$ Gemeente Scherpenzeel

INTERGEMEENTELIJKE ONAFHANKELIJKE BEZWARENCOMMISSIE SCHERPENZEEL-WOUDENBERG

SECRETARIAAT SCHERPENZEEL P O S T B U S 100

3 9 2 S ZJ S C H E R P E N Z E E L TELEFOON: 033 277 2324

E-MAIL: [email protected]

$ Gemeente Scherpenzeel ontvangen

t 5 JULI 2015

nr.

Aan het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel Postbus 100 3925 ZJ SCHERPENZEEL

Bijlage(n) Onderwerp

: advies bezwaarschrift 2059825

Scherpenzeel, 15 juli 2015

Geacht college, Hierbij treft u het advies aan zoals dit door de bezwarencommissie is vastgesteld met met betrekking tot het door mevrouw D. Lievestro Vijverlaan 26 te Scherpenzeel, ingediende bezwaarschrift. Het bezwaarschrift is gericht tegen uw besluit van 17-04-2015 met betrekking tot herziening uitkering ingevolge de Participatiewet

Met vriendelijke groet, namens de bezwarencommissie,

eft-Mulder zwarencommissie

INTERGEMEENTELIJKE ONAFHANKELIJKE BEZWARENCOMMISSIE S C H E R P E N Z E E L - W O U D E N B E R G

SECRETARIAAT SCHERPENZEEL POSTBUS 100 3925 ZJ SCHERPENZEEL TELEFOON: 033 277 2324 E-MAIL: [email protected]

ADVIES met betrekking tot het bezwaarschrift ingediend door mevrouw D. Lievestro, Vijverlaan 26 te Scherpenzeel, hierna te noemen: reclamant gericht tegen het besluit namens burgemeester en wethouders van Scherpenzeel van 17-04-2015 met betrekking tot herziening uitkering ingevolge de Participatiewet. Datum advies: 15 juli 2015

Proces

Bij beschikking van 17 april 2015 is reclamant geïnformeerd dat over de periode uitkering 1 januari 2011 tot 1 januari 2015 ten onrechte een te hoog bedrag aan uitkering ingevolge de Participatiewet is verstrekt. Bij schrijven van 25 mei 2015 heeft reclamant tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Reclamant is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door de bezwarencommissie op 6 juli 2015 en heeft hiervan gebruik gemaakt. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mevrouw G.B. van Rooijen-van Geel en mevrouw J.E. van der Lelie beiden werkzaam bij de gemeente Scherpenzeel.

Overwegingen

Ontvankelijkheid Ingevolge het eerste lid van art. 6:5 Awb wordt het bezwaarschrift ondertekend en bevat het tenminste, de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving waartegen het bezwaar is gericht, de grond van bezwaar. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is volgens art 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken. Volgens art 6:8 Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift is binnen de wettelijke termijn ingediend en voldoet aan de vormvereisten, zodat reclamant in zijn bezwaren kan worden ontvangen. Inhoudeliik/wetteliik kader Participatiewet Artikel 17. Inlichtingenplicht 1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is. 2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet, waaronder in ieder geval wordt verstaan het verlenen van medewerking aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met zijn arbeidsinschakeling. 3. Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht. 4. Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de

identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet. Artikel 19. Voorwaarden 1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op algemene bijstand indien: a. het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm; en b. er geen in aanmerking te nemen vermogen is. 2. De hoogte van de algemene bijstand is het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm. 3. In de algemene bijstand is een vakantietoeslag begrepen ter hoogte van 4,8 procent [Red: per 1 januari 2009: 5 procent] van die bijstand. 4. De algemene bijstand wordt verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verleent, krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is. Artikel 31. Middelen 1. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 2. (..) 3. (-.) 4. (..) 5. (..) 6. (..) 7. (..) 8. (..) Wet Inkomstenbelasting 2001 Artikel 8.15. Alleenstaande-ouderkorting 1. De alleenstaande-ouderkorting geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden: a. geen partner heeft; b. een huishouding voert met een kind dat in belangrijke mate door hem wordt onderhouden en op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, en c. deze huishouding voert met geen ander dan kinderen waarvan de jongste bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt 2. (..) 3. (-.) 4. (..)

