars. Dat zet de prijs alleen maar onder druk. Er is wel een fundamentele andere trend zichtbaar, en dat is de ontwikkeling naar een transparante prijsvorming door de hele keten heen van melk, eieren en varkensvlees. Het idee dat de kostprijs betaald moet worden begint door te dringen in eerste plaats bij de veehouders zelf maar ook in de rest van de keten. Fair trade, ook voor Hollands voedsel dus. In de paragrafen over ontwikkelingen die specifiek in de melkveesector optreden meer daar over. Deze trend leidt niet direct tot Utrecht specifieke acties. Dit zijn landelijke of wellicht West-Europese ontwikkelingen. Wel komt hier de aanbeveling uit naar voren dat omschakelsubsidie wel leuk maar niet essentieel zijn voor de ontwikkeling van de bio-sector in de provincie.
16
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
6.
Bio, motor voor gangbaar Er is de laatste jaren een trend gaande dat gangbare boeren bij biologische boeren op bezoek gaan om onderdelen van de bio-bedrijfsvoering over te nemen zoals duurzame stallen, minder antibiotica, klaver teelt, gebruik van beheersgras in het rantsoen van melkvee, weerstand van vee, teelt voedergewassen en kippen houden met hele snavels. Omschakeling is niet het doel van deze trend, wel een verduurzaming van de gangbare bedrijfsvoering. DLV-rundvee heeft goede ervaringen opgedaan met dit soort projecten in Gelderland, Overijssel en Noord Brabant. Factoren die deze interesse veroorzaken is andere regelgeving maar ook een algemene interesse onder alle boeren om te verduurzamen. Uit de gesprekken blijkt dat biologische boeren geen moeite hebben met het delen van ervaringen met gangbare collega’s. Een vergoeding voor het feit dat zij deze, met veel moeite opgedane ervaringen, willen delen is wel wenselijk! Actie 4.1 en 5.1 is een vervolg op deze trend.
7.
Het antibiotica gebruik blijft stijgen Het antibioticaverbruik in de veehouderij en dan vooral de varkens, de vleeskuikenshouderij en de vleeskalverensector, maar ook in de melkveehouderij, blijft stijgen. Ook het aantal bacteriën dat resistent is tegen antibiotica stijgt. Dat is een gevaar voor de volksgezondheid. Mestkalverhouders en varkenshouders komen, als zij opgenomen worden in het ziekenhuis, eerst in quarantaine omdat ze drager kunnen zijn van antibiotica resistente bacteriën die in potentie zeer gevaarlijk zijn voor andere ziekenhuisgasten. Uit de gesprekken met biologische veehouders en ook met gangbare veehouders komt duidelijke naar voren dat er een grote wens is om minder antibiotica te gebruiken. Maar de problematiek moet omzichtig behandeld worden want antibiotica gebruik is een gevoelig onderwerp.
Bron: www.animalfreedom.org/paginas/informatie/antibiotica.html Sommige biologische melkveehouders zijn al geheel antibiotica vrij of bijna vrij en willen graag hun kennis delen met andere veehouders. Actie 4.1 is een antwoord op deze trend.
Analyse huidige situatie en trends
17
8.
Ontwikkeling Biologische Landbouw en uitrollen van EHS via Agenda Vitaal Platteland De 6 gebiedscommissies in de provincie Utrecht moeten de plattelandsontwikkeling coördineren. Het uitrollen van de EHS is een belangrijk onderdeel daarvan. Het enthousiasmeren van boeren voor herinrichting van bepaalde gebieden is geen eenvoudig proces. De toekomst van het bedrijf staat op het spel. De EHS wordt gezien als een ernstige bedreiging van het voortbestaan van het bedrijf, vooral door gangbare melkveehouders. Juist biologische melkveehouders zeggen dat dat niet het geval hoeft te zijn. Een biologische bedrijfsvoering gaat vaak goed samen met beheersgraslanden. Het vraagt ‘alleen’ een herontwerp van het bedrijf en de bedrijfsvoering. Met minder melk per dier of per ha als gevolg van de omschakeling naar bio en het gebruik van beheersgras maar met een hogere prijs voor de bio-melk, plus het inkomen uit beheersvergoedingen is een vergelijkbaar inkomen te halen als voor de invoering van de EHS. Dit biedt volgens Utrechtse melkveehouders absoluut kansen! Wel moet er naast aandacht voor een andere landbouwkundige bedrijfsvoering ook veel aandacht zijn voor de mentale omschakeling die ‘Boeren met de EHS’ inhoudt. Boeren hebben daarnaast grote bezwaren tegen top-down processen. Goede participatieve veranderingsprocessen waarin boeren echt mee mogen en kunnen denken zijn helaas niet makkelijk te organiseren maar wel wenselijk voor de ontwikkeling van het gebied. Actie 4.5, 4.6 en 4.8 zijn een uitvloeisel van deze trend.
9.
Kennisgeneratie en verspreiding De tijd dat het onderzoek nieuwe oplossingen bedenkt en die via een artikel in een vaktijdschrift of demonstratieproject over denkt te dragen aan boeren is voorbij. Deze vorm van kennisgeneratie en verspreiding zijn niet voldoende. Participatie van boeren bij de kennisgeneratie en verspreiding heeft de laatste 5 jaar enorm opgang gemaakt gezien het succes van netwerken als Verantwoorde Melkveehouderij, de Melkveeacademie en de Bedrijfsnetwerken in de biologische veehouderij. Netwerken zijn andere structuren dan studieclubs. In een netwerk nemen boeren het voortouw. In een studieclub neemt een adviseur of een onderzoeker het voortouw. LaMi staat voor de uitdaging om een effectievere structuur te verzinnen waarin kennisgeneratie en verspreiding meer automatisch gaan en minder via projecten waarvan de resultaten verspreid worden via brochures en de Aanjager. Niet dat de huidige structuur niet goed is, maar het kan nog beter. Actie 4.9 is gericht op het opzetten van een dynamisch netwerk.
2.3.2
Specifieke ontwikkelingen in de Melkveehouderij.
10. Leverbot en Salmonella Het opbouwen van de EHS heeft ook andere gevolgen: meer natte natuur zorgt voor een toename van leverbot. Sommige melkveehouders melden dat bij 80% van hun geslachte koeien de lever afgekeurd wordt vanwege aantasting door leverbot. Biologische bedrijven hebben daar net zoveel last of meer last van als gangbare bedrijven. Dat komt vooral door de terughoudendheid van biologische boeren tot ingrijpen met antibiotica. Tegelijkertijd betekent een leverbot besmetting ook een grotere gevoeligheid voor bacteriën zoals Salmonella. De melkverwerkers willen geen Salmonella of zelfs antistoffen tegen Salmonella in de melk hebben. Dit
18
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
probleem leeft onder melkveehouders en er is grote belangstelling voor het zoeken naar een oplossing via een LaMi project, zie actie 4.4.
Verspreiding van leverbot in Nederland in 2004. De Provincie Utrecht is zwaar besmet Bron: www.vraaghetrein.nl
11. De noodzaak van een faire melkprijs De prijs van biologische melk is gekoppeld aan de prijs van gangbare melk. Op dit moment geeft Campina, marktleider, een toeslag van 9 cent voor een kg biologische melk. Echter de wereldmarktprijs van melk is anno 2009 op een dieptepunt: ca 15 cent per liter en slechts 10% van de melkveehouders over de hele wereld kan melk produceren voor deze prijs. De verwachting is dat bij afschaffing van de quota in de EU de prijs van gangbare melk blijft liggen op een nivo van 20-25 cent per kg. De (wereld)marktprijs ligt ver onder de kostprijs van Nederlandse gangbare en biologische melk. Door de koppeling drukt een lage (wereld)marktprijs voor gangbare melk de prijs van biologische melk. De Natuurweide wil dan ook een loskoppeling van de bio-prijs aan de gangbare melkprijs. In voorjaar 2009 heeft de Natuurweide een dynamisch kostprijsberekening van biologische melk gemaakt en komt daarin op een kostprijs van 55 cent per kg melk uit. In het najaar van 2009 organiseert de Natuurweide ronde tafelgesprekken met verwerkers, supermarktketens, natuurvoedingswinkels en consumenten om een proces van faire trade los te maken en het besef te laten groeien dat als de primaire sector omvalt de verwerkers ook in de problemen kunnen komen. Deze trend leeft enorm onder melkveehouders maar is direct ook een bron van spanning. Veel melkveehouders in Utrecht hebben de afgelopen jaren gewisseld van melkverwerker. Ecomel heeft veel boeren zien weggaan naar EkoHolland Melk op Maat omdat ze een betere prijs betaalden. Het is het verruilen van de zekerheid van Campina voor de grillen van de markt bij EkoHolland. Bij alle partijen komt echter het besef naar boven dat de Analyse huidige situatie en trends
19
kostprijs betaald moet worden en dat dat alleen kan als alle partijen in de keten, tot en met de consument toe, meedenkt en meebeslist in de prijsopbouw. Elke partij in de keten mag zijn/haar marge nemen. Minister Verburg is er ook een warm voorstander van. Een eerlijke verdeling en een transparante prijsopbouw zijn er nog lang niet maar is wel het doel waar de Natuurweide met de Ronde tafelgesprekken naar toe wil. Deze trend heeft niet direct een link naar een provinciale actie, maar het raakt wel de kern van een melkveehouderij bedrijf. Projecten die de marge verhogen, en daar zijn goede mogelijkheden voor in Utrecht kunnen een betere financiële basis leggen onder de Utrechtse bedrijven. Actie 7.3 en 7.4 zijn daarop gericht. 12. Strengere wet- en regelgeving De biologische sector legt zich strengere bemestingsnormen op: in 2012 moet biologische mest voor 100% gebruikt worden op biologische grond en in 2020 moeten alle meststoffen 100% biologisch zijn. Dit betekent o.a. voor de pluimveehouderij, die nog niet voldoende grondgebonden is, dat ze mestafzetcontracten moeten sluiten met biologische collega’s en dat biologische akkerbouwers in 2020 alleen maar biologische meststoffen mogen gebruiken. Er is nu een tekort aan biologische meststoffen. Melkveehouders zijn een spin in het web van de mestvoorziening. De meeste bio-mest wordt geproduceerd op het melkveebedrijf. Er is in principe een klein overschot aan mest vanwege de aankoop van krachtvoer en ander voer. Pluimveehouders en varkenshouders hebben vaak weinig grond en hebben dus een overschot aan mest. Akkerbouwers hebben het liefst rundveemest vanwege de goede stikstof-fosfaat verhouding. Maar dat betekent, grofweg gezien, dat pluimvee en varkenshouders hun mest moeilijk kwijt kunnen. Pluimveemest past prima op grasklaver percelen, juist vanwege het hoge fosfaatgehalte van pluimveemest. Er is dus een uitruil mogelijk van rundveemest naar akkerbouwers en pluimveemest naar grasklaverpercelen van melkveehouders. In principe zijn melkveehouders bereid om deze uitruil te verwezenlijken, maar het vraagt veel coördinatie. Hier ligt een kans voor LaMi om de gehele bio-sector verder te helpen. Actie 5.2, 5.4 en 7.1 zijn een reactie op deze trend. 13. De vraag naar integratie Meer EHS betekent ook een steeds groter aandeel van beheersgras en natuurgras met heel verschillende kwaliteiten in het rantsoen van de koeien. Dat vraagt om robuuste rassen; de Holstein Friesian kan daar niet goed mee omgaan. De samenleving wil meer natuur en recreatie. De melkverwerkers willen geen salmonella in de melk, vanuit gezondheidsoogpunt moet het antibioticagebruik verminderen, boeren willen graag aan de slag met energieproductie enz. enz. Dat vraagt allemaal aanpassingen op het bedrijf. Er is onder biomelkveehouders veel interesse om het bedrijf verder te ontwikkelen of te herontwerpen naar een duurzaam systeem wat voldoet aan alle eisen van milieu, dier, natuur, economie en naar de eigen eisen van de boer en boerin. De plaatjes in de brochure van Kracht van Koeien waarin toekomstige melkveehouderijsystemen gepresenteerd worden spreken zeer tot de verbeelding van bio-melkveehouders. Een herontwerp project scoorde op de prioriteringsbijeenkomst van de studieclub West het hoogst! Actie 4.2, 4.3 en 6.1 spelen in op deze behoefte onder veehouders.
