\ VENETI Ë : M USEUM - M USEA \
M A RCO DE M I CHELI S
ISBN 90-5130-367-X Wettelijk Depot D/2000/2893/18 NUGI 923
FEB RUARI 2 0 0 1
VE N E T IË : M U S E U M - M US EA Û
2
Ü V EN E T I Ë : M U S EU M - MU SE A
INHOUDSTAFEL
INLEIDING
5
K U LT U U R A A N B O D
6
HET PUBLIEK
9
S TAD EN CULT U U R
12
BESLUIT
14
3
V E N ET I Ë : MU SE UM - M U S EA Û
4
Ü V EN E T I Ë : M U S EU M - MU SE A
INLEIDING
I e d e reen weet dat Venetië een vreemde stad is. Het is een kleine stad die momenteel nog nauwelijks zeventigduizend inwoners telt, ter wijl er amper vijftig jaar geleden nog t w e e h o n d e rdduizend mensen woonden. Nochtans: -
is het de hoofdplaats van een streek die tot de rijkste, meest dynamische en levendige streken van Italië behoor t. De beslissingscentra bevinden zich evenwel in andere steden zoals Padova, Ve rona en Treviso en de streek bekijkt de stad met gêne en bevreemding. Venetië heeft immers geen enkele leidinggevende functie; het is een oncomfor tabele plek die bovendien moeilijk te bereiken is.
-
h e r b e rgt de stad twee grote universiteiten waar ongeveer der tigduizend studenten s t u d e ren. Slechts drieduizend van hen kunnen echt in Venetië wonen.
-
is de stad verdeeld in een oud centrum en voorsteden die achter de brug over de lagune liggen. Daar woont twee derde van de hele Venetiaanse bevolking. Toch slaagt deze stadsrand er niet in uit te groeien tot een echte stad; ze kan evenmin haar voordeel doen met de nabijheid van Venetië waar van ze gescheiden is door de g rote leegte van de lagune.
-
kan ze prat gaan op een uitzonderlijk ar tistiek en cultureel patrimonium dat musea, kerken en paleizen omvat.
-
ontvangt de stad elk jaar ongeveer zeven miljoen bezoekers en toeristen. Dat zijn ongeveer twintigduizend mensen per dag. Slechts een miljoen bezoekers b rengen minstens een nacht door in Venetië.
We zouden deze lijst nog eindeloos kunnen uitbreiden. Deze voorbeelden volstaan echter om de abnormale situatie van de stad in te zien. Enerzijds maakt ze een diepgaande crisis door die haar eigen voor tbestaan als sociale kern in het gedrang b rengt en anderzijds beschikt de stad over het volledige potentieel om uit te gro e i e n tot een van de hoofdsteden binnen de were l d c u l t u u r.
5
V E N E T I Ë : MU SE U M - M US EA Û
K U LT U U R A A N B O D
Het specifieke probleem van de “culturele industrie” in Venetië weerspiegelt getro u w de complexiteit en de tegenstrijdigheden inzake ruimtelijke ordening en sociaal-economische structuur van de lagunestad. Venetië kan bogen op een rijk, uitgesproken en prestigieus aanbod op het vlak van c u l t u u r, tentoonstellingen en musea. De internationale tentoonstellingen rond hedendaagse kunst die de Biënnale op periodieke tijdstippen org a n i s e e r t, ver t e g e n w o o rdigen op dit moment nog steeds een van de fundamentele etappes in het wereldwijde systeem van de kunst dat van zijn kant snelle veranderingen doormaakt door zijn grenzen uit te breiden en het aantal afspraken uit te breiden. Naast de B i ë n n a l e van Venetië, de D o c u m e n t a in Kassel, de Biënnale van New York van Whitney ontstonden achtereenvolgens de Biënnales van Seoel, Johannesburg, Sao Paulo, Istanbul, Havana, Sydney en Berlijn om enkel de meest geanimeerde te verm e l d e n . Palazzo Grassi – een instelling die FIAT in het leven riep en beheer t, stelt nog steeds hoogstaande tentoonstellingen voor. De