1 Aangeboren of aangeleerd? Vragen blz. 20 1. Eigen antwoord leerling. Het gaat hier om karakter, gewoonten en gedrag, niet om uiterlijke zaken. Aangeboren is: verlegen zijn, snel kwaad worden. Technisch inzicht. Aangeleerd is: met rechts schrijven, je beheersen. Iemand aankijken als je met hem of haar praat. 2.
Eigen mening leerling. Voorbeeldantwoorden: Volgens mij is de beste manier van opvoeden GOED GEDRAG BELONEN, want dan wil je je juist graag goed gedragen. Volgens mij is de beste manier van opvoeden SLECHT GEDRAG BESTRAFFEN, want uit angst voor straf probeer je je dan goed te gedragen.
3.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoorden: Positieve sanctie: snoepje geven als hij stopt. Negatieve sanctie: speelgoed afpakken.
4.
Eigen mening leerling. Voorbeeldantwoord: Verlegenheid is een aangeboren eigenschap die lastig te veranderen is. Er zijn wel manieren om toch in het openbaar goed te kunnen spreken, bijvoorbeeld door het aanleren van ontspannings- en ademhalingsoefeningen.
*5
6
Nurture = opvoeding. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking: Nurture-aanhangers vinden dat je de belangrijkste eigenschappen aanleert of afleert. Nature-aanhangers vinden dat je gedrag vooral aangeboren is. Nature = aard / natuur.
Aanboren of aangeleerd? blz. 20 Een timmerman slaat op zijn duim en schreeuwt het uit van de pijn. Een naaister begint luid te vloeken als ze de naald in haar vinger steekt. Een meisje is verliefd op een ander meisje. Een meisje treedt samen met haar moeder op tijdens een zangwedstrijd. Sven heeft ADHD (zie bron 1 in je lesboek). Een voetballer krijgt vaak een rode kaart vanwege zijn ruwe spel. Een zoon wil net als zijn vader boer worden.
1 2 1 1+2 1 2 2
7 Hoe leer je dingen? blz. 21 sanctie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
imitatie informatie
Op vakantie neemt de familie Gerritsen vijf reisboeken mee. Klas 3B gaat een week op snuffelstage. Samira krijgt bijles op school. Patrick spiekt en haalt een 7 voor wiskunde. De gymleraar laat zien hoe je moet dribbelen. Je ouders vertellen je dat je om 22.00 thuis moet zijn. Robin van Persie wordt na het scoren van een doelpunt gewisseld.
8 Schoolwachten blz. 21 A B C
*
Namen noteren en een gele kaart uitdelen. Een schoolwacht let op andere leerlingen en zorgt ervoor dat zij zich aan de regels houden. Eigen mening leerling. Voorbeeldantwoord: Ik zou WEL schoolwacht willen zijn, omdat ik denk dat leerlingen beter luisteren naar andere leerlingen dan naar een volwassene. Ik zou GEEN schoolwacht willen zijn, omdat ik denk dat ik daarmee gepest wordt.
9 Opgroeien als een kip blz. 21 A B
Elizabeth is een nurture-aanhanger. Zij denkt dat Sujit zich als mens gaat gedragen wanneer hij ook zo behandeld wordt. Eigen mening leerling. Voorbeeldantwoord: Ik denk dat Sujit OOIT een ‘normaal’ leven zal kunnen leiden omdat hij in korte tijd al veel dingen heeft geleerd. Ik denk dat Sujit NOOIT een ‘normaal’ leven zal kunnen leiden omdat hij niet is opgevoed en die schade niet valt in te halen.
10 In de media blz. 22 A B
Volgens de meeste wetenschappers is ADHD een aangeboren eigenschap. Het ging bij Sven om leren door informatie, bij Will.i.am eigenlijk geen van drieën: hij heeft het zichzelf aangeleerd. Sven heeft geleerd van de gesprekken met een deskundige vrouw en Will.i.am heeft zelf ontdekt dat muziek hem rustig maakt.
11 Sociale-controle-meter blz. 22 A
B
C
In een dorp zijn mensen meer betrokken met elkaar. In een dorp wonen ook minder mensen. Zij kennen elkaar van naam of gezicht. In een stad is dat veel minder het geval. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden: Sportclub, bijbaantje, jongerencentrum, thuis, in het verkeer. Eigen uitwerking leerling. Op een plaats waar veel mensen elkaar kennen en waar volwassenen en jongeren bij elkaar zijn, zal de sociale controle hoger zijn (bijvoorbeeld sportclub en werk). Inschatting van de drie genoemde voorbeelden: - school: gemiddeld (rond de 6); - buurtsuper: hoog (rond de 8); - trein: laag (rond de 3).
* 12 Meer geweld blz. 22 Eigen antwoord leerling. Voorbeeldantwoord: Door minder respect zijn mensen bang voor represailles (= tegenacties) als je iemand aanspreekt op asociaal of crimineel gedrag. Er is dus minder sociale controle. Mensen die kwaad willen, kunnen gemakkelijker hun gang gaan.
2 Hoe word je wie je bent? Vragen blz. 23 1. Door socialisatie leer je je aan te passen aan de belangrijkste kenmerken van de groep en leer je wat er van je wordt verwacht. Daardoor verloopt de omgang tussen mensen soepeler. 2.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: Ouders, leraar, klasgenoten, vriend(inn)en, teamgenoten, trainer, pastoor (dominee, imam).
