5. Samenvattingen verzoeken Dienstverlening Q2 5.1. Ingekomen vóór april 2015, afgehandeld in q2 Burgerzaken KIM26583 Een echtpaar vraagt in januari 2015 twee paspoorten aan bij Stadsdeel Centrum. De paspoorten kunnen na een week worden opgehaald. Omdat de man en zijn echtgenote mantelzorgers zijn, komt het er echter maar niet van. Na drie maanden ontvangt echtpaar het het bericht dat de paspoorten zijn vernietigd. De man en vrouw dienen volgens het stadsdeel nu opnieuw een paspoort aan te vragen en moeten ook weer de bijbehorende leges betalen. Het echtpaar kan zich niet vinden in het feit dat Dienstverlening hen niet eerst even gewaarschuwd heeft alvorens de paspoorten vernietigd werden. Omdat het echtpaar nog geen klacht heeft ingediend bij Dienstverlening zelf, biedt de ombudsman aan de klacht door te sturen. In de klachtafhandeling erkent het stadsdeel dat de normale procedure in dit geval niet is gevolgd. De medewerker had het echtpaar moeten waarschuwen dat het paspoort na drie maanden verniteigd zou worden en zij hadden daar bovendien nog bericht over moeten ontvangen zodat ze de gelegenheid hadden gehad het paspoort alsnog op te halen. Dienstverlening biedt het echtpaar excuses aan en zal de leges voor de nieuwe paspoorten vergoeden. Bij deze stand van zaken sluit de ombudsman het dossier. Contact Centre Amsterdam (CCA) KIM26383 Een automobiliste staat dicht bij een kruising geparkeerd en een BOA van Handhaving en Toezicht schrijft een bon uit. De vrouw krijgt enige tijd later een beschikking toegestuurd door het CJIB. Hierop staat dat ze contact kan opnemen met de gemeente Amsterdam 14020 indien ze meer informatie wil hebben over de overtreding. Omdat verzoekster een vraag heeft over de overtreding belt ze met 14020. De automobiliste laat weten vijf keer gebeld te hebben met 14020. Ze werd of verkeerd doorverbonden of er werd niet goed geluisterd of er werd doorverwezen naar het CJIB. Het CJIB verwijst de automobiliste weer naar de gemeente. De laatste medewerker van 14020 die de automobiliste spreekt laat aan haar weten dat ze beter in beroep kan gaan. Zij voelt zich van het kastje naar de muur gestuurd. Omdat de automobiliste de klacht nog niet heeft voorgelegd aan Dienstverlening stuurt de ombudsman de klacht (na overleg met automobiliste) door. Er wordt haar verzocht contact op te nemen met het bureau ombudsman indien de klacht niet tijdig wordt afgehandeld of indien ze niet tevreden is met de afhandeling van de klacht. De vraag van de automobiliste over de overtreding is hiermee nog niet beantwoord en de ombudsman legt de zaak voor aan Handhaving en Toezicht. Dat laat weten dat de feitcodes ten aanzien van de overtreding niet juist zijn aangegeven. Gezien de verwarring die hierover is ontstaan besluit Handhaving en Toezicht de zaak te seponeren. Omdat de automobiliste geen contact meer met de ombudsman heeft opgenomen over de afhandeling van de klacht door Dienstverlening sluit de ombudsman het dossier. 5.2. Ingekomen verzoeken Q2 Burgerzaken KIM27132 – zaak afgerond Een vrouw heeft haar relatie verbroken. De huurwoning is de vrouw kwijtgeraakt door een huurschuld. De vrouw wil nu een uitkering aan vragen bij WPI, maar daar heeft zij een
1