20
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
Een ontwerp uit het Kracht van Koeien herontwerpproject
2.3.3
Ontwikkelingen specifiek voor de pluimveehouderij
14. De eierprijs blijft stabiel De prijs van biologische eieren is op dit moment redelijk stabiel en ligt in de buurt van de kostprijs (ca 14 cent). Ca 85% van de Nederlandse biologische eieren gaan naar Duitsland. De vraag in Duitsland naar duurzame eieren is groot, vooral omdat de productie van kooi-eieren verboden wordt. Er wordt op dit moment goed verdient in de bio-pluimveehouderij. De bio-mestwetgeving wordt strenger in de nabije toekomst. Dat zal o.a. betekenen dat pluimveehouders hun mest op eigen grond moeten toepassen of directe verbanden aan moeten gaan met biologische bedrijven die bio-mest nodig hebben. Dat zal ongetwijfeld kosten met zich meebrengen. Er is daarom veel belangstelling onder pluimveehouders voor mestafzet projecten. Actie 7.1 is een vervolg op deze ontwikkeling. 15. Snavelkappen wordt verboden In 2011 is het kappen van snavels van kippen verboden. In 2017 worden verrijkte kooien voor kippen in Nederland verboden. In een verrijkte kooi worden ca 65 legkippen gehouden op ca 5 m2. De kooien hebben een zitstok, een scharrelruimte en een donker leghokje. Deze veranderingen leiden al tot individuele kontakten tussen gangbare pluimveehouders en biologische pluimveehouders. Deze kennisoverdracht kan beter verlopen in de vorm van een project. Biologische pluimveehouders zijn zeker bereid hun kennis te delen met gangbare pluimveehouders, zie actie 5.1
Analyse huidige situatie en trends
21
16. Uitloop wordt visitekaartje Er is onder bio-pluimveehouders veel belangstelling voor het verbeteren van de uitloop. De uitloop is het visitekaartje van de bio-pluimveehouderij. Een drietal pluimveehouders is al vrij ver in het ontwikkelen van een bosachtig terrein als uitloop voor hun kippen. Er valt echter nog veel te ontwikkelen en uit te proberen. Actie 5.3 is bedoeld om de uitloop te verbeteren. 17. Bio-kipnuggets en bio-verenmeel? De uitgelegde kippen gingen tot nu toe het gangbare afzetcircuit in. Daar is verandering in gekomen. Voor ca een 0.5 van de 1.2 miljoen bio-legkippen in Nederland wordt een keten opgezet waarin de uitgelegde kippen verwerkt worden tot biologische snacks zoals kipnuggets, hamburgers en schnitzels. Dat geeft meteen aan dat er ook een kans ligt om de rest van het karkas, zoals de veren en de botten te verwerken tot biologische meststoffen. Rondvraag bij partijen zoals Vlamings bio-meststoffen en van de Meer slachterijen geeft aan dat er perspectief zit in het produceren van bio-verenmeel. De bio-kasteelt en ook de biologische akkerbouw zitten te springen om stikstofrijke biologische meststoffen. De nieuwe bio-mestwetgeving stimuleert de vraag naar biologische meststoffen nog eens extra. Hier liggen kansen, zie actie 5.2.
2.3.4
Ontwikkelingen specifiek voor de varkenshouderij
18. Stagnerende groei De productie van varkensvlees is fors toegenomen in Denemarken en Duitsland en dat betekent dat er voor Nederland geen uitbreiding wenselijk is. Vion/De Groene Weg, waar de meeste biologische varkens geslacht worden, heeft een wachtlijst waar bestaande leveranciers met uitbreidingsplannen als ook nieuwe leveranciers op staan. Geen kans op uitbreiding dus en er zijn ook geen specifieke acties wenselijk, hooguit acties die de consumptie van varkensvlees promoten. 19. Naar gesloten en nieuwe bedrijfssystemen Er is al jaren een wens om de bedrijfsvoering gesloten te maken met een omvang van 150 tot 300 zeugen die jaarlijks 3000 tot 6000 mestvarkens leveren. Dat is voor gangbare begrippen klein maar voor biologische en economische begrippen haalbaar. De welzijneisen worden ook steeds groter. De mestwetgeving vraagt om afzet van mest op eigen grond of contracten met akkerbouwers. Die kunnen op hun beurt weer voer telen voor varkenshouders. De wens van varkenshouders en De Groene Weg is er om nieuwe bedrijfssystemen op te zetten die op economische schaal en professioneel werken en die voldoen aan de nieuwste wet en regelgeving en maatschappelijk eisen. Zoals er een kans ligt bij melkvee om met de herontwerp methodiek van Kracht van Koeien aan de slag te gaan, zo ligt er voor de varkenshouderij de kans om met het project Varkansen mee te doen. Ook hier is een herontwerpmethode ontwikkeld die varkenshouders en alle andere gewenste partijen in staat stelt om het bedrijf om te bouwen tot een bedrijf dat toekomstperspectief heeft. Het project Varkansen zoekt nog varkenshouders die in september/oktober 2009 mee willen doen aan een laatste testfase van de herontwerpmethode. In 2010
22
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
kan het project opnieuw aan de slag met varkenshouders die hun bedrijf klaar willen maken voor de toekomst. Actie 6.1 is geënt op deze ontwikkeling. 20. Het tussensegment Jumbo startte een aantal jaren geleden met het tussensegment. Varkens krijgen iets meer leefruimte en worden in groepen gehuisvest maar dat betekent ook een hogere prijs voor de consument. Er liggen volgens de Groene Weg kansen maar hoe groot die zijn en wanneer die er zijn is heel moeilijk in te schatten. Op dit moment doet de Groene Weg een haalbaarheidsonderzoek om het tussensegment te laten groeien tot 15% van de varkensvleesmarkt. Het is afwachten totdat dit onderzoek afgerond is. Geen acties gewenst, misschien is op de langere termijn actie nodig
2.4 Samenvatting •
De economische crisis lijkt in eerste instantie veel toekomstplannen onmogelijk te maken maar wellicht is de belangrijkste trend wel verwoord door Mevrouw Annemarie Verburg, Directeur Generaal van LNV in de BioMonitor 2008. Zij schrijft: ‘De crisis heeft bij veel consumenten de waardering voor alles wat ‘echt’ is doen toenemen, en daar profiteert ook biologisch van’.
•
Die ‘cultural creative’ moet bereikt worden met bottum up processen en nieuwe afzet methodes waarin een eerlijke marge voor alle ketenpartijen belangrijk is. Ook korte ketens zijn gewenst.
•
Vooral bio-melkveehouders zijn op dit moment kwetsbaar. Pluimvee- en varkenshouders hebben het relatief gezien beter.
•
Onder de Utrechtse boeren is het animo om zelf de vermarkting te organiseren laag, maar het besef dat er in die afzet iets moet gebeuren is zeker aanwezig.
•
De bio-catering is een geweldige groeimarkt
•
De invoering van de EHS is geen bedreiging voor de bio-melkveehouders, veel meer een kans.
•
De pluimveehouders zijn hard aan het werken om de uitgelegde legkippen biologisch af te zetten en dat biedt ook kansen voor de restproducten van het karkas.
•
In de varkenshouderij zit weinig ontwikkeling
Deze ontwikkelingen geven kansen maar het vraagt niet alleen logica om die kansen, om te zetten in effectieve en praktische projecten die een financieel aantrekkelijk toekomstperspectief creëren voor biologische en duurzame veehouders in Utrecht. Naast logica is ook verbeelding en durf nodig. Logica en wetenschap brengen je van A naar B, verbeelding en lef brengt je overal!
