NIBUD Nationaal Scholierenonderzoek 2004/2005 Een onderzoek naar inkomsten, uitgaven, baantjes en omgaan met geld
Inhoud 1 Inleiding......................................................................................................................... - 4 1.1 Doelstelling .............................................................................................................. - 4 1.2 Methode van onderzoek........................................................................................... - 4 1.3 Achtergrondvariabelen ............................................................................................. - 5 1.4 Leeswijzer ................................................................................................................ - 6 2 Inkomsten ..................................................................................................................... - 7 2.1 Totale inkomsten...................................................................................................... - 7 2.2 Inkomstenbronnen ................................................................................................... - 8 2.3 Geld van ouders..................................................................................................... - 11 3 Bijbaantjes en vakantiewerk ...................................................................................... - 14 3.1 Baantjes algemeen ................................................................................................ - 14 3.2 Type baantjes ........................................................................................................ - 15 3.3 Uren per baantje .................................................................................................... - 19 4 Uitgaven ...................................................................................................................... - 21 4.1 Totale uitgaven ...................................................................................................... - 21 4.2 Bestedingen per uitgavenpost................................................................................ - 22 4.3 Bestedingen aan alcohol, roken, kleding en mobiele telefoon naar schooltype ...... - 24 5 Omgaan met geld ....................................................................................................... - 26 5.1 Sparen .................................................................................................................. - 26 5.2 Spaarwijzen ........................................................................................................... - 26 5.3 Spaardoelen........................................................................................................... - 27 5.4 Beleggen................................................................................................................ - 28 6 Lenen en schulden ..................................................................................................... - 29 6.1 Lenen..................................................................................................................... - 29 6.2 Andere vormen van schulden................................................................................. - 31 6.3 Geld te kort ............................................................................................................ - 31 7 Conclusies .................................................................................................................. - 33 Doelstelling .................................................................................................................. - 33 Inkomsten .................................................................................................................... - 33 Baantjes....................................................................................................................... - 33 Uitgaven ...................................................................................................................... - 33 Sparen ......................................................................................................................... - 34 Lenen........................................................................................................................... - 34 -
-2-
Voorwoord Dit rapport presenteert de resultaten van een onderzoek dat tussen maart en juni 2004 is gehouden onder scholieren uit het voortgezet onderwijs. Op deze plek willen we alle scholieren die deze vragenlijst hebben ingevuld bedanken. Hiermee hebben zij ons goed geholpen bij dit onderzoek. Bij het NIBUD heeft een groot aantal mensen met plezier gewerkt aan dit onderzoek en aan de resultaten. Zo is ir. Fenneke Holthuis verantwoordelijk voor de analyses die voor dit verslag nodig waren, heeft ir. Hanke Boer geadviseerd bij het onderzoek en de rapportage, heeft drs. Marijke van Ewijk de tekst geredigeerd en is ir. Sanne Lamers verantwoordelijk voor de onderzoeksopzet en -uitvoering. Dit rapport is de achtste in de reeks van Nationaal Scholierenonderzoeken die het NIBUD heeft uitgevoerd.
-3-
1 Inleiding In dit rapport staat het bestedingsgedrag van scholieren centraal. Al sinds 1984 doet het NIBUD onderzoek onder scholieren. Juist in deze levensfase leren jongeren zelfstandig met hun geld omgaan. Vaak hebben ze een baantje of vakantiewerk en veel scholieren krijgen daarnaast ook nog geld van hun ouders. Het NIBUD vindt het belangrijk dat scholieren bewust met hun geld leren omgaan. Een voorwaarde daarvoor is de beschikbaarheid van betrouwbare informatie over het financiële gedrag van jongeren. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de doelstelling en de achtergrond van dit onderzoek. 1.1 Doelstelling Tussen maart en juni 2004 hebben ruim 5.500 scholieren van verschillende schooltypen deelgenomen aan het NIBUD Nationaal Scholierenonderzoek 2004/2005. Deze rapportage brengt het financiële gedrag in kaart van scholieren tussen de 12 en 18 jaar die het voortgezet onderwijs volgen. Het betreft de scholieren die op VMBO, HAVO of VWO zitten. Het inkomen en de uitgaven van de scholieren komen uitgebreid aan bod evenals het leen- en spaargedrag. Om een goed beeld te krijgen van het financiële gedrag van de scholieren, komen ook de verschillen naar geslacht, leeftijd en schooltype aan de orde. Het NIBUD voert al sinds 1984 frequent het Nationaal Scholierenonderzoek uit. Deze onderzoeken werden gedaan in samenwerking met diverse organisaties en financiers. In het verleden werd ook gevraagd naar tijdsbesteding, welbevinden, gezondheid en veiligheid. In voorgaande onderzoeken speelden het Sociaal Cultureel Planbureau en de Interdepartementale Commissie Jeugdonderzoek een belangrijke rol. Omdat de resultaten van het Scholierenonderzoek grote waarde hebben voor de budgetvoorlichting heeft het NIBUD in 2004 besloten om zelfstandig verder te gaan met het onderzoek. Scholen kregen voorheen altijd het verzoek mee te werken aan het onderzoek. De gegevens werden verzameld door schriftelijke enquêtes af te nemen op de deelnemende scholen. Er is dit jaar gekozen voor een nieuwe opzet. Met behulp van een enquête op internet zijn de data verzameld. Met de nieuwe opzet kan het NIBUD meer groepen jongeren bereiken. 1.2 Methode van onderzoek Het Scholierenonderzoek is uitgevoerd door middel van een digitale vragenlijst. De vragenlijst stond op www.jeugd-en-geld.nl. Een oproep voor de enquête is geplaatst op diverse internetsites die door jongeren worden bezocht, waaronder MSN. Deze aanpak leidde tot een goede spreiding van de te onderzoeken jongeren. De scholieren hebben 35 vragen ingevuld over inkomsten, uitgaven en omgaan met geld. Deze vragen zijn gelijk aan de vragen die in eerdere onderzoeken zijn gesteld. Een verschil met eerdere onderzoeken is dat de invullers deze keer geen vragen over niet-financiële zaken hoefden te beantwoorden. De meeste vragen konden worden beantwoord door het gewenste antwoord aan te klikken. Bij een aantal vragen konden leerlingen een getal invullen. Door de constructie van de vragenlijst is het mogelijk geweest zeer gedetailleerde informatie op een doeltreffende manier te achterhalen. De vragenlijst heeft enkele maanden op de site gestaan. De resultaten in dit rapport worden besproken aan de hand van de zogeheten verklarende variabelen: leeftijd, geslacht en schooltype. Na opschoning waren er ruim 5.400 correct ingevulde vragenlijsten bruikbaar voor de analyse.
-4-
1.3 Achtergrondvariabelen Zoals hierboven is vermeld, worden de resultaten in dit rapport besproken aan de hand van een aantal variabelen. Voor dit verslag is gebruikgemaakt van de antwoorden van 2.280 jongens en 3.246 meisjes. In de grafiek hieronder is een verdeling te zien naar leeftijd van de dataset (steekproef) en van de populatie. Grafiek 1.1 Percentage scholieren naar leeftijd 25 Populatie
20
Steekproef 15 10 5 0 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
Uit de grafiek is af te leiden dat de spreiding over de verschillende leeftijden in het Nationaal Scholierenonderzoek grotendeels overeenkomt met verhouding in de hele populatie. De percentages leerlingen naar schooltype worden in de grafiek hieronder weergegeven. Ook hier zijn de percentages van de dataset en van de populatie in de grafiek te zien.
-5-
Grafiek 1.2 Percentage scholieren naar schooltype 45 40 Populatie
35 30
Steekproef
25 20 15 10 5 0 onderbouw 1/2
vmbo 3/4
havo/vwo 3
havo 4/5
vwo 4/5/6
Uit deze grafiek is af te leiden dat de onderbouwers ondervertegenwoordigd zijn in de dataset. Grafiek 1.3 Percentage scholieren naar provincie 25 Populatie
20
Steekproef
15 10 5
d ol an Fl ev
Li m bu rg
ba nt dbr a
la
nd N oo r
Ze e
ho lla
nd
d la n dho l
Zu id -
t ch N oo r
U tre
nd rla de G el
rij ss el O ve
th e D re n
ie sla Fr
G ro ni ng
en
nd
0
De scholieren in Flevoland zijn oververtegenwoordigd in deze steekproef. De dataset is uiteindelijk via herweging representatief gemaakt. Daarbij is gebruikgemaakt van de meest recente onderwijsstatistieken. Er is gewogen op geslacht, leeftijd, schooltype en provincie. 1.4 Leeswijzer In de volgende hoofdstukken zijn de resultaten van het onderzoek per onderwerp beschreven. Het rapport is als volgt opgebouwd. • Hoofdstuk 2 gaat over de inkomsten van de scholieren in het voortgezet onderwijs. Aan de orde komen onder meer zakgeld, kleedgeld en inkomsten uit baantjes. • Hoofdstuk 3 behandelt de bijbaantjes en vakantiewerk. Het hoofdstuk gaat over het soort werk dat scholieren doen en het aantal uur dat zij werken. • Hoofdstuk 4 gaat over de uitgaven van scholieren: waar besteden zij hun geld aan en om welke bedragen gaat het? • Hoofdstuk 5 gaat nader in op de vraag wat scholieren zelf vinden van de manier waarop zij met geld omgaan. Het gaat om de onderwerpen sparen en beleggen. • Hoofdstuk 6 behandelt de onderwerpen lenen en schulden. In dit hoofdstuk komen de verschillende vormen van financiële achterstanden aan de orde.
