SECUNDAIR ONDERWIJS
Onderwijsvorm:
TSO
Graad:
tweede graad
Jaar:
eerste en tweede leerjaar
Studiegebied:
Toerisme
Optie(s)
Toerisme
Vak(ken):
AV Aardrijkskunde
Vakkencode:
WW-o
Leerplannummer:
2004/022 (Vervangt 2002/109)
Nummer inspectie:
2004 / 22 // 1 / H / SG / 1 / II / / V/06 (Vervangt 2002/274//1/H/SG/1/II/ /V/04)
3/3 lt/w
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
1
INHOUD visie...........................................................................................................................................................2 beginsituatie .............................................................................................................................................2 algemene doelstellingen...........................................................................................................................3 leerplandoelstellingen / leerinhouden.......................................................................................................6 pedagogisch-didactische wenken en timing...........................................................................................19 minimale materiële vereisten..................................................................................................................29 evaluatie .................................................................................................................................................30 bibliografie ..............................................................................................................................................32
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
2
VISIE In dit leerplan wordt de basisvorming aardrijkskunde en specifieke aspecten van toeristische aardrijkskunde samengevoegd tot een naadloos geheel. Hierdoor werd een geïntegreerde leerplanstructuur opgesteld waarvan het onderwijs beantwoordt aan de algemene doelstellingen van een vak uit de basisvorming en aan de ruimtelijk geformuleerde doelstellingen van een toeristisch leerpakket. Beide onderdelen werden zowel bij de doelstellingen als bij de leerinhouden verweven tot één geheel. Bovendien wordt op verschillende wijzen geadviseerd om de basisleerstof aan te wenden voor een specifieke toepassing in de studierichting Toerisme en eventueel verdere toepassingen te realiseren via het urenpakket complementaire activiteiten toerisme .Binnen ieder hoofdstuk wordt gestreefd naar een basistopografische kennis ten dienste van het leervak Toerisme Wat de algemene sequentie van de leerstof aardrijkskunde in het Secundair Onderwijs betreft, werd over de drie graden een uitdijende structuur ontwikkeld: Eerste graad
Tweede graad
Derde graad
Ruimtelijke afbakening
Het landschap
De regio
De wereld
Schaal
Observeerbaar, elementair analyseerbaar, grootschalig kaartmateriaal
Niet in één beeld observeerbaar, kleinschalig kaartmateriaal, meer cartografische vaardigheden
Thematische aanpak, wereldkaarten, kartogrammen, geografische informatiesystemen
Concentriciteit
Vanuit het eigen leefmilieu naar andere lokale landschappen
Vanuit de eigen regio of Vanuit lokale data en Vlaanderen, naar situaties naar globale, andere regio’s in België, universele situaties Europa en de wereld
Differentiatie
Landschappen met Landelijke regio’s, dominantie van natuur, verstedelijkte regio’s, industrie, toerisme, enz. industriële regio’s
Fysische, economische en sociale aardrijkskunde
In de schoolaardrijkskunde ligt het accent op het gebruik van aardrijkskundige kennis, inzichten en vaardigheden in herkenbare ruimtelijke contexten (zie bovenstaande tabel) die zoveel mogelijk aansluiten op de belangstelling van de leerlingen. In de tweede graad omvat de regio het studiegebied. Omdat de keuze van concrete regio’s vrij groot is en alleen binnen grote wereldzones of continenten moet gekozen worden, ontstaan halfopen leerplannen. De leraar krijgt de kans, binnen het algemeen kader om eigen klemtonen te leggen en gebruik te maken van eigen materiaal. De specificiteit van de richting Toerisme laat toe bij de behandeling klemtonen te leggen op bepaalde activiteiten in de toeristische sector. Het uiteindelijke doel is het verkrijgen van een eigen ruimtelijk wereldbeeld op basis van ervaringsgericht en coöperatief leren
BEGINSITUATIE In de eerste graad van het secundair onderwijs lag de klemtoon in het leerplan aardrijkskunde op beperkte ruimtelijke eenheden, zoals b.v. landschappen. Men ging binnen ieder hoofdstuk uit van het eigen lokale milieu en ook van andere lokale milieus in de wereld. Het lokale landschap vormde het uitgangspunt van observatie. Het was daarbij niet de bedoeling verklaringen te geven van ingewikkelde processen of uitgebreid systemen te analyseren. In de eerste graad betrachtte de leraar uitgaande van concrete observatie te komen tot eenvoudige modellen en structuren, zoals bijvoorbeeld een reliëfprofiel, een klimatogram, een productieschema, een bevolkingscurve…. De grote rijkdom aan verschijnselen, feiten, elementen en eenvoudige relaties en structuren vormen dus de basisprincipes in de eerste graad. Ze zijn een waarborg voor de ontwikkeling van een degelijk inzicht in landschapseducatie. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de visie die leerlingen op het lokale leefmilieu bekomen, geschraagd wordt door concrete observatie. De leerling heeft dus leren waarnemen, zowel op het terrein als met behulp van materiaal dat hem in de klas ter beschikking werd gesteld.
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
3
De leerlingen hebben een aantal vakoverschrijdende competenties verworven die hen in staat stellen op in een ruimtelijk grotere context complexer wetenschappelijke en maatschappelijke relaties te bestuderen en bespreken.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN In essentie streeft de schoolaardrijkskunde in de tweede graad naar een ruimtelijk kunnen benaderen en interpreteren van eigen en vreemde regio’s, zowel natuurkundige als socio-economische. In dit leerplan is een uitbreiding ingebouwd vanuit toeristisch perspectief. Het betreft een inzichtelijke kennis van de natuurruimten en de zich daarin ruimtelijk organiserende samenlevingen. De bestaansfuncties van de mens (werken, wonen, zich voeden, zich verplaatsen, zich ontspannen, enz.) vereisen oppervlakten. Ze geven het ontstaan aan ruimtelijke processen en organisatievormen en ruimte beïnvloedende processen die in de samenleving tot uiting komen. Het leren over sociale groepen met hun ruimtelijke activiteiten en structuren kan aan bod komen in regio’s waar verschillende groepen en belangen voorkomen. Aardrijkskunde leert leerlingen zich te oriënteren in hun maatschappelijk actief zijn. Het dient om bewust keuzen te maken, zowel bij het kiezen van een transportmiddel, het verwerken van geografische informatie in de krant, als bij het begrijpen en respecteren van andere culturen.
De aardrijkskunde kan in het secundair onderwijs via een aantal algemene en specifieke doelstellingen bijdragen tot de persoonsvorming van jonge mensen. De voornaamste algemene objectieven zijn geordend naar de dominantie van kennis, vaardigheden of attitudes: 1) Kennis: Leerlingen -
kennen voldoende topografische feiten om tot ruimtelijk inzicht te komen;
-
beschikken over een verantwoord toeristisch-geografisch basisvocabularium om zich correct over ruimtelijke elementen, relaties en structuren uit te drukken;
-
kennen de belangrijkste fysisch-, socio-economisch en toeristisch geografische elementen van de bestudeerde regio’s;
-
noemen lokalisatiefactoren en goederen- of personenstromen in verband met een economische, bij voorkeur toeristische, activiteit binnen een regio;
2) Vaardigheden: Leerlingen -
kunnen via diverse observatie- en werktechnieken observeren, lokaliseren, beschrijven en vergelijken;
-
kunnen uitgaande van observatie en van parate kennis komen tot kunnen gebruiken van oplossingsmethoden;
-
kunnen vanuit aangereikte gevalstudies van regionale entiteiten zelfstandig of in groep een in de actualiteit zijnde regio typeren aan de hand van natuurlijke, economische en sociale kenmerken;
-
vertonen progressie in vakspecifieke vaardigheden zoals bijvoorbeeld cartografische technieken (b.v. synthetiseren van gegevens op zelfgemaakte kaart, werkkaarten ontwerpen) en relaties leggen tussen ruimtelijke variabelen;
-
construeren diagrammen en schetskaarten en cijfermateriaal, leesteksten, knipsels, enz. doelgericht te lezen en te verwerken;
-
de rol en de invloed van de techniek bij de inrichting van de ruimte observeren en onderkennen.
-
kunnen moderne informatie- en communicatietechnieken aanwenden om gegevens op te zoeken, te registreren, te analyseren en te synthetiseren.
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
4
-
kunnen wereldregio’s, continenten en oceanen, belangrijke reliëfeenheden en rivieren, de belangrijkste staten, toeristische gebieden en bestudeerde regio’s op kaart aanduiden en benoemen;
-
kunnen binnen toeristisch-regionale kaders horizontale en verticale ruimtelijke relaties herkennen;
-
kunnen door terreinwaarneming informatie verzamelen
-
kunnen de eigenheid van bestudeerde regio’s beschrijven aan de hand van natuurlijke, menselijke en politieke kenmerken;
-
kunnen op een eenvoudige manier enkele fysisch-aardrijkskundige kenmerken van een bestudeerde regio verklaren;
-
kunnen voor een regio demografische situaties en evoluties verklaren;
-
kunnen de verstedelijking en haar evolutie in een regio in relatie brengen met toeristischaardrijkskundige factoren;
-
kunnen op een eenvoudige manier de natuurlijke en menselijke oorzaken van de situatie van het leefmilieu verklaren en er de gevolgen voor mens, natuur en toerisme uit afleiden;
-
kunnen verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu in een toeristische regio;
-
kunnen de herkomst van een aantal toeristische elementen in diverse informatiebronnen opzoeken en lokaliseren;
-
kunnen algemene en toeristische regio’s afbakenen op basis van verschillen en gelijkenissen van enkele natuurlijke, politieke en menselijke kenmerken;
-
kunnen de regionale en toeristische verscheidenheid op wereldschaal aantonen;
-
kunnen de invloeden van het aanwenden van techniek op het voorkomen van het landschap binnen bestudeerde studieruimten in een regionale context aangeven;
-
kunnen de toeristische troeven van een regio omschrijven vanuit natuurkundig en cultureel perspectief;
-
kunnen de bereikbaarheid van een regio en toeristische fluxen typeren;
-
kunnen de relaties van het toerisme enerzijds en de economie en de ecologie anderzijds van een regio verduidelijken;
-
kunnen aan de hand van cijfergegevens en andere toeristische informatie de economische betekenis van het toerisme voor een regio duiden;
-
kunnen overeenstemming vinden tussen het toeristisch aanbod van een regio en kenmerken van het vraagmilieu (d.i. profilering van de doelgroepen, verwachtingen, regionale herkomst);
-
zijn in staat zelfstandig en in groep een aangepast en beperkt onderzoek uit te voeren met aandacht voor de analyse van een ruimtelijk verschijnsel, het zoeken en selecteren van relevante informatie, een samenhangende presentatie en het formuleren van eigen standpunten;
3) Attitudes: Leerlingen: -
onderkennen problemen en benaderen ze kritisch;
-
zijn gevoelig voor de waarde van het leefmilieu en het belang ervan voor het toerisme;
-
staan ontvankelijk voor het verwerven van sociale vaardigheden en een sociaal gedrag door het beoefenen van groepswerk;
-
zijn tolerant ten aanzien van het gedrag en de opvattingen van anderen;
-
zoeken spontaan naar een harmonisch evenwicht tussen economische groei (welzijn, welvaart) en de ecologische aspecten hieraan verbonden;
-
ontwikkelen van burgerzin door het aanwenden van geografisch inzicht bij het functioneren in de samenleving
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
5
-
nemen een kritische houding aan ten opzichte van informatie in de media in het geheel en geografische en toeristische informatie in het bijzonder; Deze informatie kunnen zij gepast gebruiken bij het plannen van eigen activiteiten, bijvoorbeeld verantwoorde vrijetijdsbesteding met respect voor het leefmilieu;
-
houden in hun handelen rekening met duurzame ontwikkeling in tijd en ruimte;
-
brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld.
-
ontwikkelen een houding t.a.v. voorgestelde oplossingen voor regionale conflicten of probleemsituaties
-
denken kritisch na over regionale verschillen in de wereld.