3.
Eigen voorbeeld leerling. Voorbeeldantwoord: - Je vertelt iemand die in jouw straat is komen wonen wat voor gewoonten jullie in de buurt hebben. - Je zegt tegen een klein joch dat hij een buurmeisje niet zomaar moet schoppen. Uit het antwoord moet blijken welke invloed wordt uitgeoefend. Vaak zijn dat in de directe omgeving: vrienden, klasgenoten, broers en zussen, ouders, enzovoort.
* 4.
Als er sprake is van internalisatie, dan is de socialisatie GELUKT, want dan gedraag jij je automatisch zoals de groep van je verwacht.
* 5.
Overeenkomst: het overnemen van gedrag van een ander. Verschil: imitatie is alleen het gedrag nadoen, bij identificatie wil je helemaal op een bepaald persoon lijken.
6
Van wie leer je het meest? blz. 23 Eigen antwoord leerling. Denk bij de overheid (nummer 3) bijvoorbeeld aan verkeersregels, politie of campagnes tegen vuurwerk of zinloos geweld.
7
Combineer blz. 23 Door socialisatie leer je hoe je je moet gedragen. Door sociale controle wordt je gedrag gecorrigeerd door je omgeving. Bij identificatie neem je gedrag over van iemand op wie je wilt lijken. Bij internalisatie gedraag je je op de juiste manier zonder er zelfs bij na te denken.
8
In het nieuws blz. 24 A
Eigen mening leerling. Bespreek enkele antwoorden van leerlingen in de klas. De leerlingen zullen de invloed wellicht onderschatten. Wijs daarbij op de vergaande invloed op het modebeeld en de muziekvoorkeuren.
*B
De moslimgroepen zijn bang dat jongeren de denkbeelden en het gedrag van Kim Kardashian overnemen door imitatie of identificatie. Kim Kardashian kleedt zich vaak bloot en uitdagend en is open over relaties en seksualiteit. Beide onderwerpen zijn taboe bij de moslimgroepen: “Haar bezoek kan ondeugd verspreiden onder onze jeugd.”
C
Eigen mening leerling. Voorbeelden van argumenten: NIET WAAR, want jongeren zijn zelf verantwoordelijk voor persoonlijke keuzes over drugsgebruik en over seksuele normen. WEL WAAR, want jongeren imiteren graag het gedrag van popsterren, omdat die populair zijn.
9 In de media blz. 24 A
*B
Eigen mening leerling. Voorbeelden van argumenten: WEL, want Bieber gaat voorbij aan het droevige lot van Anne Frank. NIET, want Bieber vindt het Anne Frank Huis inspirerend en noemt Anne een prachtmeid. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden van antwoorden: WEL, omdat veel ‘beliebers’ graag op Bieber willen lijken en daarom ook zijn uitspraken overnemen. NIET, omdat je als fan nog niet zijn ideeën of uitspraken over hoeft te nemen.
10 Met wie ben jij het eens? blz. 25 A
B
Eigen mening leerling. De vraag die de leerlingen daarbij voor zichzelf moeten beantwoorden is: waar ben ik meer mezelf? Eigen uitwerking klas. Voorbeelden van argumenten: Waar, want vriendschap ontstaat pas als je echt met elkaar optrekt en samen dingen onderneemt. Niet waar, want vriendschap gaat erom dat je dezelfde interesses hebt en die kun je ook heel goed met anderen op internet delen.
11 In het nieuws blz. 25 A
Eigen mening leerling. Voorbeelden van argumenten: WEL, omdat je op jonge leeftijd de risico’s en gevolgen van een cosmetische ingreep niet goed kunt inschatten. NIET, omdat het een privézaak is. Als je toestemming hebt van je ouders, dan moet het gewoon kunnen.
B
Vóór het maken van de foto: de belichting van haar gezicht, kapsel en haarkleur, make-up, wenkbrauwen, enzovoort. Na het maken van de foto: haar nek wordt langer, de ogen worden vergroot, het haar wordt voller en meer gekleurd.
12 SpangaS blz. 25 A
Eigen antwoord leerling.
B
Uit het antwoord moet blijken op welke wijze SpangaS invloed uitoefent op de waarden en normen van de leerling. Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: Samenwerken, andere meningen respecteren, luisteren, kennis (als andere leerlingen over hun hobby’s en activiteiten vertellen).
3 Cultuur Vragen blz. 26 1. Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: - Het beeld moet niet te veel afwijken, want als je op de sociale media door bekenden wordt herkend, word je niet serieus genomen. - Het beeld moet niet te veel afwijken, want anders heb je een probleem als er later een echte ontmoeting volgt. - Het beeld mag best flink afwijken, want in een wereld die niet echt is, kun je zijn wie je wilt zijn. 2.
De dominante cultuur is die van de grootste groep mensen. Een subcultuur is van een kleine groep mensen.
3.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking: 1. Mannen kussen elkaar bij een begroeting (Arabische landen, Rusland). 2. De wai: de handen tegen elkaar, net onder de kin en je maakt een lichte buiging (Thailand). 3. Vrouwen geven elkaar bij een begroeting één kus op de wang (Frankrijk). In bepaalde straatculturen geef je een ‘boks’ (oorspronkelijk uit Amerika).