-6-
2 Inkomsten ´Geld hebben´is een belangrijk onderdeel van het socialisatieproces van de huidige generatie jongeren. De Scholierenonderzoeken die vanaf 1984 zijn gehouden, hebben aangetoond dat scholieren in het voortgezet onderwijs over ruime financiële middelen beschikken. De meesten krijgen geld van hun ouders en velen verdienen daarnaast nog eens geld met karweitjes, vakantiewerk en allerlei andere vormen van arbeid. In dit hoofdstuk komen de inkomsten van de scholieren aan bod. 2.1 Totale inkomsten Het inkomen van een scholier bedraagt gemiddeld € 115 per maand. In het Nationaal Scholierenonderzoek 2001-2002 was dit gemiddeld € 113. Dit betekent een stijging van slechts 1 procent. De nominale inkomensstijging van het modale huishouden bedroeg die jaren ongeveer 2 procent. Het inkomen van de scholieren is dus minder hard gestegen dan de nominale inkomensstijging. Verschillen naar leeftijd en geslacht In de onderstaande tabel is te zien wat een scholier gemiddeld te besteden heeft. Dit bedrag is een gemiddelde voor alle jongeren, dus ook voor degenen die geen inkomsten hebben (inclusief 0). Tabel 2.1 Gemiddeld inkomen per maand naar leeftijd Leeftijd 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Totaal
Jongens € 63 72 86 138 195 221 386 124
Meisjes € 42 53 85 113 159 219 305 106
Totaal € 53 63 86 126 177 220 345 115
Met de leeftijd neemt ook het gemiddelde inkomen toe. In de tabel is te zien dat meisjes per maand gemiddeld minder te besteden hebben dan jongens. In het Nationaal Scholierenonderzoek 2001-2002 was dit beeld ook te zien. Jongens hebben gemiddeld € 124 per maand; meisjes € 106 per maand. Verschillen naar schooltype In de volgende tabel is het gemiddelde inkomen per maand naar schooltype opgenomen.
-7-
Tabel 2.2 Gemiddeld inkomen per maand naar schooltype en geslacht Jongens € 80 74 172 205 185 124
Onderbouw VMBO Onderbouw HAVO/VWO Bovenbouw VMBO Bovenbouw HAVO Bovenbouw VWO Totaal
Meisjes € 69 60 128 175 181 106
Totaal € 75 67 150 189 182 115
Onderbouw VMBO-ers hebben per maand meer te besteden dan de onderbouw HAVO/VWO-ers, respectievelijk € 75 tegen € 67. In de bovenbouw hebben HAVO-scholieren het hoogste gemiddelde inkomen per maand: HAVO-scholieren hebben € 189 te besteden per maand, VWO-scholieren € 182 en VMBO-ers hebben gemiddeld een totaalinkomen van € 150 per maand. In de onderverdeling naar onderbouw- en bovenbouwscholieren blijft het leeftijdseffect bestaan. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de schooltypen, is het gemiddelde inkomen per maand voor de eerste vier klassen berekend. VMBO-ers hebben dan gemiddeld € 122 per maand te besteden, HAVO-scholieren € 92 en VWO-scholieren € 79. Ook naar schooltype hebben jongens per maand meer te besteden dan meisjes. Het verschil tussen de geslachten is het grootst bij de oudste leerlingen aan het VMBO. De oudste VWO-ers hebben nagenoeg hetzelfde bedrag te besteden, ongeacht geslacht. 2.2 Inkomstenbronnen In de grafiek hieronder staat uit welke bronnen scholieren hun inkomsten ontvangen. Grafiek 2.1 Inkomstenbronnen als percentage van het totale budget 2%
Teg. Studiekosten
2001/2002
2004
3% 8%
Vakantiewerk
9% 52%
Baantje
53%
38% 35%
Geld van ouders
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Scholieren ontvangen hun inkomsten uit verschillende bronnen. Een deel is afkomstig van de ouders. Het geld van ouders bestaat uit zakgeld, kleedgeld en reisgeld. Het grootste deel van het budget is afkomstig van baantjes. In vergelijking met 2001-2002 zijn de verschillen tussen de verschillende bronnen niet groot.
-8-
Verschillen naar leeftijd In de volgende tabel is per leeftijdsjaar te zien welke bedragen leerlingen uit de verschillende inkomstenbronnen ontvangen. De gemiddelde bedragen gelden alleen voor scholieren die daadwerkelijk inkomsten hebben uit de betreffende bron (exclusief 0). In grafiek 2.2 is per leeftijdsjaar te zien welk percentage scholieren inkomsten uit de betreffende bron heeft. Tabel 2.3 Gemiddelde inkomsten per maand naar leeftijd (exclusief 0)
Geld van ouders Baantje Vakantiewerk (p/mnd) Tegemoetkoming Studiekosten Totaal
12 jaar € 31 104 18
13 jaar € 36 91 18
14 jaar € 45 103 23
15 jaar € 54 131 35
16 jaar € 61 156 44
17 jaar € 68 187 55
18 jaar € 77 242 60
0
0
0
0
0
0
107
53
65
88
128
179
224
350
Grafiek 2.2 Percentage scholieren met inkomsten uit verschillende bronnen (%) 120 100 80 60 40 20 0 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
Geld van ouders Baantje Vakantiewerk (p/mnd)
Naarmate scholieren ouder worden, hebben ze meer te besteden. Ze krijgen namelijk meer geld van hun ouders en verdienen meer geld met baantjes en vakantiewerk. Het percentage leerlingen dat geld krijgt van de ouders ligt bij jongere scholieren hoger dan bij oudere scholieren. Bijna alle 12-jarigen (97 procent) krijgen geld van hun ouders. Voor 18-jarigen is het 72 procent. In vergelijking met de jongere scholieren hebben oudere scholieren vaker inkomsten uit een baantje en uit vakantiewerk.
Verschillen naar geslacht De volgende tabel geeft weer hoe de inkomsten zijn verdeeld over de verschillende inkomstenbronnen. Hier is het gemiddelde maandbedrag te zien naar jongens en meisjes, voor scholieren die ook daadwerkelijk inkomsten uit deze bron ontvangen.
-9-
Tabel 2.4 Gemiddelde inkomsten per maand naar geslacht (exclusief 0) Euro´s ( €) Meisjes 51
Percentages (%) Jongens Meisjes 91 93
Jongens Totaal Geld van 45 48 ouders Baantje 154 116 136 46 42 Vakantiewerk* 40 33 37 26 24 Tegem. 104 111 107 2 2 Studiekosten Totaal 126 108 117 98 97 * inkomsten uit vakantiewerk zijn omgerekend naar een maandelijks gemiddelde
Totaal 92 44 25 2 98
Uit de tabel blijkt dat gemiddeld iets meer meisjes dan jongens geld krijgen van hun ouders, namelijk 93 procent ten opzichte van 91 procent. Ook krijgen meisjes gemiddeld meer geld van hun ouders dan jongens, namelijk € 51 tegen € 45. In vergelijking met meisjes hebben jongens echter meer inkomsten uit baantjes en vakantiewerk en hebben relatief meer jongens een baantje en vakantiewerk. Verschillen naar schooltype In de volgende tabel staan de diverse inkomstenbronnen uitgesplitst naar schooltype. De bedragen zijn gemiddelden van de scholieren die daadwerkelijk inkomsten hebben uit de betreffende bron. Tabel 2.5 Gemiddelde inkomsten per maand naar schooltype (exclusief 0)
Geld van ouders Baantje Vakantiewerk (p/mnd) Tegem. Schoolkosten Totaal
VMBO Onderbouw
HAVO VWO Onderbouw
VMBO Bovenbouw
HAVO Bovenbouw
VWO Bovenbouw
€ 41
€ 38
€ 55
€ 64
€ 63
105 22
96 21
154 43
157 44
160 46
0
0
0
104
104
79
69
154
192
184
- 10 -
Tabel 2.6 Percentage scholieren met inkomsten naar schooltype
Geld van ouders Baantje Vakantiewerk (p/mnd) Tegem. Schoolkosten Totaal
VMBO Onderbouw
HAVO VWO Onderbouw
VMBO Bovenbouw
HAVO Bovenbouw
VWO Bovenbouw
% 92
% 96
% 85
% 90
% 92
32 13
28 13
59 30
69 41
60 46
0
0
0
5
9
96
98
98
99
99
Onderbouw In tabel 2.5 is te zien dat van de onderbouwscholieren VMBO-ers gemiddeld het meeste geld krijgen van hun ouders. Terwijl relatief meer leerlingen op het HAVO/VWO geld van hun ouders krijgen (zie tabel 2.6). Van het totale aantal scholieren dat een inkomen heeft, hebben VMBO-ers € 79 te besteden per maand en HAVO/VWO-scholieren € 69 per maand. Bovenbouw Onder de bovenbouwers die een inkomen hebben, hebben HAVO-scholieren gemiddeld het hoogste inkomen per maand, namelijk € 192. Het percentage scholieren dat een baantje heeft, is onder HAVO-scholieren het hoogst in vergelijking met VWO- en VMBO-scholieren. De inkomsten uit een baantje dragen ook het meeste bij aan de totale inkomsten, vandaar dat HAVO-scholieren het meest te besteden hebben per maand. In vergelijking met VMBOers en HAVO-ers hebben meer VWO-scholieren een vakantiebaantje. 2.3 Geld van ouders Van alle scholieren krijgt 92 procent geld van de ouders. Aan de scholieren is gevraagd op welke manier ze dat geld krijgen van hun ouders. Daarop zijn de volgende antwoorden gegeven: • 57 procent krijgt een vast bedrag per maand • 31 procent krijgt een vast bedrag per week • 5 procent krijgt geld op onregelmatige tijden • 5 procent krijgt geld wanneer de scholier er om vraagt • 2 procent krijgt geld wanneer de scholier het zelf nodig vindt In het vorige onderzoek kregen de meeste leerlingen een vast bedrag per week, terwijl in dit onderzoek de meeste een bedrag per maand krijgen. In grafiek 2.3 worden de percentages naar leeftijd weergegeven.