geldige identiteitskaart voor nodig. Om een aanvraag voor een identiteitskaart in te dienen is een van de voorwaarden, dat men ingeschreven moet staan in de gemeente. De identiteitskaart is ondanks haar niet inschrijving aangemaakt en ligt voor haar klaar bij het stadsdeel. Zij wordt in de gelegenheid gesteld, dat zij de kaart binnen een bepaalde periode kan ophalen, mits zij een bewijs van inschrijving kan overleggen. De vrouw stelt, dat zij geen vrienden of bekenden heeft, bij wie zij een briefadres kan aanvragen Voor een inschrijving als dakloze komt de vrouw niet in aanmerking, omdat zij niet kan aantonen, dat zij op straat leeft. Dit laatste is voor haar bijna niet meer mogelijk, omdat zij inmiddels 35 weken zwanger is. De vrouw ziet echter in hoezeer de identiteitskaart van belang is om verdere stappen te kunnen ondernemen en zij meldt de ombudsman, dat zij zich heeft ingeschreven in een andere gemeente. Het stadsloket laat weten, dat de kosten voor de ten onrechte aangemaakte identiteitskaart ,de vrouw niet in rekening gebracht zullen worden. De ombudsman sluit het dossier. KIM 26834 – zaak afgerond Een Iraans-Nederlandse man trouwt in 1996 met een Iraanse vrouw. Omdat het haar niet lukt om een verblijfsvergunning te bemachtigen, is het huwelijk bijna direct feitelijk beëindigd. De man en de vrouw vragen echter nooit een scheiding aan. In 2007 verhuisd de man naar Turkije om daar een nieuw leven op te bouwen. Na verloop van tijd ontmoet hij zijn huidige partner, waarmee hij wil trouwen. Omdat de man in Nederland nog getrouwd is, vraagt hij hier een scheiding aan. De rechter verklaart zich onbevoegd omdat de man noch de vrouw in Nederland woonachtig zijn. Uiteindelijk lukt het de man om in Turkije te scheiden. Om een huwelijk aan te gaan vraagt de Turkse burgerlijke stand de man echter om een uittreksel uit het Nederlandse bevolkingsregister waaruit blijkt dat hij in Nederland niet getrouwd is. De man wendt zich hierop tot Stadsdeel Zuidoost, zijn laatste verblijfsplaats in Nederland en verzoekt hier om een uittreksel. Het stadsdeel weigert dit. Omdat de man geen inwoner is van Nederland is zijn ‘persoonslijst’ in de Burgerlijke stand opgeschort. De man wordt door het stadsdeel naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken verwezen. Wellicht kan de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens de scheiding verwerken in de Registratie Niet-Ingezeten (RNI). Deze afdeling stuurt de man echter door naar het Team Landelijke taken van de Gemeente Den Haag. Deze afdeling registreert zaken als overlijden en huwelijken van Nederlanders die in het buitenland wonen. Ook hier krijgt de man te horen dat het niet mogelijk is zijn scheiding te registreren in de Nederlandse Basisregistratie Personen omdat hij hier niet ingeschreven staat. Het feit dat hij nog in bezit is van de Nederlandse nationaliteit doet daar niets aan af. De man wordt door Landelijke Taken weer terugverwezen naar Binnenlandse Zaken, waar de man een klacht indient. In de reactie op de klacht stuurt Binnenlandse Zaken de man weer terug naar het team Landelijke Taken van de gemeente Den Haag. De man dient hierop tevens een klacht in bij Stadsdeel Zuidoost en de burgemeester van Amsterdam. Hij wendt zich tot slot tot de Nationale Ombudsman die het verzoek doorstuurt naar de Gemeentelijke Ombudsman. Van de gemeente verneemt de ombudsman dat het stadsdeel inmiddels met Binnenlandse Zaken in overleg is over een oplossing. Daarnaast treedt Dienstverlening in overleg met het Nederlands consulaat in Turkije. Ook uit deze reactie maakt de ombudsman op dat het niet mogelijk is om de echtscheiding te verwerken in de Turkse registers. Omdat artikel 2.1 lid 2 van de Wet Brp stelt dat de persoonslijst van iemand die in het buitenland woont, wordt opgeschort. De Gemeentelijke Ombudsman is niet bevoegd te oordelen over de inhoud van regelgeving. Het consulaat kan echter wel een certificaat uitgeven waaruit blijkt dat de man volgens de Nederlandse staat bevoegd is om in het huwelijk te treden. Dat betekent ook dat de Nederlandse staat erkent dat de man niet meer getrouwd is. Dit zou in Turkije voldoende moeten zijn om opnieuw in het huwelijk te treden. Het feit dat de man herhaaldelijk van het kastje naar de muur gestuurd is, verdient geen schoonheidsprijs. Nu de zaak echter opgelost lijkt te zijn, sluit de ombudsman het dossier. KIM27098 – zaak afgerond