* 4.
Een dominante cultuur subcultuur is een cultuur van een kleine groep mensen die op alle gebieden overeenkomt bepaalde gebieden afwijkt met de normen en waarden van de dominante cultuur subcultuur.
* 5.
Eigen mening leerling. Voorbeelduitwerking: Mee eens. Een hand geven en niet vechten zijn fatsoensnormen die ook gelden voor subculturen. Waarom krijgt het schadeloze geen hand willen geven van één persoon alle media-aandacht en is voetbalgeweld nog steeds niet opgelost? Mee oneens. Een hand geven en niet vechten zijn fatsoensnormen die ook gelden voor subculturen. Als mensen zich daaraan niet houden, zorgt dat voor irritatie onder de bevolking. Ook voetbalgeweld staat regelmatig in de krant.
6
Dominant of sub? blz. 26 D 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Elk jaar wordt op 4 mei in Amsterdam de Dodenherdenking op de Dam gehouden. John is christelijk en gaat bijna elke week naar de kerk. Emo’s hebben vaak veel piercings. Als zakenlieden elkaar ontmoeten, geven ze elkaar een hand. Je mag niet roken in een restaurant. Serge en Dion gaan dit jaar samen naar de Gay Pride in Amsterdam. Michel gaat elke vrijdag na het werk met zijn collega’s wat drinken in Café René.
S
8.
Katja verstuurt aan het eind van het jaar meestal wel veertig kerstkaarten.
7 Welke subcultuur? blz. 27 Hells Angels Kenmerken: Harley-Davidson motoren, stoer doen, hechte groep. Schaatsers Kenmerken: houden van natuurijs en kou, zijn sportief. Boeren Kenmerken: staan vroeg op, bezoeken veemarkten, houden van de natuur.
8 Welk land? blz. 27 Nederland
Amerika
Marokko
-
Voetbal is de nationale sport.
-
De doodstraf bestaat er niet. Bijna de helft is ongelovig.
-
Het land van duizend meningen. Homo’s kunnen er trouwen. Het land is een multiculturele samenleving. Het staatshoofd wordt gekozen.
-
Drugs zijn er streng verboden.
-
Van krantenjongen tot miljonair. De politieagent van de wereld. Het land is een multiculturele samenleving. Alcohol is er taboe. Voetbal is de nationale sport. Drugs zijn er streng verboden. De islam is het grootste geloof. De ramadan en het Suikerfeest zijn belangrijke gebeurtenissen.
9 In de media blz. 28 A
Gers Pardoel hoort bij de subculturen: Brabanders, rappers, artiesten.
B
Het kenmerk dat Pardoel noemt is agressief. Andere kenmerken van rappers zijn bijvoorbeeld: straattaal, blingbling, tatoeages.
10 Wat hoort bij wat? blz. 28 Cultuur
d. Alle aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben. Waarden e. Bepaalde uitgangspunten die mensen belangrijk vinden om na te streven. Normen b. Gedragsregels binnen een groep of samenleving waaraan iemand zich moet houden. Multiculturele samenleving f. Een land waar mensen met verschillende culturele achtergronden met elkaar leven. Dominante cultuur a. De overheersende cultuur van een land.
Subcultuur
c.
Een cultuur waarvan de normen en waarden op bepaalde onderdelen afwijken van de overheersende cultuur.
11 Bedrijfscultuur blz. 28 A
B
-
Positief en vrolijk zijn. Elkaar steunen en stimuleren. - Service is heel belangrijk. Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoorden: Muziekwinkel: trendy, muzikaal, beleefd. Bank: keurig gekleed, beleefd, precies werken. Tattooshop: zelf tatoeages hebben, ruige muziek, hygiënisch werken.
4 Je eigen groep Vragen 1. -
blz. 29 Jongeren kregen meer geld en vrije tijd. Jongeren wilden zich afzetten tegen ouderen (ouders). Jongeren wilden bij een groep horen (een beetje anders zijn).
2.
a. b.
Ze zijn nu ongeveer zeventig jaar. Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: De waarden vrijheid, onafhankelijkheid en jezelf zijn. Die waarden zijn nu nog steeds belangrijk voor jongeren. Het zijn namelijk de waarden die – onafhankelijk van de tijd – essentieel zijn voor jongerenculturen.
3.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: - Als al je vrienden een baseballpetje gaan dragen, dan koop je er zelf ook een, maar het liefst eentje die net iets anders is. - Als al je vriendinnen een bepaald schoenenmerk dragen, wil je zelf het nieuwste model daarvan. Het mag niet te veel afwijken, want dan val je uit de toon.
* 4.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden: - Op welk tijdstip moet je thuis zijn. - De vriend(inn)en waarmee je omgaat. - De telefoonrekening. - De kleding bij het uitgaan. - De tijd achter de pc (gamen). - Lang uitslapen.
* 5.
Ja, want hier botsen waarden en normen van twee generaties, namelijk oudere werkgevers en jonge werknemers.
6
Free runners blz. 29 A B
7
Belangrijke waarde: vrijheid. Minder belangrijke waarde: veiligheid. Eigen antwoord leerling. Bij de kleding valt te denken aan makkelijke kleding en flitsende (dure) sportschoenen.
Vroeger of nu? blz. 30 vroeger 1. 2.
