1 ALGEMENE BEPALINGEN 1.1 RUIMTELIJKE UITGANGSPUNTEN 1.1.1
De voorgestelde werken moeten optimaal geïntegreerd worden in hun ruimtelijke omgeving. Dit houdt in dat zij inzake dichtheid, terreinbezetting, inplanting, terreinaanleg, vormgeving en materiaalkeuze een harmonisch geheel moeten vormen met de karakteristieke landschappelijke en ruimtelijke context.
1.1.2
Om een zo groot mogelijke oppervlakte ruimtelijk te laten aansluiten bij de open ruimte of om ze vrij te houden voor efficiënt grondbeleid, moeten de diverse constructies zoveel mogelijk aan de straatzijde worden ingeplant. Hierdoor kan ook de eigen kavel maximaal benut worden als tuin. Binnen de bouwstrook streeft men naar een optimale benutting van de ruimte, waarbij een minimate oppervlakte wordt ingenomen voor de bebouwing en voor de verhardingen en waarbij uitgegaan wordt van bestaand reliëf, aanwezige plantengroei, oriëntatie, enz.
1.2 ARCHITECTURALE UITGANGSPUNTEN 1. 2.1
De architecturale uitwerking moet op een eigentijdse, kwaliteitsvolle manier de ruimtelijke integratie realiseren. Zo moeten inplanting, vormgeving, maatvoering, materiaalkeuze, enz. niet alleen bepaald worden rekening houdend met de eigen bouwkavel, maar moet er in de eerste plaats ook gezorgd worden voor een kwaliteitsvolle relatie met:
het openbaar domein door inplanting, buitenaanleg, enz.,
de omliggende kavels door het garanderen van normale lichtinval, bezonning, privacy, enz., (vooral dan wat betreft de inplanting van de tweede bouwlaag, het voorzien van terrassen op de verdieping, enz.),
de andere woningen van het bouwblok in geval van geschakelde bouwvormen (uniforme kroonlijst-, dakrandhoogte, dakhelling en dakvorm).
1.2.2
Alle constructies, zowel hoofd- als bijgebouwen, moeten opgetrokken worden uit materialen die qua duurzaamheid en uitzicht verantwoord zijn. Zij moeten harmonisch passen in de omgeving en bovendien moeten ze binnen de eigen kavel onderling een samenhorend geheel vormen. Alle zichtbaar blijvende gevels, ook die op of tegen de perceelsgrenzen, moeten in dezelfde volwaardige gevelmaterialen afgewerkt worden als de overige gevels.
1.2.3
Kleinere constructies, zoals een kippenhok, een hondenhok, een tuinberging, enz. kunnen in andere materialen en vormen dan het hoofdgebouw toegestaan worden op voorwaarde dat ze steeds een duurzaam en afgewerkt geheel vormen.
1.3 BESTEMMING 1.3.1.
De hoofdbestemming: residentieel gebruik. Indien de ruimtelijke context en de bouwkavel hel toelaten kan om sociale redenen een zogenaamde meergeneratiewoning toegestaan worden. Dit moet dan ook ondubbelzinnig blijken uit de opbouw van de woning. Met generatiewoning wordt bedoeld: één bijkomende woongelegenheid voor familie tot de 3° graad.
1.3.2
De nevenbestemmingen vrije beroepen en diensten zijn toegestaan voor zover ze deel uitmaken van de normale uitrusting van de woonomgeving en voorzover ze geen hinder vormen voor de normale woonkwaliteit en tenzij iets anders vermeld in de bijzondere bepalingen. De nevenbestemmingen horeca,
Pagina 1
kleinhandel en kleinbedrijf zijn niet toegestaan tenzij hiervoor een verkavelingswijziging bekomen wordt.
1.4 INPLANTING 1.4.1
Bij de inplanting van de gebouwen moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de kwaliteit vande bestaande ruimtelijke structuur. Er moet tevens gestreefd worden naar het behoud en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het openbaar domein, van de omliggende percelen en van het eigen perceel.
