RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 30 mei 2008 (06.06) (OR. en)
B PU
10071/08
LI
LIMITE
C
TRANS 176 ENT 111 ENV 331 MAP 13 CODEC 682 VERSLAG van: aan: nr. vorig doc.: nr. Comv.: Betreft:
het secretariaat-generaal van de Raad het Coreper / de Raad 9989/08 TRANS 172 ENT 108 ENV 327 MAP 12 CODEC 669 5113/08 TRANS 2 ENT 2 ENV 5 MAP 4 CODEC 12 Voorbereiding van de zitting van de Raad (Vervoer, Telecommunicatie en Energie) op 12 en 13 juni 2008 Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen Algemene oriëntatie
Inleiding
1.
De Commissie heeft op 15 januari 2008 haar gewijzigd voorstel voor een richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (document 5113/08) ingediend. Conform het engagement dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst op 8 en 9 maart 2007 is aangegaan, wil het voorstel bijdragen tot de omvorming van de EU in een economie die zeer energiezuinig is en weinig broeikasgassen uitstoot.
10071/08
oms/YEN/dm DG C III
Conseil UE
1
LIMITE NL
Het Commissievoorstel
2.
Doel van het Commissievoorstel is de marktintroductie van schone en energiezuinige voertuigen aan te moedigen. De richtlijn is van toepassing op de aankopen van wegvoertuigen door overheidsinstanties en entiteiten die bepaalde openbare diensten verrichten. Door deze aankopen wil de Commissie de fabrikanten ertoe aanzetten schonere en energiezuinigere voertuigen op de markt te brengen. Een hoger marktaandeel van deze voertuigen zou daardoor bijdragen tot: -
energie-efficiëntie in het vervoer door het brandstofverbruik te verlagen,
-
de bescherming van het klimaat door de CO2-uitstoot terug te dringen, en
-
verbetering van de luchtkwaliteit door de uitstoot van bepaalde verontreinigende stoffen te verminderen (NOx, NMHC, fijne stofdeeltjes).
Ter verwezenlijking van deze doelstelling stelt de Commissie een methode voor voor het berekenen van de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van bepaalde andere verontreinigende stoffen. Aanbestedende instanties, aanbestedende entiteiten en exploitanten die openbaar-personenvervoerdiensten verrichten, moeten deze methode toepassen bij de aankoop van wegvoertuigen.
3.
Het Commissievoorstel is een herziening van het voorstel voor een richtlijn inzake de bevordering van schone voertuigen voor wegvervoer, dat de Commissie op 9 januari 2006 had ingediend (5130/06). Het oorspronkelijke voorstel, dat zich enkel op zware bedrijfsvoertuigen richtte, bepaalde dat bij de aanschaf van voertuigen voor openbaarvervoerdiensten een bepaald quotum (25%) moest voldoen aan de bestaande EEV-norm (Enhanced Environmentally friendly Vehicle, milieuvriendelijker gemaakt voertuig). Destijds hadden de Raad en het Parlement, hoewel zij deze doelstellingen steunen, bedenkingen bij de voorgestelde middelen ter verwezenlijking daarvan.
10071/08
oms/YEN/dm DG C III
2
LIMITE NL
Voornaamste vraagstukken 4.
De groep intermodale vervoersvraagstukken en netwerken heeft zich meermaals beraden op het voorstel van de Commissie inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen. Na grondige besprekingen zijn er belangrijke wijzigingen in het Commissievoorstel aangebracht. Het resultaat van de werkzaamheden van de groep is weergegeven in de ontwerp-richtlijn in bijlage dezes (wijzigingen zijn vetgedrukt).
5.
DK, FR, MT en UK maken een voorbehoud voor parlementaire behandeling.
Werkingssfeer (artikel 2) 6.