thema’s zijn divers: archeologische onderwerpen, maar ook kunst en architectuur uit de renaissance en zelfs hedendaagse kunst. Toch lijdt deze instelling op een bepaalde manier onder de afnemende intere sse van het grote publiek voor tijdelijke tentoonstellingen, een situatie die de afgelopen j a ren kenmerkend is geworden voor de Italiaanse “tentoonstellingsmarkt”. De Stichting Guggenheim, de Italiaanse afdeling van de grote Amerikaanse multinational, verbindt kleine tijdelijke tentoonstellingen aan de presentatie van haar p e rmanente collectie. Ze steunt daarbij op een professioneel en dynamisch beheer dat w o rdt gekenmerkt door een constante expansie van de tentoonstellingsruimte en haar diensten en door de uitwerking van een sterk netwerk privé-instellingen die haar activiteiten volgen en steunen. De Stichting Guggenheim t rekt elk jaar ongeveer 300.000 bezoekers; dat is een uitzonderlijk resultaat voor Venetië en vormt een uitstekende basis voor het ambitieuze project om ook in Venetië een nieuw Guggenheim Museum in het leven te roepen, in het oude douanecomplex aan la Salute. De Gallerie dell’Accademia die in 1807 werden ingericht, huisvesten een van de mooiste collecties Venetiaanse kunst. Ze wachten op de volledige afwerking van het p roject voor de “Grote Galerijen van de Academie”. Dat houdt de overdracht in van de School voor Schone Kunsten naar het Klooster van de Ongeneeslijken dat momenteel g e re s t a u re e rd wordt. Hiermee kan het museum eindelijk een punt zetten achter de lange periode van lethargie die blijkt uit het zeer beperkte aantal bezoekers dat
6
Ü V EN E T I Ë : M U S EU M - MU SE A
nauwelijks driehonderdduizend per jaar bedraagt. Dat aantal stemt helemaal niet o v e reen met de plek, als we vergelijken met het aantal bezoekers aan de Gallerie de U ffizi in Firenze (of de staatsmusea in Parijs met meer dan tien miljoen bezoekers), waarbij we uiteraard rekening moeten houden met de evidente verschillen inzake context en aanbod. Het feit dat de Gallerie dell’Accademia in 1998 door hun aantal bezoekers op de zestiende plaats terechtkwamen in de rangschikking van alle Italiaanse staatsmusea, getuigt van de crisis die deze instelling doormaakt. Door de veiligheidsvoorschriften mogen er maximum driehonderd mensen tegelijk in de zalen aanwezig zijn en doord a t de ruimte zo beperkt is, kan het museum slechts vierh o n d e rd werken tentoonstellen, hoewel het er meer dan tweeduizend bezit. Zodra de School voor Schone Kunsten i n haar nieuwe lokalen gevestigd zal zijn, kan de Academie haar tentoonstellingsru i m t e v e rdubbelen. Aldus kan ze haar aanbod als museum gevoelig verbeteren. Tegelijk zal ze verplicht zijn rekening te houden met de noodzaak haar verhouding met het publiek te her f o rm u l e ren. Momenteel komen de bezoekers hoofdzakelijk uit het buitenland, wat leidt tot seizoensgebonden schommelingen. De vergelijking tussen Firenze en Venetië is niet totaal uit de lucht gegrepen. Dat bewijst de uitzonderlijke en ongewone rol van het Paleis van de Doge dat jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers aantrekt, ter wijl de andere musea in de stad genoegen moeten nemen met ongeveer 700.000 bezoekers. De grote tentoonstellingen van Palazzo Grassi slaagden er eveneens in gemiddeld meer dan 500.000 bezoekers aan te trekken, tijdens de hoogdagen van de pro g r a mmering. De invloed die deze buitengewone