1.4.2
Kleinere constructies, zoals een kippenhok, een hondenhok, een tuinberging, enz. zijn enkel toegelaten in de zone voor achtertuin. Ze dienen op minimum 2m van de perceelsgrens geplaatst te worden.
1.5 TERREINAANLEG 1.5.1
De op het verkavelingsplan opgenomen hoogstammige bomen en houtwallen op het openbaar domein moeten worden bewaard. Bij bebouwing en terreininrichting moeten deze elementen maximaal geïntegreerd worden. Bij elke vergunningsaanvraag dienen alle omliggende groenelementen gesitueerd te worden op het inplantingsplan. Uitsluitend bij het in gedrang komen van de stabiliteit van hoogstammige bomen op het openbaar domein kan een kapvergunning worden toegestaan.
1.5.2
Afsluitingen moeten in principe worden uitgevoerd met groenaanplantingen (hagen, draad met klimop en dergelijke). Bij specifieke ruimtelijke situaties of omwille van de verkeersveiligheid kunnen steeds beperkingen in hoogte worden opgelegd. Afsluitingen in beton, betonplaten of kunststofpanelen zijn niet toegestaan. Op de kavels voor halfopen bebouwing en geschakelde bebouwing kunnen op de gemeenschappelijke perceelsgrens afsluitingen in andere materialen (metselwerk, houten panelen, glazen panelen enz.,) worden toegestaan om de privacy te garanderen. Deze afsluitingen kunnen maar worden toegestaan mits akkoord van de aanpalende eigenaar en over een beperkte lengte vanaf de achtergevellijn.
1.5.3
Bij de inplanting van de gebouwen en bij de tuinaanleg moet het bestaande reliëf maximaal gerespecteerd worden. Eventuele reliëfwijzigingen kunnen toegestaan worden, voor zover ze in hun ruimtelijke omgeving verantwoord zijn en mits grondverzet en wateroverlast op eigen terrein worden opgevangen.
1.5.4
Inritten voor garages of carports moeten tot een minimum beperkt worden, zowel in de lengte (door de inplanting van de garages zover mogelijk vooraan op het terrein), als in de breedte. Ter hoogte van het openbaar domein is een breedte van maximaal 3 m toegelaten.
1.5.5
Bij grondgebonden wooneenheden met geprivatiseerde tuinen zijn ondergrondse constructies (kelders, garages, etc.) verboden.
1.5.6
Bij niet-grondgebonden geschakelde woonvormen geldt vanaf drie eenheden de verplichting om een ondergrondse parking te voorzien.
2 BIJZONDERE BEPALINGEN 2.1 BESTEMMING Zie ook artikel 1.3 Loten 1 t.e.m. 43: ééngezinswoningen, 1 woning per kavel Loten 44 t.e.m. 46: meergezinswoningen
Pagina 2
Lot 47 en 48: publieke groenzone Lot 49: nutsvoorzieningen
2.2 BOUWVORM Loten 1 t.e.m. 3 en 8 t.e.m. 31 en 39 t.e.m. 43: open bebouwing. De woning heeft 4 volledig vrij blijvende gevels. Voor de zijdelingse tuinstroken geldt volledig bouwverbod. Garages worden opgenomen in het hoofdgebouw. Loten 4 t.e.m. 7, 32 en 34 t.e.m. 38: half open bebouwing. Eén zijgevel van de woning staat tegen de perceelsgrens en is volledig gesloten. Voor één zijdelingse tuinstrook geldt volledig bouwverbod. De garages moeten opgenomen worden in het hoofdgebouw. Lot 33: gesloten bebouwing. De twee zijgevels van de woning staan tegen de perceelsgrens en zijn volledig gesloten. De garage wordt opgenomen in het hoofdgebouw. Loten 44 t.e.m. 46: geschakelde wooneenheden. Op de loten 44 en 45 worden telkens 4 geschakelde grondgebonden wooneenheden voorzien, de garages worden opgenomen in het hoofdvolume. Op lot 46 worden 7 geschakelde wooneenheden voorzien, met verplichting van een ondergrondse parking. De wooneenheden worden per perceel geschakeld binnen één bouwvolume dat eruit ziet als een grote villa. Voor de zijdelingse tuinstroken geldt volledig bouwverbod.