-
nemen een kritisch standpunt in t.a.v. de toeristische propaganda voor een regio;
De doelstellingen in dit leerplan sluiten nauw aan bij de vakgebonden eindtermen van de 2e graad TSO die in de eerste kolom worden aangeduid met het decretale nummer. Daarnaast levert de leraar aardrijkskunde ook zijn bijdrage tot de realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen (VOET). Vakoverschrijdende eindtermen zijn minimumdoelen die niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar onder meer door middel van meerdere vakken of onderwijsprojecten kunnen worden gerealiseerd. Zij zijn in eerste instantie een opdracht voor het hele schoolteam. Om uit te maken hoe alle vakoverschrijdende eindtermen op schoolniveau kunnen gerealiseerd worden, zijn afspraken nodig tussen de collega’s van alle vakken. Het is aangewezen om deze afspraken formeel vast te leggen in het schoolwerkplan. In sommige vakken kunnen bepaalde VOET uitdrukkelijker aan de orde komen dan in andere. Leerplannen kunnen dan ook verwijzingen naar VOET bevatten als de binding tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET evident is. Indien de vakgroep nog andere VOET realiseerbaar acht binnen een vak, wordt dit vastgelegd in een verslag waarin zowel de visie en de planning zijn opgenomen. Heel wat VOET die behoren tot de domeinen Leren Leren en Sociale Vaardigheden zitten reeds verweven in de uitwerking van verschillende vakgebonden doelstellingen in dit leerplan. Door een doordachte keuze van thema’s, teksten en lesonderwerpen kunnen andere VOET (opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie en muzisch-creatieve vorming) ook in de lessen aardrijkskunde aan bod komen. Bij de aanvang van het schooljaar maakt de leraar een oordeelkundige keuze van de leerinhouden waarmee hij de vakgebonden en vakoverschrijdende doelstellingen wil realiseren (bij voorkeur na overleg met de vakgroep) en stelt een jaar(vorderings)plan op waarin hij de leerstof op een evenwichtige wijze verdeelt over het beschikbare aantal lestijden.
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
6
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
LEERINHOUDEN (cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen 1
1
kunnen België op thematische wereldkaarten situeren
1. Federaal België
4
kunnen het Belgisch reliëf en klimaat a.d.h.v. kaart- en cijfermateriaal 1.1 Het cartografisch referentiekader typeren en schematisch voorstellen op kaart • Fysisch kader: Reliëf (b.v. elementen, factoren, streken, kunnen algemene kenmerken van de Belgische bodem- en hoogtezonekaarten), klimaat (b.v. elementen, streken, vegetatiekaart afleiden en bespreken weertypes), vegetatie en bodem
2
kunnen toeristische gebieden in België op de kaart aanduiden
3
kunnen a.h.v. enkele voorbeelden de aantrekkingskracht van het reliëf op het toerisme in België verwoorden
11
2
kunnen kenmerken verwoorden en voorbeelden geven van de geopolitieke en administratieve structuur van België kunnen informatie opzoeken over de administratieve en/of geopolitieke structuur van België
• Toeristische gebieden (uit toeristische kaarten, brochures; bv. Kust, Ardennen, Kempen, kunsthistorische steden) • Synthese: Relaties tussen fysisch kader en toeristische waardering • Geopolitiek en socio-economisch kader - geopolitiek en administratief kader (b.v. talen, gewesten, gemeenschappen, provincies, gemeenten, eventueel arrondissementen en andere administratieve indelingen, politieke begrenzingen)
3
kunnen met historische of geografische argumenten aantonen dat politieke begrenzingen kunstmatig kunnen zijn
2
kunnen de belangrijkste industrie- en cultuursteden en regionale centra op kaart aanduiden
- kaart van industrie- en cultuursteden en regionale centra
8
kunnen dichtheidsverschillen binnen België op kaart in verband brengen met andere geografische kenmerken
- bevolkingsdichtheid en andere demografische variabelen (b.v. natuurlijke aangroei, migratiesaldi)
kunnen op basis van bevolkingsgegevens de demografische situatie in België beschrijven Aan de hand van een economische kaart de ongelijke spreiding van activiteiten in de onderscheiden Belgische gewesten aantonen 5
kunnen het voorkomen van geosites en waardevolle biotopen
- economische kaart (b.v. landbouw, industrie, tertiaire activiteiten waaronder toeristische fluxen) • Invloed van fysische factoren (b.v. geosites, waardevolle
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
7
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen verklaren 3 kunnen aan de hand van twee gekozen aspecten de regionale verscheidenheid in België verwoorden
4
kunnen kaartmateriaal hanteren voor een bespreking van uiteenlopende maatschappelijke situaties binnen België kunnen voorbeelden geven van het hinderen of bevorderen van economische activiteiten in bepaalde gebieden m.b.t. de ruimtelijke planning en milieuzorg in België kunnen a.h.v. praktische voorbeelden bewijzen dat het toerisme invloed heeft op economie en/of leefmilieu
3 4
4
7
5 11
biotopen) 1.2 Regionale verscheidenheid in België Keuze van 2 uit onderstaande 3 thema’s: • Bevolking België: spreiding van demografische componenten ; tijdelijke toeristische concentraties •
Economische ontwikkeling: kaartbeeld en voorkomen van een economische sector, vergelijking met de toeristische sector
•
Leefmilieu en ruimtelijke ordening: verstedelijking en open ruimte; gevolgen voor de toeristische sector
kunnen door terreinwaarneming en het opzoeken van informatie twee 1.3 Regionaal contrast in Vlaanderen en/of Wallonië regio’s vergelijken op fysisch-geografisch en socio-economisch vlak Keuze van 3 uit volgende 4 regionale contrasten: lokalisatie, bereikbaarheid, belang, beschrijving en verklaring (met nadruk op kunnen het voorkomen van economische groeipolen en toeristisch potentieel): verkeersnetwerken in Vlaanderen en/of Wallonië op kaarten lokaliseren op basis van stromen van goederen of personen • Twee macroregio’s (b.v. Haspengouw en Vlaamse Ruit) kunnen toeristische informatiebronnen hanteren om de toeristische en recreatieve ruimte in Vlaanderen en/of Wallonië te typeren aan de • Een macro- versus een microregio (b.v. Polders en le Centre) hand van twee regionale contrasten • Een landelijk-natuurlijke regio versus industrieel-tertiaire regio kunnen aan de hand van dichtheidskenmerken aan toeristische (b.v. Hoge Venen en Vlaamse Havenzone) routes en/of attractiefactoren het recreatief potentieel van Vlaamse • Toeristische routes en attractiefactoren van twee toeristische en/of Waalse regio’s aantonen regio’s (b.v Kempen en Hoge Ardennen) kunnen historische en geografische argumenten aanwenden om de 1.4 Brussel als regio site, situatie en evolutie van Brussel te verklaren • Site en situatie: groei en stedelijke ontwikkeling kunnen de invloed van het politieke milieu op de ruimtelijke kenmerken van Brussel met voorbeelden toelichten
•
kunnen oorzaken van milieuproblemen aan de hand van voorbeelden •
De geopolitieke benadering van Brussel: binnenlands en internationaal (b.v. Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Vlaams Gewest, hoofdstad België, Europa, NAVO, WEU) De leefbaarheid van Brussel (b.v. tewerkstelling, forensisme,
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
8
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen achterhalen en de invloed ervan op de samenleving verduidelijken kunnen de toeristische betekenis van Brussel met concrete voorbeelden typeren en in verband brengen met de internationale betekenis van de stad
7
6
kunnen met kaart- en. cijfermateriaal aantonen dat Brussel centraal gelegen is t.o.v. de nationale en internationale herkomstgebieden van toeristen kunnen op een synthesekaart het natuurlijk toeristisch aanbod van België in verband brengen met de natuurlijke verscheidenheid kunnen zelfstandig socio-economisch kaartmateriaal van België opzoeken en vervolledigen om een toeristisch synthesebeeld te formuleren op het gebied van het man-made aanbod kunnen geografische kenmerken uit kaartmateriaal met toeristische gegevens afleiden om de bereikbaarheid en capaciteit van toeristische of recreatieve gebieden aan te tonen kunnen het toeristisch en recreatief aanbod van België kritisch benaderen door rekening te houden met de natuur, menselijke activiteiten en technische uitrusting van gebieden
• •
waterzuivering, afvalverwerking, verkeersstromen) De toeristische betekenis (b.v. congrestoerisme, transitverkeer, evenementenprogramma) Bereikbaarheid van de Brusselse regio, zowel internationaal als nationaal
1.5 Synthesekaart: het toeristisch potentieel van België • Fysisch-geografisch aanbod (b.v. karst, veengebieden, valleitypes, heide, duinen) • Man-made aanbod (b.v. cultuursteden, pittoreske dorpen, parkgebieden) • Bereikbaarheid (b.v. lucht-, spoor- en autowegen, toeristische routes) • Accommodaties (b.v. logiescapaciteit en -benuttiging)
kunnen de Europese landen op een kaart met staatsgrenzen benoemen
2. Europese regio’s 2.1 Het cartografisch referentiekader
17
kunnen de kaarten van het reliëf en de klimaten van Europa lezen en schematisch weergeven en eventueel een mentale kaart construeren
2
kunnen op de staatkundige kaart van Europa de staten en de hoofdsteden van de EU-lidstaten benoemen
• Fysische kaarten van Europa: reliëf en klimaat (b.v. ligging, kenmerken) • Geopolitieke kaart (b.v. staten, en hun hoofdsteden groepering van staten, volken, autonome gebieden), waaronder de landen van de Europese Unie en hun hoofdsteden (en eventueel hun buurlanden)
1
7
kunnen de gewijzigde staatkundige samenhang binnen Europa aantonen met voorbeelden
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
9
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen 2
8
kunnen minimaal negen regio’s uit de grote Belgische buurlanden op kaarten van de wereld en Europa aanduiden en benoemen kunnen uit kenmerken van gebieden de eigenheid van een regio afleiden
4
kunnen in verband met een economische activiteit in een WestEuropese regio het bestaan van stromen van goederen, diensten of personen illustreren kunnen de verstedelijking en haar evolutie in een Belgisch buurland in relatie brengen met de attractiviteit van natuur en economie
7
9
kunnen een actuele gebeurtenis in een Belgisch buurland op een kaart lokaliseren
2.2 Eigenheid van minimaal 9 regio’s uit de 4 grootste buurlanden van België (zie matrix) 2.2.1 Minimaal één regio met dominantie van landelijke kenmerken in Nederland, Frankrijk, Duitsland of de Britse Eilanden 2.2.2 Minimaal één regio met dominantie van industriële kenmerken in Nederland, Frankrijk, Duitsland of de Britse Eilanden 2.2.3 Minimaal twee regio’s met dominantie van stedelijke en/of tertiaire kenmerken in Nederland, Frankrijk, Duitsland of de Britse Eilanden 2.2.4 Minimaal één toeristische regio uit vier West-Europese landen (= 4 regio’s)
5
kunnen fysisch-geografische kenmerken van een gekozen regio verklaren
6
kunnen voor een West-Europese regio de lokalisatie, spreiding en evolutie van de belangrijkste economische activiteiten verklaren
12
kunnen verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu • kunnen a.d.h.v. een aantal voorbeelden de toeristische betekenis van West-Europese regio’s typeren kunnen de waarde van een grensregio aantonen door het grensoverschrijdend karakter van de natuur en economie voor het toerisme aan te tonen
2
9
kunnen minimaal negen regio’s uit de Europese periferie op kaarten van de wereld en Europa aanduiden en benoemen
4
kunnen door groepswerk uit kenmerken van gebieden in de periferie van Europa de eigenheid van een regio afleiden
13
kunnen een actuele gebeurtenis in een regio uit de Europese periferie geografisch kaderen
2.2.5 Een grensoverschrijdende regio in West-Europa of een regio in het Groorthertogdom Luxemburg of Ierland op basis van de actualiteit en toeristisch-recreatieve betekenis Van ieder gekozen regio worden de specifieke fysischgeografische hoofdkenmerken, de economische pijlers en de voornaamste verbanden tussen levenswijze, cultuur , leefmilieu, toerisme en actualiteit overwogen geselecteerd. Ieder van de grote buurlanden moet aan bod komen.