- 11 -
Grafiek 2.3 Hoe krijg ik geld van mijn ouders naar leeftijd (%) 80 70 60 50 40 30 20
vast bedrag per week
10
vast bedrag per maand
0 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
Uit deze grafiek blijkt dat scholieren vaker geld per maand krijgen dan per week. Naarmate scholieren ouder worden, krijgen ze vaker geld per maand dan per week. In de vragenlijst is het geld van ouders opgesplitst naar zakgeld en naar geld met specifieke bestedingsdoelen, kleedgeld en reisgeld. In tabel 2.7 is per leeftijdjaar te zien hoeveel zakgeld en kleedgeld scholieren gemiddeld krijgen. Deze bedragen zijn exclusief de scholieren die geen zak- en/of kleedgeld krijgen. Het reisgeld is in de tabel buiten beschouwing gelaten. Als scholieren reisgeld krijgen, is dat gemiddeld rond de € 20 per maand. Tabel 2.7 Geld van ouders naar leeftijd per maand (exclusief 0)
Zakgeld Kleedgeld Totaal
12 jaar € 18 45 31
13 jaar € 21 50 36
14 jaar € 24 55 45
15 jaar € 27 58 54
16 jaar € 29 62 61
17 jaar € 32 60 68
18 jaar € 40 63 77
Grafiek 2.4 Percentage scholieren dat zakgeld en/of kleedgeld krijgt 100 90 80 70 60 50 40 30 20
Zakgeld
10
Kleedgeld
0 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
Het gemiddelde zakgeldbedrag neemt toe met de leeftijd. Het aandeel scholieren dat zakgeld krijgt, neemt na het twaalfde jaar af. Bijna alle 12-jarigen (95 procent) krijgen zakgeld, tegen 64 procent van de 18-jarigen.
- 12 -
Het gemiddelde kleedgeldbedrag, neemt ook toe met de leeftijd, uitgezonderd bij 17-jarigen. Het kleedgeldbedrag dat de scholieren krijgen, is toegenomen ten opzichte van het vorige scholierenonderzoek, namelijk € 57 tegen € 49. Tabel 2.8 Geld van ouders naar geslacht per maand (exclusief 0) Jongens € 26 57
Zakgeld Kleedgeld
Meisjes € 24 57
Totaal € 25 57
Jongens % 88 24
Meisjes % 89 43
Totaal % 88 34
Onder de scholieren die zakgeld krijgen, krijgen jongens iets meer zakgeld dan meisjes, al is dit verschil minder groot dan in eerdere onderzoeken. Meer meisjes dan jongens krijgen kleedgeld namelijk, 43 procent tegen 24 procent. Dit verschil tussen jongens en meisjes is de afgelopen jaren groter geworden. Grafiek 2.5 Percentage scholieren met kleedgeld naar geslacht 50 45 40 35 30 25 20 15 10
jongens
5
meisjes
0 1996
1999
2002
2004
Uit de grafiek komt naar voren dat door de jaren heen meer meisjes dan jongens kleedgeld hebben. Het percentage jongens dat kleedgeld heeft, ligt van 1996 tot 2004 tussen de 21 en 27 procent. Bij meisjes liggen de percentages tussen de 30 en 43 procent. Onderbouw Van de onderbouwscholieren krijgen de VMBO-ers gemiddeld meer zakgeld en gemiddeld meer kleedgeld dan de HAVO/VWO-ers, namelijk € 23 en € 53 tegen € 21 en € 49. Wel is het aandeel scholieren op HAVO/VWO dat zak- of kleedgeld krijgt, groter dan op het VMBO, namelijk, 93 en 28 procent tegen 90 en 24 procent. Bovenbouw De zakgeldbedragen van de bovenbouwers liggen gemiddeld rond € 30. De kleedgeldbedragen liggen rond de € 60. Meer VWO-bovenbouwers krijgen zak- en kleedgeld dan HAVO- en VMBO-bovenbouwers, namelijk 86 en 52 procent tegen 84 en 48 procent, respectievelijk 81 en 33 procent. Opvallend is het aandeel VMBO-bovenbouwscholieren dat geen zakgeld krijgt in verhouding tot de scholieren van de andere schooltypen.
- 13 -
3 Bijbaantjes en vakantiewerk Veel scholieren hebben een baantje of werken tijdens de vakantie. In het Scholierenonderzoek is gevraagd naar de bijbaantjes tijdens de schoolweken en naar baantjes tijdens de vakantieweken. Bijna de helft van alle scholieren (44 procent) heeft een baantje tijdens de schooltijd. Minder scholieren, te weten bijna een kwart (24 procent) heeft een vakantiebaantje. Scholieren doen allerlei soorten werk, variërend van betaalde klusjes zoals babysitten en autowassen, tot werk dat officieel in loondienst wordt gedaan zoals werken in de supermarkt of in de horeca. De eerste groep zijn de wat meer informele baantjes terwijl je bij de tweede groep spreekt over formeel werk, waar vaak een contract aan ten grondslag ligt. 3.1 Baantjes algemeen In de volgende grafieken en tabellen gaan we in op de verschillen naar leeftijd, geslacht en schooltype. Het gaat hierbij om alle scholieren, dus ook de scholieren die geen baantje hebben. Grafiek 3.1 Percentage scholieren met een baantje naar leeftijd Grafiek 3.1
Percentage scholieren met een baantje naar leeftijd
80 70 60 50 40 30 20 10 0
12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
Bijbaantje Vakantiebaantje
De eerste vier jaar neemt het percentage scholieren dat een baantje heeft tijdens schooltijd met behoorlijke stappen toe. Bijna 20 procent van de 12-jarigen heeft een baantje tijdens de schoolweken. Daarnaast heeft 8 procent een vakantiebaantje. Bij de 18-jarige scholieren liggen de percentages veel hoger. Bijna driekwart heeft een baantje en daarnaast heeft meer dan de helft een vakantiebaantje. Tabel 3.1 Percentage scholieren met baantje naar geslacht Jongen
Meisje
Totaal
%
%
%
Bijbaantje
46
42
44
Vakantiewerk
26
24
25
Zoals al in hoofdstuk 2 te zien was, is het aandeel meisjes dat een bijbaantje of een vakantiebaantje heeft wat kleiner dan het aandeel jongens.