2.3 INPLANTING Zie ook artikel 1.4 2.3.1
Zone voor voortuin Deze zone vormt de overgangszone tussen de woning of het woongebouw en de straat, het betreft de zone tussen het bouwvolume en de voorste perceelgrens. Maximaal 30% van deze zone mag verhard worden. Deze zone is vrij van bebouwing en andere constructies.
2.3.2
Zone voor hoofdgebouw De inplanting van het hoofdgebouw moet gebeuren binnen de grafisch aangeduide zone op verkavelingsplan, tegen de voorgevellijn1 en in voorkomend geval tegen de zijdelingse perceelsgrens.
2.3.3
Zone voor uitbreiding De inplanting van de uitbreiding moet gebeuren binnen de grafisch aangeduide zone op het verkavelingsplan. Hel betreft een gelijkvloerse uitbreiding van het hoofdgebouw.
2.3.4
Zone voor zijtuin Deze zone is bestemd als tuinzone en is vrij van bebouwing en andere constructies. Het betreft de zone tussen het bouwvolume en de zijdelingse perceelgrens.
2.3.5
Zone voor achtertuin Deze zone is bestemd als tuinzone. Deze zone ligt lussen het bouwvolume en de achterste perceelsgrens.
2.4 AFMETINGEN 2.4.1
Bouwdiepte
Loten 1 t.e.m. 3 en 8 t.e.m. 31 en 39 t.e.m. 43, open bebouwing: binnen de op het verkavelingsplan grafisch aangeduide zones voor hoofdgebouw en uitbreiding is de bouwdiepte vrij.
Pagina 3
Loten 4 t.e.m. 7, 32 en 34 t.e.m. 38, half open bebouwing: ° bouwdiepte:
op het gelijkvloers maximum 17 m
op de verdieping maximum 10 m
° bouwhoogte: 2 bouwlagen onder de kroonlijst Het verschil in diepte en hoogte van de nieuwbouw ten aanzien van het bestaande bouwvolume op het aangrenzend perceel moet volwaardig afgewerkt worden, door de laatstbouwende, in dezelfde duurzame en esthetisch verantwoorde materialen als de voor- en achtergevel in overleg met de aangrenzende eigenaar. Lot 33, gesloten bebouwing: ° bouwdiepte:
op het gelijkvloers maximum 17 m
op de verdieping maximum 10 m
° bouwhoogte: 2 bouwlagen onder de kroonlijst Het verschil in diepte en hoogte van de nieuwbouw ten aanzien van het bestaande bouwvolume op de aangrenzende percelen moet volwaardig afgewerkt worden, door de laatstbouwende, in dezelfde duurzame en esthetisch verantwoorde materialen als de voor- en achtergevel in overleg met de aangrenzende eigenaar. Loten 44 t.e.m. 46, geschakelde wooneenheden: binnen
de
op het
verkavelingsplan
grafisch
aangeduide zone voor hoofdgebouw is de bouwdiepte vrij. Als extra randvoorwaarde geldt voor deze loten dat binnen de zone voor hoofdgebouw in de eerste bouwlaag 100% mag worden bebouwd. Voor de tweede en derde bouwlaag mogen respectievelijk 70% en 50% van de zone voor hoofdgebouw worden bebouwd. 2.4.1
Bouwhoogte en kroonlijst- of dakrandhoogte
Loten 1 t.e.m. 3 en 8 t.e.m. 31 en 39 t.e.m. 43, open bebouwing -
hoofdgebouw: maximum 2 normale bouwlagen2 onder de kroonlijst3 of de dakrand 4, maximale kroonlijstof dakrandhoogte 6.50 m.