2.3 Eigenheid van minimaal 9 regio’s uit de Europese periferie (zie matrix)
2.3.1 Eén regio met opvallende landelijke kenmerken in Noord-, Zuid-, Centraal- of Oost-Europa 2.3.2 Eén regio met opvallende industriële kenmerken in Noord-,
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
10
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen Zuid-, Centraal- of Oost-Europa hebben een hogere persoonlijke inbreng bij het verklarenvan fysischgeografische kenmerken van een gekozen regio 2.3.3 Twee regio’s met opvallende stedelijke en/of tertiaire kenmerken in Noord-, Zuid-, Centraal- of Oost-Europa zijn bereid aardrijkskundige informatie zelfstandig te gebruiken bij het plannen van een al dan niet fictieve reis naar een Europese regio 2.3.4 Eén toeristische regio in Noord-, Zuid-, Centraal- en OostEuropa (= 4 regio’s) kunnen voor een regio uit de Europese periferie de lokalisatie, spreiding en evolutie van de belangrijkste economische activiteiten 2.3.5 Eén grensoverschrijdende toeristische regio in Noord-, Zuid-, verklaren door eigen opzoekingswerk Centraal- of Oost-Europa (= 1 regio) kunnen de betekenis van een grensoverschrijdende toeristische regio in de Europese periferie typeren • Van ieder gekozen regio worden de specifieke fysisch-
5 20 6
12
geografische hoofdkenmerken, de economische pijlers en de voornaamste verbanden tussen levenswijze, cultuur , leefmilieu, toerisme en actualiteit overwogen geselecteerd.
kunnen verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu kunnen de gekozen toeristische regio’s in de Europese periferie typeren aan de hand van het natuurlijk en cultuurhistorisch aanbod
15
2
10
kunnen aan de hand van verschillende informatiebronnen aardrijkskundige en toeristische informatie over de belangrijkste natuurlijke, menselijke en economische kenmerken van een regio uit de Europese periferie opzoeken en creatief verwerken kunnen de Europese Unie en het GOS op kaart situeren kunnen een staatkundige samenhang op de kaart van Europa afbakenen op basis van verschillen en gelijkenissen
19
kunnen op kaart probleemregio’s in verband met de politieke en socio-economische groei en eenmaking van Europa kritisch bespreken kunnen verschillen tussen de EU en het GOS opzoeken om de verschillende geopolitieke samenhang in Europa te verklaren
16
kunnen minstens één argument aanreiken waarom een Europees burgerschap voor- of nadelen geeft kunnen de eenheid en verscheidenheid binnen Europa verklaren via
•
Zowel Noord-, Zuid-, Centraal- en Oost-Europa moeten bij de keuze van de algemene regio’s aan bod komen
2.4 Europa: eenheid en verscheidenheid •
Referentiekader: EU en GOS samenwerking binnen Europa
Keuze uit 1 van volgende onderdelen • Ruimtelijke groei van de Unie (b.v. BLEU, Benelux, EEG, EU en kerngegevens van de lidstaten) • Een voorbeeld van ruimtelijke invloed van de Europese integratie • Centrum en periferie binnen Europa
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
11
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen Keuze uit 1 van volgende onderdelen • Europese organisaties en hun belang in het dagelijkse leven minstens één van onderstaande vier doelstellingen: • Vergelijkende studie van toeristisch aanbod(b.v. Europese 1. kunnen het belang van de Europese organisaties voor het costa’s, wintersportgebieden, natuurgebieden, cultuurhistorische toerisme beschrijven steden) • Toeristisch potentieel van een GOS-regio (bv. Siberië, Zwarte 2. kunnen het toeristisch aanbod in verschillende Europese gebieden Zeekust) voor West-Europeanen met elkaar vergelijken probleemregio’s en welvarende regio’s
- Een gevalstudie - een vakoverschrijdend EU-project
3. kunnen de toeristische betekenis van een GOS-regio voor WestEuropeanen bespreken
15
4. kunnen aan de hand van ICT aardrijkskundige en toeristische informatie over de belangrijkste natuurlijke, menselijke en economische kenmerken van een regio uit de vroegere Sovjetunie zelfstandig of in groep opzoeken en creatief verwerken 11 1
kunnen de Amerikaanse landen op een kaart met staatsgrenzen benoemen
3 Beide Amerika’s 3.1 Cartografisch referentiekader •
De staatkundige kaart van Amerika
•
De grote reliëfregio’s en rivieren van Amerika
1
kunnen de belangrijkste reliëfeenheden en rivieren van de beide Amerika’s op kaarten aanduiden en benoemen
5
kunnen op de klimaats- en vegetatiekaart van Amerika met behulp • van beeldmateriaal de voornaamste kenmerken van enkele • Amerikaanse klimaten op een eenvoudige wijze verklaren kunnen met behulp van beeldmateriaal vegetatiegemeenschappen in • Amerika in relatie brengen met kenmerken van reliëf en klimaat
3
kunnen de samenstelling en spreiding van de Amerikaanse bevolking • (m.a.w. etnische verscheidenheid en bevolkingsconcentraties) verwoorden m.b.v. een kaart met bevolkingsgroepen per staat en • een kaart met bevolkingsdichtheden kunnen op de wereldkaart de internationale migratoire bewegingen
De Amerikaanse klimaten op kaart De vegetatiegemeenschappen van Amerika op kaart Onderlinge overeenstemming tussen reliëf, klimaat en vegetatie op de kaart van Amerika Etnische verscheidenheid en bevolkingsconcentraties op kaart Internationale migraties naar Amerika
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
12
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen aanduiden 4
12
kunnen de eigenheid van een tweetal Amerikaanse regio’s beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken kunnen in verband met grondstoffenwinning of toerisme het bestaan van stromen van goederen of personen illustreren
7
kunnen fysisch-geografische kenmerken van de gekozen regio ’s verklaren door rekening te houden met reliëf en klimaat kunnen verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu
4
6
14
8 9
13
3.2 Angelsaksisch-Amerika 3.2.1 Rurale en overwegend natuurlijke regio’s in AngelsaksischAmerika Minimaal twee natuurlijke en/of rurale regio’s in Angelsaksisch Amerika met nadruk op de fysisch-geografische kenmerken, de bevolkingsdichtheid en eventueel de grondstoffenrijkdom en toeristische waardering (b.v. Canadese woudzone, VSlandbouwgordel, Alaska)
verwoorden aan de hand van voorbeelden relaties tussen fysische factoren en toeristische activiteiten
-
Een algemene geografische regio (bv. Midwest)
-
Een toeristisch relevante regio (bv. Florida)
kunnen het toeristisch potentieel van een rurale en een natuurlijke regio binnen Angelsaksisch Amerika typeren
•
Van ieder gekozen regio worden de specifieke fysischgeografische hoofdkenmerken, de economische pijlers en de voornaamste verbanden tussen levenswijze, cultuur , leefmilieu, toerisme en actualiteit overwogen geselecteerd.
3.2.2 Industriële en verstedelijkte gebieden in Angelsaksisch Amerika kunnen de redenen opnoemen die de lokalisatie, spreiding en eventuele wijzigingen verklaren van een (agro-)industriële activiteit in Minimaal twee industriële en/of verstedelijkte regio’s in Angelsaksisch Amerika met nadruk op (agro-)industriële een Amerikaanse regio lokalisatiefactoren, verstedelijking, bevolkingskarakteristieken en kunnen de herkomst van een aantal agrarische of industriële vervoersaspecten (b.v. het Grote Merengebied, New England, Sun producten opzoeken zoeken en lokaliseren aan de hand van kaartBelt) en cijfermateriaal - Een algemene geografische regio kunnen op basis van cijfergegevens demografische situaties in Amerikaanse regio’s verklaren - Een toeristisch relevante regio kunnen de verstedelijking en haar evolutie in een regio in verband • Van ieder gekozen regio worden de typische fysischbrengen met aardrijkskundige factoren geografische hoofdkenmerken, de economische slagkracht en de voornaamste verbanden tussen levenswijze, cultuur , verwoorden aan de hand van voorbeelden relaties tussen fysische ecologie, toerisme en actualiteit overwogen geselecteerd. factoren, industriële en/of toeristische activiteiten en toeristische activiteiten
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
13
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen 4 3
kunnen het toeristisch potentieel van een rurale en een natuurlijke regio binnen Angelsaksisch Amerika typeren 14
kunnen verkeersnetwerken lezen en ze in verband brengen met fysische factoren
3.2.3 Interregionale fluxen via transportaders (b.v. St. Lawrence Seaway, Alyeska-pijpleiding, transcontinentale verbindingen, het Panamakanaal, het dichtste luchtvaartnet ter wereld)
15
kunnen de toeristische attractiefactoren van tot Nationale Parken uitgeroepen regio’s vergelijken
3.2.4 Toeristische exploitatie van het natuurschoon
23
brengen aandacht op voor het fascinerende van de Amerikaanse natuur en cultuur
18
kunnen zelfstandig of in groep een toeristische regio in Amerika presenteren door gebruik te maken van diverse informatiebronnen
•
Nationale Parken ; vergelijking van enkele Nationale Parken (b.v. tussen het oosten en het westen van USA of Canada, tussen het droge zuiden en het vochtige noorden, …)
•
Een andere toeristische regio (b.v. Florida, New England)
3.3 Latijns Amerika
16
Keuze uit min. 3 van onderstaande 4 onderwerpen 10
kunnen het verschillend belang van de benuttiging van de natuur door de mens voor het milieu in een contrastrijk Latijns-Amerikaans land aantonen
3.3.1 Brazilië •
kunnen contrastrijke fysisch-geografische kenmerken van de gekozen regio verklaren kunnen argumenteren hoe verwoestijning optreedt door ontbossing van het regenwoud
Het regionaal contrast tussen het zuidoosten en Amazonië (b.v. qua natuur, ontginning, nederzettingen, belang voor wereldhandel)
•
Toeristisch potentieel: natuurgebonden troeven, man-made componenten, bereikbaarheid en toegankelijkheid
-
12
kunnen voor minstens één Latijns-Amerikaans land of landengroep met regionale contrasten de lokalisatie, spreiding en evolutie van de belangrijkste economische activiteiten verklaren
Het regionaal contrast tussen centrum en periferie (b.v. natuur, ontginning, nederzettingen, belang voor USA-markt)
kunnen voor de gekozen regio’s verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu in Latijns-Amerika
-
9
Toeristisch potentieel: natuurgebonden troeven, man-made componenten, bereikbaarheid en toegankelijkheid
brengen de verstedelijking en evolutie in Latijns-Amerika in relatie met aardrijkskundige factoren
3.3.3 de Caraïben
5 5 6
3.3.2 Mexico
Toeristisch potentieel: natuurgebonden troeven, man-made
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
14
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen kunnen bedreigingen van het leefmilieu in verband brengen met menselijke activiteiten in een Latijns-Amerikaanse regio
kunnen het toeristisch potentieel van min. 3 Latijns-Amerikaanse landen toelichten aan de hand van voorbeelden
3
kunnen de algemene geografische kenmerken en infrastructuur in een Latijns-Amerikaanse regio in verband brengen met de toeristische betekenis 1
17
1
componenten, bereikbaarheid en toegankelijkheid 3.3.4 Een toeristische bestemming in Latijns-Amerika (b.v. Rio de la Plata, Peru, Costa Rica) -
Natuurgebonden attractiefactoren
-
Cultuurgebonden attractiefactoren
-
Infrastructuur en bereikbaarheid
kunnen de grote en/of toeristische landen van Azië en Oceanië op een kaart met staatsgrenzen benoemen
4. Australazië 4.1 Cartografisch referentiekader
kunnen de belangrijkste reliëfeenheden en rivieren van Australazië op kaart aanduiden en benoemen kunnen klimaatelementen in verband brengen vegetatiegemeenschappen in Azië (en Australië)
• • •
De geopolitieke kaart van Australazië: grote staten en wereldzones De grote reliëfeenheden en rivieren van Australazië op kaart Klimaat- en vegetatiekaarten van Australazië vergelijken
•
Bevolkingskenmerken op kaart (b.v. dichtheidskaart)
•
Cultuurcontrasten (bv. talen, godsdiensten, levenswijze, toerisme)
kunnen met behulp van seizoenale neerslag-, luchtdruk- en temperatuurskaarten en klimatogrammen de grote klimaatzones van Australazië veralgemenend verklaren kunnen enkele grote vegetatiegemeenschappen in Australazië in verband brengen met klimatologische kenmerken kunnen menselijke elementen op kaarten van Australazië aanduiden en benoemen kunnen cultuurcontrasten binnen Australazië aantonen aan de hand van voorbeelden uit de actualiteit 6
14
18
kunnen de redenen opnoemen die de lokalisatie, spreiding en eventuele wijzigingen verklaren van een agrarische, industriële of toeristische activiteit in iedere vermelde regio kunnen de herkomst van een aantal agrarische of industriële producten opzoeken zoeken en lokaliseren aan de hand van kaart-
4.2 Moesson-Azië 4.2.1 Bespreking van 3 van de 4 volgende onderdelen • India (b.v. Himalaya en Indo-Gangetische laagvlakte vs. Deccanplateau, Noord- vs. Zuid-India)
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
15
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen en cijfermateriaal kunnen op basis van cijfergegevens demografische situaties in de gekozen Aziatische regio’s verklaren kunnen de verstedelijking en haar evolutie in een regio in verband brengen met aardrijkskundige factoren
8 9
kunnen regionaal-economische kenmerken in Moesson-Azië verklaren tussen landen onderling of binnen grote landen kunnen aandacht opbrengen voor de specificiteit van Aziatische culturen kunnen de verbanden tussen levenswijze en cultuur enerzijds en de toeristische attractiviteit anderzijds verklaren door gebruik te maken van zelfstandig of in groep geraadpleegde informatiebronnen
21
• China (b.v. Oost- vs. West-China, Speciale Economische Zones vs. het binnenland) • Japan (b.v. deTokkaïdo-megalopolis vs. De Japanse Alpen, de kernregio vs. de randgebieden) • In de op export gerichte Pacifische Randlanden (b.v. Thailand, Maleisië) •
4.2.2 Twee toeristische regio’s naar keuze uit Zuid-Oost-Azië (b.v. Sri Lanka, Indonesië, Filipijnen, Singapore) •
kunnen de toeristische attractiviteit van twee toeristische regio’s uit Z.O.-Azië typeren op basis van de natuur, cultuur en economie 19
kunnen met voorbeelden het grensoverschrijdend belang van water in Droog-Azië aantonen informeren zich via massamedia en ICT over de kenmerken van een regionaal probleem en verwerken deze informatie kritisch en creatief
15, 19
4.3.1
20
kunnen de eigenheid beschrijven van Centraal- en Noord-Azië aan de hand van natuurlijke, economische en menselijke kenmerken
Eén thema te kiezen uit onderstaande 2
-
Perzische Golf (strategisch, politiek en economisch belang)
-
Het waterprobleem en de verwoestijning (b.v. overbeweiding, verkeerde irrigatie, aftapping bovenlopen, politieke spanningen)
kunnen de toeristische troeven van een gebied in het Midden-Oosten 4.3.2 opzoeken en beschrijven 4
Van gekozen regio’s worden de typerende toeristische attractiefactoren besproken, alsmede de voornaamste verbanden tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu.
