energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
INSPECTIEPROTO CO L DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en fotovoltaïsche panelen Inhoud I N S P E C T I E P R O T O C O L ................................................................................................................................... 1 DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en fotovoltaïsche panelen ....................... 1 Sanitair warmwater............................................................................................................................................................. 2 1. Inleiding ..................................................................................................................................................................... 2 2. Definities .................................................................................................................................................................... 2 3. Opdeling sanitair warm waterinstallaties.................................................................................................................... 2 3.1 Geen sanitair warmwater installatie voor de badkamer en/of de keuken .......................................................... 2 3.2 Meerdere sanitair warmwater installaties.......................................................................................................... 3 4. Productie sanitair warmwater ..................................................................................................................................... 4 4.1 Individuele installaties ...................................................................................................................................... 4 4.1.1 Toestellen gekoppeld aan de ruimteverwarmingsinstallatie ......................................................................... 4 4.1.2 Toestellen los van de ruimteverwarmingsinstallatie..................................................................................... 5 4.2 Collectieve sanitair warmwaterinstallaties........................................................................................................ 9 4.2.1 Toestellen gekoppeld aan de ruimteverwarmingsinstallatie ......................................................................... 9 4.2.2 Toestellen los van de ruimteverwarmingsinstallatie................................................................................... 13 4.3 Afstandsverwarming voor sanitair warmwater ............................................................................................... 18 4.3.1 Gekoppeld aan de ruimteverwarmingsinstallatie........................................................................................ 18 4.3.2 Los van de ruimteverwarmingsinstallatie ................................................................................................... 18 5. Opslag sanitair warmwater ....................................................................................................................................... 19 5.1 Volume voorraadvat........................................................................................................................................ 19 5.1.1 Individuele sanitair warmwaterinstallatie ................................................................................................... 19 5.1.2 Collectieve sanitair warmwaterinstallatie ................................................................................................... 19 5.2 Isolatie voorraadvat......................................................................................................................................... 20 6. Distributie sanitair warmwater ................................................................................................................................. 20 6.1 Circulatieleidingen.......................................................................................................................................... 20 6.2 Gewone leidingen ........................................................................................................................................... 21 7. Bewijsstukken .......................................................................................................................................................... 23 Ventilatie en koeling ........................................................................................................................................................ 25 1. Ventilatie .................................................................................................................................................................. 25 2. Koeling ..................................................................................................................................................................... 26 Zonneboiler ...................................................................................................................................................................... 28 Fotovoltaïsche panelen ..................................................................................................................................................... 30
VERSIE 11 januari 2013
1 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Sanitair warmwater 1. Inleiding Het systeem voor sanitair warmwater wordt beoordeeld op volgende aspecten: •
productierendement: hoe efficiënt wordt het warmwater aangemaakt?
•
opslagrendement: hoe groot is het opslagverlies bij een opslagvat?
•
distributierendement: hoeveel verliezen zijn er door afkoelen van warmwater dat in de leidingen blijft staan en dat verloren gaat bij de volgende warmwatervraag?
•
globaal rendement: het globaal rendement wordt bepaald aan de hand van de bovenvermelde rendementen.
Bij het verzamelen van gegevens voor de sanitair warmwater installatie worden volgende stappen doorlopen: 1. verzamelen van gegevens over het systeemtype en de opwekking met of zonder opslag; 2. verzamelen van gegevens over de distributie; 3. verzamelen van gegevens over het zonneboilersysteem als deze aanwezig is.
2. Definities Er wordt een onderscheid gemaakt tussen individuele en collectieve sanitair warmwaterinstallaties en sanitair warm water via afstandsverwarming. Bij een collectieve installatie en bij afstandsverwarming zijn meerdere wooneenheden aangesloten op dezelfde installatie. In sommige wooneenheden kunnen zowel individuele als collectieve installaties voorkomen.
3. Opdeling sanitair warm waterinstallaties In totaal kunnen vier afzonderlijke sanitair warmwater installaties worden ingevoerd in de software, waarbij telkens moet worden aangegeven of ze een badkamer, een keuken of een combinatie van badkamer(s) en keuken(s) bevoorraden. Enkel installaties die het water van badkamers of keukens opwarmen worden in rekening gebracht. Een ruimte wordt enkel als badkamer beschouwd als er een bad of douche in aanwezig is. Installaties die enkel het water van een zwembad opwarmen of enkel het water van wastafels in een slaapkamer of berging bijvoorbeeld worden niet mee opgenomen. In dat geval neemt de energiedeskundige hier een opmerking over op in het vrije invoerveld.
3.1
Geen sanitair warmwater installatie voor de badkamer en/of de keuken •
Als een woning niet beschikt over voorzieningen voor de opwekking van sanitair warmwater, moet er geen installatie ingevoerd worden. Er wordt door de software achter de schermen een fictieve installatie doorgerekend. Dit is van toepassing zowel voor keukens en badkamers samen als keukens of badkamers afzonderlijk.
VERSIE 11 januari 2013
2 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
•
Als er een systeem aanwezig is voor de badkamer, maar niet voor de keuken, wordt enkel het systeem voor de badkamer ingevoerd. De badkamer wordt doorgerekend volgens de gegevens die worden ingevoerd door de energiedeskundige. De keuken wordt automatisch met een fictief systeem doorgerekend.
•
Als er in de badkamer geen warmwater systeem beschikbaar is, maar wel in de keuken, dan wordt de keuken doorgerekend volgens de werkelijkheid. Voor de badkamer wordt automatisch een apart fictief systeem doorgerekend.
