4. Innovatie en onderwijs
4.1 Onderzoek- en innovatiestrategie Innovatie is de sleutel voor het bestendigen en versterken van de wereldwijde concurrentiepositie van Europa. Dat is de centrale boodschap van de in oktober 2010 gelanceerde eu-onderzoek- en innovatiestrategie ‘Innovation Union’. De Europese Commissie presenteert met deze strategie een integrale agenda die nadruk legt op een betere verbinding tussen de publieke en private spelers in het systeem, van onderwijs en onderzoek tot innovatie. De uitwerking van de innovatiestrategie krijgt in belangrijke mate gestalte in Horizon 2020, het nieuwe Kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, voor de periode 2014-2020. Na een uitgebreide consultatiefase heeft de Commissie op 30 november haar plannen gelanceerd. De komende maanden vinden de onderhandelingen plaats met de Raad en het Europees Parlement. Horizon 2020 wordt vormgegeven langs drie centrale pijlers:
den meegenomen met een nieuwe nadruk op innovatie gerelateerde activiteiten zoals pilots, demonstratieprojecten, proeftuinen, ondersteuning van publieke aanbesteding en marktopname.
Vereenvoudiging Daarnaast is er in Horizon 2020 de nodige aandacht voor vereenvoudiging ten opzichte van de eerdere programma’s, bijvoorbeeld door een eenvoudiger vormgeving van het programma, één enkele set van regels, minder administratieve lasten door een gemakkelijk model voor de vergoedingen van kosten, één toegangspunt voor deelnemers, minder papierwerk, minder controles en audits en door gemiddeld de termijn voor subsidietoekenning te korten met honderd dagen.
Aandacht voor het mkb
Industrieel leiderschap De prioriteit ‘industrieel leiderschap’ richt zich op onderzoek en innovatie (inclusief eco-innovatie) waar het bedrijfsleven de agenda zet. Investeringen zullen plaatsvinden in sleu teltechnologieën, het verstrekken van kapitaal om het groeipotentieel van innovatieve bedrijven te versnellen en in ondersteuning van het innovatieve mkb, zodat zij door kunnen groeien tot wereldleidende bedrijven.
Verder zal Horizon 2020 een integrale benadering kennen voor het mkb. De Commissie denkt dat hiermee ongeveer 15 procent van het totale budget van de onderdelen ‘maatschappelijke uitdagingen’ en ‘leiderschap in sleutelen industriële technologieën’ naar het mkb zal gaan. Om het programma voor het mkb te vereenvoudigen zal er één loket ingericht worden. Ook de grotere nadruk van het hele programma op innovatie is relevant voor het mkb. Er komen drie specifieke mkb-acties: – Een nieuw mkb-instrument dat voortbouwt op het sbir-model. Dit instrument moet toegankelijk zijn voor alle mkb-bedrijven die met innovatieve oplossingen komen. Financiering zal in verschillende fasen verdeeld worden: een haalbaarheidsfase, een uitvoeringsfase en vervolgondersteuning. – Een vervolg van het al bestaande Eurostars, het mkbprogramma dat wordt uitgevoerd in partnerschap met de lidstaten en het Eureka-netwerk. −− Het onderdeel ‘toegang tot risicokapitaal’ zal een sterke mkb-focus krijgen.
Maatschappelijke uitdagingen Dit onderdeel richt zich op zes grote maatschappelijke uit dagingen uit de Europa 2020-strategie (gezondheid, voedsel zekerheid, energie, transport, klimaat en een inclusieve maatschappij). Dit onderdeel volgt een multidisciplinaire aanpak zodat diverse technologieën en disciplines samen komen, inclusief sociale- en geesteswetenschappen. Activiteiten over de hele breedte van onderzoek naar markt wor
Oordeel vno-ncw en mkb-Nederland vno-ncw en mkb-Nederland zijn om een aantal redenen positief over de plannen rondom Horizon 2020. Horizon 2020 wordt vormgegeven langs drie centrale pijlers, excellente wetenschap, industrieel leiderschap en maatschappelijke uitdagingen. Daarmee presenteert de Europese Commissie een integrale agenda gericht op de gehele keten van onderzoek tot markt introductie. Die samenhang wordt ook in de
Excellente wetenschap Het onderdeel ‘excellente wetenschap’ beoogt de kwaliteit (excellentie) van de Europese kennisbasis verder vorm te geven en de behoefte aan onderzoek voor concurrentiekracht op de lange termijn te verzekeren. Hieronder vallen onder meer de Europese Onderzoeksraad (erc); Marie Curie acties, ter bevordering van de opleiding en de carrièreontwikkeling van onderzoekers en middelen voor Onderzoeksfaciliteiten (inclusief e-infrastructuren).