- 14 -
Tabel 3.2 Percentage scholieren met baantje naar schooltype VMBO onderbouw
HAVO/VWO onderbouw
VMBO bovenbouw
HAVO bovenbouw
VWO bovenbouw
% 32 13
% 28 13
% 59 30
% 69 41
% 60 46
Bijbaantje Vakantiewerk
Onder de onderbouwscholieren is de populariteit van een bijbaantje het grootst bij de VMBOers. Bij vakantiewerk is er echter geen verschil te zien tussen de schooltypen. Van de bovenbouwers is aandeel HAVO-ers met een bijbaantje verreweg het grootst, maar vakantiebaantjes zijn weer het populairst onder de VWO-ers. 3.2 Type baantjes In de vragenlijst konden de scholieren aangeven welk baantje of welke baantjes ze hebben. Tabel 3.3 laat zien welke baantjes de scholieren op het voortgezet onderwijs hebben. Er is een onderscheid gemaakt naar geslacht. Tabel 3.3 Percentage baantjes tijdens normale schoolweken naar geslacht Jongen
Meisje
Totaal
%
%
%
Winkel of supermarkt
11
10
11
Krantenwijk/folders verspreiden
17
8
13
Babysitten/oppassen
4
16
10
Horeca
6
7
7
Bij boer of tuinder
5
2
4
Schoonmaken
1
3
2
In bedrijf ouders
2
2
2
Auto´s wassen
3
1
2
Huishoudelijk werk/boodschappen doen
2
3
2
Bijzondere klusjes, karweitjes thuis
2
2
2
Productiebedrijf/fabriek
1
<1
<1
Transportbedrijf
2
<1
<1
Bouw
<1
<1
<1
Ziekenhuis, bejaardentehuis
<1
<1
<1
Kantoor
<1
<1
<1
3
3
3
Ander baantje
De meest voorkomende baantjes die scholieren tijdens normale schoolweken hebben, zijn: • kranten of folders rondbrengen. • werken in een winkel • babysitten Meisjes en jongens hebben verschillende soorten baantjes. Bij meisjes is babysitten de meest voorkomende baan; bij jongens is dat de krantenwijk. Daarnaast zijn werken in de horeca, schoonmaken en huishoudelijke werk duidelijk populairder bij meisjes dan bij jongens. Jongens hebben ten opzichte van meisjes een voorkeur voor werken bij een boer en auto´s wassen.
- 15 -
De volgende tabel bevat de populariteit van de vakantiebaantjes naar geslacht. Het gaat om het vakantiewerk dat is gedaan in zomer van 2003 of eventueel in de voorjaarsvakantie van 2004. De mogelijkheid om de vragenlijst in te vullen liep namelijk tot juni 2004. Tabel 3.4 Percentage baantjes tijdens vakantieweken naar geslacht Jongen
Meisje
Totaal
%
%
%
Winkel of supermarkt
5
7
6
Krantenwijk/folders verspreiden
6
4
5
Babysitten/oppassen
1
5
3
Horeca
3
5
4
Bij boer of tuinder
10
6
8
Schoonmaken
1
2
2
In bedrijf ouders
2
2
2
Auto´s wassen
1
<1
<1
Huishoudelijk werk/boodschappen doen
<1
1
<1
Bijzondere klusjes, karweitjes thuis
<1
1
<1
Productiebedrijf/fabriek
2
<1
1
Transportbedrijf
<1
<1
<1
Bouw
<1
<1
<1
Ziekenhuis, bejaardentehuis
<1
2
1
Kantoor
<1
<1
<1
4
3
3
Ander baantje
Bij het vakantiewerk scoort werken bij een boer of tuinder dit jaar verreweg het hoogst, terwijl dat in het vorige onderzoek werken in de winkel was. Als derde wordt de krantenwijk genoemd, gevolgd door werken in de horeca en babysitten. Tussen de geslachten is er een duidelijk verschil te zien. Het populairste vakantiebaantje voor de jongens is werken op een agrarisch bedrijf. Onder meisjes is werken in een winkel tijdens de vakantieweken het populairst. Verschillen naar leeftijd In tabel 3.5 wordt onderscheid gemaakt naar leeftijdscategorieën. De eerste tabel gaat om het werk tijdens de schoolweken en de tweede over het vakantiewerk.
- 16 -
Tabel 3.5 Percentage baantjes tijdens schoolweken naar leeftijdscategorie
Winkel of supermarkt Krantenwijk/folders verspreiden
12 t/m 14 jaar %
15 t/m 16 jaar %
17 t/m 18 jaar %
3
17
30
13
13
6
Babysitten/oppassen
8
12
12
Horeca
2
10
18
Bij boer of tuinder
3
5
3
Schoonmaken
2
3
4
In bedrijf ouders
1
2
1
Auto´s wassen
3
1
2
Huishoudelijk werk/boodschappen doen
2
3
2
Bijzondere klusjes, karweitjes thuis
2
2
2
Productiebedrijf/fabriek
<1
1
2
Transportbedrijf
<1
<1
<1
Bouw
<1
<1
<1
Ziekenhuis, bejaardentehuis
<1
<1
<1
Kantoor
<1
<1
2
2
4
8
Ander baantje
Naarmate de leeftijd toeneemt, hebben scholieren vaker werk dat we als formeel kunnen beschouwen (bijvoorbeeld winkels, horeca). In de jongste leeftijdsgroep vinden we vooral 'klusjes'-achtige baantjes, zoals auto’s wassen, kranten/folders bezorgen en oppassen. Ook werken bij een boer is onder de jongere scholieren populairder dan bij de ouderen. De top 3 naar leeftijdscategorie wordt hieronder weergegeven:
1. 2. 3.
12 t/m 14 jaar Kranten bezorgen Babysitten Auto´s wassen
15 t/m 16 jaar Werken in een winkel Kranten bezorgen Babysitten
17 t/m 18 jaar Werken in een winkel Horeca Babysitten
Bij scholieren in de leeftijdscategorie 12 tot en met 14 jaar is kranten bezorgen het meest populaire baantje tijdens de schoolweken. Bij de andere leeftijdscategorieën is werken in een winkel het favoriete baantje. Babysitten komt in elke top 3 voor.
- 17 -
Tabel 3.6 Percentage baantjes tijdens vakantieweken naar leeftijdscategorie 12 t/m 14 jaar %
15 t/m 16 jaar %
17 t/m 18 jaar %
Winkel of supermarkt
1
10
19
Krantenwijk/folders verspreiden
5
6
3
Babysitten/oppassen
3
4
3
Horeca
1
6
14
Bij boer of tuinder
6
11
7
Schoonmaken
1
2
4
In bedrijf ouders
1
2
2
Auto´s wassen
<1
<1
<1
Huishoudelijk werk/boodschappen doen
<1
<1
<1
Bijzondere klusjes, karweitjes thuis
<1
<1
1
Productiebedrijf/fabriek
<1
2
4
Transportbedrijf
<1
<1
<1
Bouw
<1
<1
<1
Ziekenhuis, bejaardentehuis
<1
2
3
Kantoor
<1
1
2
2
4
6
Ander baantje
In de vakantie is werken bij de boer populair. Dat is het geval bij de jongere scholieren, maar ook bij de middencategorie is werken bij de boer het meest gekozen vakantiebaantje. Babysitten wordt tijdens de vakantie bijna niet gedaan in vergelijking met de baantjes tijdens de schoolweken. Andere baantjes, zoals werken in winkel, in de horeca en in de fabriek, zijn bij deze groep meer in trek. Waarschijnlijk speelt mee dat ook de baby´s op vakantie zijn. De top 3 van vakantiebaantjes naar leeftijdscategorie wordt hieronder weergegeven:
1. 2. 3.
12 t/m 14 jaar Boer/tuinder Kranten bezorgen Babysitten
15 t/m 16 jaar Agrarische sector Werken in een winkel Horeca
17 t/m 18 jaar Werken in een winkel Horeca Boer/tuinder
De agrarische sector is bij scholieren in de leeftijd van 12 tot en met 16 jaar het meest populaire baantje in de vakanties. Bij de 17- en 18-jarigen is dat werken in een winkel. Verschil naar schooltype Het verschil naar schooltype wordt grotendeels verklaard door de leeftijd. De krantenwijk en het babysitten komen vaker voor onder de onderbouwscholieren en werken in een winkel en in de horeca wordt vaker gedaan door scholieren in de bovenbouw. Toch is er een verschil te zien bij de bovenbouw tussen HAVO- en VWO-scholieren. Bijna een op de vijf VWOscholieren werkt in een winkel, tegenover 27 procent van de HAVO-scholieren. In de bovenbouw passen ook meer VWO-scholieren op in vergelijking met HAVO-ers en VMBOers. Zo'n 15 procent van de VWO-scholieren heeft een oppasbaantje tegen 13 procent van de HAVO-scholieren en 8 procent van de VMBO-ers. Wat betreft het vakantiebaantje is werken bij de boer of tuinder het meest in trek onder de onderbouwscholieren. Onder de bovenbouwscholieren is werken in een winkel het meest populair. Deze verschillen worden grotendeels verklaard door de leeftijd.