Analyse huidige situatie en trends
23
3 Actieprogramma Overzicht In onderstaande tabel staat een overzicht van alle voorgestelde acties, 10 voor de melkveehouderij,4 voor de pluimveehouderij, 1 voor de varkenssector en 4 voor afzet en mestkringloop. Welke van deze acties als eerste opgepakt moet worden is moeilijk te zeggen. Er is animo en perspectief voor elke actie. De hele sector overziend en de ontwikkelingen en trends in ogenschouw genomen geeft wel prioriteit aan voor (andere) afzet en markt projecten. Meer afzet of een betere prijs of een steviger financiële basis is goed voor natuurontwikkeling, milieu, dierenwelzijn en geeft ruimte aan omschakelaars. Op de tweede plaats staan projecten die het hele bedrijf heroriënteren om beter te voldoen aan de wensen van de samenleving en aan andere wetgeving. Het doel van het herontwerp is een betere financiële basis onder het bedrijf te creëren. Pure Graze is een systeem dat in de praktijk al bewezen heeft dat het verduurzaming, een beter dierwelzijn en een lagere kostprijs als resultaat heeft. De mentale omschakeling naar duurzamere systeem is niet makkelijk en vraagt begeleiding en durf. Een derde plaats is voor projecten die de bedrijfsvoering optimaliseren maar niet fundamenteel wijzigen. Sommige acties kunnen het herontwerpen en in dat herontwerp een betere marktpositie bemachtigen samen laten gaan. In de kolom prioriteit wordt dit aangegeven met een 1, 2 of een 3. Maar het is uiteindelijk aan de provincie om een keus te maken voor acties die helemaal aansluiten bij de rol en mogelijkheden die de provincie heeft. Tabel 5: Een overzicht van alle voorgestelde acties Melkveehouderij
Bio/gangbaar
Aantal deelnemers
Budget
Verantwoordelijke partij
Prioriteit
4.1
Bio motor voor gangbaar
Gangbaar
Max 30
€ 20.000,-
LaMi
3
4.2
Kracht van Koeien De Venen Bio
5
25.000,-
Werkgroep Landbouw De Venen 1/2
4.3
Kracht van Koeien Kromme
5
25.000,-
Werkgroep Landbouw Kromme
Bio
Rijnstreek
1/2
Rijn
4.4
Leverbot en Salmonella
Bio
Max 30
20.000,-
LaMi
3
4.5
EHS-landbouw voor bio
Bio
Ca 10
22.000,-
Lokale ANV
2
Gangbaar
Ca 20
Lokale ANV
2
melkveehouders 4.6
EHS-landbouw voor gangbare melkveehouders
4.7
Pure Graze
Bio en Gangbaar 10
9.000,-
SVGV
1/2
4.8
Onkruidcontrole
Bio en gangbaar
-
15.000,-
LaMi
3
4.9
Nieuw Netwerk
Bio
Alle 45 bio-
10.000,-
LaMi
1
15.000,-
SVGV
3
melkveehoud-ers in Utrecht en GV 4.10 Teelt van Eiwit
Actieprogramma overzicht
Bio-veehouders
10
25
Pluimveehouderij
Bio/Gangbaar
Aantal deelnemers
Budget
Verantwoordelijke partij
Prioriteit
5.1
Hele snavels
Gangbaar
Ca 20
10.000,-
SVGV
3
5.2
Bio-verenmeel
Bio
-
5.000,-
Vlamings
2
5.3
Uitloop
Bio
10
9.000,-
Biologische Pluimvee
3
houders vereniging 5.4
Teelt van eiwit
Bio
10
15.000,-
Biologische Pluimveehouders 3 vereniging
Varkenshouderij 6.1
Herontwerpen
Bio
5
25.000,-
SVGV/LaMi
2
Bio
Alle 85 bio-
22.500,-
LaMi
3
Algemeen 7.1
Bio-Mestkringloop
landbouw-ers in Utrecht 7.2
Catering
Bio
-
12.5000,-
LaMi
1
7.3
Meer afzet via Landmarkt
Bio en gangbaar
5
7.000,-
Landmarkt
1
7.4
Meer afzet via Landwinkels
Bio en gangbaar
5
7.000,-
Landwinkels
1
7.5
Publieksvoorlichting
-
5
10-50.000,-
Provincie
1
7.6
Stadslandbouw
-
-
10.000,-
LaMi
1
A+m = afzet en markt ->
heeft eerste prioriteit
Nb= nieuw bedrijfssysteem ->
heeft tweede prioriteit
Opt = optimalisatie van bedrijfsvoering ->
heeft derde prioriteit
26
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
4 Actieprogramma Melkveehouderij In dit hoofdstuk worden actieprogramma’s voorgesteld die specifiek voor de melkveehouderij zijn, zowel biologisch als gangbaar. Het gaat vooral over acties op het gebied van verbetering van de bedrijfsvoering. Acties over markt en afzet komen in hoofdstuk 7 aan bod. In het herontwerp kan natuurlijk afzet meegenomen worden. Het Pure Grazesysteem laat op de 20 bedrijven waar het toegepast wordt een kostprijsverlaging zien van 5-10 cent per liter en draagt zo direct bij tot een beter inkomen. Doel van alle acties is verduurzaming. Dat is een veelomvattend containerbegrip, maar bij elke actie wordt kort omschreven wat het effect van de actie is op duurzaamheid. Niet alle trends komen terug in deze actielijst omdat ze buiten de kaders van LaMi liggen of omdat er op een andere manier vanuit de provincie actie ondernomen wordt, bijvoorbeeld energie. De uitkomst van de presentatie en prioritisering van de melkveehouders studieclub Utrecht West (zie bijlage …) weegt zwaar in deze actielijst.
4.1 Bio-melkveehouderij: motor voor gangbaar Doel: Gangbare boeren die op bedrijfsonderdelen, zoals minder gebruik van antibiotica, leren van biomelkveehouders zonder om te willen schakelen. Achtergrond: DLV heeft ervaring met projecten waar gangbare melkveehouders in Gelderland, Overijssel en Noord Brabant leren van biologische melkveehouders. Aan het einde van dat project hebben ca 60 gangbare melkveehouders aangegeven met welk onderdeel uit de biologische bedrijfsvoering zij aan de slag gegaan zijn op hun eigen bedrijf. Ca 25% van de boeren is aan de slag gegaan met: •
gras-klaverteelt,
•
de teelt van voedergewassen
•
het toepassen van vruchtwisseling en
•
het verminderen van antibiotica gebruik.
Weerstand verhoging en andere huisvesting waren niet zo in trek bij de gangbare melkveehouders. Een insteek van deze actie is de bodemvruchtbaarheid omdat alle vier toegepaste onderdelen direct verband houden met de bodemvruchtbaarheid en bodemgebruik. ‘Een gezonde bodem is de basis van gezonde dieren’, is voor veel biologische melkveehouders het uitgangspunt. Deze actie is een goed vervolg op het project Duurzaam Bodembeheer. In dit project is gekeken naar mineralen beheer en diversiteit van het bodemleven. In het vervolgproject kan specifiek op de toepasbaarheid van grasklaverteelt, teelt van voedergewassen en toepassing van vruchtwisseling gekeken worden maar vooral ook het samenspel van deze maatregelen op de kwaliteit van het rantsoen en daarmee op de gezondheid van de koe. Daarmee kan het antibiotica gebruik verminderd worden. Activiteiten: 6 bijeenkomsten in een jaar bestaande uit kennis opdoen, ervaring uitwisselen, bezoeken van biologische bedrijven, eenvoudige acties opzetten, uitvoering en evaluatie van acties. Daarnaast besteed elke deelnemer tijd en geld aan het uitvoeren van een maatregel op het eigen bedrijf.
Actieprogramma Melkveehouderij
27
Prioriteit heeft het besef dat gezondheid (en dus de mate van het antibiotica gebruik) een resultaat is van de bedrijfsvoering en dat een duurzame bedrijfsvoering begint bij een gezonde bodem. Resultaat: Binnen een jaar een verduurzaming van de gangbare melkveehouderij. Vooral een efficiënter mineralen gebruik, een verhoogde diversiteit in bodem en landschap, minder gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen en vooral minder antibioticumgebruik. Bij deelname van 30 melkveehouders met ieder 40 ha grond is te verwachten dat 25% van de grond (ca 300 ha) duurzamer beheerd gaat worden. Het antibioticumgebruik kan met 25% per jaar afnemen. Kosten: Ca € 20.000,- voor het opzetten en uitvoeren van 6 bijeenkomsten en individuele begeleiding bij het uitvoeren van demo projecten op de deelnemende bedrijven naast het werven, verslaglegging en coördinatie van de bijeenkomsten.
4.2 De Kracht van Koeien: een herontwerp op bedrijfsniveau in de Venen Doel: Het in groepsverband herontwerpen of doorontwikkelen van het eigen bedrijf zodat deelnemers een duidelijk toekomstbeeld hebben van hun bedrijf. Deelnemers kunnen bijvoorbeeld uit de AVP-gebieden Kromme Rijn of De Venen of andere AVP-gebieden komen. Het heeft voordelen als er boeren met dezelfde uitdagingen in een groep zitten. Achtergrond: De toekomst vraagt andere melkveebedrijven dan de huidige bedrijven. Het uitrollen van de EHS, het gebruik van beheersgras, de vraag van burgers om meer contact met het platteland, de wens dat koeien in de wei horen, de vraag naar antibioticavrije melk, decentrale energie opwekking, maar vooral de lage melkprijs vragen allemaal actie van de boer en een aanpassing van het bedrijfssysteem In het project Kracht van Koeien is een herontwerpmethode ontwikkeld die de boer en alle anderen die gelinkt zijn met het bedrijf, tot en met de keten inclusief de consument, helpt in het maken van een herontwerp van het bedrijf. Daarin is de boer richtinggevend. Als hij/zij bijvoorbeeld kansen ziet in het verhogen van de integratie met natuur op zijn bedrijf dan is dat het doel van het herontwerpproces. Veel melkveehouders hebben behoefte aan begeleiding van dit herontwerpproces waarin het hele bedrijf en alle bedrijfsonderdelen in principe meegenomen worden. Het project Kracht van Koeien (www.krachtvankoeien.nl) heeft dit ontwerpproces in huis en wil graag aan de slag met nieuwe groepen melkveehouders. Dit proces is nooit uitgevoerd met alleen bio-melkveehouders. Daarom is het belangrijk dat er ook biologische melkveehouderij deskundigen naast de ontwerpers betrokken worden bij dit project. Activiteiten: 5 bijeenkomsten met een groep melkveehouders in een periode van 3 maanden om het herontwerpproces te doorlopen. Tekenaars en architecten nemen deel aan het proces om ambities van deelnemers te verwerken tot bedrijfsplaatjes en stallen. Resultaat: Na een korte periode van 3 maanden is het al duidelijk of het herontwerpproces aanslaat bij de deelnemers en of er een haalbaar toekomstig perspectief uitrolt wat het bedrijfssysteem versterkt en wat meer
28
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
inkomen oplevert. Het eerste resultaat van Kracht van Koeien is een enthousiaste boer die een duidelijk toekomstbeeld voor zijn/haar bedrijf heeft en daar aan gaat werken. Een vervolg op het eerste herontwerp is wellicht nodig, dat hangt helemaal af van de mogelijkheden en de ambities die deelnemers hebben. Maar het kan ook inhouden dat de melkveehouder zoveel perspectief ziet in het ontwerp dat hij/zij het zelfstandig verder ontwikkelt en uitvoert. Kosten: Ca € 25.000,- per groep van 5-10 deelnemers. De kosten bestaan uit het voorbereiden en uitvoeren van de bijeenkomsten en de kosten van tekenaars en architecten die de ideeën en ambities van boeren omzetten in bedrijfsplattegronden en bouwtekeningen. Het project levert een DVD of brochure op om andere boeren te inspireren.
4.3 De Kracht van Koeien: een herontwerp op bedrijfsniveau in de Kromme Rijnstreek Hetzelfde project als 4.2 maar nu met melkveehouders uit de Kromme Rijnstreek
4.4 Leverbot en Salmonella Doel: Hoe houdt je leverbot onder controle in een biologisch bedrijfssysteem, het liefst zonder antibiotica of andere geneesmiddelen die lang in melk/vlees aanwezig blijven Achtergrond: 2008 was een jaar met veel leverbotbesmetting. Bij bio-melkvee is leverbotbestrijding een probleem. Bij sommige melkveehouders is 90% van de levers van de dieren die geslacht worden aangetast door leverbot.Verwerkers controleren op de aanwezigheid van residuen van geneesmiddelen en als die aangetroffen worden wordt de melk geweigerd. Een bijkomend effect is dat bij infectie van leverbot de weerstand van het dier kleiner wordt en andere ziekteverwekkers een kans krijgen, bijvoorbeeld Salmonella of BVD. Verwerkers testen nu al de aanwezigheid van Salmonella of afweerstoffen van Salmonella in de melk. Volgens de GD is nu al 10% van de melkveebedrijven in Nederland besmet met Salmonella. Omdat er steeds meer natte natuur komt in West Utrecht zal leverbot steeds vaker voorkomen. Biologische melkveehouders zijn geïnteresseerd om in studieclub verband leverbot onder controle te krijgen. Oplossingen liggen in het zoeken naar alternatieven voor antibiotica, bijvoorbeeld in de homeopathie en de fytotherapie. Besmetting voorkomen door ander beweidingschema en gemengde beweiding is wellicht ook een optie. Activiteiten: 4 bijeenkomsten in twee jaar omdat de resultaten van een andere controle methode pas na een jaar zichtbaar zijn. In jaar 1: •
kennis op te doen van de leverbot besmetting en daaropvolgende andere besmettingen
•
ervaringen uitwisselen (controle methoden)
Actieprogramma Melkveehouderij
29
•
zoeken naar biologische geneesmiddelen en methoden dmv excursies
•
plannen opstellen voor het eigen bedrijf en plannen uitvoeren
In jaar 2: •
resultaten vaststellen en uitwisselen
•
verspreiding van resultaten dmv artikelen in vaktijdschriften, LaMi website en de Aanjager.