Jongeren gaan verplicht tot en met hun zestiende jaar naar school. Ouders geven hun kinderen zakgeld zodat ze leren met geld om te
nu
3. 4. 5. 6. 7. 8.
gaan. Jongeren luisteren naar andere muziek dan hun ouders. Jongens en meisjes besteden veel tijd aan hun uiterlijk. Er is een jongerentaal, met eigen woorden. Met hun haardracht en kleding laten jongeren zien bij welke groep ze horen. Als je sigaretten rookt, hoor je erbij. Er is geen geld om uit te gaan.
8
Geschokt blz. 30 A B
Overal zie je seks: op tv, in boeken, in films, in tijdschriften, in clips, op internet, enzovoort. Dan ga je er ook makkelijker mee om. Eigen mening leerling. Voorbeelden van argumenten: De minister heeft WEL gelijk, want nog maar weinig jongeren zien seks als iets dat je alleen doet als je echt van elkaar houdt. De minister heeft GEEN gelijk, want de meeste jongeren denken niet zo makkelijk over seks. Dat zijn uitzonderingen. Vroeger was dat ook al zo.
9
Wat wil je weten? blz. 30 Eigen uitwerking leerling. De vragen kunnen gaan over: 1. de Japanse jongerencultuur (mode, muziek, en uitgaan); 2. hun school en bijbaantjes; 3. hun hobby’s en sporten.
De invloed van popmuziek 10 Vragen over de bronnen blz. 31 A
B C
D
E
F
Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden: Metal / Hardrock / Metal / Gothic: lang haar voor mannen en vrouwen, zwarte kleding, zilveren sieraden, donkere make-up. Flower power: lang haar voor mannen en vrouwen, gekleurde kleding, broek met wijd uitlopende pijpen, romantiek. Punk: hanenkam, donkere kleding, skinny jeans, zilveren sieraden, actie voeren tegen grote bedrijven of de overheid, kraakpanden. Dat merk je vooral aan de kledingkeuze en sieraden. Bandana’s, broeken op de heup, shirts van Amerikaanse sporten, gouden kettingen. Eigen mening leerling. Voorbeeldantwoord: Ja, als zij in clips doen alsof geweld stoer is en vrouwen er alleen zijn voor de seks, kunnen jongeren dat gedrag gaan nadoen. Nee, want jongeren zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen keuzes. De stoere praatjes en blote vrouwen zijn vooral bedoeld om aandacht te krijgen en veel geld te verdienen. Taboes doorbreken deed Madonna door: de donkere man die voor Jezus speelt. erotische beelden in haar clips. in lingerie rond te lopen bij optredens. aids en godsdienst aan elkaar te koppelen. Vraag uw leerlingen welke popster momenteel taboes doorbreekt met zijn of haar kleding, muziek, clips of songteksten. Denk bijvoorbeeld aan Ke$ha, Lady Gaga, Kanye West. Madonna laat zien dat vrouwen zelf hun eigen leven kunnen bepalen.
Eigen mening leerling. Voorbeeldargumenten: Met muziek kun je de wereld WEL veranderen, omdat een liedje mensen kan inspireren tot iets goeds. Met muziek kun je de wereld EEN BEETJE veranderen, omdat het mensen wel aan het denken kan zetten, zonder dat daar verder iets mee gebeurt. Met muziek kun je de wereld NIET veranderen, omdat een liedje de echte grote problemen niet kan oplossen.
11 Combineren blz. 31 Serious Request Bono Imitatie Rappers Michael Jackson
j.
Dj’s in het Glazen Huis draaien liedjes in ruil voor geld voor een goed doel. i. Hij zet zich met zijn band U2 in voor bestrijding van aids en armoede in Afrika. f. “Als tiener zag ik er net zo uit als Madonna.” a. De teksten van deze artiesten zijn soms seksistisch en agressief. h. Hij was een superster in de jaren ’80 en ’90.
Punkers Aangeboren eigenschap Jongeren Bob Marley The Beatles
c.
Deze jongeren vielen op door hun hanenkam en kledingstijl. g. Elvis Presley kon als kind al erg goed zingen. e. Popmuziek en alles wat erbij hoort heeft veel invloed op de cultuur van … b. Trad bijna altijd op onder invloed van marihuana. d. Was de eerste wereldberoemde popgroep met lang haar.
12 Laten zien wie je bent blz. 32 en 33 A
B
C
D E
Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking: Dzifa: muzikaal, creatief, modieus, bescheiden. Mariska: vrolijk, spontaan, spiritueel, actief, creatief. Yerro: zelfstandig, creatief, relaxed. Virginia: eigenzinnig, stoer, creatief. Bobby: relaxed, easy going, sportief. Zafiro: gelovig, gevoelig, serieus. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking: Dzifa: scholieren, jongeren, zangers, een etnische subcultuur (onbekend). Mariska: scholieren, jongeren, dansers. Yerro: scholieren, jongeren, fotografen. Virginia: scholieren, jongeren, emo / gothic / satanisme. Bobby: scholieren, jongeren, gamers. Zafiro: scholieren, jongeren, christenen, rappers. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking: Dzifa: jezelf niet anders voordoen dan je bent (geen Hyves). Mariska: iedereen hetzelfde behandelen (doe maar gewoon normaal). Yerro: stel jezelf niet boven de groep (niemand is belangrijker dan de ander). Virginia: dragen wat je zelf leuk vindt (satanster, tunnels in oren). Bobby: maar één uur per dag computeren (verder met vrienden afspreken). Zafiro: ik ga drie keer per week naar de kerk (christelijk). Eigen uitwerking leerling. Eigen uitwerking leerling.