concentratie bezoekersstromen rond het Paleis van de Doge en het San Marco-plein heeft op de stedelijke structuur van Venetië, is u i t e r a a rd negatief. Het “uitgesplitste Venetiaanse museum” is hoofdzakelijk beperkt tot de as die ver t rekt van de Piazzale Roma of het Station en via Rialto loopt tot op San Marco. Heel wat prachtige delen van de stad worden ver w a a r l o o s d . Dit ver t e g e n w o o rdigde zeker en vast de cruciale limiet van het plan dat in 1994 werd v o o rgesteld ter re o rganisatie van het museumsysteem van San Marco. Het plan werd slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Het voorzag de hereniging in een organiek parc o u r s van het hele monumentale gebied van San Marco door het Paleis van de Doge te verbinden met het A rcheologisch Museum dat zich in de S a n s o v i n o - b i b l i o t h e e k bevindt, met de Nationale Marciana Bibliotheek en het C o rrer Museum dat een sterke
7
V E N E T I Ë : MU SE U M - M U S EA Û
expansie had moeten doormaken. Daarbij zou een gedeelte van het ar t i s t i e k e patrimonium dat nu in ongunstige omstandigheden bewaard wordt in de Ve n e t i a a n s e kerken gere c u p e re e rd worden en er zou een samenwerking komen met andere i n t e rnationale musea die voorlopig stukken uit hun collecties Venetiaanse kunst zouden overbrengen. Uiteraard zou de uitvoering van dit plan de concentratie van de bezoekers op een enkele plaats in de stad nog hebben verhoogd en zou het bro z e evenwicht van de stedelijke structuur in Venetië nog meer in het gedrang komen. Het por t ret dat we schetsen van de huidige situatie waarin de Venetiaanse museums t ructuur zich bevindt, moet bovendien rekening houden met het feit dat diverse Venetiaanse musea jammer genoeg al jaren – soms al decennia – onbeschikbaar zijn. I n Ca’ Rezzonico, het museum van de 18e eeuw in Venetië, is al een eindeloze wer f bezig sinds het einde van de jaren zeventig. Ca’ Pesaro, het museum voor modern e kunst, is hetzelfde lot beschoren. Voor deze laatste komt daar nog bij dat er – ondanks een mooi re s t a u r a t i e p roject naar ontwerp van de Oostenrijkse architect Boris Podre c c a – geen echt plan bestaat voor de rol die het museum en zijn kleine collectie - die ongelukkig genoeg onderbroken werd tijdens de jaren vijftig - kunnen spelen in de c u l t u rele context van de stad. Palazzo For t u n y zit in hetzelfde schuitje. Tijdens de jare n zeventig werd er geëxperimenteerd met interessante tentoonstellingsinitiatieven ro n d de nieuwe media, fotografie en mode. Aan de restauratie van Palazzo Grimani, de bestemming voor de collectie van het Archeologisch Museum - dat in de 16e e e u w p recies op deze plek vorm kreeg - komt ook maar geen einde. Hetzelfde geldt voor de restauratie van Palazzo Marc e l l o waar eindelijk het Museum voor Oosterse kunst zou komen. De voormalige Magazzini del Sale die de Biënnale voorlopig benutte tijdens de j a ren zeventig kunnen momenteel niet gebruikt worden. Het enige project voor deze h o o g w a a rdige tentoonstellingsruimte – een vreemd project in meerd e re opzichten – is de inrichting van een klein museum ter ere van Emilio Vedova, de bekendste v e rt e g e n w o o rdiger van de Venetiaanse schilderkunst uit de 20 e e e u w. Het zou logischer zijn dat hij in het Museum voor Moderne Kunst aanwezig zou zijn, wanneer dat eindelijk opnieuw voor het publiek wordt opengesteld.