4.3 Droog-Azië kunnen actuele grondstoffenproblematiek in Droog-Azië in verband brengen met natuurlijke en geopolitieke factoren en de fluxen die daarvan het gevolg kunnen zijn.
7, 13
Iedere gekozen regio’s wordt besproken vanuit fysischgeografisch, menselijk-geografisch, economisch en toeristisch oogpunt
Eén toeristische regio naar keuze uit het Midden-Oosten (b.v. Israël, Turkije, Jordanië)
4.4 Centraal- en Noord-Azië
4.4.1 Typering van het natuurlijk kader: reliëf, klimaat, bodem en
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
16
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen kunnen het natuurlijk en socio-economisch kader typeren in functie van het toeristisch potentieel van een Centraal-Aziatische regio
kunnen de invloed van de Transsiberische spoorlijn op de ontwikkeling van Siberië toelichten
vegetatie 4.4.2 Menselijke en economische ontwikkeling (b.v. historische ontsluiting, grondstoffenrijkdom, ecologische problemen, toeristisch potentieel)
4.4.3 Van één Centraal- of Noord-Aziatische republiek of regio naar keuze (b.v. Mongolië, Kirgizië, Siberië):
6
1
21
kunnen aan de hand van een voorbeeld de lokalisatie van een economische activiteit verklaren
-
Economisch potentieel op basis van een typering van het fysisch milieu, de landbouw, grondstoffenbezit en de bereikbaarheid
kunnen a.d.h.v. een voorbeeld het toeristisch potentieel van Centraal-Aziatische bestemming toelichten
-
Gebrekkige toeristische ontsluiting: op basis van het fysisch milieu, de cultuurhistorische elementen en ecologische bedreigingen
kunnen de grote steden en belangrijkste reliëfeenheden van Australië 4.5 Regionale kenmerken binnen Oceanië aanduiden en benoemen op een kaart 4.5.1 Kuststeden in Z.O. Australië versus het lege grondstoffenrijke binnenland kunnen voorbeelden geven van regionale contrasten in Australië 4.5.2 Toeristische regio’s in Australië kunnen a.d.h.v. twee regionale voorbeelden relaties verwoorden tussen fysische en menselijke factoren en economie in Australië
3
Kenmerken van min. 2 regio’s in Australië (b.v. het dichtbevolkte New South Wales, het subtropische Top End, het woestijnachtige Red Centre, Great Barrier Reef, het grondstoffenrijke West Australia) - fysisch kader, demografie, toeristisch potentieel 4.5.3 Toeristische contrasten
kunnen in Oceanië toeristische contrasten onderscheiden met nadruk Kenmerken van één regio van de twee onderstaande gebieden op de natuurgebonden en cultuurhistorische troeven - De Pacifische eilanden
1
22
- Nieuw-Zeeland kunnen de grote en/of toeristische landen van Afrika en grote 5. Afrika subcontinentale zones op een kaart met staatsgrenzen aanduiden en 5.1 Synoptisch kaartbeeld benoemen • De staatkundige kaart van Afrika: grote staten, subcontinentale
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
17
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen 1
kunnen de belangrijkste reliëfeenheden, meren en rivieren van Afrika op kaart aanduiden en benoemen
5
kunnen met behulp van seizoenale neerslag-, luchtdruk- en temperatuurskaarten en klimatogrammen de grote klimaatzones van Afrika veralgemenend verklaren
5
kunnen enkele grote vegetatiegemeenschappen in Afrika in verband brengen met klimatologische kenmerken kunnen de grote etnische groepen in Afrika op kaart afbakenen
1
kunnen de gebrekkige verkeersgeografische ontsluiting van Afrika in relatie brengen met natuurlijke en socio-economische factoren
• •
afbakening (b.v. zuidelijk Afrika, Maghreblanden, Centraalafrikaanse Merenlanden) en te bestuderen regio’s Grote reliëfeenheden en rivieren op kaart Klimaat- en vegetatiezonering op de kaart van Afrika
•
Grote etnische groepen op kaart
•
Gebrekkige verkeersgeografische ontsluiting
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
18
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen 23
14
kunnen de herkomst van een aantal grondstoffen opzoeken en lokaliseren
22
houden in hun handelen rekening met duurzame ontwikkeling in Afrika
5.2 Afrika regionaal Een aantal Afrikaanse regio’s of regionale contrasten binnen Afrika met aandacht voor: • Het fysisch milieu • De menselijke en culturele kenmerken • De economische kenmerken (w.o. de grondstoffenfluxen) • De kansen op een duurzame ontwikkeling Het toeristisch potentieel •
kunnen twee Noord-Afrikaanse regio’s vergelijken a.d.h.v. natuurlijke en menselijke elementen
5.2.1 Noord-Afrika
kunnen stedelijke, landelijke en natuurlijke regio’s in Noord-Afrika typeren qua levenswijzen
Tegenstelling tussen de Mediterrane rand (b.v. toerisme, havens, landbouw) en de woestijnregio (b.v. aardolie en aardgas, fosfaten, oaselandbouw)
kunnen in een Afrikaanse regio of van een Afrikaans contrast natuurlijke en menselijke elementen verklaren en beoordelen
4
kunnen het toeristisch potentieel in een Noord-Afrikaans land opzoeken en omschrijven kunnen zelfstandig een aangepast en beperkt onderzoek uitvoeren met aandacht voor de analyse van een Afrikaanse regio of een regionaal contrast in Afrika, hiervoor relevante informatie opzoeken en een persoonlijke visie presenteren
18
20
8
Naar keuze 2 van 3 onderstaande onderwerpen - Toeristisch potentieel in Marokko - Toeristisch potentieel in Tunesië - Toeristisch potentieel in Egypte: fysisch milieu, cultureel patrimonium, infrastructuur en economie
nemen actief deel aan een hulpactie naar aanleiding van een Afrikaans probleem 24
kunnen de demografische situatie in een regio in Sub-Sahara-Afrika beschrijven en er enkele verklarende factoren van aangeven kunnen a.d.h.v. twee regionale voorbeelden relaties verwoorden tussen fysische factoren en economie in Sub-Sahara-Afrika
5.2.2 Sub-Sahara-Afrika •
Fysische, demografische, economische kenmerken (b.v. klimaat, zuigelingensterfte, etnische contrasten, mijnbouw, landbouw- en hongerproblemen, aids-probleem)
kunnen welvaartsproblemen typeren aan de hand van minimaal twee Naar keuze minimaal twee van onderstaande vier onderwerpen concrete situaties met een hoge actualiteitswaarde o Een actueel probleem in Zuid-Afrika of de Democratische kunnen zelfstandig een aangepast en beperkt onderzoek uitvoeren Republiek Kongo met aandacht voor de analyse van een Afrikaanse regio of een o Een toeristische archipel (b.v. Seychellen, Canarische eilanden) regionaal contrast in Afrika, hiervoor relevante informatie opzoeken
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
19
LEERPLANDOELSTELLINGEN Decr. nr.
LEERINHOUDEN
(cursief = uitbreidingsdoelstellingen)
(cursief = uitbreidingsinhouden)
De leerlingen
20 4
25
en een persoonlijke visie presenteren
o
Toerisme in Oostelijk Afrika
kunnen op basis van een museum- of tentoonstellingsbezoek een typering van een Afrikaanse levenswijze of cultuur maken nemen actief deel aan een hulpactie naar aanleiding van een Afrikaans probleem
o
Toerisme in een andere centraal of zuidelijk Afrikaanse regio:
kunnen de eigenheid van Antarctica beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken
6. Antarctica • kaartbeeld, wetenschappelijk onderzoek op specifieke terreinen (bv. milieuproblemen, natuurwaarde) • toeristische marginaliteit : last frontier
kunnen een houding verantwoorden ten aanzien van Antarctica als toeristisch gebied 26
7. Wereldbeeld
17
kunnen aan de hand van een specifiek project horizontale en verticale ruimtelijke relaties herkennen kunnen cijfermateriaal cartografisch verwerken en interpreteren
1
kunnen bestudeerde regio’s op de wereldkaart aanduiden
3
18
(b.v. etnische indeling, situering natuurlijke rijkdommen, toeristische troeven, tegenstellingen, conflictenhaard, gezondheidszorg)
Keuze tussen één van volgende mogelijkheden: • Kaartbeeld van de bestudeerde regio’s • Kaartbeeld van de grote toeristische regio’s
kunnen cijfermateriaal in verband met welvaart en welzijn cartografisch interpreteren
• Ruimtelijke synthese van een project binnen een regionale afbakening • Regionale wereldproblematiek: regionale verschillen op wereldschaal d.m.v. indicatoren van welvaart en welzijn
kunnen zelfstandig een beperkt ruimtelijk onderzoek uitvoeren en presenteren met aandacht voor een eigen standpunt
Vakoverschrijdende of geografische typering van toeristische ruimten in Amerika, Azië en/of Afrika met aandacht voor: -
cartografische materiaal, cijferinterpretaties, presentatietechnieken
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
20
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN TIMING ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Leerlingen staan centraal in de pedagogisch-didactische verantwoorde aanpak van dit halfopen leerplan regionale aardrijkskunde. Het niveau dat de leerlingen bereikt hebben in de realisatie van een ruimtelijk onderbouwd wereldbeeld is een basisgegeven. De verdere uitbouw van dat wereldbeeld via een regionale benadering zal onder meer afhankelijk zijn van een aantal randvoorwaarden: •
De homogeniteit van de klassen en aldus de nood aan binnenklasdifferentiatie indien de leerlingen toerisme voor het basisuur samenzitten met andere klassen
•
Het beschikbaar lestijdenpakket
•
De mate waarin extra-murosactiviteiten, ICT en andere eigentijdse leermiddelen en werkvoorwaarden buiten de contacturen mogelijk zijn
•
De aard en variatie qua werkvormen en de eraan gekoppelde evaluatietechnieken
•
De selectie van lesonderwerpen in andere leervakken van de basisvorming of het fundamenteel gedeelte (in het bijzonder in het vak Toerisme)
Methodologisch is een leerlinggerichte benadering gerelateerd aan een enkele conceptuele overwegingen die gevarieerde keuzemogelijkheden bieden: •
Een degelijke verticale vakgroepwerking binnen de school, en eventueel binnen de regio of scholengroep, levert leerlijnen op qua vaardigheidsprogressie, methodiek en geografische keuzen qua leerinhouden
•
Binnen de graad dient de concentrische uitdijing van de leerinhouden gehandhaafd te blijven, maar kan de volgorde van de grote regio-omschrijvingen gewijzigd worden in functie van de actualiteit, samenwerking met andere leervakken, schoolprojecten of andere contexten. Een progressie qua kennis, vaardigheden en attitudes dient gehandhaafd te blijven.