23
VN1109_RoEU_Welvaart_binnenwerk.indd 23
23-12-11 11:29
Rondje Europa
plannen nadrukkelijk naar voren gebracht, bijvoorbeeld door een koppeling te leggen tussen enabling technologieën en de toepassing daarvan in de maatschappelijke uitdagingen. Ook integreert Horizon 2020 verschillende lopende programma’s van de commissie (kp, eit, cip) wat zal bijdragen aan de stroomlijning en eenvoud van het eu-instrumentarium. vno-ncw en mkb-Nederland hebben al jaren betoogd dat het huidige woud aan regelingen en instrumenten, gecombineerd met de administratieve lasten, de deelname van het bedrijfsleven belemmert.
bevat die de deelname van het bedrijfsleven zou kunnen vergroten, is dat natuurlijk nog allerminst zeker. vno-ncw en mkb-Nederland pleiten ervoor om deze bedrijfsdeelname nu ook echt met een concrete ambitie vast te leggen. Ambitie zou moeten zijn dat 35 procent van de middelen van Horizon 2020 naar het bedrijfsleven zou moeten gaan (waarvan 15 procent naar het mkb). Daarmee maakt de Commissie het streven om onderzoek en innovatie met elkaar in balans te brengen ook concreet. vno-ncw en mkb-Nederland zullen hier op aandringen bij het kabinet.
De Commissie stelt een budget voor van 80 miljard wat in ieder geval een stijging van 46 procent is van de som van de budgetten van de huidige programma’s (kp, eit, cip). vno-ncw en mkb-Nederland vinden deze stijging van groot belang. Het definitieve budget zal overigens bepaald worden in de onderhandelingen over de nieuwe meerjarenbegroting van de eu voor de periode 2014-2020. De kern van Horizon 2020 is nog steeds R&D-samenwerking tussen de verschillende spelers in de publieke en private R&D. Daarbij zijn er goede kansen om de thematiek van Horizon 2020 te koppelen aan de topsectoren. Er wordt veel aandacht besteedt aan de vereenvoudiging via een eenvoudiger vormgeving van het programma, één enkele set van regels, minder administratieve lasten door een gemakkelijk model voor de vergoedingen van kosten, één toegangspunt voor deelnemers, minder papierwerk, minder controles en audits en door gemiddeld de termijn voor subsidietoekenning te korten met honderd dagen. Zeker op het terrein de kosten die in aanmerking komen voor subsidie lijken goede stappen gezet te worden (vast vergoedingspercentage voor indirecte kosten, aansluiten bij boekhoudsystemen deelnemers) die deelname van het bedrijfsleven kunnen stimuleren.
Verdeling budgetten
vno-ncw en mkb-Nederland hebben de volgende aan dachtspunten bij de plannen:
Private deelname vno-ncw en mkb-Nederland onderschrijven de wens dat de eu-programma’s leiden tot een grotere hefboomwerking op investeringen vanuit de private sector. Het bedrijfsleven, groot en klein, speelt een centrale rol in deze slag van kennis en kunde naar kassa. Om deze deelname te vergroten zijn de vereenvoudiging van de regels voor deelname van belang, maar ook de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de uitwerking van de thema’s. Zeker bij de onderdelen industrieel leiderschap en maatschappelijke uitdagingen moet het bedrijfsleven een stevige rol krijgen bij de uitwerking van de thema’s en de uitvoering van het onderzoek. De aanpak van de topsectoren, met privaatpublieke onderzoeksroadmaps bieden daarbij een goed startpunt om de kansen van Nederland op deze terreinen te verzilveren. vno-ncw en mkb-Nederland vragen van het kabinet om zich in te zetten om de thema’s van de topsectoren optimaal te laten terugkomen in Horizon 2020. Ook is van belang dat een groot deel van de middelen voor industrieel leiderschap en de maatschappelijke uitdagingen via publiekprivate samenwerking worden ingezet. vno-ncw en mkb-Nederland constateren dat de deelname van het bedrijfsleven in de Europese programma’s alleen maar verder is gedaald. Hoewel Horizon 2020 goede elementen
vno-ncw en mkb-Nederland pleiten ervoor de pijlers excellente wetenschap en concurrentiekracht meer in evenwicht te brengen. Het gaat dan vooral om de onderwerpen industriële technologie en het mkb-instrument, dat nu wel erg mager oogt.