De groep stelt voor de werkingssfeer van de ontwerp-richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen zoals die thans in het Commissievoorstel is geformuleerd, te wijzigen om samenhang te bewerkstelligen tussen de ontwerp-richtlijn, enerzijds, en de overheidsopdrachtenrichtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG en Verordening (EG) nr. 1370/2007 inzake openbaredienstverplichtingen, anderzijds. In geval van aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten die onder de verplichtingen van de overheidsopdrachtenrichtlijnen vallen, zijn de in deze richtlijnen vastgestelde drempels ook van toepassing op de ontwerp-richtlijn. In geval van exploitanten die openbaar personenvervoer uit hoofde van een openbaredienstcontract verrichten, kunnen de lidstaten drempels vaststellen, op voorwaarde dat deze niet hoger liggen dan de drempels van de betrokken overheidsopdrachtenrichtlijn. Als gevolg hiervan worden onnodige administratieve lasten voor de aanbestedende diensten, de aanbestedende entiteiten en de exploitanten waarop de richtlijn van toepassing is, voorkomen en wordt ervoor gezorgd dat op doeltreffende wijze uitvoering wordt gegeven aan de richtlijn inzake schone en zuinige voertuigen.
7.
De delegatie van DE, gesteund door CZ, stelt een alternatieve definitie voor de drempelwaarden voor (zie voetnoot 3, blz. 8). Verscheidene andere delegaties zijn hiertegen. Beide delegaties stellen voorts voor om de werkingssfeer van de richtlijn te beperken tot exploitanten die financiële compensatie krijgen, waardoor exploitanten die openbaredienstverplichtingen in het kader van een exclusief concessierecht vervullen, van de werkingssfeer worden uitgesloten. BE, IT en NL (voetnoot 2, blz. 8) maken een studievoorbehoud bij artikel 2 waarin de werkingssfeer wordt omschreven.
10071/08
oms/YEN/dm DG C III
3
LIMITE NL
Onderwerp en doel (artikel 1)
8.
Op grond van het Commissievoorstel moeten bij de aankoop van voertuigen de levensduurkosten volgens een op communautair niveau geharmoniseerde methode worden berekend. Het blijven in laatste instantie echter wel de diensten en exploitanten die beslissen welk voertuig zij aankopen. Door een andere aanpak te kiezen tracht de groep die eindbeslissing te sturen door te voorzien in een meer bindend element in de aankoopbeslissing voor schone en energiezuinige voertuigen.
Derhalve stelt de groep voor in de ontwerp-richtlijn een bepaling in te voeren op grond waarvan de aanbestedende diensten, de aanbestedende entiteiten en de exploitanten rekening moeten houden met energie- en milieueffecten tijdens de volledige levensduur. Zoals in het Commissievoorstel moeten deze effecten ten minste het brandstofverbruik, de CO2-uitstoot, NOx, NMHC en fijne stofdeeltjes omvatten.
Opties om te voldoen aan de eis om energie- en milieueffecten in te calculeren (artikel 4)
9.
De groep scherpt dus de doelstelling aan, maar stelt tegelijkertijd voor om te voorzien in meer soepelheid dan in het Commissievoorstel met betrekking tot de vraag hoe aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten kunnen voldoen aan de eis om energie- en milieueffecten in te calculeren. Meer soepelheid maakt het mogelijk de diversiteit van plaatselijke milieuvraagstukken en -prioriteiten tot uiting te brengen en bestaande initiatieven in de hele Gemeenschap te erkennen.
De ontwerp-richtlijn voorziet in twee opties om te voldoen aan de eis om energie- en milieueffecten in te calculeren, op voorwaarde dat deze effecten ten minste het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen van een wegvoertuig omvatten: a)
vaststellen van technische specificaties voor energie- en milieuprestaties in het dossier voor de aankoop van wegvoertuigen;
10071/08
oms/YEN/dm DG C III
4
LIMITE NL
b)
energie- en milieueffecten meenemen in de aankoopbeslissing, waarbij het aan de aankoper wordt overgelaten het gewicht van deze effecten te bepalen door: -
ingeval een procedure voor het plaatsen van opdrachten wordt toegepast, deze effecten te gebruiken als gunningscriteria; en
-
ingeval deze effecten worden uitgedrukt in geld in het kader van de aankoopbeslissing, gebruik te maken van een geharmoniseerde methode zoals die wordt vastgesteld in de ontwerp-richtlijn.
