9 3 0 0 (Tweede Kamer) EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL Zitting
1967 — 1968
Nr. 60
EINDVERSLAG van de vaste Commissie voor Justitie omtrent het ontwerp van wet tot vaststelling van hoofdstuk VI (Departement van Justitie) van de rijksbegroting voor het dienstjaar 1968.
De commissie bleek bij het voorbereidend onderzoek van dit begrotingshoofdstuk te willen volstaan met het in hoofdzaak melding maken van de onderwerpen, welke men bij de openbare beraadslaging over dit wetsontwerp eventueel aan de orde wil stellen. Bij een aantal onderwerpen zijn toelichtende opmerkingen gemaakt en vragen gesteld, waarop men gaarne vóór de openbare beraadslaging over dit wetsontwerp schriftelijk bescheid zou ontvangen, waarna de commissie die beraadslaging voldoende voorbereid acht. 1. Wetgeving Met belangstelling was kennis genomen van het ambitieuze programma voor de privaatrechtelijke en publiekrechtelijke wetgeving van de Minister. De vraag werd gesteld of het Departement over voldoende mankracht beschikt voor tijdige uitwerking van al deze ontwerpen; daaraan werd de opmerking verbonden dat het enigermate twijfelachtig is, of ook de organisatie van de Kamers in staat geacht mag worden dit programma op te vangen.
2. Rechterlijke organisatie c.a. A. Aanbod van kandidaten voor zittende magistratuur a. In het algemeen b. Kantonrechters Kan worden medegedeeld of een verhoging van de competentiegrens in burgerlijke zaken zal leiden tot een uitbreiding van het aantal kantonrechters? Hoe groot zal deze uitbreiding ongeveer zijn? Zijn voldoende goede krachten beschikbaar? B.
Revu-enquête
Heeft de Minister kennis genomen van de resultaten ener Revu-enquête t.a.v. onze rechtspraak? Welke is de mening van de Minister over deze resultaten en hoe staat hij tegenover de wijze, waarop zij werden bereikt? C. Duur van gerechtelijke procedures Heeft de Minister kennis genomen van de artikelen van Prof. Hijmans van den Bergh in ,,Liberaal Reveil" onder de titel ,,Duur en traag recht"? Ziet de Minister een mogelijkheid om in het bijzonder aan het bezwaar van de traagheid tegemoet te komen? 9300 VI
60
(2 vel)
2 D. leges
Mededelingen van ambtenaren bij de rechterlijke col-
Wat denkt de Minister te doen tegen de opvallende tegenstrijdigheden in optreden en afgeven van verklaringen en inlichtingen, zoals naar voren zijn gekomen in gevallen als: de zaak Bermond (zie de Nieuwe Linie), de zaak Provo I, en de tegenstrijdige verklaringen van de Officier van Justitie over voortzetting der behandeling, sepot, geen sepot, enz.
3.
Advocatuur
A. Inzage in dossiers Is de Minister bereid te bevorderen, dat aan raadslieden in strafzaken, die thans slechts op bepaalde uren en dan nog vaak in roezemoezige lokaliteiten de dossiers ter inzage kunnen krijgen, een ruimere gelegenheid wordt geboden de stukken rustig te bestuderen? Zou niet een regeling de voorkeur verdienen als in de Duitse Strafprozessordnung, volgens welke het de verdediger in beginsel is toegestaan, het dossier thuis of op zijn bureau te bestuderen? B. Belasting over de toegevoegde waarde van advocaten Is de Minister bereid bij zijn ambtgenoot van Financiën erop aan te dringen, dat de door advocaten en procureurs in de uitoefening van hun beroep te verrichten diensten van de voorgenomen heffing over de toegevoegde waarde worden vrijgesteld? C.
Rechtsbijstand
a. Tegen verminderd tarief Is deze niet uit de tijd en in de praktijk vrijwel
onbruikbaar?
b. Kosteloze rechtsbijstand en de mogelijkheid van toevoeging van raadslieden bij procedures voor de Raad van State, afdeling geschillen van bestuur. Bestaat de mogelijkheid van zodanige toevoeging reeds? Zo ja, wie moet toevoegen en welk tarief moet bij de vaststelling der vergoedingen worden gevolgd? Zo neen, is het niet nodig en wenselijk om kosteloze rechtskundige bijstand mogelijk te maken, gezien het semi-cassatiekarakter van allerlei gedingen voor de Raad van State? Indien de Minister dit standpunt deelt, hoe stelt hij zich de wettelijke regeling voor? (Wie voegt toe? Zijn alle advocaten in Nederland gelijkelijk bevoegd om zich te laten toevoegen? Welke vergoeding wordt bepaald; analogie met procedures voor de Hoge Raad?)