•
Een progressief ingevoerde keuze van eerder aanbiedende werkvormen over activerende werkvormen naar zelfstandig leren wordt sterk aanbevolen via de specifieke pedagogische wenken
•
Dit halfopen leerplan legt een macro-keuze via grote wereldzones vast, maar maakt lagere keuzen van de leerinhouden in functie van de actualiteit, de competenties en voorkeuren van de leerlingen, de gekozen werkvormen, de beschikbare leermiddelen en data en de voorkeur van de leraar mogelijk .
Dit leerplan kent aan het begrip “regio” geen schaalgrootte toe, maar positioneert alle ruimtelijke omschrijvingen met een identiteit tussen landschappen en de globale wereld tot mogelijk studiedomein in de tweede graad. Hierdoor kunnen regio’s zowel binnen een staatsgrens als grensoverschrijdende gebieden en groeperingen van landen herkend worden. Het typekarakter van een gebied is dan ook belangrijker dan afzonderlijke landenstudie. De grote ruimtelijke structuren (België, Europa, de wereld) dienen evenwichtig aan bod te komen (zie verder : aanbevolen lestijden in de kolom “timing”), maar hierbinnen is een mesokeuze mogelijk? •
De dominante opties in de eerste graad qua landschappen kunnen bepalend zijn voor de regio-keuze binnen Vlaanderen en België. Een herneming in een ruimere context van de eigen regio is zinvol als instapregio. Men kan ook opteren voor het verkennen van nieuwe regio’s (gekoppeld aan een excursie).
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
21
•
De sterke beklemtoning van keuzemogelijkheden dient een systematische landenstudie te verhinderen. Progressief uitgebouwde competenties bij leerlingen verdienen de voorrang op een parallelle behandeling van (toeristische) regio’s.
•
Beeldmateriaal, de basis voor de intra-muros-landschapstudie, blijft belangrijk om een sprekende voorstelling van een regio te kunnen maken
•
Kaartbeelden zijn noodzakelijk en worden als inleiding of/en als synthese gebruikt.
•
Het is niet de bedoeling landelijke landschappen te laten defileren en het is zeker niet de bedoeling landenstudies te maken op basis van een mozaïek van regio’s.
•
Het is niet de bedoeling de regio te beperken tot één of enkele dominante kenmerken. Een regio met bijvoorbeeld dominantie van landelijke kenmerken belet niet dat aspecten van industriële vestigingen of andere kenmerken aan bod zouden komen.
•
Naar leerlingen toe is het interessant regio's of kenmerken met elkaar te koppelen of te vergelijken. Indien men uitgaat van West-Europa dan bestaat de mogelijkheid nadien te vergelijken met de perifere gebieden.
•
De globale benadering van centrum naar periferie moet als synthese overkomen.
•
Wat de leerstofinhouden binnen Europa betreft, geeft onderstaande matrix een mogelijke verdeling van de regio’s weer. Samenvattend kan gesteld worden dat ermee een gecontroleerde keuze kan gemaakt worden: minstens twee voorbeelden uit iedere rij en minstens twee à drie voorbeelden uit de kolommen, en acht voorbeelden uit de laatste kolom. Een voorbeeld van een keuzelijn werd cursief aangeduid; zo komt men tot 16 cursief aangegeven regio’s. Dit voorbeeld geldt enkel als illustratie en de lijst is niet limiterend. Een positionering van een regio binnen een kolom kan inhouden dat andere regionale kenmerken betekenisvol kunnen zijn.
Regio met een duidelijk …
… landelijk karakter
… industrieel karakter
… verstedelijkt of tertiair karakter
… toeristisch karakter
Nederland
Friesland
Noord-Brabant
Randstad
Veluwe
Noordoost-Polder
Limburg
Waddeneilanden
Zeeland
Noord-Holland
De Brabantse stedenrij
Normandië
de zone Lyon
Parijs
Bretagne
Centraal Massief
Lotharingen
Corsica
Bekken van Parijs
Le Nord
Le Nord Lyon
De Börde: LeipzigHannover-Keulen
Saargebied München
Rijn-Main
Beieren
Berlijn
Harz
Mecklenburg
Rijnzone
Ruhrgebied
Eifel
Zwarte Woud
Ruhrgebied
Kent
Midlands
Londen
Lake District
Wales
Yorkshire
Cornwall
Highlands
Lowlands
ManchesterLiverpool
Frankrijk
Duitsland
Ver. Kon
Provence
Sussex
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
22
Zuid-Wales NoordEuropa
Lapland IJsland
Zuid-Scandinavië
Stockholm
IJsland
Oslo
Lapland
Finland Zuid-Europa
Noorse fjorden
Mezzogiorno
Lombardije
Barcelona
Toscane
Grieks of Spaans binnenland
Catalonië
Toscane
Dalmatische kust
Rome
Andalusië
Kosovo CentraalEuropa
Athene
Alpen
Noord-Bohemen
Wenen
Wallis
Walachije
Oost-Oostenrijk
Zürich
Slovenië
Mazurië
Opper-Silezië
Boedapest
Bohemen
Volga-Oeralgebied
Kiev
St-Petersburg,
Oekraïne
Moskou
Moskou, Krim,
Oost- Europa Letland Russische vlakte
Donbassbekken
•
Baltische kust
Wat de regiokeuzen binnen de wereldzones buiten Europa betreft, is reeds binnen de kolom “leerinhouden” aangegeven welke de keuzemogelijkheden zijn om een evenwichtig ruimtelijk wereldbeeld te realiseren. Daar via een minimale keuze dit wereldbeeld nog steeds fragmentair is, kan de realisatie van leerplandoelstellingen b.v. opgevangen worden via zelfstandig werk. Vakgoepoverleg toont aan welke regio’s meest geschikt zijn om voor het leervak Toerisme betekenisvolle ondersteuning te bieden.
Wat de klaspraktijk betreft, kunnen volgende principes aanbevolen worden: •
Een doordacht jaar(vorderings)plan en een goed voorbereid lesscenario bieden houvast voor een gestructureerde, maar ook flexibele aanpak
•
Er wordt uitgegaan van een goed geformuleerde opdracht, een terreinobservatie, representatief beeld- of cijfermateriaal, een regiodossier, de perceptie van de leerlingen, de actualiteit, … al naar gelang van de didactische werkvorm waarvoor gekozen wordt; een afwisseling qua werkvormen is aangewezen
•
Het is belangrijk dat de bestudeerde regio’s door de leerlingen in een reeds beschikbaar referentiekader kunnen geplaatst worden en dat na studie op het einde van ieder leerjaar een synthese(kaart) opgemaakt wordt.
•
De verwerking van de leerstof gebeurt via leerlingennotities, al dan niet op werkbladen of syllabus, maar in ieder geval in functie van de doelstellingen en gerelateerd aan de gehanteerde evaluatietechnieken.
De lessen aardrijkskunde dienen ook in de tweede graad te kaderen in een globaal opvoedingsproject tot wereldburgers: •
De leerlingen dienen inzicht te verwerven in de verschillende standpunten die kunnen ingenomen worden ten aanzien van ruimtelijke spanningsvelden in diverse regio’s. Vandaar een pleidooi voor horizontale vakgroepwerking over de leervakken heen.
•
De maatschappelijke oriëntatie van een wetenschapsvak dat de ruimtelijke samenhang van verschijnselen op aarde bestudeert, verplicht de inschakeling van minstens één geografische excursie per graad..
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
23
•
Ook hier geldt de bedenking dat de verwerking projectmatig kan gebeuren eventueel onder de vorm van groepswerk of via een individuele presentatie. De inleiding van de synthese kan overeenstemmen met het hoofdaccent van een project
•
Zelfstandig werk of groepswerk kan passen in een opdracht die over een langere tijdspanne loopt; presentatie gebeurt als een synthese door leerlingen d.m.v. verschillende presentatietechnieken (b.v. rapport, ICT) binnen de aanbevolen lestijden
•
Een geïntegreerd project op basis van een intra- of extra-murosactiviteit, vakoverschrijdend op een ruimtelijk domein (b.v. mundiale vorming, milieu- en natuurzorg, verkeers- en mobiliteitseducatie, Europese dimensie, burgerzin, regionaal beleid)
•
Het project of de extra-murosactiviteit dient geenszins op het einde van het schooljaar als een synthese-activiteit gepland te worden, maar bij de synthese kan teruggegrepen worden naar een eerder gerealiseerde activiteit.
Indien de volgorde van de hoofdstukken gewijzigd wordt, dient de leraar erover te waken dat toch een consecutiviteit qua vaardigheden beoogd wordt. Zijn in het begin van een leerjaar behandelde regio’s eerder geschikt om via geleid leren basisvaardigheden aan te leren, dan zijn slothoofdstukken eerder geschikt om zelfstandig of coöperatief leren te realiseren. Onderstaande specifieke wenken zijn bedoeld als ideeënbus voor de klaspraktijk. Het is aan de leraar om een evenwichtige en gevarieerde keuze te maken in overeenstemming met de lesdoelen. Hierdoor moet ruimte komen voor een eigen creatieve inbreng en de inschakeling van de actualiteit. Er wordt wel gestreefd naar een progressie qua vaardigheden van eerder geleid naar meer zelfstandig werken. De aanbevolen hoeveelheid lestijden is referentie voor een onderling afwegen van de onderdelen en houdt geen rekening met eventuele extra-murosactiviteiten, projectonderwijs, zelfstandig werk of groepswerk. Het gemiddeld urenpakket houdt rekening met 22 à 23 effectieve lesweken in de klas in het eerste jaar en 20 à 22 lesweken in het tweede jaar.
SPECIFIEKE DIDACTISCH-PEDAGOGISCHE WENKEN
Nr. 1
2
Pedagogisch-didactische wenken -
aan de hand van b.v. profielen, blokdiagrammen, reliëfblokken, computersimulaties, dia's, foto's, reliëfkaarten delen van het Belgisch reliëf typeren
-
kaartmateriaal (vereenvoudigde werkkaarten maken of vervolledigen met behulp van referentiekaarten (niet alleen atlaskaarten)
-
fysische kenmerken schematisch lokaliseren op werkkaarten
-
excursie naar geosites, natuurlandschappen, enz.
-
grafische voorstellingen en cijfermateriaal gebruiken voor klimaatstypering op kaart
-
beeldmateriaal / levende planten tonen voor de typering van vegetatiegemeenschappen
-
studie van toeristische brochures voor het criterium toeristische waardering
-
synthetiseren van cijfermateriaal
-
administratieve kaart met gemeentegrenzen hanteren voor de lokalisatie van gewesten, provincies, stadsgewesten, …
-
kaarten vervolledigen met behulp van referentiekaarten (b.v. werkloosheid, inkomen, demografische evolutie)
-
bevoegdheden afleiden uit krantenknipsels over samenstelling van regeringen, betwistingen, …
-
economische kaarten van België in verband brengen met cijfermateriaal
Timing 3à5 lestijden
2à3 lestijden
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
Nr.
3
4
5
Pedagogisch-didactische wenken
24
Timing
-
opzoeken en uitwerken van kaarten met administratieve en geopolitieke elementen in tijdschriften, via internet, in kranten bijvoorbeeld naar aanleiding van verkiezingen, regionale en lokale verschillen inkomen …
-
cijfer-, grafiek- en kaartmateriaal i.v.m. demografische variabelen aanwenden om regionale demografische verschillen in België te verklaren
-
statistieken opzoeken (b.v. op internet), ze samenvatten, voorstellen op grafieken of op kaarten
-
informatie van een federatie of economische sector (b.v. jaarverslag, informatiebrochure) verwerken; keuze van de sector b.v. in functie van de studierichting.