2
Een vader van drie kinderen wendt zich tot het spreekuur van de ombudsman. Zijn oudste twee kinderen wonen bij hem in Nederland. Zijn jongste zoon, woont bij zijn vrouw in Bangladesh. Het lukt hem niet hen naar Nederland te halen omdat zijn vrouw volgens de Immigratie en Naturalisatiedienst niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning. De kinderen hebben de Nederlandse en Bengaalse nationaliteit. Omdat vader en moeder het gezag delen, brengt deze fysieke scheiding praktische moeilijkheden met zich mee. De man zit nu met het probleem dat de paspoorten van zijn kinderen al twee jaar verlopen zijn en verlengd moeten worden. Zijn dochter wil na lange tijd haar moeder in Bangladesh opzoeken. Het stadsloket vertelt de man dat hij bij de aanvraag voor de verlenging een toestemmingsverklaring van de moeder uit Bangladesh moet kunnen tonen. Deze moet gelegaliseerd worden op het consulaat in de hoofdstad van Bangladesh, Dhaka. Om daar te komen, moet de vrouw een reis van 1200 kilometer afleggen via een weg waarop regelmatig ongelukken gebeuren. Als de vrouw bij de ambassade aankomt, wordt ze met alleen een formulier weer naar huis gestuurd. De papieren worden niet gelegaliseerd. Omdat de vrouw geen Nederlands spreekt kan ze de formulieren bovendien niet zonder hulp invullen. De man wendt zich hierop opnieuw tot het stadsloket. De baliemedewerker legt de man uit dat zijn vrouw zich opnieuw tot het consulaat zal moeten wenden om de papieren te legaliseren. De man wil hierop het hoofd Burgerzaken spreken. Hij zegt de man toe te kijken of er wellicht een uitzondering mogelijk is. Omdat de man er geen vertouwen meer in heeft dat de zaak opgelost wordt, bezoekt hij de volgende dag het spreekuur van de ombudsman. Die vraagt hem het telefoontje van Burgerzaken nog even af te wachten. Twee dagen later komt het verlossende nieuws. Het stadsloket heeft contact opgenomen met het consulaat. Uit dit contact is duidelijk geworden dat de vrouw inderdaad is langs geweest om haar toestemming te geven. Hiermee bestaat er volgens het stadsloket voldoende bewijs dat de moeder instemt met de verlenging van de paspoorten. De ombudsman verneemt met instemming dat het stadsdeel bereid is uitzondering te maken van de formele vereisten, door te kijken naar het doel van de regelgeving. Nu duidelijk is dat de moeder haar toestemming geeft, kan niet van haar verlangd worden dat ze de reis naar Dhaka opnieuw maakt. De man vertelt dat het legaliseren van documenten bij het Nederlandse consulaat vaker problematisch verloopt. De ombudsman legt hem uit dat hij hierover een klacht in kan dienen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Indien hij niet tevreden is met de reactie hierop, kan hij zich tot de Nationale Ombudsman richten. Bij deze stand van zaken sluit de ombudsman het dossier. KIM 27113 – zaak afgerond Een echtpaar schrijft aan de ombudsman dat het een aantal traumatische ervaringen heeft meegemaakt. Zij stellen hiervoor primair een particulier aansprakelijk maar achten Burgerzaken Centrum medeaansprakelijk. Het zou onder meer gaan om de verwerking van een valse akte waardoor verzoekster administratief doodverklaard zou zijn. Omdat er geen concrete aanknopingspunten zijn waaruit blijkt dat de gemeente onbehoorlijk gehandeld zou hebben stelt de ombudsman geen onderzoek in. KIM 27180 – zaak afgerond Een man stuurt een noodkreet aan de ombudsman: zijn 2 jarige dochtertje is door zijn exechtgenote, zonder zijn toestemming, meegenomen naar het buitenland. Hij wil, met behulp van de bevoegde autoriteiten in Den Haag zijn kind terug laten halen naar Nederland. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie dat zich hiermee bezighoudt, heeft enkele weken geleden een verzoek gedaan aan gemeente Amsterdam om een uittreksel te sturen uit het Register Niet Ingezetene (RNI). Volgens de man is hier geen gehoor aan gegeven en daarmee loopt het proces om zijn kind terug te krijgen, onnodig vertraging op. Na bemoeienis van de ombudsman wordt het gevraagde document binnen een dag opgestuurd naar Den Haag. De ombudsman heeft de man geïnformeerd en bij het Ministerie navraag gedaan naar de verzending van het verzoek. Al snel wordt duidelijk dat een reactie op het verzoek is uitgebleven omdat het verzonden is naar een fax en niet naar een speciaal daarvoor
3
ingestelde mailbox. Om te voorkomen dat een dergelijke miscommunicatie zich in de toekomst kan herhalen heeft de ombudsman de verantwoordelijke dienst verzocht het Ministerie van Veiligheid en Justitie (opnieuw) te informeren over deze mailbox zodat toekomstige verzoeken voor speciale uittreksels sneller worden opgemerkt en opgepakt. KIM27221- zaak afgerond Een man beklaagt zich over het feit dat een medewerker van het stadsloket Centrum een niqaab draagt. Dit zou volgens de man ingaan tegen het idee van scheiding tussen kerk en staat. Omdat hij geen reactie ontvangt op zijn klacht, wendt hij zich tot de ombudsman. De ombudsman informeert hierop bij Dienstverlening naar de klachtafhandeling. Hierop blijkt dat de behandeltermijn van zes weken nog niet verstreken is. In de klachtafhandeling die daarop volgt stelt Dienstverlening dat de betreffende medewerkster geen niqaab maar een abaya/ghimaar draagt. Het gaat om een wijdvallende jurk/mantel, waarbij het gezicht wel zichtbaar is. Volgens Dienstverlening valt de kleding die de medewerker van het stadsloket draagt binnen de reikwijdte van Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWBG). Volgens deze wet is onderscheid naar godsdienst verboden. Het dragen van een (lange) hoofddoek of mantel valt binnen de reikwijdte van de AWGB, omdat dit kan worden beschouwd als een uiting van geloofsovertuiging. De man kan zich niet vinden in de reactie op de klacht. In een reactie vraagt hij wat voor beleid de gemeente Amsterdam precies hanteert op het gebied van kledingvoorschriften. Dienstverlening stelt dat de Commissie Gelijke Behandeling bij kleding op basis godsdienstige voorschriften heeft bepaald dat het zonder objectieve rechtvaardiging niet is toegestaan inbreuk te maken op de vrijheid van godsdienst. Een objectieve rechtvaardiging is bijvoorbeeld de veiligheid, de noodzaak neutraliteit uit te stralen en de goedkeuring van het ministerie van Veiligheid en Justitie van een bestaand uniform. De gemeente Amsterdam heeft aangaande dit onderwerp geen beleid vastgesteld. Dat betekent dus dat het dragen van deze sluier is toegestaan. De ombudsman heeft hier geen vermoeden van onbehoorlijk handelen door de gemeente en sluit het dossier. KIM 27222 – lopende zaak Een vrouw beklaagt zich over de vernietiging van een paspoort en de wijze van bejegenen door de medewerkster van