4. Registratie van deurwaardersexploiten Kan de Minister enige nadere mededeling doen omtrent het tijdstip waarop de indiening van een wetsontwerp tot opheffing van de verplichting tot registratie van die deurwaardersexploiten, waarvoor zodanige verplichting nog bestaat, kan worden tegemoet gezien?
B. Herziening van de Politiewet C.
Geldtransport
D.
Recht tot vrije meningsuiting
a. Het recht tot vrije meningsuiting wordt wel in het Europese Verdrag op de rechten van de mens doch in zijn algemeenheid niet in de Grondwet noch in de Proeve voor een nieuwe Grondwet erkend. Zou het gewenst zijn dit recht in een wet te erkennen en de uitoefening daarvan te regelen of meent de Minister, dat zulks aan de jurisprudentie en aan gemeenteverordeningen moet worden overgelaten? b.
Processieverbod
Zal bij de komende grondwetsherziening ook het processieverbod in nadere overweging worden genomen, mede gelet op de toenemende erkenning van de demonstratievrijheid?
6. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer De vraag werd gesteld, of de vooruitgang der techniek, welke op dit punt bijzonder snel is, voldoende bijgehouden kan worö.en door de op dit punt noodzakelijke wettelijke regelingen.
7. Erkenning van gewetensbezwaren tegen militaire dienst als grondrecht Er bestaat duidelijk tegenstrijdigheid tussen de in Nederland geldende wettelijke regelingen en de inhoud van resolutie 337 en aanbeveling 478 van de raadgevende vergadering van de Raad van Europa. Aanbeveling 478 (b) beoogt :„d'inviter les Etats membres a conformer, autant que possible, leurs législations nationales aux principes adoptés par 1'Assembleé". Wat denkt de Minister — uiteraard in overleg met zijn ambtgenoot van Defensie — te doen om deze, mede namens Nederland voorgestelde en aangenomen besluiten, in Nederland te doen verwerkelijken? Toelichting: De resolutie behelst o.m.: A. Principes de base Principe de base 1 luidt: Les personnes astreintes au service militaire qui, pour des motifs de conscience ou en raison d'une conviction profonde d'ordre religieux, éthique, moral, humanitaire, philosophique ou autre de même nature, refusent d'accomplir Ie service militaire, doivent avoir un droit subjectif a. être dispensés de ce service. 2. Dnns les Etats démocratiques fondés sur Ie principe de la prééminence du droit, ce droit est considéré comme decoulant logiquement des droits fondamentaux de 1'individu garantis par 1'article 9 de la Convention européenne des Droits de 1'Homme. De Nederlandse wet wijkt hiervan af: a. gewetensbezwaar staat niet naast verschillende soorten ernstige overtuigingen, maar moet zich daarop gronden;
5. Openbare orde
b. van de als Europees grondrecht opgesomde soorten van overtuigingen bevat de Nederlandse wet er maar twee.
Kan de Minister het resultaat mededelen van het onderzoek als bedoeld in het antwoord op vraag 3 van de schriftelijk door het lid derer Kamer, de heer Boetes, gestelde vragen op 3 mei 1967 (Aanhangsel Handelingen dezer Kamer, zitting 1967, bh. 55)?
B. Procédure Procédure (2) eist, dat de administratieve instantie, die over erkenning beslist, geheel gescheiden zij van de militaire macht. In Nederland beslist de Minister van Defensie. Vergelijk: Denemarken: wet 13-12-1917, artt. 1, 1 en 3; wet 20-5-1933, artt. 1, 1 en 3; wel 23-4-1952, artt. 1, 3 en 3: binnenlandse zaken, na overleg met defensie; Noorwegen: wet 24-3-1922: wet 10-7-
A.