- 18 -
Trends In tabel 3.7 staan de percentages van de scholieren met een bijbaantje vanaf 1994. Ten opzichte van het vorige onderzoek zijn de verschillen klein. Tabel 3.7 Scholieren met bijbaantje door de jaren heen
12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar
1994
1996
1999
2001-2002
2004
% 18 23 33 46 52 54 58
% 13 23 33 42 57 55 58
% 22 32 46 57 66 68 76
% 16 29 34 52 64 72 79
% 17 29 38 52 66 73 73
3.3 Uren per baantje In de vragenlijst werd naast het type baantje ook gevraagd naar het aantal uren dat men aan het baantje besteedt. Met deze gegevens is berekend hoeveel uren een scholier totaal per week werkt tijdens schoolweken en vakantieweken. Dit is alleen berekend voor de scholieren die een baantje hebben. Tabel 3.8 Aantal uren voor baantjes tijdens schoolweken per week 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar
4,7 uur 4,3 uur 5,0 uur 7,5 uur 8,8 uur 9,6 uur 9,4 uur
Jongens Meisjes
7,1 uur 7,1 uur
VMBO onderbouw HAVO/VWO onderbouw VMBO bovenbouw HAVO bovenbouw VWO bovenbouw
5,2 uur 4,7 uur 8,4 uur 8,7 uur 8,2 uur
Totaal
7,1 uur
Naarmate scholieren ouder worden, neemt het aantal gewerkte uren toe. De grootste sprong is te zien van 14 naar 15 jaar. Opvallend is dat meisjes in dit onderzoek gemiddeld ongeveer evenveel uren werken als jongens. In het vorige onderzoek werkten ze gemiddeld één uur per week minder. Het totale, gemiddelde aantal uren is nu 7,1 uur per week. Dat was de vorige keer 9,0 uur. Vooral de jongere scholieren werken minder uren per week vergeleken met het vorige scholierenonderzoek.
- 19 -
Tabel 3.9 Aantal uren voor baantjes tijdens vakantieweken per gewerkte week 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar
* 14,4 uur 16,7 uur 21,4 uur 24,7 uur 26,8 uur 28,2 uur
Jongens Meisjes
21,2 uur 21,0 uur
VMBO onderbouw HAVO/VWO onderbouw VMBO bovenbouw HAVO bovenbouw VWO bovenbouw
14,4 uur 22,3 uur 16,2 uur 25,2 uur 26,0 uur
Totaal
21,3 uur
* te klein aantal waarnemingen Ook tijdens de vakantieweken neemt het aantal gewerkte uren toe met de leeftijd en ook hier is een sprongetje te zien na het 14de jaar. Jongens werken iets meer dan meisjes. Bij zowel onderbouw als bovenbouw hebben de VMBO-scholieren de minste tijd besteed aan werken in de vakantie. Het gemiddelde aantal gewerkte uren tijdens de vakantieweken is gedaald ten opzichte van 2001-2002 namelijk, 21,3 tegen 25 uur.
- 20 -
4 Uitgaven In het scholierenonderzoek is de scholieren gevraagd naar hun bestedingen. Per uitgavenpost hebben de jongeren aangegeven hoeveel ze gemiddeld uitgeven per maand of per week. De gemiddelde uitgaven blijken sterk te variëren naar leeftijd, geslacht en schooltype. 4.1 Totale uitgaven Gemiddeld besteedt een scholier zo´n € 126 per maand. Omgerekend naar alle scholieren in Nederland (ruim 760.000) besteedt deze groep maandelijks 95,7 miljoen euro. Op jaarbasis besteden alle scholieren samen ruim 1,1 miljard euro. Verschillen naar geslacht en leeftijd Met de leeftijd stijgen zowel de inkomens als logischerwijs ook de uitgaven. Gemiddeld geeft een 17-jarige bijna twee keer zoveel uit als een 14-jarige. In tabel 4.1 staan de gemiddelden naar leeftijd en geslacht. Tabel 4.1 Gemiddelde uitgaven per maand naar leeftijd en geslacht 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Totaal
Jongens € 73 81 102 139 190 212 307 129
Meisjes € 67 82 101 127 167 193 210 120
Totaal € 70 81 101 133 178 203 256 126
Zoals we hierboven zien, geven jongens in zijn totaliteit en bij bijna alle leeftijden meer uit dan meisjes. Alleen de 13-jarige meisjes laten gemiddeld iets meer geld rollen dan hun mannelijke leeftijdgenoten. Verschillen naar schooltype In de volgende tabel staan de totale uitgaven van de scholieren uitgesplitst naar schooltype. Tabel 4.2 Gemiddelde uitgaven per maand naar schooltype
Onderbouw VMBO Onderbouw HAVO/VWO Bovenbouw VMBO Bovenbouw HAVO Bovenbouw VWO Totaal
Gemiddeld € 99 82 166 181 158 126
Zoals ook uit eerdere onderzoeken bleek, geven in de bovenbouw HAVO-scholieren meer uit dan de scholieren op het VWO. En de onderbouwscholieren besteden uiteraard minder dan bovenbouwleerlingen. Hier is het leeftijdseffect de belangrijkste oorzaak.
- 21 -
Om het leeftijdseffect te vermijden, is gekeken naar alle scholieren in de eerste vier schooljaren. Daar komt uit dat de VMBO-scholieren gemiddeld het meeste uitgeven, namelijk € 143. HAVO-ers geven per maand € 110 uit en VWO-ers € 86. 4.2 Bestedingen per uitgavenpost In de volgende tabel staan de gemiddelde bedragen die scholieren per maand uitgeven aan een bepaalde uitgavenpost. De tabel bevat de bedragen inclusief de nullen. Dat wil zeggen dat alle scholieren zijn meegenomen, ook degenen die geen uitgaven hebben aan een bepaalde uitgavenpost. In de laatste kolommen is te zien welk aandeel van de totale uitgaven aan die post wordt besteed (budgetaandeel). Tabel 4.3 Gemiddelde uitgaven per maand naar geslacht
Snoep Fris Alcohol Roken Kleding en schoenen Cosmetica e.d. Cd´s Video´s Hobby´s Cadeaus Brommer Computer Tijdschriften Contributies Telefoon Schoolartikelen Drugs Reiskosten Gokken Verzekeringen Goede doelen Uitgaan (geen consumpties) Overig Totaal
Jongen 18 10 20 5 22 3 3 2 6 4 3 6 1 1 8 <1 1 1 <1 <1 <1 9
Bedrag (€) Meisje 14 5 13 4 34 7 3 2 3 6 <1 <1 2 <1 10 <1 <1 3 <1 <1 <1 8
Totaal 16 7 17 5 26 5 3 2 4 5 2 3 1 1 9 <1 <1 2 <1 <1 <1 8
2 129
2 120
2 126
Budgetaandeel Jongen Meisje 14,3 11,7 7,6 4,1 15,6 10,8 3,7 3,6 17,4 28,6 2,1 5,7 2,5 2,1 1,8 1,3 4,3 2,8 3,2 5,4 2,2 0,7 4,9 0,3 0,9 1,6 0,9 0,8 6,0 7,9 0,4 0,7 0,9 0,5 1,1 2,2 0,3 0,1 0,7 0,4 0,3 0,6 6,7 6,8 1,8
1,3
Gemiddeld wordt het meeste geld uitgegeven aan kleding en schoenen: zo´n € 26 per maand. In dit bedrag zijn ook de gegevens verwerkt van scholieren die geen uitgaven aan kleding en schoenen hebben. Vervolgens wordt er het meest uitgegeven aan alcohol en snoep. Daarop volgen de gemiddelde uitgaven aan de mobiele telefoon. Budgetaandeel Jongens geven in verhouding meer uit aan consumptieve bestedingen zoals snoep, fris, roken en alcohol en aan de wat meer technische posten: de brommer en de computer. Meisjes geven juist meer uit aan kleding en cosmetica. Daarnaast besteden ze relatief meer aan de wat meer sociale groep uitgavenposten zoals cadeaus, de telefoon en goede doelen. - 22 -
Overigens steken bij de meisjes de uitgaven aan kleding met kop en schouders boven alle andere posten uit. Verschillen naar geslacht Tabel 4.4 laat de gemiddelde uitgaven per uitgavenpost naar geslacht zien. De scholieren die geen uitgaven hebben aan bepaalde uitgavenposten worden buiten beschouwing gelaten. Tabel 4.4 Gemiddelde uitgaven per maand naar geslacht (exclusief 0)
Snoep Fris Alcohol Roken Kleding en schoenen Cosmetica e.d. Cd´s Video´s Hobby´s Cadeaus Brommer Computer Tijdschriften Contributies Telefoon Schoolartikelen Drugs Reiskosten Gokken Verzekeringen Goede doelen Uitgaan (geen consumpties) Overig
Jongen 22 17 55 54 53
Bedrag (€) Meisje 17 13 42 46 49
Totaal 20 15 49 50 51
Percentage (%) Jongen Meisje Totaal 84 83 83 58 37 47 38 31 34 9 9 9 43 70 56
13 14 10 16 10 33 22 7 15 15 7 26 16 11 22 7 18
11 12 8 14 10 22 12 5 12 15 7 21 15 8 24 6 14
11 13 9 15 10 30 21 6 14 15 7 24 15 10 23 6 15
19 25 25 38 43 9 30 16 8 54 9 5 9 4 4 7 51
63 23 22 25 69 4 4 36 7 63 15 3 18 2 2 12 63
57 24 23 31 56 6 17 26 8 58 12 4 15 3 3 10 57
28
21
25
9
9
9
Aan alle posten, behalve verzekeringen, geven jongens meer of net zoveel uit als meisjes. Het gaat hier om de bedragen van de scholieren die daadwerkelijk geld uitgeven aan deze post, dus exclusief nullen. Uit de tabel is ook af te leiden dat er nogal wat posten zijn waaraan beduidend meer jongens geld besteden dan meisjes. Zo zijn de volgende uitgaven bij jongens duidelijk populairder: fris, alcohol, hobby´s, de brommer en computers. Meer meisjes dan jongens kiezen voor kleding/schoenen, cosmetica, cadeaus, tijdschriften, telefoon, schoolartikelen en uitgaan. Verschillen naar leeftijd Met de leeftijd verandert het uitgavenpatroon van scholieren. Alleen de uitgaven aan cosmetica, cd´s, video´s, cadeaus, computer, tijdschriften, schoolartikelen, verzekeringen en goede doelen blijven ongeveer gelijk. De rest van de uitgaven neemt toe naarmate de scholier ouder wordt.