10.
Als alternatief stelt CZ, gesteund door SK (voetnoot 9, blz. 10) voor om onder punt a), eerste streepje, het verplichte gebruik van energie- en milieueffecten als gunningscriteria te beperken tot de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten in de zin van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, waardoor alle procedures voor het plaatsen van opdrachten die niet onder deze richtlijn vallen, worden uitgesloten.
Methode voor het berekenen van de levensduurkosten (artikel 5) 11.
Indien de aanbestedende diensten, de aanbestedende entiteiten en de exploitanten ervoor kiezen de energie- en milieueffecten in geld uit te drukken, zijn zij verplicht de in de richtlijn vastgestelde methode te gebruiken. Voor de berekening van de levensduurkosten voorziet de ontwerp-richtlijn in de mogelijkheid om de kosten van CO2-uitstoot en van de uitstoot van verontreinigende stoffen te kiezen in een bereik tussen de gemiddelde EU-waarden voor deze kosten en het dubbele daarvan. Met deze marge wordt een evenwicht gezocht tussen passende flexibiliteit voor aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten met het oog op de plaatselijke situatie, enerzijds, en een voldoende graad van harmonisatie, anderzijds. Dit laatste is belangrijk om druk uit te oefenen op de industrie om schonere en energiezuinigere voertuigen te produceren.
12.
ES, FR en de Commissie (voetnoot 13, blz. 11) zijn van mening dat de richtlijn reeds in voldoende flexibiliteit voorziet dankzij de verschillende opties die worden aangeboden om rekening te houden met de energie- en milieueffecten van wegvoertuigen. Derhalve pleiten beide delegaties en de Commissie voor een geharmoniseerde methode voor het berekenen van de levensduurkosten door in de richtlijn één waarde voor de kosten van CO2-uitstoot (artikel 5, lid 1, punt b)) en voor de kosten van de uitstoot van verontreinigende stoffen (artikel 5, lid 1, punt c)) vast te stellen. IT geeft de voorkeur aan één waarde voor de kosten van CO2 . SE maakt een studievoorbehoud bij artikel 5.
10071/08
oms/YEN/dm DG C III
5
LIMITE NL
13.
Voorts stelt IT voor (voetnoot 11, blz. 11) het tweede streepje van artikel 1, punt a), te vervangen teneinde de accijnzen op brandstof in de berekening van de levensduurkosten op te nemen.
Beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over brandstofverbruik en uitstoot (artikel 9)
14.
UK, met de steun van DE en RO (voetnoot 15, blz. 14) had bedenkingen bij het gebrek aan betrouwbare gegevens over het brandstofverbruik en de uitstoot van andere zware voertuigen dan bussen. Deze delegaties zijn van oordeel dat het zonder deze gegevens voor de autoriteiten en de exploitanten moeilijk is rekening te houden met energie- en milieueffecten bij de aankoop van dergelijke voertuigen.
Overige kwesties
15.
IT (voetnoot 17, blz. 16) stelt voor om in tabel 1 van de bijlage een waarde voor aardgas (gemengd methaan) van 33 MJ/liter op te nemen. In antwoord daarop stelt het voorzitterschap voor om voor aardgas aan te geven dat er verschillende plaatselijke waarden kunnen worden gebruikt. Voorts stelt IT voor (voetnoot 18, blz. 16) om waterstof uit de tabel te verwijderen. PT is hiertegen.
Conclusie
16.
Er zijn reeds belangrijke vorderingen gemaakt in de richting van een tekst voor een richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen, die algemene steun zou kunnen krijgen. Met het oog op de aanneming, door de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie op 12 en 13 juni 2008, van een algemene oriëntatie over de ontwerp-richtlijn inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen, wordt het Coreper verzocht zich te beraden op de resterende onopgeloste vraagstukken.