De bezwaren Niet ter discussie staat dat reclamant over de periode 1 januari 2011 tot 1 januari 2015 de alleenstaande-ouderkorting heeft ontvangen van de Belastingdienst en deze niet in mindering is gebracht op de bijstandsuitkering van reclamant. De commissie deelt de mening van reclamant niet dat de van de belastingdienst ontvangen alleenstaande-ouderkorting een bijdrage is t.b.v. haar kind en niet voor haarzelf. Ingevolge de wet Inkomstenbelasting wordt de alleenstaande-ouderkorting tot de middelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Dergelijke middelen dienen op grond van de wet in mindering te worden gebracht op de bijstandsuitkering. De commissie deelt op grond hiervan de mening van de gemeente dat ten onrechte tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt over de periode 1 januari 2011 tot 1 januari 2015. Tijdens de zitting heeft de gemeente overigens kenbaar gemaakt dat als gevolg van onduidelijke belastingregels ten aanzien van het verkrijgen van alleenstaande-ouderkorting en de woonsituatie van reclamant, is afgezien van het opleggen van een sanctie. Dit neemt niet weg dat de gemeente het recht op uitkering over deze periode terecht heeft herzien en de alleenstaande-ouderkorting alsnog in mindering brengt en terugvordert.

Advies

De commissie adviseert het college reclamant in zijn bezwaar te ontvangen en het bezwaar ongegrond te verklaren.

Samenstelling commissie

Voorzitter Leden Secretaris

Ondertekening

De secretaris,

de heer drs. J. Dittner mevrouw mr. J.F. Bakkenes, de heer mr. Van Helden mevrouw B.S. van Ginkel-Schuur De voorzitter,

INTERGEMEENTELIJKE ONAFHANKELIJKE BEZWARENCOMMISSIE SCHERPENZEEL-WOUDENBERG SECRETARIAAT SCHERPENZEEL POSTBUS 100 3925 ZJ SCHERPENZEEL TELEFOON: 033 277 2324 E-MAIL: [email protected]

V E R S L A G I N HOOFDZAKEN van de besloten hoorzitting van de intergemeentelijke onafhankelijke bezwarencommissie ScherpenzeelWoudenberg van 6 juli 2015, aanvang 19.30 uur met betrekking tot het bezwaarschrift van mevrouw D. Lievestro, Vijverlaan 26 te Scherpenzeel gericht tegen tegen het besluit namens burgemeester en wethouders van Scherpenzeel van 17-04-2015 met betrekking tot herziening uitkering ingevolge de Participatiewet Locatie: Kulturhus De Breehoek te Scherpenzeel Aanwezig namens de commissie: de heer drs. J.H.M. Dittner (voorzitter), mevrouw J.F. Bakkenes, de heer A J . van Helden (leden) en mevrouw B.S. van Ginkel-Schuur (secretaris van de commissie) Reclamant: mevrouw D. Lievestro Namens de gemeente Scherpenzeel: mevrouw G.B. van Rooijen-van Geel en mevrouw J.E. van der Lelie, werkzaam bij de gemeente Verslaglegging: M.S. Bruinekreeft-Mulder 1. Opening De voorzitter opent de zitting. 2. Toelichting reclamant Mevrouw Lievestro maakt bezwaar tegen het besluit van de gemeente Scherpenzeel dat alleenstaande ouderkorting over een periode van vijfjaar terugbetaald moet worden. Mevrouw Lievestro heeft begrepen dat de

alleenstaande ouderkorting als verdienste wordt gezien, mevrouw vindt dat onterecht. 3. Toelichting gemeente Mevrouw Van Rooiien-van Geel voert het woord aan de hand van een pleitnotitie, die als bijlage bij dit verslag is gevoegd. 4. Vragen commissie Mevrouw Bakkenes vraagt of mevrouw Lievestro weet wanneer zij voor het eerst de heffingskorting van de belastingdienst heeft ontvangen. Mevrouw Lievestro antwoordt dat dit in 2010 of 2011 was en dat zij dat destijds ook bij de gemeente Scherpenzeel gemeld heeft. Destijds had zij een belastingschuld i.v.m. teveel ontvangen toeslagen. De heer Van Helden vraagt of de discussie gaat over het feit dat mevrouw de ouderkorting aftrekt bij de belasting en dit niet aan de gemeente meldt, en niet over de vraag of mevrouw überhaupt recht heeft op de korting. Mevrouw Van Rooijen-van Geel geeft aan dat mevrouw Lievestro recht heeft op de alleenstaande ouderkorting. Over de alleenstaande ouderkorting hoeft geen belasting betaald te worden en de korting wordt, in het kader van de participatiewet, gezien als inkomen. Dat inkomen moet opgegeven worden. De gemeente begrijpt dat er voor mevrouw onduidelijkheid is over het opgeven van inkomen, daarom is er geen sanctie opgelegd. 5. Reactie reclamant Mevrouw Lievestro geeft aan dat de terugvordering over een periode van vijfjaar gaat. Mevrouw laat elk jaar een financiële check doen en begrijpt niet dat dit na vijfjaar pas aan de orde komt. Het komt op mevrouw over alsof de gemeente het is vergeten. Mevrouw Van der Lelie reageert dat mevrouw Lievestro op 1 januari 2011 in de bijstand is gekomen. Bij alleenstaande ouders wordt altijd benadrukt de korting onder de aandacht te houden. De aanvraag is tijdens de afwezigheid van mevrouw Van der Lelie door een collega behandeld die mevrouw Lievestro hier ook op heeft gewezen. Afgelopen jaar is tijdens de financiële check door mevrouw Lievestro een aanslag inkomstenbelasting met een teruggave overlegd. Hierop stond de alleenstaande ouderkorting, de gemeente heeft dit bij de belastingdienst nagevraagd en bij hen was ook onduidelijkheid. Het blijkt dat mevrouw inwonend bij iemand is, maar daar wel een huurcontract heeft waardoor ze recht heeft op de alleenstaande ouderkorting. Mevrouw heeft ieder jaar alleenstaande ouderkorting ontvangen via de aangifte inkomstenbelasting, maar dit nooit eerder aan de gemeente overlegd. Mevrouw Lievestro zegt dat ze naar haar weten elk jaar alles op heeft gegeven. 6. Sluiting De voorzitter sluit de zitting.