-
planologische instrumenten vergelijken bij groepswerk
-
actualia hanteren bij probleemstellingen i.v.m. ruimtelijke ordening en milieuproblematiek
-
cijfer-, grafiek- en kaartmateriaal i.v.m. demografische variabelen aanwenden om regionale demografische verschillen in België te verklaren
-
economische kaarten van België in verband brengen met cijfermateriaal
-
interregionale fluxen in b.v. kaarten, atlassen, jaarverslagen, tijdschriften, catalogi, … opsporen
-
data, beeld- en kaartmateriaal van verschillende streken vergelijken en 4à6 steekkaarten opstellen (b.v. van macroregio's: Kuststreek, Kempen, Ardennen; b.v. lestijden van microregio’s: Vlaamse Ardennen, Voerstreek)
-
via een excursie de toeristische kenmerken en eigenheid van een regio of van verschillende regio’s beschrijven
-
het verkeerswegennet tevens situeren binnen een Europese context
-
aanleggen van steekkaarten voor de vergelijking van toeristische regio’s
-
raadplegen van brochures, routebeschrijvingen, gidsen en toeristisch kaartmateriaal aangaande het toeristisch en recreatief aanbod in België
-
op basis van een informatiebundel zelfstandig of in groep een regio uitwerken, eventueel presenteren
-
historisch kaart- en beeldmateriaal, eventueel archiefstukken raadplegen voor reconstructie van ruimten
-
getuigenissen hanteren voor duiding van de taalproblematiek en de multiculturele dimensie
-
officiële informatie opvragen aangaande de specifieke bevoegdheden: gewest, nationaal, hoofdstad Vlaanderen, EU
-
verschillen tussen de 19 gemeenten en het stadsgewest inzien via kaartmateriaal en statistieken
-
aan de hand van voorbeelden de invloed van Brussel als hoofdstad van de Europese Unie nagaan op de ruimtelijke ordening (grote bouwprojecten b.v. Europawijk, huur- en grondprijzen, werkgelegenheid)
-
uit de actualiteit of uit documenten de specifieke milieuproblemen afleiden
-
uit gegevens (b.v. lucht, water, verkeer, afval) de evolutie van het Brussels leefmilieu inschatten (b.v. waterzuivering ten opzichte van Vlaanderen, verkeersstromen in Vlaams en Waals Brabant …)
4à6 lestijden
3à5 lestijden
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
Nr.
6
7
8
Pedagogisch-didactische wenken
25
Timing
-
aan de hand van een voorbeeld de invloed van de functies van Brussel op de ruimtelijke ordening nagaan
-
kaartmateriaal vervolledigen met behulp van de nodige referentiekaarten (niet alleen atlaskaarten)
-
synthesekaarten schetsen van het leefmilieu en het recreatie-aanbod in Vlaanderen en Wallonië a.d.h.v. gekozen milieukenmerken
-
van een beperkte toeristische site via zelfstandig werk of groepswerk elementen verzamelen, beschrijven, voorstellen en globaal beoordelen
-
bereikbaarheid van plaatsen vergelijken (b.v. tijdstabellen, isochronen)
-
ruimtelijk of temporieel evoluerend cijfermateriaal qua toeristische benuttiging van logiescapaciteiten (carto)grafisch voorstellen
-
via discussie argumenten pro en contra toeristische ontwikkeling naar voor brengen
-
kaartanalyse: het reliëf, de klimaten, eventueel de bodems en vegetatie (niet alleen 2à4 a.d.h.v. atlas) en verwerking op werk- of synthesekaarten via individueel werk of lestijden groepswerk
-
kaartanalyse: de staatkundige kaart van Europa (b.v. EU-landen, GOS-lidstaten, de Kaukasus, de Balkan, ex-Joegoslavië, mediterrane landen)
-
verwerking van parate feitenkennis op werkkaarten
-
vertrekken van de regionale beeldvorming van leerlingen (zgn. regiobeelden)µ
-
opbouw van een kaartbeeld via werkkaarten en atlas of wandkaarten
-
uit cijfermateriaal het dominant karakter van een regio afleiden
-
een referentiekaart aanvullen tot een synthesekaart d.m.v. weergave van kenmerken, localisaties, enz.
-
een extra-murosactiviteit (b.v. excursie, meerdaags verblijf, tentoonstelling) hanteren als essentieel onderdeel van de regiobehandeling
-
Het is belangrijk dat bij de keuze van de leerroute en de daarin verwerkte voorbeelden de leraar tegemoet komt aan volgende criteria : de keuze van de regio, het ervaringsgericht leren van de leerlingen; de belangstelling van leerlingen voor bepaalde leefmilieus; de beschikbaarheid van lesmateriaal. De leraar zal echter wel oog moeten hebben voor te grote veralgemeningen of misvattingen
-
Uit ieder van de vier grote buurlanden van België wordt afwisselend een regio behandeld met dominantie van landelijke, stedelijke, industriële en tertiaire activiteiten door studie van cijfergegevens, kaart- en beeldmateriaal (zie bijgevoegde matrix bladzijde 9) Hierdoor komt ieder van de buurlanden met één regio aan bod.
-
de actualiteit, eventuele schoolprojecten, de beschikbare leermiddelen en andere leeromstandigheden kunnen de keuze van de gevalstudies uit regio’s mee bepalen
-
de “tertiaire betekenis” houdt verband met toerisme en recreatie, vervoer, handel, diensten en distributie
-
de exclusief toeristische regio’s kunnen zowel uit reeds behandelde Belgische buurlanden als uit andere West-Europese landen komen (b.v. GH Luxemburg, Ierland)
-
voorbeelden van grensoverschrijdende regio’s: Euregio, Saar-Lor-Lux, regio Basiliensis, Chunnel, Moezelvallei, …: natuur, economie en toerisme op basis van
2à4 lestijden
16 à 20 lestijden
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
Nr.
Pedagogisch-didactische wenken
26
Timing
kaarten en beelden, eventueel van excursies 9
-
Uit ieder van de vier grote Europese periferische regio’s wordt afwisselend een regio behandeld met dominantie van landelijke, stedelijke, industriële en tertiaire activiteiten door studie van cijfergegevens, kaart- en beeldmateriaal (zie bijgevoegde matrix)
-
de actualiteit, eventuele schoolprojecten, de beschikbare leermiddelen en andere leeromstandigheden kunnen de keuze van de gevalstudies uit regio’s mee bepalen
-
de aard van de gekozen regio bepaalt ook de diepgang qua fysisch-geografische en socio-economische kenmerken
-
een Europese toeristische bestemming uitwerken met het oog op een persoonlijk geapprecieerde vakantie die rekening houdt met economische en ecologische overwegingen
-
voor dit hoofdstuk gelden evenzeer de wenken die voor de behandeling van regio’s uit de buurlanden vermeld zijn bij voorkeur wordt een toeristische regio gekozen in een land waarin nog geen regio behandeld werd en met een specifieke toeristische betekenis (b.v. Balticum, Polen, Griekenland, Turkije, Ierland, Mazurië, Cyprus, Malta, Krim)
-
voorbeelden van grensoverschrijdende toeristische regio’s: b.v. Alpen, Lapland, Balkan historisch kaartmateriaal en chronologie in de toenadering van Europese staten aanwenden
10
-
uitgaande van statistieken vergelijkende grafieken tekenen omtrent de lidstaten
-
de ruimtelijke expansie van de EU naar de periferie via kaartmateriaal
-
uitgaande van actualiteit of statistieken vergelijkingen maken tussen lidstaten
-
fysisch-geografische en socio-economische kaarten hanteren om het toeristisch belang van een GOS-regio voor de West-Europese markt aan te tonen het is niet de bedoeling een volledige vergelijking van de geografie van EU en/of GOS te maken, maar wel ruimtelijke argumenten te verzamelen om de verschillen en de globale samenhang, centrale en periferische ligging van de lidstaten en impact van beide supranationale instellingen te vergelijken
-
11-12
-
indien voor een project geopteerd wordt, kan dit in het kader van horizontale vakgroepwerking via een gedeeltelijk geografisch ingevuld project .
-
Het is belangrijk, onder andere ook bij de gevalstudie, uit te gaan van ervaringen van leerlingen en onderwerpen -
die hen aanspreken
-
waarvan ze het praktische nut kunnen ervaren,
-
waarvan ze kunnen overtuigd worden dat ze een wezenlijke bijdrage en meerwaarde voor hun later werk en hun rol betekenen. (tewerkstelling, belang van actualiteit, …)
-
uitgaande van kaarten en beeldmateriaal de regio’s typeren en aanduiden op werkkaarten (b.v. via gerichte atlastaken) qua natuur en menselijk potentieel
-
de studie van een regio wordt voorafgegaan door referentiekaartmateriaal met de belangrijkste natuurlijke en menselijke kenmerken (b.v. reliëf, klimaat, bevolkingsdichtheid)
-
een lijst van regio’s die in de loop van het schooljaar in aanmerking komen voor
16 à 20 lestijden
3à5 lestijden
2à4 lestijden
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
Nr.
Pedagogisch-didactische wenken
27
Timing
zelfstandig werk of groepswerk, kan aan de leerlingen bezorgd worden; zij kunnen hieruit een taak kiezen; de criteria worden opgegeven en een voorbeeld wordt eventueel ter beschikking gesteld (bv. tewerkstelling in toeristische sector, bevolkingsdichtheid, bereikbaarheid, …). 13-15
16
17
18
-
uitgaande van gevalstudies (b.v. een ranch, een exploitatieschema, het leven in de binnenstad, …) wordt een regio getypeerd via de hoofdkenmerken (b.v. ranching, vetmestbedrijven, mijnbouw, …)
-
cijfermateriaal kan een synthesebeeld oproepen, maar tevens een vergelijking met andere regio’s toelaten
-
interregionale fluxen worden vooraf cartografisch gelokaliseerd t.a.v. herkomst- en bestemmingsgebieden
-
technische gegevens i.v.m. het transport zijn ondergeschikt aan de ruimtelijke consequenties van de transportmodi
-
het “volgen” van een bepaalde grondstof, product via verschillende transportmodi kan via diverse informatiebronnen
-
toeristische regio’s worden getypeerd door gebruik te maken van vakliteratuur, informatie via internet verworven, brochures en reisgidsen
-
specifieke toeristische trajecten (b.v. Greyhound, Route 66, Parkways)
-
uitgaande van bestaand fotomateriaal (evt. uit brochures, beschikbaar op internet)
-
fysisch-geografisch referentiekader op basis van overzichtskaarten en klimatogrammen
-
plattegronden en beelden van de grote steden
-
regionale contrasten en economisch zwaartepunt op basis van statistieken
-
fysisch kader m.b.v. reliëfkaarten en –profielen, klimaats- en vegetatiekenmerken (klimatogrammen, beelden)
-
demografische en etnografische kenmerken op basis van statistieken, leesteksten, getuigenissen)
-
het is mogelijk dat op basis van interesse leerlingen of leerlingengroepen en rekening houdend met de studierichting dit thematisch uit te werken onder de vorm van een project en gebruik makend van informatiebronnen waaronder ICT, bibliotheek, tijdschriften, video …
-
toeristische informatie (brochures, statistieken, videobeelden) gebruiken bij het typeren van het toeristisch belang van regio’s
-
attractieve elementen (b.v. natuur, cultuur, Amerikaanse markt, prijs) en hindernissen (b.v. wervelstormen, politieke labiliteit, criminaliteit)
-
vertrekkende van kaartbeelden de grote verschillen tussen Moesson- en DroogAzië ontleden
-
de verschillen in bevolkingsdichtheid en in culturen vastleggen op werkkaarten
-
de grote regionale contrasten tussen de verschillende regio’s ontleden met aandacht voor cultuur (b.v. kastenstelsel), sociale contrasten, kinderarbeid, goedkope werkkrachten, enz. maar ook relaties tussen natuur en economie (rijstteelt en klimaat) a.d.h.v. persberichten en knipseldossiers
-
de grote verschillen tussen het droge westen en het rijke oosten van China aantonen o.a. reliëfverschillen, klimaat, bevolkingsdichtheid, economische activiteit
8 à 10 lestijden
6à8 lestijden
2à4 lestijden 9 à 12 lestijden
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
Nr.
Pedagogisch-didactische wenken
28
Timing
(b.v. Hong Kong (+ Shenzen), Sjanghai, enz. als vrijhavens en groeiende industriële wereldpoorten vs. het achtergebleven binnenland op basis van kaart- en cijfermateriaal)
19
20
21
22
-
interne regionale contrasten vanuit fysisch-aardrijkskundig en socio-economisch perspectief d.m.v. schema’s
-
persknipsels en videobeelden: economische expansie en samenwerking (b.v. Asean, Apec), groei en problemen van de miljoenensteden (in b.v. Z.-Korea, Maleisië, Singapore, Taiwan).