_____________________
10071/08
oms/YEN/dm DG C III
6
LIMITE NL
BIJLAGE Gewijzigd voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen
(Voor de EER relevante tekst)
Artikel 1 Onderwerp en doel Op grond van deze richtlijn moeten aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en bepaalde exploitanten bij de aankoop van wegvoertuigen rekening houden met energie- en milieueffecten tijdens de volledige levensduur, met inbegrip van energieverbruik en uitstoot van CO2 en van bepaalde verontreinigende stoffen, teneinde de markt voor schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen en de bijdrage van de vervoerssector aan het milieu-, klimaat- en energiebeleid van de Europese Unie te verbeteren.
10071/08 BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
7
LIMITE NL
Artikel 2 1 2 Werkingssfeer 3 Deze richtlijn is van toepassing op contracten voor de aankoop van wegvoertuigen door:
a)
aanbestedende diensten of aanbestedende entiteiten voor zover zij verplicht zijn de procedures voor het plaatsen van opdrachten bedoeld in Richtlijn 2004/17/EG4 en Richtlijn 2004/18/EG5 toe te passen;
b)
exploitanten voor de vervulling van openbaredienstverplichtingen uit hoofde van een openbaredienstcontract in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/20076 boven een drempel die door de lidstaten wordt vastgesteld en de drempelwaarden in Richtlijn 2004/17/EG en Richtlijn 2004/18/EG niet overschrijdt.
1
2 3
4 5 6
De volgende overweging zal worden ingevoegd: "In overeenstemming met Richtlijn 2004/17/EG of Richtlijn 2004/18/EG en met volledige inachtneming van de omzetting in nationaal recht hiervan, dient deze richtlijn betrekking te hebben op wegvoertuigen die worden aangekocht door aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten, ongeacht of zij publiek of privaat zijn. Voorts dient deze richtlijn betrekking te hebben op de aankoop van wegvoertuigen die worden gebruikt voor het verrichten van openbaar-personenvervoerdiensten uit hoofde van een openbaredienstcontract, waarbij de lidstaten de vrijheid wordt gelaten om kleinere aankopen uit te sluiten teneinde onnodige administratieve lasten te voorkomen." Studievoorbehoud: BE, IT, NL. DE, met de steun van CZ en tegenkanting van AT, DK, FR, PL, PT, SE, UK, stelt de volgende tekst voor artikel 2 voor: "Deze richtlijn is van toepassing op contracten voor de aankoop van wegvoertuigen met een waarde gelijk aan of groter dan de drempels die zijn vastgesteld in artikel 7 van Richtlijn 2004/17/EG en Richtlijn 2004/18/EG door: a) ... b) exploitanten voor de uitvoering van een openbaredienstcontract in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007 die in ruil daarvoor een financiële compenstatie krijgen." PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114. PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1.
10071/08 BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
8
LIMITE NL
Artikel 3 Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder:
'aanbestedende diensten': aanbestedende diensten in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG en artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2004/18/EG;
'aanbestedende entiteiten': aanbestedende diensten in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2004/17/EG;
'wegvoertuig': een voertuig dat onder de voertuigcategorieën van tabel 3 van de bijlage valt.
Artikel 4 Aankoop van schone en energiezuinige voertuigen 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat, uiterlijk op de in artikel 10, lid 1, bedoelde datum, alle in artikel 2 bedoelde aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten bij de aankoop van wegvoertuigen rekening houden met de in lid 2 bedoelde energie- en milieueffecten tijdens de operationele levensduur en ten minste een van de in lid 3 bedoelde opties toepassen.
2.
De energie- en milieueffecten waarmee rekening moet worden gehouden, omvatten ten minste: a.
energieverbruik;
b.
uitstoot van CO2;
c.
uitstoot van verontreinigende stoffen, waaronder NOx, NMHC en fijne stofdeeltjes.
Naast de in de eerste alinea vermelde energie- en milieueffecten kunnen aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten ook andere milieueffecten incalculeren.
10071/08 BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
9
LIMITE NL
3.