8
Ü V EN E T I Ë : M U S EU M - MU SE A
HE T PU BL I EK
Paradoxaal genoeg is het programma-aanbod op het vlak van tentoonstellingen in Venetië – hiermee bedoel ik musea en tijdelijke tentoonstellingen – enerzijds zeer u i t g e b reid, maar wordt het anderzijds slechts gedeeltelijk benut. Met uitzondering van de Stichting Guggenheim w a a r van we het opmerkelijke beheer, de doeltre f fende marketingstrategie en de intelligent bestede aandacht aan het publiek reeds vermeld hebben, en behalve Palazzo Grassi dat een geval apar t is waarop we later nog terugkomen, pro d u c e ren de andere Venetiaanse instellingen absurd genoeg veel meer dan ze kunnen verkopen. De meeste tijdelijke tentoonstellingen in de Venetiaanse musea spelen al jaren een s o o r t tweederangsrol, zowel wat betreft hun bijdrage op wetenschappelijk vlak als inzake het aanbod dat aan het publiek wordt voorgesteld. Er zijn enkele uitzonderingen, zoals de tentoonstelling rond de Amerikaanse kunstenaar Dennis Oppenheim die zes jaar geleden plaatsvond tegelijk met de I n t e rnationale Expositie van de Biënnale en die de verdienste had een fabriek in de bijna volledig verlaten industriezone van P o rto Marg h e r a als tentoonstellingsruimte te gebruiken. Zo droeg de tentoonstelling bij tot stedenbouwkundige problematieken die momenteel brandend actueel zijn, zoals de reconversie van de hele lagune-oever op het “vasteland” tot een nieuw stedelijk c e n t rum tussen Mestre en Venetië. Dat was ook het geval voor de kleine tentoonstelling aan de Academie rond Gentile Bellini, hoewel de redenen verschillen. Deze laatste vestigde de aandacht op de recente restauratiewerken in het kader van het uitzonderlijke Bellini-patrimonium dat in Venetië bewaard wordt. In het algemeen kunnen we echter stellen dat de belangstelling voor grote tentoonstellingen zelfs in Venetië daalt en dat het dus noodzakelijk is opnieuw aandacht te besteden aan hun functie en hun belang. Voor de B i ë n n a l e die een nieuwe impuls kreeg tijdens de mooie editie van 1999 – die onder leiding van Harald Szeemann stond – moeten we benadrukken dat deze Venetiaanse instelling helemaal niet over dezelfde communicatiestru c t u ren beschikt als soor tgelijke manifestaties, zoals de D o c u m e n t a in Kassel. Het probleem van het “publiek” bij kunstevenementen werpt vragen op die veel verd e r gaan dan louter economische kwesties, met andere woorden de financiële middelen. Het houdt verband met de veel algemenere kwestie van de rol die culturele pro d u c t i e en communicatie kunnen spelen in het leven van een gemeenschap en in de org a n isatie van haar gro n d g e b i e d .
9
VE N ET I Ë : MU SE UM - M U S E A Û
Er bestaat meer dan een publiek voor kunst en elk publiek heeft noden die tere c h t verschillend zijn. Bij de toeristen en de bezoekers van Venetië – die tot dusver de v o o rnaamste consumenten van tentoonstellingen en musea zijn – is er het beperkte, maar zeer relevante publiek van de exper ts en onderzoekers voor wie de wetenschappelijke inhoud van de tentoonstellingen en permanente collecties bestemd is. Maar vooral is er het zeer uitgebreide potentiële publiek van de inwoners van Ve n e t i ë en het grondgebied van de stad. Tot dusver werd aan dit publiek slechts zeer weinig aandacht besteed. Voor hen zou het culturele aanbod evenwel een zeer pre c i e z e functie kunnen ver vullen: een verbetering van de levenskwaliteit en een verrijking van de vrije tijd, de invoering van nieuwe behoeften en nieuwe gewoonten. Bovendien zou het in belangrijke mate kunnen bijdragen tot de werking van scholen en universiteiten. Dat publiek zou op zijn beur t een “permanent publiek” kunnen vormen, een re f e re ntiepunt waarmee nieuwe vormen van dialoog en samenwerking kunnen ontstaan. Het experiment met de “memberships” dat loopt in de Amerikaanse musea, is alsnog onbekend in Italië. Daardoor wordt afgezien van een kostbare sociale en educatieve functie die nochtans een essentiële re c h t v a a rdiging zou kunnen zijn voor de investering van enorme overheidsmiddelen in de culturele pro d u c t i e . Uit een enquête tijdens de laatste editie van D o c u m e n t a – een allesbehalve volkse tentoonstelling – is gebleken dat een zeer hoog percentage van het nochtans gro t e aantal bezoekers van Documenta uit de streek vlak rond Kassel afkomstig was. Uit een analoge enquête bij de bezoekers van de Gallerie dell’Accademia b l e e k d a a rentegen dat het museum hoofdzakelijk door toeristen bezocht wordt, en dan nog