5 Wat is normaal? Vragen blz. 34 1. Eigen mening leerling. Voorbeeldargumenten: - Niet verbieden, want dan kan het spannender worden om juist wel een relatie te beginnen. - Ouders kunnen wijzen op de gevaren van internetrelaties. 2.
De normen en waarden van mijn opa of oma zijn anders dan die van mij, omdat we nu in een andere tijd opgroeien.
3.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: Als iemand een tolerante houding heeft ten aanzien van mensen met een bepaald geloof dan zal hij of zij niet: - iemand anders uitschelden vanwege zijn geloof. - grappen maken over dat geloof.
4.
Eigen mening leerling. Voorbeeldantwoorden: Ja, door haar jeugd leerde ze hoe je iets kunt bereiken. Ja, haar ervaringen gebruikt ze in haar liedjes. Die kan ze daardoor met veel emotie overbrengen. Nee, als zij niet zo’n moeilijke jeugd had gehad, was ze misschien wel internationaal doorgebroken.
* 5.
6
Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden: In het algemeen: niet liegen, niet stelen, niet doden. Maar er zijn altijd groepen die daar anders over denken.
Mensen zijn verschillend blz. 34 Voorbeelduitwerking: Normen en waarden kunnen verschillen … 1. door de groep waar je bij hoort.
2.
door de plaats waar je woont.
voorbeeld 1 Respecteer de zondagsrust. Belangrijk voor streng gelovige christenen, niet voor de meeste andere groepen.
voorbeeld 2
Maak altijd je huiswerk én op tijd. Dit is vaker een norm bij ouders en leraren, dan bij scholieren zelf. Je moet bij afspraken altijd Alcohol is niet toegestaan keurig op tijd aanwezig zijn. onder de 21 jaar. Geldt zeker in Nederland, maar Dit is zo in de Verenigde in zuidelijke landen zijn ze Staten, andere landen hebben minder precies. andere regels.
3.
door de tijd waarin je leeft.
Nu hebben mensen die werken vier of vijf weken vakantie. Honderd jaar geleden hadden werknemers helemaal geen vakantiedagen.
In de middeleeuwen waren er lijfstraffen (schandpaal en radbraken). Nu zijn er in Nederland geen lijfstraffen meer. Die straffen vinden we nu ‘onmenselijk’.
7
Normaal? blz. 35 Voorbeelduitwerking:
1. Göran (17) zit tijdens de film te bellen. 2. Kees (16) is ieder weekend wel een keer dronken.
niet normaal normaal bijbehorende waarde of norm N: mobiele telefoon uitschakelen in de bioscoop. W: gezondheid.
3. Chantal (18) heeft nog nooit een vriendje gehad.
W:
4. Kasper (15) rookt af en toe hasj. 5. Debby (14) en Kylie (13) gaan elk weekend stappen. 6. Anita (16) laat zich betalen voor seks.
W: gezondheid. N: jonge pubers moeten nog niet (vaak) uitgaan. N: prostitutie is op die leeftijd verboden.
7. Ans (13) en Bas (21) liggen te zoenen op het strand.
W:
8. Kevin (16) durft op school niet te vertellen dat hij homo is. 9. Aysun (15) koopt een jas voor 750 euro.
10. Ryan (17) gaat elke week met een ander meisje naar bed.
N: W: N: N:
vrijheid.
gelijkheid (hier is het leeftijdsverschil te groot). je houdt je in op het strand. openheid / eerlijkheid. je gedraagt je niet afwijkend. een ouder moet nog meebeslissen over zo’n dure aankoop.
N: je moet elkaar eerst leren kennen. W: vrijheid (het is zijn keuze).
Vraag bij een aantal situaties aan de leerlingen of zij die normaal of abnormaal vinden. Vraag naar de argumentatie. Tip Klassengesprek: leerlingen zullen vaak makkelijk over de genoemde leeftijden heen lezen! Alternatieve werkvorm: neem twee leerlingen die één situatie bespreken. De ene leerling moet een argument geven waarom het een normale situatie is, de andere leerling waarom het abnormaal is. Neem daarna eventueel dezelfde situatie, maar verander daarin de leeftijd. Neem weer twee leerlingen en doe hetzelfde. Vraag de klas telkens goed op te letten waarin de gebruikte argumenten nu verschillen. Geef vervolgens de anderen de kans om erop te reageren.
8
Dat vind ik! blz. 35 Eigen mening leerling. Sommige leerlingen vinden het lastig om hun waarde van een goede motivatie te voorzien, zoals in het stukje van Yasmina. De leerling kan als alternatief enkele leefregels (normen) opschrijven bij de waarde die ze gekozen hebben.
9
Schrijf je verhaal blz. 35 Eigen uitwerking leerling. De criteria die van belang zijn bij de opdracht: - Het gebruik van drie vetgedrukte begrippen op een manier dat het duidelijk is dat de leerling ze begrijpt. - Het moet een samenhangend verhaal zijn. - Het verhaal moet verband houden met de foto. - Het verhaal moet tussen de 50 en 100 woorden lang zijn.