- 23 -
Tabel 4.5 Gemiddelde uitgaven per maand naar leeftijdscategorie (exclusief 0)
Snoep Fris Alcohol Roken Kleding en schoenen Cosmetica e.d. Cd´s Video´s Hobby´s Cadeaus Brommer Computer Tijdschriften Contributies Telefoon Schoolartikelen Drugs Reiskosten Gokken Verzekeringen Goede doelen Uitgaan (geen consumpties) Overig
12 t/m 14 17 14 36 40 45 11 12 9 13 9 * 20 6 12 13 6 * 14 9 * 6 12
Bedrag (€) 15 t/m 16 21 16 51 51 54 12 13 8 16 10 31 22 6 14 16 8 21 16 9 22 6 17
17 t/m 18 26 19 60 59 57 12 13 9 18 11 29 22 7 18 20 8 26 16 12 23 7 21
17
30
52
Percentage (%) 12 t/m 14 15 t/m 16 17 t/m 18 83 84 85 44 50 56 15 51 68 4 14 20 45 66 80 47 65 77 27 20 22 21 24 34 29 31 35 51 58 71 2 11 15 19 15 12 29 22 26 7 8 12 51 64 76 13 10 14 1 6 8 7 17 33 3 3 4 0,4 4 12 11 7 13 47 65 77 15
11
14
* minder dan 50 waarnemingen Het bedrag dat een leerling uitgeeft aan een uitgavenpost neemt met de leeftijd vooral toe bij alcohol, roken en kleding. Bij de telefoon en uitgaan is de toename wat minder groot. Als je kijkt naar het percentage scholieren dat daadwerkelijk aan een bepaalde uitgavenposten uitgeeft, is de grootste toename met de leeftijd te zien bij alcohol, kleding, cosmetica en de telefoon. De toename is iets kleiner bij roken en uitgaan. 4.3 Bestedingen aan alcohol, roken, kleding en mobiele telefoon naar schooltype Verschil naar schooltype In de volgende tabel staan de bedragen die scholieren van de verschillende schooltypes uitgeven aan alcohol, roken, kleding en de mobiele telefoon. Het gaat om gemiddelde bedragen van alleen de leerlingen die aan die post ook daadwerkelijk geld uitgeven. Tabel 4.6 Uitgaven per maand naar schooltype (exclusief 0)
Alcohol Roken Kleding Telefoon
VMBO onderbouw € % 38 14 53 6 49 42 17 50
HAVO/VWO onderbouw € % 35 15 43 3 43 47 11 51
VMBO bovenbouw € % 58 48 53 19 57 61 18 62
HAVO bovenbouw € % 53 63 53 14 56 74 18 71
VWO bovenbouw € % 48 63 46 9 53 77 14 72
Het grootste verschil tussen de schooltypes is te zien bij de uitgaven aan roken. Relatief meer VMBO-ers dan scholieren van de HAVO en het VWO geven geld uit aan roken. Bij de - 24 -
uitgaven aan kleding is het net andersom. Maar als VMBO-ers geld uitgeven aan kleding, geven ze er gemiddeld per maand wel meer aan uit. Het zijn juist de bovenbouwscholieren op HAVO en VWO die geld uitgeven aan alcohol. Dit kan grotendeels worden verklaard door de leeftijd.
- 25 -
5 Omgaan met geld Een deel van het NIBUD Scholierenonderzoek gaat over het gedrag van scholieren met betrekking tot geld. Dit hoofdstuk behandelt achtereenvolgens sparen en beleggen. De resultaten over lenen en schulden zijn in het volgende hoofdstuk te vinden. 5.1 Sparen Van alle scholieren zegt 77 procent zelf te sparen. Het gaat hier om sparen op een bankrekening waar je zelf aan mag komen, maar ook op een bankrekening waar je niet zelf aan mag komen en/of thuis sparen in een spaarpot. Er zijn ongeveer evenveel meisjes als jongens die sparen en ook naar leeftijd is er weinig verschil. Er is wel verschil per schooltype. Op het VWO zijn er meer scholieren die sparen dan op de HAVO en het VMBO. Tabel 5.1 Percentage scholieren dat spaart, naar schooltype
Ik spaar zelf Anderen sparen Ik spaar niet en anderen ook niet
VMBO onderbouw (%) 73 28 11
HAVO/VWO onderbouw (%) 79 38 8
VMBO bovenbouw (%) 76 34 11
HAVO bovenbouw (%) 76 42 9
VWO bovenbouw (%) 83 49 6
5.2 Spaarwijzen Sparen kan op verschillende manieren. In het onderzoek is aan de jongeren gevraagd op welke manieren ze sparen. Het was mogelijk om meerdere antwoorden te geven. In de volgende tabel worden de verschillende mogelijkheden gepresenteerd. Tabel 5.2 Spaarwijzen Manier van sparen
%
Thuis sparen Sparen op een bank- of girorekening; kan zelf over saldo beschikken Sparen op een bank- of girorekening; kan niet over saldo beschikken Ouders sparen voor scholier Anderen (bijvoorbeeld grootouders) sparen voor scholier Scholier spaart niet zelf en anderen sparen ook niet Beleggen in aandelen (fondsen)
26 57 22 35 7 9 4
Thuis sparen Thuis sparen wordt door een kwart van de scholieren gedaan. Meer jongere scholieren dan oudere scholieren sparen thuis. Bijna eenderde van de 13-jarigen heeft een gevulde spaarpot thuis tegen 17 procent van de 17-jarigen. Sparen op een bank- of girorekening Meer dan de helft van de scholieren spaart op een bank- of girorekening waar ze zelf aan mogen komen. Er is een verschil naar geslacht. Ongeveer 60 procent van de jongens spaart op een bankrekening waar ze zelf aan het geld mogen komen tegenover de helft van de meisjes. Meer meisjes dan jongens sparen op een giro- of bankrekening waarbij ze niet zelf over hun geld mogen beslissen, namelijk 24 procent tegen 20 procent. Voor bovenbouwscholieren geldt dat meer HAVO- en VWO-scholieren sparen op een bank- of girorekening waar ze zelf aan mogen komen dan VMBO-ers.
- 26 -
Ouders sparen voor kind Ruim 1 op de 3 ouders van scholieren spaart voor de kinderen. Opmerkelijk is dat meer ouders voor dochters sparen dan voor zonen. Ongeveer 40 procent van de meisjes geeft aan dat de ouders voor hen sparen tegen 30 procent van de jongens. Er is ook een verschil naar schooltype. Ouders van kinderen die op het VWO bovenbouw zitten, sparen vaker voor hun kinderen dan de ouders waarvan de kinderen op het VMBO bovenbouw zitten. Ik spaar niet en er wordt ook niet gespaard Ongeveer 9 procent van de scholieren geeft aan zelf geen geld te sparen terwijl er ook niet wordt gespaard voor hen. Er is een verschil naar schooltype. In de bovenbouw geven VMBO-scholieren vaker te kennen dat ze helemaal niet sparen dan VWO-scholieren, namelijk 10 procent tegen 6 procent. Uit het Nationaal Scholierenonderzoek 2001-2002 bleek dat 5 procent van de scholieren helemaal niet spaart. Gemiddeld sparen scholieren € 27 per maand. In de volgende tabel staan de gemiddelde spaarbedragen per maand van alle scholieren (inclusief de nullen) naar schooltype. Tabel 5.3 Gemiddeld spaarbedrag per maand Onderbouw VMBO Onderbouw HAVO/VWO Bovenbouw VMBO Bovenbouw HAVO Bovenbouw VWO Totaal
Bedrag (€) 20 21 35 35 34 27
Wanneer scholieren zelf sparen, zetten ze gemiddeld € 34 per maand opzij. De jongeren die zelf niet sparen, zijn in dat geval niet meegenomen. Jongens die sparen, sparen gemiddeld € 39 per maand. De meisjes zetten per maand € 27 opzij. De spaarbedragen variëren ook per leeftijd. Een 12-jarige spaart gemiddeld € 19 per maand en een 18-jarige € 60 per maand. Het spaarbedrag dat jongeren in de onderbouw gemiddeld per maand sparen, ligt rond de € 24. In de bovenbouw ligt het spaarbedrag rond de € 35. In vergelijking met 2001-2002 sparen de scholieren per maand minder. Toen spaarden ze gemiddeld per maand € 38 ten opzichte van € 34 per maand nu. 5.3 Spaardoelen Er is ook aan de scholieren gevraagd waarvoor ze sparen. Ze konden hierbij meerdere antwoorden geven. In de tabel hieronder worden de diverse spaardoelen naar schooltype weergegeven.