Positie mkb Op het eerste gezicht lijken de middelen richting het mkb zeer bescheiden (700 miljoen). Aan de andere kant wordt gesproken over een apart mkb-instrument, waarbij het de bedoeling is dat rond de 15 procent van het budget van pijlers 2 en 3 naar het mkb zal gaan. vno-ncw en mkb-Nederland vinden het wenselijk ook in de toekomst programmaonderdelen te behouden die aansluiten bij het brede generieke mkb, zoals de actie Research for smes binnen het huidige kaderprogramma. We zouden het echter geen goede ontwikkeling vinden om het mkb via één apart instrument te isoleren. De uitwerking is nu onduidelijk. We pleiten voor een geïntegreerde aanpak voor het mkb in Horizon 2020.
Regels voor deelname De regels voor deelname lijken voor het bedrijfsleven verbeteringen te bieden in de vorm van vereenvoudiging. vno-ncw en mkb-Nederland hebben er daarnaast voor gepleit dat de mkb-deelname aan de publiek-private samenwerkingsconsortia bevorderd wordt door bijvoorbeeld meer ruimte te creëren voor kleinschalige en kortdurende consortia, het herintroduceren van de categorie associate partner voor het mkb en het vergemakkelijken van in- en uitstappen bij lopende projecten. Op deze punten is het voorstel nog niet duidelijk. Verder bevatten de regels enkele zorgwekkende passages over ip die de deelname van het bedrijfsleven en de benutting van de onderzoeksresultaten fors kunnen belemmeren. vno-ncw en mkb-Nederland vragen ook aandacht voor de passages rondom open access. Dit streven moet niet ten koste gaan van publiek-private samenwerking.
Matching De Europese Commissie legt in Horizon 2020 meer nadruk op cofinanciering vanuit de lidstaten voor verschillende initiatieven, waaronder gezamenlijke technologie-initia tieven op basis van artikel 187 (onder andere jti’s). Op dit moment heeft Nederland hier geen middelen meer voor. vno-ncw en mkb-Nederland benadrukken het belang van dit soort initiatieven en dringen er bij het kabinet op aan met een oplossing te komen. Voorlopig nog in de vorm van subsidies en vanaf 2014 ofwel door ervoor te zorgen dat lidstaten die niet of minder middels subsidies werken op
24
VN1109_RoEU_Welvaart_binnenwerk.indd 24
23-12-11 11:29
gelijke voet deel kunnen nemen aan deze initiatieven, ofwel door te zorgen voor cofinancieringsmiddelen. Tevens dient het internationale cofinancieringmechanisme te worden verbeterd en moeten dergelijke initiatieven in de toekomst eenvoudiger worden gestructureerd. Inlichtingen: Thomas Grosfeld (070 349 04 15;
[email protected]) –
4.2 Biotechnologie Eén van de belangrijke gebieden voor innovatie is moderne biotechnologie. Het gaat daarbij zowel om ‘groene’ (landbouw en voeding), ‘rode’ (medische) als ‘witte’ (industriële) biotechnologie. De ontwikkeling van de biotechnologie in Europa gaat echter te traag en verliest nog steeds terrein ten opzichte van de Verenigde Staten en in toenemende mate ook van Azië. Met betrekking tot de groene biotechnologie is de achtergrond hiervan een gebrek aan maatschappelijke acceptatie, voortkomend uit de verwarring die milieu organisaties de afgelopen jaren hebben gezaaid. Dit heeft voor veel groene biotechnologische producten geleid tot onzekerheid rond wetgeving en marktontwikkelingen in Europa, onder andere bij de teelt, toelating, etikettering en traceerbaarheid van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Afgelopen jaar zijn – mede op initiatief van Nederland – belangrijke ontwikkelingen in gang gezet om nieuwe plantenveredelingsmethoden te dereguleren en de teelt van ggo’s per lidstaat mogelijk te maken.