3.2
Meerdere sanitair warmwater installaties
De volgende onderverdeling met installatietypes voor sanitair warmwater wordt gemaakt: •
Installaties die zowel badkamer(s) als keuken(s) bedienen;
•
Installaties die in de beschouwde wooneenheid uitsluitend één of meer keukens bedienen;
•
Installaties die in de beschouwde wooneenheid uitsluitend één of meer badkamers bedienen.
Er kunnen vier verschillende installaties voor sanitair warm water worden ingevoerd in de software. Als er zich meer dan vier sanitair warmwater installaties in de wooneenheid bevinden, bijvoorbeeld als elke slaapkamer in een woning een badkamer heeft met telkens een apart systeem, dan maakt de energiedeskundige een inschatting van de belangrijkste installaties. Bij deze inschatting geldt prioritair dat een installatie voorrang krijgt naarmate er meer tappunten voor sanitair warmwater op aangesloten zijn. Bij een gelijk aantal tappunten geldt dat de badkamers en keukens met de grootste bruikbare vloeroppervlakte prioritair zijn. Bij badkamers gelden enkel douches en baden als tappunten, de wastafels worden niet in rekening gebracht. De vier belangrijkste installaties worden ingevoerd in de software, waarbij er minstens één systeem voor een badkamer en één systeem voor een keuken moet doorgerekend worden, of minstens één systeem voor badkamer én keuken. Voorbeeld: In een wooneenheid zijn 5 badkamers en 1 keuken, elk met een afzonderlijk systeem voor sanitair warm water. De badkamers hebben elk een bad en een douche, de keuken heeft maar 1 tappunt. De deskundige moet een inschatting maken van de belangrijkste installaties. Op basis van de opgestelde prioriteiten zouden de 4 badkamers met de grootste bruikbare vloeroppervlakte moeten opgenomen worden, gezien de badkamers elk meer tappunten hebben dan de keuken. Er moet echter ook minstens één systeem voor een keuken doorgerekend worden. Daarom moet het systeem voor de keuken ingevoerd worden, samen met de 3 badkamers met de grootste bruikbare vloeroppervlakte.
VERSIE 11 januari 2013
3 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
4. Productie sanitair warmwater Voor zowel individuele installaties, collectieve installaties en sanitair warmwater via afstandsverwarming wordt volgend onderscheid gemaakt: •
toestellen gekoppeld aan de ruimteverwarmingsinstallatie. Hierbij staat de installatie voor ruimteverwarming ook in voor het sanitair warmwater;
•
toestellen los van de ruimteverwarmingsinstallatie.
4.1
Individuele installaties
4.1.1
Toestellen gekoppeld aan de ruimteverwarmingsinstallatie
Toestellen gekoppeld aan de ruimteverwarmingsinstallatie kunnen geïntegreerd zijn in één toestel of bestaan uit de ruimteverwarmingsinstallatie en een afzonderlijk voorraadvat. Er moet aangegeven worden aan welke ruimteverwarmingsinstallatie de sanitair warmwater installatie verbonden is. Toestellen gekoppeld aan de ruimteverwarmingsinstallatie worden voor individuele sanitaire warmwater installaties dus onderverdeeld in: •
combitoestellen;
•
niet combitoestellen.
4.1.1.1 Combitoestel Bij een combitoestel zijn de sanitaire warmwaterfunctie en de ruimteverwarmingsfunctie geïntegreerd in één omkasting. Een combiketel is te herkennen aan de aanwezigheid van 4 + 1 leidingen (vertrek/retour voor verwarming, aanvoer van koud water en toevoer voor sanitair warmwater, brandstoftoevoer). Het sanitair warmwater kan zowel geproduceerd worden door een doorstromer als door een klein voorraadvat (10 tot 50l) in de ketel. Dit onderscheid is meestal niet te zien aan de buitenzijde van de installatie. Ketels met grotere geïntegreerde boilervolumes, worden onder “niet combi” ingevoerd. Als de exacte gegevens hiervan onbekend zijn kan uitgegaan worden van een geïsoleerd voorraadvat uit de klasse ≤ 100l.
Figuur 1: Combitoestellen
VERSIE 11 januari 2013
4 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
4.1.1.2 Niet-combitoestel Bij een niet-combitoestel staat het voorraadvat buiten de omkasting van de ruimteverwarmingsinstallatie, maar is er wel mee verbonden door twee (vertrek en retour) leidingen. Verder zijn er nog twee leidingen (aanvoer van koud water en toevoer van warmwater) voor het sanitair warmwater te zien. De onderstaande figuur geeft het verschil tussen een combi- en een niet-combitoestel weer.
Figuur 2: Combitoestel met een geïntegreerd voorraadvat (links) en niet-combitoestel met een los voorraadvat (rechts)
4.1.2
Toestellen los van de ruimteverwarmingsinstallatie
Toestellen los van de ruimteverwarmingsinstallatie worden voor individuele sanitair warmwater installaties onderverdeeld in doorstroomtoestellen en voorraadtoestellen: •
elektrisch voorraadvat;
•
elektrisch doorstroom;
•
stookolie voorraadvat;
•
stookolie doorstroom;
•
gas voorraadvat;
•
gas doorstroom;
•
gas warmtepomp(boiler);
•
elektrische warmtepomp(boiler).