door buitenlandse toeristen. Dat blijkt ook uit de sterke daling van het aantal bezoekers tijdens de wintermaanden: van 40.000 in april daalt hun aantal naar 9.000 in januari. Ook het experiment in 1998 met nocturnes in de Italiaanse staatsmusea i l l u s t re e r t het verschijnsel. In Venetië draaide het uit op een mislukking, ter wijl de Galerie Borg h e s e in Rome 35 procent meer bezoekers re g i s t re e rde en de P i n a c o t e c a in Milaan 22 procent meer. Venetië moest het stellen met zeven procent extra, niet eens genoeg om de kosten van het initiatief te dekken. De Venetiaanse musea lopen leeg in de namiddag, precies op het ogenblik dat de “dagjesmensen” de stad aan de lagune snel verlaten om naar huis of naar hun hotel terug te keren, waar ze goedkoper l o g e ren op “het vasteland”. Nochtans is de doelstelling een publiek met wor tels in zijn g rondgebied te vormen een essentiële voor w a a rde als de stad Venetië echt de hoofdstad van de provincie Veneto en haar cultuur wil worden. De instrumenten om deze doelstelling te bereiken, zijn bekend: naast het model van de Amerikaanse
10
Ü VE N E T IË : M US E U M - M U SE A
“memberships” zijn er programma’s gewijd aan het culturele verenigingsleven, alsook p rogramma’s voor scholen en de didactiek van de musea, waaruit Palazzo Grassi uitzonderlijk goede resultaten haalde. Tot slot zijn er de programma’s voor de decentralisatie van de informatieactiviteiten en van de culturele evenementen en tentoonstellingen zelf. De opbouw van wat we een “systeem voor culturele industrie” voor Venetië zouden willen noemen, is een cruciale doelstelling om de Venetiaanse cultuur te bevrijden van de wurg g reep van het toerisme.
11
VE N ET I Ë : M U SE U M - M US E A Û
S TAD EN CU LT U U R
Twee jaar geleden, in 1999, slaagde de Biënnale van Ve n e t i ë in het plan een u i t g e s t rekt gebied van het Venetiaanse Arsenale te gebruiken als zetel voor de I n t e rnationale Tentoonstelling van Hedendaagse Kunst. De uitzonderlijke ruimte van het Arsenaal strekt zich uit langs het traject van de Lijnbanen en de “Ar t i g l i e re” tot de monumentale “Tese” van Sansovino en de pas gere s t a u re e rde “Gaggiandre” (gro t e beschuttingen op het water voor de boten van de vro e g e re Republiek Venetië). Voor het eerst trad deze ruimte geleidelijk toe tot de Venetiaanse openbare ru i m t e . Zo kreeg het project geleidelijk vorm, een project dat deel uitmaakte van het reeds in 1994 vermelde algemene project een “pool voor hedendaagse kunst” aan te leggen tussen de Tuinen van de B i ë n n a l e en het Arsenaal en zo op relevante wijze bij te dragen tot de heropbouw van een tot dan toe marginaal gebied in de stad. Het is zeker geen toeval dat het B i ë n n a l e - i n i t i a t i e f heeft bijgedragen tot de rijping van een algemeen project voor het Arsenaal dat eindelijk vrij van militaire ser vitudes was. Het project werd deze zomer aan de Venetiaanse gemeenteraard voorgesteld. Dit plan werkt een globale herbestemmingsstrategie uit voor het Arsenaal. Naast culture l e activiteiten die zich niet zouden beperken tot de B i ë n n a l e – dankzij de ver w e z e n l i j k i n g van expositie – en museuminfrastru c t u ren – zouden er ook permanente onderz o e k s en productieactiviteiten kunnen lopen die enerzijds verband houden met de Venetiaanse zeetraditie en ander zijds met de technologische innovatie die zo kenmerkend is voor ons post-industriële tijdperk. Zoals we zien, beschikt kunst concreet over het vermogen plaatsen die anders onbekend zouden blijven te “onthullen”, ze nieuwe betekenissen en nieuwe waard e n te geven, precies zoals de kunstenaar Joseph Kossuth deed met zijn perm a n e n t e lichtinstallatie op de voorgevel van het renaissancepaleis dat de Stichting Querini S t a m p a l i a h e r b e rgt. Via de neonopschriften lezen we de beschrijvingen die Jonh Ruskin maakte van de decoratieve motieven op de Venetiaanse kroonlijsten. Ze o n d e r s t repen met een ontastbare discretie de sobere naaktheid van de Ve n e t i a a n s e a rchitectuur die het oorspronkelijke karakter er van heeft uitgedrukt tot in Palladio en Sansovino, zoals Manfredo Tafuri uitlegde. Tegelijk benadrukt de neonverlichting op feestelijke wijze de openbare functie van het gebouw dat nu tegelijk dienstdoet als o p e n b a re bibliotheek, zetel voor de mooie collectie van het museum, ontmoetingsplaats en centrum voor wetenschappelijk onder zoek. De laatste kunstexperimenten w o rden er ook aan het publiek voorgesteld.