–
–
–
–
–
– Voor alle biotechnologiegebieden geldt dat een teveel aan onnodig restrictieve regelgeving nieuwe activiteiten smoort. Daarnaast is de maatschappelijke weerstand tegen biotechnologie buiten de eu kleiner. De kansen voor biotechnologie in Europa zijn door deze factoren minder groot dan elders, waardoor de groei achterblijft en biotechnologische bedrijfsactiviteiten en onderzoekers vertrekken. Dit is slecht voor de economische bedrijvigheid en voor de innovatie in Europa.
−−
gorieën gg-gewassen: gg-gewassen met een positieve beoordeling van de efsa (de Europese Voedsel veilig heidautoriteit) en gg-gewassen, toegelaten in een derde land (mits de toelating gebaseerd is op een met de eu vergelijkbare risicoanalyse). Deze oplossingen passen binnen de internationale afspraken waar de eu zich in september 2007 in het kader van de Codex Alimentarius aan heeft gecommitteerd. Het nemen van een beslissing over verandering van proces- naar productbenadering bij beoordeling van gggewassen. Wetenschappelijk onderbouwd risicomanagement, dus ophouden met ‘perceptiemanagement’ en misbruik van het voorzorgbeginsel. Innovatiebevorderende toelatingsprocedure voor ge avanceerde therapieën in de medische zorg en overige toepassingsgebieden van de biotechnologie. Een op innovatie gericht beleid voor medische toe passingen dat ook ruimte biedt aan onderzoek op het terrein van menselijke stamcellen, therapeutisch kloneren en gentherapie. Een voortvarende implementatie van de eu-Routekaart voor Biotechnologie, waarmee tot nu toe vrijwel geen voortgang is geboekt. Een coherent, gecoördineerd en alomvattend algemeen beleidskader ter ondersteuning van het Lead Market Initiative (lmi) in alle zes prioritaire gebieden, met name in de ontwikkeling van een markt voor biobased-producten en ondersteuning van de in deze lmi’s ontwikkelde aanbevelingen, waarmee actualisering en implementatie van wet- en regelgeving van deze – voor Europa belangrijke – markten gerealiseerd wordt. Europese criteria voor de duurzaamheid van biobrand stoffen moeten worden gebaseerd op technologie neutrale, transparante en wetenschappelijke criteria. Met spoed een voorstel voor praktische en economisch haalbare drempelwaarden voor de onvoorziene aanwezigheid van ggo’s in zaden.
Inlichtingen: Thomas Grosfeld (070 349 04 15;
[email protected])
Oordeel vno-ncw en mkb-Nederland Om de neergaande trend te keren en het vertrouwen in biotechnologie in de eu te herstellen, dringen vno-ncw en mkb-Nederland aan op een eenduidig beleid vanuit het beginsel ‘kansen verantwoord benutten’. Hierbij is het belangrijk dat de wetenschappelijke feiten weer het beleid gaan bepalen. Verder zijn vno-ncw en mkb-Nederland van mening dat men in de ontwikkeling van biotechnologie moet focussen op het eindproduct en niet op de technieken.
4.3 Nanotechnologie
Concreet verwachten beide organisaties van de eu: – Een versnelling van de Europese toelatingsprocedure, zodat de toelatingstatus van gg-gewassen in de eu en andere landen niet onnodig verschilt. Dit is mogelijk met waarborging van het huidige hoge niveau van veiligheid voor mens, dier en milieu. – Het introduceren van een werkbare en realistische drempelwaarde voor de import van de volgende cate
Recentelijk is door de Commissie een definitie voor nanomaterialen vastgesteld. Met deze definitie is een juridisch kader voor regelgeving gecreëerd die het partijen mogelijk maakt om gerichter beleid te maken. Dit is onder andere nodig voor aanpassing van de reach-verordening. Ook heeft de Europese Commissie een gedragscode voor R&D in nanotechnologieën ontwikkeld.
Nanotechnologie is een sterk opkomende technologie. Zowel multinationals als het mkb hebben reeds producten waarin nanodeeltjes zijn verwerkt. De Nederlandse regering en de Europese Commissie gaan uit van het voorzorgsbeginsel en hanteren het principe van ‘risk governance’. Dat betekent dat bedrijven in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn om te laten zien dat ze goed met deze eventuele risico’s omgaan.