4.1.2.1 Doorstroomtoestellen In een doorstroomtoestel wordt het water pas opgewarmd als er sanitair warmwater gevraagd wordt. Het duurt dus even voor er warmwater uit de kraan komt, maar de hoeveelheid warmwater is onbeperkt. Deze traagheid is te wijten aan enerzijds de benodigde tijd van de doorstromer om op te warmen en anderzijds een hoeveelheid afgekoeld water dat mogelijk in de leidingen is blijven staan. Het debiet van een doorstroomtoestel is in veel gevallen beperkt en meerdere aftappunten simultaan gebruiken is moeilijk. Vooral bij oudere doorstromers boet men in aan sanitair comfort. Een doorstromer heeft geen opslagverliezen en is doorgaans energiezuiniger dan een opslagsysteem.
VERSIE 11 januari 2013
5 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Figuur 3: Voorbeelden van doorstroomtoestellen op gas Het meest gekend en toegepast zijn de doorstromers op gas (zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.). Er bestaan ook elektrische doorstromers. Deze komen voor in twee varianten. Enerzijds de klassieke doorstroomtoestellen, die vergelijkbaar zijn wat betreft werking en uitzicht met gastoestellen. Anderzijds de toestellen met momentane accumulatie. Deze bevatten een volume-inhoud aan water met een vergelijkbare grootteorde als de elektrische keukenboiler (5 à 15 l). Qua uitzicht verschillen beiden nauwelijks. Het onderscheid is dat een keukenboiler permanent een zekere hoeveelheid water op temperatuur zal houden. Een elektrische doorstromer met momentane accumulatie moet kort voor de aftap worden geactiveerd via een knop. Het toestel verwarmt gedurende een korte periode het watervolume tot op streeftemperatuur. 12-2-2-02
Figuur 4: Warmwater (doorstroom)toestel met momentane accumulatie
Uitzonderlijk zijn oliegestookte doorstromers aanwezig. Meestal zijn dit vloermodellen hoewel moderne wandtoestellen ook kunnen. Dergelijke toestellen zijn vergelijkbaar qua uitzicht met een stookolieketel voor ruimteverwarming, maar dan zonder de aansluitingen op de ruimteverwarming. Het toestel start bij een vraag naar warmwater. 4.1.2.2 Voorraadtoestellen In een voorraadtoestel wordt een voorraad water warm gehouden. Voorraadtoestellen hebben de volgende eigenschappen: •
bij dezelfde leidinglengte tussen toestel en tappunt is er sneller warmwater beschikbaar dan bij doorstroomtoestellen;
•
de hoeveelheid warmwater is beperkt afhankelijk van het volume van het voorraadvat;
VERSIE 11 januari 2013
6 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
•
op meerdere plaatsen tegelijk kan er warmwater afgenomen worden zonder verlies aan comfort (tenzij twee tappunten op dezelfde leiding aangesloten zijn, en de leidingdiameter een beperkende factor is).
4.1.2.2.1 Direct gestookte voorraadtoestellen De directe gestookte voorraadtoestellen zijn traditioneel gas- of elektrische toestellen. Systemen op stookolie zijn ook mogelijk, maar worden zelden gebruikt. Een gasboiler wordt herkend aan de geïntegreerde brander (onderaan) met al dan niet een trekonderbreker/ valwindafleider bovenaan.
Figuur 5: Gasboiler Een elektrische boiler heeft enkel een elektrische aansluiting . Let op: een elektrische boiler mag niet verward worden met een elektrische warmtepompboiler (zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.).
VERSIE 11 januari 2013
7 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Figuur 6: Elektrische boiler met kenplaat met onder meer vermelding volume 4.1.2.2.2 Elektrische warmtepomp(boiler) Een voorraadsysteem dat de afgelopen jaren meer opkomt, is de warmtepompboiler. Dit is een voorraadvat waarbij de warmte afkomstig is van een elektrische warmtepomp die mee in de behuizing van het toestel is geïntegreerd. De warmtepomp waarvan sprake zorgt enkel voor de opwarming van sanitair warmwater. Door het beperkte vermogen zijn enkel voorraadsystemen in gebruik. De warmtepomp haalt zijn warmte uit de lucht. Deze lucht kan afkomstig zijn van diverse bronnen: buitenlucht, of lucht uit de directe omgeving waarin de boiler opgesteld staat, of lucht afkomstig van de mechanische afvoer van een ventilatiesysteem (zie hoofdstuk ‘ventilatie’ voor meer informatie). Het onderscheid met een elektrische boiler ligt in de aanwezigheid van een geïntegreerde warmtepomp waarbij de verdamper ingekapseld is of los van de boiler opgesteld staat. De deskundige moet beroep doen op aanvaarde bewijsstukken om het onderscheid te bepalen, bij twijfel moet de deskundige uitgaan van een elektrisch voorraadtoestel.
Figuur 7: Elektrische warmtepompboiler (Bron concept links: energieplus-lesite) Onder deze categorie vallen ook de systemen waarbij een warmtepomp (die niet instaat voor de ruimteverwarming) gekoppeld wordt aan een boiler die niet geïntegreerd is in de warmtepomp. 4.1.2.2.3 Gas warmtepomp(boiler) Als sanitair warmwater geproduceerd wordt via een combinatie van een gaswarmtepomp en een boiler of een geïntegreerd systeem wordt dit ingevoerd als “gas wamtepomp(boiler)”.
VERSIE 11 januari 2013
8 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
4.1.2.2.4 Ketel enkel voor sanitair warmwater Een ketel (brander) gekoppeld aan een indirect gestookt voorraadvat waarbij die ketel enkel zorgt voor de productie van sanitair warmwater valt onder de categorie ‘voorraadtoestellen op gas’ of ‘voorraadtoestellen op stookolie’, afhankelijk van de brandstof. Analoog worden de installaties met externe warmtewisselaar zonder voorraadvat bij doorstoomtoestellen ingedeeld. Toelichting: Een indirect gestookt voorraadvat is een vat dat warmte ontvangt van een externe warmtegenerator zoals een ketel of warmtepomp. Een tussenmedium (warmwater) circuleert tussen de warmtegenerator en het voorraadvat om het voorraadvat op temperatuur te brengen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een direct gestookte boiler (zie…) waarbij de warmtegenerator mee in het de behuizing van het voorraadvat geïntegreerd is.