Resultaat: Minder besmetting van leverbot en aanverwante ziektekiemen en minder gebruik van antibioticum Kosten: 4 bijeenkomsten, advies van experts, onderzoek van mest, bloed of melkmonsters om leverbot vast te stellen en schrijven van artikelen: ca € 20.000,-
4.5 EHS-Landbouw voor bio-boeren: Beheersgras beter gebruiken èn de Natuurwaarde verbeteren Doel: Beheersgras financieel efficiënt inzetten in de biologische bedrijfsvoering. Achtergrond: Er komt steeds meer beheersgras. Bio-boeren staan positief tegenover het gebruik van beheersgras en het verhogen van biodiversiteit en natuurwaarden. Zonder veel productieverlies is 25% van het rantsoen te vervangen door beheersgras. Financieel gezien hoef je er niet op achteruit te gaan: beheersgras is goedkoop, de melkproductie daalt iets maar daar staan beheersvergoedingen tegenover. Bio-melkveehouders willen zich graag oriënteren op een beter en efficiënter gebruik van beheersgras in het rantsoen. Activiteiten: In een 1,5-jarige projectgroep kennis opdoen en ervaringen uitwisselen. In jaar 1 over o.a.: •
hoe werk je samen met terrein beherende organisaties?
•
hoe integreer je beheersgras in het totale natuurplan van het bedrijf
•
hoe bepaal je de kwaliteit van beheersgras?
•
hoe past beheersgras in het rantsoen van melkvee, jongvee en droge koeien?
•
het mengen van beheersgras en productiegras in kuilen
•
het mengen van voorjaarsbalen met najaarsbalen, wanneer maaien?
•
wanneer gebruik je het als strooisel en hoe?
•
wanneer gebruik je het direct als compostmateriaal
•
wanneer breng je het naar een covergister?
•
geeft gemengde beweiding (met verschillende leeftijden rundvee, schapen, paarden, kippen) mogelijkheden?
In jaar 2 plannen maken, uitvoeren en in de projectgroep evalueren. Resultaat: het makkelijker uitrollen van de EHS in de AVP-gebieden, een efficiënter gebruik van beheersgras en hogere natuurwaarde op het bedrijf. Als 25% van het rantsoen voor melkvee uit beheersgras bestaat betekent dit ook dat minstens een kwart van het bedrijf uit grasland met beheersovereenkomsten kan bestaan.
30
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
Tabel 6: Waarneming en beoordeling beheersperceel d.m.v. 14 vragen
Bron: Brochure ‘Meer dan beheer’; uitgave Louis Bolk Instituut – 2007 (nr. LV 62) Kosten: 4 bijeenkomsten in winterseizoen om kennis op te doen en plannen te maken, in het daarop volgende weideseizoen 2 excursies en in het volgende winterseizoen 1 bijeenkomst om resultaten te presenteren en te evalueren. Kosten ca € 22.000,-
4.6 EHS-Landbouw voor gangbare boeren: Beheersgras inpassen in het melkveebedrijf Doel: Beheersgras inpassen in de gangbare bedrijfsvoering. Achtergrond: Er komt steeds meer beheersgras als de EHS verder ontwikkeld wordt Gangbare boeren staan in eerste instantie negatief tegenover het gebruik van beheersgras en het verhogen van biodiversiteit en natuurwaarden. Echter zonder veel productieverlies is 25% van het rantsoen te vervangen door beheersgras. Financieel gezien hoef je er niet op achteruit te gaan: beheersgras is goedkoop, de melkproductie daalt iets maar daar staan beheersvergoedingen tegenover. Door te laten zien dat je beheersgras kan inpassen in een gangbare bedrijfsvoering wordt de weerstand tegen het uitrollen van de EHS minder. Activiteiten: In een 1,5-jarige projectgroep kennis opdoen en ervaringen uitwisselen. In jaar 1 over o.a.: •
hoe werk je samen met terrein beherende organisaties?
•
hoe integreer je beheersgras in het totale natuurplan van het bedrijf
•
hoe bepaal je de kwaliteit van beheersgras?
•
hoe passen biologische boeren en gangbare koplopers beheersgras in het rantsoen van melkvee, jongvee en droge koeien?
In jaar 2 plannen maken, uitvoeren en in de projectgroep evalueren.
Actieprogramma Melkveehouderij
31
Resultaat: het makkelijker uitrollen van de EHS doordat gangbare boeren zien dat je nog steeds goed kan melken met beheersgras. Kosten: 4 bijeenkomsten in winterseizoen om kennis op te doen en plannen te maken, in het daarop volgende weideseizoen 2 excursies en in het volgende winterseizoen 1 bijeenkomst om resultaten te presenteren en te evalueren. Kosten ca € 22.000,-
4.7 Pure Graze Doel: Melkveehouders (vooral in Utrecht Oost en de Gelderse Vallei) kennis laten maken met het Pure Graze veehouderijsysteem om o.a: •
kosten te verlagen
•
gezondheid en weerstand van dieren te vergroten
•
koeien rendabel in de wei te houden
•
emissie van broeikasgassen te verminderen
Achtergrond: Ado Bloemendaal heeft uit eigen motivatie een geheel nieuw melkveehouderijsysteem ontworpen en uitgetest vooral met het idee om natuurlijker te werken. Na ca 10 jaar experimenteren op een eigen boerderij heeft hij een systeem ontwikkeld wat nu door een 20 tal boeren door heel Nederland toegepast wordt. Kenmerken van Pure Graze zijn: •
alle koeien in het voorjaar af laten kalven zodat de voerbehoefte van de lacterende koeien parallel loopt met de natuurlijke grasgroei
•
toepassen van een intensief strip grazing graassysteem zodat de koeien altijd jonge grastoppen kunnen eten
•
meer melk uit gras en minder uit krachtvoer
•
sterke daling van de kostprijs van melk (in theorie 15 cent, in de praktijk 5-10 cent/liter)
Meer informatie over Pure Graze: www.puregraze.com onder Pers artikelen uit Ekoland 6 (2008) en Veeteelt. De resultaten van deze 20 melkveehouders zijn zo veelbelovend dat er onder melkveehouders in Utrecht en GV interesse is voor een goede introductie in het Pure Graze systeem. Een introductie onder de vlag van LaMi zal melkveehouders over de streep trekken om zich verder te verdiepen in het Pure Graze systeem.
32
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
Activiteiten: Twee themadagen organiseren voor alle melkveehouders in Utrecht-Oost en de Gelderse Vallei. Als vervolg op de themadagen kunnen geïnteresseerde melkveehouders aan de slag met advies van Ado Bloemendaal. Resultaten en reacties verwerken tot een brochure en/of artikelen in de Aanjager over het Pure Graze systeem. Resultaat: Toenemend aantal melkveehouders die Pure Graze toepassen op hun melkveebedrijf. Er zijn nu 2 bedrijven die Pure Graze toepassen in deze regio, dat kan in 2012 oplopen tot 10 melkveehouders. Pure Graze resulteert in een lagere kostprijs (5-10 cent per liter), minder krachtvoergebruik (25% minder per koe per jaar), gezondere koeien en dus minder medicijn en antibioticagebruik, toename van de bodemorganische stof dus CO2 vastlegging en meer vrije tijd voor de boer doordat de koeien in de winter droog staan. Kosten: 4 dagen voor organisatie, uitvoeren en rapporteren van de themadagen: € 4000,- + € 5000,- voor het schrijven en publiceren van een brochure, totaal € 9.000,-
4.8 Onkruidbestrijding Doel: Overzicht krijgen van alle praktische en systematische manieren om de belangrijkste onkruiden (zuring, distels, jakobskruiskruid, brandnetels) biologisch onder controle te houden in grasland en in andere gewassen.
Melkveehouder Joost Samsom uit Wilnis werkt samen met de Wageningse onderzoeker Frits van Evert aan een robot die volautomatisch ridderzuring in grasland bestrijdt. Bron: www.biokennis.nl
Achtergrond: Voor biologische melkveehouders kan zuring een groot probleem worden. Praktische maatregelen kosten vaak veel arbeid en werken alleen op de korte termijn. Voor gangbare melkveehouders is de angst voor onkruid een van de eerste drempels voor omschakeling. Er bestaan al veel methoden en ervaringen van biologische onkruid beheersing. Het is daarom belangrijk dat alle informatie en ervaringen eens op een rij gezet worden. Activiteiten: (vak)literatuuronderzoek en verzamelen van praktijkervaringen en dat verwerken tot een brochure of website. Resultaat: biologische boeren hebben een handig overzicht van biologische onkruidcontrole en voor gangbare boeren kan deze informatie hun eerste drempel om om te schakelen verminderen. Kosten: verzamelen van informatie m.b.v. studenten WUR (in de vorm van een Academic Master Cluster module, een probleem gericht onderwijs element), begeleiding van studenten groep, informatie rubriceren en verwerken tot een website of brochure: ca € 15,000,-
Actieprogramma Melkveehouderij
33
4.9 Een nieuw netwerk voor kennisgeneratie en verspreiding in de biomelkveehouderij Doel: Alle bio-melkveehouders in Utrecht en de Gelderse Vallei zijn verbonden in één netwerk om een dynamisch proces van kennisgeneratie en verspreiding te krijgen. Achtergrond: Als bio-melkveehouders elkaar kennen gaat kennisgeneratie en verspreiding efficiënter en makkelijker. De ca 30 Duinboeren bijvoorbeeld komen in januari bij elkaar en bespreken de acties en resultaten van het afgelopen jaar en beramen plannen voor het komende jaar. Zo gaat projectengeneratie en kennisverspreiding continu door in een dynamisch proces. Zoiets dergelijks kan ook in de provincie Utrecht. Er is een actieve studiegroep Utrecht West. Er was tot een aantal jaren geleden ook een studieclub Utrecht Oost en Gelderse Vallei. Het is de moeite waard om de melkveehouders in Oost-Utrecht en de Gelderse Vallei te betrekken bij de studieclub West. Dit netwerk van ca 30 melkveehouders, zou dan de belangrijkste motor zijn voor LaMi om in de toekomst nieuwe projecten te initiëren, uit te voeren en kennis te verspreiden, ook onder andere biologische boeren buiten Utrecht en de Vallei en onder gangbare boeren.