Aan de in de leden 1 en 2 bedoelde eisen wordt voldaan middels de volgende opties: a.
door in het dossier voor de aankoop van wegvoertuigen technische specificaties voor energie- en milieuprestaties vast te stellen voor elk van de bedoelde effecten, alsook voor eventuele aanvullende milieueffecten7 8; of
b.
door energie- en milieueffecten mee te nemen in de aankoopbeslissing, waarbij: -
ingeval een procedure voor het plaatsen van opdrachten9 wordt toegepast, deze effecten worden gebruikt als gunningscriteria; en
-
ingeval deze effecten worden uitgedrukt in geld in het kader van de aankoopbeslissing, gebruik wordt gemaakt van de in artikel 5 vastgestelde methode.
Artikel 510 Methode voor de berekening van operationele levensduurkosten 1.
Voor de toepassing van artikel 4, lid 3, punt b), tweede streepje, worden de operationele levensduurkosten van het energieverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen vermeld in tabel 2 van de bijlage die worden veroorzaakt door de exploitatie van het aan te kopen voertuig, gekwantificeerd en berekend overeenkomstig de onder a), b) en c) vastgestelde methode.
7
8
9
10
PL en SE stellen voor "zoals het soort brandstof dat moet worden gebruikt" toe te voegen. Het voorzitterschap stelt voor overweging 17 als volgt te veranderen: "Deze richtlijn mag aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten er niet van weerhouden bij de aanschaf van voertuigen voor openbaarvervoerdiensten nu reeds te opteren voor voertuigen die aan de nieuwste Europese emissienormen voldoen, hoewel die nog niet bindend zijn. Zij mag de aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten er evenmin van weerhouden te opteren voor alternatieve brandstoffen, mits rekening wordt gehouden met de energieen milieueffecten tijdens de levensduur". De volgende nieuw overweging zal worden ingevoegd: "Bij het naleven van de eis om energie- en milieu-effecten in te calculeren door het vaststellen van technische specificaties, worden aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten aangemoedigd om strengere specificaties voor energie- en milieuprestaties vast te stellen dan die waarin de Europese wetgeving voorziet, bijvoorbeeld door rekening te houden met EURO-normen die reeds zijn aangenomen, maar nog niet in werking zijn getreden." CZ, met de steun van SK, stelt voor om "als bedoeld in Richtlijn 2004/17/EG en Richtlijn 2004/18/EG" toe te voegen. Studievoorbehoud: SE.
10071/08 BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
10
LIMITE NL
a)
De levensduurkosten van het energieverbruik door de exploitatie van een voertuig worden als volgt berekend: -
het brandstofverbruik van een voertuig als bedoeld in lid 2 wordt op basis van de in tabel 1 van de bijlage vastgestelde omrekeningsfactoren voor de energie-inhoud van de verschillende brandstoffen uitgedrukt in energieverbruik per kilometer;
-
er wordt één monetaire waarde per energie-eenheid gebruikt. Deze waarde is de laagste kostprijs per energie-eenheid vóór belasting van benzine of diesel die als vervoersbrandstof wordt gebruikt11;
-
de levensduurkosten van het energieverbruik dat wordt veroorzaakt door de exploitatie van een voertuig worden berekend door het tijdens de volledige levensduur af te leggen aantal kilometer als bedoeld in lid 3, in voorkomend geval rekening houdend met het reeds afgelegde aantal kilometer, te vermenigvuldigen met het energieverbruik per kilometer als bedoeld in het eerste streepje en met de kostprijs per energie-eenheid als bedoeld in het tweede streepje.
b)
De levensduurkosten van de CO2-uitstoot door de exploitatie van een voertuig worden berekend door het tijdens de volledige levensduur van het voertuig af te leggen aantal kilometers bedoeld in lid 3, in voorkomend geval rekening houdend met het reeds afgelegde aantal kilometers, te vermenigvuldigen met de CO2-uitstoot uitgedrukt in kilogram per kilometer overeenkomstig lid 2 en met de in tabel 2 van de bijlage vastgestelde kostprijs per kilogram. De in lid 2 bedoelde aanbestedende autoriteiten, aanbestedende entiteiten en exploitanten kunnen een hogere kostprijs toepassen, op voorwaarde dat deze kostprijs de waarde in tabel 2 vermenigvuldigd met de factor 2 niet overschrijdt12.13.