4.2 4.2.1
Collectieve sanitair warmwaterinstallaties Toestellen gekoppeld aan de ruimteverwarmingsinstallatie
Toestellen gekoppeld aan een collectieve ruimteverwarmingsinstallatie worden onderverdeeld in: •
combiketel met geïntegreerd voorraadvat
•
combiketel, doorstroom
•
collectief voorraadvat met externe warmtewisselaar
•
collectief voorraadvat met geïntegreerde warmtewisselaar
•
individuele satellietboiler met collectieve warmtetoevoer
•
collectieve warmtewisselaar zonder voorraadvat
•
individuele warmtewisselaar met collectieve warmtetoevoer
4.2.1.1 Combiketel met geïntegreerd voorraadvat / Combiketel, doorstoom Combiketels (met geïntegreerde voorraad /doorstroom) komen enkel bij kleinschalige collectieve sanitaire warmwaterinstallaties zoals studentenkamers voor. De keuzemogelijkheid ‘combiketel, doorstroom’ kan enkel in combinatie met gas- of stookolieketel.
VERSIE 11 januari 2013
9 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
4.2.1.2
Collectief voorraadvat met externe warmtewisselaar
Figuur 8: Systeemprincipe waarbij via een warmtewisselaar het voorraad opgewarmd wordt
Bij dit type installatie is er een collectief voorraadvat voor sanitair warmwater dat door de CV ketel gevoed wordt via een externe warmtewisselaar. De CV pomp transporteert de warmte van de ketel naar de warmtewisselaar. De boilerlaadpomp pompt leidingwater door de warmtewisselaar om het voorraadvat op te warmen. 4.2.1.3 Collectief voorraadvat met geïntegreerde warmtewisselaar Een collectief voorraadvat wordt opgewarmd door een collectieve verwarmingsketel, maar zonder de aanwezigheid van een externe warmtewisselaar. De warmteoverdracht tussen CV circuit en sanitair warmwater gebeurt in het voorraadvat door middel van een vat in vat principe of een verwarmingsspiraal.
VERSIE 11 januari 2013
10 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Figuur 9: Collectief voorraadvat met verwarmingsspiraal 4.2.1.4 Individuele satellietboiler met collectieve warmtetoevoer Als in een collectief woongebouw in elke wooneenheid een voorraadvat (boiler) aanwezig is, die via een collectieve ketel opgewarmd wordt, is er sprake van satellietboilers. De boilers zijn aangesloten op het CV circuit en worden van uit de centrale stookplaats van warmte voorzien. 4.2.1.5
Collectieve warmtewisselaar zonder voorraadvat
Figuur 10: Systeemprincipe met warmtewisselaar zonder voorraad
VERSIE 11 januari 2013
11 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Bij dit type installatie is er een collectieve warmtewisselaar gekoppeld aan de installatie voor centrale verwarming. Een circulatiepomp pompt water door de warmtewisselaar en levert dit opgewarmde sanitair warmwater aan de wooneenheden. 4.2.1.6 Individuele warmtewisselaar met collectieve warmtetoevoer De warmte wordt geproduceerd in de collectieve stookplaats en daarna via het centrale verwarmingscircuit naar de warmtewisselaar in iedere wooneenheid getransporteerd. In de warmtewisselaar wordt de warmte overgedragen aan het sanitair warmwater (zonder voorraadvat).
VERSIE 11 januari 2013
12 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
4.2.2
Toestellen los van de ruimteverwarmingsinstallatie
Toestellen los van de ruimteverwarmingsinstallatie worden voor collectieve sanitair warmwaterinstallaties onderverdeeld in: •
elektrisch voorraad;
•
stookolie voorraad al dan niet met externe platenwisselaar;
•
gas voorraad al dan niet met externe platenwisselaar;
•
gas doorstroomtoestel;
•
gas warmtepomp(boiler);
elektrische warmtepomp(boiler). 4.2.2.1 Elektrisch voorraad Dit is een installatie met een of meerdere elektrische boilers. Als meerdere elektrische boilers aan eenzelfde distributiesysteem verbonden zijn, worden ze als een installatie beschouwd. Het volume van de voorraadvaten moet dan worden opgeteld. 4.2.2.2 Stookolie voorraad, externe platenwisselaar Dit is een installatie met een stookolieketel die enkel voor sanitair warmwater instaat. Kenmerkend voor deze installatie is dat de stookolieketel de warmte overdraagt aan een opslagvat door middel van een externe platenwisselaar.
Figuur 11: Systeemprincipe met platenwarmtewisselaar en voorraad (Bron: energieplus-lesite) 4.2.2.3 Stookolie voorraad Onder ‘stookolie voorraad’ vallen installaties:
VERSIE 11 januari 2013
13 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
-
waarbij de stookoliebrander geïntegreerd is in het voorraadvat. Deze zijn meestal te herkennen aan een rookgasafvoer die direct verbonden is aan het voorraadvat.
Figuur 12: Voorraadvat met geïntegreerde stookoliebrander -
en de installaties waarbij een stookolieketel enkel een voorraadvat opwarmt met geïntegreerde warmtewisselaar.