6 Hoe kijk je tegen anderen aan? Vragen blz. 36 1. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking. Door te laten zien hoe mensen met het syndroom van Down leven, krijg je een betere beeldvorming over deze mensen. 2.
Het gebruiken van een gemakkelijk of opvallend kenmerk waardoor je je een beeld van iemand vormt. Zonder hem of haar echt te kennen.
3.
Eigen uitwerking en mening leerling. Voorbeelden van argumenten: Ja. Het is goed voor de beeldvorming als je informatie krijgt over dingen waar je niet veel vanaf weet. In Nederland vinden de meeste mensen tolerantie ten opzichte van minderheden, andersdenkenden en subculturen belangrijk. Nee. Homoseksualiteit is privé. Daar moet de school zich niet mee bemoeien.
4.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden: - Een gehandicapte kan bijna niets zelfstandig doen. En moet dus bij alles geholpen worden. - Iemand met een lichamelijke handicap wordt ook behandeld als geestelijk beperkt. Gehandicapten worden vaak aangesproken alsof ze een klein kind zijn.
* 5.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: Meestal wil je een strenge leraar niet als mentor, terwijl die docent best een heel goede mentor kan zijn. Streng zijn, zoals het controleren van huiswerk, zegt niets over het werk als mentor.
* 6.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: Roldoorbrekend gedrag: je verwacht de koning niet als dj. Vooroordeel: ze zal wel meer van klassieke muziek dan van popmuziek houden. Of: Vooroordeel: ze zal wel een Argentijnse tango gaan draaien.
7
In de media blz. 36 Het programma laat zien dat leerlingen vaak snel een oppervlakkig beeld van een medeleerling vormen. Dat beeld klopt dan helemaal niet met hoe die persoon werkelijk is. * Op school is het ongebruikelijk om over je situatie thuis, gevoelens of problemen te praten. In het programma doen de leerlingen dat wel en daarmee doorbreken ze hun rol.
8 Feit, vooroordeel of stereotype? blz. 37 1.
Nederlanders zijn gierig.
S
2.
Jongeren geven nu meer geld uit aan kleding dan vroeger.
F
3.
Kees is een vreetzak, want hij is niet voor niets zo dik!
V
4.
Marokkaanse meisjes presteren beter op school dan Marokkaanse jongens.
F
5.
Sonja is zielig, want ze zit in een rolstoel.
V
6.
Bewakers in winkels houden alleen maar groepjes jongeren in de gaten.
V
7.
Op het vwo zitten alleen maar nerds.
S
8.
Lady Gaga draagt opvallende kleren om te verbergen dat ze niet zo goed kan zingen.
V
9 Frau Antje blz. 37 A
B
Vooroordelen: 1. Nederlanders houden allemaal van tulpen. 2. Ze gebruiken (soft)drugs. 3. Ze lopen op klompen. 4. Ze drinken (Heineken) bier. 5. Ze zijn heel vrij / brutaal. Eigen uitwerking leerling. Eigen mening leerling. Te denken valt aan vrijheid van meningsuiting, tolerantie, direct ‘je en jij’ zeggen, vrije omgangsvormen op school en werk, enzovoort.
* 10 Puberruil XL blz. 37 Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: Jongeren uit verschillende (sub)culturen leren meer over elkaars leven. In een heel ander gezin doorbreken ze hun vertrouwde rolgedrag en krijgen ze begrip voor de levenswijze van anderen, waardoor hun oude vooroordelen verdwijnen.
* 11 In de media blz. 38 A
Het programma probeert vooroordelen over mensen die afwijken weg te nemen.
Het programma laat zien wat de invloed is van een bepaalde ziekte of handicap. Door deze jongeren te laten vertellen over hun situatie, worden vooroordelen als eng, raar of zielig weggenomen. B
-
-
Het is niet gebruikelijk om mensen precies te vragen naar de details van hun ziekte of handicap. Dat is roldoorbrekend. Veel mensen denken dat gehandicapten vooral thuis zitten (hun ‘rol’). Maar in de praktijk blijkt dat zij veel ‘normale’ dingen doen, zoals uitgaan en op vakantie gaan.
Het programma laat dit zien en is dus roldoorbrekend.
* 12 Combineer blz. 38 Als je een stereotype gebruikt, dan geef je aan een hele groep mensen dezelfde kenmerken. Als je oordeelt zonder de feiten te kennen, heb je vooroordelen. Als een huisarts zijn eigen problemen aan jou vertelt, is dat roldoorbrekend gedrag. Het beeld dat je van iemand hebt, zegt iets over je eigen normen en waarden. Als je in je vrije tijd jezelf kunt zijn, is dat prettig omdat je even niet aan je rol hoeft te denken. Als je je gedraagt zoals het hoort, dan is er sprake van rolgedrag. Door roldoorbrekend gedrag, kunnen vaste gedragspatronen losser worden gemaakt. Als je plotseling uit je rol valt, valt er een soort zelfbescherming weg.