11
12
13
IT stelt voor om dit streepje door de volgende tekst te vervangen: "er wordt een monetaire waarde per energie-eenheid gebruikt. Deze waarde is de commerciële kostprijs per energieeenheid voor brandstof, inclusief belasting." De volgende overweging wordt ingevoegd: "In deze richtlijn moet een marge voor de kosten van de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen worden vastgesteld, zodat aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten flexibiliteit wordt geboden met het oog op de plaatselijke situatie, enerzijds, en er wordt gezorgd voor een passende graad van harmonisatie, anderzijds. De Commissie moet, met de hulp van een comité, deze minimum- en maximumwaarden kunnen aanpassen aan de inflatie en de technische vooruitgang die op het gebied van de gegevens voor de berekening wordt gemaakt. ". ES, FR en de Commissie geven de voorkeur aan één waarde voor de kostprijs van CO2uitstoot (artikel 5, lid 1, punt b)) en de kostprijs van de uitstoot van verontreinigende stoffen (artikel 5, lid 1, punt c)). IT geeft de voorkeur aan één waarde voor de kostprijs van CO2, namelijk 2 eurocent/kg.
10071/08 BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
11
LIMITE NL
c)
De in tabel 2 van de bijlage vermelde levensduurkosten voor de uitstoot van verontreinigende stoffen door de exploitatie van een voertuig worden berekend door de levensduurkosten voor de uitstoot van stikstofoxide, niet-methaanhoudende koolwaterstoffen en fijne stofdeeltjes bij elkaar op te tellen. De levensduurkosten voor de verschillende verontreinigende stoffen worden berekend door het tijdens de volledige levensduur van het voertuig af te leggen aantal kilometers bedoeld in lid 3, in voorkomend geval rekening houdend met het reeds afgelegde aantal kilometers, te vermenigvuldigen met de emissies, uitgedrukt in gram per kilometer als bedoeld in lid 2 en met de respectieve kostprijs per gram. Voor de kostprijs worden de gemiddelde EUwaarden in tabel 2 van de bijlage gebruikt. De in artikel 2 bedoelde aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten kunnen een hogere kostprijs toepassen, op voorwaarde dat deze kostprijs de in tabel 2 vermelde betrokken waarde, vermenigvuldigd met de factor 2, niet overschrijdt.
2.
Het brandstofverbruik, de CO2-uitstoot en de uitstoot van verontreinigende stoffen door de exploitatie van een voertuig per afgelegde kilometer als vermeld in tabel 2 van de bijlage worden gebaseerd op de gestandaardiseerde EU-testprocedures die in de EU-regelgeving inzake typekeuring voor bepaalde voertuigen zijn vastgesteld. Wanneer een voertuig niet onder de gestandaardiseerde EU-testprocedures valt, wordt de vergelijkbaarheid van de verschillende aanbiedingen gewaarborgd door het gebruik van algemeen erkende testprocedures of resultaten van tests voor de overheid, of door informatie die is meegedeeld door de constructeur.
3.
Tenzij anderszins is bepaald, worden voor het totale aantal kilometers dat een voertuig tijdens zijn volledige levensduur aflegt de waarden in tabel 3 gebruikt.
Artikel 6 Aanpassing aan de technische vooruitgang Aanpassingen aan de inflatie en de technische vooruitgang van de in de bijlage vastgestelde waarden voor de berekening van de operationele levensduurkosten van wegvoertuigen vormen een wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn en kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
10071/08 BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
12
LIMITE NL
Artikel 7 Uitwisseling van beste praktijken De Commissie faciliteert en structureert de uitwisseling van kennis en beste praktijken tussen de lidstaten met betrekking tot de bevordering van de aankoop van schone en energiezuinige voertuigen door de in artikel 2 bedoelde aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en exploitanten.