VERSIE 11 januari 2013
14 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Figuur 13: Voorraadvat met geïntegreerde warmtewisselaar 4.2.2.4 Gas voorraad, externe platenwisselaar Installatie met een gasketel die enkel voor sanitair warmwater instaat. Kenmerkend voor deze installatie is dat de gasketel de warmte overdraagt aan een opslagvat door middel van een externe platenwisselaar.
Figuur 14: Systeemprincipe met platenwarmtewisselaar met voorraad (Bron: energieplus-lesite) 4.2.2.5 Gas voorraad Onder ‘gas voorraad’ vallen installaties: - waarbij de gasbrander geïntegreerd is in het voorraadvat. Deze zijn meestal herkenbaar door een rookgasafvoer die rechtstreeks aan de boiler verbonden is. -
Figuur 15: Voorraadvat met geïntegreerde gasbrander
VERSIE 11 januari 2013
15 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
-
waarbij een gasketel enkel gebruikt wordt voor de opwarming van een afzonderlijk voorraadvat. De warmte wordt overgedragen door een warmtewisselaar die geïntegreerd is in het voorraadvat. De gasketel bedient geen ruimteverwarming.
Figuur 16: Voorraadvat met geïntegreerde warmtewisselaar 4.2.2.6 Gas, externe warmtewisselaar Installatie waarbij een gasketel warmte levert aan een of meerdere warmtewisselaars, zonder dat er opslag is.
Figuur 17: Systeemprincipe met warmtewisselaar zonder voorraad (Bron: energieplus-lesite)
VERSIE 11 januari 2013
16 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
4.2.2.7 Gas doorstroom Directe warmwaterproductie met aardgas volgens doorstroomprincipe (geiser). Deze komt enkel voor in kleinschalige collectieve woongebouwen zoals studentenkamers. 4.2.2.8 Elektrische warmtepomp(boiler) Voorraadvat met geïntegreerde elektrische warmtepomp, of combinatie van elektrische warmtepomp en indirect verwarmd voorraadvat. (zie ook Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.). 4.2.2.9 Gas warmtepomp(boiler) Voorraadvat met geïntegreerde gaswarmtepomp, of combinatie van gaswarmtepomp en indirect verwarmd voorraadvat. (zie ook Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.).
VERSIE 11 januari 2013
17 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
4.3
Afstandsverwarming voor sanitair warmwater
De energie voor de bereiding van sanitair warmwater kan ook afkomstig zijn van externe warmtelevering (deel V – 4.11) . Er wordt een onderscheid gemaakt tussen warmtelevering gekoppeld aan de ruimteverwarming en afstandsverwarming enkel voor de bereiding van sanitair warmwater.
4.3.1
Gekoppeld aan de ruimteverwarmingsinstallatie
Als de sanitair warmwater installatie gekoppeld is aan het ruimteverwarmingssysteem, moet er gekozen worden aan welk ruimteverwarmingssysteem dit verbonden is (1 tot 4). Het is enkel mogelijk te kiezen uit ruimteverwarmingssystemen die als afstandsverwarming ingevoerd zijn.
4.3.2
Los van de ruimteverwarmingsinstallatie
Als het afstandswarmtenet enkel warmte levert voor de bereiding van warmwater wordt de optie “los van CV” aangevinkt. Er moet dan ingegeven worden of de warmte afkomstig is van een WKK of niet. Bij twijfel moet voor de optie ‘geen WKK installatie’ gekozen worden. Let Op!: Afstandsverwarming gebeurt meestal op hoge temperatuur. Wees voorzichtig bij de inspectie van de installatie.
VERSIE 11 januari 2013
18 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
5. Opslag sanitair warmwater 5.1
Volume voorraadvat
Van het voorraadvat moet het volume bepaald worden. Als het volume niet exact gekend is, dan mag dit geschat worden op basis van de afmetingen van de omkasting. In geval van twijfel wordt een groter volume ingevoerd.
5.1.1
Individuele sanitair warmwaterinstallatie
Voor de niet-combitoestellen gekoppeld aan de ruimteverwarming zijn drie klassen voorzien: •
kleiner dan of gelijk aan 100 l;
•
groter dan 100l en kleiner dan of gelijk aan 200 l;
•
groter dan 200 l.
Voor voorraadtoestellen los van de ruimteverwarming zijn volgende klassen voorzien: •
kleiner dan of gelijk aan 100 l;
•
groter dan 100 l en kleiner dan of gelijk aan 200 l;
•
groter dan 200 l.
Daarnaast is er een vierde klasse, die uitsluitend gekozen kan worden voor een keukeninstallatie met een elektrisch voorraadtoestel. Dit is een keukenboiler (kleiner dan of gelijk aan 15 l).
Als er meerdere voorraadvaten voor één installatie zijn, dan moet het volume van deze voorraadvaten gesommeerd worden. Als er meerdere installaties met voorraadvaten zijn, dan wordt per installatie afzonderlijk de volumes ingevoerd.