Kennisverspreiding gaat vooral mondeling en via in groepen/netwerken ervaringen uitwisselen en minder via het geschreven woord. Bron: www.asg.wur.nl
Activiteiten: •
melkveehouders in Oost Utrecht en de Vallei actief benaderen met de vraag of ze zich aan willen sluiten bij de studieclub West of dat ze een eigen studieclub willen vormen.
•
Studieclub Utrecht Oost en West blijvend ondersteunen door bijvoorbeeld elk jaar, in januari, een themadag te organiseren zoals de Duinboeren dat doen om kennis te verspreiden en om nieuwe actie te plannen.
Resultaat: Een levend netwerk waarin het proces van nieuwe kennisvragen inventariseren, uitvoering van projecten en kennisverspreiding in een dynamisch proces continu doorgaan. Als dit netwerk functioneert, kan de provincie meer geld inzetten voor projecten en minder in het inventariseren van acties. Kosten: Actieve benadering van melkveehouders en blijvende ondersteuning: € 10.000,-
34
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
4.10 Teelt van Eiwit Doel: Een deel van het voereiwit zelf of in de regio produceren waardoor de afhankelijkheid van geïmporteerde soja uit niet West Europese landen verkleint. Achtergrond: De traceerbaarheid en kwaliteit van bio-soja uit niet West Europese landen is niet altijd optimaal. Het liefst willen melkveehouders (en ook andere bio-veehouders) soja of eiwit van het eigen bedrijf, uit eigen regio of uit de driehoek: Londen, Berlijn, Parijs. Er zijn melkveehouders die experimenteren met gerst/erwtenmengsel, duivenbonen, lupinen, quinoa en er zijn boeren die experimenteren met doorzaai van gewassen op veengronden. Er zijn ook andere oplossingen denkbaar zoals: één hectare (veenweide) grond helemaal omzetten in natuur en met de beheersvergoeding een hectare voer opkopen elders in het land. Zijn er nieuwe gewassen te bedenken? Zijn er eiwitrijke biologische bijproducten beschikbaar? Activiteiten: in projectgroep mogelijkheden inventariseren en uitzoeken waarom eerdere projecten over eiwitteelt weinig effect gehad hebben terwijl het onderwerp ‘regionale eiwitteelt’ wel grote aandacht heeft in de veehouderij, excursies naar experimenterende boeren (zoals Bert de Groot), contacten leggen met akkerbouwers in Flevoland, testen uitvoeren op het bedrijf en resultaten bespreken in de projectgroep op uitvoerbaarheid en financieel voordeel. Resultaat: binnen een jaar een stijgend aandeel eiwit dat geproduceerd is op het eigen bedrijf of dat geproduceerd is in de regio Utrecht-Flevoland. Kosten: 2 oriënterende bijeenkomsten, 2 excursies, begeleiden van eenvoudige praktijkproeven, 2 afsluitende bijeenkomsten en vastleggen van informatie in rapport: € 15.000,-
4.11 Andere acties Acties die wel genoemd zijn maar niet uitgewekt tot een actiepunt zijn: •
Rauwe melk verwerken tot een vermarktbaar product
•
Hergebruik van warmte in melk, mest, bodem (de aardwarmtekorf!) en dak
Actieprogramma Melkveehouderij
35
5 Actieprogramma Pluimveehouderij 5.1 Kippen houden met hele snavels Doel: Scharrelkippen- en Vrije uitloopkippenhouders kunnen in 2011 kippen houden met hele snavels. Achtergrond: In 2010 wordt het snavelkappen verboden. Niet biologische pluimveehouders gaan dan ongetwijfeld contact zoeken met biologische pluimveehouders om van hen te leren hoe je kippen kan houden met hele snavels. Studieclubs van gangbare pluimveehouders zullen zeker geïnteresseerd zijn. Ook het voorkomen van verenpikken kan meegenomen worden in deze actie. Ook daarover hebben biologische pluimveehouders veel kennis en ervaring. Activiteiten: •
kennis verzamelen van het houden van kippen met hele snavels en presenteren in een bijeenkomst
•
2 excursies naar biologische pluimveehouders
•
plannen maken voor het eigen bedrijf
•
ervaringen met uitvoering van de plannen delen in 2 bijeenkomsten
Resultaat: Bedrijfssystemen waarin kippen met hele snavels geen probleem zijn Kosten: Kennis verzamelen, 5 bijeenkomsten, bedrijfsplannen maken en rapportage: € 10.000,-
5.2 Bio-verenmeel Doel: Het produceren en vermarkten van 100% biologisch verenmeel. Achtergrond: er zijn nu ca 1,3 miljoen biologische kippen. Na de legperiode verdwijnen die tot nu toe grotendeels in het gangbare circuit. Er is in 2008 een vereniging opgericht die uitgelegde legkippen biologisch afzet in de vorm van biologische kipnuggets, hamburgers en schnitzels. Dat is een kans om ook het slachtafval, vooral veren van de legkippen, biologisch te verwerken. Vanwege de veranderende wetgeving in de biologische landbouw zijn kastelers en akkerbouwers op zoek naar 100% biologische meststoffen. Vooral kastelers zijn waarschijnlijk geïnteresseerd, zij kunnen ook een iets hogere prijs eerder betalen dan akkerbouwers. Grootste vraag in de haalbaarheidstudie is: wie kan/wil er een kleine of aparte lijn opzetten om de veren van biologische legkippen te verwerken tot verenmeel en tegen welke prijs? Vlamings, één van de weinige bedrijven die biologische meststoffen op de markt brengt is zeer geïnteresseerd en wil een bijdrage leveren. Resultaat: Productie van 100% biologische meststof op basis van verenmeel waar kastelers om zitten te springen, wellicht een iets hogere opbrengst van de uitgelegde kippen, en een beter imago voor de bio-pluimveesector. Kosten: kontakten leggen, gegevens aanleveren en meedenken met Vlamings: 5.000,-
Actieprogramma Pluimveehouderij
37
5.3 Multifunctionele uitloop Doel: In projectgroepverband de uitloop van kippen multifunctioneel maken zodat kippen de hele uitloop gaan gebruiken, meer voer uit de wei halen en de uitloop ook nog andere inkomsten oplevert. Achtergrond: De kip is van oorsprong een bos(rand)dier. De uitloop moet daarom meer zijn dan een kale grasvlakte. Als de uitloop alleen gras is blijven de kippen dicht bij het hok met het probleem dat de grond dichtbij het hok overbemest raakt en de kippen niet de hele uitloop benutten. Doen ze dat wel dan kan de ruwvoeropname en de vangst van insecten en wormen bijdrage aan de voeropname waardoor de voeropname bij de voerketting verlaagd wordt. De uitloop is vaak het visitekaartje van de bio-pluimveehouder. Het project Uitloop Gezond en Groen heeft in 2009 o.a. geresulteerd in een inspirerende brochure om de uitloop te vergroenen en daardoor kippen verleiden om de hele uitloop te gebruiken. De uitloop is er in eerste instantie voor de kippen maar zijn er nog meer mogelijkheden om van de uitloop inkomen te halen zoals de teelt van noten, wilgen voor brandhout, druiven, het plaatsen van zonnepanelen enz. Activiteiten: •
Excursies naar bedrijven die voorop lopen met een multifunctionele uitloop
•
Mogelijkheden inventariseren van een multifunctioneel gebruik van de uitloop
•
Plannen maken en uitvoeren
•
Evalueren en resultaten ter beschikking stellen aan de hele sector
Resultaat: Meer inkomen uit de uitloop, gezondere kippen, en een imago verbetering van de bio-pluimveesector. Kosten: 2 bijeenkomsten, 2 excursies, bedrijfsbegeleiding en rapportage: € 9.000,-
Uitloop van kippen gecombineerd met wijnbouw Bron: www.ringadvies.nl
5.4 Teelt van Eiwit Als actie 4.10 onder acties melkveehouderij maar dan als doelgroep biologische pluimveehouders. Een gemengde groep is ook een mogelijkheid.
38
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
6 Actieprogramma Varkenshouderij 6.1 Varkansen: Verbeteren van de bedrijfsvoering door een herontwerpaanpak. Doel: Verbeteren van de bedrijfsvoering Achtergrond: In het Varkansen-project (het zusje van Kracht van Koeien) van de WUR wordt een herontwerpproces ontwikkeld waarin varkenshouders hun eigen bedrijf gaan herontwerpen om het duurzamer te maken. Niet alleen landbouwtechnisch maar ook wat betreft energiegebruik, linken met consumenten, gemeente (RO), slachterij en andere partijen. Er is een trend om vermeerdering en afmesten op het zelfde bedrijf te laten plaatsvinden. Volgens slachterij Vion kan de productie-efficiëntie op veel bedrijven nog veel beter. Allemaal factoren die in het Varkansen herontwerpproces aan de orde kunnen komen. Het herontwerp hangt uiteindelijk af van welke kansen, uitdagingen en capaciteiten de varkenshouders heeft en ziet. Activiteiten: 5 bijeenkomsten met een groep varkenshouders in een periode van 3 maanden om het herontwerpproces te doorlopen. Tekenaars en architecten nemen deel aan het proces om ambities van deelnemers te verwerken tot bedrijfsplaatjes en stallen. Resultaat: Na een korte periode van 3 maanden is het duidelijk of het herontwerpproces aanslaat bij de deelnemers en of er een haalbaar toekomstig perspectief uitrolt wat het bedrijfssysteem versterkt en wat meer inkomen oplevert. Een vervolg op het eerste herontwerp is wellicht nodig, dat hangt helemaal af van de mogelijkheden en de ambities die deelnemers hebben. Maar het kan ook inhouden dat de varkenshouder zoveel perspectief ziet in het ontwerp dat hij/zij het zelfstandig verder ontwikkelt en uitvoert. Kosten: Ca € 25.000, - per groep van 5 deelnemers. De kosten bestaan uit het voorbereiden en uitvoeren van de bijeenkomsten en de kosten van tekenaars en architecten die de ideeën en ambities van boeren omzetten in bedrijfsplattegronden en bouwtekeningen. Het project levert een DVD of brochure op om andere boeren te inspireren.