Artikel 8 Comité 1.
De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
Artikel 9 Verslag en toetsing 1.
Vanaf de datum bedoeld in artikel 10, stelt de Commissie om de twee jaar een verslag op over de uitvoering van de richtlijn en de acties van de verschillende lidstaten om de aankoop van schone en energiezuinige wegvoertuigen aan te moedigen.
2.
In dat verslag worden de effecten van de richtlijn beoordeeld, wordt nagegaan of er behoefte is aan verdere maatregelen en worden, zo nodig, nieuwe voorstellen gedaan.
10071/08 BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
13
LIMITE NL
3.
Uiterlijk op de datum van het eerste verslag legt de Commissie een evaluatie van de in artikel 5 omschreven methode voor, waarin alle opties worden onderzocht en in voorkomend geval dienstige aanpassingen worden voorgesteld14 15.
Artikel 10 Omzetting 1.
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 24 maanden na de in artikel 11 bedoelde datum aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede.
Wanneer de lidstaten deze maatregelen aannemen, wordt in de maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten16.
2.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
14
15
16
De volgende nieuw overweging (17 bis) zal worden ingevoegd: "Er moeten gestandaardiseerde EU-testprocedures voor bijkomende voertuigcategorieën worden ontwikkeld teneinde de vergelijkbaarheid en de transparantie van de gegevens van constructeurs te verbeteren." UK, met de steun van DE en RO, had bedenkingen bij het gebrek aan betrouwbare gegevens over het brandstofverbruik en de uitstoot van andere zware voertuigen dan bussen. Zonder deze informatie zal het voor de diensten en exploitanten moeilijk zijn om bij de aankoop van dergelijke voertuigen hun verplichtingen uit hoofde van artikel 4 na te komen. Overweging 20 wordt als volgt gewijzigd: "Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven" worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken."
10071/08 BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
14
LIMITE NL
Artikel 11 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 12 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement De voorzitter
10071/08 BIJLAGE
Voor de Raad De voorzitter
oms/YEN/dm DG C III
15
LIMITE NL
BIJLAGE […] BIJ DE BIJLAGE Gegevens voor de berekening van de externe levensduurkosten van wegvoertuigen in het kader van deze richtlijn
Tabel 1: energie-inhoud van motorbrandstoffen Brandstof
Energie-inhoud
Diesel
36 MJ/liter
Benzine
32 MJ/liter
Aardgas/Biogas17 *
38 MJ/Nm3
LPG (vloeibaar petroleumgas)
24 MJ/liter
Ethanol
21 MJ/liter
Biodiesel
33 MJ/liter
Emulsiebrandstof
32 MJ/liter
Waterstof18
11 MJ/Nm3
Tabel 2: kostprijs van de uitstoot door het wegvervoer (prijspeil 2007):
17
18
CO2
NOx
NMHC:
Fijne stofdeeltjes
2 eurocent/kg
0,44 eurocent/g
0,1 eurocent/g
8,7 eurocent/g
IT stelt een waarde voor aardgas (gemengd methaan) van 33 MJ/liter voor. Het voorzitterschap stelt het volgende voor: * of lokale waarde, indien afwijkend. IT stelt voor om waterstof uit de tabel te verwijderen. PT is tegen.
10071/08 BIJLAGE BIJ DE BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
16
LIMITE NL
Tabel 3: tijdens de levensduur van een wegvoertuig afgelegd aantal kilometers Voertuigcategorie
Aantal
(de categorieën M en N zijn gedefinieerd in
kilometers
Richtlijn 2007/46/EG)
tijdens de levensduur
Personenwagens (M1)
200.000 km
Lichte bedrijfsvoertuigen (N1)
250.000 km
Zware bedrijfsvoertuigen (N2, N3)
1.000.000 km
Bussen (M2, M3)
800.000 km
_____________________
10071/08 BIJLAGE BIJ DE BIJLAGE
oms/YEN/dm DG C III
17
LIMITE NL