Politie
3 1925; wet 17-6-1937; wet 17-7-1953; wet 19-3-1965: de minister van justitie beslist; Engeland, national service acts, o.a. 1948, art. 17: tribunal en appellate tribunal beslissen; België, wet 3 juni 1964, art. 2: binnenlandse zaken en rechtscolleges; Frankrijk, wet 21-12-1963: art. 3. commission juridictionelle; Duitsland, wet 21-7-1956: artt. 26, 33, 34: 4 instanties, twee bestuurlijk, twee rechterlijk. Procédure (3) eist ingeval de beslissing in eerste instantie wordt genomen door de administratie, dat er minstens één administratieve beroepsinstantie moet zijn, los en onafhankelijk van de militaire macht, of een onafhankelijk rechtscoU lege. In Nederland: slechts een schijn-hoger beroep, waarbij de Raad van State wel wordt ingeschakeld, maar aan handen en voeten gebonden door artikel 7 van de wet, en de minister bovendien niet is gebonden aan diens advies resp. aan het K.B.; niet de rechter beslist, maar de minister geadviseerd door zijn eigen commissie van advies. Vergelijk: Noorwegen, wet 17-7-1953, art. 5; wet 19-3-1965, artt. 5, 6, 7, 8: niet-erkenning gevolgd door feitelijke dienstweigering opent een civielrechtelijke procedure tot en met cassatie; Duitsland, wet 21-7-1956, artt. 26, 33 ( 3 ) , 34 ( 1 ) , 34 ( 2 ) : vier instanties: Prüfungsausschuss, Prüfungskammer binnen de administratie; Verwaltungsgericht of Landesverwaltungsgericht en Bundesverwaltungsgericht (rechterlijke colleges): België, wet 3 juni 1964, art. 5: raad voor gewetensbezwaren; art. 9 raad van beroep voor gewetensbezwaren, art. 10 cassatie; alles rechtelijke colleges. Engeland, Military Training act 1939, art. 3; National service act 1948, art. 17: tribunal hoort de dienstweigeraar: de beslissingen van het appellate tribunal in hoger beroep zijn „final" (art. 17 ( 4 ) ) . Procédure (5) luidt: il conviendrait également d'assurer 1'audition du demandeur et de garantir son droit a se faire assister d'un avocat et a designer des témoins utiles pour l'affaire. In Nederland is door ministers en adviescommissie verzet gevoerd tegen rechtsbijstand van de dienstweigeraar; slechts mocht hij een „vertrouwensman" meebrengen naar de zitting van de commissie, zulks met miskenning van het begrip vertrouwensman, dat overal de betekenis heeft van woordvoerder en pleitbezorger, maar hier slechts de betekenis van „baboe". Vergelijk: Engeland, national service act: 1948, art. 22 (1) (c) men mag zich doen bijstaan door een advocaat; België, wet 3-6-1944, art. 6 bijstand door een advocaat is toegestaan; Duitsland, wet 21-7-1956, art. 26 (6) en 19 (3) in de commentaar van Scherer-Flor, ad art. 19, IV, 2, 3, 4 en Conseil de 1'Europe, Documents de séance, 1967 VII, 64 (e) bijstand door een advocaat is toegestaan; Noorwegen, wet 17-7-1953, art. 6; wet 19-31967, art. 6: Conseil de 1'Europe, Documents de séance VII, p. 106—-107: van rechtswege wordt een advocaat toegevoegd, behoudens bezwaren, de advocaat die de dienstweigeraar zelf kiest. 8. A.
Vreemdelingenzaken
Grensbewaking
B. Verzoeken om asyl Heeft de Minister kermis genomen van berichten, dat in Zweden en Frankrijk aan Amerikaanse Vietnam-deserteurs asylrecht wordt verleend? Is de Minister bereid dit voorbeeld te volgen, althans onder bepaalde voorwaarden b.v. dat de aard der bezwaren van de deserteur zich dekt met de gewetensbezwaren, zoals die in onze wetgeving zijn geformuleerd, dan wel dat de bezwaren zich richten tegen oorlogshandelingen in Vietnam, die het karakter dragen van oorlogsmisdrijven in de zin van de op dit punt bestaande en door Nederland getekende en geratificeerde internationale verdragen? Is de hulp aan Amerikaanse deserteurs in Nederland een strafbaar feit, of hangt dit af van de omstandigheden, en alsdan, welke?