12
Ü V EN E T I Ë : M U S EU M - MU SE A
Kunst heeft niet alleen een evocatieve en een onthullende functie, maar beschikt ook over het even belangrijke vermogen de structuur van de stad zelf en de manieren om die te gebruiken te transform e re n . Deze rol speelde in Bilbao het beroemde gebouw van het G u g g e n h e i m - m u s e u m, een ontwerp van Frank Gehr y. De Stichting Guggenheim wil in het kader van haar pro j e c t voor de Venetiaanse zetel waar een gedeelte van de permanente collectie komt, alsook tijdelijke tentoonstellingen, deze rol opnieuw voorstellen in het historische complex van de vro e g e re Douane aan de Salute dat uitgeeft op het San Marc o - b e k k e n . De realiteit in en de problemen van Venetië verschillen sterk van de situatie in Bilbao. Het succes van dit museum – dat in staat was de hele toeristische industrie van deze Baskische stad te wijzigen – valt grotendeels te verklaren door de nieuwsgierigheid die de spectaculaire architectuur oproept, meer dan door de tentoonstellingsactiviteiten zelf. Het Venetiaanse project daarentegen is ontegensprekelijk een discrete ingreep met het oog op het herg e b ruik van een historisch gebouw, waar voor Vittorio Gregotti een p roject ontwierp dat gebaseerd is op eerherstel voor de oorspronkelijke typologie. Het project omvat zes grote salons, parallel met de 15e -eeuwse opslagplaatsen en moet rekening houden met de mogelijkheid een tentoonstellingsruimte met beperkte afmetingen (niet meer dan vierduizend vierkante meter) te re a l i s e ren, maar ook vrij g rote ruimten voor de ontvangst en dienstverlening aan het publiek. In dit opzicht lijkt het naast elkaar bestaan van de permanente collectie en tijdelijke tentoonstellingen allesbehalve ideaal. Dat is echter niet het fundamentele probleem. Met de inrichting van het G u g g e n h e i m - m u s e u m dat tegen 2003 klaar kan zijn, tre e d t Venetië toe tot wat we het “Guggenheim-systeem” noemen. Dat omvat momenteel (naast de zetel in New York waarvoor Frank Gehr y onlangs een uitzonderlijk project ontwierp) Bilbao en Berlijn, plus een nieuwe zetel die – zoals zopas werd aangekondigd – zijn intrek neemt in een groot hotel in Las Vegas. De stad aan de lagune wordt aldus een verplichte halte in het circuit van de tijdelijke tentoonstelling en zal een gedeelte van de permanente collecties herbergen. De Venetiaanse zetel van de Stichting kan alleen maar zijn voordeel doen met de nieuwe ruimten die tot zijn beschikking word e n gesteld en Venetië kan de kalender van zijn culturele aanbod alleen maar uitbre i d e n .
13
V E N E T I Ë : MU SE U M - M U S EA Û
Dat betekent echter niet dat het “systeem” van de Venetiaanse cultuurproductie al zijn specifieke problemen opgelost zal zien. Zo is er bijvoorbeeld de verhouding tussen de periodieke activiteiten van de B i ë n n a l e en het patrimonium van de art i s t i e k e collecties. Of de relatie tussen de tentoonstellingsactiviteiten, het wetenschappelijk o n d e rzoek en ar tistieke experimenten. Deze verhouding blijkt beslissend, precies op het vlak van hedendaagse kunst.