* 13 Wat doe je? blz. 38 Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking: Je stapt naar voren in de klas en vertelt iedereen dat je last hebt van die rotopmerkingen. Want: zo pak je het probleem het snelst aan. Je maakt zelf ook rotopmerkingen terug. Want: je hebt een gevatte kwetsende opmerking terug. Je gaat naar je mentor en vraagt of hij met die kinderen wil praten. Want: de hele school moet leren geen vooroordelen te hebben tegen mensen met het downsyndroom. Je zegt niets. Want: je weet niet wat je moet zeggen.
Opmerking: het gaat bij dit voorbeeld om een zusje met het syndroom van Down. De vraag kan natuurlijk ook over een ander voorbeeld worden gesteld, bijvoorbeeld pesten.
*
7 Bindingen Opmerking: het hele hoofdstuk is T-stof. Vragen 1. -
blz. 39 Gevoelsbindingen: de aanwezigheid van de ouders geeft vertrouwen. Economische bindingen: jonge kinderen zijn van hun ouders afhankelijk. Kennisbindingen: al op heel jonge leeftijd leren kinderen van hun ouders.
2.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden: Economische binding: de baas van de winkel waar je werkt, de contactpersoon van de krant die je bezorgt, pizzabezorgdienst, internetprovider. Kennisbinding: sporttrainer, huiswerkbegeleiding, stagebedrijf.
3.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: - Subsidies die er zijn voor jongerencentra, aanleg sportvelden, aanleg hangplekken. - Zorg voor veiligheid: brandweer, politie, GGD.
4.
Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoord: Als de sociale cohesie ontbreekt, dan leven mensen ieder voor zich. Ze zullen dan niet snel anderen helpen en er wordt geen rekening met elkaar gehouden.
5.
-
6
Welke bindingen? blz. 39
De wevers en spinners zijn afhankelijk van het katoenplukken. De naaisters werken volgens patronen van modeontwerpers. De kopers kiezen uit de modellen die de winkelier heeft.
Gevoelsbinding: kleinkind en oma houden van elkaar. Kennisbinding; oma krijgt uitleg.
7
Mensen hebben elkaar nodig blz. 40 wat heb je nodig?
welke soort bindingen? kennisbindingen
drie voorbeelden:
1.
Kennis en informatie
2.
Eten, drinken, kleding en onderdak
economische bindingen
-
3.
Vriendschap, liefde en warmte
gevoelsbindingen
-
internetsites je leraar de trainer van je sportclub bakker supermarkt baas woningbouwvereniging / aannemer partner
4.
Bescherming
politieke bindingen
-
vrienden familie huisdier overheid politie ziekenhuis brandweer
8
Jouw bindingen blz. 40 A
B
Kennisbinding: je mentor, de directeur van je school, een ‘vriend’ op Facebook, je ouders. Economische binding: je vader en moeder, je baas of chef van je bijbaantje, een caissière in de supermarkt, jouw internetprovider. Gevoelsbinding: een goede vriend(in), je vader en moeder, een ‘vriend’ op Facebook. Politieke binding: een politieagent, een minister. Eigen uitwerking leerling.
Keuzeopdrachten blz. 41 Interview
Neem ter voorbereiding de drie stappen met de leerlingen door. Stap 1 Bij de opdracht staat al een aantal vragen die de leerlingen kunnen stellen. Verplicht de leerlingen hier zeker vijf eigen vragen aan toe te voegen. Stap 2 Tijdens het interview is het noodzakelijk dat de leerlingen de antwoorden opschrijven. Ze moeten dit kernachtig doen om het interview vlot te laten verlopen. Uiteraard kunnen ze het gesprek ook opnemen, maar het uitwerken van de antwoorden kost dan wel meer tijd. Stap 3 - Let erop dat het verslag minimaal één A4’tje en maximaal twee A4’tjes lang is. - Belangrijk is de conclusie waarin de leerlingen aangeven wat het verschil is tussen jongeren vroeger en jongeren nu. Uiteraard moet die conclusie gebaseerd zijn op elementen uit het interview.
Jongeren in het nieuws
De leerlingen kunnen landelijke of regionale dagbladen gebruiken. Wijs ze ook op de regionale gratis weekbladen. Daarin staan vaak positieve berichten over initiatieven en activiteiten van jongeren in de regio.
Themasvmbo.nl
Het maken van de opdrachten op themasvmbo.nl kunt u ook aan de hoofdstukken van dit thema koppelen. Gezien de veelheid aan opdrachten is dit zelfs aan te bevelen. Spreek met de leerlingen af welke opdrachten zij moeten doen. Van elke opdracht moeten zij de uitdraai met de uitslag voor controle bewaren. Na afloop kunnen de leerlingen de proeftoets maken om te zien of ze klaar zijn voor het proefwerk.
Samenvatting blz. 42 en 43 Hoofdstuk 1 Je karakter bestaat uit een combinatie van aangeboren eigenschappen, zoals muzikaal talent, en aangeleerde eigenschappen, zoals je muzieksmaak. Het aanleren van kenmerken van de groep waar je toe behoort, noem je socialisatie. Iets leren doe je op drie manieren, namelijk door: - beloning en straf, ook wel positieve en negatieve sancties genoemd. - imitatie - informatie Sociale controle door anderen speelt een belangrijke rol bij het aanleren van de regels van de groep.