5.1.2
Collectieve sanitair warmwaterinstallatie
Bij collectieve niet combitoestellen gekoppeld aan de ruimteverwarming en collectieve toestellen los van de ruimteverwarming moet het totale volume van het voorraadvat vastgesteld worden als er een voorraadvat aanwezig is. Voor de bepaling van het volume van het voorraadvat zijn er geen klassen voorzien, maar moet het precieze volume van het voorraadvat vastgesteld worden. Als niet uit technische documentatie of van een kenplaat het volume afgelezen kan worden, wordt het volume berekend. De formule voor het bepalen van het volume van een cilindrisch vat (in liter) is: diameter van het vat (in m) x diameter van het vat (in m) x hoogte van het vat (in m) x 3,14 x 1000 / 4. Als er meerdere voorraadvaten voor de beschouwde installatie zijn, dan moeten de volumes gesommeerd worden. 5.1.2.1 Aantal wooneenheden aangesloten op de collectieve sanitair warmwater installatie Voor collectieve installaties moet het aantal wooneenheden die op de collectieve sanitair warmwaterinstallatie aangesloten zijn, ingevoerd worden in de software. Voor bijzondere gevallen zoals studentenkamers of combinaties met
VERSIE 11 januari 2013
19 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
niet-residentiële gebouwen wordt dezelfde procedure gevolgd als deze voor collectieve ruimteverwarmingsinstallaties (deel V – 4.10 ). Bij individuele satellietboilers moet het volume van de satellietboiler van de beschouwde wooneenheid ingevoerd worden. De satellietboilers in andere wooneenheden worden niet beschouwd, bijgevolg staat standaard ingevuld dat er slechts één wooneenheid aangesloten is op deze installatie. Als er in één wooneenheid meerdere satellietboilers voor dezelfde installatie zijn, moet het volume van deze satellietboilers opgeteld worden.
5.2
Isolatie voorraadvat
Een tweede kenmerk van het voorraadvat dat vastgesteld moet worden is of het geïsoleerd is. De aanwezigheid van isolatie is voldoende. Er wordt geen dikte opgelegd. Vaak is dit bij de aansluitpunten van de waterleiding zichtbaar. Ook productinformatie van leveranciers of de aanwezigheid van labels (voor een lijst zie www.energiesparen.be/energiedeskundigetypea) kunnen uitsluitsel geven. Als niet gekend is of het voorraadvat geïsoleerd is, of bij twijfel, wordt ‘isolatie onbekend’ ingevoerd.
6. Distributie sanitair warmwater De warmteverliezen in het leidingensysteem dat het geproduceerde warmwater naar de aftappunten transporteert, worden in rekening gebracht. Deze zijn onder andere afhankelijk van de lengte en de isolatie van de leidingen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen gewone leidingen en circulatieleidingen.
6.1
Circulatieleidingen
Bij circulatieleidingen circuleert permanent warmwater, zelfs als er geen warmwatervraag is, zodat bij de aftappunten meteen warmwater beschikbaar is. Door het continu rondpompen van warmwater voelt een ongeïsoleerde circulatieleiding altijd warm aan, ook als er al geruime tijd geen sanitair warm water werd afgenomen. Circulatieleidingen worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een afzonderlijke circulatiepomp. Deze mag niet verward worden met de pomp van de centrale verwarming, of de pomp die warmwater van de opwekker naar het voorraadvat of de platenwisselaar voert. Er is ook steeds een retourleiding naar de warmteopwekker, het voorraadvat of de warmtewisselaar aanwezig.
VERSIE 11 januari 2013
20 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Figuur 18: Systeemprincipe met platenwarmtewisselaar met voorraad Via een pompmagneet kan gecontroleerd worden of de pomp daadwerkelijk continu functioneert (deel V – installaties). Ook bij circulatieleidingen waarbij de draaiuren geregeld kunnen worden, moet in de software aangeduid worden dat er een circulatieleiding is. De korte wachttijd waarmee een gebruiker warmwater kan aftappen van een tappunt kan een indicatie zijn van een circulatiepomp. Het biedt echter geen zekerheid waarop men blindelings verder mag gaan.
Figuur 19: Schematische voorstelling van een circulatieleiding voor sanitair warmwater Volgende parameters moeten vastgesteld worden voor circulatieleidingen: -
-
Isolatie o o
circulatieleiding ongeïsoleerd; circulatieleiding isolatie onbekend;
o
circulatieleiding geïsoleerd.
Aantal aangesloten equivalente wooneenheden op de circulatieleiding: o
Als vuistregel geldt dat het aantal aangesloten equivalente wooneenheden op de circulatieleiding gelijk is aan het aantal wooneenheden in het gebouw gedeeld door het aantal verschillende distributiesystemen in het gebouw. Deze regel is geldig tenzij bewijsstukken of de visuele inspectie anders aangeven. Voorbeeld: In een collectief woongebouw zijn 20 appartementen, er zijn twee systemen voor de bereiding van sanitair warmwater. De schachten zijn niet inspecteerbaar en er zijn geen plannen. Er moet ingegeven worden in het EPC dat er een circulatieleiding is die 10 wooneenheden bedient.
6.2
Gewone leidingen VERSIE 11 januari 2013
21 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Bij gewone leidingen stroomt er alleen warmwater door de leidingen als er warmtevraag is. Bij de aftappunten zal gewacht moeten worden tot het warme water van de opwekker naar het aftappunt gestroomd is.
Voor gewone leidingen kunnen volgende types vastgesteld worden: -
gewone leiding, lengte groter dan 5 m
-
gewone leiding, lengte kleiner dan of gelijk aan 5 m
Er wordt gemeten van het toestel dat het sanitair warmwater levert tot het verste tappunt, horizontaal in vogelvlucht, en verticaal volgens de werkelijke afstand. Bij twijfel wordt uitgegaan van een leidinglengte groter dan 5 m. Als er gescheiden systemen zijn voor keuken- en de badkamertoepassingen moet voor beide systemen de lengte apart bekeken worden. Per systeem voor sanitair warm water wordt de langst voorkomende leidinglengte aangeduid in de software.