-
uitbreiding: maximum 1 normale bouwlaag onder de kroonlijst of de dakrand en maximale kroonlijst- of dakrandhoogte 3.50 m.
Loten 4 t.e.m. 7, 32 en 34 t.e.m. 38, half open bebouwing tegen mekaar gebouwde hoofdgebouwen en uitbreidingen hebben gelijke kroonlijst- en dakrandhoogtes. Bij gebrek aan akkoord tussen de verschillende eigenaars binnen het bouwblok (op de planner en het aanvraagformulier) gelden volgende voorschriften: -
hoofdgebouw: 2 normale bouwlagen onder de kroonlijst, kroonlijsthoogte 5.60 m.
-
uitbreiding: 1 normale bouwlaag onder de dakrand en dakrandhoogte 3.20 m.
Hierbij dient rekening gehouden te worden met art. 1.2.1. Lot 33, gesloten bebouwing
Pagina 4
tegen mekaar gebouwde hoofdgebouwen en uitbreidingen hebben gelijke kroonlijst- en dakrandhoogtes. Bij gebrek aan akkoord tussen de verschillende eigenaars binnen het bouwblok (op de plannen en het aanvraagformulier) gelden volgende voorschriften: -
hoofdgebouw: 2 normale bouwlagen onder de kroonlijst, kroonlijsthoogte 5.60 m.
-
uitbreiding: 1 normale bouwlaag onder de dakrand en dakrandhoogte 3.20 m.
Hierbij dient rekening gehouden te worden met art. 1.2.1. Loten 44 t.e.m. 46, geschakelde wooneenheden -
hoofdgebouw: maximum 3 bouwlagen onder de dakrand, maximale dakrandhoogte 6.75 m.
-
uitbreiding: maximum 1 normale bouwlaag onder de dakrand en maximale dakrandhoogte 3.50 m.
2.5 DAKVORM EN DAKHELLING Loten 1 t.e.m. 3 en 8 t.e.m. 31 en 39 t.e.m. 43, open bebouwing -
hoofdgebouw: de dakvorm is vrij te kiezen. Voor een hellend of gebogen dak geldt dat de nokrichting evenwijdig moet zijn aan de voorste perceelsgrens, maximale dakhelling 45°.
-
uitbreiding: de dakvorm is vrij te kiezen.
Loten 4 t.e.m. 7, 32 en 34 t.e.m. 38, half open bebouwing -
hoofdgebouw: zadeldak, de nokrichting is evenwijdig met de voorste perceelsgrens. Tegen
gebouwde
hoofdgebouwen hebben gelijke dakhellingen van max. 45°. Hierbij dient rekening gehouden te worden met art. 1.2.1. Bij gebrek aan akkoord tussen de verschillende eigenaars binnen een bouwblok wordt een dakhelling van 45° opgelegd. -
uitbreiding: plat dak.
Lot 33, gesloten bebouwing -
hoofdgebouw: zadeldak, de nokrichting is evenwijdig met de voorste perceelsgrens. Tegen
gebouwde
hoofdgebouwen hebben gelijke dakhellingen van max. 45°. Hierbij dient rekening gehouden te worden met art. 1.2.1. Bij gebrek aan akkoord tussen de verschillende eigenaars binnen een bouwblok wordt een dakhelling van 45° opgelegd. -
uitbreiding: plat dak.
Lot 44 t.e.m. 46, geschakelde woningen: platte daken verplicht
Vrijstaande bijgebouwen Zie ook artikel 1.4 -
Vrijstaande bijgebouwen met maximum 1 bouwlaag zijn toegelaten in de zone voor achtertuin. Het betreft kleine constructies zoals een kippenhok, een hondenhok, een serre of een tuinberging.