Actieprogramma Varkenshouderij
39
7 Actieprogramma Algemeen 7.1 Bio-Mestkringloop Doel: In 2012 wordt alle biologische mest geproduceerd in Nederland gebruikt op biologische grond en in 2020 is alle mest gebruikt op biologische bedrijven van biologische oorsprong. Achtergrond: De biologische sector heeft in juni 2009 een nieuw voorstel (zie http://library.wur.nl/biola/bestanden/1895762.pdf voor het volledige voorstel) aangenomen met als belangrijkste doel om in 2020 alle mest die gebruikt wordt in de sector van biologische oorsprong te laten zijn en dat alle bedrijven in principe grondgebonden zijn of samenwerkingsverbanden hebben met bedrijven in de regio. Om deze doelen te halen is het heel belangrijk of melkveehouders hun eigen mest willen doorschuiven naar akkerbouwers en of zij voor hun grasklaverpercelen pluimveemest willen gebruiken. Er zijn de afgelopen jaren een aantal koppelprojecten uitgevoerd door Agro Eco, het Louis Bolk Instituut en Ring Advies. Ervaring en netwerken uit deze projecten kan gebruikt worden om te bemiddelen en om pluimveehouders te ondersteunen bij het bewerken van de mest waardoor akkerbouwers geïnteresseerd raken in het afnemen van pluimveemest. Daarvoor kan pluimveemest o.a. gemengd worden met ander materiaal om de stikstof-fosfaat verhouding te verbeteren. Activiteiten: In een 3 jarig project wordt er op basis van de netwerken opgebouwd in de afgelopen koppelprojecten, langjarige relaties tot stand gebracht waarin mestproducenten en boeren die bio-mest nodig hebben aan elkaar gekoppeld worden. De Biobank van Biologica is op de achtergrond een vangnet als koppelingen niet werken of bij calamiteiten. Het project Bio-mestkringloop heeft twee activiteiten: •
Langdurige koppelingen tot stand brengen tussen mestleveranciers (in Utrecht en de Gelderse Vallei) en mestvragers in deze gebieden en als dat niet kan met mestvragers in de directe omgeving van de provincie Utrecht en de Gelderse Vallei. Dat kan o.a. met een Biomest contact dag waar alle bio-boeren uit Utrecht en de Gelderse Vallei uitgenodigd worden met een relevant programma.
•
Ondernemersgroep van Pluimveehouders in Utrecht-Oost en de Gelderse Vallei (met kennis en ervaringuitwisseling) die hun mest bewerken tot een product dat interessant is voor akkerbouwers ondersteunen. De BPV (Biologische Pluimveehouders Vereniging) heeft ervaring met pluimveemest behandeling.
Resultaat: in 2020 zijn de Utrechtse biologische landbouwers geheel grondgebonden en gebruiken alleen maar biologische meststoffen. Kosten: •
Leggen van langdurige koppelingen: € 5000, - per jaar voor drie jaar lang
•
Ondersteunen van pluimveeondernemersgroep met 4 bijeenkomsten in 2010 waarin kennis ingebracht wordt en ervaringen uitgewisseld worden: € 7.500, -.
In totaal € 22.500, -
Actieprogramma Algemeen
41
7.2 Catering in grote kantines/bedrijfsrestaurants Doel: De afzet van biologische producten in kantines van Utrechtse gemeenten, Universiteit van Utrecht en grotere bedrijven en instellingen verhogen Achtergrond: De afzet van bio-producten in de cateringsector is in 2008 met 97% gestegen. Hier liggen dus grote kansen. Kantines van overheden, de grotere gemeenten, universiteit van Utrecht, Hogescholen, particuliere bedrijven, maatschappelijke organisaties en alle andere grote instellingen zijn te benaderen voor het opnemen van bio-producten in hun kantines. De GD&GD in Utrecht heeft al interesse getoond. De provincie heeft een rol te spelen vooral bij overheidsdiensten en gemeenten. Activiteiten: Een eenvoudige brochure samenstellen over biologische catering en die rondsturen naar geselecteerde organisaties, instellingen en bedrijven om kantines/bedrijfsrestaurants te werven die een proeverij willen organiseren om biologische producten te promoten. Doel van de proeverij is het enthousiasmeren van de werknemers voor het opnemen van (Utrechts) biologisch voedsel, bijvoorbeeld broodje kaas en fruit in hun kantine. Tijdens de proeverijen ook informatie geven over de achtergrond van het product. Een follow-up bijeenkomst organiseren met de kantinebeheerders en cateringbedrijven om vervolgstappen te zetten. Dit kan beginnen met de kantine van de GG&GD. Resultaat: vergroten van de afzet van bio-producten via de catering Kosten: samenstellen brochure, organiseren van 5 proeverijen en follow-up bezoeken: € 12.500, -
7.3 Een andere afzet via Landmarkt Doel: Regionale afzet ontwikkelen met een hogere marge en met een verhaal. Achtergrond: De wereldmarktprijs voor melk is op dit moment 15 cent per kg, een laagterecord! De verwachtingen voor de melkveehouderij zijn somber. Verschillende nieuwe afzetconcepten zoals Marqt, Landwinkels en Landmarkt proberen meer marge bij de boer te krijgen. En daar is met een groeiende hoeveelheid cultural creatives zeker kans voor. Marqt in niet actief in de provincie Utrecht en kiezen ook voor een andere doelgroep dan Landwinkels en Landmarkt. Landwinkels hebben al 12 winkels in de provincie en heeft andere ontwikkelingsvragen (zie actie 7.4). Landmarkt wil de cultural creative bedienen in moderne winkels In Utrecht met een uitgebreid vers product op met de auto makkelijk bereikbare locaties zoals in Houten langs de A 27 afrit Nieuwegein, bij tuincentrum Overvecht in Utrecht en op Landgoed De Reehorst in Driebergen. Er liggen kansen om natuurmelk van beheersland met extra marge te vermarkten via dit nieuwe concept. Ook voor eieren liggen er mogelijkheden. Activiteiten: •
Thema-avonden. Om melkveehouders (en andere bio-landbouwers) in te lichten over het perspectief van Landmarkt worden een aantal themavonden in verschillende AVP-gebieden georganiseerd. Doel van de thema-
42
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
avonden is om veehouders te werven die mee willen denken en werken aan het opzetten van een pilot voor Landmarkt •
Pilot projecten: hoe kan de afzet via Landmarkt, (van productie, verwerking, verpakking, labeling en transport etc.) daadwerkelijk vorm krijgen. Belangrijk is ook dat leveranciers beseffen dat productie voor de bulkmarkt een andere mentaliteit en bedrijfsvoering vraagt dan productie voor de winkelmarkt.
Resultaat: Voor een viertal biologische veehouders is er meer marge op hun melk en eieren verwezenlijkt en daardoor is de economische basis versterkt. Kosten: 3 thema-avonden en 2 pilot projecten organiseren, uitvoeren en rapporteren: € 7000, -
7.4 Een andere afzet via Landwinkels Doel: Regionale afzet ontwikkelen met een hogere marge en met een verhaal. Achtergrond: Er zijn al 12 Landwinkels in de provincie Utrecht maar er is groei mogelijk. Zowel in het aantal winkels als in het onderscheidend assortiment per winkel. Ook zijn er ideeën om in samenwerking met terrein beherende instanties bij relevante Landwinkels de bezoeker/klant meer te bieden dan de Landwinkel zoals een wandeling door het gebied of meer achtergrond informatie over producten Activiteiten: Inventariseren/updaten van Utrechtse producenten van potentiële Landwinkel-producten, pilots opzetten van productlijnen inclusief de communicatie naar de consument en het zoeken naar nieuwe winkelplekken Resultaat: in 2011 is er voor een viertal veehouders meer afzet voor een hogere marge en is er 1 landwinkel extra Kosten: € 7.000, -
7.5 Publieksvoorlichting: 1 keer per week (Utrechtse) bio! Doel: Zoveel mogelijk mensen informeren over biologische voeding Achtergrond: Veel mensen kennen het EKO-keurmerk maar nemen nog niet de stap om 1 keer per week, op zondag bijvoorbeeld, biologisch te eten. Deze actie moet mensen 1 x in de week over de streep trekken. Probleem met dit soort acties voor het grote publiek is dat er niet snel een groep boeren, ondernemers of anderen zijn die tot dit soort acties komen. De cultural creatives zijn er maar zij zijn ook niet duidelijk georganiseerd zodat het moeilijk is om met gerichte acties hen te bereiken. Toch is de vraag naar afzetstimulering groot en tegelijkertijd zoekt de cultural creative naar duurzame producten. Er ligt daarom een taak voor de provinciale overheid om aan algemene publieksvoorlichting te doen. Om een duurzame leefstijl te stimuleren is een concrete aanbeveling om 1 x per week biologisch te eten haalbaar en goed te communiceren.
Actieprogramma Algemeen
43
Activiteiten: Er zijn verschillende acties mogelijk: •
TV-Utrecht heeft een geweldige soap-serie (met meer dan 200.000 kijkers per aflevering) stopgezet omdat ze niet genoeg sponsors kunnen vinden. De sponsor bepaalt voor een deel de inhoud van de soap. Zo kan het verhaal van ‘1 x per week bio’ in de soap verwerkt worden in ruil voor sponsoring
•
TV-Gelderland heeft het programma Buitengewoon (ca 300.000 kijker per uitzending) Dat gaat over natuur, milieu, historie en landschappen. Een soort Vroege Vogels maar dan helemaal gericht op Gelderse mensen en activiteiten. Daar komen vaak biologische boeren en consumenten aan het woord. TV-Utrecht kan ook een dergelijk soort programma gaan maken, gesponsord door de grote provinciale maatschappelijke organisaties als Natuurmonumenten, Utrechts Landschap enz. LaMi kan initiatief nemen om een dergelijk programma te gaan maken in overleg met TV-Utrecht.
•
De Provincie Noord Holland heeft een website speciaal gericht om burgers in Noord Holland voor bio en voor streekproducten te laten kiezen. Dat is ook mogelijk in Utrecht met het motto: eet 1 x per week bio!
•
Proeverijen organiseren van bio-melk, bio-eieren en bio-varkensvlees in supermarkten. Elke proever krijgt een uitnodiging om een biologisch bedrijf te bezoeken op een bepaalde dag. De boerderij organiseert een gezellige bijeenkomst met de slagzin: eet 1 keer per week bio!
•
Artikelen in de regionale pers of artikelseries in de huis aan huis bladen over ‘Eet 1 x per week bio’ is ook een mogelijkheid
•
Vraag een reclamebureau om een campagne op te zetten met de slagzin ‘Eet 1 x per week bio’.
Resultaat: Utrechtse burgers schakelen voorzichtig om op een biologisch eetpatroon Kosten: € 10.000 - €50.000
7.6 Stadslandbouw Doel: Stimuleren dat de burger in de stad zelf biologisch voedsel gaat produceren Achtergrond: Als je de balans bekijkt tussen aandacht voor voedsel productie op het platteland en in de stad is de verhouding volledig scheef terwijl er in de stad, wijk of dorp voor creatievellingen zeer veel plekken zijn waar voedsel geproduceerd kan worden. De tuinderij Maarschalkerweerd ontwikkelt zich als een stadstuinderij. Dat is een goede ontwikkeling. Maar er is in Utrecht absoluut plek voor meer stadsboerderijen, wijkboerderijen of wijktuinen. Dat is nog een onontgonnen terrein. Een inspirerende website daarvoor is www.het-portaal.net/eetbaarrotterdam/ . Transition Towns is een nieuwe grassroot beweging die duurzame ontwikkeling in de stad of wijk stimuleert. Ook dat is in Utrecht allemaal mogelijk Het feit dat de stad Utrecht inwoners een subsidie geeft als zij een daktuin of terras beginnen is een goed begin. Ze fungeren als ‘Omschakelsubsidies voor burgers om biologisch te gaan eten’. Zoek naar bestaande initiatieven die ondersteuning verdienen. LaMi kan daarin stappen ondernemen. Boeren van het platteland kunnen hierbij een stadsproject en ‘adopteren’ en ondersteuning geven.