9. Stakingsrecht Wanneer kan de indiening tegemoet worden gezien? 10. Wanneer
van een wetsontwerp
ter zake
Ondernemingsrecht
kan de indiening van een wetsontwerp tegemoet worden gezien?
ter
zake
11. Europese vennootschap Hoever is de bestudering van het rapport betreffende vraagstukken rondom een Europese Vennootschap thans gevorderd? Is het de Regering mogelijk nadere mededelingen te doen betreffende de stand van zaken op dit punt in de E.E.G.? Is het de Regering bekend of bij het Nederlandse bedrijfsleven aan het instituut der Europese Vennootschap reële behoefte bestaat? Zou de Regering voorts in het kort willen uiteenzetten hoe zij zich de praktische toepassing van het instituut ener Europese vennootschap denkt zonder dat er sprake is van een Europees vennootschapsrecht en Europese organen om zulk recht toe te passen? 12. Internationaal privaatrecht Vreest de Minister niet dat de toezending van het ontwerpBenelux-verdrag inzake het internationaal privaatrecht aan de Commissie der Europese Economische Gemeenschap weinig voortgang in Europees verband en veel vertraging in Beneluxverband zal betekenen, en welke resultaten verwacht de Minister van deze toezending? 13. Nieuw Burgerlijk Wetboek A. Algemene gang van zaken en de duur van de werkzaamheden voor het nieuwe Burgerlijk Wetboek. B. Hoewel de parlementaire behandeling van Boek 4 in de Eerste Kamer voortgang maakt, is er aanleiding zich af te vragen of bij de behandeling in de Tweede Kamer van dit ontwerp voldoende acht geslagen is op de uitvoerige en doorwrochte opmerkingen, welke van de zijde der notarissen naar voren gebracht zijn.
14. Coöperatieve Flatexploitatieverenigingen Heeft de Minister kennis genomen van het rapport van een commissie uit de 2 notariële Broederschappen en welk is zijn standpunt t.a.v. dit probleem?
15.
Echtscheidingsrecht
Is het ontwerp van de Staatscommissie reeds verschenen? Zo ja, zal de Minister dit publiceren? Hoe lang denkt de Minister dat de door hem voorgenomen raadpleging van een kleine groep zal duren?
16. Zeerecht A. Bagageverdrag Heeft de Regering reeds haar standpunt bepaald omtrent het in de Diplomatieke Zeerecht Conferentie van mei 1966 aangenomen bagageverdrag? Is het de Regering bekend, dat van de zijde der Nederlandse reders tegen dit verdrag overwegende bezwaren bestaan?
4 B. Hague Rules - Beperking der vervoersaanprakelijkheid Kan de Regering mededelingen doen a. van haar standpunt t.o.v. bovengenoemde beperking; b. betreffende de ontwikkelingen, welke het containervervoer op dit gebied verwacht mag worden met zich te brengen; c. betreffende
het standpunt 17.
van andere
landen?
Auteursrecht
Wanneer kan de memorie van antwoord met betrekking tol het wetsontwerp tot herziening van de Auteurswet worden tegemoetgezien? Welke overwegingen hebben ertoe geleid de te Stockholm tot stand gekomen herziening van de Bernerconventie niet te tekenen, waartoe tot 13 januari 1968 de gelegenheid heeft opengestaan? Is daaromtrent de Commissie voor het Auteursrecht gehoord en, to ja, welk advies heeft deze commissie dan uitgebracht en zo neen, waarom is de commissie dan niet gehoord? Wat is de reden dat in de Nederlandse delegatie naar de Conferentie te Stockholm geen kunstenaars zitting hadden? 18.
Onteigeningswet
Kan de Minister nader aangeven waarom hij gemeend heeft de intrekking van het ontwerp tot wijziging van de Onteipeningswet (nr 8941) te moeten bevorderen? 19.
Ombudsman
Heeft de Minister in overleg met zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken reeds een standpunt bepaald ten aanzien van de al dan niet wenselijkheid van de invoering van dit nieuwe instituut?
22.
A. Herziening van de procedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering B. Klachten ter zake van strafbare feiten door politieambtenaren begaan. Houdt het gestelde op blz. 10 van de memorie van toelichting betreffende „klachten ter zake van strafbare feiten door politie-ambtenaren begaan" niet te weinig rekening met de mogelijkheid, dat vele personen, in gemoede overtuigd, dat zij met recht een klacht zouden kunnen indienen, toch hiervan afzien nu zo sterk de indruk is gewekt, dat het indienen van een klacht vrijwel steeds nutteloos is, zodat zij toch onbevredigd blijven? 23. Verdovende middelen Kunnen tabellen worden verstrekt omtrent de verschillende overtredingen van de Opiumwet in de laatste 5 jaren? Blijkt daaruit een toeneming en, zo ja, welke? Hoe groot is het aandeel van jeugdigen? Hoe groot is het aandeel van buitenlanders, afkomstig uit landen waar dit soort middelen regelmatig door velen worden gebruikt? Kan de Minister ook cijfers over recidivegevallen verstrekken? Is enige invloed waar te nemen van de berechting van de bekend geworden en vervolgde gevallen en het gebruik? Is een vergelijking mogelijk met betrekking tot de mate waarin gebruik van verdovende middelen gevaren oplevert met het gebruik van alcohol (verkeersveiligheid, geweldsdelicten, andere delicten) en, zo ja, zijn hieruit gevolgtrekkingen te maken voor de meest wenselijke berechtingswijze van overtredingen (bijv. vervolging koppelen aan een ,,onder invloed" gepleegd delict; strafmaten naar elkaar toebuigen)? 24.