-
kaartbeelden van dreigende natuurrampen, grote steden en concentraties aan industrie, verkeersproblemen, havens (aanvoer van over toerisme in ZO-Azië grondstoffen, afvoer van b.v. auto’s en high tech)
-
video’s en mediaberichten over toerisme in Z.O.-Azië
-
Onder grondstoffen wordt zowel water als aardolie begrepen
-
kaartbeeld van de Perzische Golf: petroleum en gas als rijkdom, petroleumhavens, tegenstellingen (b.v. Sjiieten, Soennieten)
-
belang in de wereldenergievoorziening uit statistieken, persartikels
-
het belang van water voor de mens in de droge streken aantonen op basis van persberichten, vakliteratuur, statistieken
-
nood aan water aan de hand van data en ruimtelijke productieschema’s
-
ook hier geldt de bedenking dat de verwerking projectmatig kan gebeuren eventueel onder de vorm van groepswerk
-
toeristische informatie (brochures, statistieken, videobeelden, reisgidsen) aanwenden voor het typeren van het toeristisch belang van regio’s
-
uitgestrektheid (uurgordels), een extreem fysisch milieu, rijkdommen (hout, minerale grondstoffen), transport- en milieuproblemen (permafrost, pijpleidingen) a.d.h.v. beeld-, kaart- en cijfermateriaal
-
historische ontwikkeling via tekstanalyse
-
analyseren van beeld-, kaart- en cijfermateriaal om de keuzerepubliek of -regio te verantwoorden
-
onderzoek van data, kaarten en beeldmateriaal om het economisch potentieel en de toeristische mogelijkheden in verband te brengen met ecologische situaties
-
werkkaarten vervolledigen van Oceanië en de eilandengroepen
-
fysisch kader m.b.v. reliëfkaarten en –profielen, klimaats- en vegetatiekenmerken (klimatogrammen, beelden)
-
demografische en etnografische kenmerken op basis van statistieken, leesteksten, getuigenissen)
-
groepswerk of individuele voorstelling van een regionaal contrast in Oceanië a.d.h.v. kaart-, beeld- en cijfermateriaal
-
regionaal toeristisch contrast op basis van de actualiteit en de beschikbare data opzoekingswerk in het kader van een kritische analyse van toeristisch aanbod
-
vertrekkende van kaartbeelden de relaties tussen klimaat en vegetatie aantonen; de spreiding van de verschillende volkeren (b.v. t.o.v. de landsgrenzen) aan de hand van cijfermateriaal en mediaberichten bediscussiëren.
2à4 lestijden
2à3 lestijden
5à7 lestijden
1à3 lestijden
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
Nr.
23
24
Pedagogisch-didactische wenken -
mogelijke spanningsvelden zijn bijvoorbeeld cultuurverschillen, medische problemen, politieke instabiliteit, ecologische degradatie
-
in het kader van zelfgestuurd leren kunnen leerlingen zelf de leerdoelen formuleren die passen in een zelfstandig ontwikkelde benadering van Afrika al regionaalgeografische ruimte. Zij dienen over een degelijke studiewijzer te beschikken en ook over de mogelijkheden beschikken om hun vorderingen in het leerproces te boordelen. Regionale vakgroepwerking en nascholing kunnen hiertoe bijdragen.
-
Een programma in het museum voor Afrika kan een sleutelfunctie krijgen in een integrale benadering van een Afrikaanse regio. Groepsopdrachten en – rapporteringen passen in dit perspectief.
-
woestijngebieden en mediterrane landbouw a.h.v gevalstudies, kaart- en cijfermateriaal
-
toeristische informatie (brochures, catalogi, statistieken, videobeelden, reisgidsen) aanwenden voor het typeren van het toeristisch belang van regio’s
-
vertrekkende van een probleemregio uit de actualiteit: een visie op ontwikkelingsproblematiek opbouwen
-
getuigenissen ruimtelijk kaderen
-
vertrekkende van een probleemregio uit de actualiteit: een visie op ontwikkelingsproblematiek opbouwen
-
getuigenissen ruimtelijk kaderen
-
het verdient aanbeveling een hogere graad aan zelfstandig werk of groepswerk na te streven dan in de vorige hoofdstukken
-
de uitdieping van toeristische thema’s gebeurt met meer aandacht voor causale verbanden (bv. ontwikkelingsgraad, politieke (on)rust, aanbod fauna, …)
-
vertrekkende van mediagegevens, getuigenissen, kaartbeelden en cijfermateriaal
-
actualia inschakelen
-
toeristische informatie (brochures, catalogi, videobeelden, reisgidsen) aanwenden voor het typeren van het toeristisch belang van regio’s
-
mediagegevens en kaartmateriaal aanwenden voor het typeren van de benuttiging van het natuurlijk patrimonium
-
evolutie van welvaart en welzijn aantonen m.b.v. statistieken, persknipsels, leesteksten Ook hier geldt de bedenking dat de verwerking projectmatig kan gebeuren eventueel onder de vorm van groepswerk of via een individuele presentatie
25
26
-
historisch onderzoek, analyse van wetenschappelijke rapporten en journaals
-
videobeelden, leesteksten, bevraging NGO’s
-
bevraging van reisbureaus, zoeken op internet
-
vertrekkende van mediagegevens, getuigenissen, kaartbeelden en cijfermateriaal
-
actualia inschakelen b.v. etnische indeling, situering natuurlijke rijkdommen, toeristische troeven, tegenstellingen, conflictenhaard, gezondheidszorg
-
mediagegevens en kaartmateriaal aanwenden voor het typeren van de benuttiging van het natuurlijk patrimonium
-
evolutie van welvaart en welzijn aantonen m.b.v. statistieken, persknipsels, teksten
29
Timing
5à7 lestijden
5à7 lestijden
1 lestijd
1à3 lestijden
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
Nr.
Pedagogisch-didactische wenken -
cartografische neerslag van sociale en economische indicatoren op basis van cijfermateriaal, resultaten van een knipselmap of actualiteitenwand, interpretatie van beeldmateriaal.
-
zelfstandig werk of groepswerk kan passen in een opdracht die over een langere tijdspanne loopt; presentatie gebeurt als een synthese door leerlingen d.m.v. verschillende presentatietechnieken (b.v. rapport, ICT) binnen de aanbevolen lestijden
-
geïntegreerd project op basis van een intra- of extra-murosactiviteit, vakoverschrijdend op een ruimtelijk domein (b.v. mundiale vorming, milieu- en natuurzorg, verkeersseducatie, Europese dimensie, burgerzin, regionaal beleid)
30
Timing
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN Een goed uitgerust vaklokaal aardrijkskunde is onontbeerlijk en alle lessen aardrijkskunde worden daarin gegeven. Dit lokaal moet in die mate verduisterbaar zijn dat diaprojectie in alle weersomstandigheden mogelijk is. Het bord dient gedeeltelijk uit klapborden samengesteld te zijn; kleurkrijt dient steeds beschikbaar te zijn. Het vaklokaal dient over voldoende muuroppervlakte te beschikken om wandkaarten, een actualia-prikbord en andere wanddocumenten te bevestigen.
Het vaklokaal dient minimaal over volgende uitrusting te beschikken: -
minimum één kaarthanger;
-
een projectiesysteem waaronder een retro projector;
-
een bergruimte voor cartotheek, diatheek, fototheek, atlassen, statistische tabellen, handboeken en naslagwerken;
-
beeldmateriaal (o.a. dia’s) over de besproken regio’s
-
atlassen voor klassikaal gebruik;
-
geactualiseerde beeldmateriaal aan te maken uit de eigen regio en met de te behandelen regio’s (eventueel transparanten)
-
transparantenreeksen onder meer staatkundige kaarten en reliëfkaarten;
-
basisreeks wandkaarten (minimaal België, Europa, de te behandelen landen en wereld);
-
satellietbeelden;
-
een bodemkaart of bodemassociatiekaart van de eigen regio;
-
topografische kaarten op verschillende schalen, waaronder die van de eigen regio;
-
het gewestplan van de eigen regio;
-
voorbeelden van andere kaarttypes, waaronder een wegenkaart en een stadsplattegrond;
-
verschillende reliëfblokken;
-
een globe;
-
blinde wandkaarten of blinde transparanten;
Indien men opteert voor klassikaal gebruik van handboeken dient er één per leerling in het vaklokaal aanwezig te zijn. Indien lessen van andere vakken ook in dat lokaal doorgaan, mag dat geen invloed
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
31
hebben op de lessen aardrijkskunde. Dit houdt o.m. in dat de veiligheid, bereikbaarheid en bruikbaarheid van de leermiddelen gegarandeerd is. Een aantal materiële elementen dienen beschikbaar te zijn, indien niet in het vaklokaal, dan toch in de onmiddellijke omgeving: -
een videotoestel met teller (eventueel in een rollende kast);
-
bergmogelijkheden voor kaarten, eventueel in een afzonderlijk (tussen)lokaal onder te brengen.
Hierbij wordt uitgegaan van de aanwezigheid van leerlinggerichte geografische literatuur in de mediatheek; indien dit niet het geval is, hoort deze literatuur in het vaklokaal thuis. De school zou een mediabeleid kunnen voeren bijvoorbeeld door elk jaar een beperkt budget ter beschikking te stellen voor de aankoop van interessante lectuur voor leerlingen en leerkrachten. Dit kan ook passen in het navormingsbeleid Het is wenselijk dat een aanvang wordt gemaakt met de introductie van moderne informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de lessen aardrijkskunde als didactisch hulpmiddel. Een multimedia-uitrusting met internetaansluiting dient beschikbaar te zijn voor specifieke opdrachten. Er wordt gepleit voor het beschikbaar stellen van bijvoorbeeld een scanner, een kleurenprinter, een digitaal fototoestel, een LCD-scherm of projectietoestel op computer te gebruiken , en dit door verschillende collega’s en voor verschillende vakken. In het vaklokaal is minstens één PC met multimedia-uitrusting voorhanden. Indien niet alle lessen aardrijkskunde in één vaklokaal kunnen doorgaan, is de uitbouw van een tweede, eventueel derde vaklokaal noodzakelijk. Ze dienen eveneens te beantwoorden aan de vereisten, qua vaste uitrusting (verduistering, borden, voldoende muuroppervlakte, kaarthanger, bergruimte). Indien dit lokaal vlakbij het eerste vaklokaal gelegen is, kunnen toestellen uitwisselbaar opgesteld staan; indien het lokaal zich op een andere verdieping of vleugel van het schoolcomplex bevindt, is een vaste opstelling van de hierboven aangegeven projectietoestellen, atlassen, handboeken, wandkaarten, globe noodzakelijk. Indien wegens recente expansie of defect een school nog niet over één of meerdere noodzakelijk geachte leermiddelen beschikt, dient een aanvraag tot aankoop in de begroting opgenomen te zijn. Er wordt aanbevolen dat leerlingen thuis over een schoolatlas beschikken. Indien geen lestijden uit het complementair gedeelte aan aardrijkskunde toebedeeld zijn in het lessenrooster van de leerlingen, dienen zij thuis beslist over een schoolatlas te beschikken om effectief zelfstandig werk mogelijk te maken. De uitrusting en inrichting van het vaklokaal aardrijkskunde moet voldoen aan de technische voorschriften inzake de vigerende wetgeving: Codex, ARAB, AREI en Vlarem. Bij het gebruik van toestellen, materiaal en materieel dient men reeds bij aankoop te letten op de specifieke normen. Duidelijke, Nederlandstalige handleidingen evenals een technisch dossier dienen aanwezig te zijn. Alle gebruikers dienen de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften te kennen en correct te kunnen toepassen. De collectieve veiligheidsvoorzieningen mogen nooit gemanipuleerd worden. Daar waar de wetgeving het vereist, moeten de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig zijn en gedragen worden.
EVALUATIE Bij het begin van het schooljaar peilt de leraar naar de beginsituatie, namelijk in welke mate de leerlingen op basis van in de eerste graad bestudeerde landschappen beschikken over een algemeen ruimtelijk referentiekader. Hierbij worden zowel de parate kennis, het begrippenkader, de vaardigheden als de attitudes bevraagd.
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
32
Inzicht in de vorderingen van de leerling wordt verkregen door de permanente evaluatie. Deze toetsing kan gebaseerd zijn op verschillende vormen van leerlingengedrag: -
de klasactiviteit: taakgerichtheid, medewerking in de klas, participatie in groepswerk, tijdig klaar met opdrachten, kritische instelling, zorg, woord voeren voor de klas, mondelinge taalvaardigheid, precisie bij aanwijzingen op kaart en in atlas,...;
-
de resultaten van zelfstandig te realiseren taken: het hanteren van leermiddelen, het vervolledigen van werkkaarten en grafische voorstellingen, het aangemaakt materiaal, de in te vullen werkbladen en notities,...;
-
de resultaten van elementaire toetsen of mondelinge overhoringen over de in de vorige les aangeleerde leerstof;
-
de resultaten van herhalingsbeurten over grotere leerstofonderdelen.