GEMEENTE SCHERPENZEEL Pleitnotitie Datum: 6 juli 2015

fiSttSfiL Het bezwaar van mevrouw D. Lievestro, Vijverlaan 36, 3925 EM Scherpenzeel. Gericht teoen: het besluit, namens burgemeester en wethouders d.d. 17 april 2015, verzonden 23 april 2015, waarin besloten is de uitkering op grond van de Participatiewet, te herzien. Geachte voorzitter en leden van de bezwarencommissie, Op 17 april 2015 heeft ons college besloten de uitkering voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud, op grond van de Participatiewet, van mevrouw Lievestro te herzien. Reden hiervoor Is dat mevrouw Lievestro over de periode 1 januari 2011 tot 1 januari 2015 van de Belastingdienst de alleenstaande ouderkorting heeft ontvangen. Bezwaar Het bezwaar d.d. 25 mei 2015, door ons ontvangen op 26 mei 2015 luidt kort samengevat als volgt: 1. Dit is een belastingkorting voor het kind en niet voor de ouder 2. De gemeente doet ieder jaar een financiële check en mevrouw Lievestro is nooit aangesproken over deze belastingkorting. Juridisch kader De alleenstaande ouderkorting is een heffingskorting en wordt gezien als een middel in het kader van de Participatiewet (artikel 31, lid 1). Op grond van artikel 17 Participatiewet heeft mevrouw de verplichting direct alles te melden wat van invloed kan zijn op haar recht op uitkering. Dit was onder de oude wetgeving (Wet Werk en Bijstand) ook al zo. Verweer Ontvankelijkheid Het besluit is genomen op 17 april 2015 en op 23 april 2015 aan aanvrager verzonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift is ingekomen op 25 mei 2015 en is binnen de bezwarentermijn ontvangen. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend. Verder voldoet het bezwaarschrift aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Het bezwaarschrift is ontvankelijk. Overwegingen In 2011 Is reeds met mevrouw Lievestro gesproken over de alleenstaande ouderkorting. Bij brief van 14 juli 2011 is een bedrag terugbetaald omdat mevrouw Lievestro geen recht zou hebben op de alleenstaande ouderkorting. Nu blijkt uit onderzoek dat mevrouw over de jaren 2011-2015 toch deze heffingskorting heeft ontvangen.

-2-

Gronden van het bezwaar 1. Dit is een belastingkorting voor het kind en niet voor de ouder De alleenstaande ouderkorting is een heffingskorting en wordt gezien als een middel in het kader van de Participatiewet. Deze korting diende in mindering gebracht te worden op de uitkering (artikel 31 PW). 2. De gemeente doet ieder jaar een financiële check en mevrouw Lievestro is nooit aangesproken over deze belastingkorting. In 2011 is wel degelijk met mevrouw Lievestro gesproken over deze heffingskorting. Er is zelfs een bedrag aan haar terugbetaald omdat zij hier geen recht op zou hebben. Wij doen jaarlijks een heronderzoek. Daarin wordt expliciet gevraagd of er een wijziging in de heffingskorting heelt plaatsgevonden. Die vraag heeft mevrouw Lievestro altijd met nee beantwoord. Verder heeft zij ook nooit opgegeven een teruggave van de Belastingdienst te hebben ontvangen n.a.v. aangifte inkomstenbelasting. Sterker nog ze heeft altijd laten zien dat ze een schuld bij de Belastingdienst had. Tijdens het laatste heronderzoek heeft ze wel een teruggave overlegd. Toen is direct de Belastingdienst gebeld of mevrouw wel recht had op deze heffingskorting. Bij mevrouw zijn ook teruggaven van de jaren daarvoor opgevraagd omdat ze wel recht bleek te hebben.

Conclusie Gezien het vorenstaande zijn wij van oordeel dat het bezwaar ontvankelijk en ongegrond is. Met vriendelijke groet, namens het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel Linda van Rooijen Jurist gemeente Scherpenzeel