20. Beroep tegen administratieve beschikkingen van lagere publiekrechtelijke organen Is het rapport van de commissie steld, reeds verschenen? 21.
die te dezer zake is inge-
Strafrecht
Vervolgingsbeleid
Gevangeniswezen
A. Gebouwen Bestaat er een langjarenplan tot nieuw- en verbouw van gevangenissen? Bestaan er mogelijkheden om nieuwe gebouwen tot stand te brengen in streken waar een structurele werkloosheid bestaat?
B. Belediging van staatshoofden Kan de Minister al nadere mededelingen doen over zijn standpunt ten aanzien van afschaffing of wijziging van artikel 117 van het Wetboek van Strafrecht?
B. Functionarissen Zijn niet alle functionarissen, die rechtstreeks met jeugdige delinquenten te maken hebben, betrokken bij de „bejegening" van deze personen? Was het dan niet beter voor de aan te stellen ambtenaren, bedoeld onder punt 2 van de paragraaf „jeugdige volwassenen" (memorie van toelichting, blz. 12, rechterkolom) een andere aanduiding te bedenken dan de afschuwelijke term „bejegeningsfunctionaris"?
C. Verjaring van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid
C. Televisieuitzending op 2 februari 1968 over gevangenissen (Herman Amptmeijer)
A. Commissie vermogensstraffen Kan de Minister mededelen, wanneer deze op 17 mei 1966 ingestelde commissie rapport zal uitbrengen?
D. Achtergronden strafbepalingen
van de al dan niet handhaving
van
E. Het dossieronderzoek naar de criteria voor de toepassing van voorlopige hechtenis F. Normen voor gratiebeleid
25.
Psychopathenzorg
Is de Minister inderdaad van oordeel, dat het regiem van de particuliere asyls als „lichter" kan worden aangeduid (memorie van toelichting, blz. 11, rechterkolom)? Waarop berust dit oordeel?
G. Voorlichting van het publiek over de toepassing der strafwetten H. Inschakeling van de rechter bij beslissingen over voorwaardelijke invrijheidstelling en voorwaardelijk ontslag I. Klassejustitie en lekenrechtspraak
26.
Verkeersproblematiek
A. Verplichte verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid Hoe werkt deze verplichte verzekering?
5 Mag aangenomen worden, dat (thans) vrij algemeen de verplichting tot verzekering nagekomen wordt en zo neen, welk percentage van de gebruikers van motorrijtuigen en van die van bromfietsen komt de verplichting niet na? (Zie ook het jaarverslag „Waarborgfonds Motorverkeer over het jaar 1965, waaruit — blz. 7 — blijkt, dat in circa een derde van de geregistreerde zaken geen W.A.-verzekering was afgesloten). Hoeveel vervolgingen vinden plaats op grond van het achterwege laten der verzekering? B. Bestrijding verkeersonveiligheid; verkeersmisdrijven; bestraffing verkeersdelicten Uit de statistiek betreffende de verkeersmisdrijven zou blijken, dat het aantal gevallen per 100 000 inwoners in de laatste jaren onveranderd gebleven is, doch dat het aantal veroordelingen voor het onder drankinvloed berijden van een motorvoertuig in vier jaar met een klein percentage vermeerderd is. Daarentegen zou het aantal gevallen van doorrijden na een ongeval in deze periode hoger geworden zijn terwijl een bedenkelijke toeneming geconstateerd moet worden voor het aantal veroordelingen wegens het besturen van een motorrijtuig nadat de bevoegdheid daartoe was ontzegd. Ook het aantal veroordelingen voor het veroorzaken van dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld bij een motorrijtuigongeval zou aanmerkelijk gestegen zijn. In hoeverre valt een stijging te constateren in het aantal gevallen, waarin de bevoegdheid tot het rijden met een motorrijtuig wegens overtreding van wettelijke bepalingen ontzegd is? Is de indruk juist, gezien de gepubliceerde opgaaf in de Staatscourant, dat hiervoor in de loop der jaren van een aanmerkelijke stijging gesproken moet worden? Is de straftoemeting in Nederland, in vergelijking met omringende landen, mild? Wordt t.o.v. verkeersmisdrijven regelmatig toegepast het systeem van voltrekking van de straf gedurende het weekend? Is de strafmaat t.o.v. verkeersmisdrijven veroorzaakt onder invloed, voldoende? Heeft de Regering haar standpunt bepaald t.o.v. navolging van het in verschillende Amerikaanse staten bestaande systeem tot het toerekenen van de straf op het rijbewijs op zodanige wijze, dat bij het bereiken van een zeker aantal overtredingen het rijbewijs ingetrokken wordt? Hoe denkt de Regering over het door prof. Belinfante naar voren gebrachte denkbeeld van het geven van strafpunten en het aantekenen daarvan op het rijbewijs? Hoe staat de Regering t.o.v. een bloed- en ademproef bij verkeersdelicten?