25
VN1109_RoEU_Welvaart_binnenwerk.indd 25
23-12-11 11:29
Rondje Europa
Oordeel vno-ncw en mkb-Nederland vno-ncw en mkb-Nederland stellen zich proactief op in de discussie over de risico’s van nanotechnologie. Het bedrijfsleven heeft de taak om te laten zien dat zij verantwoord met nanotechnologie omgaat. Zij maakt afspraken met de Nederlandse overheid over de risicoaanpak. vno-ncw en mkb-Nederland leggen daarbij wel het accent op een Europese aanpak van de risico’s van nanotechnologieën. Voor gebruik van nanotechnologie in voedsel en cosmetica is overigens al wel vigerende Europese regelgeving. Inlichtingen: Willem-Henk Streekstra (070 349 03 59;
[email protected])
4.4 Intellectueel Eigendom Het beschermen van intellectueel eigendom (auteursrecht, octrooien, merken en modellen) is belangrijk voor de kenniseconomie en voor het verbeteren van de concur rentiekracht van Europa. Het octrooisysteem in Europa kan verder worden verbeterd om bedrijven effectiever juridische zekerheid te bieden en innovatie te bevorderen. Al sinds 1962 staat dit op de agenda in Europa. Nadat er in december 2010 geen unanimiteit bleek voor het voorstel van de Europese Commissie voor de vertaal regelingen nam de Raad in maart 2011 op verzoek van twaalf lidstaten (waaronder Nederland) het besluit om in versterkte samenwerking door te gaan in het octrooidossier. Inmiddels staan alle lidstaten behalve Spanje en Italië achter deze versterkte samenwerking. Er is daarbij sprake van twee trajecten, aan de ene kant de verordening(en) rondom het octrooi met unitair effect en de talenregeling. De Commissie heeft hiervoor een voorstel ingediend voor een eu-octrooiverordening (van kracht in de deelnemende lidstaten) en een verordening voor een talenregeling. Met het voorstel voor een euoctrooiverordening wordt voortgebouwd op de bestaande samenwerking binnen de Europese Octrooiorganisatie. Een in het kader van het Europees Octrooiverdrag verkregen Europees octrooi krijgt zogenaamde unitaire werking. Daarmee wijkt dit voorstel af van eerdere voorstellen die voorzagen in een unitaire titel en die zouden hebben genoopt tot een tijdrovende aanpassing van het Europees Octrooiverdrag. Dit wordt nu vermeden terwijl de feitelijke uitwerking voor het bedrijfsleven op hetzelfde neer komt. Het voorstel voor de talen gaat uit van het huidige talenregime van het Europees Octrooibureau (eob), te weten Duits, Engels en Frans. Dit betekent dat het eu-octrooi wordt getoetst en verleend in één van deze drie talen, en de conclusies worden vertaald in de andere twee van deze drie talen. Aan de andere kant is onder Pools voorzitterschap gewerkt aan een verdrag over de rechtspraakregeling (van lidstaten onderling). In dit verdrag wordt een Europees octrooigerecht voorgesteld als gemeenschappelijk gerecht van de lidstaten dat verder binnen de eu-rechtsorde functioneert.