BESLUIT
Massimo Cacciari, de filosoof die zeven jaar lang burgemeester was van Venetië, vatte het plan op voor de opbouw van een competitief en vitaal Venetië – niet alleen ten opzichte van het hinterland, maar ook tegenover de hele wereld. Dat project kan alleen w o rden ver wezenlijkt als de stad toont dat ze in staat is een eersterangsrol te spelen in het proces van vernieuwing en onderzoek dat bezig is de geografie van de wereld te v e r a n d e ren. Met dit perspectief voor ogen kan men de culturele industrie beschouwen als een uitstekend instrument voor experimenten en innovatie. Ze kan vorm geven aan een opmerkelijk circuit voor onderzoek, productie en communicatie en de traditionele g renzen van haar monocultuur die voor tvloeit uit de strikte toeristische consumptie overstijgen. Een van de essentiële aspecten in deze strategie hangt samen met de oplossing van de bijzondere dualiteit die de geografische structuur van Venetië en het culturele leven bepaalt. Door deze dualiteit zijn in het historische centrum de grote culture l e activiteiten en de re p resentatiefuncties ver t e g e n w o o rdigd. De versnipperde veelheid aan initiatieven, verenigingen en betekenisarme projecten worden naar de stadsrand, naar het “vasteland” ver wezen. Het nieuwe stedenbouwkundige plan van Venetië dat de laatste jaren werd uitgewerkt, d e f i n i e e rde een originele opvatting over de “stedelijke centraalheid”, een bipolair systeem verdeeld over twee fronten: de historische stad en de lange strook naast de lagune, waar tot voor kor t de belangrijkste industriële activiteiten gepland ware n . Tussen deze twee polen moeten de nieuwe centrale functies van Venetië zich ontwikkelen. Daarmee ver wijzen we meer bepaald naar het wetenschappelijk en technologisch onder zoek, de universitaire instellingen, de vrije tijd en tot slot de c u l t u rele productie en experimenten.
14
Ü V EN E T I Ë : M U S EU M - MU SE A
En toch wordt momenteel in het centrum van Mestre een van de ongelukkigste initiatieven beëindigd van het Venetië uit het verleden. Na meer dan twintig jaar loopt de bouw van een polyvalent cultureel centrum eindelijk ten einde. Het oorspronkelijke ontwerp was een soor t van provinciale karikatuur van het Parijse Beaubourg. Het gaat om een complex, gebouwd op basis van een werkingsprogramma dat nog sneller vero ud e rde dan zijn architecturale structuur en dat nu min of meer onbruikbaar is als men het redelijk wil aanpakken. De tentoonstellingszalen vallen moeilijk te rijmen met de criteria binnen de huidige musea, en zelfs met de meest actuele hedendaagse kunst. Er is enorm veel plaats verspild aan verbindingsruimten, met balustrades, trappen en balkons. Er is bovendien een onverbeterlijk gebrek aan onmisbare technische infras t ru c t u u r. Wat kan men met dit gebouw aanvangen, op dit punt van de geschiedenis? In plaats van de bestemming radicaal te herzien, binnen de geïntegre e rde context van het volledige Venetiaanse culturele systeem, een hypothese uit te werken die gebas e e rd is op de bijzondere kenmerken van de stad Mestre en de noden van haar jeugd, duikt er een generieke Kunsthalle op, bedoeld om de zwakke economische middelen die Venetië momenteel aan cultuur wijdt op te slorpen. Toch zijn er ook heel wat geslaagde experimenten: in Grenoble, in Keulen, in Berlijn, in de Ve renigde Staten, … Deze experimenten pro b e e rden het territorium van de c u l t u rele instellingen uit te breiden naar de voorsteden, het aantal vestigingsplaatsen te verhogen en hun buitengewone potentieel te benutten om nieuwe vormen van stadskwaliteit in het leven te ro e p e n . Harald Szeemann merkte op dat de B i ë n n a l e na haar verovering van de Arsenaalvesting deze zal moeten leren verlaten. Dat betekent dat de Biënnale zal moeten beslissen – meer dan alleen haar traditionele activiteiten – een centrale rol te lere n spelen in de transformatie van Venetië tot de “hoofdstad van de cultuur” waaro v e r F e rdinand Braudel het ooit had. Tot de nieuwe inwoners zullen de kunstenaars zelf b e h o ren, alsook de studenten en de docenten van de universitaire instellingen, de o n d e rzoekers van de grote traditionele instituten, zoals de Fondazione Cini. Vo o r Venetië – dat weten we nu – is de enige mogelijkheid om te blijven bestaan de moed vinden om zichzelf te veranderen.
15