- 27 -
Tabel 5.4 Spaardoelen naar schooltype
Achter de hand Speciaal doel Geen vaste reden, houd geld over Voor studie Ouders willen het Andere reden Bedrijfsovername
VMBO onderbouw % 36 47 30
HAVO/VWO onderbouw % 44 40 38
VMBO bovenbouw % 42 48 25
HAVO bovenbouw % 49 42 26
VWO bovenbouw % 53 37 31
Totaal
9 13 13 2
15 8 8 <1
7 12 7 2
16 8 4 <1
23 7 4 <1
13 9 7 1
% 44 43 31
De meeste jongeren sparen om iets achter de hand te hebben. Relatief gezien hebben meer VWO-ers in de bovenbouw aangegeven te sparen omdat ze iets achter de hand willen hebben dan VMBO-ers in de bovenbouw. Daar staat tegenover dat de bovenbouw VMBO-scholieren vaker iets opzij leggen voor een speciaal doel dan de VWO-scholieren. Jongens sparen vaker voor een speciaal doel dan meisjes, namelijk 49 procent tegen 37 procent. Ook legt bijna 1 op de 3 scholieren geld opzij omdat hij of zij gewoon geld overhoudt. Bijna 10 procent van de scholieren spaart omdat de ouders dat willen. Vooral de scholieren op het VMBO sparen significant vaker omdat hun ouders dat willen dan HAVO- en VWOscholieren. Uit de tabel wordt ook duidelijk dat HAVO- en VWO-scholieren vaker sparen voor hun studie dan VMBO-scholieren. Precies 7 procent van de scholieren heeft ingevuld geld opzij te leggen om een andere reden. Het grootste deel van deze groep spaart omdat ze op elk moment wat wil kunnen kopen; daarop volgt het sparen voor het rijbewijs. 5.4 Beleggen Slechts 6,5 procent van de scholieren geeft aan geld te beleggen. Het percentage jongeren dat geld belegt, varieert naar leeftijd: 5,4 procent van de 12-jarigen belegt geld en 14,2 procent van de 18-jarigen. Ook is er een geslachtseffect: jongens zijn meer bezig met beleggen dan meisjes. Het beleggen van geld wordt ook meer gedaan door HAVO- en VWOscholieren dan door VMBO-ers.
- 28 -
6 Lenen en schulden Uit het Jongeren en Schuldenonderzoek van het NIBUD uit 2003 bleek dat bijna 20 procent van de jongeren in de leeftijdscategorie van 10 tot en met 25 jaar wel eens geld leent. Ook in het Nationaal Scholierenonderzoek is geprobeerd om de financiële achterstanden van scholieren in beeld te brengen. Om hier achter te komen is een aantal vragen gesteld. Gekeken is naar de volgende vormen van financiële achterstanden: lenen, rood staan, kopen op afbetaling en openstaande rekeningen. Tabel 6.1 Vormen van schulden Lenen Rood staan Kopen op afbetaling Openstaande rekeningen
% 22 1 8 4
Bijna een kwart van de scholieren leent wel eens geld (22 procent). Eerst zal worden ingegaan op het lenen en vervolgens komen de andere vormen van schulden aan bod. 6.1 Lenen Hieronder staan de percentages van de jongeren die geld lenen per schooltype. Lenen wordt meer gedaan door VMBO-scholieren dan door HAVO- en VWO-scholieren. Tabel 6.2 Lenen naar schooltype Schooltype Onderbouw VMBO Onderbouw HAVO/VWO Bovenbouw VMBO Bovenbouw HAVO Bovenbouw VWO
% 25 23 25 18 14
Er zijn gemiddeld ongeveer evenveel jongens als meisjes die geld lenen. Opvallend is dat lenen onder jongere scholieren vaker voorkomt dan onder oudere scholieren. Dit komt waarschijnlijk doordat oudere scholieren vaker bijbaantjes hebben en dus meer te besteden hebben. Gemiddeld hebben scholieren die lenen een bedrag van € 77 geleend. Omdat de verschillen tussen de leenbedragen groot zijn, is het in dit geval verstandig om ook naar de mediaan te kijken. Dit is de middelste waarneming. De mediaan is € 10. Dat wil zeggen dat de helft van de scholieren die lenen, minder dan € 10 leent. Het gemiddelde en de mediaan worden per schooltype in de tabel hieronder weergegeven.
- 29 -
Tabel 6.3 Het gemiddelde en de mediaan van het leenbedrag (exclusief 0) Onderbouw VMBO Onderbouw HAVO/VWO Bovenbouw VMBO Bovenbouw HAVO Bovenbouw VWO
Gemiddelde € 24 37 94 96 109
Mediaan € 5 5 19 28 40
Onder de bovenbouwscholieren die lenen, hebben VWO-ers gemiddeld het meeste geld geleend. Het gemiddelde en de mediaan zijn namelijk hoger dan bij HAVO- en VMBOscholieren van de bovenbouw. Het is ook belangrijk om te weten bij wie ze hun geld lenen. Tabel 6.4 Bij wie lenen scholieren geld (exclusief 0) % Bij ouders Bij overige familie Bij vrienden Bij banken Bij IBG Bij anderen
45 8 60 1 <1 2
Als jongeren geld lenen, lenen ze het vaakst bij hun vrienden en als tweede bij hun ouders. Onder de bovenbouwscholieren lenen VMBO-ers significant vaker geld bij hun ouders dan VWO-scholieren. Het percentage jongeren dat bij de IBG en banken leent is erg laag, omdat het de doelgroep scholieren van 12 tot en met 18 jaar betreft. Oudere scholieren lenen vaker bij hun ouders dan jongere scholieren. Eenderde van de 13jarige leners geeft aan bij de ouders te lenen, tegen meer dan helft van de 16-jarigen leners. In vergelijking met jongens lenen meer meisjes bij hun vrienden. Meer dan de helft van de vrouwelijke leners heeft aangegeven te lenen bij vrienden en ruim 40 procent van de mannelijke leners leent bij vrienden. Er is ook aan de jongeren gevraagd waarvoor ze geld lenen. Hieronder wordt schematisch weergegeven waarvoor jongeren lenen als ze daadwerkelijk hebben aangegeven te lenen. Tabel 6.5 Zaken waarvoor scholieren lenen, meerdere antwoorden mogelijk (exclusief 0) % Kleding Mobiele telefoon Brommer Vakantie Levensonderhoud Studie Anders
12 10 5 4 10 1 50
Als jongeren lenen, is dit meestal om een andere reden. Ongeveer eenderde van de scholieren die hebben aangegeven te lenen voor iets anders, leent geld voor snoep en snacks. Daarna volgt het lenen voor kleding. Meisjes lenen vaker voor kleding dan jongens. Geld lenen voor het mobieltje komt vaker voor bij VMBO-leerlingen in de bovenbouw dan bij leerlingen van de andere schooltypen. Jongens lenen vaker voor een brommer dan meisjes.