B. Financiën voogdij-instellingen Gedurende de laatste jaren is het subsidie voor voogdijinstellingen geleidelijk opgetrokken van 95 naar 99 pet. Welke is de reden, dat niet verder is gegaan en het subsidie niet is gebracht op 100 pet.? Is dit te wijten aan de toestand van 's Rijks schatkist of spelen meer principiële redenen hier een rol? Hoe groot zijn de kosten voor 's Rijks schatkist verbonden aan de verhoging van het subsidie tot 100 pet.? Is de Minister zich bewust, dat er ernstige ongerustheid bestaat bij vele instellingen werkzaam op het gebied van de Kinderbescherming ten aanzien van vele onderdelen der subsidieregelingen, ten aanzien van de trage vaststelling der kostprijzen en het somtijds weinig praktische beleid van het ministerie? Welke zijn de gevolgen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten voor de voogdij-instellingen?
29. Pleegouders en pleegkinderen A. Rechtspositie pleegouders B. Voogdijprocedure Is de commissie-Wiarda gereed met haar rapport t.a.v. de voogdijprocedure bij de voogdij- en adoptie-aanvrage? C. Verruiming richtlijnen tot opneming van buitenlandse peegkinderen (Stcrt. 16 juni 1967, nr. 115).
30.
Het viel op, dat het aantal commissies, werkzaam op het terrein van het Ministerie van Justitie zeer groot is geworden. Deze commissies worden veelal in discussies aangeduid met de naam van haar voorzitter. Is de Minister bereid een lijst van al deze commissies te verstrekken, vermeldende in alfabetische volgorde haar voorzitter en verder in het kort haar taak alsmede zo mogelijk het tijdstip, waarop in het jongste verleden haar rapport is uitgebracht of waarop het kan worden verwacht?
31. Paleis van Justitie te 's-Gravenhage Is inmiddels
27.
een begin gemaakt met de bouw
hiervan?
Reclassering
Is het waar, dat het onderzoek naar de organisatie van de reclassering feitelijk is vastgelopen en zo ja, ligt dan de oorzaak daarvan niet in de omstandigheid, dat leden van de commissie van toezicht op onderzoek zelf te nauw bij de werkzaamheden betrokken zijn? Wat wil de Minister in dit geval doen om het onderzoek weer op gang te brengen? Wat wordt bedoeld met de uitspraak in de memorie van toelichting (blz. 11, linkerkolom) ,,De aanstelling van maatschappelijke werkers in dienst van de reclassering vormt een punt van overleg"? Er zijn toch reeds sinds geruime tijd vele maatschappelijke werkers aangesteld in dienst van de reclassering? Zal de regeling, dat de departementale dossiers permanent bij de reclasseringsraden blijven niet tot minder slagvaardigheid leiden indien de recidive — hetgeen toch geen uitzondering is — berecht wordt in een ander arrondissement? 28.
Commissies
Kinderbescherming
A. Normering en omvang van het werkgebied van de instellingen.
32. Internationaal Vietnam Tribunaal Vastgesteld 14 februari 1968. VAN M E E U W E N
(Voorzitter)
HÖPPENER BRONGERSMA CAMMELBEECK DELPRAT VERDAM DE GEER V A N OUDEGEIN V A N WIJK SNOEK VAN OMMEREN-AVERINK.