stadsdeel Nieuw West. Ze vertelt een nieuw paspoort voor haar zoon te hebben moeten aanvragen omdat hij binnenkort op vakantie gaat en zijn paspoort spoorloos was. Ze moest aan de balie van stadsdeel Nieuw West een verklaring van vermissing invullen. Binnen 24 uur vindt ze het vermiste paspoort. Ze meldt dit bij het stadsloket en hoort dan dat de aanvraag voor het paspoort niet meer kan worden teruggedraaid, maar bovendien dat het “vermiste paspoort” wordt ingenomen en vernietigd. Ze vraagt het stadsloket het paspoort niet te vernietigen maar ongeldig te laten verklaren. Het paspoort heeft emotionele waarde voor haar en haar zoon. De medewerkster houdt echter vol dat het paspoort vernietigd moet worden. De ombudsman verzoekt dienstverlening de klacht van de vrouw met spoed in behandeling te nemen en het paspoort gedurende de klachtbehandeling niet te vernietigen. De vrouw wordt hier door Dienstverlening over geïnformeerd. De vrouw geeft hierop aan de ombudsman zeer dankbaar te zijn. Op basis van de klachtafdoening zal de ombudsman bezien of er een rol voor hem is weggelegd in deze zaak. KIM26904 – zaak afgerond Een vrouw heeft een vrouw heeft sinds de jaren 90 een Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) als bestuurder. Deze heeft de gemeente steeds zonder nieuwe keuring verlengd, voor het laatst in 2010. Als zij in oktober 2014 om een verlening vraagt nodigt GGD haar uit voor een herkeuring. vraagt de vrouw om een verlenging van de GPK De GGD concludeert dat ze meer dan 100 meter zelfstandig kan lopen. Het stadsdeel stuurt haar het voornemen om de GPK niet te verlengen.
4
Hiertegen dient zij een zienswijze in, ondersteund door verklaringen van huisarts en specialist. De GGD blijft bij het eerste advies. Uit de informatie van huisarts en specialist blijkt niet dat het loopvermogen dermate beperkt is, dat zij voldoet aan genoemde maatstaf van 100 meter. Op 19 januari 2015 wijst het stadsdeel de aanvraag definitief af. Ze gaat niet in bezwaar, maar dient wel een klacht in bij de gemeente. De reactie op de klacht komt er op neer dat er conform de geldende regelgeving is overgegaan tot herkeuring. De kosten komen voor rekening van de aanvrager. Ze kan zich niet vinden dat de gemeente om een herkeuring vroeg, de aanvraag vervolgens is afgewezen en da de kosten van de keuring voor haar zijn. Daarom beklaagt zij zich bij de ombudsman. De ombudsman kan niets zeggen over de inhoud van de medische beoordeling en de conclusie van de keuringsarts, daar de ombudsman geen medicus is. Wel kan hij kijken of het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en hoe het gemotiveerd is. De arts heeft zowel bij het eerste advies, als het aanvullend advies meerdere bronnen betrokken en uitgelegd hoe hij tot zijn advies is gekomen. Het feit dat de gemeente een herkeuring nodig achtte komt de ombudsman niet onredelijk voor, gezien de aangescherpte regelgeving voor het verstrekken van een invalidenparkeerkaart. Alleen in de gevallen dat het uitgesloten is dat de mobiliteit van een persoon zal verbeteren, blijft een herkeuring achterwege. Daarvan is hier geen sprake. De kosten voor de keuring bleken in de uitnodiging voor de keuring vermeld te staan en daarmee heeft gemeente de vrouw voldoende geïnformeerd. Dit alles maakt dat hij geen grond ziet voor nader onderzoek. KIM27239 – zaak afgerond Een man neemt telefonisch contact op met de ombudsman. Zijn partner is ruim twee jaar geleden overleden. De man en zijn partner woonden samen maar waren niet getrouwd en hadden geen geregistreerd partnerschap. De man wordt ook