Hoofdkantoor Jaarbeursplein 22 Postbus 2875 3500 GW UTRECHT
Leden Vaste Commissie SZW van de Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. M. Esmeijer, griffier Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
2500EA20018
Datum Briefnr.
25-01-2010 576628 JvdB/MD
Betreft Onderwerp Inlichtingen
commentaar AOb wetsvoorstel AOW en flankerend beleid Jurjen v.d. Berg, voorlichter 06-22 99 15 79
Geachte leden van de Vaste Commissie SZW, Afgelopen woensdag, 20 januari, heeft de Algemene Onderwijsbond (AOb) met veel interesse de hoorzittingen van uw Commissie over de AOW gevolgd. De hoorzittingen laten zien dat het Kabinet geen sluitende oplossing weet te vinden om de bezuiniging op de AOW rechtvaardig in te voeren. Het „flankerend beleid‟ dat zware beroepen een uitzonderingspositie moet geven schiet tekort. De deskundigen zijn bijna unaniem: het is vrijwel onmogelijk een goede uitzonderingsregeling te vinden. Vooral voor psychische slijtage is nog geen sluitende oplossing gevonden. Het onderwijs is een sector met veel uitval door psychische slijtage. Het dreigende lerarentekort betekent dat gezonder werken voor de maatschappij wenselijk is. De AOb vraagt u een goed besluit te nemen dat ook het onderwijspersoneel fit naar een verantwoorde pensioenleeftijd brengt. De bond heeft daarvoor een aantal voorstellen over de procedure en de inhoud. Procedurevoorstel: Wetsvoorstel gezamenlijk behandelen met flankerend beleid Volgens onze waarneming bepleit geen een van uw leden een generieke verhoging van de AOW-leeftijd, zonder uitzonderingen. Het is dus belangrijk eerst goed zicht op het flankerend beleid te hebben alvorens u een gehele afweging maakt over de invulling van de AOW-bezuiniging. De AOb roept u op het voorstel van wijziging i.v.m. de verhoging van de leeftijd en de wetsvoorstellen voor het flankerend beleid gezamenlijk te behandelen. Inhoudelijke suggestie: heroverweeg de mogelijkheid om flexibel te stoppen met werken „Met de kennis van nu‟ concludeert de AOb dat FNV, CNV en MHP in augustus een goed alternatief aandroegen: De werknemer heeft zelf de keuze of hij doorwerkt na zijn 65e, maar draagt ook bij in de kosten van tijdig stoppen met werken. Zo bouw je een prikkel in die doorwerken aantrekkelijker maakt dan stoppen: Vanaf 2015 kunnen mensen zelf kiezen wanneer de AOW ingaat. Mensen kunnen tussen 65 en 1/5
70 zelf kiezen wanneer ze AOW opnemen. Als mensen een jaar later van de AOW gebruik maken, levert dat een hogere AOW-uitkering op in alle volgende jaren. Dit biedt ook een oplossing voor mensen met een lang arbeidsverleden en mensen met zware beroepen. Dit is te financieren door de hoogte van de uitkering mee te laten stijgen met de daadwerkelijk verdiende lonen en aan te passen aan de levensverwachting. De AOb vraagt u met de kennis die u tijdens de hoorzitting opgedaan heeft nogmaals te overwegen of u een generieke stijging van de AOW-leeftijd het beste middel vindt. Een grote minderheid binnen uw Kamer was al voorstander van de mogelijkheid door te werken op vrijwillige basis of flexibel uittreden. Nu de conclusie is dat op basis van de huidige conceptwetsvoorstellen geen goed en rechtvaardig flankerend beleid te maken is, is het kabinetsvoorstel dus niet op een sociale wijze realiseerbaar. Het alternatief van de vakcentrales bevat een prikkel tot langer doorwerken én biedt voor wie versleten is de mogelijkheid te stoppen met werken. Alternatieven binnen het voorstel Ook binnen het wetsvoorstel van het Kabinet is ruimte voor verbetering. Er wordt een kunstmatig onderscheid gemaakt tussen fysieke en psychische schade. Dit moet wat de AOb betreft van de baan. Daarnaast vraagt de bond u de uitwerking van flankerend beleid en financiële prikkels niet alleen aan de sectoren over te laten, maar hier zelf de juiste kaders in te stellen. 1. Geen onderscheid tussen fysieke en psychische schade Het wetsvoorstel van het kabinet bevat onjuiste uitzonderingen en prikkels om werknemers zo lang mogelijk zo gezond mogelijk te laten werken. Het kabinet definieert een zwaar beroep als een: “aangewezen beroep of functie waarvan langjarige uitoefening tot blijvende fysieke gezondheidsschade van de werknemer kan leiden”. Psychisch zwaar werk levert net zo veel, zo niet meer slijtage op bij werknemers, blijkt uit diverse onderzoeken (bijvoorbeeld TNO‟s NEA 2009 of de Arbobalans 2007-2008 van SZW). Het onderscheid tussen fysieke en psychische schade is niet te rechtvaardigen. De AOb ziet geen enkele reden een onderscheid te maken tussen fysieke en psychische slijtage. In beide gevallen is evenveel, zo niet meer effect merkbaar op „gezondheidsklachten, verzuim en de mogelijkheid om tot het 65e levensjaar door te kunnen werken.