44
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
Wanneer burgers aan de slag gaan met duurzame voedselproductie in hun eigen buurt heeft dat een enorme uitstraling naar hun omgeving en dat zal, omdat je nooit alles zelf kan produceren effect hebben op de afzet van bio producten via de reguliere kanalen.
Bron: http://www.het-portaal.net/eetbaarrotterdam/index.php?show=deelnemers Activiteiten: •
Een symposium organiseren voor relevante groepen in Utrecht om stadslandbouw onder de aandacht te brengen van burgers om ze te motiveren, eventueel met ‘omschakelsubsidies’ tot het aanleggen van biostadstuinen, inclusief kippen.
Resultaat: Er ontstaat onder stadsbewoners een nieuw elan over voedsel en voedselproductie. Dat heeft ongetwijfeld een effect op het imago van het platteland en ook op het consumptiepatroon van stedelingen. Boeren kunnen hun rijke ervaring inbrengen in de ontwikkeling van wijken.
De potentie van stadslandbouw: een flat voor en na de aanleg van een stadsgroentetuin. Dergelijke projecten stimuleren het bewustzijn van burgers en zullen ook de afzet van biologische producten vergroten. Bron: http://waltervanpeijpe.com/2009/03/03/buurtmoestuin-in-leiden-zuidwest/
Kosten: Organiseren van symposium: ca 10.000, -
Actieprogramma Algemeen
45
8 Beleidsaanbevelingen Het beleid tot nu toe om de biologische landbouw te stimuleren richt zich op 4 terreinen: a.
het verduurzamen van de gangbare landbouw door het overnemen van technieken uit de biologische landbouw
b.
het ondersteunen van agrariërs die in omschakeling zijn
c.
het ondersteunen van bestaande biologische agrariërs daar waar zij tegen gezamenlijke problemen oplopen
d.
vergroten van de markt voor duurzaam geteelde producten.
De nadruk van dit beleid ligt vooral op het verbeteren van de biologische productiewijze (a,b,c) naast afzet stimulering (d). Anno 2009 is de biologische productietechniek goed ontwikkeld. De biologische veehouder kan op heel veel plekken advies krijgen en informatie vinden om zijn bedrijfsvoering te verbeteren. De grootste problemen liggen nu veel meer bij de houding van de burger/consument. Die is absoluut aan het veranderen en een groot deel van de burgers, ca 30%, zoekt naar manieren om hun leefstijl duurzamer te maken. Zoals in de afgelopen jaren boeren gestimuleerd werden om duurzamer te produceren is het nu tijd om ook burgers te stimuleren tot duurzamer consumeren en om duurzamer te leven. Het wordt ook steeds duidelijker dat je dat niet volledig aan de markt kan overlaten. De meeste marktpartijen gaan voor winst. Dat resulteert meestal niet in duurzame ontwikkeling. Ondersteuning van marktpartijen in een duurzame bedrijfsstijl, net zoals dat bij boeren is gebeurd, is daarom hard nodig. Het is een taak van de overheid om alle drie partijen; boeren, markt en consumenten aan te zetten tot duurzamer handelen. Alleen de producerende stap in de keten van boer-marktpartij-consument verduurzamen is niet voldoende om duurzame ontwikkeling te stimuleren. Een aantal suggesties om het bestaande beleid te verbeteren en op te rekken: 1. Omschakelsubsidies hebben geen effect meer Boeren zitten niet te wachten op omschakelsubsidies. Belangrijkste reden is dat als de markt er niet voldoende is om de producten af te zetten omschakelsubsidies geen zin hebben. 2. Biologische landbouw stimuleren door afzet bevordering In de gesprekken met boeren werd meerdere keren gehamerd op afzet, afzet en nog eens afzet. Een grotere afzet helpt de biologische landbouw in Utrecht verder. Dat kan via de reguliere supermarkten, natuurvoedingswinkels, internetwinkels, boerenmarkten enz maar ook door nieuwe concepten als Landwinkels en Landmarkt en Lekker Utregs flink en blijvend te ondersteunen. Net zoals boeren een tiental jaren ondersteunt zijn met omschakelsubsidies en kennisuitwisseling is het nu de beurt aan het ‘omschakelen van marktpartijen en burgers’ Voor het stimuleren van vernieuwende marktpartijen zijn voldoende concrete acties opgenomen in dit actieprogramma. Het omschakelen van burgers/consumenten is veel moeilijker. Actie 7.5 en 7.6 geven hier wel oriënterende ideeën over. Boeren vinden het zeer belangrijk dat nu de afzet gestimuleerd wordt. En daar valt burgers verleiden tot bijvoorbeeld 1 x per week bioeten, ook onder. Het vraagt echter nog veel denkwerk om effectieve acties te ontwerpen.
Beleidsaanbevelingen
47
3. LaMi als katalysator voor Boer-Burger verbanden. Het platteland kan alleen maar ontwikkelen als de consument/burger in de stad de plattelandsproducten tegen een meerprijs wil kopen omdat hij/zij er een meerwaarde bij krijgt. Boer burger verbanden ontstaan niet zomaar. Een campagne om de stedelingen in Utrecht, Amersfoort en Veenendaal in contact te laten komen met (biologische) boeren is de basis voor een verdere groei van de biologische en duurzame landbouw. Als biologische boeren meer financiële armslag hebben zal het milieu, het dierenwelzijn en het landschap er op vooruit gaan. Veel grote steden in binnen en buitenland voeren een actief beleid om stad en platteland, boer en burger te integreren. Rome (100.000 bio-schoolmaaltijden uit de regio op alle basisscholen), Londen (regiovoedsel voor ziekenhuizen), Amsterdam met haar proeftuin gaan Lekker Utregs voor. Lekker Utregs moet blijvend ondersteund worden. Het is een prachtig voorbeeld van een grassroot beweging. Het sluit helemaal aan bij de wensen en acties van cultural creatives. Het is interessant om ook in andere steden en gemeenten in de provincie te onderzoeken hoe initiatieven van lokale groepen ondersteund kan worden om ‘burgers het platteland op te krijgen’ en duurzame ontwikkeling te versnellen. Minister Verburg stimuleert maatschappelijke verbinding en verantwoord consumeren in al haar beleidsstukken over de toekomst van de veehouderij. 4. Een shift van landbouwtechnisch naar procesbegeleiding en creatie van draagvlak voor duurzame ontwikkeling De Bedrijfsnetwerken in de biologische landbouw gaan hun derde jaar in. Zij ontwikkelen zich tot hèt netwerk waar kennis en ervaringen gedeeld worden en waar nieuwe projecten en onderzoeksvragen aan het licht komen. Ook de Natuurweide, de Biologische Pluimveehouders Vereniging en de Vereniging voor Biologische Varkenshouders worden sterker en spelen een steeds belangrijkere rol in kennisgeneratie, uitwisseling en agenderen van nieuwe projecten en onderzoek. De rol van LaMi zal daarom in de toekomst anders moeten worden. Er liggen verschillende opties: a.
Lopende projecten in de 6 AVP-gebieden beïnvloeden waardoor het bottom-up processen worden en minder top-down processen. Het feit dat boeren hun hakken in het zand zetten is veel meer een gevolg van de top-down benadering van de uitvoerders dan van de kansen die de herinrichting biedt.
b.
De bio-veehouders hebben middels de landelijke netwerken en de producentenverenigingen genoeg toegang tot technische kennis en ervaringen. Probleem zal in de toekomst veel meer liggen in de bereidwilligheid van gemeenten, terreinbeherende instanties, de grote nationale supermarkten, LTO, maatschappelijke organisaties om de biologische en regionale landbouw te stimuleren. Draagvlak creëren onder relevante organisaties en groepen wordt belangrijker dan technische kennis ontwikkelen en verspreiden in de bio-sector. Doelstelling van LaMi; het milieu schoner maken blijft overeind want als de bio sector kan groeien is dat tegelijkertijd minder belasting voor het milieu. Dit kan bijvoorbeeld door relevante personen mee te nemen naar de Biovak of Biofach. De ervaring leert dat wanneer ‘buitenstaanders’ eenmaal op een van deze beurzen geweest zijn, zij enthousiast worden voor de promotie van de bio-sector.
48
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
c.
Symbolische maar tot de verbeelding sprekende projecten zoals een link naar bijvoorbeeld een provincie met bio-sojateelt in Brazilië of een biograantelende regio in de Oekraïne of ondersteuning van een milieuorganisatie die de overwinteringplaatsen van de in Utrecht broedende Grutto in Siërra Leone beschermt, hebben veel publicitaire kracht in zich en dragen zo bij aan een breder draagvlak voor duurzame ontwikkeling onder de burgers, bedrijven en instellingen in de provincie Utrecht maar ook in de regio’s in het buitenland.
5. Kansen in het Onderwijs. Er in een LaMi, is er ook een OnMi (Onderwijs en Milieu)? Duurzaamheid gaat door alle kaders van provinciale overheden heen. Creëer daarom in het onderwijs een milieu om de boer op te gaan. De stad Utrecht begint een nieuwe MBO waar leerlingen die op normale MBO’s niet meer terecht kunnen. Daar liggen kansen om onderwijs aan de levende omgeving van een (biologisch) bedrijf te koppelen. De zorgsector laat zien dat de boerderij omgeving inspirerend en educatief werkt. De landbouw produceert niet alleen voedsel maar is ook een natuurlijke plek om nieuwe zingeving te vinden. Daar is heel veel behoefte aan in het onderwijs. Een ander veel belovend project is het project Boerderijschool www.boerderijschool.nl. Het is een fundamenteel andere benadering van het natuuronderwijs op boerderijen. Leerlingen van groep 5 en 6 maken een heel seizoen mee op de boerderij en krijgen daardoor echt de kans om de natuur en de boerderij te beleven en te ervaren en niet alleen kennis op doen over voedsel. Dergelijke projecten nemen hele gezinnen mee in het proces naar een duurzame leefstijl en vormen zo de duurzame burgers van de toekomst.
Beleidsaanbevelingen
49
Geraadpleegde Bronnen Analyse huidige situatie en trends •
Platteland in Ontwikkeling; visie en activiteitenprogramma plattelandsontwikkeling in Utrecht 2006-2009. Provincie Utrecht, Dienst Ruimte en Groen en Dienst Water en Milieu, 2006
•
Evaluatie Plan van Aanpak Biologische Landbouw 2000-2003. Environmental Resources Management. Delft. Oktober 2003
•
Agenda Vitaal Platteland, Gebiedsprogramma 2007-2013 Utrecht West, onderdeel de Venen. Programmateam de Venen, 20 juni 2007.
•
Agenda Vitaal Platteland (AVP) 2007-2013: Subsidiekader ILG/AVP. Provincie Utrecht. 15 juli 2008.