Oordeel vno-ncw en mkb-Nederland De totstandkoming van een eu-octrooisysteem dat rechts zekerheid, kwaliteit en efficiëntie biedt is van groot belang voor de Europese kenniseconomie. Ons algemene uitgangspunt is en blijft een systeem dat voorspelbaar, snel en kosteneffectief is. De kwaliteit van een eu-octrooi is nu hoog en dat moet zo blijven. Het nieuwe octrooisysteem moet goedkoper worden dan het huidige systeem om de toegankelijkheid voor het midden- en kleinbedrijf te verbeteren. De vertaalkosten zijn in dat opzicht een belangrijk aandachtspunt. Wij hebben alle waardering voor het huidige streven van de Europese Commissie om, met dank aan het initiatief van onder andere Nederland, nu voortvarend te werk te gaan. Door het voornemen niet langer te streven naar een wijziging van het Europees Octrooiverdrag, lijkt het inderdaad mogelijk het werk aan de verordening(en) te voltooien voor het jaar 2014, dat in de Commissieplannen over de Innovatie Unie genoemd is. Dat is zeer positief. Voor het einde van 2011 is de verwachting dat er belangrijke stappen zijn gezet door zowel de Raad als het ep. De ervaring met dit dossier leert echter dat het ook gaat om de uitwerking. Die moet voldoen aan de basiseisen rechtszekerheid, kwaliteit en efficiëntie. Op basis van de conceptteksten is de centrale conclusie dat de Nederlandse industrie mogelijkheden ziet in zowel het verdrag als de verordening om tot een systeem te komen dat aan deze eisen voldoet. Deze positieve conclusie laat onverlet dat de optelsom van verschillende punten maakt dat we zeer twijfelen of het verstandig is om op korte termijn deze teksten vast te stellen. Op basis van de definitieve teksten zullen vno-ncw en mkb-Nederland hun standpunt bepalen, de grondhouding is daarbij positief. Inlichtingen: Thomas Grosfeld (070 349 04 15;
[email protected])
4.5 Onderwijs Tijdens het Hongaarse voorzitterschap is een start gemaakt met de 2020-agenda ‘An agenda for new skills for new jobs’, gepubliceerd in november 2010. Hiertoe behoort onder andere ook het promoten van Life Long Learning en het tijdig opsporen van behoeften aan vaardigheden (skills needs). In de agenda wordt de voortzetting aangekondigd van het werk op het gebied van monitoring van de ontwikkeling in de vraag naar kwalificaties binnen de eu. Ook het gebruik van het eu skills passport en ontwikkeling van een European Skills, Competences and Occupations classification (escoclassification) staan op het programma. Oordeel vno-ncw en mkb-Nederland Beleid op het gebied van onderwijs en scholing is nationaal beleid. Dat neemt niet weg dat samenwerking op eu-niveau zinvolle informatie en instrumenten kan opleveren. Het werk van cedefop op het gebied van onderzoek naar de vraag naar niveau en aard van kwalificaties is daarvan een goed voorbeeld. Toch ligt er voortdurend een gevaar op de loer in de richting van normering vanuit het eu-niveau. In
26
VN1109_RoEU_Welvaart_binnenwerk.indd 26
23-12-11 11:29
dat opzicht moet het werken aan een eu-classificatiesysteem sceptisch worden bezien: het is moeilijk voorstelbaar dat de lidstaten ooit hun nationaal kwalificatiesysteem daarvoor zullen inruilen. Het reeds bestaande European Qualification Framework is weliswaar vrij algemeen van aard, maar het geeft via niveauaanduidingen voldoende houvast voor de lidstaten om hun diploma’s te positioneren in dit raamwerk. De vraag is of er wel behoefte is aan een verdergaand en meer gedetailleerd beschrijvingsmodel zoals esco. De inspanningen op Europees niveau zouden zich wellicht beter kunnen richten op de concrete vragen in de lidstaten. Zo zou de internationale diplomavergelijking aangevuld kunnen worden met een instrument dat de actuele competenties en ervaringen in beeld brengt. Enkele Europese sectoren hebben daar reeds voorbeelden van beschikbaar. Ondernemers zouden daar meer baat bij hebben dan bij verdergaande regelgeving vanuit Europa.
Beta-technieksamenwerking Binnen het zevende kaderprogramma voor onderzoek in Europa is een aanvraag gehonoreerd van een internationaal consortium van 28 organisaties, waaronder het Nederlands platform beta-techniek, om te komen tot promotie van betatechnische studies, onder meer door samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs. In Nederland gebeurt dat laatste onder meer via het Jet-Net project, waarbij 150 scholen voor voortgezet onderwijs samenwerken met dertig bedrijven. Het consortium is in 2011 van start gegaan. Oordeel vno-ncw en mkb-Nederland Tekorten aan beta-technisch opgeleiden is in meerdere eulanden een probleem en het is daarom een goede zaak dat op dit gebied samengewerkt gaat worden. businesseurope heeft in 2011 een publicatie uitgebracht waarin zij alarm slaat over het tekort aan mensen met een opleiding in de wetenschap, technologie, bouw- en wiskunde (stem). Het gebrek aan deze vaardigheden is een nadeel voor de concurrentiekracht van Europese bedrijven en daarmee ook een obstakel voor economische groei. De publicatie is onder de aandacht gebracht van de Europese instellingen. Inlichtingen: Gertrud van Erp (015 219 12 49;
[email protected])
27
VN1109_RoEU_Welvaart_binnenwerk.indd 27
23-12-11 11:29