‟ (van den Bossche et al. In ESB 4579 p 684, 13-11-2009). De aanname van de minister en de staatssecretaris dat bij psychische slijtage werken onderdeel is van het herstelproces is niet houdbaar. De AOb wil dat het Kabinet zowel fysieke als psychische gezondheidsschade meeweegt in flankerend beleid. Bepalend daarbij zijn slijtage en slijtagerisico’s. Die risico’s moeten bestreden en gecompenseerd worden in regelgeving. 2. De overheid is verantwoordelijk voor kaders, maatwerk gebeurt in de sector. In het flankerend beleid wordt een algemene bepaling opgenomen dat in sectoren met een hoge psychosociale belasting een actieplan moet worden gemaakt. Dit biedt volgens de AOb te weinig garanties. Preventiebeleid, arbocatalogi en caoafspraken zijn nuttig en nodig. Maar daarnaast vraagt de bond de politiek goede kaders te stellen en dus ook te investeren in goed flankerend beleid. Dus de politiek moet bepalen hoe slijtage door werk gecompenseerd wordt en de sociale partners bespreken in de sector wat ze doen aan sectorspecifiek arbobeleid, scholing, preventie, premieopbouw, prikkels en (straf)kortingen. Het onderwijs kent de BAPO-regeling, die door werkgevers en werknemers samen gefinancierd wordt. Dit is een regeling die langer doorwerken in het onderwijs mogelijk maakt en lijdt tot lager ziekteverzuim. Juist deze maatregel staat onder druk, doordat werkgevers erop willen besparen. 2/5
De AOb wil dat het kabinet regels en financiële kaders stelt voor goed flankerend beleid per sector. Dat vraagt dus geld en regelgeving voor het compenseren en voorkomen van slijtage. Sociale partners stellen zich verantwoordelijk voor het uitvoeren van deze maatregelen en maken maatwerkafspraken. Wijzigingen in de voorstellen noodzakelijk voor onderwijssector Uw Kamer heeft via de motie Hamer Kamerbreed de ambitie uitgesproken tot de top 5 van kenniseconomieën in de wereld te willen behoren. Meer en beter onderwijspersoneel is volgens de Commissie Rinnooy Kan en (internationaal) onderzoek de belangrijkste sleutel voor goed onderwijs. In Nederland dreigt vanaf 2012 een groot lerarentekort. Het is dus zaak het onderwijs als beroep aantrekkelijker te maken en het zittende onderwijspersoneel goed aan de slag te kunnen houden. Onder onderwijspersoneel zijn de verschillen groot. Een gedeelte haalt strompelend de finish, terwijl anderen op dat moment nog best door zouden willen werken. Het onderwijs is de sector met het hoogste percentage burn out-gevallen. In het onderwijs in zijn geheel heeft 14% van de werknemers last van burn outklachten.(CBS Statline) Diverse onderwijssectoren scoren hoog als psychisch zwaar beroep. Vooral docenten voortgezet onderwijs, primair onderwijs en educatie (BVE) scoren hoog. (bron: ESB 2009, nr. 4572 p. 683; Arbobalans SZW (TNO) 2007-2008 p 54, NEA (TNO). Zie hiervoor bijvoorbeeld bijgaande tabel uit de NEA van TNO.
3/5
Slijtage treedt net zo hard op bij psychisch als fysiek zware beroepen (ESB 2009 p. 684) Het kabinet ziet dus de belangrijke groepen docent voortgezet onderwijs, primair onderwijs en educatie ten onrechte over het hoofd. Steeds minder leraren zijn beschikbaar voor steeds meer leerlingen. Die leraren maken ook nog eens een onverantwoord hoog aantal uren. Het onderwijs is dus gebaat bij een goede afspraak. De arbeidsmarkt heeft al te maken met een groot tekort aan leraren. Gezonder blijven werken is een deel van de oplossing hiervoor. Daarvoor zijn ontzie- en ontwikkelmaatregelen (onder anderen verlof en scholing) nodig. Een stijging van de uittreedleeftijd zal leiden tot extra gebruik van de BAPO-regeling, die oudere werknemers in staat stelt langer door te werken. Het is duidelijk dat dus extra maatregelen en middelen nodig zijn. Bij een bezuiniging op de AOW zal uw Kamer als medewetgever dus ook aanvullend beleid moeten maken. Het onderwijs draagt al zijn steentje bij. De gemiddelde uittreedleeftijd in het onderwijs is fiks gestegen de afgelopen jaren Bij een wijziging van de AOW is het nodig om goede kaders af te spreken. De AOb is bereid met werkgevers een goede invulling daarvan te maken. Maatwerk met een solide basis.
4/5
Dit alles overwegende vraagt de AOb u in het belang van het onderwijspersoneel: - Het wetsvoorstel en het flankerend beleid gezamenlijk te behandelen; - Heroverweeg het alternatief van de vakcentrales om tijdig stoppen en langer doorwerken afhankelijk te maken van een eigen afweging op basis van gezondheid en financiële prikkels; - Het kunstmatige onderscheid tussen fysiek en psychisch zwaar werk te laten vallen; - Duidelijke regels en financiële kaders te stellen voor flankerend beleid per sector. Ik wens u veel wijsheid bij de verder behandeling van de wetsvoorstellen. De AOb is graag bereid deze opvattingen toe te lichten en extra achtergrondinformatie te leveren. Met vriendelijke groet,
Walter Dresscher Algemeen voorzitter In afschrift aan:
- bewindspersonen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - Vaste Kamercommissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen - bewindspersonen van het ministerie van OCW.
5/5