Teneinde de evaluatie zo correct mogelijk te laten verlopen, wordt aan een aantal voorwaarden tegemoet gekomen die in elke instelling van openbaar nut te maken hebben met regels van openbaarheid en handelingen van behoorlijk “bestuur”: -
reeds bij de aanvang van het schooljaar worden leerlingen en ouders in kennis gesteld van de evaluatiewijze(n); deze zijn in overeenstemming met het schoolreglement en met eventueel voor de bewuste klas, studierichting of niveau uitgewerkte deliberatiecriteria;
-
belangrijke evaluatiemomenten en taken worden bij voorkeur in het jaar- of graadplan opgenomen;
-
bij de voorbereiding van de les is het wenselijk te voorzien op welke wijze men beoogt de leerplan, lescyclus- of lesdoelstellingen te halen; hiermee is duidelijk of bepaalde vragen bijvoorbeeld naar reproductie, naar vaardigheid, naar implementatie, naar creativiteit of naar kritisch inzicht peilen;
-
de leraar houdt bij de vraagstelling best rekening met de hulpmiddelen (bijvoorbeeld toestellen, handboeken, videoband,...) die men in de les of op het terrein gebruikte;
-
bij de bespreking van de resultaten deelt de leraar de juiste oplossingen mee; op de nageziene kopijen worden de fouten aangeduid. Voor eventuele remediëring kan eventueel beroep gedaan worden op een takenbank;
-
bij de uiteindelijke evaluatie hanteert de leraar een weging van de toetsing (bijvoorbeeld een herhalingstoets wordt op een hoger cijfer gequoteerd dan een elementaire toets).
-
rubricering van de toetsing in het evaluatieschrift houdt rekening met de aard van de toetsing (bijvoorbeeld cognitief, vaardigheden, attitudes) zodat over een langere periode eventuele vorderingen op specifieke leerdomeinen goed tot uiting komen;
-
leerlingen en hun ouders worden op een daartoe voorziene wijze geïnformeerd over de vorderingen van de leerling. Bij ernstige tekorten of onzekerheden wordt een concrete remediëring voorgesteld; hierbij dienen de nodige hulpmiddelen (bijvoorbeeld handboek, schoolatlas, videoband,...) ter beschikking te zijn voor het thuis of in de klas bijwerken van de leerstof.
Toetsvragen worden best gescand aan de hand van een aantal voorwaarden : validiteit (de toets meet wat men beoogt te meten), objectiviteit (een eerlijke beoordeling op basis van normen en/of correctiesleutels), betrouwbaarheid (geen fouten in de metingprocedure) en transparantie (duidelijkheid).
Een aantal redactieregels bevorderen deze voorwaarden: -
duidelijke vraagstelling met precieze afbakening van aantallen, te gebruiken juiste hulpmiddelen en onafhankelijkheid van de items bij deelvragen of opeenvolgende vragen;
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
33
-
correcte formulering qua taalgebruik: eenvoudig, concreet en zonder overbodigheden, vragen met eenzelfde vraagvorm gegroepeerd in de toets, vermijden van dubbelzinnige items, vermijden van (dubbele) negaties;
-
verzorgde lay-out: BIN-normen, geen vraag over twee pagina's gespreid, overzichtelijke nummering, goed leesbare teksten en duidelijke figuren (let op zwart-wit fotokopies van kleurenfoto's);
Bij open vragen zijn verschillende correcte antwoorden mogelijk, maar de creativiteit van leerlingen moet goed beoordeeld worden door vooraf vastgelegde correctie- en scoringsvoorschriften en niet d.m.v. een steriel correctiemodel. Uitsluitend open vragen stellen is veelal onbetrouwbaar en bevordert taalvaardige leerlingen; de correctie van open vragen is tijdrovend. Modelantwoorden zijn wel vooraf te formuleren bij gesloten vragen. Deze laten geen ruimte voor eigen formuleringen en informatie ligt besloten in vraagstelling, maar er zijn meerdere varianten (bijvoorbeeld ja-neevraag, correctievraag, koppel- of sorteervraag, rangschikkingvraag, meerkeuzevraag,...). Vòòr de aanvang van de toets wordt een rustige afnamesituatie gecreëerd; de beschikbare toetstijd wordt aangegeven en richtlijnen over het efficiënt benuttigen ervan en de wijze van beantwoording worden meegedeeld.
Vakgroepwerking ligt aan de basis van een verticale afstemming van de evaluatie; kennis van de voornaamste aandachtspunten in voorafgaand of volgend aardrijkskundeonderwijs is van belang voor het continue proces qua ruimtelijk leren. Kennis van de leerplannen van voorafgaande en volgende leerjaren is dan ook een noodzaak.
Eventuele examens peilen naar de algemene doelstellingen van het leerplan, geconcretiseerd in de basisdoelstellingen per hoofdstuk. De examenvragen zijn verschillend van klas tot klas indien niet op hetzelfde tijdstip wordt ondervraagd. Er wordt rekening gehouden met een evenwichtige verdeling tussen de leerstofonderdelen en de aard van de vraagstelling. Er dient overwogen te worden om parate kennis duidelijk af te bakenen en over de andere vragen voldoende basisinformatie (bijvoorbeeld leesteksten, beeld-, cijfer- en kaartmateriaal, ...) mee te leveren. Zowel open als gesloten vragen werden in de loop van het schooljaar gesteld en kunnen op het examen aan bod komen, zonder dat men dezelfde vragen stelt. Wat de opstellingsvoorwaarden, de redactieregels en de wijze van vraagstelling betreft, gelden dezelfde regels als bij de toetsen (cfr. supra).
Indien in de plaats van examens de school opteert voor een verder doorgevoerde permanente evaluatie, dienen alle betrokkenen van de draagwijdte van dit beleid op voorhand duidelijk geïnformeerd te zijn. De jaarplanning houdt rekening met dit evaluatiebeleid.
BIBLIOGRAFIE BOEKEN Aarts, M. e.a., Global Village, via delta aardrijkskunde, SMD, Leiden, 1998 De Blij, H.J. & Muller, P.O., 2000, Regions 2000, Geography: Realms & Concepts, J. Wiley & Sons, ISBN 0-471-311424-2, 563 p. Denis, J., Geografie van België, Brussel, Gemeentekrediet, 1992 Druijven, P.C.J. & van Naerssen, A.L. (red.), Pacifisch Azië, Assen, Van Gorcum, 1997 Kleinpenning, J.M.G. & van Lindert, P.H.C.M., Latijns-Amerika, Assen, Van Gorcum, 1997
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
34
Neyt, R., Vademecum, technieken - opdrachten – begrippen, Standaard aardrijkskunde, 1994 Vlassenbroeck, W. en Van Laethem, E., De Wereldeconomie 2003-2004, Academia Press, Gent, 2003, 296 p. X, Atlas de Wallonie, Min. De la Région Walonne/Institut Wallon, Namur, 1998
TIJDSCHRIFTEN De Aardrijkskunde en VLA-krant, Vereniging Leraars Aardrijkskunde, Postbus 88, 2550 Kontich Geografie, Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, Postbus 80123, 3508 TC Utrecht Feuillets d’Informations, Fegepro, B. Andries, Avenue du Sacré-Cœur 67, 1090 Bruxelles Praxis Geographie, Westermann, Braunschweig Geographie Heute, Friedrich Verlag, Stuttgart Teaching Geography, Geographical Association, 160 Solly Street, Sheffield S1 4BF
NUTTIGE ADRESSEN EN WEBSITES Administratie Planning en Statistiek, Departement Algemene Zaken en Financiën, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap: jaarlijkse uitgave van VRIND (Vlaamse Regionale Indicatoren), Boudewijnlaan 30, 1210 Brussel; tel: 02 507 58 03, fax: 02 507 58 08, www.aps.vlaanderen.be/statistiek/ Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies (BEVAS, tijdschrift BELGEO), W. De Croylaan 42, 3001 Heverlee; tel. 016 28 66 11; www.belgeo.be Directie-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS), tijdschrift Dimensie 3, Brederodestraat 6, 1000 Brussel, tel. 02 519 08 81, fax: 02 519 05 44, www.dgis.be Directie Voorlichting Ontwikkelingssamenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, tijdschrift Internationale Samenwerking, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag; tel.: (0)70/348 60 73, fax.: (0)70/348 50 10; e-mail:
[email protected] Federale Voorlichtingsdienst, Informatiecentrum, 54 Regentlaan, 1000 Brussel, www.belgium.be Fégépro, Avenue du Sacré Coeur 67 Bus 1, 1090 Bruxelles Georeto – geogidsen ; Rozenstraat 11, 3720 Kortessem ;
[email protected] Havencentrum Lillo, Haven 621, Scheldelaan 444, 2040 Antwerpen; tel: 03 5699012 fax: 03 569 90 39. Instituut voor Natuurbehoud en Minaraad, Kliniekstraat 25, 1070 Brussel, tel 02 558 01 31, fax: 02 558 01 31; www.instnat.be Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Leuvensesteenweg 13, 3080 Tervuren, tel.: 02 769 52 00, fax: 02 769 56 38, www.africamuseum.be Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, tijdschrift Geografie, Postbus 80123, 3508 TC Utrecht, tel: (0)30/253 4056, fax: (0)30/253 5523, www.knag.nl Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, 1000 Brussel; tel. 02 549 02 59, fax: 02 511 52 21, www.koningboudewijnstichting.be LIKONA (Limburgse Koepel voor Natuurstudie), Het Groene Huis, Domein Bokrijk, 3600 Genk, tel 011 265462, fax: 011 265455; www.limburg.be/likona/ Nationaal Geografisch Instituut, Ter Kamerenabdij, 13, tel.: 629 82 82, fax: 02 629 82 83, www.ngi.be
TSO – 2e graad –optie Toerisme AV Aardrijkskunde (1e jaar: 3 lestijden/week, 2e jaar: 3 lestijden/week)
35
Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), Leuvenseweg 44, 1000 Brussel, tel.: 02/548 62 11; fax: 02/548 63 67, www.statbel.fgov.be Natuureducatief Centrum ‘De Vroente’ Putsesteenweg 129, 2920 Kalmthout, tel.: 03 6201830, fax 03 620 18 35, www.mina.vlaanderen.be/milieueducatie/centrra/vroente Natuur- en Milieueducatief centrum ‘De Helix’, Hoogvorst 2, 9506 Grimminge, tel. 054 320492, fax: 054 32 04 90 , www.mina.vlaanderen.be/milieueducatie/centrra/helix Natuurpunt, Kard. Mercierplein 1, 2800 Mechelen, tel 015 29 72 20; fax: 015 42 49 21; www.natpunt.be Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (OVAM), Stationsstraat 110, 2800 Mechelen; tel: 015 284 284, fax: 015 20 32 75, www.ovam.be Provinciaal Natuurcentrum, Het Groene Huis, Domein Bokrijk, 3600 Genk, tel 011 26 54 50, fax: 011 26 54 55 Provinciaal Natuurcentrum PIME Mechelse steenweg 365 2500 Lier, tel 015 31 95 11, www.pime.be Provinciaal Natuureducatief Centrum De Kaaihoeve, Oude Scheldestraat 16 9630 Meilegem (Zwalm) tel 055 496796, www.oost-vlaanderen/milieu/content/ Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), Wetstraat 34-36, 1040 Brussel; tel: 02/20 90 111, fax: 02/217 70 08, www.serv.be Société Géographique de Liège, Allée du 6 Août 2, 4000 Liège, tel 041 366 53 24, fax 04 366 56 30www.ulg.ac.be/geoeco Toerisme Vlaanderen, tijdschrift Informatieblad, Grasmarkt 63, 1000 Brussel; tel: 02/504 03 00, fax: 02/513 04 75; www.toerismevlaanderen.be . Vereniging Leraars Aardrijkskunde, tijdschriften De Aardrijkskunde en VLA-krant, Postbus 88, 2550 Kontich., www.vla-geo.org
http://www.ucmp.berkeley.edu/exhibit/geology.html http://www.monde-diplomatique.fr/cartes http://www.scotese.com http://www.ncdc.noaa.gov./oa/climate/globalwarming.html http://www.seds.org http://www.tia.org http://worldwatch.org http://www.erdgeschichte.de http://www.world-tourism.org http://www.globalplateau.org http://www.users.skynet.be/geoart/toeristische_geografie.htm http://www.nciucn.nl/ http://www.wttc.org