VERSIE 11 januari 2013
22 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
7. Bewijsstukken Voor het vastleggen van de gegevens over de ruimteverwarming doet de energiedeskundige beroep op een visuele inspectie en op bewijstukken. De algemene voorwaarden waaraan deze bewijstukken moeten voldoen om aanvaard te worden, zijn vastgelegd in deel II – 1.3 Bewijsstukken. Voor sanitair worden ook de gegevens op de ketelkenplaat als specifiek bewijsstuk aanvaard. Ketelkenplaten zijn vanaf 1968 op vele installaties aangebracht. Bij vloerketels op stookolie is de kenplaat vaak te vinden aan de achterzijde van de ketel. Bij atmosferische vloerketels op gas is de kenplaat vaak achteraan op de ketel of aan de binnenzijde van de mantel aangebracht. Om de nodige karakteristieken van de installatie vast te stellen, kan het nodig zijn om een frontplaat van de ketel te verwijderen. Achter deze plaat kunnen gegevens verborgen zitten. Zo kan het constructiejaar hier gevonden worden. Als hierbij geen schroeven losgedraaid moeten worden, dan wordt dit niet beschouwd als destructief onderzoek. Als er geen gegevens over bepaalde karakteristieken van de sanitair warmwater installatie gekend zijn, noch via visuele inspectie, noch via bewijsstukken, moet steeds de slechtste waarde gekozen worden. Deze wordt in de software altijd
Aantaal wooneenh. Circulatieleiding
Aantal wooneenh. Inst.
Orientatie zonnebolier
Oppervlakte zonnebolier
Leidingen
Isolatie voorraadvat
Volume voorraadvat
Type toestel
Gekoppeld aan ruimteverwarming
Type afnemer (keuken en/of badkamer)
als eerste in de lijst vermeld. Tot slot wordt in onderstaande tabel een overzicht gegeven van de bewijsstukken die voor elk van de invoerparameters kunnen worden gebruikt.
Vaststelling 1. Visuele inspectie
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Bewijsstukken 1. EPB-aangifte
X
X
2. EPC
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
3. Lastenboek
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
6. Factuur aannemer
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
7. Factuur materialen 8. Plan schaal 1/50ste 9. Werfverslag
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
10. Postinterventiedossier
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
11. Technische documentatie 12. Offertes
X
X
VERSIE 11 januari 2013
X X
X
23 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
13. Foto’s
X
15. Ketelkenplaat
X
16. Labels
X
X
X
X
X X
Tabel 1: Bewijsstukken sanitair warm water
VERSIE 11 januari 2013
24 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Ventilatie en koeling 1. Ventilatie Bij de opmaak van een energieprestatiecertificaat moet niet nagegaan worden of de ruimten voldoen aan de ventilatienorm. Er wordt enkel gekeken naar elementen die invloed hebben op de energiebalans. De grootte van toe- en afvoeropeningen en de aanwezigheid van doorvoeropeningen worden niet in rekening gebracht. Er wordt wel gekeken of ventilatoren en een eventuele warmterecuperatie-unit aanwezig zijn. Enkel ventilatoren met een permanente werking worden in rekening gebracht. Dampkappen, afzuigingen in toilet en badkamer die niet permanent in werking zijn en andere vormen van onderbroken ventilatie worden niet meegenomen. Volgende mogelijkheden kunnen ingevoerd worden: •
Geen mechanische toe- of afvoer
•
Mechanische toevoer
•
Mechanische afvoer
•
Mechanische afvoer en toevoer
•
Mechanische afvoer en toevoer met warmterecuperatie
Onder ‘geen mechanische toe- of afvoer’ vallen situaties waarbij geen ventilatievoorzieningen aanwezig zijn. ‘Ventilatiesysteem A’ uit de EPB-regelgeving of ‘natuurlijke ventilatie’ valt hier onder andere onder, maar ook gevallen waarin elke vorm van permanente ventilatie ontbreekt. Als er minstens één permanent draaiende ventilator is die verse lucht toevoert naar de wooneenheid, terwijl er geen permanent draaiende ventilatoren zijn die lucht afvoeren, spreken we van ‘mechanische toevoer’. De aanwezigheid van regelbare afvoeropeningen en doorstroomopeningen is hierbij niet van belang. ‘Ventilatiesysteem B’ uit de EPBregelgeving valt hier onder andere onder, maar ook een onvolledige installatie wordt ingevoerd als ‘mechanische toevoer’. Een wooneenheid met enkel mechanische toevoer komt weinig voor. Als er minstens één permanent draaiende ventilator is die vervuilde lucht afvoert uit de wooneenheid, terwijl er geen permanent draaiende ventilatoren zijn die lucht toevoeren, spreken we van ‘mechanische afvoer’. ‘Ventilatiesysteem C’ uit de EPB regelgeving valt hier onder meer onder, maar ook een onvolledige installatie met mechanische afvoer, maar zonder mechanische toevoer wordt ingevoerd als ‘mechanische afvoer’. Als er in minstens één ruimte binnen het beschermd volume minstens één permanent draaiende afvoerventilator is, wordt dit beschouwd als mechanische afvoer. Dit kan een individuele ventilator zijn in bijvoorbeeld de badkamer, de keuken of het toilet, of een centraal opgestelde ventilatie-unit waarop een aantal ventilatiekanalen is aangesloten die uitmonden in de natte ruimten. Als er zowel een ventilator voor luchttoevoer als een ventilator voor luchtafvoer is in de wooneenheid, is er sprake van ‘mechanische afvoer en toevoer’, al dan niet met warmterecuperatie. Vaak zijn de ventilatoren voor luchttoevoer en luchtafvoer geïntegreerd in één ventilatieunit. Ook meerdere ventilatoren kunnen lucht toe- en afvoeren. ‘Ventilatiesysteem D’ uit de EPB regelgeving valt hier onder maar de volledigheid of correcte dimensionering moet niet gecontroleerd worden. Voor de invoer bij het energieprestatiecertificaat is enkel de aanwezigheid van de ventilatoren voor toe- en afvoer van belang.