Hoofdstuk 2 Socialisatie vindt plaats: in het gezin, op school, door vrienden, in verenigingen, op je werk, door je geloof, door de massamedia en door de overheid. Telkens als je in een nieuwe groep komt, krijg je te maken met socialisatie. Je moet dan weer nieuwe waarden en normen leren. * Als je bepaald gedrag automatisch doet, noem je dat internalisatie. Door eigen ervaringen, door contacten met anderen en aangeboren eigenschappen, ontwikkel je een eigen identiteit en word je een uniek persoon.
Hoofdstuk 3 Als een groep mensen dezelfde waarden, normen en gewoonten heeft, noemen we dit een cultuur. De belangrijkste cultuur is de dominante cultuur. De cultuur van een kleine groep mensen noem je een subcultuur. Voorbeelden van subculturen zijn de jongerenculturen, zoals de hiphoppers / emo’s / gothics of eigen voorbeeld en bedrijfsculturen. Meestal bestaan subculturen gewoon naast de dominante cultuur. * Soms, als de cultuurverschillen erg groot zijn, is er een botsing van culturen.
Hoofdstuk 4 Er ontstaan steeds nieuwe jongerenculturen, omdat: - jongeren steeds meer geld en vrije tijd hebben; - jongeren zich afzetten tegen ouders en ouderen in het algemeen; - jongeren graag bij een groep horen; - elke groep net een beetje anders wil zijn. * Als de waarden en normen van jongeren met die van ouders en ouderen botsen, noem je dat een generatieconflict.
Hoofdstuk 5 Dat niet iedereen dezelfde normen en waarden belangrijk vindt, komt omdat: - niet iedereen tot dezelfde groep behoort; - niet iedereen op dezelfde plaats opgroeit en woont; - niet iedereen in dezelfde tijd opgroeit en leeft. Je noemt gedrag abnormaal als je de normen van die persoon niet meer begrijpt. Als iemand geen rekening houdt met anderen, noem je dit asociaal gedrag Als je elk afwijkend gedrag niet meteen afkeurt maar juist probeert te begrijpen, heb je een tolerante houding. Bij tolerantie toon je namelijk respect voor andere normen en waarden.
Hoofdstuk 6 Bij beeldvorming wordt iemand in een hokje geplaatst of krijgt een etiket opgeplakt. Hierbij spelen vooroordelen en stereotypen een belangrijke rol. Vooroordelen ontstaan vaak omdat mensen oordelen zonder dat ze de feiten of de persoon goed kennen. * Beeldvorming hangt ook samen met het begrip rolgedrag, het gedrag dat in bepaalde situaties van iemand wordt verwacht. In verschillende situaties speel je andere rollen: de ene keer ben je kind, dan weer leerling, dan weer klant in een winkel, enzovoort. Als iemand iets anders doet dan je verwacht, noem je dit roldoorbrekend gedrag.
* Hoofdstuk 7 Mensen zijn afhankelijk van elkaar, en hebben bindingen met elkaar, zoals gevoelsbindingen, economische bindingen, politieke bindingen en kennisbindingen. Als mensen zich met elkaar verbonden voelen, noemen we dit sociale cohesie.
Begrippenlijst blz. 44 en 45 Aangeboren eigenschappen zijn erfelijk bepaald en heb je vanaf je geboorte. Vaak zijn deze heel moeilijk te veranderen. Bij socialisatie wordt gezorgd voor overdracht van kenmerken van een groep of samenleving. Sociale controle is de manier waarop anderen je aansporen of dwingen om je aan bepaalde regels te houden. Sancties zijn: positieve en negatieve reacties; beloningen en straffen. * Nature-aanhangers denken dat je gedrag het meeste bepaald wordt door je aangeboren eigenschappen. * Nurture-aanhangers denken dat je de belangrijkste eigenschappen aanleert of afleert. * Bij internalisatie gedraag je je min of meer automatisch zoals de groep dat verwacht. * Identificatie betekent iemand zien als je ideale voorbeeld, op wie je wilt lijken. Je spreekt van een cultuur wanneer een groep mensen dezelfde waarden, normen en gewoonten heeft. Een dominante cultuur is de cultuur van een grote groep mensen die overheersend is. Een subcultuur is de cultuur van een kleine groep mensen. Jongerenculturen zijn ontstaan door meer vrije tijd en gestegen welvaart. Ze zijn herkenbaar aan een eigen stijl en eigen kleding en muziek. * Er is sprake van een generatieconflict als de waarden en normen van ouders en ouderen botsen met die van jongeren. Je puberteit is de periode tussen kindertijd en volwassenheid. Tolerantie is het accepteren van mensen met andere normen en waarden dan jij hebt. Beeldvorming betekent dat je je een beeld vormt van iets of iemand anders. Een vooroordeel is een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten of de persoon goed kent. Een stereotype is een beeld dat je van een hele groep mensen hebt. * Rolgedrag is hoe jij je volgens anderen moet gedragen in bepaalde situaties. * Roldoorbrekend gedrag vindt plaats als je je anders gedraagt dan in jouw positie verwacht mag worden.
* Bij gevoelsbindingen heb je vaak te maken met positieve gevoelens als vriendschap, steun en liefde. * Bij economische bindingen gaat het om alles wat te maken heeft met je levensonderhoud. * Bij kennisbindingen gaat het om alles wat te maken heeft met leren. * Bij politieke bindingen gaat het om de overheid die zorgt voor bescherming en regelgeving.