•
Beslispunten, ontwikkelingsschets Groot Wilnis – Vinkeveen. WING, 9 april 2009
•
Utrecht; koesteren wat je hebt. Provincies onder de loep, deel VII. Door Renske Loefs. Ekoland 2005, No. 2, pag 26-27
•
Mozaïek op Maat Utrecht 2008; Ervaringen met gebiedsgerichte aanpak in het weidevogelbeheer. Jose van Miltenburg en Hester Hinrichs. Natuurlijk Platteland West, Landschap Erfgoed Utrecht. Maart 2008
•
www.skal.nl voor lijst van gecertificeerde bio bedrijven in Utrecht
•
www.lami.nl voor overzicht van LaMi projecten
•
Bio-monitor jaarrapport 2008. Biologica
•
www.cbs.nl voor aantal bedrijven in Utrecht
•
Websites van Agrarische Natuur Verenigingen: Lopikerwaard, Vechtvallei, Utrechtse Venen, Kromme Rijnstreek, Lange Ruige Weide, Leusder Horstee, De Parmey, Ark en Eemlandschap
•
http://www.landbouwzorg.nl/utrecht/kaart.php voor zorgbedrijven in de provincie Utrecht
•
Veenweide 25 x belicht, een bloemlezing van het onderzoek van Wageningen UR, Willem Rienk en Alwin Gerritsen. Alterra 2005
•
Minister Gerda Verburg. Brief van 15-6-09 aan de Tweede Kamer over de rol van de provincies bij de realisatie van de EHS. http://www.nieuwsbank.nl/inp/2009/06/15/R314.htm
•
Salmonellavrij heeft veel voordelen. Veeteelt juni 2009, pag.23
•
Tijd voor een rondetafelgesprek; zuivelmarkt vraagt om transparantie en vertrouwen. Sjoerd de Hoop. Ekoland no.6, 2009 pag 19.
•
Cultural creatives stijgen naar 1,6 miljoen. www.marketresponse.nl/specials/cultural-creatives/de-cultural-creative/
•
Toename antibioticagebruik. Mariska Vermaas. 28 april 2009http://www.agd.nl/1075186/Nieuws/Artikel/Toename-antibioticagebruik.htm
•
Droogzetten zonder spuitje, onderdelen biologisch inpasbaar bij gangbaar. Wim Esselink. Boerderij 94, no. 29 (21 april 2009), pag 24-26.
•
Antibioticaresistentie bij dieren moet omlaag. V-focus, februari 2009, pag 4.
•
Ketensamenwerking natuurbeheer en melkveehouderij; Zuivelnatuur is zuivel uit de natuur. Zuivelzicht, 23 april 2009, pag 30-31.
•
Meer veerkracht in de varkenshouderij! Geesje Rotgers, V-focus, februari 2009
Geraadpleegde Bronnen
51
•
www.vlamings.nl voor informatie over meststoffen op basis van verenmeel
•
Pluimveemest in de biologische kringloop; Mogelijkheden en ervaringen. Biokennis Bericht # 9 Pluimveevlees en eieren, april 2009
•
Pas op de plaats biologische legsector. Renske Loefs, Agro Eco. April 2008. http://www.biologischpluimvee.nl/documents/ArtikelomvangbiopluimveesectorRenskeLoefsapril2008_000.pdf
•
Landmarkt: een nieuw versconcept voor streekproducten. Nieuwsbrief Task Force Multifunctionele landbouw juli 2008. http://www.multifunctionelelandbouw.nl/index.php?file_id=215
•
Veranderingen in voedselbeleid. Presentatie van Professor Rurale sociologie Han Wiskerke van WUR op de netwerkdag van het Platform Vitale Landbouw en Voeding op 18 april 2009.
•
Consument herkent duurzame voeding niet. Duurzaamheidnieuws 65, mei 2009. http://www.insnet.org/nl/insnl_headlines.rxml?id=48788&photo
•
Tussensegment varkensvlees vraag andere houding consument. Syscope, voorjaar 2009, nummer 21, pag 20-21.
•
Reflexive interactive design and its application in a project on sustainable dairy husbandry systems. A.P Bos et al. In Outlook on Agriculture Vol 38, No. 2, 2009.
Acties •
Gangbaar kruipt naar biologisch. R. Luijmes. Nieuwe Oogst, Veehouderij p. 12. 13 juni 2009
•
Herontwerp de melkveesector: duurzaamheid melkveehouderij gaat volgens ASG-onderzoeker Bram Bos verder dan nieuwe stal of duurzame koe. Jaap van der Knaap, Veeteelt, november 2008, pag 42-43.
•
2008 gaat de geschiedenis in als leverbotjaar. www.dierenkliniekduurstede.nl/nieuwsbrieven/maandnovember.htm
•
Meer dan Beheer, melken van beheersgras. Frans Smeding en Jos Langhout. Louis Bolk Instituut. 2007
•
Het Pure Graze systeem. www.puregraze.com. Website met alle informatie over het Pure Graze melkveehouderij systeem
•
De Duinboeren. www.duinboeren.nl/Organisatie/doelstelling.htm over een dynamisch netwerk
•
Ervaringen en praktijktips van de studiegroep Hele Snavels. November 2005, Ekopluim. http://www.lami.nl/docs/200601131145005139.pdf
•
Kippenuitloop gezond en groen; inspiratie en ideeën voor ontwerp en uitvoering. Brochure als resultaat van project Uitloop gezond en groen 2006-2009. Louis Bolk Instituut 2008
•
Varkansen; Inspirerende ontwerpen als springplank naar een integrale varkenshouderij. Animal Science Group, WUR. 2009-07-14
•
Nieuwe bemestingsnormen voor de biologische landbouw. BioKennis Bericht # 1 Bodemvruchtbaarheid. Januari 2009. http://library.wur.nl/biola/bestanden/1895762.pdf
•
Stadslandbouw: Buurtmoestuin in Leiden-Zuidwest. http://waltervanpeijpe.com/2009/03/03/buurtmoestuin-inleiden-zuidwest/
52
Actieprogramma Dierlijke sectoren biologische landbouw in de Provincie Utrecht
Aanbevelingen •
Het verspilde talent in ons VMBO. 1 maart 2009, www.rindadenbesten.nl. Weblog van wethouder Rinda den Besten voor Jeugd, Onderwijs, Volksgezondheid en de wijken Noordwest en Overvecht in de stad Utrecht
•
Quick scan omschakeling biologische landbouw anno 2007; noodzaak tot omschakeling en knelpunten in omschakeling. Wijnand Sukkel et al. WUR. PPO rapport 363, juli 2007
•
Ook de boer moet omschakelen; Biologisch boeren met behulp van subsidie. Maria van Boxtel, in Ekoland 2009, no. 5, pag 28-29.
•
Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. Convenant tussen verschillende partijen om de veehouderij te verduurzamen. 18 mei 2009. http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640321&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_file_id=38183
Geraadpleegde Bronnen
53
Bijlage 1: Lijst met geïnterviewde personen Geïnterviewde personen in provincie Utrecht in de periode maart-juni 2009 Veehouders 1
Bert de Groot
De Venen bio-melkvee
s Gravensloot 14
3471 BM
Kamerik
2
Johan Verbeek
bio-pluimvee
Ubberschoterweg 10
3927 CJ
Renswoude
boerbert@zonnet nl
0348-421344
3
Henk Jan Soede
bio-melkvee
Oostkanaaldijk 12a
3632 GA
Loenen a/d Vecht
hjsoede67@kpnplanet nl
0294-233300
4
Jaap van Deelen
Voorzitter BPV
Rudolphlaan 30
De Glind
j v deelen@kpn-officedsl nl
0342-451488
5
Studieclub Utrecht-West
melkveehouders
e j finke@dlv nl
06-26518704
6
Henk van de Brandhof
pluimveehouder
7
Kees van Zelderen
Voorzitter Natuurweide
8
Jan de Kruijff
Varkenshouder
Leusden
9
Chris Borren
Pluimveehouder
Voorthuizen
10
Martin van Rossum
LTO Noord
11
Martin van Wolleswinkel
LTO-Utrecht
0318-572767
Ederveen
0318-571030 06-33954124
0182-382732 Barneveldsestraat 34
Renswoude
wolleswinkelmw@zonnet nl
0318-571903
henk gerbers@vionfood com
0544-473100
Markt partijen 12
Henk Gerberts
Groene Weg
Groenlo
13
Jelle Gerstel
Vlamings meststoffen
Steenbergen
14
Richard van der Meer
slachterij v/d Meer
Dronrijp
15
Harm van Dijk
Landmarkt
Voorst
h vandijk@landmarkt nl
06-14762000
16
Pieter-Jan Brandsma
Landwinkels
Veenendaal
pieterjanbrandsma@landwinkel nl
06-13755575
06-53990821 0517-231641
ANV's en NGO's 17
Louis de Jel
Stichting Aarde lekker Ut
Utrecht
ldj@aarde org
030-2302380
18
Roland Peerenboom
Milieu Centrum Utrecht
Utrecht
r pereboom@milieucentrumutrecht nl
030-2367240
19
Coby de Bruyn
ANV De Venen
Waverveen
c debruyn@xs4all nl
0297-582737
20
Henk Davelaar
ANV Leusder Horstee
Woudenberg
henkdavelaar@versatel nl
033-2861219
Onderzoekers 21
Udo Prins
LBI-mest/bodem
u prins@louisbolk nl
0343-523860
22
Jan de Wit
LBI-melkvee
j dewit@louisbolk nl
0343-523860
23
Nick van Eekeren
LBI-bodem
n vaneekeren@louisbolk nl
0343-523860
24
Renske Loefs
LBI-pluimvee
r loefs@louisbolk nl
0343-523860
25
Onno van Eijk
Varkansen/ASG
Onno vaneijk@wur nl
0320-238916
26
Bram Bos
Kracht van Koeien/ASG
Bram Bos@wur nl
0320-238597
Overigen 27
Clemens Oude Groeniger
Kennismanager Varkens
oude groeniger@biologica nl
030-2339973
28
Marcel Vijn
oud Lami
marcel vijn@wur nl
0320-291391
info@riodebio nl
030-2723323
Niet gesproken wel interessant: Rens van der Bulck
winkelier
Jaap Hoek Spaans
Adelaarstraat 48
3514 CG
Utrecht
Middelie 3a
1472 GN
Middelie
0299-403468
Langbroekerdijk b14
3947 BB
Langbroek
0343-579007
Cees-Jan Nell
melkvee-bio-pluimvee
Maas Merkens
VVB / Kromme Rijn
0343-562662
Marieke Leentvaar
Leader/AVP
0348-557198
Diederik Diepenhorst
Utrechts Part Grondbezit
Jose van Miltenburg
cluster van ANV's /
jvanmiltenburg@natuurlijkplatteland nl
06-41132589
Michelle Poort
Boerderij in de kijker
michelle@stromend-water nl
030-2936401
Bijlage 1: Lijst met geïnterviewde personen
0318-578561
55