niet genoemd in het testament van zijn partner. De man is met een notaris in contact om een verklaring van erfrecht te krijgen. Op deze manier hoopt de man in de koopwoning van zijn partner te kunnen blijven wonen. Voor een verklaring van erfrecht heeft de een historisch uittreksel nodig, waaruit blijkt dat de man en zijn partner samenwoonden. De man gaat meerdere malen langs bij het stadsloket in Centrum. Hij krijgt steeds te horen dat het uittreksel niet kan worden verschaft. De ombudsman doet navraag bij Dienstverlening en Basisinformatie, de rve die Dienstverlening inhoudelijk adviseert met betrekking tot verstrekking van uittreksels. Volgens Basisinformatie mogen uittreksels volgens de wet Basisregistratie Personen alleen verstrekt worden aan de ingeschrevene zelf, een overheidsinstanties of door de wet aangewezen ‘derden’. De man valt niet onder een van deze categorieën en komt dus wettelijk gezien niet in aanmerking voor een uittreksel. De ombudsman is niet bevoegd te oordelen over de inhoud van wettelijke regelgeving. Bovendien is verzoeker geen erfgenaam en zal een historisch uittreksel hem in deze situatie niet helpen. Het dossier wordt gesloten. Contact Centre Amsterdam (CCA) KIM27182 – zaak afgerond Een man uit de Verenigde Staten wil graag informatie hebben over zijn familiegeschiedenis. Bij het invullen van het contactformulier op de website vraagt de gemeente Amsterdam hem echter om een Burgerservicenummer. De man vraagt de ombudsman hoe hij aan een dergelijk nummer kan komen. De ombudsman verwijst de man naar het internationale telefoonnummer van de gemeente. KIM 27061- zaak afgerond Een vrouw beklaagt zich over de informatieverstrekking vanuit 14020. Ze ervaart overlast door auto’s en zwaar vrachtverkeer dat over de brug naast haar woning dondert. Bij 14020 informeert ze naar de geluidslimieten die hiervoor gelden. Ze ontvangt naar eigen zeggen echter geen antwoord op haar vraag en kan ook niet worden doorverwezen. De ombudsman biedt de vrouw aan haar klacht door te sturen en sluit het dossier.
5
KIM27234 – lopende zaak Een man wendt zich opnieuw tot de Gemeentelijke Ombudsman. Hij wil een bestemmingsplan inzien van een adres aan de Rapenburgerstraat in Stadsdeel Centrum. Omdat het bestemmingsplan digitaal niet te vinden is, belt hij op 29 juni 2015 via 14020 om een afspraak te maken met het stadsdeel. Op die manier kan hij het plan direct inzien. De medewerker van 14020 geeft de man te kennen dat hij alleen een afspraak kan inplannen onder vermelding van zijn Burgerservicenummer. De man kan zich hier niet in vinden en wijst de medewerker op een rapport van de Gemeentelijke Ombudsman, waarin hij oordeelt dat burgers niet verplicht kunnen worden hun BSN te vermelden indien zij een afspraak willen maken met het stadsdeel. Een wettelijke basis hiervoor ontbreekt. De medewerker blijft echter onvermurwbaar. Het lukt de man niet om een afspraak in te plannen. Diezelfde avond stuurt de man een e-mail naar de afdeling Bestemmingsplannen. Hij beklaagt zich hierin dat het bestemmingsplan niet digitaal via ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar is. Hij verwijst in zijn mail tevens naar de uitspraak van de ombudsman over het inplannen van een afspraak zonder BSN. Omdat de man er geen vertrouwen meer in heeft dat de klacht nu wel goed opgepakt wordt, wendt hij zich op 29 juni 2015 tevens tot de ombudsman. Zie verder onder ‘actualiteiten’. Deze rapportage in opgesteld door mevrouw A. Sonne. Voor vragen kunt u zich tot haar wenden via
[email protected] of het algemene nummer 020 625 9999.
6