- 30 -
VMBO-leerlingen in de bovenbouw lenen vaker geld voor een brommer dan leerlingen van de andere schooltypen. 6.2 Andere vormen van schulden Om een beter inzicht te krijgen in het leengedrag van jongeren, is niet alleen gevraagd of de scholieren lenen. Ook rood staan, kopen op afbetaling en openstaande rekeningen zijn aan bod gekomen. Deze zaken spelen bij scholieren van 12 tot en met 18 jaar geen grote rol, maar om problemen in de toekomst te voorkomen, is het belangrijk om hier vroegtijdig inzicht in te hebben. Tabel 6.6 Vormen van schulden % 1 8 4
Rood staan Kopen op afbetaling Openstaande rekeningen
Het percentage jongeren dat rood staat is bijna nul. Bij enkele banken mogen jongeren onder de 18 jaar rood staan. Ouders moeten daar wel toestemming voor geven. Kopen op afbetaling Jongeren onder de 18 jaar mogen niet op afbetaling kopen zonder toestemming van hun ouders. Scholieren die een bevestigend antwoord hebben gegeven op de vraag of zij iets gekocht hebben op afbetaling, kunnen bijvoorbeeld iets gekocht hebben op afbetaling met toestemming van hun ouders, maar het kan ook zijn dat ze geld bij hun ouders hebben geleend wat ze nog moeten afbetalen. Ongeveer 8 procent van de scholieren heeft iets gekocht op afbetaling, wat hij of zij nu nog moet afbetalen. Er zijn geen significante verschillen naar geslacht, leeftijd en schooltype. Scholieren die iets op afbetaling hebben gekocht, hebben gemiddeld nog een schuld uitstaan van € 180 (mediaan € 50). Openstaande rekeningen Oudere scholieren hebben vaker rekeningen openstaan dan jongere scholieren. Bijna 9 procent van de 17-jarige scholieren heeft rekeningen openstaan tegen 2 procent van de 13jarige scholieren. Er zijn geen significante verschillen naar geslacht en schooltype. Scholieren die rekeningen hebben openstaan, moeten gemiddeld nog € 147 afbetalen (mediaan € 39). 6.3 Geld tekort Aan de scholieren is gevraagd of ze wel eens extra geld aan hun ouders vragen omdat ze geld tekortkomen. Bijna tweederde van de scholieren heeft daar bevestigend op geantwoord. Tabel 6.7 Scholieren die geld aan ouders vragen omdat ze geld tekortkomen, naar geslacht Jongen
Meisje
Totaal
%
%
%
Ja, maar ik krijg het nooit
6
7
6
Ja en ik krijg het dan ook
10
10
10
Ja en af en toe geven ze het ook
44
48
46
Nee, ik kom nooit geld tekort
40
36
38
- 31 -
Meer jongens dan meisjes hebben aangegeven nooit geld tekort te komen. Uit de tabel blijkt dat 65 procent van de meisjes wel eens geld vraagt aan ouders omdat ze geld tekortkomen tegen 60 procent van de jongens. Tabel 6.8 Scholieren die geld aan ouders vragen omdat ze geld tekortkomen, naar leeftijd 12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar
% 7 6 41
% 7 8 47
% 6 11 47
% 6 11 48
% 6 13 48
% 5 13 42
% 9 12 33
47
38
36
35
33
40
47
Ja, maar ik krijg het nooit Ja en ik krijg het dan ook Ja en af en toe geven ze het ook Nee, ik kom nooit geld tekort
Het percentage scholieren dat nooit geld tekortkomt, daalt eerst van 47 procent naar 33 procent van 12 tot 16 jaar en vervolgens stijgt het percentage weer naar 47 procent. Uit de tabel blijkt dat jonge scholieren en oudere scholieren minder vaak geld tekortkomen. Tabel 6.9 Scholieren die geld aan ouders vragen omdat ze geld tekortkomen, naar schooltype
Ja, maar ik krijg het nooit Ja, en ik krijg het dan ook Ja, en af en toe geven ze het ook Nee, kom nooit geld tekort
VMBO onderbou w % 9
HAVO/VWO onderbouw
VMBO bovenbouw
HAVO bovenbouw
VWO bovenbouw
% 6
% 7
% 5
% 5
12
7
14
12
10
51
44
51
45
35
28
43
28
38
50
In vergelijking met HAVO- en VWO-scholieren hebben VMBO-ers vaker de antwoorden ´ja en ik krijg het dan ook´en ´ja en af en toe geven ze het ook´ gegeven. HAVO- en VWOscholieren hebben vaker aangegeven nooit geld tekort te komen dan VMBO-ers.
- 32 -
7 Conclusies In dit hoofdstuk worden de conclusies besproken. Van elk hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten belicht. Doelstelling Het doel van deze rapportage is het in kaart brengen van het financiële gedrag van scholieren tussen de 12 en 18 jaar die het voortgezet onderwijs volgen. Het betreft de scholieren die op het VMBO, HAVO of VWO zitten. Inkomsten Het inkomen van de scholier bedraagt gemiddeld € 115 per maand. In 2001-2002 was het gemiddelde inkomen van een scholier € 113 per maand. Het inkomen is minder hard gestegen dan de nominale inkomensstijging namelijk 1 procent tegen 2 procent. Scholieren ontvangen hun inkomsten uit verschillende bronnen zoals: geld van ouders, uit baantjes, uit vakantiewerk en tegemoetkoming schoolkosten. Het grootste deel van het budget is afkomstig uit baantjes, namelijk 52 procent. Ongeveer eenderde van het budget krijgen de scholieren van hun ouders. Jongens hebben meer inkomen per maand dan meisjes. Het gemiddelde inkomen van jongens is € 124 en van meisjes € 106. Meisjes krijgen gemiddeld meer geld van hun ouders dan jongens, maar jongens verdienen gemiddeld meer met hun baantjes en vakantiewerk. Onderbouw VMBO-ers ( klas 1 en 2) hebben in vergelijking met scholieren op de HAVO/VWO (klas 1,2 en 3) het meest te besteden. Ze krijgen meer geld van hun ouders en ze verdienen meer per maand aan hun baantjes en vakantiewerk. In 2001-2002 werd het zakgeld in verhouding vaker per week gegeven dan per maand. In dit onderzoek is het net andersom. Nu krijgt ruim de helft van de scholieren het zakgeld van de ouders per maand en 31 procent krijgt het zakgeld per week. Baantjes Bijna de helft van de scholieren (44 procent) heeft een bijbaantje tijdens de schoolweken en een kwart van de scholieren verdient geld tijdens de vakanties. In 2001-2002 had eenderde van de scholieren nog een vakantiebaantje. De krantenwijk en babysitten blijven het meest populair bij de jongere scholieren. Bij de oudere scholieren zijn werken in een winkel en in de horeca de meest voorkomende baantjes. Tijdens de vakantie is werken bij een boer of tuinder populair. Het aantal uur per week dat een scholier werkt, is vergeleken met 20012002 gedaald. Werkten scholieren in 2001-2002 nog 9 uur gemiddeld per week, nu is het 7,1 uur per week. Opvallend is dat jongens en meisjes er gemiddeld evenveel uren per week bij werken. In het vorige scholierenonderzoek werkten jongens meer dan meisjes. Ook hebben scholieren tijdens de vakantie minder uur gewerkt dan drie jaar geleden. In 2004 werkten ze gemiddeld 21,3 uur per week en 2001 was het nog 25 uur. Uitgaven Gemiddeld geeft een scholier € 126 per maand uit. In 2001-2002 gaf een scholier gemiddeld € 116 uit. Dat is een stijging van 9 procent, terwijl het inkomen maar met ruim 1 procent gestegen is. Er is hierbij geen rekening gehouden met de extraatjes die scholieren kunnen krijgen van familie of vrienden. De scholieren geven het meeste geld uit aan kleding en schoenen, alcohol, snoep en de mobiele telefoon. Jongens besteden hun geld anders dan meisjes. Jongens geven meer van
- 33 -
hun inkomen uit aan consumptieve bestedingen, zoals snoep, fris en alcohol en meer aan een computer en een brommer. Meisjes geven in verhouding meer uit aan kleding en schoenen, cosmetica, cadeaus en de mobiele telefoon. Er zijn ook verschillen tussen de schooltypes. Relatief meer VMBO-ers dan scholieren op de HAVO en het VWO geven geld uit aan roken. Bij alcohol en kleding is dat niet het geval. Hieraan geven juist meer HAVO- en VWO-scholieren hun geld uit. Maar de VMBO-ers die wél geld uitgeven aan kleding en alcohol, geven er gemiddeld meer aan uit. In vergelijking met 2001-2002 geven meer scholieren geld uit aan een mobieltje. Gaf in 2002 bijna de helft van de scholieren geld uit aan een mobieltje, nu is het bijna 60 procent. Als scholieren een telefoontje hebben, wordt er per maand gemiddeld minder geld aan uitgegeven dan in 2002, namelijk € 15 tegen € 17. Het aandeel scholieren dat rookt, is gedaald van 15 naar 9 procent. Wat verder opvalt, is dat scholieren die geld uitgeven aan alcohol, daaraan meer geld besteden. In 2002 was het gemiddeld € 41 en in 2004 is het € 49 per maand. Sparen Meer dan driekwart van de scholieren zet geld opzij, namelijk 77 procent. In vergelijking met 2002 is dat percentage gestegen. Toen spaarde 71 procent van de scholieren. Als scholieren sparen, sparen ze gemiddeld € 34. In 2001 was het gemiddelde spaarbedrag € 38. De meeste scholieren sparen omdat ze iets achter de hand willen hebben. Het aandeel scholieren dat niet spaart en voor wie ook niet gespaard wordt, stijgt. Twee jaar geleden lag dit percentage op 5 procent, in 2004 is het 9 procent. Lenen Uit dit onderzoek is gebleken dat bijna een kwart van de scholieren wel eens geld leent. Het zijn juist meer jongere scholieren die geld lenen dan de oudere scholieren. Als scholieren lenen, lenen ze gemiddeld € 77. Er zit heel veel variatie in deze bedragen en daarom is het verstandig om ook naar de mediaan, de middelste waarneming, te kijken. De mediaan is € 10. De meeste scholieren lenen voor snoep en snacks en verder voor kleding en de mobiele telefoon. Ze lenen voornamelijk geld bij vrienden en ouders. Ook heeft bijna tweederde van de scholieren aangegeven wel eens geld te vragen aan de ouders omdat ze geld tekortkomen. Slechts 6 procent van de ouders geeft hun kind dan nooit iets extra´s.
- 34 -