-
Voor de loten 39 t.e.m. 43 is de maximum totaaloppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen beperkt tot 30m². Voor de andere percelen is de maximum totaaloppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen beperkt tot 12m². -
De vrijstaande gevels bevinden zich op minstens 2 meter van de perceelsgrens. Mits schriftelijke inkennisstelling van de aanpalende eigenaar kunnen vrijstaande bijgebouwen op of tegen de perceelsgrens geplaatst worden. Het regenwater dient steeds op eigen perceel opgevangen te worden (plat dak, nok loodrecht op de zijdelingse perceelsgrens of ingebouwde goot). De gevels op of tegen de
Pagina 5
perceelsgrens dienen opgetrokken te worden in duurzame, esthetisch verantwoorde en onderhoudsvrije materialen (gevelsteen), kleur en materiaal in overleg met de buur te bepalen.
2.6 AFSLUITINGEN Zie ook artikel 1.5.2
In de zone voor voortuin mogen deze enkel worden uitgevoerd met groenaanplantingen (hagen, draad met klimop en dergelijke).
2.7 PUBLIEKE GROENZONE Loten 47 en 48 zijn bestemd als publieke groenzone en speelweide. Ze zijn vrij van bebouwing en andere constructies. Max. 10% wordt verhard met waterdoorlatende materialen. De zones bevatten wadi's die ingezet worden voor de waterbuffering van de verkaveling. De inrichting ervan gebeurt met streekeigen soorten en maakt deel uit van de globale uitrusting van de verkaveling (wegenis, riolering en publieke groenzone). In deze zones geldt een bouwverbod, doch zijn toegestaan: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het publieke karakter van het gebied (zitbanken, vuilnisbakken, ...)
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het toegankelijk maken van het gebied (verlichting, …)
-
alle werken, handelingen, voorzieningen en maatregelen die nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu, het waterbergend vermogen en de landschapswaarden.
2.8 NUTSVOORZIENINGEN Lot 49 is voorzien voor de bouw van constructies voor nutsvoorzieningen bi nnen de verkaveling (electriciteitscabine, kabel-tv, gas, water, …). Er dient rekening gehouden te worden met de ruimtelijke en architecturale uitgangspunten zoals geformuleerd onder punt 1.1 en 1.2.
Wijzigingen kunnen volgens de geldende wettelijke bepalingen (art. 132 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij latere decreten) worden aangevraagd om de architecturale en de ruimtelijke inpassing van het project op een verantwoorde wijze mogelijk te maken of te verbeteren. Dit kan enkel op basis van een omgevingsrapport (foto’s, straatbeeld, aangrenzende bebouwing, argumentatienota, enz.) opgesteld door de ontwerper.
1
De voorgevellijn is de voorste grens van de zone voor hoofdgebouw.
2
Bouwlagen zijn de boven elkaar gestapelde horizontale gelaagde indelingen van een gebouw met volwaardige leef- en woonvertrekken, van het maaiveld tot aan de kroonlijst. Vertrekken ondergebracht in de dakconstructie worden dus niet meegerekend. De eerste bouwlaag stemt overeen met gelijkvloerse vertrekken, de tweede bouwlaag met de vertrekken op de eerste verdieping enz. 3
De kroonlijsthoogte is de afstand gemeten vanaf het peil van het bestaande maaiveld tot de bovenkant van de kroonlijst. De kroonlijst is de uiterste horizontale afwerking van de gevelrand waar tevens de overgang naar de verschillende dakvlakken gebeurt. Het maaiveld is het gemiddelde peil van de stoep of het voetpad gelegen aan de voorzijde van het perceel. 4
De dakrandhoogte is de afstand vanaf hel peil van het bestaande maaiveld Iet de bovenkant van de dakrand. De dakrand is do afwerking van de gevelrand bij een een plat dak.
Pagina 6