VERSIE 11 januari 2013
25 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Om het energieverlies door ventilatie te beperken, zijn er toestellen beschikbaar die de warmte uit de afgevoerde lucht recupereren en overdragen op de toegevoerde ventilatielucht. Deze systemen worden ingevoerd als ‘Mechanische afvoer en toevoer met warmterecuperatie’. Als er een dergelijk systeem van warmteterugwinning is, dan is dit meestal vermeld op de unit, of in de technische documentatie. Ook aardwarmtewisselaars en bodemwarmtewisselaars worden ingevoerd als ‘Mechanische afvoer en toevoer met warmteterugwinning’. In uitzonderlijke gevallen is er naast de warmterecuperatie ook een verwarmingssysteem aanwezig, dat de warmte via het permanente ventilatiesysteem verdeelt, referentie.
2. Koeling Voor koeling moet alleen vastgesteld worden of er een koelinstallatie aanwezig is. Het gaat hierbij om een gebouwgebonden koelinstallatie. Een verplaatsbare airco telt niet mee. Zodra 50% of meer van het beschermde volume wordt gekoeld met behulp van een koelinstallatie, wordt aangegeven, dat er een koelinstallatie aanwezig is.
Figuur 20: Voorbeeld van gebouwgebonden koelinstallatie
Koelinstallaties kunnen vaak ook reversibel werken, en als verwarmingsinstallatie dienst doen. Dit wordt beschreven in paragraaf 4.7 Individuele centrale verwarming: warmtepompen.
VERSIE 11 januari 2013
26 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
VERSIE 11 januari 2013
27 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Zonneboiler Een zonneboiler verwarmt sanitair water met de energie van de zon, die wordt opgevangen met zonnecollectoren. De onderstaande figuur geeft een schema van een zonneboiler op gas weer.
Figuur 21: Schema van een zonneboiler op gas
De meeste zonneboilers gebruiken vlakke plaatcollectoren of buiscollectoren. Het type collector kan meestal afgeleid worden uit de technische documentatie van de zonneboiler. Bij buiscollectoren zijn de afzonderlijke vacuümbuizen waaruit de collector bestaat duidelijk herkenbaar. Vlakke plaatcollectoren hebben een vlak oppervlak en hebben soms het uitzicht van grote dakvensters.
Figuur 22 buiscollectoren
Figuur 23: Vlakke plaatcollectoren
VERSIE 11 januari 2013
28 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Om de bijdrage van de zonneboiler te bepalen, moet de apertuuroppervlakte van de zonneboiler gekend zijn. De apertuuroppervlakte is de oppervlakte die door zonnestraling bereikt kan worden en staat meestal vermeld in de technische documentatie van het zonneboilersysteem. Deze moet ingevoerd worden als ze gekend is uit visuele inspectie of bewijsstukken. Als de apertuuroppervlakte niet gekend is, moet de bruto-oppervlakte van de collectoren vermenigvuldigd worden met 93% bij vlakke plaatcollectoren en met 75% bij buiscollectoren.
Figuur 24: apertuuroppervlakte
Figuur 25: technische documentatie buiscollector
Ook de oriëntatie van de zonneboiler moet ingegeven worden. Als meerdere wooneenheden op dezelfde installatie aangesloten zijn, wordt als oppervlakte het totale collectoroppervlak gedeeld door het aantal aangesloten wooneenheden ingegeven.
VERSIE 11 januari 2013
29 van 30 pagina’s
energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie
inspectieprotocol DEEL VI: Installaties: sanitair warm water, koeling en ventilatie, zonneboiler en PV
Fotovoltaïsche panelen Fotovoltaïsche panelen (PV) zijn zonnepanelen die direct elektriciteit (en geen warmte) opwekken. De opbrengst van de fotovoltaïsche panelen is afhankelijk van het type cellen, de oppervlakte van het paneel en de oriëntatie. Fotovoltaïsche cellen worden onderscheiden in kristallijne en amorfe types. Bij twijfel moet gekozen worden voor kristallijne panelen. Kristallijne panelen (mono- of multikristallijn) zijn herkenbaar doordat ze zijn opgebouwd uit meerdere kleine (meestal 15 x 15 cm), vaak wat blauw kleurende cellen.
Figuur 26: Kristallijne panelen (links) en amorfe panelen (rechts)
Amorfe panelen bestaan uit grotere aaneengesloten oppervlakten. Concreet moeten door de energiedeskundige volgende gegevens verzameld worden: o type: kristallijn of amorf o o
oriëntatie (N, NO, O, ...) netto oppervlakte (m²)
Als het type paneel gekend is, kunnen voor het bepalen van de oppervlakte het aantal panelen geteld worden en vermenigvuldigd met de oppervlakte van het paneel. Deze oppervlakten staan vermeld op een datasheet die ofwel opgevraagd kan worden bij de fabrikant ofwel in het bezit is van de gebouweigenaar. De gevraagde gegevens mogen ook afgeleid worden uit facturen van aannemers of andere door het inspectieprotocol aanvaarde bewijsstukken (zie hoofdstuk 7). Als de oppervlakte niet exact gekend is en niet veilig op te meten is, dan mag deze geschat worden. In geval van twijfel wordt een kleinere oppervlakte ingevoerd.
VERSIE 11 januari 2013
30 van 30 pagina’s